ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 104

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
23 april 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 625/2005 van de Commissie van 22 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 626/2005 van de Commissie van 22 april 2005 tot schorsing van de boteraankopen in sommige lidstaten

3

 

*

Verordening (EG) nr. 627/2005 van de Commissie van 22 april 2005 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 206/2005 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm

4

 

*

Verordening (EG) nr. 628/2005 van de Commissie van 22 april 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen

5

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 14 april 2005 tot afsluiting van de procedure van overleg met de Republiek Guinee overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou

33

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 februari 2005 betreffende het verzoek dat het Verenigd Koninkrijk heeft ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 411)

37

 

*

Beschikking van de Commissie van 21 april 2005 inzake de veiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen met betrekking tot drijvende vrijetijdsartikelen voor gebruik op of in het water moeten voldoen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1209)  ( 1 )

39

 

 

Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers

 

*

Besluit nr. 200 van 15 december 2004 betreffende de werkmethodes en de samenstelling van de Technische Commissie voor de gegevensverwerking van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers ( 1 )

42

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 607/2005 van de Commissie van 18 april 2005 houdende vierde wijziging van Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (PB L 100 van 20.4.2005)

46

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/1


VERORDENING (EG) Nr. 625/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 22 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

112,8

204

98,4

212

118,7

624

168,0

999

124,5

0707 00 05

052

139,7

204

60,1

999

99,9

0709 90 70

052

100,3

204

32,6

999

66,5

0805 10 20

052

50,6

204

46,8

212

56,8

220

48,5

400

51,4

624

59,0

999

52,2

0805 50 10

052

42,8

388

67,6

400

58,9

528

64,2

624

62,2

999

59,1

0808 10 80

388

86,3

400

128,6

404

108,7

508

69,7

512

74,2

524

68,1

528

63,1

720

81,7

804

104,1

999

87,2

0808 20 50

388

83,7

512

66,3

528

67,0

720

32,9

999

62,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/3


VERORDENING (EG) Nr. 626/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2005

tot schorsing van de boteraankopen in sommige lidstaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 is bepaald dat de Commissie de aankopen in een lidstaat opent, respectievelijk schorst, zodra is geconstateerd dat de marktprijs daar gedurende twee opeenvolgende weken beneden, respectievelijk op of boven, 92 % van de interventieprijs ligt.

(2)

De meest recente lijst van lidstaten waar de interventie wordt geschorst, is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 592/2005 van de Commissie (3). Deze lijst moet worden aangepast om rekening te houden met de nieuwe marktprijzen die door Slowakije en het Verenigd Koninkrijk zijn meegedeeld op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2771/1999. Duidelijkheidshalve moet de lijst worden vervangen en Verordening (EG) nr. 592/2005 worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde aankopen van boter worden in België, Denemarken, Cyprus, Hongarije, Malta, Griekenland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, Finland en het Verenigd Koninkrijk geschorst.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 592/2005 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 23 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).

(3)  PB L 98 van 16.4.2005, blz. 19.


23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/4


VERORDENING (EG) Nr. 627/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2005

tot intrekking van Verordening (EG) nr. 206/2005 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 518/94 (1), en met name op artikel 21, lid 2, onder b),

Gelet op Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83 (2), en met name artikel 18, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 maart 2004 heeft de Commissie een vrijwaringsonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van gekweekte zalm in de Gemeenschap. Op 4 februari 2005 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 206/2005 (3) definitieve vrijwaringsmaatregelen ingesteld.

(2)

Op 23 oktober 2004 heeft de Commissie een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen. Op 22 april 2005 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 628/2005 (4) voorlopige antidumpingmaatregelen ingesteld.

(3)

De instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm, ongeacht de oorsprong, volgde op een onderzoek dat betrekking had op de periode 2000–2003. De Commissie heeft eerst voorlopig vastgesteld dat de invoer uit Noorwegen, in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004, is blijven stijgen en er sprake is van schadelijke dumping. Vervolgens heeft zij voorlopige antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen.

(4)

De invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen in het jaar eindigend op 30 september 2004 bedroeg ongeveer 60 % van de communautaire markt en ongeveer 75 % van de totale invoer in de Gemeenschap. In Verordening (EG) nr. 206/2005 had de Commissie al verklaard dat de aanzienlijke stijging van de invoer – vanwege de prijsdaling die daarmee gepaard ging – rampzalige gevolgen had voor de winstgevendheid van de producenten van de Gemeenschap. Het doel van de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen was het elimineren van het oneerlijke prijselement van deze invoer. Ook mag worden verwacht dat zij de kwantitatieve toename van de invoer uit Noorwegen, de voornaamste bron van invoer in de Gemeenschap, zullen afremmen. Derhalve luidt de conclusie in de specifieke omstandigheden van dit geval dat de antidumpingmaatregelen voldoende zijn om de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt, te bestrijden en het derhalve niet langer nodig is de vrijwaringsmaatregelen te handhaven. Deze worden derhalve gelijktijdig met de inwerkingtreding van de antidumpingmaatregelen ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Enig artikel

Verordening (EG) nr. 206/2005 wordt ingetrokken.

Deze verordening treedt in werking op 27 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2200/2004 (PB L 374 van 22.12.2004, blz. 1).

(2)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 427/2003 (PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1).

(3)  PB L 33 van 5.2.2005, blz. 8.

(4)  Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.


23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/5


VERORDENING (EG) Nr. 628/2005 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2005

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,

Na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Ingetrokken maatregelen

(1)

Op 6 maart 2004 heeft de Commissie, op basis van Verordening (EG) nr. 3285/94 (2) resp. Verordening (EG) nr. 519/94 (3), een vrijwaringsonderzoek ingeleid met betrekking tot de invoer van gekweekte zalm. Op 5 februari 2005 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 206/2005 (4) definitieve vrijwaringsmaatregelen ingesteld in de vorm van tariefcontingenten, in combinatie met een minimumprijs voor de invoer. De definitieve vrijwaringsmaatregelen zijn sinds 6 februari 2005 van toepassing, en worden gedurende hun toepassingsperiode geleidelijk geliberaliseerd. Op 23 april 2005 heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 206/2005 van de Commissie ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 627/2005 (5) van de Commissie.

1.2.   Inleiding van het onderzoek

(2)

Parallel met het vrijwaringsonderzoek heeft de EU Salmon Producers Group (hierna „indiener van de klacht” genoemd) op 8 september 2004, namens producenten die goed zijn voor een groot deel van de productie van gekweekte zalm in de Gemeenschap, een klacht ingediend met betrekking tot de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen.

(3)

Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en schade werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

(4)

Op 23 oktober 2004 werd de procedure ingeleid middels de publicatie van een bericht van inleiding (6).

1.3.   Onderzoektijdvak

(5)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004 (hierna „onderzoektijdvak” genoemd). Voor de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade heeft de Commissie gegevens onderzocht die betrekking hadden op de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2004 (hierna „beoordelingsperiode” genoemd). De periode die in aanmerking is genomen voor de bevindingen inzake prijsonderbieding, streefprijsonderbieding en schademarge, is het al eerder genoemde onderzoektijdvak.

1.4.   Partijen bij de procedure

(6)

De Commissie heeft de indiener van de klacht, de Noorse producenten, handelaars, importeurs, leveranciers en gebruikers, voor zover bekend, in kennis gesteld van de inleiding van de procedure, alsmede, voor zover bekend, organisaties en vertegenwoordigers van Noorwegen. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(7)

Alle voor de voorlopige vaststelling van dumping en schade en de beoordeling van het belang van de Gemeenschap benodigde gegevens zijn door de Commissie ingewonnen en geverifieerd. Daartoe heeft de Commissie vragenlijsten toegezonden aan alle belanghebbenden, voor zover bekend, en alle exporteurs die zich bekend hadden gemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Zo hebben de volgende belanghebbenden medewerking verleend aan de Commissie en hun standpunten kenbaar gemaakt: 102 Noorse exporteurs en handelaars, 24 producenten in de Gemeenschap, één organisatie van producenten in de Gemeenschap, 15 importeurs, gebruikers en verwerkende bedrijven, vier organisaties van gebruikers, één consumentenorganisatie en twee leveranciers. Bij de volgende bedrijven werd ter plaatse een controlebezoek afgelegd:

a)

Producenten in de Gemeenschap:

Celtic Atlantic Salmon Ltd (Killary), Renvyle, Co Galway, Ierland.

Hoove Salmon Ltd, Whiteness Shetland, Verenigd Koninkrijk.

Loch Duart Ltd, Scourie By Lairg, Sutherland, Schotland, Verenigd Koninkrijk.

Orkney Sea Farms Ltd, Glasgow, Verenigd Koninkrijk.

West Minch Salmon Ltd, Sidinish Salmon Ltd, Benbecula, Western Isles, Verenigd Koninkrijk.

Wester Ross Salmon, Inverness, Verenigd Koninkrijk.

b)

Exporteurs:

Marine Harvest Bolga AS, N-8158 Bolga, Noorwegen.

Fjord Seafood Norway AS, Toftsundet, N-8900 Brønnøysund, Noorwegen.

Pan Fish Norway AS, Grimmergata 5, N-6002 Ålesund, Noorwegen.

Stolt Sea Farm AS, Postboks 370, Sentrum, N-0102, Oslo, Noorwegen.

Follalaks AS, N-8286 Nordfold, Noorwegen.

Nordlaks Oppdrett AS, Boks 224, N-8455 Stokmarknes, Noorwegen.

Hydrotech AS, Bentnesveien 50, N-6512 Kristiansund, Noorwegen.

Grieg Seafood AS, Postboks 234, N-5804 Bergen, Noorwegen.

Seafarm Invest AS, N-8764 Lovund, Noorwegen.

Sinkaberg-Hansen AS, Postboks 134, N-7901 Rorvik, Noorwegen.

c)

Importeurs/verwerkende bedrijven/gebruikers:

Labeyrie, St. Vincent de Tyrosse, Frankrijk.

Laschinger GmbH, Bischofsmais, Duitsland.

(8)

Alle belanghebbenden die verzochten om te worden gehoord en die konden aantonen dat zij hiervoor bijzondere redenen hadden, werden gehoord.

(9)

In het bericht van inleiding had de Commissie reeds aangegeven dat, gezien het grote aantal exporteurs van het betrokken product in Noorwegen en het grote aantal producenten van het product in de Gemeenschap, voor dit onderzoek mogelijk gebruik zou worden gemaakt van steekproeven.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(10)

Het betrokken product is gekweekte (andere dan wilde) zalm, al dan niet in filets, vers, gekoeld of bevroren. De definitie sluit andere soortgelijke gekweekte visproducten, zoals grote (zalm)forel, biomassa (levende zalm), alsmede wilde zalm en verder verwerkte soorten, zoals gerookte zalm, uit.

(11)

Het product wordt op dit moment ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 10 13 en ex 0304 20 13, die overeenkomen met de verschillende aanbiedingsvormen van het product (vis, vers of gekoeld, filets, vers of gekoeld, vis, bevroren, filets, bevroren). Gebaseerd op de fysieke kenmerken, het productieproces en het feit dat het product vanuit het oogpunt van de consument vervangen kan worden door een ander product, luidde de conclusie dat alle gekweekte zalm één enkel product vormt. De verschillende aanbiedingsvormen zijn allemaal bestemd voor hetzelfde eindgebruik en zijn onderling vervangbaar. Derhalve worden zij geacht één enkel product te vormen in het kader van deze procedure.

2.2.   Soortgelijk product

(12)

Uit het onderzoek bleek dat de fysieke basiskenmerken van gekweekte zalm die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap wordt geproduceerd en verkocht, gekweekte zalm die wordt geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt in Noorwegen, en gekweekte zalm die in de Gemeenschap wordt ingevoerd uit Noorwegen hetzelfde zijn en voor hetzelfde doel worden gebruikt.

(13)

Bij deze vaststelling werd met name rekening gehouden met de volgende bevindingen:

het betrokken product en het EG-product worden voor douanetariefdoeleinden onder dezelfde codes van het internationale classificatiesysteem ingedeeld. Bovendien hebben beide producten dezelfde of soortgelijke fysieke kenmerken zoals smaak, grootte, vorm en textuur;

het betrokken product en het EG-product worden verkocht via soortgelijke of identieke verkoopkanalen, kopers kunnen gemakkelijk gegevens over prijzen verkrijgen en het ingevoerde product en het EG-product concurreerden hoofdzakelijk op prijs;

het betrokken product en het EG-product hebben hetzelfde of een soortgelijk eindgebruik en zijn derhalve alternatieve producten of vervangingsproducten; de onderlinge verwisselbaarheid is groot.

(14)

Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat het betrokken product en de gekweekte zalm die wordt geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt van Noorwegen, en de gekweekte zalm die in de Gemeenschap wordt geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap dezelfde fysieke basiskenmerken en hetzelfde eindgebruik hebben en om die reden soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn.

3.   DUMPING

3.1.   Algemeen

(15)

Hoewel de meeste Noorse producenten van gekweekte zalm het betrokken product via handelaars in de Gemeenschap verkochten, kon de dumping worden vastgesteld op het niveau van de producenten. Na veranderingen in de structuur van de Noorse zalmsector bleek dat de meeste Noorse producenten van gekweekte zalm het betrokken product direct aan de EU verkochten of dat in elk geval een deel via niet-verbonden handelaars werd verkocht en voor de EU-markt was bestemd. Derhalve kon op het niveau van de producent zowel een normale waarde als een exportprijs worden vastgesteld.

3.2.   Steekproef

(16)

In punt 5.1 a) van het bericht van inleiding werd erop gewezen dat de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening kan besluiten van steekproeven gebruik te maken. 102 Bedrijven hebben gereageerd op het verzoek om gegevens in punt 5.1 a) i) van het bericht van inleiding en de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn verstrekt. Daaronder bevonden zich 38 producenten van gekweekte zalm, die het betrokken product tevens naar de EU exporteerden (hierna „producenten/exporteurs” genoemd). De producten werden direct of via niet-verbonden handelaars verkocht.

(17)

Gezien het grote aantal bedrijven werd besloten gebruik te maken van een steekproef waarvoor, in overleg met de Noorse autoriteiten, de bedrijven werden geselecteerd met het grootste exportvolume naar de EG. Bepaalde vraagstukken konden niet worden opgelost met de Noorse autoriteiten, met name wat de uitsluiting van een steekproef betreft van enkele exporteurs met een vrij laag exportvolume naar de EG van het betrokken product. De verzoeken van de Noorse autoriteiten zouden hebben betekend dat het beginsel voor de selectie van de steekproef, namelijk alle bedrijven daarin opnemen die redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd kunnen worden onderzocht en met een zo groot mogelijk representatief exportvolume, niet zou kunnen worden aangehouden. Die aanspraken konden derhalve niet worden aanvaard. De steekproef omvat de tien grootste Noorse producenten/ exporteurs, die goed zijn voor bijna 80 % van het exportvolume naar de Gemeenschap van alle producenten/exporteurs die hun medewerking verlenen.

(18)

Na verificatie bleek dat voor twee bedrijven in de steekproef op basis van de verstrekte informatie niet kon worden vastgesteld of gekweekte zalm voor „at arms length”-prijzen was verkocht aan niet-verbonden partijen. Gezien deze omstandigheden wordt voorlopig geconcludeerd dat deze bedrijven, in afwachting van de verstrekking van de nodige gegevens, geen individuele dumpingmarge krijgen, en aan deze bedrijven de gewogen gemiddelde marge wordt toegewezen van de bedrijven waarvoor wel een individuele marge kon worden vastgesteld. Er zij echter op gewezen dat de Commissie deze aangelegenheid in het definitieve stadium van de procedure opnieuw zal onderzoeken, en dat zij wanneer de betrokken bedrijven niet de nodige gegevens verstrekken overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik kan maken van de beschikbare gegevens.

