ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
4.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 647/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 april 2005
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 1408/71 (3) en in Verordening (EEG) nr. 574/72 (4) dienen een aantal wijzigingen te worden aangebracht teneinde rekening te houden met de recente ontwikkelingen van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de toepassing van deze verordeningen te vergemakkelijken en de veranderingen weer te geven die zich in de wetgeving van de lidstaten op het gebied van de sociale zekerheid hebben voorgedaan. |
(2) |
Om de ontwikkelingen in de rechtspraak in aanmerking te nemen, moeten gevolgen worden getrokken uit de arresten die met name zijn geveld in de zaak-Johann Franz Duchon/Pensionsversicherungsanstalt der Angestellten (5) en in de zaak-Office national de l'emploi/Calogero Spataro (6). |
(3) |
Gelet op de arresten Friedrich Jauch/Pensionsversicherungsanstalt der Arbeiter, en Ghislain Leclere en Alina Deaconescu tegen Caisse nationale des prestations familiales (7) over de kwalificatie van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, moeten met het oog op de rechtszekerheid de twee cumulatieve criteria waarmee rekening dient te worden gehouden, worden gepreciseerd, zodat dergelijke prestaties rechtsgeldig kunnen zijn opgenomen in bijlage II bis van Verordening (EEG) nr. 1408/71. Op grond hiervan dient de bijlage te worden herzien, tevens rekening houdend met de wetswijzigingen die zich in de lidstaten hebben voorgedaan met betrekking tot dit soort prestaties die gezien hun gemengde aard het voorwerp van een specifieke coördinatie uitmaken. Om de rechten van de begunstigden te beschermen, moeten voorts de overgangsbepalingen worden vastgesteld voor de prestatie die het voorwerp uitmaakte van het bovengenoemde arrest-Jauch. |
(4) |
Op grond van de rechtspraak betreffende de verhoudingen tussen Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de bepalingen van de bilaterale socialezekerheidsovereenkomsten dient bijlage III van die verordening te worden herzien. De vermelding in deel A van bijlage III is namelijk slechts verantwoord in twee gevallen: indien ze gunstiger is voor de migrerende werknemers (8), of indien ze specifieke en uitzonderlijke situaties betreft, die meestal met historische omstandigheden verband houden. Vermelding in deel B kan slechts indien uitzonderlijke en objectieve situaties een afwijking van artikel 3, lid 1, van die verordening en van de artikelen 12, 39 en 42 van het Verdrag verantwoorden (9). |
(5) |
Om de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 te vergemakkelijken, moet in bepalingen worden voorzien enerzijds voor de ambtenaren en met hen gelijkgestelden en anderzijds voor het rijdend, varend of vliegend personeel van ondernemingen voor internationaal vervoer van personen of goederen per spoor, over de weg, door de lucht of over de binnenwateren, en moet ook worden bepaald hoe het bedrag wordt berekend dat in het kader van artikel 23 van die verordening in aanmerking moet worden genomen. |
(6) |
De herziening van bijlage II bis bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 zal leiden tot de schrapping van een aantal bestaande vermeldingen en, rekening houdend met wijzigingen in de nationale wetgeving van sommige lidstaten, tot de opname van bepaalde nieuwe vermeldingen. In het laatste geval moeten de lidstaten nagaan of overgangsregelingen of bilaterale oplossingen nodig zijn om rekening te houden met de situatie van personen van wie de verkregen rechten dientengevolge kunnen worden aangetast, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 4, lid 2 bis, wordt vervangen door de volgende tekst: „2 bis. Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in lid 1, bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand. „Bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” zijn prestaties die:
en
|
3) |
Artikel 7, lid 2, onder c), wordt vervangen door:
|
4) |
Artikel 9 bis wordt vervangen door: „Artikel 9 bis Verlenging van de referentieperiode Indien de wetgeving van een lidstaat de erkenning van het recht op een prestatie afhankelijk stelt van de vervulling van een minimumverzekeringstijdvak gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de verzekerde gebeurtenis (referentieperiode) en wanneer in deze wetgeving wordt bepaald dat de bedoelde referentieperiode wordt verlengd met tijdvakken waarin uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat uitkeringen zijn verleend of door tijdvakken die op het grondgebied van die lidstaat aan de opvoeding van de kinderen werden gewijd, dan wordt de bedoelde referentieperiode eveneens verlengd met tijdvakken waarin uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat invaliditeits- of ouderdomspensioenen, of prestaties wegens ziekte, werkloosheid, arbeidsongeval of beroepsziekte zijn verleend en met tijdvakken die op het grondgebied van een andere lidstaat aan de opvoeding van kinderen werden gewijd.”. |
5) |
In artikel 10 bis wordt lid 1 vervangen door: „1. De bepalingen van artikel 10 en van titel III zijn niet van toepassing op de in artikel 4, lid 2 bis, bedoelde bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties. De personen waarop deze verordening van toepassing is, ontvangen deze prestaties uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar zij wonen en krachtens de wetgeving van die lidstaat, voorzover deze prestaties zijn vermeld in bijlage II bis. De prestaties worden door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.”. |
