|
ISSN 1725-2598 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
|
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
|
Raad |
|
|
|
* |
||
|
|
|
Commissie |
|
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 31 maart 2005 betreffende de niet-opneming van kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine en polyoxin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 975) ( 1 ) |
|
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
|
|
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
|
|
|
* |
|
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
|
* |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 564/2005 VAN DE RAAD
van 8 april 2005
tot verdere wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels uit Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,
Gelet op het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORAFGAANDE PROCEDURE
|
(1) |
Op 5 mei 2000 heeft de Commissie een antidumpingprocedure (2) ingeleid betreffende de invoer van bepaalde ijzeren of stalen kabels uit onder andere Turkije. |
|
(2) |
Deze procedure heeft uiteindelijk geleid tot de instelling van een definitief antidumpingrecht bij Verordening (EG) nr. 1601/2001 van de Raad (3), om de schadelijke gevolgen van dumping weg te nemen. |
B. VERZOEK OM EEN TUSSENTIJDSE HERZIENING
|
(3) |
Has Çelik ve Halat Sanayi Ticaret A.S., een Turkse producent/exporteur van ijzeren of stalen kabels waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, heeft een verzoek ingediend om een tussentijdse herziening van Verordening (EG) nr. 1601/2001. |
|
(4) |
In dit verzoek uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, wordt aangevoerd dat de omstandigheden op grond waarvan de geldende antidumpingmaatregelen zijn vastgesteld, zijn gewijzigd, en dat deze gewijzigde veranderingen van blijvende aard zijn. |
|
(5) |
Volgens de indiener van het verzoek heeft zijn bedrijf structurele veranderingen ondergaan die aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de normale waarde. Een vergelijking van de normale waarde op grond van zijn kosten of binnenlandse prijzen met zijn prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap zou leiden tot een significante verlaging van de dumpingmarge tot onder het niveau van het huidige antidumpingrecht dat op hem van toepassing is, namelijk 17,8 %. Daarom zou een handhaving van de maatregelen op het huidige niveau, dat gebaseerd is op de eerder vastgestelde dumpingmarge, niet langer noodzakelijk zijn om de gevolgen van dumping te neutraliseren. |
|
(6) |
Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden, waarop zij een bericht („bericht van inleiding”) (4) heeft gepubliceerd en een onderzoek heeft geopend, dat tot het aspect dumping was beperkt wat de indiener van het verzoek betreft. |
C. PROCEDURE
|
(7) |
De Commissie heeft de vertegenwoordigers van het exportland en de indiener van het verzoek op de hoogte gebracht van de inleiding van de tussentijdse herzieningsprocedure en heeft alle rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Van EWRIS (Liaison Committee of E.U. Wire Rope Industries), de indiener van de klacht in de oorspronkelijke procedure, werden opmerkingen ontvangen. |
|
(8) |
Tevens heeft de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toegezonden, die deze binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijnen heeft beantwoord. |
|
(9) |
De Commissie heeft alle informatie die zij nodig had om te kunnen vaststellen of er al dan niet dumping plaatsvond, verzameld en gecontroleerd, en heeft bij de indiener van het verzoek een controle verricht. |
|
(10) |
Het dumpingonderzoek bestreek de periode van 1 juli 2003 tot en met 29 februari 2004 („het onderzoektijdvak”). |
D. PRODUCT
|
(11) |
Zoals gedefinieerd in het kader van het onderzoek dat tot de instelling van de huidige maatregelen heeft geleid („het vorige onderzoek”), heeft het onderzoek betrekking op: stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels met een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm (door de bedrijfstak staalkabels genoemd), gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes 7312 10 82, 7312 10 84, 7312 10 86, 7312 10 88 en 7312 10 99. |
|
(12) |
Zoals bij het vorige onderzoek is bij dit onderzoek gebleken dat de staalkabels die de indiener van het verzoek in Turkije vervaardigt en op de Turkse markt verkoopt dan wel naar de Gemeenschap uitvoert, dezelfde fysische kenmerken hebben en voor hetzelfde gebruik bestemd zijn als het EG-product, en dat deze derhalve moeten worden aangemerkt als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
E. DUMPING
|
(13) |
Voor de vaststelling van de normale waarde werd eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van het betrokken product door de indiener van het verzoek representatief was, vergeleken met de uitvoer van dit product naar de Gemeenschap. Dit bleek het geval te zijn, aangezien de omvang van zijn verkoop op de binnenlandse markt, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening, ten minste 5 % van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg. |
|
(14) |
Voor elk van de door de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt verkochte typen waarvan werd vastgesteld dat zij rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde typen werd onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Dit werd geacht het geval te zijn wanneer in het onderzoektijdvak de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van een bepaald type 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van dat type naar de Gemeenschap. Voor de meeste typen die in het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap zijn uitgevoerd, is vastgesteld dat een vergelijkbaar type in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was verkocht. |
|
(15) |
Voor de typen van het product die aan dit 5 %-criterium voldeden, werd bovendien onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt van elk van deze vergelijkbare typen kon worden geacht in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Hiertoe werd bepaald welke hoeveelheid van het betrokken type niet met verlies aan onafhankelijke afnemers was verkocht. Wanneer van een bepaald type meer dan 80 % op de binnenlandse markt niet met verlies was verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijs van de gehele binnenlandse verkoop in het onderzoektijdvak. |
|
(16) |
Voor de naar de Gemeenschap uitgevoerde typen waarvoor geen vergelijkbare typen op de binnenlandse markt waren verkocht, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, geconstrueerd door de fabricagekosten te nemen van de door de indiener van het verzoek uitgevoerde typen en daaraan een redelijk bedrag toe te voegen voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. Deze VAA-kosten waren gebaseerd op die welke waren gemaakt bij de verkoop van het betrokken product door de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt. De winstmarge was die welke was gemaakt door de indiener van het verzoek bij de binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties. |
|
(17) |
Omdat het betrokken product steeds rechtstreeks was uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, werd de exportprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
|
(18) |
De normale waarde werd met de exportprijs vergeleken in het stadium af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Teneinde een eerlijke vergelijking mogelijk te maken werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, met name de kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, laden en aanverwante kosten, krediet en commissies. |
|
(19) |
De gewogen gemiddelde gecorrigeerde normale waarde werd, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening, vergeleken met de gewogen gemiddelde netto-exportprijs af fabriek, per producttype. |
|
(20) |
Bij deze vergelijking bleek dat het betrokken product niet met dumping werd ingevoerd. |
F. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN
|
(21) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd bovendien onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs konden worden geacht van blijvende aard te zijn. |
|
(22) |
Uit het onderzoek bleek dat het bedrijf van de indiener van het verzoek veranderingen had ondergaan waardoor de productiestructuur en organisatie aanzienlijk gewijzigd waren. Dit heeft geleid tot een substantieel hogere productie, waardoor de productiekosten zijn gedaald en daardoor ook de normale waarde in vergelijking met het vorige onderzoektijdvak (1 april 1999 tot en met 31 maart 2000). In dezelfde periode zijn de exportprijzen gestegen en er is geen reden om aan te nemen dat deze stijging slechts tijdelijk is. |
|
(23) |
Er wordt derhalve geconcludeerd dat de gewijzigde omstandigheden, met name de stijging van de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, in combinatie met een aanzienlijke daling van de productiekosten, van blijvende aard zijn. |
G. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
|
(24) |
Omdat er geen sprake meer is van dumping, wordt het passend geacht de maatregelen in te trekken, althans wat de indiener van het verzoek betreft. |
|
(25) |
Belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/2001 aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken. |
|
(26) |
EWRIS heeft een aantal algemene opmerkingen gemaakt die voornamelijk betrekking hadden op de stijging van de grondstofprijzen na het onderzoektijdvak. EWRIS heeft de hierboven vermelde bevindingen betreffende dumping niet in twijfel getrokken, maar wel zijn zorgen geuit over de mogelijkheid dat de indiener van het verzoek in de toekomst de dumping zou kunnen hervatten. |
|
(27) |
Over de grondstofprijzen wordt opgemerkt dat deze misschien gestegen zijn na het onderzoektijdvak, maar dat daarmee bij de dumpingberekening geen rekening kon worden gehouden. In dit geval bestaat de grondstof uit walsdraad, een basisstaalproduct waarvan de prijzen normalerwijze aan fluctuaties onderhevig zijn. Een prijsverhoging van een dergelijke grondstof dient daarom niet als blijvend te worden beschouwd en kan geen reden zijn om bovengenoemde bevindingen in twijfel te trekken. |
|
(28) |
Ten slotte wordt opgemerkt dat aangezien de intrekking van de maatregelen uitsluitend voor de indiener van het verzoek geldt en niet voor andere Turkse producenten, deze aan de procedure onderworpen blijft en hij eventueel, overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening, bij latere herzieningsonderzoeken betreffende Turkije kan worden betrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1601/2001 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
In de tabel in artikel 1, lid 3, wordt het recht (%) voor de Turkse onderneming Turkey Has Çelik ve Halat Sanayi Ticaret A.S. (aanvullende Taric-code A220), vervangen door: „0”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 april 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB C 127 van 5.5.2000, blz. 12.