3.3.   Normale waarde

(19)

Voor de vaststelling van de normale waarde heeft de Commissie voor iedere producent/exporteur in de steekproef eerst onderzocht of zijn totale binnenlandse verkoop van het betrokken product representatief was vergeleken met zijn totale uitvoer van dit product naar de Gemeenschap. De binnenlandse verkoop werd representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van de exporteur/producent minstens 5 % bedroeg van zijn uitvoer naar de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

(20)

Vervolgens heeft de Commissie voor de producenten/exporteurs met een over het geheel genomen representatieve verkoop op de binnenlandse markt onderzocht welke soorten gekweekte zalm die op de binnenlandse markt waren verkocht identiek of direct vergelijkbaar waren met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd.

(21)

Voor elk van deze soorten werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort werd voldoende representatief geacht wanneer de binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de export van die soort naar de Gemeenschap.

(22)

Tevens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke soort van het betrokken product die in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties. Daartoe werd nagegaan welk aandeel van de winstgevende verkoop van de betrokken soort plaatshad aan onafhankelijke afnemers.

(23)

Wanneer 80 % of meer van de totale verkoop van een bepaalde soort was verkocht tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse prijzen van die soort in het onderzoektijdvak, ongeacht de vraag of de gehele verkoop winstgevend was geweest of niet.

(24)

Wanneer het volume van de winstgevende verkoop van een bepaalde soort gekweekte zalm 80 % of minder was van de totale verkoop van die soort, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, dat wil zeggen het gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van uitsluitend die soort, mits die verkoop minstens 10 % bedroeg van de totale verkoop van die soort.

(25)

Wanneer het volume van de winstgevende verkoop van een bepaalde soort gekweekte zalm minder dan 10 % was van de totale verkoop van die soort, luidde de conclusie dat die bepaalde soort niet in voldoende hoeveelheden was verkocht en de binnenlandse prijs dus geen geschikte basis kon vormen voor de vaststelling van de normale waarde.

(26)

Wanneer de binnenlandse prijzen van een door een producent/exporteur verkochte soort niet konden worden gebruikt, werd de normale waarde geconstrueerd overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde geconstrueerd aan de hand van de productiekosten van de uitgevoerde soorten — waar nodig gecorrigeerd — vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene en administratieve kosten (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge. Hiertoe heeft de Commissie onderzocht of de VAA-kosten en de winst van de betrokken producenten/exporteurs bij verkoop op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren.

(27)

De werkelijke binnenlandse winstmarge werd als betrouwbaar beschouwd wanneer de totale binnenlandse verkoop van het betrokken bedrijf vergeleken met de uitvoer naar de Gemeenschap als representatief kon worden beschouwd. Voor bedrijven met een over het algemeen representatieve verkoop werd de winstmarge vastgesteld op basis van de binnenlandse verkoop van de soorten die in het kader van normale handelstransacties waren verkocht. Hiertoe werd de in de overwegingen 22 tot en met 25 beschreven methode toegepast.

(28)

Wanneer niet aan deze criteria kon worden voldaan, ging de Commissie vervolgens na of de gewogen gemiddelde winstmarge van de andere bedrijven met een representatieve verkoop in het kader van normale handelstransacties in Noorwegen kon worden gebruikt, dan wel de werkelijke productie- en verkoopcijfers in het kader van normale handelstransacties van dezelfde algemene categorie van producten van het betrokken bedrijf op de binnenlandse markt. Wanneer geen van deze methodes kon worden toegepast, werd de binnenlandse winstmarge vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening.

(29)

Vijf bedrijven hadden een over het geheel genomen representatieve verkoop, maar slechts één bedrijf verkocht op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties bepaalde soorten van het betrokken product. Voor de andere soorten gekweekte zalm die door deze bedrijven werd uitgevoerd, werd de normale waarde geconstrueerd volgens de in overweging 26 beschreven methode. Drie bedrijven hadden geen over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop van gekweekte zalm. Voor alle soorten gekweekte zalm die door deze bedrijven werden geproduceerd, werd de normale waarde derhalve geconstrueerd volgens de in overweging 26 beschreven methode.

(30)

Zoals in overweging 29 al werd aangegeven, bleek met betrekking tot de binnenlandse winstmarge dat slechts één producent/exporteur op de binnenlandse markt gekweekte zalm had verkocht in het kader van normale handelstransacties. Aangezien dit niet voldoende representatief werd geacht, werd voorlopig een binnenlandse winst in aanmerking genomen van 8 % van de omzet overeenkomstig de methode genoemd in overweging 27. Die winstmarge komt overeen met het minimumniveau voor een bedrijf om zonder verlies te opereren. Verder moet erop worden gewezen dat de gebruikte binnenlandse winst in dezelfde orde van grootte ligt als die van het bedrijf dat wel producten op de binnenlandse markt heeft verkocht in het kader van normale handelstransacties. Deze winstmarge lijkt ook een absoluut minimum gezien de aanzienlijke investeringen in zowel tijd als hulpbronnen die vereist zijn voor gekweekte zalm, die een groeicyclus heeft van drie jaar van jonge zalm tot oogstbare vis. De Commissie zal de binnenlandse winst blijven analyseren in het licht van deze investeringslast, gecombineerd met het niveau van de thans geldende rentetarieven in Noorwegen, en haar besluit mogelijk herzien in het definitieve stadium.

(31)

Met het oog op de vaststelling van een redelijk bedrag voor de VAA-kosten was de Commissie van mening dat in dit stadium voorlopig gebruik kon worden gemaakt van bedrijfsspecifieke gegevens verstrekt door de producenten/exporteurs. Er moet echter op worden gewezen dat enkele vraagstukken, waarvan afhangt of deze benadering geschikt is, nog verder moeten worden onderzocht en geverifieerd. De Commissie zal dit punt blijven analyseren en haar benadering mogelijk herzien in het definitieve stadium.

3.4.   Exportprijs

(32)

Wanneer het betrokken product werd uitgevoerd door verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(33)

Wanneer het betrokken product via een verbonden importeur in de Gemeenschap werd verkocht, werd de uitvoerprijs berekend aan de hand van de prijs waarvoor het product door de importeur aan onafhankelijke afnemers was doorverkocht. Er werden correcties toegepast voor alle kosten van het betrokken bedrijf tussen invoer en wederverkoop, inclusief de VAA-kosten en een redelijke winstmarge van 5 % van de omzet, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(34)

Wanneer het betrokken product via een verbonden handelaar in Noorwegen werd verkocht, werd de uitvoerprijs berekend aan de hand van de prijs waarvoor het product aan de eerste onafhankelijke afnemer was doorverkocht.

3.5.   Vergelijking

(35)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken „af fabriek”. Om een billijke vergelijking te kunnen maken van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast voor verschillen die gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Correcties werden toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Zo werden correcties toegepast voor de kosten van vervoer, verzekering, krediet en commissies en voor bankkosten, verpakking, douanerechten en kortingen. Tevens werden correcties toegepast wanneer de uitvoer plaatsvond via een verbonden bedrijf dat in Noorwegen was gevestigd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

3.6.   Dumpingmarge

3.6.1.   In de steekproef opgenomen bedrijven

(36)

Voor acht van de producenten/exporteurs die in de steekproef waren opgenomen, kon een individuele dumpingmarge worden berekend. Voor deze bedrijven werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke naar de Gemeenschap uitgevoerde soort van het betrokken product, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs voor die soort. Wanneer producenten/exporteurs verbonden waren, werd als voorlopige dumpingmarge het gewogen gemiddelde genomen van de dumpingmarges van de verbonden bedrijven, in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap. Dit is de normale praktijk van de Gemeenschap voor verbonden producenten/exporteurs. Deze omstandigheid deed zich voor met betrekking tot twee bedrijven in dit onderzoek.

(37)

Aan de laatste twee producenten/exporteurs waarvoor geen individuele dumpingmarge kon worden berekend, zoals uiteengezet in overweging 18, werd eveneens een voorlopige dumpingmarge toegewezen die gelijk was aan het gewogen gemiddelde van de individuele dumpingmarges die voorlopig waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen bedrijven.

3.6.2.   Niet in de steekproef opgenomen bedrijven

(38)

Aan medewerkende bedrijven die niet waren opgenomen in de steekproef, en die niet waren verbonden met de bedrijven die wel in de steekproef waren opgenomen, werd een voorlopige dumpingmarge toegewezen die gelijk was aan het gewogen gemiddelde van de individuele dumpingmarges die voorlopig waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen bedrijven, namelijk 25,1 %.

(39)

Aan medewerkende bedrijven die niet waren opgenomen in de steekproef, maar wel verbonden waren met bedrijven die in de steekproef waren opgenomen, werd een voorlopige dumpingmarge toegewezen die gelijk was aan de dumpingmarge die was toegewezen aan het in de steekproef opgenomen bedrijf waarmee zij verbonden waren.

3.6.3.   Niet-medewerkende bedrijven

(40)

Om het residuele antidumpingrecht te berekenen, dat wil zeggen de dumpingmarge voor exporteurs in Noorwegen die niet hebben meegewerkt of zich niet hebben gemeld, heeft de Commissie eerst het niveau van medewerking onderzocht. Hiertoe werd de totale invoer van het betrokken product uit Noorwegen, berekend op basis van de gegevens van Eurostat, vergeleken met de gegevens van de producenten/exporteurs die hadden aangegeven dat zij bereid waren om in de steekproef te worden opgenomen. Op deze basis werd vastgesteld dat het niveau van medewerking hoog was, in die zin dat de medewerkende bedrijven bijna 80 % voor hun rekening namen van de totale Noorse uitvoer van gekweekte zalm naar de Gemeenschap.

(41)

Op basis van de beschikbare gegevens werd geconcludeerd dat de prijzen die deze bedrijven hanteerden niet lager waren dan die van de in de steekproef opgenomen bedrijven. De residuele dumpingmarge werd bijgevolg vastgesteld op het niveau van de hoogste individuele dumpingmarge die gold voor een medewerkend bedrijf. Op deze basis werd de residuele dumpingmarge voorlopig vastgesteld op 44,0 % van de cif-prijs grens Gemeenschap.

3.6.4.   Dumpingmarge

(42)

Bijgevolg luiden de voorlopige dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, als volgt:

Producent

Voorlopige dumpingmarge

Marine Harvest Bolga AS, N-8158 Bolga, Noorwegen

21,9 %

Fjord Seafood Norway AS, Toftsundet, N-8900 Brønnøysund, Noorwegen

37,7 %

Pan Fish Norway AS, Grimmergata 5, N-6002 Ålesund, Noorwegen

25,4 %

Stolt Sea Farm AS, Postboks 370, Sentrum, N-0102, Oslo, Noorwegen

13,9 %

Follalaks AS, N-8286 Nordfold, Noorwegen

24,5 %

Nordlaks Oppdrett AS, Boks 224, N-8455 Stokmarknes, Noorwegen

6,8 %

Hydrotech AS, Bentnesveien 50, N-6512 Kristiansund, Noorwegen

21,9 %

Grieg Seafood AS, Postboks 234, N-5804 Bergen, Noorwegen

22,9 %

Weighted Average

22,5 %

Residual Margin

37,7 %

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de begrippen „productie van de Gemeenschap” en „bedrijfstak van de Gemeenschap”

(43)

In het onderzoektijdvak werd gekweekte zalm in de Gemeenschap geproduceerd door

producenten van de Gemeenschap die niet verbonden waren met Noorse exporteurs of importeurs en die de klacht mede hebben ingediend of die de klacht expliciet hebben gesteund;

producenten van de Gemeenschap die niet verbonden waren met Noorse exporteurs of importeurs en die in het stadium van de klacht niet van zich hebben laten horen;

diverse andere producenten die verbonden zijn met Noorse exporteurs of importeurs.

(44)

Enkele van de andere producenten die verbonden zijn met Noorse exporteurs of importeurs hebben zich gemeld en verzocht om te worden gerekend tot de bedrijfstak van de Gemeenschap. Zij rekenen zichzelf ook tot de bedrijfstak van de Gemeenschap. Dit verzoek werd echter verworpen op basis van de bepalingen van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. De conclusie luidde met name dat de relatie tussen deze verbonden producenten en de exporteurs of importeurs van het gedumpte product van dien aard is dat de betrokken producenten zich door deze relatie anders gedragen dan niet-verbonden producenten. Bijgevolg werd de productie van deze andere producenten niet in aanmerking genomen bij de berekening van de productie van de Gemeenschap.

(45)

Uit het onderzoek bleek dat de producenten van de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend, in het onderzoektijdvak ongeveer 20 000 ton zalm hadden geproduceerd. Dit is ongeveer 90 % van de geschatte totale productie van de Gemeenschap voor het betrokken product. Dit is een groot deel van de totale communautaire productie. De producenten van de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend, vormen derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

4.2.   Steekproef om de schade te beoordelen

(46)

Gezien het grote aantal producenten van gekweekte zalm in de Gemeenschap, wordt in het bericht van inleiding het gebruik van steekproeven genoemd voor de beoordeling van de schade. De selectie van de steekproef van producenten van de Gemeenschap was overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebaseerd op de grootste representatieve productiehoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kunnen worden onderzocht.

(47)

Op basis van de aan de Commissie verstrekte gegevens werden de zes in overweging 6 genoemde producenten in de Gemeenschap voor de steekproef geselecteerd. Zij kregen het verzoek een vragenlijst ingevuld te retourneren. Ten kantore van deze bedrijven werden controlebezoeken verricht. Uit het onderzoek kwam naar voren dat Celtic Atlantic Salmon Ltd niet gedurende de gehele beoordelingsperiode gekweekte zalm heeft geproduceerd en om die reden niet alle in de vragenlijst bedoelde gegevens kon verstrekken. Celtic Atlantic Salmon Ltd werd in januari 2004 opgericht na overname van bepaalde activa van een Schotse zalmproducent die uitstel van betaling had gekregen en kon alleen gegevens verstrekken met betrekking tot het onderzoektijdvak. Bijgevolg zijn de schade-indicatoren die in overweging 63 en daarna worden genoemd, vastgesteld op basis van de geverifieerde gegevens die door de overige vijf in overweging 7 vermelde bedrijven zijn verstrekt. Voor de berekening van de omvang van prijsonderbieding en streefprijsonderbieding zijn wel gegevens van Celtic Atlantic Salmon Ltd gebruikt.

(48)

De gezamenlijke productie van de vijf voor de steekproef geselecteerde producenten uit de Gemeenschap die volledig aan het onderzoek hebben meegewerkt, bedroeg in het onderzoektijdvak 8 300 ton, oftewel ongeveer 37 % van de geraamde totale productie van gekweekte zalm in de Gemeenschap.

(49)

De analyse van de schade is gebaseerd op a) schade-indicatoren die verband houden met de resultaten, zoals verkoopprijzen, aandelen, winstgevendheid, rendement van het geïnvesteerd vermogen, kasstroom, investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken en de lonen, en die zijn vastgesteld op basis van gegevens die zijn geverifieerd ten tijde van de steekproef, en b) andere schade-indicatoren, zoals productie, productiecapaciteit, capaciteitsbenutting, verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge, die zijn vastgesteld op basis van gegevens die zijn verzameld op het niveau van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel.

4.3.   Verbruik in de Gemeenschap

(50)

In de beoordelingsperiode ontwikkelde het verbruik in de Gemeenschap zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Gemeenschap

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Ton

527 970

550 943

611 101

607 904

Index

100

104

116

115

Bron: Eurostat en gegevens voor Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Alle cijfers hebben betrekking op EU 25.

(51)

Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de totale productie van alle producenten in de Gemeenschap plus de invoer uit alle derde landen min de uitvoer van de Gemeenschap. De productie van alle producenten in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van gegevens van de landen waar die productie is gevestigd, namelijk Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De in- en uitvoercijfers zijn afgeleid van gegevens van Eurostat.

(52)

Er moet op worden gewezen dat de grootschalige productie van gekweekte zalm zich in de Gemeenschap beperkt tot het Verenigd Koninkrijk (Schotland) en Ierland. Bepaalde correcties zijn verricht om het nettogewicht zoals door Eurostat geregistreerd om te rekenen in ronde gewichten of „helevisequivalent” (7), omdat vergelijkingen in deze bedrijfstak gewoonlijk gedaan worden op basis van het helevisequivalent. Tenzij anders aangegeven zijn de cijfers voor verse, gekoeld en bevroren zalm, met uitzondering van filets, en voor verse, gekoeld en bevroren zalmfilets, afhankelijk van de aanbiedingsvorm van de zalm, gedeeld door de omrekeningsfactoren 0,90 respectievelijk 0,65, oftewel de algemeen aanvaarde omrekeningsfactoren in de zalmsector.