6) |
In artikel 23 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd: „2 bis. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin er in de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving een bepaalde referentieperiode is vastgesteld en deze periode in het betrokken geval volledig of gedeeltelijk overeenstemt met de tijdvakken welke de betrokkene krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten heeft vervuld.”. |
7) |
In artikel 35 wordt lid 2 geschrapt. |
8) |
In artikel 69 wordt lid 4 geschrapt. |
9) |
De volgende artikelen 95 septies en 95 octies worden ingevoegd: „Artikel 95 septies Overgangsbepalingen met betrekking tot bijlage II, sectie I, rubrieken „D. DUITSLAND” en „R. OOSTENRIJK”. 1. Aan bijlage II, sectie I, rubriek „D. DUITSLAND” en „R. OOSTENRIJK”, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (10) kan geen enkel recht worden ontleend voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2005. 2. Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid, werkzaamheden anders dan in loondienst of wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór 1 januari 2005 is vervuld. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens deze verordening zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór 1 januari 2005 heeft plaatsgevonden. 4. Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 1 januari 2005, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend. 5. De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór 1 januari 2005 werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van deze verordening, worden herzien. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de overige in artikel 78 bedoelde uitkeringen. 6. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 januari 2005 wordt ingediend, worden de rechten die uit deze verordening voortvloeien met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast. 7. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na 1 januari 2005 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat van toepassing zijn. Artikel 95 octies Overgangsbepalingen betreffende de schrapping van de vermelding in bijlage II bis van de Oostenrijkse bijstand (Pflegegeld). In het geval van de verzoeken om bijstand uit hoofde van de federale Oostenrijkse bijstandswet (Bundespflegegeldgesetz) die uiterlijk op 8 maart 2001 zijn ingediend, blijft deze bepaling op grond van artikel 10 bis, lid 3, van deze verordening van toepassing zolang de begunstigde van de bijstand na 8 maart 2001 in Oostenrijk blijft wonen.”. |
10) |
De bijlagen II, II bis, III, IV en VI worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I van deze verordening. |
Artikel 2
Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 4 wordt lid 11 geschrapt. |
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 10 quater Formaliteiten in geval van toepassing van artikel 13, lid 2, punt d), van de verordening op ambtenaren en met hen gelijkgestelden. Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, punt d), verstrekt het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling van toepassing is een bewijs waarin wordt verklaard dat de ambtenaar of de met hem gelijkgestelde aan de wetgeving van deze lidstaat is onderworpen.”. |
3) |
Artikel 12 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 32 bis wordt geschrapt. |
5) |
De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II van deze verordening. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, punt 9), voorzover dit artikel 95 septies van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreft, bijlage I, punt 1a), en bijlage I, punt 1b), en bijlage II, punten 2 en 4, zijn van toepassing vanaf 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 13 april 2005.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. P. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 80 van 30.3.2004, blz. 118.
(2) Advies van het Europees Parlement van 11 maart 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 15 november 2004 (PB C 38 E van 15.2.2005, blz. 21) en Standpunt van het Europees Parlement van 8 maart 2005 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(3) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97 (PB L 28 van 30.1.1997, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 1) en ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening bij Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).
(4) PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004.
(5) Arrest van 18 april 2002 in zaak C-290/00 (Jurispr. 2002, blz. I-3567).
(6) Arrest van 13 juni 1996 in zaak C-170/95 (Jurispr. 1996, blz. I-2921).
(7) Arresten van 8 maart 2001 in zaak C-215/99 (Jurispr. 2001, blz. I-1901) en van 31 mei 2001 in zaak C-43/99 (Jurispr. 2001, blz. I-4265).
(8) Het beginsel van de meest gunstige behandeling is door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in herinnering gebracht in zijn arresten van 7 februari 1991, zaak C-227/89, Jurispr. 1991, blz. I-323; van 9 november 1995, zaak C-475/93, Jurispr. 1995, blz. I-3813; van 9 november 2000, zaak C-75/99, Jurispr. 2000, blz. I-9399; en van 5 februari 2002, zaak C-277/99, Jurispr. 2002, blz. I-1261.