(3) PB L 211 van 4.8.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1268/2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 23).
(4) PB C 67 van 17.3.2004, blz. 5.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 565/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 14 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
052 |
99,5 |
|
204 |
63,6 |
|
|
212 |
146,4 |
|
|
624 |
104,1 |
|
|
999 |
103,4 |
|
|
0707 00 05 |
052 |
144,2 |
|
204 |
53,8 |
|
|
999 |
99,0 |
|
|
0709 90 70 |
052 |
105,4 |
|
204 |
40,9 |
|
|
999 |
73,2 |
|
|
0805 10 20 |
052 |
47,3 |
|
204 |
48,9 |
|
|
212 |
52,4 |
|
|
220 |
49,1 |
|
|
400 |
55,3 |
|
|
624 |
57,1 |
|
|
999 |
51,7 |
|
|
0805 50 10 |
052 |
61,8 |
|
220 |
69,6 |
|
|
400 |
69,0 |
|
|
624 |
63,2 |
|
|
999 |
65,9 |
|
|
0808 10 80 |
388 |
88,0 |
|
400 |
118,1 |
|
|
404 |
97,6 |
|
|
508 |
59,7 |
|
|
512 |
71,1 |
|
|
524 |
63,2 |
|
|
528 |
79,6 |
|
|
720 |
80,5 |
|
|
804 |
110,5 |
|
|
999 |
85,4 |
|
|
0808 20 50 |
388 |
81,2 |
|
512 |
77,6 |
|
|
528 |
65,8 |
|
|
999 |
74,9 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 566/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
houdende wijziging van de restituties welke van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), inzonderheid op artikel 31, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De restitutiebedragen welke met ingang van af 24 maart 2005 worden toegepast op de in de bijlage bedoelde producten, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 468/2005 van de Commissie (2). |
|
(2) |
Toepassing van de regels en criteria welke zijn aangehaald in Verordening (EG) nr. 468/2005 op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot wijziging van de op dit tijdstip geldende restituties in de zin als vermeld in de bijlage bij deze verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restitutiebedragen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 468/2005 worden gewijzigd zoals in de bijlage van deze verordening aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vice-voorzitter
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1787/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 121).
(2) PB L 78 van 24.3.2005, blz. 9.
BIJLAGE
Restituties welke van toepassing zijn vanaf 15 april 2005 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen (1)
|
(EUR/100 kg) |
||||
|
GN-code |
Omschrijving |
Restituties |
||
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
|||
|
ex 0402 10 19 |
Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2): |
|
|
|
|
— |
— |
||
|
26,53 |
28,00 |
||
|
ex 0402 21 19 |
Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3): |
|
|
|
|
32,54 |
34,67 |
||
|
61,57 |
65,60 |
||
|
ex 0405 10 |
Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6): |
|
|
|
|
40,70 |
44,00 |
||
|
126,58 |
136,25 |
||
|
119,33 |
129,00 |
||
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 567/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
houdende vaststelling, voor het verkoopseizoen 2004/2005, van de bedragen die aan de op grond van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad erkende organisaties van olijfolieproducenten en unies daarvan moeten worden uitgekeerd
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), en met name op artikel 20 quinquies, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 20 quinquies, lid 1, van Verordening nr. 136/66/EEG is bepaald dat een percentage van de productiesteun wordt ingehouden als bijdrage in de financiering van de werkzaamheden van erkende producentenorganisaties en unies daarvan. Voor de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2004/2005 is dit percentage vastgesteld op 0,8 %. |
|
(2) |
In artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2366/98 van de Commissie van 30 oktober 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van de productiesteunregeling voor olijfolie voor de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2004/2005 (2) is bepaald dat de aan de unies en aan de producentenorganisaties uit te keren eenheidsbedragen worden vastgesteld op basis van de geraamde totaalbedragen die moeten worden verdeeld. De in elke lidstaat uit bovengenoemde inhouding afkomstige middelen moeten op adequate wijze onder de rechthebbenden worden verdeeld. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het verkoopseizoen 2004/2005 worden de onderstaande, in artikel 21, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 2366/98 bedoelde bedragen vastgesteld:
|
— |
voor Griekenland, respectievelijk 2,0 EUR en 2,0 EUR |
|
— |
voor Spanje, respectievelijk 4,5 EUR en 2,2 EUR |
|
— |
voor Frankrijk, respectievelijk 0,0 EUR en 0,0 EUR |
|
— |
voor Italië, respectievelijk 2,0 EUR en 2,2 EUR |
|
— |
voor Malta, respectievelijk 0,0 EUR en 0,0 EUR |
|
— |
voor Portugal, respectievelijk 0,0 EUR en 6,5 EUR |
|
— |
voor Slovenië, respectievelijk 0,0 EUR en 0,0 EUR. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).
(2) PB L 293 van 31.10.1998, blz. 50. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1432/2004 (PB L 264 van 11.8.2004, blz. 6).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 568/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1159/2003 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1464/95 en (EG) nr. 779/96
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 22, lid 2, en artikel 39, lid 6,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (2), en met name op artikel 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Blijkens de ervaring die is opgedaan in het verkoopseizoen 2003/2004, dat de eerste leveringsperiode was waarin Verordening (EG) nr. 1159/2003 van de Commissie (3) van toepassing was, dienen in de bij die verordening vastgestelde beheersbepalingen verbeteringen te worden aangebracht, met name ten aanzien van de bepaling van de hoeveelheden van de verplichtingen tot levering van preferentiële suiker ACS-India. |
|
(2) |
Om de voorspelbaarheid te garanderen die voor een goed verloop van de handelstransacties nodig is, dient de Commissie vóór het begin van de betrokken leveringsperiode volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde procedure de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voorlopig te bepalen. |
|
(3) |
Die hoeveelheden moeten tijdens de leveringsperiode, wanneer de werkelijke invoer in de voorgaande jaren beter bekend is, worden vastgesteld onder voorbehoud van een eventuele wijziging mocht latere informatie dat noodzakelijk maken. Tevens moet een methode worden vastgesteld om, onverminderd de in te stellen onderzoekingen, in het kader van de bepaling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen de nominale hoeveelheden van de invoercertificaten te behandelen waarvoor de feitelijke invoer in de Gemeenschap niet kon worden geconstateerd. |
|
(4) |
Verordening (EG) nr. 1159/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 wordt vervangen door:
„Artikel 9
1. Volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde procedure bepaalt de Commissie overeenkomstig de artikelen 3 en 7 van het ACS-protocol, de artikelen 3 en 7 van de overeenkomst met India en de artikelen 11 en 12 van de onderhavige verordening de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen van elk betrokken land van uitvoer.