(53)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het verbruik in de periode 2001-2003 met 16 % is gestegen. In het onderzoektijdvak was het verbruik bijna hetzelfde als in 2003, al was er een lichte daling van 0,5 %. Over het geheel genomen is het verbruik in de beoordelingsperiode maar liefst 15 % gestegen.

4.4.   Invoer in de Gemeenschap uit het betrokken land

4.4.1.   Volume van de invoer

(54)

In de beoordelingsperiode heeft de omvang van de invoer uit Noorwegen zich volgens de gegevens van Eurostat en de methode beschreven in overweging 51 als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Omvang van de invoer

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Ton

269 126

294 481

351 757

362 492

Index

100

109

131

135

Bron: Eurostat.

(55)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de omvang van de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen in de beoordelingsperiode met 35 % is gestegen. De stijging bedroeg zelfs 31 % in de periode 2001-2003 en in de periode 2003-onderzoektijdvak steeg de invoer opnieuw met 3 %. Met andere woorden, terwijl het verbruik in de beoordelingsperiode met bijna 80 000 ton steeg, konden de Noorse exporteurs hun verkoop op de communautaire markt met 93 000 ton verhogen, oftewel meer dan de totale toename van het verbruik.

4.4.2.   Marktaandeel van de invoer

(56)

Het marktaandeel van de producenten/exporteurs in Noorwegen ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Marktaandeel van de invoer uit Noorwegen

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

 

51 %

53,5 %

57,6 %

59,6 %

Index

100

105

113

117

Bron: Eurostat; communautaire productie en uitvoer berekend op basis van gegevens voor Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Letland.

(57)

Net als de invoer is ook het Noorse marktaandeel in de beoordelingsperiode voortdurend gegroeid. Over het geheel genomen is het marktaandeel gebaseerd op de invoer in de beoordelingsperiode met 17 % of 8,6 percentpunt gestegen. De stijging bedroeg in de periode 2002-onderzoektijdvak 6,1 percentpunt.

4.4.3.   Gemiddelde prijzen van de invoer met dumping

(58)

De ontwikkeling van de prijzen van de invoer met dumping uit Noorwegen op de communautaire markt is in onderstaande tabel af te lezen.

Tabel 4

Gemiddelde prijs van de invoer met dumping uit Noorwegen (EUR/kg)

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

 

3,13

3,04

2,64

2,64

Index

100

97

84

84

Bron: Eurostat.

(59)

In de beoordelingsperiode daalde de gemiddelde prijs van de invoer met dumping met 16 %. Uit de bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat de scherpe daling van de prijs in 2003 samenviel met de forse toename van de invoer met dumping op de communautaire markt bedoeld in overweging 54.

4.4.4.   Prijsonderbieding

(60)

Voor de berekening van het niveau van prijsonderbieding in het onderzoektijdvak werden de gewogen gemiddelde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in Noorwegen. Deze vergelijking werd gemaakt voor vergelijkbare soorten gekweekte zalm en in hetzelfde handelsstadium, namelijk voor de verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer. De vergelijking werd gemaakt na aftrek van kortingen en reducties en de invoerprijzen waren cif-prijzen grens Gemeenschap, gecorrigeerd voor de douanerechten.

(61)

De prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap werden opgetekend op het niveau af fabriek, dat wil zeggen zonder vervoerskosten en in handelsstadia die vergelijkbaar waren met die van de betrokken invoer. Voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Gemeenschap die de vis af kwekerij verkochten met aftrek van de kosten die aan de verwerkende fabriek werden betaald, werd een aanpassing naar boven doorgevoerd in verband met de verwerkings- en verpakkingskosten om hun prijzen vergelijkbaar te maken met die van andere in de steekproef opgenomen producenten. Die aanpassing werd verricht op basis van de kosten die de andere in de steekproef opgenomen producenten voor deze activiteiten maken of op basis van de werkelijke prijs die aan de verwerkende fabriek is betaald.

(62)

Uit de vergelijking op basis van het gewogen gemiddelde bleek dat het uit Noorwegen ingevoerde product gedurende het onderzoektijdvak in de Gemeenschap werd verkocht tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap (uitgedrukt als percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap) gemiddeld met ongeveer 15 % onderboden.

4.5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(63)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de communautaire bedrijfstak een evaluatie van alle economische factoren en indicatoren die gevolgen hebben voor de situatie van deze bedrijfstak in de beoordelingsperiode.

4.5.1.   Productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting

(64)

Productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Productie (ton)

18 118

20 621

19 387

20 536

Index

100

114

107

113

Productiecapaciteit (ton)

36 994

37 112

41 862

43 662

Index

100

100

113

118

Capaciteitsbenutting

49 %

56 %

46 %

47 %

Index

100

113

95

96

Bron: Bedrijfstak van de Gemeenschap.

(65)

De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg aanvankelijk met 14 % in de periode 2001-2002. Vervolgens nam de productie met 6 % af om daarna in het onderzoektijdvak weer met 5 % toe te nemen, maar het niveau van 2002 werd niet meer bereikt. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de totale productie in de beoordelingsperiode met 13 % is gestegen.

(66)

In de beoordelingsperiode steeg de productiecapaciteit met 18 %. De grootste stijging deed zich voor in 2003 (+13 %). De productie van gekweekte zalm in de Gemeenschap effectief is onderworpen aan overheidsvergunningen waarin het maximum aantal levende vissen is vastgesteld dat op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip in het water mag worden gehouden. De capaciteitscijfers zijn theoretisch en gebaseerd op de totale hoeveelheid vis waarvoor een vergunning is afgegeven en niet op de fysieke capaciteit van de kooien en ander materiaal waarvan de producenten in de Gemeenschap gebruik maken. Capaciteitscijfers zijn derhalve niet erg nuttig in het kader van deze analyse.

(67)

De capaciteitsbenutting steeg aanvankelijk in de periode 2001-2002 met 13 %, maar nam in 2000 met ongeveer 18 % af en bleef in het onderzoektijdvak min of meer stabiel.

4.5.2.   Voorraden

(68)

Gekweekte zalm wordt door de bedrijfstak van de Gemeenschap vrijwel niet in voorraad gehouden, maar wordt onmiddellijk na de oogst verkocht aan de verwerkende industrie. De waardering van de voorraden lijkt daarom geen relevante factor bij een onderzoek naar de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

4.5.3.   Omvang van de verkoop, marktaandeel, gemiddelde prijzen in de Gemeenschap per eenheid en groei

(69)

De cijfers hieronder geven de verkoop weer van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap.

Tabel 6

Omvang van de verkoop, marktaandeel, gemiddelde prijzen in de Gemeenschap per eenheid

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Verkoop (ton)

17 556

18 684

18 997

19 925

Index

100

106

108

113

Marktaandeel

3,33 %

3,38 %

3,11 %

3,28 %

Index

100

102

93

99

Gemiddelde prijzen per eenheid (EUR/kg)

3,03

3,00

2,61

2,84

Index

100

99

86

94

Bron: Omvang van de verkoop en marktaandeel: bedrijfstak van de Gemeenschap. Gemiddelde prijzen per eenheid: in de steekproef opgenomen bedrijven in de Gemeenschap af kwekerij.

(70)

De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de periode 2001-onderzoektijdvak met 13 % gestegen. De verkoop is dus met 2 300 ton toegenomen. Deze resultaten moeten ook worden gezien in het licht van de toename van het verbruik in de Gemeenschap, dat in dezelfde periode een hoogte bereikte van 80 000 ton.

(71)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde in de beoordelingsperiode (– 1 %). Het marktaandeel nam in de periode 2001-2002 aanvankelijk toe, daalde vervolgens in 2003 en nam in het onderzoektijdvak weer toe, maar bleef licht onder het marktaandeel voor 2001. Gezien het beperkte marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap, heeft elk verlies, hoe gering ook, een grote impact.

(72)

In de periode 2001-onderzoektijdvak daalden de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 6 %. De grootste daling deed zich voor in de periode 2002-2003 (– 13 percentpunten), terwijl de prijzen zich in de periode 2003-onderzoektijdvak in zekere mate herstelden (+ 8 percentpunten).

(73)

In de beoordelingsperiode nam het verbruik in de Gemeenschap met 15 % toe en steeg de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 13 %. In dezelfde periode daalden de verkoopprijzen in de Gemeenschap (– 6 %) en het marktaandeel (– 1 %). In dezelfde periode steeg de invoer uit Noorwegen met ongeveer 35 % en groeide het marktaandeel van het gedumpte Noorse product met 8,6 percentpunten. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Gemeenschap niet volledig profiteren van de groei van de markt in de beoordelingsperiode.

4.5.4.   Winstgevendheid, rendement van het geïnvesteerd vermogen en kasstroom

(74)

Winstgevendheid van de verkoop in de Gemeenschap wil zeggen de winst die wordt gegenereerd door de verkoop van gekweekte zalm op de markt van de Gemeenschap. Rendement van de totale activa en kasstroom konden alleen worden gemeten op het niveau van de kleinste groep producten waarvan het betrokken product deel uitmaakt, overeenkomstig artikel 3, lid 8, van de basisverordening. In dit verband moet worden opgemerkt dat gekweekte zalm meer dan 95 % van de economische activiteiten uitmaakt van de in de steekproef opgenomen bedrijven van de Gemeenschap.

(75)

Bovendien is het rendement van het geïnvesteerd vermogen berekend op basis van het rendement van de totale activa, aangezien de bedrijven die gezamenlijk de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen voornamelijk, zo niet uitsluitend, actief op het gebied van de productie en verkoop van het betrokken product. Voor dit onderzoek is het rendement van het geïnvesteerd vermogen uitgedrukt als de winst in procent van de nettoboekwaarde van investeringen.

Tabel 7

Winstgevendheid, rendement van het geïnvesteerd vermogen en kasstroom

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid EG-verkoop

7,2 %

– 2,9 %

– 6,2 %

– 4,0 %

Rendement van het geïnvesteerd vermogen

36,7 %

– 15,5 %

– 20,7 %

– 21,4 %

Kasstroom (× 1 000 euro)

3 331

– 11

951

698

Bron: In de steekproef opgenomen bedrijven van de Gemeenschap.

(76)

In 2001 bedroeg de winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap 7,2 %. In de periode 2001-2002 nam de winstgevendheid met 10,1 percentpunten af en werd daarmee negatief. Sindsdien is de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies blijven maken. De situatie heeft zich in de periode 2002-2003 verder verslechterd met een verlies van 6,2 % (oftewel 3,3 percentpunten). De aanhoudende vraag naar zalm in het onderzoektijdvak zorgde ervoor dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de verkoopprijzen licht zag toenemen, waardoor het verlies enigszins kon afnemen, al bleef het aanzienlijk (– 4 %). Van het begin tot het einde van de beoordelingsperiode bedroeg de daling van de winstgevendheid 11,2 percentpunten.

(77)

In de beoordelingsperiode waren de ontwikkelingen inzake het rendement van het geïnvesteerd vermogen en de kasstroom vergelijkbaar met die voor de winstgevendheid.

4.5.5.   Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 8 Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Investeringen (× 1 000 euro)

1 407

1 301

1 101

2 249

Bron: In de steekproef opgenomen bedrijven van de Gemeenschap.

(78)

De investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn tijdens de beoordelingsperiode toegenomen. De investeringen namen af in 2002 en 2003, maar namen vervolgens toe in het onderzoektijdvak. Tot op zekere hoogte kunnen deze investeringen worden verklaard door de aanhoudende vraag in de beoordelingsperiode. Ook bleek dat een aanzienlijk deel van de investeringen werd gedaan om de bestaande productiehulpmiddelen te onderhouden of apparatuur te vervangen die niet langer kon worden gebruikt. Verder heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen verricht om de concurrentiepositie op deze markt te verbeteren. Er zijn maatregelen genomen om de efficiency te verbeteren en de kosten te verlagen — noodzakelijk gezien de toenemende concurrentie. Dit gebeurde door middel van afspraken om gezamenlijk voer te kopen of door gezamenlijke marketing en verkoop. Ten slotte onderging de bedrijfstak van de Gemeenschap ook een proces van consolidatie. Er zijn ingrijpende veranderingen doorgevoerd in de structuur van de zalmsector in de Gemeenschap met een ontwikkeling in de richting van steeds minder bedrijven. Enkele kleinere producenten hebben de sector verlaten of alles verkocht aan andere producenten, die in deze bedrijven wilden investeren.

(79)

In de beoordelingsperiode bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap meer moeilijkheden begon te krijgen met het aantrekken van kapitaal. Het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om kapitaal aan te trekken moet ook worden gezien in het licht van de ontwikkeling van de kasstroom van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die in het onderzoektijdvak negatief was. Het is ook duidelijk dat de verliezen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en het niveau van de verkoopprijzen in de beoordelingsperiode een negatieve rol hebben gespeeld bij het zoeken naar externe financieringsbronnen.

4.5.6.   Werkgelegenheid en productiviteit

Tabel 9 Werkgelegenheid en productiviteit

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

254

272

269

265

Index

100

107

106

104

Productiviteit (ton/werknemer)

71,3

75,8

72,1

77,5

Index

100

106

101

108

Bron: Bedrijfstak van de Gemeenschap.

(80)

In de periode 2001-onderzoektijdvak is de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap (over het geheel genomen) met 4 % toegenomen. Deze toename had echter plaats in de periode 2001-2002 (+ 7 %) en kan worden verklaard door de stijging van de productie gedurende de beoordelingsperiode. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, kon de stijging van de werkgelegenheid, die zich in 2002 voordeed, niet worden gehandhaafd vanwege de situatie van de markt, en werd deze gevolgd door een daling in 2003 en het onderzoektijdvak.

(81)

Hoewel de werkgelegenheid licht toenam, steeg ook de productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode. Rekening houdende met het productieniveau en het aantal werknemers, steeg de productiviteit in de beoordelingsperiode met 8 %.

4.5.7.   Lonen

Tabel 10 Lonen

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Lonen (× 1 000 euro)

4 620

4 223

4 015

3 765

Index

100

91

87

81

Bron: In de steekproef opgenomen bedrijven van de Gemeenschap.

(82)

In de beoordelingsperiode moesten de lonen met 19 % worden verlaagd.

4.5.8.   Herstel van dumping in het verleden

(83)

Voor een aanzienlijk deel van de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen golden van september 1997 tot en met mei 2003 prijsverbintenissen in het kader van de toen geldende antidumpingmaatregelen en antisubsidiemaatregelen. Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap in 2001 winst maakte, tastten de schendingen van de prijsverbintenissen door enkele Noorse producenten/exporteurs de doeltreffendheid van dat instrument aan, waardoor de prijzen daalden. Uit dit onderzoek blijkt dat de prijzen van de producenten/exporteurs in Noorwegen sinds 2001 met 16 % zijn gedaald. De grootste prijsdalingen deden zich voor vanaf 2002, toen de schendingen van de toen geldende prijsverbintenissen ernstig werden. In die situatie was herstel van dumping in het verleden niet mogelijk.

4.5.9.   Hoogte van de dumpingmarge

(84)

De eveneens significante impact van de dumpingmarge op de bedrijfstak van de Gemeenschap kan niet als verwaarloosbaar worden beschouwd gezien het volume en de prijzen van de betrokken invoer.

4.6.   Conclusie in verband met de schade

(85)

Bij het onderzoek is gebleken dat de invoer van het betrokken product in de periode 2001-onderzoektijdvak op de markt van de Gemeenschap voortdurend is toegenomen (+ 35 %), met name in de periode 2002-2003. In dezelfde periode zijn de gemiddelde prijzen van de invoer met dumping voortdurend gedaald (met 16 %); in 2002 en 2003 was die daling scherp en het prijsniveau is sindsdien zeer laag. Het Noorse marktaandeel nam in de beoordelingsperiode toe met 17 % oftewel 8,6 percentpunten.