(9) Arrest van 30 april 1996, zaak C-214/94, Jurispr. 1996, blz. I-2253; - Arrest van 30 april 1996, zaak C-308/93, Jurispr. 1996, blz. I-2097 en - Arrest van 15 januari 2002, zaak C-55/00, Jurispr. 2002, blz. I-413.
(10) PB L 117 van 4.5.2005, blz. 1.
BIJLAGE I
De bijlagen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage II bis wordt vervangen door de onderstaande tekst die de ongewijzigde vermeldingen omvat zoals die zijn opgenomen in het Toetredingsverdrag van 2003: „BIJLAGE II bis Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties Artikel 10 bis A. BELGIË
B. TSJECHISCHE REPUBLIEK Sociale uitkering (Wet nr. 117/1995 Sb. betreffende het overheidsstelsel van sociale bijstand). C. DENEMARKEN Huisvestingskosten van gepensioneerden (wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij wet nr. 204 van 29 maart 1995). D. DUITSLAND Basisinkomen voor levensonderhoud voor ouderen en voor personen met een verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van Hoofdstuk 4 van Boek XII van het Sociaal Wetboek. E. ESTLAND
F. GRIEKENLAND De bijzondere prestaties voor bejaarden (Wet 1296/82). G. SPANJE
H. FRANKRIJK
I. IERLAND
J. ITALIË
K. CYPRUS
L. LETLAND
M. LITOUWEN
N. LUXEMBURG Inkomen voor zwaar gehandicapten (artikel 1, lid 2, wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die erkend zijn als gehandicapte werknemers en tewerkgesteld zijn op de reguliere arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving. O. HONGARIJE
P. MALTA
Q. NEDERLAND
R. OOSTENRIJK De compenserende aanvulling (federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering (ASVG — Allgemeines Sozialversicherungsgesetz), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken (GSVG — Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz) en de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers (BSVG — Bauernsozialversicherungsgesetz). S. POLEN Sociaal pensioen (Socialebijstandswet van 29 november 1990). T. PORTUGAL
U. SLOVENIË
V. SLOWAKIJE Aanpassing van het pensioen als enige bron van inkomsten (Wet nr. 100/1988 Zb.). W. FINLAND
X. ZWEDEN
Y. VERENIGD KONINKRIJK
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage IV wordt sectie B als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
De bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 574/72 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage 2, in de rubriek „X. ZWEDEN”, wordt punt 2 vervangen door:
|
2) |
In bijlage 4, in de rubriek „D. DUITSLAND”, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
3) |
In bijlage 10, in de rubriek „C. DENEMARKEN”, wordt punt 1, eerste streepje, vervangen door:
|
4) |
In bijlage 10, in de rubriek „K. OOSTENRIJK”, wordt punt 1 vervangen door:
|
5) |
Bijlage 11 wordt geschrapt. |
4.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 648/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 april 2005
houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 26, 95, 133 en 135,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 2913/92 (3) zijn de regels vastgelegd voor de douanebehandeling van goederen die worden ingevoerd of uitgevoerd. |
(2) |
Er moet een gelijkwaardig beschermingsniveau worden ingesteld met betrekking tot douanecontroles op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Daartoe is het noodzakelijk de douanecontroles in de Gemeenschap op een gelijkwaardig niveau te brengen en erop te letten dat zij op geharmoniseerde wijze worden verricht door de lidstaten, die hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze controles. Deze controles moeten gebaseerd zijn op gezamenlijk overeengekomen normen en risicocriteria met betrekking tot de selectie van goederen en marktdeelnemers, teneinde de risico's voor de Gemeenschap en haar burgers en de handelspartners van de Gemeenschap zoveel mogelijk te beperken. De lidstaten en de Commissie moeten derhalve voor de gehele Gemeenschap een kader voor risicobeheer creëren ter ondersteuning van een gemeenschappelijke aanpak, zodat prioriteitenstelling effectief en allocatie van middelen efficiënt plaatsvinden, teneinde een juist evenwicht te handhaven tussen douanecontroles enerzijds en faciliteren van de legale handel anderzijds. Een dergelijk kader moet ook gemeenschappelijke criteria en geharmoniseerde vereisten voor geautoriseerde marktdeelnemers omvatten en garanderen dat dergelijke criteria en vereisten op geharmoniseerde wijze worden toegepast. De vaststelling van een kader voor risicobeheer dat gemeenschappelijk is voor alle lidstaten, mag de lidstaten niet verhinderen steekproefcontroles op goederen te verrichten. |
(3) |