2. De hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor een leveringsperiode worden:
|
a) |
vóór 1 mei voorafgaande aan de betrokken periode geraamd; |
|
b) |
vóór 1 februari van de betrokken periode bepaald; |
|
c) |
in de loop van de betrokken periode incidenteel aangepast indien nieuwe informatie dat noodzakelijk maakt, zulks met name om deugdelijk beargumenteerde bijzondere gevallen op te lossen. |
De voor de afgifte van de in artikel 4 bedoelde certificaten in aanmerking te nemen leveringsverplichtingen zijn gelijk aan de overeenkomstig de eerste alinea bepaalde hoeveelheden, in voorkomend geval aangepast overeenkomstig de op grond van de artikelen 3 en 7 van het ACS-protocol en van de overeenkomst met India vastgestelde besluiten.
3. Bij de bepaling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen overeenkomstig de artikelen 3 en 7 van het ACS-protocol, de artikelen 3 en 7 van de overeenkomst met India en de artikelen 11 en 12 van de onderhavige verordening wordt met name rekening gehouden met:
|
a) |
de in de voorgaande leveringsperioden feitelijk geconstateerde leveringen; |
|
b) |
de hoeveelheden waarvoor overeenkomstig artikel 7 van het ACS-protocol en van de overeenkomst met India is verklaard dat zij niet konden worden geleverd. |
In het geval dat de nominale hoeveelheden waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven, groter zijn dan de voor de voorgaande leveringsperioden feitelijk geconstateerde geleverde hoeveelheden, worden, onverminderd de resultaten van de door de bevoegde autoriteiten in te stellen onderzoekingen, de nominale hoeveelheden van de certificaten waarvoor de feitelijke invoer in de Gemeenschap niet kon worden geconstateerd, toegevoegd aan de in de eerste alinea, onder a), bedoelde hoeveelheden.
4. De in lid 2, onder c), bedoelde aanpassingen kunnen overdrachten van hoeveelheden tussen twee opeenvolgende leveringsperioden omvatten, mits zulks niet leidt tot verstoring van de in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde voorzieningsregeling.
5. Voor elke leveringsperiode worden de totale hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de onderscheiden betrokken landen van uitvoer ingevoerd als preferentiële suiker ACS-India in het kader van de verplichtingen tot levering tegen nultarief.
De leveringsverplichting voor de verkoopseizoenen 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 heeft het volgende volgnummer: „preferentiële suiker ACS-India: nr. 09.4321”.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.
(3) PB L 162 van 1.7.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1409/2004 (PB L 256 van 3.8.2004, blz. 11).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 569/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
houdende vaststelling, voor het verkoopseizoen 2004/2005, van een overgangsmaatregel met betrekking tot de financiering van de opslag van graan dat voor interventie is aangeboden in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,
Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 495/2005 van de Commissie (2) is, op verzoek van enkele lidstaten, voor het verkoopseizoen 2004/2005 de maximumtermijn voor levering van graan dat voor interventie wordt aangeboden in de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Gemeenschap zijn toegetreden, met drie maanden verlengd, met dien verstande dat de levering uiterlijk op 31 juli 2005 moet plaatsvinden. |
|
(2) |
Deze maatregel kan resulteren in extra opslagkosten voor graan dat wordt geleverd binnen de nieuwe termijn maar na afloop van de termijn die oorspronkelijk was vastgesteld in artikel 4, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 824/2000 van de Commissie van 19 april 2000 tot vaststelling van de procedures voor de overneming van granen door de interventiebureaus, en tot vaststelling van de analysemethodes voor de bepaling van de kwaliteit (3). |
|
(3) |
Krachtens artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (4) financiert het EOGFL, afdeling Garantie, de materiële verrichtingen in verband met de opslag. De door de lidstaten gedane uitgaven voor de eventuele vergoeding van de bovengenoemde extra opslagkosten moeten worden gelijkgesteld met de aan de opslag verbonden uitgaven die normaal door de interventiebureaus worden gedragen en voorzien moet worden in de financiering ervan door het EOGFL, afdeling Garantie, op basis van hetzelfde forfaitaire bedrag, met inachtneming van de maandelijkse verhoging van de interventieprijs op grond van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 784/2003. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het EOGFL, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wanneer in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije voor interventie aangeboden graan effectief door het interventiebureau wordt overgenomen na afloop van de in artikel 4, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 824/2000 vastgestelde leveringstermijn, worden de uitgaven die voor de betrokken lidstaat zijn verbonden aan de opslag tussen het einde van deze termijn en de in het leveringsplan vermelde datum van effectieve levering op de plaats van opslag, met dien verstande dat de levering moet plaatsvinden binnen de bij Verordening (EG) nr. 495/2005 vastgestelde termijn, gelijkgesteld met de uitgaven zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1883/78.
Artikel 2
Het in artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1883/78 bedoelde forfaitaire bedrag wordt berekend op basis van het forfaitaire bedrag dat door de Gemeenschap aan de lidstaten wordt betaald voor de opslag van graan dat in het kader van de interventie is aangekocht in het verkoopseizoen 2004/2005, en dat is vastgesteld bij Beschikking van de Commissie van 8 oktober 2004 (5), namelijk 1,26 EUR per ton per maand, verminderd met het bedrag van de maandelijkse verhoging overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003, namelijk 0,46 EUR per ton per maand, waarmee de interventieprijs is verhoogd voor elke maand waarmee de in artikel 4, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 824/2000 vastgestelde termijn wordt overschreden.
Deze uitgaven worden in de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3492/90 van de Raad (6) bedoelde jaarrekeningen opgevoerd als uitgaven in verband met de materiële verrichtingen die het gevolg zijn van de aankoop van een product door de interventiebureaus.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing in het verkoopseizoen 2004/2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 82 van 31.3.2005, blz. 5.
(3) PB L 100 van 20.3.2000, blz. 31. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
(4) PB L 216 van 5.8.1978, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1259/96 (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 10).
(5) C(2004) 3706. Niet bekendgemaakte beschikking.
(6) PB L 337 van 4.12.1990, blz. 3.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 570/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 118/2005 ten aanzien van de vastgestelde begrotingsmaxima voor op grond van artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad te verlenen rechtstreekse betalingen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 71, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 118/2005 tot wijziging van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 en tot vaststelling, overeenkomstig die verordening, van begrotingsmaxima voor een gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en van jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling zijn voor het kalenderjaar 2005 de begrotingsmaxima voor op grond van artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 te verlenen rechtstreekse betalingen vastgesteld. |
|
(2) |
Frankrijk heeft onlangs bij de berekening van de toeslagrechten ontdekt dat er een niet te verwaarlozen verschil bestaat tussen enerzijds het financiële resultaat van het gebruik van de individuele fysieke gegevens betreffende de verschillende rechtstreekse betalingen in de referentieperiode, welke gegevens ten grondslag liggen aan de bepaling van de referentiebedragen, en anderzijds de door Frankrijk meegedeelde gegevens die zijn gebruikt om de voor de verschillende rechtstreekse betalingen geldende begrotingsmaxima vast te stellen bij Verordening (EG) nr. 118/2005. |
|
(3) |
De bij Verordening (EG) nr. 118/2005 voor Frankrijk voor 2005 vastgestelde begrotingsmaxima voor de rechtstreekse betalingen dienen te worden gewijzigd. |
|
(4) |
Verordening (EG) nr. 118/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 118/2005 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).