(86)

Wat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft, uit een onderzoek van de bovengenoemde indicatoren blijkt dat die in de periode 2001-onderzoektijdvak geleidelijk is verslechterd. Terwijl voor bepaalde factoren in de beoordelingsperiode een positieve trend waarneembaar was (productie, productiecapaciteit, omvang van de verkoop), ontwikkelden de meeste indicatoren zich negatief (verkoopprijzen, marktaandeel, winstgevendheid, kasstroom, rendement van het geïnvesteerd vermogen, lonen).

(87)

Wat de positieve ontwikkelingen van de productie en de omvang van de verkoop betreft, bleek dat die de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat stelden het marktaandeel dat in het onderzoektijdvak verloren was gegaan terug te winnen en te behouden. De productiecapaciteit bleek van beperkt belang, aangezien de capaciteitscijfers theoretisch zijn en gebaseerd worden op de totale hoeveelheid waarvoor een vergunning is verleend en niet op de fysieke capaciteit van de kooien. Bijgevolg nam de capaciteitsbenutting in deze periode af van 49 % tot 47 %, terwijl de productiviteit toenam door een groter gebruik van automatisering (+ 8 %). In de beoordelingsperiode werd de communautaire markt gekenmerkt door een aanhoudende vraag, terwijl het verbruik toenam met 15 % oftewel 80 000 ton. De bedrijfstak van de Gemeenschap slaagde erin de productie en de verkoop beide met 13 % te verbeteren, maar kon zijn marktaandeel slechts met moeite behouden. Tezelfdertijd konden de Noorse exporteurs hun verkoop met 93 000 ton verbeteren en wisten zij een aanzienlijk marktaandeel te verwerven.

(88)

Verder ging de stijging van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap gepaard met een daling van de prijzen. Dit leidde ertoe dat de winstgevendheid veranderde van een positieve in een negatieve situatie waarin verlies werd geleden (7,2 % in 2001 tegenover een verlies van – 2,9 %, – 6,2 % en – 4,0 % in respectievelijk 2002, 2003 en het onderzoektijdvak). De ontwikkelingen inzake rendement van het geïnvesteerd vermogen en kasstroom waren vergelijkbaar met die voor de winstgevendheid. Ook de lonen zijn in de beoordelingsperiode gedaald (– 19 %).

(89)

Op grond van alle bovengenoemde factoren wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

5.1.   Voorafgaande opmerkingen

(90)

Om tot een voorlopige conclusie te komen over de vraag of er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening allereerst de gevolgen onderzocht van de invoer met dumping uit het betrokken land voor de situatie in deze bedrijfstak.

(91)

In overeenstemming met artikel 3, lid 7, van de basisverordening onderzocht de Commissie tevens of er andere factoren waren waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap mogelijk schade had geleden, om te voorkomen dat door deze factoren veroorzaakte schade ten onrechte aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Andere factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode ook schade had kunnen lijden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade die door deze andere factoren was veroorzaakt aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

5.2.   Gevolgen van de invoer met dumping uit het betrokken land

(92)

Het verband tussen de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden en de invoer met dumping wordt met name aangetoond door de volgende samenvallende ontwikkelingen: van 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak nam het volume van de invoer van Noorse gekweekte zalm in de Gemeenschap toe met 35 % en steeg het marktaandeel tot 59,6 %, een winst ter hoogte van 8,6 percentpunten die ten koste ging van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De Noorse prijzen daalden in de beoordelingsperiode met 16 %.

(93)

Deze ontwikkeling van de Noorse invoer viel samen met grote financiële verliezen voor de producenten van de Gemeenschap. De ontwikkeling van de invoer uit Noorwegen viel namelijk samen met de significante dalende trend van de voornaamste economische indicatoren die betrekking hadden op de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode 2001-einde onderzoektijdvak. In de periode 2002-onderzoektijdvak, toen de prijzen voor de invoer uit Noorwegen met ongeveer 13 % daalden, namen de verkoopprijzen met 5 % af en bedroeg het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap 3 %. Als gevolg hiervan leed de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak verlies en in de twee jaren voorafgaand aan het onderzoektijdvak. Aangezien algemeen wordt aanvaard dat de invoer uit Noorwegen, met name vanwege de enorme omvang daarvan, de prijs voor gekweekte zalm op de communautaire markt bepaalt, blijkt uit deze situatie dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk onder druk stonden door de invoer met dumping op de communautaire markt. Dat de prijzen onder druk stonden blijkt verder uit de prijsonderbieding door de Noorse producenten/exporteurs en het feit dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak een aanzienlijke neerwaartse druk ondervonden.

5.3.   Gevolgen van andere factoren

5.3.1.   Gevolgen van invoer uit andere derde landen

(94)

De invoer uit derde landen die niet bij deze procedure zijn betrokken, gaf in de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling te zien:

Tabel 11

Invoer uit andere derde landen

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Totaal andere derde landen dan Noorwegen (ton)

82 082

106 154

108 157

117 994

Index

100

129

132

144

Marktaandeel

15,5 %

19,3 %

17,7 %

19,4 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,86

2,34

2,15

2,23

Verenigde Staten (ton)

5 011

26 359

27 233

24 624

Index

100

526

543

491

Marktaandeel

0,9 %

4,8 %

4,5 %

4,0 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,35

1,73

1,57

1,69

Canada (ton)

593

3 592

6 490

6 940

Index

100

605

1094

1170

Marktaandeel

0,1 %

0,7 %

1,1 %

1,1 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,90

1,89

1,72

1,77

Chili (ton)

26 442

28 669

19 455

24 547

Index

100

108

74

93

Marktaandeel

5,0 %

5,2 %

3,2 %

4,0 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,93

2,36

2,60

2,89

Faeröer (ton)

40 505

37 075

41 202

37 108

Index

100

92

102

92

Marktaandeel

7,7 %

6,7 %

6,7 %

6,1 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,95

2,78

2,50

2,57

Bron: Eurostat.

(95)

Bovenstaande tabel biedt een overzicht van de omvang van de invoer, het marktaandeel en de gemiddelde prijs van ingevoerde gekweekte zalm uit andere landen dan Noorwegen en de cijfers voor de traditionele importeurs, dat wil zeggen de Verenigde Staten, Canada, Chili en de Faeröer, afzonderlijk.

(96)

Er moet op worden gewezen dat in de invoerstatistieken geen onderscheid wordt gemaakt tussen gekweekte en wilde zalm. Uit de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verzameld, blijkt echter dat het overgrote deel van de invoer uit de Verenigde Staten en Canada bestaat uit wilde zalm, en daardoor is het niet erg waarschijnlijk dat de invoer uit deze twee landen een grote impact heeft op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(97)

Uit bovenstaande tabel blijkt ook dat de invoerprijzen uit Chili in het onderzoektijdvak hoger lagen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat de prijs van gekweekte zalm aanzienlijk varieerde van derde land tot derde land. De invoerprijzen uit de Faeröer lagen onder die van de Noorse producenten/exporteurs, maar daarbij moet worden opgemerkt dat de invoer uit Chili en de Faeröer in de beoordelingsperiode respectievelijk met 7 % en 8 % is gedaald.

(98)

Deze ontwikkelingen moeten worden gezien in het licht van de ontwikkeling van het verbruik en de invoer met dumping uit Noorwegen. Zoals in overweging 51 al werd aangegeven, is het verbruik in de beoordelingsperiode met 15 % toegenomen, terwijl het in het onderzoektijdvak vrijwel op hetzelfde niveau is gebleven als in 2003, al nam het met 0,5 % licht af. Zoals in overweging 55 al werd vermeld, steeg de invoer uit Noorwegen in de beoordelingsperiode met ongeveer 35 % en bedroeg de stijging in de periode 2003-onderzoektijdvak ongeveer 3,1 %.

(99)

Uitgaande van deze omstandigheden wordt derhalve voorlopig geconcludeerd dat de invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen geen doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is geleden.

5.3.2.   Gevolgen van wijzigingen in het verbruikspatroon

(100)

Het verbruik van gekweekte zalm in de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode met 15 % toegenomen tot bijna 608 000 ton in het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Gemeenschap profiteerde van deze groei van het verbruik om productie en verkoop te verhogen. De ontwikkeling van het verbruik heeft dan ook niet bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de EG heeft geleden.

(101)

Het verbruik in het Verenigd Koninkrijk zou zijn afgenomen en dit zou de oorzaak zijn van de schade die de producenten in de Gemeenschap hebben geleden. De markt van het Verenigd Koninkrijk kan echter niet los worden gezien van de communautaire markt en de geconstateerde toename van het verbruik in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode. Een daling van de vraag naar gekweekte zalm in een bepaald deel van de Gemeenschap, terwijl de totale vraag toeneemt, kan niet worden gezien als oorzaak van de verslechterde economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat de wijzigingen in het verbruikspatroon geen rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is geleden.

5.3.3.   Gevolgen van wijzigingen in de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

Tabel 12 Uitvoer door de Bedrijfstak van de Gemeenschap.

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Uitvoer (ton)

169

211

348

423

Bron: Bedrijfstak van de Gemeenschap.

(102)

Ook de gevolgen van wijzigingen in de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden onderzocht. De uitvoer is met 150 % toegenomen. In het licht van de moeilijke situatie op de markt van de Gemeenschap, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap gestreefd naar een toename van de uitvoer. Deze groeide echter niet tot meer dan ongeveer 2 % van de totale productie en verkoop. Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat de wijzigingen in de exportprestaties geen rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is geleden. Er moet op worden gewezen dat de winstcijfers uitsluitend betrekking hebben op verkoop in de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap.

5.3.4.   Andere producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs

(103)

Onderzocht werd of de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, veroorzaakt werd door andere producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten. Zoals al werd opgemerkt in overweging 44, worden deze bedrijven, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de basisverordening, niet gerekend tot de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(104)

Vijf producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs hebben een bruikbare reactie op de vragenlijst toegezonden. Deze producenten vertegenwoordigden ongeveer 54 % van de andere producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/ importeurs.

Tabel 13

Verkoop, marktaandeel en gemiddelde verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers van producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap (ton)

67 983

71 879

76 175

72 255

Index

100

105

112

106

Marktaandeel

12,8 %

13,0 %

12,4 %

11,9 %

Gemiddelde prijs (EUR/kg)

2,90

2,84

2,73

2,76

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs.

(105)

Uit bovenstaande tabel die gebaseerd is op de antwoorden op de vragenlijst, blijkt dat de verkoopcijfers van de vijf meewerkende bedrijven in de beoordelingsperiode met 6 % zijn gestegen en dat de daling van de prijzen ongeveer 5 % bedroeg, dat wil zeggen min of meer vergelijkbaar was met de ontwikkelingen in de bedrijfstak van de Gemeenschap. Verder bleek dat hun marktaandeel in de beoordelingsperiode met ongeveer 1 percentpunt was afgenomen, en ook dat is vergelijkbaar met de ontwikkelingen in de bedrijfstak van de Gemeenschap, terwijl hun verkoopprijzen hoger lagen dan die van de Noorse producenten/exporteurs (in het onderzoektijdvak ongeveer 5 %). Tezelfdertijd konden de Noorse exporteurs hun verkoop met 93 000 ton verbeteren en wisten zij hun marktaandeel te verbeteren. Het lijkt er echter op dat de producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs minder nadrukkelijk economische schade hebben geleden dan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(106)

Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat de producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs geen doorslaggevende rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is geleden.

5.3.5.   Gevolgen van de grotere vissterfte voor de productie en de verkoopcijfers

(107)

Eén belanghebbende partij voerde aan dat de grotere vissterfte dan normaal in Ierland en het uitbreken van ziektes in het Verenigd Koninkrijk en Ierland in 2002 en 2003 wellicht de oorzaak waren van de significante afname van productie en verkoop. Deze verschijnselen bleken zich echter te beperken tot een klein aantal kwekerijen en de invloed ervan op de cijfers mag dan ook worden beschouwd als verwaarloosbaar. Zoals al werd opgemerkt in de overwegingen 64 en 69, zijn de productie en verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode gestegen. Derhalve werd geoordeeld dat de grotere vissterfte dan normaal niet de oorzaak was van de schade.

5.3.6.   Gevolg van kleinere, minder efficiënte producenten in de Gemeenschap en hogere productiekosten

(108)

Aangevoerd werd dat de productiekosten van de Noorse kwekers lager zijn dan die van de kwekers in de EG en dat dit — samen met het onvermogen van de producenten van de Gemeenschap om de productiekosten te verminderen — de oorzaak was van de stijging van de invoer en de schade. Op basis van de beschikbare gegevens werd geoordeeld dat er in Noorwegen weliswaar bepaalde kostenvoordelen zijn (bijvoorbeeld geneesmiddelen, voer, milieuwetgevingskosten), maar dat de producenten van de Gemeenschap op andere gebieden kostenvoordelen genieten (bijvoorbeeld arbeid). In het algemeen moet worden opgemerkt dat de producenten van de Gemeenschap momenteel zware verliezen lijden, maar dit geldt ook voor de Noorse producenten, zoals onder meer blijkt uit de gegevens van de Noorse autoriteiten en het dumpingonderzoek. Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat het argument dat de producenten van de Gemeenschap minder efficiënt waren dan de Noorse exporteurs niet met bewijsmateriaal werd gestaafd en geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5.3.7.   Gevolg van regelgeving in het Verenigd Koninkrijk

(109)

Eén belanghebbende partij voerde aan dat de Britse regelgeving met betrekking tot milieucontroles en gezondheidsnormen voor vis, biomassagehalte, toelatingssysteem voor geneesmiddelen en goedkeuring van locaties, een van de oorzaken was van de verminderde concurrentiepositie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en een van de oorzaken van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Er werd echter geen bewijsmateriaal overgelegd ter ondersteuning van deze argumenten, er werden geen nieuwe argumenten aangevoerd en ook wees een onderzoek bij bedrijven in het Verenigd Koninkrijk niet in die richting. In deze omstandigheden kunnen de genoemde factoren niet worden beschouwd mede de oorzaak te zijn geweest van de schade die de producenten van de Gemeenschap hebben geleden. Sterker nog, men zou zelfs kunnen aanvoeren dat de striktere milieuwetgeving en gezondheidsvoorschriften in de Gemeenschap een product aantrekkelijker maken voor moderne afnemers.

5.4.   Conclusie

(110)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de EG heeft geleden. Deze conclusie is gebaseerd op het feit dat de invoer uit Noorwegen aanzienlijk is gestegen en ook het marktaandeel van de invoer met dumping aanzienlijk is gestegen, terwijl het betrokken product tevens werd ingevoerd tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk onderboden. Bovendien is er een opvallende gelijktijdigheid tussen de sterke stijging van de invoer met dumping tegen steeds lagere prijzen en de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waardoor die bedrijfstak verlies begon te leiden.

(111)

Er zijn geen andere factoren gemeld of vastgesteld met een significant nadelige invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Derhalve wordt tevens voorlopig geconcludeerd dat de invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen geen doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap is geleden.

6.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

6.1.   Algemene overwegingen

(112)

Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening, heeft de Commissie onderzocht of er, ondanks de conclusie dat er sprake was van schadelijke dumping, dringende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is om antidumpingmaatregelen te nemen met betrekking tot de import uit het betrokken land. De beoordeling van het belang van de Gemeenschap hield een beoordeling in van alle betrokken belangen, dat wil zeggen die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de importeurs/handelaren/verwerkende industrie/gebruikers en consumenten van het betrokken product. De Commissie heeft vragenlijsten verzonden, met name aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, de producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs, importeurs, verwerkende bedrijven, gebruikers, toeleveranciers van het betrokken product en een consumentenorganisatie.

6.2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(113)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft schade geleden door de invoer van goedkope gekweekte zalm uit Noorwegen. Het doel van de antidumpingmaatregelen is het herstel van daadwerkelijke mededinging op de markt van de Gemeenschap tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en de exporteurs in Noorwegen. Gezien de aard van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade luidt de conclusie dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, indien geen maatregelen worden genomen, onvermijdelijk nog verder achteruit zal gaan. Wanneer geen maatregelen worden ingesteld zal dit zeer waarschijnlijk leiden tot verdere schade en op de middellange termijn mogelijk tot het verdwijnen van deze bedrijfstak, gezien de omvang van het verlies in de beoordelingsperiode. Volgens de bevindingen in het onderzoektijdvak komt de positie van de bedrijfstak van de Gemeenschap derhalve in gevaar als het huidige lage niveau van de dumpprijzen niet wordt gecorrigeerd. Dit blijkt uit de voortdurende berichten over dreigende faillissementen.