Een lidstaat dient de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” te verlenen aan marktdeelnemers die voldoen aan bepaalde gemeenschappelijke criteria in verband met de controlesystemen, de financiële solvabiliteit en de staat van dienst op het gebied van naleving van verplichtingen door de marktdeelnemer. De door een lidstaat verleende status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt door de andere lidstaten erkend, maar verleent niet het recht om in de andere lidstaten automatisch in aanmerking te komen voor in de douanewetgeving vastgelegde vereenvoudigingen. De andere lidstaten dienen echter het gebruik van vereenvoudigingen door geautoriseerde marktdeelnemers toe te staan, mits zij aan alle specifieke vereisten voor de betrokken vereenvoudigingen voldoen. Bij de beoordeling van een verzoek om gebruik te maken van vereenvoudigingen hoeven de andere lidstaten de controlesystemen, de financiële solvabiliteit en de staat van dienst op het gebied van naleving van verplichtingen van de marktdeelnemer niet opnieuw te evalueren, aangezien de lidstaat die de ondernemer de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” heeft verleend, dit al heeft gedaan, maar moeten zij ervoor zorgen dat aan eventuele andere specifieke vereisten voor het gebruik van de betrokken vereenvoudiging is voldaan. Het gebruik van vereenvoudigingen in andere lidstaten mag ook worden gecoördineerd via een overeenkomst tussen de betrokken douaneautoriteiten. |
(4) |
Vereenvoudigingen krachtens de douanewetgeving laten de douanecontroles, zoals die in het communautair douanewetboek zijn vastgelegd, met name met betrekking tot veiligheid, verder onverlet. Deze controles vallen onder de verantwoordelijkheid van de douaneautoriteiten en dit recht om te controleren moet blijven gelden, hoewel de status van geautoriseerde marktdeelnemer door die autoriteiten erkend moet worden als een factor bij de risicoanalyse en bij het verlenen van faciliteiten aan de marktdeelnemer in verband met veiligheidsgerelateerde controles. |
(5) |
Op risicoanalyse gebaseerde informatie over import- en exportgoederen moet onderling worden gedeeld tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie. Te dien einde moet een gemeenschappelijk en beveiligd systeem worden opgezet, zodat de bevoegde autoriteiten deze informatie tijdig en effectief kunnen opvragen, doorzenden en uitwisselen. Dergelijke informatie mag ook met derde landen worden gedeeld indien een internationale overeenkomst daarin voorziet. |
(6) |
Er dient te worden verduidelijkt onder welke omstandigheden informatie die door marktdeelnemers aan de douane werd verstrekt, toegankelijk mag worden gemaakt voor andere autoriteiten in dezelfde lidstaat, in andere lidstaten, voor de Commissie, of voor autoriteiten in derde landen. Daartoe moet duidelijk worden aangegeven dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5) van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en door andere autoriteiten die gegevens ontvangen op grond van het communautair douanewetboek. |
(7) |
Teneinde passende, op een risicoanalyse gebaseerde controles te kunnen verrichten, dient verstrekking van informatie voorafgaand aan aankomst of vertrek verplicht te worden gesteld voor alle goederen die binnen of buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht, behalve voor goederen die over zee of door de lucht worden vervoerd zonder dat er in dit douanegebied een tussenstop wordt gemaakt. Dergelijke informatie moet beschikbaar zijn voordat de goederen binnen of buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht. Er kunnen verschillende termijnen en regels worden vastgesteld afhankelijk van het soort goederen, vervoer en marktdeelnemer; of wanneer internationale overeenkomsten in bijzondere veiligheidsvoorschriften voorzien. Teneinde veiligheidslacunes te voorkomen, moet deze verplichting ook worden ingevoerd voor goederen die in een vrije zone worden binnengebracht of deze verlaten. |
(8) |
Verordening (EEG) nr. 2913/92 moet dienovereenkomstig worden aangepast, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De volgende afdeling en het volgende artikel worden ingevoegd: „Afdeling 1 bis Geautoriseerde marktdeelnemers Artikel 5 bis 1. De douaneautoriteiten verlenen, indien nodig na overleg met andere bevoegde autoriteiten, op basis van de in lid 2 bedoelde criteria de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” aan in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde ondernemers. Een „geautoriseerde marktdeelnemer” komt in aanmerking voor faciliteiten met betrekking tot veiligheidsgerelateerde douanecontroles en/of voor in de douanewetgeving vastgelegde vereenvoudigingen. De status van „geautoriseerde marktdeelnemer” wordt, op basis van de in lid 2 vermelde voorschriften en voorwaarden, door de douaneautoriteiten van alle lidstaten erkend, zonder afbreuk te doen aan douanecontroles. De douaneautoriteiten verlenen, op grond van de erkenning van de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” en op voorwaarde dat de vereisten in verband met een bepaald type in de communautaire douanewetgeving vastgelegde vereenvoudiging zijn vervuld, toestemming aan de marktdeelnemer om van die vereenvoudiging gebruik te maken. 2. De criteria voor het verlenen van de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” omvatten:
Volgens de procedure van het comité worden voorschriften vastgesteld:
en van de voorwaarden waaronder:
|
3) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 1. De douaneautoriteiten kunnen onder de overeenkomstig de geldende bepalingen vastgestelde voorwaarden alle controlemaatregelen nemen die zij nodig achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving en van andere wetgeving betreffende binnenbrengen, uitgang, doorvoer, overbrengen en bijzondere bestemming van goederen welke vervoerd worden tussen het douanegebied van de Gemeenschap en derde landen en betreffende de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben. Douanecontroles die ertoe strekken de correcte toepassing van de communautaire wetgeving te garanderen, kunnen in een derde land worden verricht, voorzover een internationale overeenkomst daarin voorziet. 2. Douanecontroles, andere dan steekproefcontroles, moeten gebaseerd zijn op een door middel van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyse, die ertoe strekt de risico's in kaart te brengen en te kwantificeren alsmede de nodige maatregelen te ontwikkelen om de risico's te beoordelen op basis van criteria die op nationaal, op communautair, en, indien beschikbaar, op internationaal niveau zijn vastgesteld. Volgens de procedure van het comité worden een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, gemeenschappelijke criteria en prioritaire controlegebieden vastgesteld. De lidstaten zetten in samenwerking met de Commissie een elektronisch systeem op voor de uitvoering van het risicobeheer. 3. Controles die door andere autoriteiten dan de douaneautoriteiten worden verricht, geschieden in nauwe coördinatie met de douaneautoriteiten en zoveel mogelijk op hetzelfde ogenblik en op dezelfde plaats. 4. In het kader van de in dit artikel bedoelde controles mogen douane- en andere bevoegde autoriteiten, zoals veterinaire diensten en politiediensten, gegevens die zij hebben ontvangen in het kader van binnenkomst, uitgang, doorvoer, overbrengen en bijzondere bestemming van goederen welke vervoerd worden tussen het douanegebied van de Gemeenschap en derde landen en van de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben, aan elkaar, de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie doorgeven indien dit vereist is om de risico's te minimaliseren. Het doorgeven van vertrouwelijke gegevens aan douaneadministraties en andere diensten (bv. veiligheidsdiensten) van derde landen is uitsluitend toegestaan in het kader van een internationale overeenkomst, op voorwaarde dat de vigerende voorschriften inzake gegevensbescherming, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7), worden nageleefd. |
4) |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Alle inlichtingen van vertrouwelijke aard of die als vertrouwelijk zijn verstrekt, vallen onder het beroepsgeheim en worden door de bevoegde autoriteiten niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt. Het doorgeven van inlichtingen is evenwel toegestaan voorzover de bevoegde autoriteiten daartoe overeenkomstig de geldende bepalingen, met name in het kader van gerechtelijke procedures, gehouden zijn. Bij het openbaar maken of doorgeven van inlichtingen worden de geldende voorschriften inzake gegevensbescherming, met name Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001, strikt nageleefd.”. |
5) |
In artikel 16 wordt „de douanecontrole” vervangen door „douanecontroles”. |
6) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 36 bis 1. Van goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, wordt een summiere aangifte gedaan, behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt. 2. De summiere aangifte wordt ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij een ander douanekantoor wordt ingediend, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van binnenkomst. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat het indienen van een summiere aangifte wordt vervangen door het indienen van een kennisgeving en het verlenen van toegang tot de gegevens van de summiere aangifte in het geautomatiseerde systeem van de marktdeelnemer. 3. De summiere aangifte wordt ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht. 4. Volgens de procedure van het comité worden bepaald:
zulks op grond van specifieke omstandigheden en met betrekking tot bepaalde goederenbewegingen, vervoersmodaliteiten of marktdeelnemers, of indien er, uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake de veiligheid specifieke regelingen gelden. Artikel 36 ter 1. Volgens de procedure van het comité worden voor de summiere aangifte een gemeenschappelijke gegevensset en een gemeenschappelijk formaat vastgesteld die, hoofdzakelijk om redenen van beveiliging en veiligheid, de gegevens bevatten die nodig zijn voor een risicoanalyse en de juiste toepassing van douanecontroles en waarbij, indien toepasselijk, internationale normen en handelsgebruiken in acht worden genomen. 2. De summiere aangifte wordt ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatie, mits deze de benodigde gegevens bevatten. In uitzonderlijke omstandigheden mogen de douaneautoriteiten summiere aangiften op papier aanvaarden, mits zij hierbij hetzelfde niveau van risicobeheer toepassen als bij summiere aangiften ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking. 3. De summiere aangifte wordt ingediend door de persoon die de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap binnenbrengt of die de aansprakelijkheid aanvaardt voor het vervoer van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap. 4. Niettegenstaande de verplichting van de in lid 3 bedoelde persoon kan de summiere aangifte in plaats daarvan worden ingediend door:
5. Aan de in lid 3 of lid 4 bedoelde persoon wordt op zijn verzoek toegestaan één of meer van de gegevens in de summiere aangifte te wijzigen nadat deze bij de douaneautoriteiten is ingediend. Wijziging is echter niet meer mogelijk nadat de douaneautoriteiten:
Artikel 36 quater 1. Het douanekantoor van binnenkomst kan ontheffing van indiening van een summiere aangifte verlenen met betrekking tot goederen waarvoor, vóór het verstrijken van de in artikel 36 bis, leden 3 en 4, bedoelde termijn, een douaneaangifte is ingediend. In een dergelijk geval moet de douaneaangifte ten minste de voor een summiere aangifte benodigde gegevens bevatten. Totdat de douaneaangifte is aanvaard overeenkomstig artikel 63, heeft zij de status van een summiere aangifte. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de douaneaangifte bij een douanekantoor van invoer, welke niet het douanekantoor van binnenkomst is, wordt ingediend, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van binnenkomst. 2. Indien de douaneaangifte niet wordt ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking, passen de douaneautoriteiten op de gegevens hetzelfde niveau van risicobeheer toe als bij douaneaangiften met gebruikmaking van geautomatiseerde gegevensverwerking.”. |
7) |
In artikel 37, lid 1, wordt „door de douaneautoriteiten worden gecontroleerd” vervangen door „aan douanecontroles worden onderworpen” en in artikel 38, lid 3, wordt „controle” vervangen door „douanecontroles”. |
8) |
Artikel 38, lid 5, wordt vervangen door: „5. De leden 1 tot en met 4 en de artikelen 36 bis tot en met 36 quater en 39 tot en met 53 zijn niet van toepassing op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk hebben verlaten op een traject over zee of door de lucht tussen twee punten in dat gebied, mits het vervoer rechtstreeks en via een geregelde lijnvlucht- of lijnvaartdienst zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Gemeenschap plaatsvindt.”. |
9) |
Artikel 40 wordt vervangen door: „Artikel 40 Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, worden bij de douane aangebracht door de persoon die ze aldaar heeft binnengebracht of, in voorkomend geval, door de persoon die de aansprakelijkheid aanvaardt van het vervoer van de goederen nadat deze zijn binnengebracht, behalve wanneer de goederen uitsluitend door het luchtruim of de territoriale wateren van het douanegebied gaan zonder dat er een tussenstop wordt gemaakt in dit gebied. De persoon die de goederen aanbrengt, verwijst naar de eerder voor deze goederen ingediende summiere aangifte of douaneaangifte.”. |
10) |
Titel III, hoofdstuk 3, wordt gewijzigd in „Lossing van bij de douane aangebrachte goederen”. |
11) |
De artikelen 43 tot en met 45 worden geschrapt. |
12) |
Artikel 170, lid 2, wordt vervangen door: „2. Bij de douane worden goederen aangebracht en aan de voorgeschreven douaneformaliteiten onderworpen die:
|
13) |
Artikel 176, lid 2, wordt vervangen door: „2. Bij overlading van goederen binnen een vrije zone dienen de hierop betrekking hebbende bescheiden ter beschikking van de douaneautoriteiten te worden gehouden. De opslag van goederen voor korte tijd, in verband met deze overlading, wordt beschouwd als een integraal deel van de overlading. Voor goederen die rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Gemeenschap een vrije zone worden binnengebracht, dan wel vanuit een vrije zone rechtstreeks het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, moet een summiere aangifte worden ingediend overeenkomstig respectievelijk de artikelen 36 bis tot en met 36 quater of 182 bis tot en met 182 quinquies.”. |
14) |
Artikel 181 wordt vervangen door: „Artikel 181 De douaneautoriteiten vergewissen zich ervan dat, wanneer goederen vanuit een vrije zone of een vrij entrepot het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, de bepalingen inzake uitvoer, passieve veredeling, wederuitvoer, schorsingsregelingen of intern douanevervoer alsmede de bepalingen van titel V worden nageleefd.”. |
15) |
In artikel 182, lid 3, eerste zin, worden de woorden „van de wederuitvoer of” geschrapt. |
16) |