BIJLAGE
„BIJLAGE IV
BEGROTINGSMAXIMA VOOR OP GROND VAN ARTIKEL 71 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1782/2003 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN
Kalenderjaar 2005
|
(1000 EUR) |
|||||||
|
|
Griekenland |
Finland |
Frankrijk (1) |
Malta |
Nederland |
Slovenië |
Spanje (1) |
|
Areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen 63 EUR/t |
297 389 |
278 100 |
5 050 765 |
174 |
174 186 |
12 467 |
1 621 440 |
|
Areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen 63 EUR/t, POSEI |
|
|
|
|
|
|
23 |
|
Specifieke regionale steun voor akkerbouwgewassen 24 EUR/t |
|
80 700 |
|
|
|
|
|
|
Toeslag voor durumtarwe (291 EUR/ha) en specifiek steunbedrag voor durumtarwe in niet-traditionele productiegebieden (46 EUR/ha) |
179 500 |
|
62 828 |
|
|
|
171 822 |
|
Steun voor zaaddragende leguminosen |
2 100 |
|
1 331 |
|
|
|
60 518 |
|
Steun voor zaaddragende leguminosen, POSEI |
|
|
|
|
|
|
1 |
|
Steun voor zaaizaad |
1 400 |
2 900 |
16 581 |
29 |
10 400 |
35 |
10 347 |
|
Zoogkoeienpremie |
25 700 |
9 300 |
733 137 |
26 |
10 900 |
5 183 |
279 830 |
|
Aanvullende zoogkoeienpremie |
3 100 |
600 |
1 279 |
3 |
|
626 |
28 937 |
|
Speciale premie voor mannelijke runderen |
29 900 |
40 700 |
389 619 |
201 |
20 400 |
5 813 |
147 721 |
|
Slachtpremie, volwassen runderen |
8 000 |
27 600 |
253 119 |
144 |
62 200 |
3 867 |
142 954 |
|
Slachtpremie, kalveren |
|
100 |
79 472 |
|
40 300 |
538 |
602 |
|
Extensiveringsbedrag in de sector rundvlees |
17 600 |
16 780 |
260 795 |
|
900 |
5 360 |
153 486 |
|
Extra betalingen aan rundvleesproducenten |
3 800 |
6 100 |
90 586 |
19 |
23 900 |
889 |
31 699 |
|
Ooien- en geitenpremie |
180 300 |
1 200 |
136 021 |
53 |
13 800 |
520 |
366 997 |
|
Aanvullende ooien- en geitenpremie |
63 200 |
400 |
40 391 |
18 |
300 |
178 |
111 589 |
|
Extra betalingen aan schapen- en geitenhouders |
8 800 |
100 |
7 026 |
3 |
700 |
26 |
18 655 |
|
Betalingen aan zetmeelaardappelproducenten (44,216 EUR/t) |
|
2 400 |
11 250 |
|
21 800 |
|
|
|
Areaalsteun voor rijst (102 EUR/t) |
15 400 |
|
10 827 |
|
|
|
67 991 |
|
Areaalsteun voor rijst (102 EUR/t), Franse overzeese departementen |
|
|
3 053 |
|
|
|
|
|
Inkomenssteun voor gedroogde voedergewassen |
1 100 |
20 |
41 224 |
|
6 800 |
|
44 075 |
|
Aanvullende premies in de sectoren rund- en schapenvlees op de Egeïsche eilanden |
1 000 |
|
|
|
|
|
|
|
Areaalsteun voor hop |
|
|
391 |
|
|
298 |
375 |
(1) Afgetrokken is de steun die overeenstemt met de premies die in de referentiejaren 2000-2002 in de ultraperifere regio’s zijn betaald in sectoren van de dierlijke productie.”
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 571/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 15 april 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68. |
|
(2) |
Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze. |
|
(3) |
Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd. |
|
(4) |
Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1422/95. Als de invoerrechten worden geschorst overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, moeten specifieke bedragen ter vervanging van die rechten worden vastgesteld. |
|
(5) |
De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95. |
|
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).
(3) PB 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/1995.
BIJLAGE
Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 15 april 2005
|
(EUR) |
|||
|
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1) |
|
1703 10 00 (2) |
10,68 |
— |
0 |
|
1703 90 00 (2) |
11,10 |
— |
0 |
(1) Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 572/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer. |
|
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden. |
|
(3) |
Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte. |
|
(4) |
In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard. |
|
(5) |
De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden. |
|
(6) |
Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
|
(7) |
De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn. |
|
(8) |
Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten. |
|
(9) |
Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld. |
|
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.
BIJLAGE
RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 15 APRIL 2005 (1)
|
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
|
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
32,40 (2) |
|||
|
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
33,90 (2) |
|||
|
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
32,40 (2) |
|||
|
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
33,90 (2) |
|||
|
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product |
0,3522 |
|||
|
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
35,22 |
|||
|
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
36,85 |
|||
|
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
36,85 |
|||
|
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product |
0,3522 |
|||
|
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1). De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
||||||
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 573/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 23e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004 van de Commissie van 19 juli 2004 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2004/2005 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker. |
|
(2) |
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1327/2004, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 23e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 39,991 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 246 van 20.7.2004, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1685/2004 (PB L 303 van 30.9.2004, blz. 21).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 574/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), inzonderheid op artikel 31, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de in de internationale handel geldende prijzen van de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer voorzover de akkoorden gesloten overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag dat toestaan. |
|
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1255/1999 moeten de restituties voor de producten als bedoeld in artikel 1 van die verordening, die als zodanig worden uitgevoerd, worden vastgesteld rekening houdend met:
|
|
(3) |
Krachtens artikel 31, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 worden de prijzen in de Gemeenschap bepaald met inachtneming van de toegepaste prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn. Bij de bepaling van de prijzen in de internationale handel wordt met name rekening gehouden met:
|
|
(4) |
Krachtens artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kunnen de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten het noodzakelijk maken dat voor de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening naar gelang van hun bestemming een verschillend restitutiebedrag wordt vastgesteld. |
|
(5) |
Artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voorziet erin dat de lijst van producten waarvoor een restitutie wordt verleend bij uitvoer, en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per vier weken worden vastgesteld. Het bedrag van de restitutie kan echter gedurende meer dan vier weken op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven. |
|
(6) |
Krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de invoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2), is de verleende restitutie voor zuivelproducten met toegevoegde suiker gelijk aan de som van twee elementen. Het ene element dient om rekening te houden met de hoeveelheid zuivelproducten en wordt berekend door het basisbedrag te vermenigvuldigen met het gehalte aan zuivelproducten van het betrokken product, het andere element dient om rekening te houden met de hoeveelheid toegevoegde sacharose en wordt berekend door het basisbedrag van de restitutie die op de dag van uitvoer geldt voor de producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (3), te vermenigvuldigen met het sacharosegehalte van het gehele product. Dit laatste element evenwel wordt uitsluitend in aanmerking genomen als de sacharose is geproduceerd uit in de Gemeenschap geteelde suikerbieten of in de Gemeenschap geteeld suikerriet. |
|
(7) |
Bij Verordening (EEG) nr. 896/84 van de Commissie (4), zijn aanvullende bepalingen ingesteld inzake de toekenning van de restituties in geval van wijziging van het verkoopseizoen. Deze bepalingen voorzien in de mogelijkheid de restituties naar gelang van de datum waarop de producten zijn vervaardigd, te differentiëren. |
|
(8) |
Voor de berekening van het restitutiebedrag voor smeltkaas moet worden bepaald dat de eventueel toegevoegde hoeveelheid aan caseïne en/of caseïnaten niet in aanmerking wordt genomen. |
|
(9) |
De toepassing van deze regels op de huidige marktsituatie in de zuivelsector, in het bijzonder op de prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, leidt tot het vaststellen van de restitutie voor de producten op de bedragen aangegeven in de bijlage. |
|
(10) |
Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bedoeld in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor de uitgevoerde producten in ongewijzigde staat worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1846/2003 (PB L 322 van 22.10.2004, blz. 16).