(114)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen verricht om de concurrentiepositie op deze markt te verbeteren. De belangrijkste zalmproductiegebieden in de Gemeenschap liggen in Schotland en Ierland, omdat de omstandigheden daar geschikt zijn. Er zijn de afgelopen jaren ingrijpende veranderingen doorgevoerd in de structuur van de zalmsector in de Gemeenschap met een ontwikkeling naar steeds minder, maar grotere bedrijven. Enkele kleinere producenten hebben de sector verlaten of alles verkocht aan andere bedrijven in de Gemeenschap, die in deze productiegebieden wilden investeren. Veel van de bedrijven die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, hebben vanwege de hevigere concurrentie maatregelen genomen om hun efficiëntie te verbeteren en de kosten te verminderen, bijvoorbeeld door het kweken van jonge zalm, het verbeteren van de apparatuur voor het voeren van de vissen en door afspraken te maken om gezamenlijk voer in te kopen. Hierdoor konden de bedrijven hun koopkracht tegenover toeleveranciers vergroten. Tezelfdertijd hebben enkele van de bedrijven die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, afspraken gemaakt met betrekking tot gezamenlijke marketing en verkoop van hun productie. Dit zal hun positie op de markt versterken.

(115)

Worden er wel antidumpingmaatregelen genomen, dan zullen deze de eerlijke handelsvoorwaarden herstellen en de inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de afgelopen jaren verzilveren. In dat geval kan de bedrijfstak van de Gemeenschap een levensvatbare zalmproducent blijven. Het voornaamste gevolg van de maatregelen zal zijn dat er een einde komt aan verkoop onder de kostprijs door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Aangezien het betrokken product uit andere bronnen kan worden betrokken, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts zeer beperkte mogelijkheden om de prijzen te verhogen. Zij kunnen de situatie waarin zij verkeren hooguit verbeteren door meer te verkopen en aansluitend maximaal te profiteren van schaalvergroting. Bovendien zal het vertrouwen van investeerders in de bedrijven worden hersteld en zal de markt opnieuw stabiliseren.

(116)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat instelling van antidumpingmaatregelen in het belang zou zijn van de communautaire bedrijfstak.

6.3.   Belang van leveranciers van jonge vis en van voederproducenten

(117)

Het is tevens in het belang van de belangrijkste leveranciers van de producenten van de Gemeenschap (zoals leveranciers van jonge vis en voederproducenten) dat er een grote en voorspelbare vraag is naar hun producten tegen prijzen die een redelijke winst verzekeren. Verbetert de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet, dan zullen vele leveranciers van jonge vis hun verkoopcijfers en winstgevendheid zien dalen en in sommige gevallen zelfs het risico lopen dat zij hun activiteiten moeten staken. Hetzelfde geldt voor de voederproducenten. Het is derhalve in het belang van de leveranciers van jonge vis en van de voederproducenten dat er antidumpingmaatregelen worden genomen.

6.4.   Belang van producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs

(118)

Om de gevolgen van de maatregelen te onderzoeken voor producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs, heeft de Commissie de haar bekende importeurs en verwerkende bedrijven van het betrokken product in de Gemeenschap een vragenlijst toegezonden. Vijf producenten hebben een bruikbare reactie op de vragenlijst toegezonden.

(119)

In deze bedrijven hielden zich in het onderzoektijdvak in totaal bijna 738 werknemers bezig met zalmproductie. Samen hadden zij een omzet van meer dan 250 miljoen EUR. Deze producenten hebben hun standpunt niet medegedeeld of waren tegen de instelling van maatregelen.

(120)

Zoals al werd opgemerkt in overweging 104, hebben deze bedrijven ook te lijden onder de prijsdaling die is veroorzaakt door de Noorse producenten/exporteurs. Er moet in dit verband aan worden herinnerd dat de medewerkende producenten die verbonden zijn met de Noorse exporteurs/importeurs hun verkoopcijfers met 6 % oftewel ongeveer 4 200 ton hebben kunnen verhogen, maar toch is hun marktaandeel geslonken. Tezelfdertijd konden de Noorse exporteurs hun verkoop met 93 000 ton verbeteren en wisten zij hun marktaandeel te vergroten. Derhalve wordt aangenomen dat de instelling van antidumpingmaatregelen ook de economische situatie van de producenten in de Gemeenschap die verbonden zijn met Noorse producenten/importeurs zal verbeteren.

(121)

Antidumpingmaatregelen die de eerlijke handelsvoorwaarden herstellen, zijn derhalve in het belang van deze producenten.

6.5.   Belang van onafhankelijke importeurs en verwerkende bedrijven (gebruikers)

(122)

Om de gevolgen voor importeurs en verwerkende bedrijven van het al dan niet nemen van maatregelen te evalueren, heeft de Commissie vragenlijsten toegezonden aan de haar bekende importeurs en verwerkende bedrijven van het betrokken product in de Gemeenschap. De Commissie heeft ook de verschillende organisaties van importeurs, verwerkende bedrijven en gebruikers op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek. Diverse organisaties hebben hun standpunt kenbaar gemaakt.

(123)

De importeurs zijn meestal ook de bedrijven die het product verwerken en vele zijn in feite verbonden met producenten/exporteurs buiten de Gemeenschap, met name in Noorwegen. Acht importeurs/verwerkende bedrijven/gebruikers hebben een bruikbare reactie op de vragenlijst toegezonden. Deze bedrijven vertegenwoordigden ongeveer 9 % van de totale invoer uit Noorwegen in het onderzoektijdvak en circa 6 % van het verbruik. Hun gegevens geven derhalve een indicatie, maar het is allesbehalve zeker dat zij volledig representatief zijn voor de gehele sector van gebruikers.

(124)

De verwerkende bedrijven legden er de nadruk op dat een prijsstijging voor hen zou leiden tot een stijging van de kosten, een daling van de verkoop en winstgevendheid, verlies aan arbeidsplaatsen en zelfs verplaatsing buiten de Gemeenschap. Zij wezen er tevens op dat visverwerkende bedrijven voor veel meer werkgelegenheid zorgen dan de kwekerijen en in sommige gevallen arbeidsplaatsen creëren in gebieden waar weinig werkgelegenheid is.

(125)

In dit verband is vastgesteld dat de importeurs en verwerkende bedrijven mogelijk een hogere prijs moeten betalen als zij het Noorse product blijven aankopen, omdat zij dan een antidumpingrecht zouden moeten betalen. Er moet echter op worden gewezen dat zij prijsstijgingen niet in hun geheel hoeven te dragen, omdat het zeer waarschijnlijk is dat zij die gedeeltelijk kunnen afwentelen op de volgende fases in de distributieketen en de consumenten.

(126)

De voornaamste kosten voor verwerkende bedrijven zijn de kosten van grondstoffen en de arbeidskosten. Het lijdt geen twijfel dat een stijging van de prijzen van grondstoffen tot een stijging leidt van de verwerkingskosten. Op basis van de drie meest bruikbare reacties werd vastgesteld dat gekweekte zalm ongeveer 54 % vertegenwoordigt van de totale productiekosten. Deze verwerkende bedrijven kochten in het onderzoektijdvak zowel in de Gemeenschap (ongeveer 15 % van hun aankopen), als in Noorwegen (ongeveer 83 % van hun aankopen) gekweekte zalm. Derhalve luidt de conclusie dat op ongeveer 45 % van hun totale kosten een recht zal worden geheven. In deze context moet er op worden gewezen dat, volgens de informatie die door de importeurs en verwerkende bedrijven is verstrekt, de kosten van hun grondstoffen in de beoordelingsperiode met 14 % zijn gedaald. In het onderzoektijdvak waren deze 9,1 percentpunten lager dan in 2001. Tevens blijkt uit die gegevens dat hun verkoopprijzen in 2002 en 2003 ongeveer gelijk zijn gebleven, en de trend in de periode voorafgaand aan het onderzoektijdvak dalende was. Vanwege de geringe medewerking van de gebruikers in dit verband, is de empirische grondslag echter vrij beperkt en voorzichtigheid is dan ook geboden bij het trekken van conclusies voor de sector van gebruikers als geheel. Ook moet erop worden gewezen dat slechts twee bedrijven gegevens hebben verstrekt over de winstgevendheid.

(127)

Overeenkomstig de antwoorden op de vragenlijst zijn bij de visverwerkende bedrijven in de Gemeenschap ongeveer 3 400 personen werkzaam, al houdt zich slechts een klein deel van hen bezig met de verwerking van gekweekte zalm. Er waren geen aanwijzingen dat maatregelen tot een verlies aan werkgelegenheid in de Gemeenschap zullen leiden.

(128)

De mogelijke nadelen van de antidumpingmaatregelen voor importeurs/verwerkende bedrijven/gebruikers wegen derhalve niet op tegen de voordelen voor de producenten van de Gemeenschap. De antidumpingmaatregelen worden beschouwd als het minimum dat nodig is om een einde te maken aan de schade die de producenten van de Gemeenschap lijden en om te voorkomen dat de situatie van deze producenten verder verslechtert. Verder moet worden opgemerkt dat het product nog steeds uit andere derde landen kan worden betrokken.

6.6.   Belang van de consument

(129)

Omdat het betrokken product een consumentenproduct is, heeft de Commissie een aantal consumentenorganisaties over de opening van het onderzoek geïnformeerd. Een van de organisaties heeft geantwoord dat zalm algemeen als een gezond product wordt beschouwd en dat een kunstmatige prijsverhoging de keuze voor gezond voedsel moeilijker zou maken en schadelijk zou zijn voor de betrokken importeurs, verwerkende bedrijven en winkels. Ook werd aangevoerd dat de maatregelen een belemmering zouden kunnen vormen voor de invoer en verkoop van bevroren gekweekte zalm. Ook bestond de vrees dat een prijsstijging gekweekte zalm minder betaalbaar zou maken en de groei van de markt zou belemmeren in lidstaten met een minder dan gemiddeld bruto nationaal product (bnp) per hoofd van de bevolking.

(130)

Vastgesteld werd dat bedrijven, als er antidumpingmaatregelen worden ingesteld, onbeperkt toegang behouden tot ingevoerde producten, zij het tegen billijke prijzen. Gezien de marges tussen de prijs van de gehele vis af kwekerij en de kleinhandelsprijs van verwerkte zalm, is het weinig waarschijnlijk dat de maatregelen aanzienlijke gevolgen hebben voor de kleinhandelsprijzen en de prijsstijgingen worden afgewenteld op de consument. De gevolgen voor de consument worden dan ook minimaal geacht. Verder is een prijsniveau waarbij verlies wordt geleden op de middellange of lange termijn waarschijnlijk niet houdbaar. Het belang van de consument is dan ook het meest gediend bij stabiele prijzen en een duurzame markt.

6.7.   Conclusie

(131)

Op basis van de bovenstaande feiten en overwegingen wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen in te stellen.

7.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

7.1.   Schademarge

(132)

Gelet op de voorlopige conclusies met betrekking tot dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap, wordt het passend geacht antidumpingmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verdere schade ondervindt van de invoer met dumping.

(133)

Bij het vaststellen van de hoogte van de voorlopige maatregelen, heeft de Commissie rekening gehouden met de dumpingmarge en het bedrag van het recht dat noodzakelijk is om de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap ondervindt, ongedaan te maken.

(134)

De voorlopige rechten dienen hoog genoeg te zijn om een einde te maken aan de schade die door dumping wordt geleden, zonder dat zij het niveau van de dumpingmarges mogen overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van invoer met dumping worden geneutraliseerd, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst voor belasting te maken die in normale concurrentieomstandigheden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijze op het betrokken product in de Gemeenschap kan worden gemaakt. Op basis hiervan werd een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade lijdt. Deze niet-schadeveroorzakende prijs is berekend door de productiekosten met de reeds genoemde winstmarge van 7,2 % te vermeerderen. Deze winstmarge werd voorlopig vastgesteld op basis van de winst die in 2001 was behaald en is de minimale winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap had kunnen behalen wanneer er geen sprake was geweest van schadelijke dumping. Dit punt wordt nader onderzocht na de instelling van de voorlopige maatregelen en de ontvangst van eventueel commentaar van de belanghebbenden.

(135)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs, die was vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gemiddelde niet-schadeveroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt. Bij deze vergelijking gevonden verschillen werden vervolgens uitgedrukt in procenten van de gemiddelde cif-invoerwaarde.

7.2.   Voorlopige maatregelen

(136)

In het licht van het voorgaande meent de Commissie dat een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld dat met de dumpingmarge overeenstemt, en niet hoger is dan de hierboven, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, berekende schademarge.

(137)

De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde bedrijven zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Zij weerspiegelen de situatie die bij het onderzoek voor die bedrijven werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige bedrijven” in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit de betrokken landen die door de genoemde bedrijven en dus de specifieke rechtspersonen zijn geproduceerd. Producten die door andere bedrijven zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van bedrijven die verbonden zijn met de specifiek genoemde bedrijven, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze bedrijven is het recht van toepassing dat voor „alle overige bedrijven” geldt.

(138)

Aanvragen in verband met de toepassing van een specifiek voor een bepaald bedrijf geldend antidumpingrecht (bijvoorbeeld na de naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (8) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van het bedrijf op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. In voorkomend geval zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van bedrijven die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(139)

Op basis van het bovenstaande zijn de voorlopige rechten als volgt:

Producent

Dumpingmarge

Schademarge

Antidumpingrecht

Marine Harvest AS, Noorwegen

21,9 %

15,3 %

15,3 %

Fjord Seafood Norway AS

37,7 %

13,5 %

13,5 %

Pan Fish Norway AS

25,4 %

16,1 %

16,1 %

Stolt Sea Farm AS

13,9 %

14,2 %

13,9 %

Follalaks AS

24,5 %

27,7 %

24,5 %

Nordlaks Oppdrett AS

6,8 %

14,6 %

6,8 %

Hydrotech AS

21,9 %

15,3 %

15,3 %

Grieg Seafood AS

22,9 %

17,2 %

17,2 %

Gewogen gemiddelde

22,5 %

16,0 %

16,0 %

Residuele marge

37,7 %

27,7 %

24,5 %

7.3.   Slotbepaling

(140)

Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bij de Commissie hebben gemeld, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een eventueel voorstel van de Commissie tot instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Hierbij wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op gekweekte (andere dan wilde) zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren, ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 10 13 en ex 0304 20 13 (TARIC-codes 0302120019, 0302120038, 0302120098, 0303110018, 0303110098, 0303190018, 0303190098, 0303220019, 0303220088, 0304101319, 0304101398, 0304201319 en 0304201398), (hierna „gekweekte zalm” genoemd) uit Noorwegen.

2.   Het voorlopig antidumpingrecht geldt niet voor wilde zalm. Wilde zalm in de zin van deze verordening is zalm waarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend, met behulp van alle door de belanghebbende te overleggen passende documenten, wordt aangetoond dat deze in zee (voor Atlantische of Pacifische zalm) of in rivieren (voor Donauzalm) is gevangen.