In titel V (Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten) worden de volgende artikelen ingevoegd: „Artikel 182 bis 1. Van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, wordt een douaneaangifte of, wanneer geen douaneaangifte vereist is, een summiere aangifte gedaan, behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop wordt gemaakt in dit gebied. 2. Volgens de procedure van het comité worden bepaald:
zulks op grond van specifieke omstandigheden en met betrekking tot bepaalde goederenbewegingen, vervoersmodaliteiten of marktdeelnemers of indien uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake de veiligheid specifieke regelingen gelden. Artikel 182 ter 1. In het geval dat aan goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten een douanebestemming wordt gegeven waarvoor krachtens de douanewetgeving een douaneaangifte is vereist, wordt deze douaneaangifte bij het douanekantoor van uitvoer ingediend voordat de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht. 2. Indien het douanekantoor van uitvoer niet tevens het douanekantoor van uitgang is, dient het douanekantoor van uitvoer de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch aan het douanekantoor van uitgang door te sturen of ter beschikking te stellen. 3. De douaneaangifte moet ten minste de voor de summiere aangifte benodigde gegevens bedoeld in artikel 182 quinquies, lid 1, bevatten. 4. Indien de douaneaangifte niet wordt ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking, passen de douaneautoriteiten op de gegevens hetzelfde niveau van risicobeheer toe als bij aangiften met gebruikmaking van geautomatiseerde gegevensverwerking. Artikel 182 quater 1. In het geval dat aan goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten geen douanebestemming wordt gegeven waarvoor een douaneaangifte is vereist, wordt bij het douanekantoor van uitgang een summiere aangifte ingediend voordat de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht. 2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij een ander douanekantoor wordt ingediend, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van uitgang. 3. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat het indienen van een summiere aangifte wordt vervangen door het indienen van een kennisgeving en het verlenen van toegang tot de gegevens van de summiere aangifte in het geautomatiseerde systeem van de marktdeelnemer. Artikel 182 quinquies 1. Volgens de procedure van het comité worden voor de summiere aangifte een gemeenschappelijke gegevenset en een gemeenschappelijk formaat vastgesteld die, hoofdzakelijk om redenen van beveiliging en veiligheid, de gegevens bevatten die nodig zijn voor een risicoanalyse en de juiste toepassing van douanecontroles en waarbij, indien toepasselijk, internationale normen en handelsgebruiken in acht worden genomen. 2. De summiere aangifte wordt ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatie, mits deze de benodigde gegevens bevatten. In uitzonderlijke omstandigheden mogen de douaneautoriteiten summiere aangiften op papier aanvaarden, mits zij hierbij hetzelfde niveau van risicobeheer toepassen als bij summiere aangiften ingediend met gebruikmaking van automatische gegevensverwerking. 3. De summiere aangifte wordt ingediend door:
4. Aan de in lid 3 bedoelde persoon wordt op zijn verzoek toegestaan een of meer van de gegevens in de summiere aangifte te wijzigen nadat deze bij douaneautoriteiten is ingediend. Wijziging is echter niet meer mogelijk nadat de douaneautoriteiten:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5 bis, lid 2, artikel 13, lid 2, tweede alinea, artikel 36 bis, lid 4, artikel 36 ter, lid 1, artikel 182 bis, lid 2, en artikel 182 quinquies, lid 1, zijn van toepassing met ingang van 11 mei 2005.
Alle andere bepalingen zijn van toepassing zodra de krachtens de in de tweede alinea bedoelde artikelen vastgestelde uitvoeringsbepalingen in werking zijn getreden. Elektronische aangifte en geautomatiseerde systemen voor de uitvoering van risicobeheer en voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen douanekantoren van binnenkomst, invoer, uitvoer en uitgang, als bedoeld in de artikelen 13, 36 bis, 36 ter, 36 quater, 182 ter, 182 quater en 182 quinquies, worden uiterlijk drie jaar na de datum waarop deze artikelen van toepassing worden, ingevoerd.
Uiterlijk twee jaar na de datum waarop deze artikelen van toepassing worden, beoordeelt de Commissie elk verzoek van de lidstaten om een verlenging van de in de derde alinea bedoelde periode van drie jaar voor de elektronische aangifte en geautomatiseerde systemen voor de uitvoering van risicobeheer en voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen douanekantoren. De Commissie legt aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor en stelt in voorkomend geval een wijziging van de in de tweede zin van de derde alinea bedoelde datum voor.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 13 april 2005.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. P. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 110 van 30.4.2004, blz. 72.