(3) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(4) PB L 91 van 1.4.1984, blz. 71. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 222/88 (PB L 28 van 1.2.1988, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 14 april 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten
|
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
||||||||
|
0401 10 10 9000 |
970 |
EUR/100 kg |
1,548 |
||||||||
|
0401 10 90 9000 |
970 |
EUR/100 kg |
1,548 |
||||||||
|
0401 20 11 9500 |
970 |
EUR/100 kg |
2,393 |
||||||||
|
0401 20 19 9500 |
970 |
EUR/100 kg |
2,393 |
||||||||
|
0401 20 91 9000 |
970 |
EUR/100 kg |
3,028 |
||||||||
|
0401 30 11 9400 |
970 |
EUR/100 kg |
6,987 |
||||||||
|
0401 30 11 9700 |
970 |
EUR/100 kg |
10,49 |
||||||||
|
0401 30 31 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
17,84 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
25,49 |
|||||||||
|
0401 30 31 9400 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
27,87 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
39,82 |
|||||||||
|
0401 30 31 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
30,74 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
43,91 |
|||||||||
|
0401 30 39 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
17,84 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
25,49 |
|||||||||
|
0401 30 39 9400 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
27,87 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
39,82 |
|||||||||
|
0401 30 39 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
30,74 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
43,91 |
|||||||||
|
0401 30 91 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
35,03 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
50,05 |
|||||||||
|
0401 30 99 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
35,03 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
50,05 |
|||||||||
|
0401 30 99 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,49 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
73,55 |
|||||||||
|
0402 10 11 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0402 10 19 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0402 10 91 9000 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,2320 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,2800 |
|||||||||
|
0402 10 99 9000 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,2320 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,2800 |
|||||||||
|
0402 21 11 9200 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0402 21 11 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
45,96 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
58,97 |
|||||||||
|
0402 21 11 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
47,95 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
61,56 |
|||||||||
|
0402 21 11 9900 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,10 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
65,60 |
|||||||||
|
0402 21 17 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0402 21 19 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
45,96 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
58,97 |
|||||||||
|
0402 21 19 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
47,95 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
61,56 |
|||||||||
|
0402 21 19 9900 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,10 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
65,60 |
|||||||||
|
0402 21 91 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,42 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,00 |
|||||||||
|
0402 21 91 9200 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,72 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,40 |
|||||||||
|
0402 21 91 9350 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
52,26 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
67,08 |
|||||||||
|
0402 21 91 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
56,16 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
72,09 |
|||||||||
|
0402 21 99 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,42 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,00 |
|||||||||
|
0402 21 99 9200 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,72 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,40 |
|||||||||
|
0402 21 99 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
52,26 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
67,08 |
|||||||||
|
0402 21 99 9400 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
55,15 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
70,80 |
|||||||||
|
0402 21 99 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
56,16 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
72,09 |
|||||||||
|
0402 21 99 9600 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
60,12 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
77,17 |
|||||||||
|
0402 21 99 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
62,36 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
80,06 |
|||||||||
|
0402 21 99 9900 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
068 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
64,96 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
83,38 |
|||||||||
|
0402 29 15 9200 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,2320 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,2800 |
|||||||||
|
0402 29 15 9300 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4596 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,5897 |
|||||||||
|
0402 29 15 9500 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4795 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6156 |
|||||||||
|
0402 29 15 9900 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5110 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6560 |
|||||||||
|
0402 29 19 9300 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4596 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,5897 |
|||||||||
|
0402 29 19 9500 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4795 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6156 |
|||||||||
|
0402 29 19 9900 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5110 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6560 |
|||||||||
|
0402 29 91 9000 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5142 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6600 |
|||||||||
|
0402 29 99 9100 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5142 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6600 |
|||||||||
|
0402 29 99 9500 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5515 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,7080 |
|||||||||
|
0402 91 11 9370 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
4,958 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
7,083 |
|||||||||
|
0402 91 19 9370 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
4,958 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
7,083 |
|||||||||
|
0402 91 31 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
5,859 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
8,371 |
|||||||||
|
0402 91 39 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
5,859 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
8,371 |
|||||||||
|
0402 91 99 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
21,53 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
30,75 |
|||||||||
|
0402 99 11 9350 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1268 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1812 |
|||||||||
|
0402 99 19 9350 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1268 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1812 |
|||||||||
|
0402 99 31 9150 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1316 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1880 |
|||||||||
|
0402 99 31 9300 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1288 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1840 |
|||||||||
|
0402 99 39 9150 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1316 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1880 |
|||||||||
|
0403 90 11 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
22,88 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
27,61 |
|||||||||
|
0403 90 13 9200 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
22,88 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
27,61 |
|||||||||
|
0403 90 13 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
45,54 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
58,45 |
|||||||||
|
0403 90 13 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
47,53 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
61,01 |
|||||||||
|
0403 90 13 9900 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
50,65 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
65,01 |
|||||||||
|
0403 90 19 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
50,96 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
65,41 |
|||||||||
|
0403 90 33 9400 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4554 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,5845 |
|||||||||
|
0403 90 33 9900 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5065 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6501 |
|||||||||
|
0403 90 51 9100 |
970 |
EUR/100 kg |
1,548 |
||||||||
|
0403 90 59 9170 |
970 |
EUR/100 kg |
10,49 |
||||||||
|
0403 90 59 9310 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
17,84 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
25,49 |
|||||||||
|
0403 90 59 9340 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
26,11 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
37,29 |
|||||||||
|
0403 90 59 9370 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
26,11 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
37,29 |
|||||||||
|
0403 90 59 9510 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
26,11 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
37,29 |
|||||||||
|
0404 90 21 9120 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
19,79 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
23,88 |
|||||||||
|
0404 90 21 9160 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0404 90 23 9120 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
23,20 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
28,00 |
|||||||||
|
0404 90 23 9130 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
45,96 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
58,97 |
|||||||||
|
0404 90 23 9140 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
47,95 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
61,56 |
|||||||||
|
0404 90 23 9150 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,10 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
65,60 |
|||||||||
|
0404 90 29 9110 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,42 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,00 |
|||||||||
|
0404 90 29 9115 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
51,72 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,40 |
|||||||||
|
0404 90 29 9125 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
52,26 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
67,08 |
|||||||||
|
0404 90 29 9140 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
56,16 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
72,09 |
|||||||||
|
0404 90 81 9100 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,2320 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,2800 |
|||||||||
|
0404 90 83 9110 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,2320 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,2800 |
|||||||||
|
0404 90 83 9130 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4596 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,5897 |
|||||||||
|
0404 90 83 9150 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,4795 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6156 |
|||||||||
|
0404 90 83 9170 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,5110 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,6560 |
|||||||||
|
0404 90 83 9936 |
L01 |
EUR/kg |
— |
||||||||
|
L02 |
EUR/kg |
0,1268 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/kg |
0,1812 |
|||||||||
|
0405 10 11 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
118,16 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
93,35 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
125,86 |
|||||||||
|
0405 10 11 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 19 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
118,16 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
93,35 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
125,86 |
|||||||||
|
0405 10 19 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 30 9100 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
118,16 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
93,35 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
125,86 |
|||||||||
|
0405 10 30 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 30 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 50 9300 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 50 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
118,16 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
93,35 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
125,86 |
|||||||||
|
0405 10 50 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
121,10 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,68 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
129,00 |
|||||||||
|
0405 10 90 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
125,54 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
99,17 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
133,72 |
|||||||||
|
0405 20 90 9500 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
110,78 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
87,51 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
118,00 |
|||||||||
|
0405 20 90 9700 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
115,20 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
91,01 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
122,71 |
|||||||||
|
0405 90 10 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
151,14 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
119,41 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
161,00 |
|||||||||
|
0405 90 90 9000 |
L01 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
075 |
EUR/100 kg |
120,90 |
|||||||||
|
L02 |
EUR/100 kg |
95,50 |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
128,76 |
|||||||||
|
0406 10 20 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 10 20 9230 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
14,01 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
17,51 |
|||||||||
|
0406 10 20 9290 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
13,04 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
16,29 |
|||||||||
|
0406 10 20 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
5,72 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
7,14 |
|||||||||
|
0406 10 20 9610 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
19,00 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
23,76 |
|||||||||
|
0406 10 20 9620 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