3.   Het voorlopig antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product is als volgt voor onderstaande bedrijven:

Producent

Antidumpingrecht

Aanvullende TARIC-code

ALSAKER FJORDBRUK AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ÅMØY FISKEOPPDRETT AS, N-4152 VESTRE ÅMØY, NOORWEGEN

16,0 %

A663

AMULAKS AS, N-8286 NORDFOLD, NOORWEGEN

24,5 %

A645

AQUA AS, C/O RØRVIK FISK, N-7900 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ARCTIC SEAFOOD AS, N-8432 ALSVÅG, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ARNØY LAKS AS, N-9193 LAUKSLETTA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

AUSTEFJORDEN SMOLT AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BALDER SJØFARM AS, N-8286 NORDFOLD, NOORWEGEN

24,5 %

A645

BINDALSLAKS AS, POSTBOKS 134, N-7901 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BOGNØY FISKEOPPDRETT AS, P.O.BOX 93 SLÅTTHAUG, N-5851 BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BOLAKS AS, N-5640 EIKELANDSOSEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BR. KARLSEN, BEDDINGEN 14, N-7014 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BRATTØYFISK AS, N-6520 FREI, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BREMNES SEASHORE AS, N-5430 BREMNES, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BRILLIANT FISKEOPPDRETT AS, N-5444, ESPEVÆR, NOORWEGEN

16,0 %

A663

BRU EIGEDOM AS, SANDVIKSBODENE 66, N-5035 BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

CENTRE FOR AQUACULTURE COMPETENCE AS, HUNDSNES, N-4130 HJELMELAND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

EDELFARM AS, ØKSENGÅRD, N-8250 ROGNAN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

EDELFISK AS, HAMNEGATA 1, N-6900 FLORØ, NOORWEGEN

16,0 %

A663

EMILSEN FISK AS, LAUVØYA, N-7900 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ESPEVÆR FISKEOPPDRETT AS, N-5444, ESPEVÆR, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ESPEVÆR SAMDRIFT AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FEØY FISKEOPPDRETT AS, N-5548 FEØY, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FINNMARK STAMFISKSTASJON AS, LERRESFJORD, N-9536 KORSFJORDEN, NOORWEGEN

24,5 %

A645

FINNØY FISK AS, NÅDEN, N-4160 FINNØY, NOORWEGEN

15,3 %

A641

FJELBERG FJORDBRUK AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FJORD AQUA GROUP AS, BENTNESVEIEN 50, N-6512 KRISTIANSUND N, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FJORD FORSØKSSTASJON HELGELAND AS, TOFTSUNDET, N-8900 BRØNNØYSUND, NOORWEGEN

13,5 %

A642

FJORD SEAFOOD NORWAY AS, TOFTSUNDET, N-8900, BRØNNØYSUND, NOORWEGEN

13,5 %

A642

FLAKSTADVÅG LAKS AS, FLAKSTADVÅG, N-9395 KALDFARNES, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FLOKENES FISKEFARM AS, FLOKENES, N-6983 KVAMMEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FOLLALAKS AS, N-8286 NORDFOLD, NOORWEGEN

24,5 %

A645

FOSSEN AS, P.O.BOX 93 SLÅTTHAUG, N-5851 BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

FRØFISK AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

G. ESPNES FISKEOPPDRETT AS, N-7266 KVERVA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

GRIEG SEAFOOD AS, POSTBOKS 234, SENTRUM, N-5804 BERGEN, NOORWEGEN

17,2 %

A648

GRIEG SEAFOOD ROGALAND AS, POSTBOKS 234, SENTRUM N-5804 BERGEN, NOORWEGEN

17,2 %

A648

HAMNEIDET LAKS AS, N-9181 HAMNEIDET, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HARDANGERFISK AS, PB. 143, N-5604 ØYSTESE, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HAVFANGST AS, DYRSFJORD, N-9130, HANSNES, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HELLESUND FISKEOPPDRETT AS, LANGHOLMSUND, N-4770 HØVÅG, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HELLFJORDLAKS AS, JENNSKARET, N-8475, STRAUMSJØEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HENDEN FISKEOPPDRETT AS, POSTBOKS 53, N-6539 AVERØY, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HJARTØY LAKS AS, POSTBOKS 371, NESTTUN N-5853, BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

HØLLALAKS AS, POSTBOKS 603, N-8301 SVOLVÆR, NOORWEGEN

15,3 %

A641

HYDROTECH AS, BENTNESV. 50, N-6512 KRISTIANSUND N, NOORWEGEN

15,3 %

A647

HYEN LAKS AS, KLEPPENES, N-6829 HYEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

JENSEN ALFRED AS, N-9394 KALDFARNES, NOORWEGEN

16,0 %

A663

K. ENOKSEN FISKEOPPDRETT AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

KLEIVA FISKEFARM AS, N-9455 ENGENES, NOORWEGEN

16,0 %

A663

KOBBEVIK OG FURUHOLMEN AS, N-5392 STOREBØ, NOORWEGEN

16,0 %

A663

KRISTOFFERSEN EGIL & SØNNER AS, JENNSKARET, N-8475, STRAUMSJØEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

KVAMSDAL FISKEOPPDRETT AS, POSTBOKS 371, NESTTUN N-5853, BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

KVITSVA AS, SØRROLLNES, N-9450, HAMNVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LANDØY FISKEOPPDRETT AS, VÆRLANDET, N-6986 VÆRLANDET, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LANGFJORDLAKS AS, N-9540 TALVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LARSSEN SEAFOOD AS, N–8740 NORD-SOLVÆR, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LERØY MIDNOR AS, N-7246 HESTVIKA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LINGALAKS AS, LINGAVEGEN 206, N-5630 STRANDEBARM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LOVUNDLAKS AS, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

16,0 %

A663

LUND FISKEOPPDRETT AS, N-7818 LUND, NOORWEGEN

16,0 %

A663

MARINE HARVEST BOLGA AS, N-8158 BOLGA, NOORWEGEN

15,3 %

A641

MARINE HARVEST NORWAY AS, POSTBOKS 4102, DREGGEN, N-5835 BERGEN, NOORWEGEN

15,3 %

A641

MARØ HAVBRUK A/S, N-6914 SVANOYBUKT, NOORWEGEN

16,0 %

A663

MÅSØVAL FISHFARM AS, N-7266 KVERVA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

MÅSØVAL FISKEOPPDRETT AS, N-7266 KVERVA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

MIDT-NORSK HAVBRUK AS, HANSVIKA, N-7900 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

NORDLAKS OPPDRETT AS, BOKS 224, N-8455 STOKMARKNES, NOORWEGEN

6,8 %

A646

NORDLAKS PRODUKTER AS, BOKS 224, N-8455 STOKMARKNES, NOORWEGEN

6,8 %

A646

NORD-SENJA FISKEINDUSTRI AS, N-9373 BOTHAMN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

NYE VESTSTAR AS, N-5392 STOREBØ, NOORWEGEN

16,0 %

A663

NYGÅRD LAKS AS, N-5640 EIKELANDSOSEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

OSLAND HAVBRUK AS, N-5962 BJORDAL, NOORWEGEN

16,0 %

A663

PAN FISH NORWAY AS, GRIMMERGATA 5, N-6002 ÅLESUND, NOORWEGEN

16,1 %

A643

PROSJEKT OMEGA AS, HAMNEGATA 1, N-6900 FLORØ, NOORWEGEN

16,0 %

A663

PUNDSLETT LAKS AS, PUNDSLETT, N-8324 DIGERMULEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

QUATRO LAKS AS, N-5640 EIKELANDSOSEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

RAMSØY FISKEOPPDRETT AS, BENTNESVN. 50, N-6512 KRISTIANSUND N, NOORWEGEN

15,3 %

A641

RANGØY EINAR AS, POSTBOKS 53, N-6539 AVERØY, NOORWEGEN

16,0 %

A663

RIOL AS, FROVÅGHAMN, N-9392 STRONGLANDSEIDET, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ROGALAND FJORDBRUK AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

RONG LAKS AS, POSTBOKS 371, NESTTUN N-5853, BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

RONGEVÆR FISKEOPPDRETT AS, BØVÅGEN, N-5937 BØVÅGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

RØVÆR FJORDBRUK AS, N-5549 RØVÆR, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SALMAR FARMING AS, N-7266 KVERVA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SANDNES FISKEOPPDRETT AS, N-6967 HELLEUNIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SANDVÆRFISK AS, POSTBOKS 34, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

SANDVOLL HAVBRUK AS, N-5835 BERGEN, NOORWEGEN

15,3 %

A641

SEAFARM INVEST AS, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

SEANOR SALMON AS, POSTBOKS 371 NESTTUN N-5853 BERGEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SELØY SJØFARM AS, SELØY, N-8850 HERØY, NOORWEGEN

13,5 %

A642

SELSØYVIK HAVBRUK AS, POSTBOKS 17, N-8196 SELSØYVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SENJA SJØFARM AS, GJØVIKA, N-9392 STONGLANDSEIDET, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SFI MELØ AS, POSTBOKS 34, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

SINKABERG-HANSEN AS, POSTBOKS 134, N-7901 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SIRIUS SALMON SA, BOKS 224, N-8455 STOKMARKNES, NOORWEGEN

6,8 %

A646

SJURELV FISKEOPPDRETT AS, FJORDVEIEN 255, N-9100, KVALØYSLETTA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SKJELBULAKS AS, N-8136 NORDARNØY, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SNEKVIK SALMON AS, GJENGSTØ, N-7200 KYRKSÆTERØRA, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SØMNA FISKEOPPDRETT AS, POSTBOKS 34, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

SØRROLLNESFISK AS, N-9450 HAMNVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

STEINVIK FISKEFARM AS, N-6939 EIKEFJORD, NOORWEGEN

16,0 %

A663

STETTEFISK AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

STØLE DANIEL FISKEOPPDRETT AS, STØLEV. 2, N-5514 HAUGESUND, NOORWEGEN

16,0 %

A663

STOLT SEA FARM AS, POSTBOKS 370, SENTRUM, N-0102 OSLO, NOORWEGEN

13,9 %

A644

SULEFISK AS, N-6924 HARDBAKKE, NOORWEGEN

16,0 %

A663

SUNNHORDLAND FJORDBRUK AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

TOFTØYSUND LAKS AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

TOMBRE FISKEANNLEGG AS, N-5640 EIKELANDSOSEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

TOMMA LAKS AS, N-8723 HUSBY, NOORWEGEN

15,3 %

A641

TORRIS PRODUCTS LTD. AS, POSTBOKS 34, N-8764 LOVUND, NOORWEGEN

15,3 %

A641

TRI AS, POSTBOKS 100, N-9531 KVALFJORD, NOORWEGEN

16,0 %

A663

TYSNES FJORDBRUK AS, N-5694 ONARHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

VEGA SJØFARM AS, N-8980 VEGA, NOORWEGEN

15,3 %

A641

VESTVIK MARINEFARM AS, OLAV TRYGGVASONS GT 40, P.O.BOX 2608, SENTRUM, N-7414 TRONDHEIM, NOORWEGEN

16,0 %

A663

VIKNA SJØFARM AS, V/TERJE BONDØ, SØRTUNET 2, N-7900 RØRVIK, NOORWEGEN

16,0 %

A663

WENBERG FISKEOPPDRET, LEIVSER N-8200 FAUSKE, NOORWEGEN

16,0 %

A663

WILSGÅRD FISKEOPPDRETT AS, N-9381 TORSKEN, NOORWEGEN

16,0 %

A663

ALLE OVERIGE BEDRIJVEN

24,5 %

A999

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopig recht.

5.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken om mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening nr. 384/96 van de Raad kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, opmerkingen doen toekomen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 27 april 2005.

Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 22 april 2005

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 349 van 31 december 1994, blz. 53.

(3)  PB L 67 van 10 maart 1994, blz. 89.

(4)  PB L 33 van 5.2.2005, blz. 8.

(5)  Zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad.

(6)  PB C 261 van 23 oktober 2004, blz. 8.

(7)  Met helevisequivalent wordt gewoonlijk bedoeld het gewicht van een vis die is uitgehongerd en na het slachten is leeggebloed.

(8)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directie B, B-1049 Brussel, België.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 14 april 2005

tot afsluiting van de procedure van overleg met de Republiek Guinee overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou

(2005/321/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), en met name op artikel 96,

Gelet op het Intern Akkoord inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (2), en met name op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou, als bedoeld in artikel 9 van die overeenkomst, zijn geschonden.

(2)

Overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou, is op 20 juli 2004 het overleg geopend met de ACS-landen en de Republiek Guinee. Bij die gelegenheid zijn de autoriteiten van Guinee specifieke verbintenissen aangegaan met het doel de problemen die door de Europese Unie zijn genoemd te verhelpen. Die verbintenissen dienen binnen een periode van drie maanden waarin een versterkte dialoog wordt gevoerd, ten uitvoer te worden gelegd.

(3)

Na afloop van die periode is gebleken dat enkele van de eerder genoemde verbintenissen hebben geleid tot concrete initiatieven en dat enkele ervan zijn nagekomen. Diverse belangrijke maatregelen met betrekking tot de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou moeten echter nog ten uitvoer worden gelegd,

BESLUIT:

Artikel 1

Het overleg met de Republiek Guinee overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou wordt afgesloten.

Artikel 2

De maatregelen die worden genoemd in de brief die in de bijlage is opgenomen, worden goedgekeurd als passende maatregelen in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de Overeenkomst van Cotonou.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit verstrijkt op 14 april 2008. Het wordt regelmatig getoetst, ten minste tweemaal per jaar.

Gedaan te Luxemburg, 14 april 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

L. FRIEDEN


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.


BIJLAGE

Excellentie,

De Europese Unie hecht grote waarde aan de bepalingen van artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou. De eerbiediging van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, waarop het partnerschap tussen de ACS en de Europese Unie berust, zijn essentiële elementen van deze overeenkomst en liggen bijgevolg ten grondslag aan de betrekkingen.

De Europese Unie is dan ook verontrust over de verslechtering van de situatie met betrekking tot de democratische beginselen en de rechtsstaat, met name sinds het constitutioneel referendum van 2001, alsmede tijdens de parlementsverkiezingen van 2002 en de presidentsverkiezingen van 2003. De Europese Unie is ook bezorgd over de gebrekkige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en het tekortschietende administratieve, politieke, economische en financiële bestuur.

De Europese Unie is van mening dat er wat de politieke situatie in Guinee betreft sprake is van een schending van de essentiële elementen die worden bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou. Gezien dit artikel en de politieke situatie in Guinee, heeft zij op 31 maart 2004 besloten overleg te voeren overeenkomstig artikel 96 van de overeenkomst, teneinde een grondig onderzoek van de situatie mogelijk te maken en eventueel tot een aanvaardbare oplossing te komen.

Dit overleg is op 20 juli 2004 in Brussel geopend. Bij die gelegenheid zijn diverse fundamentale vraagstukken aan de orde gekomen en heeft u uw standpunt kunnen toelichten en een analyse kunnen geven van de situatie in uw land. U heeft ook een memorandum gepresenteerd met een actieplan voor de consolidatie van de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur.

Na de presentatie van dit rapport heeft een gezamenlijke follow-up-missie van het voorzitterschap van de Europese Unie en de Commissie een bezoek gebracht aan Conakry. Bij die gelegenheid is, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de lidstaten ter plaatse, een evaluatie verricht van de nakoming van de verbintenissen.

De Europese Unie heeft kunnen vaststellen dat de autoriteiten van Guinee een zeer grote bereidheid hebben getoond om de besprekingen voort te zetten en te verdiepen en de missie van de Europese Unie te vergemakkelijken. Zij heeft ook kunnen vaststellen dat bepaalde verbintenissen hebben geleid tot bemoedigende initiatieven van uw kant. Met name dient te worden gewezen op het volgende.

 

Uw regering heeft de bereidheid getoond de politieke dialoog met de verschillende politieke partijen te hervatten met als doel de herziening van de verkiezingsprocedures. De officiële ceremonie voor de hervatting van de dialoog had plaats op 31 augustus 2004 en er is een overlegbureau voor politieke partijen opgericht om de dialoog te vergemakkelijken.

 

De regering heeft haar besluit bevestigd om in juni 2005 plaatselijke verkiezingen te organiseren, alsmede haar voornemen om het proces van decentralisatie te versterken. Verschillende wetgevende ontwerpteksten zijn in voorbereiding.

 

De regering heeft haar besluit bevestigd om binnen de in de grondwet voorziene termijn parlementsverkiezingen te organiseren, dat wil zeggen in juni 2007. De regering is bereid te onderzoeken of de datum van de verkiezingen kan worden vervroegd.

 

De regering heeft voorts een tijdschema bevestigd om de radiofrequenties vrij te geven; deze vrijgave zal in juni 2005 een feit zijn.

 

De regering heeft ten slotte sectorale hervormingen op het gebied van macro-economisch beheer bevestigd, alsmede het tijdschema voor de tenuitvoerlegging daarvan.