(2) Advies van het Europees Parlement van 20 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 november 2004 (PB C 38 E van 15.2.2005, blz. 36) en standpunt van het Europees Parlement van 23 februari 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(4) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(5) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(7) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.”
4.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117/20 |
BESLUIT Nr. 649/2005/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 april 2005
houdende wijziging van Besluit nr. 1419/1999/EG tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor het tijdvak 2005 tot 2019
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 151,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit nr. 1419/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor het tijdvak 2005 tot 2019 (3) heeft tot doel de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen voor het voetlicht te brengen en ertoe bij te dragen dat de burgers van de Unie elkaar beter leren kennen. |
(2) |
Bijlage I bij Besluit nr. 1419/1999/EG geeft de chronologische volgorde aan waarin de lidstaten hun kandidatuur voor dit evenement kunnen indienen. Deze bijlage beperkt zich tot de landen die ten tijde van de goedkeuring van het besluit, op 25 mei 1999, lidstaten waren. |
(3) |
Artikel 6 van Besluit nr. 1419/1999/EG bepaalt dat dit besluit kan worden herzien, met name met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie. |
(4) |
In het licht van de uitbreiding van 2004 is het belangrijk dat de nieuwe lidstaten binnen een korte tijdspanne eveneens in de gelegenheid worden gesteld kandidaten voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor te dragen, zonder dat de volgorde voor de andere lidstaten verandert, zodanig dat vanaf 2009 tot aan het einde van de huidige communautaire actie elk jaar twee hoofdsteden in de lidstaten kunnen worden aangewezen. |
(5) |
Besluit nr. 1419/1999/EG dient derhalve te worden gewijzigd, |
BESLUITEN:
Artikel 1
Besluit nr. 1419/1999/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende overweging wordt ingevoegd:
|
2) |
In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door de volgende tekst: „1. Steden in de lidstaten worden bij toerbeurt als Culturele Hoofdstad van Europa aangewezen in de volgorde van de lijst van bijlage I. Tot en met 2008 wordt een stad aangewezen in de lidstaat die volgens de lijst aan de beurt is. Vanaf 2009 wordt een stad aangewezen in elk van de lidstaten die volgens de lijst aan de beurt zijn. In onderlinge overeenstemming kunnen de betrokken lidstaten deze chronologische volgorde wijzigen. Elke lidstaat die aan de beurt is, draagt uiterlijk vier jaar voor de aanvang van het evenement één of meer steden voor aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het Comité van de Regio's. Eventueel gaat deze voordracht vergezeld van een aanbeveling van de betrokken lidstaat.”. |
3) |
Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.
Gedaan te Straatsburg, 13 april 2005.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. P. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 121 van 30.4.2004, blz. 15.
(2) Advies van het Europees Parlement van 22 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad); gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 oktober 2004 (PB C 25 E van 1.2.2005, blz. 41) en standpunt van het Europees Parlement van 22 februari 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 166 van 1.7.1999, blz. 1.
BIJLAGE
VOLGORDE BIJ HET VOORDRAGEN VAN CULTURELE HOOFDSTEDEN VAN EUROPA
2005 |
Ierland |
|
2006 |
Griekenland (1) |
|
2007 |
Luxemburg |
|
2008 |
Verenigd Koninkrijk |
|
2009 |
Oostenrijk |
Litouwen |
2010 |
Duitsland |
Hongarije |
2011 |
Finland |
Estland |
2012 |
Portugal |
Slovenië |
2013 |
Frankrijk |
Slowakije |
2014 |
Zweden |
Letland |
2015 |
België |
Tsjechië |
2016 |
Spanje |
Polen |
2017 |
Denemarken |
Cyprus |
2018 |
Nederland (1) |
Malta |
2019 |
Italië |
|
(1) De Raad Cultuur/Audiovisuele sector heeft op zijn bijeenkomst van 28 mei 1998 kennisgenomen van de toerbeurt tussen Griekenland en Nederland, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Besluit nr. 1419/1999/EG.
Rectificaties
4.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117/22 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 870/2004 van de Raad van 24 april 2004 tot vaststelling van een communautair programma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1467/94
( Publicatieblad van de Europese Unie L 162 van 30 april 2004 )
Op de omslag, op bladzijde 18 in de titel en op bladzijde 23 in de slotformule:
in plaats van:
„24 april 2004”
te lezen:
„26 april 2004”.
4.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 117/22 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1590/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van een communautair programma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1467/94
( Publicatieblad van de Europese Unie L 304 van 30 september 2004 )
Aangezien de tekst van deze verordening reeds gepubliceerd is als Verordening (EG) nr. 870/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 18), wordt de tweede publicatie in PB L 304 van 30.9.2004, blz. 1, hierbij ingetrokken.