19,29 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
24,09 |
|||||||||
|
0406 10 20 9630 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
21,52 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
26,89 |
|||||||||
|
0406 10 20 9640 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
31,62 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
39,52 |
|||||||||
|
0406 10 20 9650 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
26,35 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
32,94 |
|||||||||
|
0406 10 20 9830 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
9,79 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
12,22 |
|||||||||
|
0406 10 20 9850 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
11,85 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
14,82 |
|||||||||
|
0406 20 90 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 20 90 9913 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
24,27 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
30,34 |
|||||||||
|
0406 20 90 9915 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
32,03 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
40,05 |
|||||||||
|
0406 20 90 9917 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
34,06 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
42,55 |
|||||||||
|
0406 20 90 9919 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,05 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
47,57 |
|||||||||
|
0406 30 31 9710 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
2,89 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
6,74 |
|||||||||
|
0406 30 31 9730 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
4,22 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
9,89 |
|||||||||
|
0406 30 31 9910 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
2,89 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
6,74 |
|||||||||
|
0406 30 31 9930 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
4,22 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
9,89 |
|||||||||
|
0406 30 31 9950 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
6,14 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
14,38 |
|||||||||
|
0406 30 39 9500 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
4,22 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
9,89 |
|||||||||
|
0406 30 39 9700 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
6,14 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
14,38 |
|||||||||
|
0406 30 39 9930 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
6,14 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
14,38 |
|||||||||
|
0406 30 39 9950 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
6,94 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
16,27 |
|||||||||
|
0406 30 90 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
7,28 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
17,06 |
|||||||||
|
0406 40 50 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,18 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
46,47 |
|||||||||
|
0406 40 90 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,18 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
47,73 |
|||||||||
|
0406 90 13 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
41,99 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
60,10 |
|||||||||
|
0406 90 15 9100 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
43,40 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
62,10 |
|||||||||
|
0406 90 17 9100 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
43,40 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
62,10 |
|||||||||
|
0406 90 21 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
42,52 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
60,71 |
|||||||||
|
0406 90 23 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,34 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
53,67 |
|||||||||
|
0406 90 25 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,09 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
53,09 |
|||||||||
|
0406 90 27 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
33,58 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
48,09 |
|||||||||
|
0406 90 31 9119 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
30,88 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
44,25 |
|||||||||
|
0406 90 33 9119 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
30,88 |
|||||||||
|
A00 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
44,25 |
|||||||||
|
0406 90 33 9919 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 33 9951 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 35 9190 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
43,66 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
62,79 |
|||||||||
|
0406 90 35 9990 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
43,66 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
62,79 |
|||||||||
|
0406 90 37 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
41,99 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
60,10 |
|||||||||
|
0406 90 61 9000 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
46,27 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,95 |
|||||||||
|
0406 90 63 9100 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
46,04 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
66,40 |
|||||||||
|
0406 90 63 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
44,25 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
64,13 |
|||||||||
|
0406 90 69 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 69 9910 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
44,25 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
64,13 |
|||||||||
|
0406 90 73 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,54 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
55,21 |
|||||||||
|
0406 90 75 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,80 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
55,80 |
|||||||||
|
0406 90 76 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
34,99 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
50,08 |
|||||||||
|
0406 90 76 9400 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
39,19 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
56,10 |
|||||||||
|
0406 90 76 9500 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,28 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
52,91 |
|||||||||
|
0406 90 78 9100 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
36,15 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
52,81 |
|||||||||
|
0406 90 78 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,33 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
54,74 |
|||||||||
|
0406 90 78 9500 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,97 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
53,89 |
|||||||||
|
0406 90 79 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
31,00 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
44,56 |
|||||||||
|
0406 90 81 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
39,19 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
56,10 |
|||||||||
|
0406 90 85 9930 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
42,31 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
60,89 |
|||||||||
|
0406 90 85 9970 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,80 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
55,80 |
|||||||||
|
0406 90 86 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 86 9200 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
35,61 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
52,80 |
|||||||||
|
0406 90 86 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
36,13 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
53,36 |
|||||||||
|
0406 90 86 9400 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,36 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
56,10 |
|||||||||
|
0406 90 86 9900 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
42,31 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
60,89 |
|||||||||
|
0406 90 87 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 87 9200 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
29,68 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
43,99 |
|||||||||
|
0406 90 87 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
33,16 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
49,00 |
|||||||||
|
0406 90 87 9400 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
34,03 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
49,74 |
|||||||||
|
0406 90 87 9951 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,48 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
55,09 |
|||||||||
|
0406 90 87 9971 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
38,48 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
55,09 |
|||||||||
|
0406 90 87 9972 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
16,40 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
23,57 |
|||||||||
|
0406 90 87 9973 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,79 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
54,08 |
|||||||||
|
0406 90 87 9974 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
41,01 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
58,45 |
|||||||||
|
0406 90 87 9975 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
41,83 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
59,11 |
|||||||||
|
0406 90 87 9979 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
37,34 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
53,67 |
|||||||||
|
0406 90 88 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
0406 90 88 9300 |
L03 |
EUR/100 kg |
— |
||||||||
|
L04 |
EUR/100 kg |
29,29 |
|||||||||
|
400 |
EUR/100 kg |
— |
|||||||||
|
A01 |
EUR/100 kg |
43,13 |
|||||||||
|
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
„970” omvat de uitvoer zoals bedoeld in artikel 36, lid 1, onder a) en c), en artikel 44, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11) en de uitvoer op basis van contracten met op het grondgebied van een lidstaat gestationeerde maar niet onder zijn gezag vallende strijdkrachten. |
|||||||||||
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/28 |
VERORDENING (EG) Nr. 575/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
|
(2) |
Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 12 april 2005. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 12 april 2005, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64.
(3) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.
BIJLAGE
|
(EUR/100 kg) |
|||
|
Product |
Productcodes |
Maximumuitvoerrestitutie |
|
|
Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemming |
Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen |
||
|
Boter |
ex ex 0405 10 19 9500 |
— |
132,00 |
|
Boter |
ex ex 0405 10 19 9700 |
131,00 |
136,50 |
|
Butteroil |
ex ex 0405 90 10 9000 |
— |
166,00 |
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/30 |
VERORDENING (EG) Nr. 576/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
|
(2) |
Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 12 april 2005. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 12 april 2005, een maximaal restitutiebedrag van 31,00 EUR/100 kg toegepast op het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67.
(3) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/31 |
VERORDENING (EG) Nr. 577/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer, van sorgho, van herkomst uit derde landen, in Spanje is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2275/2004 van de Commissie (2). |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Er wordt gegund aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer. |
|
(3) |
De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de offertes die van 8 tot en met 14 april 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho vastgesteld op 19,85 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 14 465 t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 32.
(3) PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 578/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2277/2004 van de Commissie (2). |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer. |
|
(3) |
De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de offertes die van 8 tot en met 14 april 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 27,27 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 45 000 t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 35.
(3) PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/33 |
VERORDENING (EG) Nr. 579/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 487/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Portugal is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 487/2005 van de Commissie (2). |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3) kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Er wordt gegund aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer. |
|
(3) |
De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de offertes die van 8 tot en met 14 april 2005, in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 487/2005 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 26,36 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 45 000 t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 81 van 30.3.2005, blz. 6.
(3) PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/34 |
VERORDENING (EG) Nr. 580/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 206/2005 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 518/94 (1), en met name op artikel 16,
Gelet op Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, nr. 1766/82 en nr. 3420/83 (2), en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 4 februari 2005 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 206/2005 (3) („de definitieve verordening”) definitieve vrijwaringsmaatregelen vastgesteld. Volgens artikel 2 van die verordening bestaan de maatregelen onder meer uit de toepassing van een minimuminvoerprijs. |
|
(2) |
Volgens artikel 2, lid 3, van de definitieve verordening is de minimuminvoerprijs van toepassing tot en met 15 april 2005. |
|
(3) |
Volgens overweging 112 van de definitieve verordening moet de kwestie opnieuw worden onderzocht voordat zonodig een herziene minimuminvoerprijs wordt vastgesteld. |
|
(4) |
Overeenkomstig overweging 112 houdt de Commissie thans toezicht op de markt en de prijsontwikkeling. In dit stadium is het nog niet mogelijk geweest tot een conclusie te komen over de gepastheid van een definitieve minimuminvoerprijs. In die omstandigheden, en om de Commissie in staat te stellen tot een definitieve conclusie te komen en de markt niet onnodig te verstoren, wordt het dienstig geacht de overgangsperiode tot en met 24 mei 2005 te verlengen. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Enig artikel
1. In artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 206/2005 wordt „15 april 2005” vervangen door „24 mei 2005”.
2. In artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 206/2005 wordt „16 april 2005” vervangen door „25 mei 2005”.
Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2200/2004 (PB L 374 van 22.12.2004, blz. 1).
(2) PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 427/2003 (PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1).