Het lijdt geen twijfel dat deze initiatieven zullen bijdragen tot de versterking van de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden in uw land. De meeste van deze verbintenissen worden echter over een langere periode ten uitvoer gelegd en het zal noodzakelijk blijven de nakoming van de verbintenissen binnen bepaalde termijnen te garanderen, met name de democratie te versterken. In deze context ziet de Europese Unie vooral uit naar de concrete maatregelen die in uw voortgangsrapport over de tenuitvoerlegging van het memorandum van 30 september 2004 worden genoemd en dat uit de volgende onderdelen bestaat.

1)

Voortzetting van de nationale dialoog met het oog op een herziening van het electorale kader en de operationele voorwaarden, in overeenstemming met de verklaring over de beginselen voor democratische verkiezingen in Afrika (1), die in 2002 in Durban is aangenomen door de Afrikaanse Unie, teneinde aldus transparante en democratische verkiezingen te garanderen.

2)

Voortzetting en consolidatie van de verbintenis om de wetten na te leven die betrekking hebben op de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, teneinde politieke partijen in staat te stellen hun recht uit te oefenen om bijeenkomsten te organiseren, te demonstreren en toegang te verkrijgen tot staatszenders voor uitzendingen op radio en televisie.

3)

Liberalisering van de elektronische media op basis van het tijdschema dat in oktober 2004 is gepresenteerd aan de follow-up-missie van de Europese Unie en dat totstandbrenging van particuliere elektronische media mogelijk maakt vóór de plaatselijke verkiezingen.

4)

Organisatie van plaatselijke en parlementsverkiezingen op basis van de gewijzigde verkiezingsprocedures.

5)

Voortzetting van het proces van decentralisatie.

6)

Voortzetting van de activiteiten voor versterking van het macro-economisch beheer en de sectorale hervormingen.

Na het overleg is, rekening houdende met de in dit stadium geconstateerde initiatieven en de maatregelen die nog moeten worden genomen, besloten de volgende passende maatregelen vast te stellen uit hoofde van artikel 96, lid 2, onder c), van de Overeenkomst van Cotonou.

1)

De samenwerking wordt voortgezet met gebruikmaking van de overschotten van het 6e, 7e en 8e EOF, ter uitvoering van de verbintenissen die Guinee is aangegaan in het kader van dit overleg, met name wat betreft het decentralisatieproces, de liberalisering van de media en een goed economisch bestuur.

2)

Verdere samenwerking met gebruikmaking van het B-budget van het 9e EOF, teneinde de uitvoering te realiseren van de programma’s die rechtstreeks bestemd zijn ter verbetering van de levensomstandigheden van de minst begunstigde bevolkingsgroepen of slachtoffers van de subregionale politieke crisis.

3)

Programma’s ter versterking van de civiele samenleving (met inbegrip van niet-georganiseerde delen daarvan), de eerbiediging en versterking van de democratie, de mensenrechten en goed bestuur, alsmede de ontwikkeling of consolidatie van vrije media kunnen eveneens worden gesteund.

4)

De bijdragen voor regionale projecten worden per geval onderzocht.

5)

Maatregelen met een humanitair karakter, handelssamenwerking en preferenties op gebieden die met handel verband houden, worden voortgezet.

6)

Er kan steun worden verleend voor de voorbereiding van de verkiezingen, afkomstig van de overschotten van het 6e, 7e en 8e EOF of het B-budget van het 9e EOF, zodra de verkiezingsprocedures zijn vastgesteld die moeten zorgen voor transparante en democratische verkiezingsprocessen die zijn gebaseerd op de verklaring over de beginselen voor democratische verkiezingen in Afrika.

7)

Het A-budget van het 9e EOF is overeenkomstig het besluit van de Commissie in het kader van de tussentijdse herzieningen teruggebracht tot 65 miljoen EUR. De samenwerkingsstrategie en het nationaal indicatief programma zullen worden afgerond met inachtneming van de situatie in het land en de nieuwe financiële vooruitzichten. Deze documenten zullen worden ondertekend en uitgevoerd zodra er voldoende vooruitgang is geconstateerd in de toepassing van de door Guinee aangegane verbintenissen, met name bij de voorbereiding en totstandbrenging van vrije en transparante lokale en parlementaire verkiezingen. De Europese Unie hanteert daarbij de volgende criteria:

a)

dat er vrije en transparante lokale verkiezingen zijn gehouden en gekozen lokale besturen met hun werkzaamheden zijn begonnen;

b)

dat er in het kader van de politieke dialoog met de oppositie een electoraal kader en operationele voorwaarden voor parlementaire verkiezingen (met inbegrip van een datum) zijn vastgesteld die gebaseerd zijn op de verklaringen over de beginselen voor democratische verkiezingen in Afrika.

Er dient te worden voorzien in regelmatige controles, waarbij het voorzitterschap van de Europese Unie en de Commissie betrokken zijn en waarvan de eerste binnen zes maanden plaats moet hebben.

De Europese Unie zal de situatie in Guinee, gedurende een follow-up-periode van zesendertig maanden, nauwgezet blijven volgen. Er wordt, in het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, een versterkte politieke dialoog gevoerd met uw regering, teneinde de democratie en de rechtsstaat te consolideren, met name door middel van parlementaire verkiezingen en het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

In het geval van een versnelde uitvoering van de door de autoriteiten van Guinee aangegane verbintenissen, of in het tegenovergestelde geval van niet-naleving ervan, behoudt de Europese Unie zich het recht voor passende maatregelen te treffen.

Hoogachtend,

Voor de Raad

Voor de Commissie


(1)  Verklaring van de OAE/AU over de beginselen voor democratische verkiezingen in Afrika, AHG/Decl.1 (XXXVIII).


Commissie

23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2005

betreffende het verzoek dat het Verenigd Koninkrijk heeft ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 411)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

(2005/322/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 januari 2005 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 geraadpleegd over de uitbreiding van een nationaal verbod op de spannetvisserij op baars binnen de twaalfmijlszone aan de zuidwestkust van Engeland tot vaartuigen uit andere lidstaten die in dat gebied mogen vissen; de bedoeling van deze maatregel is om, in afwachting van meer doeltreffende en meer gecoördineerde maatregelen op communautair niveau, de bijvangst van walvisachtigen te beperken. Bij het indienen van dit verzoek hebben de Britse autoriteiten gewag gemaakt van hun bezorgdheid over de omvang van de bijvangst van gewone dolfijnen in de spannetvisserij op baars en hebben zij verwezen naar het besluit waarbij de Commissie het door hen ingediende voorstel om bij wijze van noodmaatregel deze visserij in het westelijke Kanaal (ICES-sector VII e) te sluiten, heeft verworpen (2).

(2)

Franse en Belgische vaartuigen mogen overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 op demersale soorten vissen in de zone van 6 tot 12 mijl en zouden dus gevolgen ondervinden van de door het Verenigd Koninkrijk voorgestelde ontwerp-maatregelen.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft zijn verzoek overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan de betrokken lidstaten gezonden. De Commissie heeft binnen de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde termijn van vijf werkdagen schriftelijke opmerkingen ontvangen van Frankrijk, dat de Commissie vraagt het Britse verzoek te verwerpen.

(4)

De Commissie maakt zich zorgen over de bijvangst van op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (3), beschermde walvisachtigen bij bepaalde vormen van visserij en streeft ernaar het aantal dieren dat in het vistuig verstrikt geraakt en stikt, tot een minimum te beperken. Op communautair niveau zijn onlangs maatregelen in die zin getroffen bij Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (4).

(5)

Krachtens de hierboven vermelde Verordening (EG) nr. 812/2004 moeten met ingang van 1 januari 2005 waarnemers worden ingezet op vaartuigen die actief zijn in de spannetvisserij. De bijvangst van walvisachtigen bij de pelagische spannetvisserij is een complex probleem dat specifiek door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is behandeld in zijn omvattend wetenschappelijk onderzoek en advies over deze materie (5). ICES wijst erop dat „niet alleen bij de spannetvisserij op baars dolfijnen worden gevangen” en dat „omvattend toezicht op de talrijke vormen van trawlvisserij in dit gebied vereist is voordat specifieke uitspraken over beperkende voorschriften kunnen worden gedaan”. ICES beschouwt „een verbod op de pelagische spannetvisserij op baars” als „een arbitraire maatregel die waarschijnlijk niet het gewenste effect sorteert”. Indien het gebruik van spannetten voor de visserij op zeebaars in de Britse kustwateren van het westelijke Kanaal wordt verboden, zal dat naar alle waarschijnlijkheid resulteren in een herverdeling van de visserij-inspanning in belendende gebieden en is het nog maar de vraag of de bijvangst van gewone dolfijnen daarbij zal dalen.

(6)

Hoewel een lidstaat krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 maatregelen mag nemen om het effect van visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, valt uit de beschikbare wetenschappelijke informatie niet af te leiden dat de voorgestelde maatregel tot de verwezenlijking van die doelstelling zal bijdragen.

(7)

Onder meer op basis van de hierboven aangehaalde motivering heeft de Commissie in augustus 2004 besloten tot de afwijzing van de door het Verenigd Koninkrijk voorgestelde noodmaatregel waarbij de pelagische trawlvisserij op baars in het westelijke Kanaal zou worden verboden. In de tussentijd is geen nieuwe wetenschappelijke informatie aan het licht gekomen die een eventuele wijziging van die analyse zou rechtvaardigen.

(8)

De Commissie is van mening dat het probleem van de bijvangst van walvisachtigen in de pelagische trawlvisserij een doeltreffende en gecoördineerde aanpak vergt die gestoeld is op een gedegen wetenschappelijk inzicht in de aard en de omvang van het fenomeen. Met het oog hierop stelt de Commissie financiële steun ter beschikking voor het verrichten van wetenschappelijke studies en onderzoeksactiviteiten die moeten uitmonden in maatregelen ter beperking van de bijvangst van walvisachtigen in de pelagische trawlvisserij, of in bijgewerkte wetenschappelijke ramingen van het aantal kleine walvisachtigen in de Europese Atlantische wateren. Deze studies en onderzoeksprojecten moeten, samen met de uit het communautaire waarnemersprogramma voortvloeiende gegevens over de bijvangst van walvisachtigen in een groot aantal vormen van visserij, binnen een redelijk tijdsbestek een technische basis opleveren voor gerichte en doeltreffende beheersmaatregelen ter beperking van de impact van de visserij op walvisachtigen. Zodra deze gegevens ter beschikking worden gesteld, zal de Commissie zo nodig de vereiste maatregelen voorstellen in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen.

(9)

Het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek is derhalve niet aanvaardbaar,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om het verbod op de spannetvisserij op baars in de twaalfmijlszone aan de zuidwestkust van Engeland uit te breiden tot vaartuigen van andere lidstaten, wordt verworpen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  Commission Decision of 24 August 2004 on the request presented by the United Kingdom pursuant to Article 7 of Council Regulation (EC) No 2371/2002 — C(2004) 3229 (niet in het Nederlands).

(3)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(4)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12.

(5)  Verslagen van het Adviescomité Ecosystemen van ICES, 2002 en 2003 (beschikbaar op http://www.ices.dk)


23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/39


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2005

inzake de veiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen met betrekking tot drijvende vrijetijdsartikelen voor gebruik op of in het water moeten voldoen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1209)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/323/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 4, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/95/EG verplicht de producenten uitsluitend veilige producten op de markt te brengen.

(2)

Overeenkomstig die richtlijn wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico's en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen.

(3)

Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG dienen Europese normen door de Europese normalisatie-instanties te worden vastgelegd. Dergelijke normen dienen het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn te waarborgen.

(4)

De lidstaten en de Commissie zijn in nauwe samenwerking met de Europese normalisatie-instanties en na raadpleging van de belanghebbende partijen tot de conclusie gekomen dat drijvende vrijetijdsartikelen voor gebruik op of in het water tot een categorie producten behoren waarvoor Europese normen dienen te worden vastgesteld op grond van een door de Commissie krachtens Richtlijn 2001/95/EG te geven mandaat. Uitgesloten van de drijvende vrijetijdsartikelen in kwestie zijn de onder Richtlijn 88/378/EEG van de Raad (2) inzake de veiligheid van speelgoed, Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (3) betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) inzake pleziervaartuigen vallende drijvende producten.

(5)

Voor de desbetreffende producten dienen in het licht van voornoemde raadplegingen en besprekingen met de instanties van de lidstaten veiligheidsvereisten te worden opgesteld.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Producten en productdefinitie

Deze beschikking is van toepassing op de in deel I van de bijlage beschreven drijvende vrijetijdsartikelen voor gebruik op of in het water, die niet onder productspecifieke wetgeving van de Europese Unie vallen. Van deze beschikking zijn met name de onder Richtlijn 88/378/EEG, Richtlijn 89/686/EEG en Richtlijn 94/25/EG vallende drijvende vrijetijdsartikelen uitgesloten.

Artikel 2

Veiligheidsvereisten

De veiligheidsvereisten voor de in artikel 1 bedoelde producten worden beschreven in deel II van de bijlage.

Artikel 3

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 april 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 187 van 16.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).

(3)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 30.10.2003, blz. 1).

(4)  PB L 164 van 30.6.1994, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.


BIJLAGE

Veiligheidsvereisten voor drijvende vrijetijdsartikelen voor gebruik op of in het water

DEEL I

Productdefinitie

De drijvende artikelen waarop deze beschikking van toepassing is, zijn voor gebruik op of in het water bedoelde vrijetijdsartikelen die kunnen drijven doordat zij zijn opgeblazen of doordat zij drijvende materialen bevatten. Deze artikelen vallen niet onder productspecifieke EU-wetgeving en worden op en in het water voor vrijetijdsactiviteiten gebruikt, zoals spelen in het water, watersport, pleziervaart, duiken en leren zwemmen, en blijven niet beperkt tot de meest kenmerkende en vanouds gebruikelijke producten op dit terrein. Sommige van deze producten worden al jaren op de Europese markt aangeboden, terwijl andere nieuw zijn en er voortdurend weer nieuwe producten op de markt komen.

Voor het merendeel zijn deze producten gewijzigde traditionele standaardproducten of zijn zij ervan afgeleid en verder ontwikkeld. Steeds vaker worden speeltuintoestellen aangepast voor gebruik op het water.

Deze nieuwe producten zijn bedoeld om meer plezier en vermaak, maar tegelijkertijd ook meer snelheid en sensatie te bieden in de vorm van nieuwe avontuurlijke activiteiten zoals „tubing” en wildwatervaren.

De onder Richtlijn 88/378/EEG inzake de veiligheid van speelgoed, Richtlijn 89/686/EEG betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en Richtlijn 94/25/EG inzake pleziervaartuigen vallende drijvende vrijetijdsartikelen zijn van deze beschikking uitgesloten.

Drijvende artikelen waarop deze beschikking van toepassing is, moeten naar gebruiksdoeleinden, wijze van voortstuwing en ontwerp in de volgende klassen worden ingedeeld:

Klasse A: Drijvende artikelen die voor gebruik in statische positie op of in het water zijn bedoeld. De gebruiker bevindt zich op het drijvende voorwerp. Bedoeld voor gebruik door één of meer personen, voornamelijk passief. In de regel geen mechanische voortstuwing. De artikelen kunnen op een zodanige wijze ontworpen zijn dat zij een stabiel drijfvermogen bezitten of door de gebruiker in evenwicht moeten worden gehouden.

Uitgesloten zijn onder Richtlijn 89/686/EEG vallende artikelen met beschermende functies. Hetzelfde geldt voor onder Richtlijn 88/378/EEG vallende artikelen die ontworpen of duidelijk bestemd zijn voor individueel gebruik door in ondiep water spelende kinderen.

Klasse B: Drijvende artikelen die bedoeld zijn voor statisch gebruik. De gebruiker bevindt zich in een drijvend voorwerp dat zijn lichaam (tamelijk strak) omsluit. De artikelen zijn of van een harnassysteem voorzien of zijn zodanig vervaardigd dat de gebruiker zich met zijn armen en handen kan vasthouden. Een dergelijk systeem kan bestaan uit een geïntegreerde zitplaats, riemen en andere bevestigingsmiddelen, ongeacht de lichaamshouding (zittend, staand, liggend, knielend, enz.). Het lichaam van de gebruiker bevindt zich in mindere of meerdere mate onder het wateroppervlak. Doorgaans steekt het bovenlichaam (vanaf borsthoogte) uit het water. Bedoeld voor gebruik door één of meer personen. In de regel geen mechanische voortstuwing.