(3) PB L 33 van 5.2.2005, blz. 8.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/35 |
VERORDENING (EG) Nr. 581/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1757/2004 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld. |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
|
(3) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 8 tot en met 14 april 2005 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1757/2004 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 313 van 12.10.2004, blz. 10.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/36 |
VERORDENING (EG) Nr. 582/2005 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2005
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 115/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld. |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie. |
|
(3) |
De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de offertes die van 8 tot en met 14 april 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 2,00 EUR/t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 24 van 27.1.2005, blz. 3.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/37 |
Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (1)
Aangezien de procedures voor de inwerkingtreding van de op 26 oktober 2004 te Luxemburg ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft, op 29 maart 2005 zijn voltooid, is deze overeenkomst, conform artikel 5, lid 1, op 30 maart 2005 in werking getreden.
(1) PB L 23 van 26.1.2005, blz. 19.
Commissie
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/38 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 31 maart 2005
betreffende de niet-opneming van kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine en polyoxin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 975)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/303/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn mag toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I van die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht. |
|
(2) |
Verordening (EG) nr. 451/2000 van de Commissie (2) en Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie (3) stellen gedetailleerde regels vast voor de uitvoering van de tweede en de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG. Voor werkzame stoffen waarvoor een kennisgever zijn verplichtingen krachtens deze verordeningen niet naleeft, wordt geen volledigheidscontrole of beoordeling van het dossier verricht. Voor kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine en polyoxin is geen volledig dossier ingediend of heeft de kennisgever verklaard dat binnen de vastgestelde termijn geen dossier zal worden ingediend. Derhalve dienen deze werkzame stoffen niet te worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en dienen de lidstaten alle toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten, in te trekken. |
|
(3) |
Voor werkzame stoffen waarvoor slechts een korte termijn voor de intrekking van gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten is vastgesteld, is het redelijk maximaal twaalf maanden extra toe te staan voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen zodat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen kunnen worden gebruikt. In gevallen waarin een langere gedoogperiode is vastgesteld, kan die periode worden verkort zodat deze aan het einde van het groeiseizoen afloopt. |
|
(4) |
Voor kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine en polyoxin is informatie ingediend die door de Commissie in samenwerking met de deskundigen van de lidstaten is geëvalueerd en waaruit blijkt dat het voortgezette gebruik van de betrokken stof noodzakelijk is. In dit soort gevallen moeten tijdelijke maatregelen worden getroffen om de ontwikkeling van alternatieven mogelijk te maken. |
|
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine en polyoxin worden niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.
Artikel 2
De lidstaten zien erop toe dat:
|
1) |
Toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine of polyoxin bevatten, uiterlijk op 30 september 2005 worden ingetrokken. |
|
2) |
Met ingang van 15 april 2005 geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegelaten die kresol, dichlorofeen, imazamethabenz, kasugamycine of polyoxin bevatten en geen toelatingen voor dergelijke gewasbeschermingsmiddelen worden verlengd op grond van de in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde afwijkingsbepalingen. |
|
3) |
In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten van kolom B van de bijlage toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen van kolom A van die bijlage bevatten voor soorten gebruik van kolom C van die bijlage uiterlijk tot 30 juni 2007 handhaven om de ontwikkeling van een doeltreffend alternatief voor de betrokken stof mogelijk te maken. De lidstaten die gebruikmaken van de afwijking in de eerste alinea zorgen ervoor dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
|
4) |
Uiterlijk op 31 maart 2005 informeert de betrokken lidstaat de Commissie over de maatregelen die hij in het kader van lid 3 heeft genomen, en met name over de maatregelen die hij op grond van het bepaalde onder a) tot en met d) heeft getroffen. |
Artikel 3
Eventuele extra termijnen die door de lidstaten worden toegestaan overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG, moeten zo kort mogelijk zijn.
Wanneer de toelatingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, uiterlijk op 30 september 2005 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 30 september 2006 af.
Wanneer de toelatingen overeenkomstig artikel 2, lid 3, uiterlijk op 30 juni 2007 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 31 december 2007 af.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 31 maart 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/58/EG van de Commissie (PB L 120 van 24.4.2004, blz. 26).
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 32).
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1744/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 23).
BIJLAGE
LIJST VAN TOELATINGEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 2
|
Kolom A |
Kolom B |
Kolom C |
|
Werkzame stof |
Lidstaat |
Soort gebruik |
|
Dichlorofeen |
Ierland |
Mosbestrijding bij recreatiegrasvelden en golfbanen |
|
Verenigd Koninkrijk |
Levermos en mos op sierplanten Bestrijding van schimmels en andere plantenziekteverwekkers op oppervlakken van kassen en in kwekerijen op bebouwde akkers Mosbestrijding bij onderhouden recreatiegrasvelden en harde oppervlakken |
|
|
Imazamethabenz |
Griekenland |
Granen |
|
Spanje |
Granen |
|
|
Kasugamycine |
Griekenland |
Preventie van bacterieziekten op tabak, tomaat, komkommer, citrusfruit, boon en sierplanten |
|
Hongarije |
Pitvruchten (appel, peer, kweepeer), paprika, peper, tomaat, komkommer |
|
|
Spanje |
Preventie van bacterieziekten op tomaat, komkommer, appel, peer, cipres (ook schimmelziekten), aardbei en boon |
|
|
Polyoxin |
Griekenland |
Preventie van schimmelziekten op aardbei |
|
Spanje |
Preventie van bacterie- en schimmelziekten op tomaat, pompoen en komkommer, struiken en kruidachtige sierplanten, katoen en frambozenstruiken |
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/41 |
BESCHIKKING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
Nr. 305/04/COL
van 1 december 2004
houdende de achtenveertigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door wijziging van hoofdstuk 16 „reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en voorstel voor dienstige maatregelen”
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name op de artikelen 61 tot en met 63 en Protocol nr. 26,
Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name op artikel 24, artikel 5, lid 2, onder b), en artikel 1 van deel I van Protocol nr. 3 en de artikelen 18 en 19 van deel II van Protocol nr. 3 (3),
Overwegende dat ingevolge artikel 24 van de Toezichtovereenkomst, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uitvoering geeft aan de bepalingen van de EER-Overeenkomst inzake staatssteun,
Overwegende dat ingevolge artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kennisgevingen en richtsnoeren doet uitgaan betreffende de in de EER-Overeenkomst behandelde aangelegenheden indien die overeenkomst of de Toezichtovereenkomst zulks uitdrukkelijk voorschrijft of indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dit nodig acht,
Wijzend op de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun (4), die op 19 januari 1994 door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zijn vastgesteld,
Overwegende dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 1 oktober 2004 een nieuwe mededeling betreffende communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en een voorstel voor dienstige maatregelen overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag heeft bekendgemaakt (5),
Overwegende dat deze mededeling tevens voor de Europese Economische Ruimte relevant is,
Overwegende dat een uniforme toepassing van de EER-regels inzake staatssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd,
Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het einde van bijlage XV bij de EER-Overeenkomst, na overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, besluiten dient vast te stellen die overeenstemmen met de besluiten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen,
Na overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen,
Erop wijzende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 3 februari 2004 tijdens een multilaterale bijeenkomst met de EVA-Staten over de kwestie heeft beraadslaagd,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
|
1. |
Hoofdstuk 16 van de richtsnoeren inzake staatssteun wordt gewijzigd door vervanging van het huidige hoofdstuk 16 door de tekst in bijlage I bij deze beschikking. De eveneens in bijlage I bij deze beschikking vervatte dienstige maatregelen worden voorgesteld. |
|
2. |
De EVA-Staten worden in kennis gesteld door middel van een brief, vergezeld van een afschrift van deze beschikking, met inbegrip van bijlage I. De EVA-Staten wordt verzocht binnen een maand na ontvangst van deze brief hun instemming te betuigen met de voorgestelde dienstige maatregelen. De EVA-Staten voegen zich uiterlijk op 1 juni 2005 naar de nieuwe richtsnoeren. |
|
3. |
De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt overeenkomstig Protocol nr. 27, onder d), van de EER-Overeenkomst van deze beschikking in kennis gesteld door toezending van een afschrift van deze beschikking, met inbegrip van bijlage I. |
|
4. |
De beschikking, met inbegrip van bijlage I, wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
5. |
Ingeval de EVA-Staten instemmen met het voorstel voor dienstige maatregelen, wordt een beknopt bericht bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
6. |
Deze beschikking is authentiek in de Engelse taal. |
|
7. |
Deze beschikking is gericht tot Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. |
Gedaan te Brussel, 1 december 2004.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Hannes HAFSTEIN
De voorzitter
Einar M. BULL
Lid van het College
(1) Hierna de „EER-Overeenkomst” genoemd.