Uitgesloten zijn onder Richtlijn 89/686/EEG vallende artikelen met beschermende functies. Hetzelfde geldt voor onder Richtlijn 88/378/EEG vallende artikelen die ontworpen of duidelijk bestemd zijn voor individueel gebruik door in ondiep water spelende kinderen.

Klasse C: Drijvende artikelen voor dynamisch gebruik, d.w.z. bij hoge snelheid. De gebruiker bevindt zich op of in het drijvende voorwerp. Dit kan voorzien zijn van een „cockpit” of zitplaats of andere voorzieningen om de gebruiker houvast te bieden. Het voorwerp wordt voortgetrokken door een extern voortstuwingsmiddel. De gebruiker moet ervoor zorgen dat het voorwerp achter de sleepinrichtingen stabiel blijft drijven en op koers blijft.

Klasse D: Drijvende artikelen voor actief gebruik, d.w.z. klimmen, springen en dergelijke. De gebruiker bevindt zich niet in een speciale houding. Bedoeld voor gebruik door één of meer personen. In de regel geen mechanische voortstuwing. Uitgesloten zijn onder Richtlijn 89/686/EEG vallende artikelen met beschermende functies. Hetzelfde geldt voor onder Richtlijn 88/378/EEG vallende artikelen die ontworpen of duidelijk bestemd zijn voor individueel gebruik door in ondiep water spelende kinderen.

Klasse E: Opblaasbare boten met een drijfvermogen van minder dan 1 800 N en een romplengte van meer dan 1,2 m en minder dan 2,5 m, gemeten volgens de desbetreffende geharmoniseerde normen voor sport- en vrijetijdsdoeleinden in de zin van Richtlijn 94/25/EG. Individueel en collectief gebruik. De gebruiker bevindt zich in het drijvende voorwerp (brede „cockpit”).

DEEL II

A.   Risico's

De voornaamste aan deze producten verbonden risico’s zijn (bijna-) verdrinkingsongevallen.

Tot de andere aan de producten in kwestie verbonden risico’s die meer of minder ernstige verwondingen kunnen veroorzaken, behoren risico's die verband houden met het ontwerp van het product, zoals bijvoorbeeld wegdrijven, verlies van houvast, val van grote hoogte, boven of onder het wateroppervlak beklemd of verstrikt raken, plotseling verlies van het drijfvermogen, kapseizen, koudeshock en andere aan het gebruik ervan inherente risico's zoals aanvaring en botsing, en risico's als gevolg van wind, stromingen en getijden.

B.   Algemeen veiligheidsvereiste

De producten moeten voldoen aan het in Richtlijn 2001/95/EG genoemde algemene veiligheidsvereiste en „veilig” zijn in de zin van artikel 2, onder b), van die richtlijn.

C.   Specifieke veiligheidseisen

Op grond van het in Richtlijn 2001/95/EG bedoelde algemene veiligheidsvereiste dient minimaal rekening te worden gehouden met het volgende.

C.1.   Vereisten met betrekking tot het productontwerp

De veiligheid van het ontwerp dient voorrang te hebben boven veiligheid door middel van instructies. De gebruikte materialen en de uitvoering moeten in overeenstemming zijn met de stand van de techniek, waarbij rekening wordt gehouden met het verwachte gebruik van de artikelen en de eventuele gevolgen voor de gezondheid van de gebruiker en het milieu.

Er dient minimaal in het volgende te worden voorzien:

a)

stabiel drijfvermogen in overeenstemming met het beoogde en verwachte gebruik;

b)

minimaal drijfvermogen en — in het geval van opblaasbare artikelen — reservedrijfvermogen bij een defect aan één luchtkamer. Zo nodig vermogen om te blijven functioneren, met name in het geval van beoogd of waarschijnlijk collectief gebruik;

c)

middelen voor gemakkelijk houvast tijdens het gebruik;

d)

mogelijkheid om gemakkelijk te ontsnappen bij kapseizen, vermijden van iedere risico van beklemming of verstrikking van lichaamsdelen;

e)

middelen om gemakkelijk weer in of op het product te klimmen, met name indien dit bedoeld is voor collectief gebruik, en voorzieningen voor houvast in het water tijdens noodgevallen;

f)

betrouwbaar mechanisme voor snelle ontkoppeling van met hoge snelheid voortbewogen (gesleepte) producten.

C.2.   Waarschuwingen en informatie ten behoeve van een behoedzaam gebruik van het product

De presentatie van en de afbeeldingen, opvallende en duidelijke markeringen en waarschuwingen en aanwijzingen op het product betreffende het gebruik ervan moeten volledig coherent zijn en voor de consument gemakkelijk te begrijpen en moeten recht doen aan de risico's voor de potentiële gebruikers, met name kinderen.

Waarschuwingen of gegevens inzake de afmetingen (met inbegrip van pictogrammen) moeten tijdens het gebruik zichtbaar zijn. Pictogrammen die op zeer ernstige risico's wijzen, dienen van een tekst van gelijke strekking vergezeld te gaan. Informatie van essentieel belang betreffende de werking en de beperkingen van het product moet zodanig aangeboden worden dat de potentiële koper vóór de koop goed ingelicht is. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan risico's voor kinderen. Er dient ten minste op het volgende te worden gelet:

a)

iedere noodzakelijke beperking van het gebruik, zoals bijvoorbeeld: aantal gebruikers, totaal gewicht, risico's als gevolg van wind, stromingen en getijden, benodigde afstand van de kant, hoogte, snelheid, de interactie met andere producten of voorwerpen, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het product samen met andere producten of in de nabijheid van gevaarlijke voorwerpen gebruikt zal worden (veiligheidsafstand); voorts moet rekening worden gehouden met het te verwachten verkeerde gebruik van het product;

b)

op alle producten dient de volgende waarschuwing te worden aangebracht: „LET OP!: Geen bescherming tegen verdrinkingsgevaar. Alleen zwemmers!”;

c)

aanbeveling betreffende het gebruik van adequate persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) tegen verdrinkingsgevaar en ten behoeve van botsingsweerstand, voorzover noodzakelijk;

d)

instructies inzake opblazen, luchtdruk, onderhoud, herstel, opslag en verwijdering met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze producten en het gebruik ervan, situaties waarin sprake is van herhaald gebruik gedurende lange perioden en het slijtageproces;

e)

producten die bestemd zijn voor categorieën consumenten die bij het gebruik van het product aan risico’s blootstaan, met name kinderen, niet-zwemmers en — in bepaalde gevallen — ouderen, moeten van specifieke waarschuwingen voorzien zijn.


Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers

23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/42


BESLUIT Nr. 200

van 15 december 2004

betreffende de werkmethodes en de samenstelling van de Technische Commissie voor de gegevensverwerking van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/324/EG)

DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS,

Gelet op artikel 81, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1), op grond waarvan zij tot taak heeft de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en uit te breiden door het moderniseren van de procedures voor de gegevensuitwisseling, met name door de informatiestroom tussen de organen geschikt te maken voor telematica-uitwisseling, rekening houdend met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, met als doel de toekenning van de prestaties te bespoedigen,

Gelet op artikel 117 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (2), op grond waarvan zij de regels voor de werking en de samenstelling vaststelt van een Technische Commissie, die haar overeenkomstig artikel 117, artikel 117 bis en artikel 117 ter verslagen en een met redenen omkleed advies bezorgt op basis waarvan zij besluiten neemt,

Rekening houdende met de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie per 1 mei 2004 voor het functioneren van de Technische Commissie,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers richt de in artikel 117 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72 bedoelde Technische Commissie voor de gegevensverwerking op. Deze werkgroep wordt „Technische Commissie” genoemd.

2.   De taken van de Technische Commissie zijn vastgelegd in artikel 117 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72.

3.   Het mandaat voor specifieke taken van de Technische Commissie wordt vastgesteld door de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, die het mandaat naar behoefte kan wijzigen.

Artikel 2

De Technische Commissie dient haar verslagen en met redenen omklede adviezen indien nodig goed te keuren op basis van technische documentatie en studies. Bij de nationale overheidsdiensten kan zij alle inlichtingen opvragen die zij nodig acht voor de correcte uitvoering van haar taken.

Artikel 3

1.   De Technische Commissie bestaat uit twee vertegenwoordigers per lidstaat, waarvan de ene aangesteld is als gewoon lid en de andere als plaatsvervanger. De benoemingen worden door iedere regeringsvertegenwoordiger in de Administratieve Commissie voor zijn land aan de algemeen secretaris van de Administratieve Commissie doorgegeven.

2.   De verslagen en met redenen omklede adviezen worden bij eenvoudige meerderheid van alle leden van de Technische Commissie aangenomen, waarbij elke lidstaat slechts één stem heeft die uitgebracht wordt door het gewone lid of door zijn vervanger. In de verslagen of met redenen omklede adviezen van de Technische Commissie moet worden vermeld of zij unaniem dan wel bij meerderheid van stemmen zijn aangenomen. Ook de conclusies of voorbehouden van de eventuele minderheid moeten worden vermeld.

3.   Een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of een door hem aangewezen persoon neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de Technische Commissie.

Artikel 4

Het voorzitterschap van de Technische Commissie wordt gedurende een half jaar uitgeoefend door het gewone lid of een andere aangewezen persoon die behoort tot de staat waarvan de vertegenwoordiger in de Administratieve Commissie gedurende dezelfde periode het voorzitterschap van die commissie bekleedt. De voorzitter van de Technische Commissie brengt op verzoek van de voorzitter van de Administratieve Commissie verslag uit over de werkzaamheden van zijn commissie.

Artikel 5

De Technische Commissie kan ad hocwerkgroepen oprichten voor de behandeling van specifieke problemen. Zij beschrijft dan de door de werkgroep uit te voeren taken, het tijdschema voor de uitvoering van die taken, alsook de financiële gevolgen van de actie, in het in artikel 7 bedoelde werkprogramma.

Artikel 6

Het secretariaat van de Administratieve Commissie is verantwoordelijk voor de voorbereiding en de organisatie van de vergaderingen van de Technische Commissie en stelt de notulen daarvan op.

Artikel 7

De Technische Commissie legt aan de Administratieve Commissie een gedetailleerd werkprogramma te goedkeuring voor. Ook dient de Technische Commissie elk jaar aan de Administratieve Commissie verslag uit te brengen van haar werkzaamheden en van de resultaten in verband met het werkprogramma en met eventuele voorstellen voor de wijziging ervan.

Artikel 8

Elke door de Technische Commissie voorgenomen actie, die uitgaven ten laste van de Commissie van de Europese Gemeenschappen met zich brengt, moet voor goedkeuring aan de vertegenwoordiger van die instelling worden voorgelegd.

Artikel 9

De talen van de Technische Commissie zijn de erkende officiële talen van de instellingen van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Artikel 10

De aanvullende regels in de bijlage zijn ook van toepassing op de Technische Commissie.

Artikel 11

Dit besluit komt in de plaats van Besluit nr. 169 (3).

Artikel 12

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 1 maart 2005.

De voorzitter van de Administratieve Commissie

C.-J. VAN DEN BERG


(1)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 631/2004.

(3)  PB L 195 van 11.7.1998, blz. 46.


BIJLAGE

AANVULLENDE REGELS VOOR DE TECHNISCHE COMMISSIE

1.   Het bijwonen van de vergaderingen

a)

Wanneer de voorzitter een vergadering van de Technische Commissie niet kan bijwonen, wordt de vergadering voorgezeten door zijn plaatsvervanger.

b)

De leden mogen zich op de vergaderingen van de Technische Commissie laten vergezellen door één of meer bijkomende deskundigen indien de te behandelen zaken zulks vereisen. Als regel geldt dat iedere delegatie niet meer dan vier personen mag omvatten.

c)

De vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of een lid van het secretariaat, of enige andere door de algemeen secretaris van de Administratieve Commissie aangewezen persoon, woont alle vergaderingen van de Technische Commissie of van de ad hocgroepen bij. De vergaderingen mogen eveneens bijgewoond worden door een vertegenwoordiger van een andere dienst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, indien dit in het belang is van een te behandelen zaak.

2.   Stemming

a)

Wanneer een gewoon lid van de Technische Commissie het voorzitterschap uitoefent, stemt zijn plaatsvervanger in zijn plaats.

b)

Elk lid dat bij de stemming aanwezig is en dat zich van stemming onthoudt, wordt door de voorzitter verzocht de redenen voor zijn onthouding mee te delen.

c)

Wanneer de meerderheid der aanwezige leden zich van stemming heeft onthouden, wordt het in stemming gebrachte voorstel geacht niet in overweging te zijn genomen.

3.   Agenda

a)

Het secretariaat stelt in overleg met de voorzitter van de Technische Commissie de voorlopige agenda van elke vergadering van de Technische Commissie vast. Wanneer zulks noodzakelijk lijkt, kan het secretariaat, alvorens een punt op de agenda te plaatsen, de betrokken delegaties verzoeken hun standpunt schriftelijk mee te delen.

b)

De voorlopige agenda bevat in principe de punten waarvan de aanvraag tot opneming, ingediend door een lid of door de vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, alsmede de eventueel daarbij behorende nota’s, ten minste 20 werkdagen vóór deze vergadering bij het secretariaat zijn binnengekomen.

c)

De voorlopige agenda wordt ten minste tien werkdagen vóór de aanvang van de vergadering toegezonden aan de leden van de Technische Commissie, aan de vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en aan alle andere personen van wie de aanwezigheid op die vergadering verwacht wordt. De daarbij behorende werkdocumenten worden hen toegezonden zodra deze beschikbaar zijn.

d)

De agenda wordt door de Technische Commissie bij de aanvang van elke vergadering goedgekeurd. De Technische Commissie moet eenparig beslissen over het opnemen van andere punten die niet in de voorlopige agenda staan vermeld. Behoudens in spoedgevallen kunnen de leden van de Technische Commissie zich hun definitieve standpunt ten aanzien van op de voorlopige agenda opgenomen punten, waarvoor zij de daarop betrekking hebbende documenten niet vijf werkdagen vóór het begin van de vergadering in hun eigen taal hebben ontvangen, tot de volgende vergadering voorbehouden.

4.   Ad hocwerkgroepen

a)

De leiding van de werkgroepen berust bij een door de voorzitter van de Technische Commissie in overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangewezen deskundige, of bij gebreke daarvan een deskundige die dezelfde staat vertegenwoordigt als de voorzitter van de Administratieve Commissie.

b)

De voorzitter van de werkgroep wordt uitgenodigd om de vergadering van de Technische Commissie waarin het verslag van de werkgroep wordt behandeld, bij te wonen.

5.   Administratieve aangelegenheden

a)

De voorzitter van de Technische Commissie kan het secretariaat alle nodige aanwijzingen geven voor het houden van vergaderingen en de uitvoering van de tot de bevoegdheid van de Technische Commissie behorende werkzaamheden.

b)

De Technische Commissie komt bijeen op door het secretariaat in overleg met de voorzitter van de Technische Commissie aan de leden en aan de vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tien werkdagen vóór de vergadering gezonden uitnodiging.

c)

Van elke vergadering worden notulen opgesteld, die in principe tijdens de volgende vergadering dienen te worden goedgekeurd.


Rectificaties

23.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/46


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 607/2005 van de Commissie van 18 april 2005 houdende vierde wijziging van Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 100 van 20 april 2005 )

Op bladzijde 18 in punt 2, onder c):

in plaats van:

„Lukic, Milan. Geboortedatum: 6.9.1967. Geboorteplaats: Visegrad, Bosnië en Herzegovina. Nationaliteit: a) van Bosnië en Herzegovina, b) mogelijk van Servië en Montenegro.”,

te lezen:

„Lukic, Sreten. Geboortedatum: 28.3.1955. Geboorteplaats: Visegrad, Bosnië en Herzegovina. Nationaliteit: van Servië en Montenegro.”