(2) Hierna de „Toezichtovereenkomst” genoemd.
(3) Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, zoals gewijzigd door de EVA-Staten op 10 december 2001. Met deze wijzigingen is Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van [ex] artikel 93 van het EG-Verdrag in Protocol nr. 3 opgenomen; zij zijn op 28 augustus 2003 in werking getreden.
(4) Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-Overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, op 19 januari 1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1 en in EER-supplement nr. 32, laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit van 14 juli 2004, dat nog niet is bekendgemaakt. Hierna de „richtsnoeren inzake staatssteun” genoemd.
(5) Mededeling van de Commissie betreffende communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2).
BIJLAGE
"16. REDDINGS- EN HERSTRUCTURERINGSSTEUN AAN ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN (1)
16.1. Inleiding
|
(1) |
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd) heeft in 1994 de eerste richtsnoeren (kaderregeling) voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden vastgesteld (2). In 1999 is een nieuwe versie van de richtsnoeren vastgesteld (3). |
|
(2) |
Met deze versie van de richtsnoeren, waarvan de tekst op die van eerdere versies voortbouwt, wil de Autoriteit bepaalde wijzigingen en verduidelijkingen aanbrengen die om verschillende redenen noodzakelijk zijn geworden (4). |
|
(3) |
Het verdwijnen van inefficiënte ondernemingen maakt deel uit van de normale werking van de markt. Het mag niet de regel zijn dat een onderneming die in moeilijkheden geraakt, door de staat wordt gered. In het verleden lag steun voor reddings- en herstructureringsoperaties aan de basis van sommige van de meest omstreden staatssteunzaken, en dit soort steun behoort tot de meest verstorende vormen van staatssteun. Daarom dient het algemene beginsel van het verbod op staatssteun zoals dat in de EER-Overeenkomst is vastgelegd, de regel te blijven en dienen afwijkingen van die regel beperkt te blijven. |
|
(4) |
Het beginsel dat steun eenmalig dient te zijn, wordt verder aangescherpt om te vermijden dat herhaalde reddings- of herstructureringssteun wordt gebruikt om ondernemingen kunstmatig in leven te houden. |
|
(5) |
In de richtsnoeren van 1999 werd een onderscheid gemaakt tussen reddingssteun en herstructureringssteun, waarbij reddingssteun werd omschreven als tijdelijke bijstand om een noodlijdende onderneming in staat te stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- en/of liquidatieplan uit te werken. In beginsel kunnen tijdens deze fase geen uit staatssteun gefinancierde herstructureringsmaatregelen worden doorgevoerd. Dit strikte onderscheid tussen redding en herstructurering heeft evenwel moeilijkheden opgeleverd. Ondernemingen in moeilijkheden kunnen zich immers al tijdens de reddingsfase verplicht zien bepaalde structurele noodmaatregelen te nemen om aan de verslechtering van hun financiële situatie een einde te maken of deze op zijn minst te beperken. Daarom wordt in deze richtsnoeren het begrip „reddingssteun” verruimd om het ook mogelijk te maken dat de begunstigde onderneming noodmaatregelen neemt, zelfs van structurele aard, zoals een onmiddellijke sluiting van een afdeling of een andere vorm van terugtrekking uit verliesgevende activiteiten. Gezien het urgente karakter van dergelijke steun dient de EVA-Staten de gelegenheid te worden geboden te opteren voor een vereenvoudigde procedure om deze steun te doen goedkeuren. |
|
(6) |
Wat herstructureringssteun betreft, werd in de richtsnoeren van 1999, voortbouwend op de kaderregeling van 1994, nog steeds geëist dat de begunstigde onderneming een wezenlijke bijdrage aan de herstructurering zou leveren. In het kader van deze herziening past het om nog duidelijker het beginsel te herhalen dat deze bijdrage reëel dient te zijn en geen steun mag omvatten. De bijdrage van de begunstigde onderneming dient een tweeledig doel. Enerzijds toont zij aan dat de markten (eigenaren, schuldeisers) er vertrouwen in hebben dat het haalbaar is om binnen een redelijke termijn de levensvatbaarheid te herstellen; anderzijds zorgt deze bijdrage ervoor dat herstructureringssteun beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is om de levensvatbaarheid te herstellen, terwijl de vervalsing van de mededinging beperkt blijft. In dit verband eist de Autoriteit ook compenserende maatregelen om de gevolgen voor concurrenten tot een minimum te beperken. |
|
(7) |
Het verstrekken van reddings- of herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden kan enkel onder bepaalde voorwaarden als legitiem worden beschouwd. Te denken valt bijvoorbeeld aan overwegingen van sociaal of regionaal beleid, aan de noodzaak rekening te houden met de positieve rol van kleine en middelgrote ondernemingen (hierna „KMO's” genoemd) in de economie of, in uitzonderlijke gevallen, aan de omstandigheid dat het wenselijk is een concurrerende marktstructuur te behouden omdat anders, na het verdwijnen van ondernemingen, een monopolie of een eng oligopolie kan ontstaan. Daarentegen zou dit soort steun niet gerechtvaardigd zijn indien wordt beoogd een onderneming in een sector met aanhoudende structurele overcapaciteit kunstmatig in leven te houden of wanneer die onderneming enkel kan overleven dankzij herhaalde overheidsmaatregelen. |
16.2. Definities en toepassingsgebied van de richtsnoeren en samenhang met andere teksten inzake staatssteun
16.2.1. Het begrip „onderneming in moeilijkheden”
|
(8) |
Er is geen EER-definitie van een „onderneming in moeilijkheden”. In het kader van de onderhavige richtsnoeren gaat de Autoriteit er evenwel van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer deze niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden. |
|
(9) |
Meer bepaald wordt een onderneming, in beginsel en ongeacht haar omvang, voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren in de volgende gevallen als een onderneming in moeilijkheden beschouwd:
|
|
(10) |
Zelfs wanneer aan geen van de in punt 9 genoemde voorwaarden is voldaan, kan een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de netto-activa. In acute gevallen kan de onderneming reeds insolvent zijn geworden of op grond van het nationale recht aan een collectieve insolventieprocedure zijn onderworpen. In dat laatste geval zijn de onderhavige richtsnoeren van toepassing op alle steun die in het kader van een dergelijke procedure wordt verleend, wanneer zulks ertoe leidt dat de onderneming blijft voortbestaan. Hoe dan ook komt een onderneming in moeilijkheden slechts voor steun in aanmerking wanneer zij aantoonbaar niet in staat is met haar eigen middelen of met van haar eigenaren/aandeelhouders of op de markt verkregen kapitaal haar herstel te verwezenlijken. |
|
(11) |
Voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren komt een pas opgerichte onderneming niet voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking, zelfs niet wanneer haar aanvankelijke financiële positie onzeker is. Dit geldt bijvoorbeeld voor nieuwe ondernemingen die uit de liquidatie van een bestaande onderneming ontstaan of die de activa van een dergelijke onderneming overnemen. Een onderneming wordt in beginsel als een nieuw opgerichte onderneming beschouwd gedurende de eerste drie jaar na de aanvang van activiteiten in de betrokken sector. Pas na die periode komt zij in aanmerking voor reddings- of herstructureringssteun, mits:
|
|
(12) |
Een onderneming die deel uitmaakt van of die wordt overgenomen door een concern, komt in beginsel niet voor reddings- en herstructureringssteun in aanmerking, behalve wanneer kan worden aangetoond dat de moeilijkheden van de onderneming een specifiek karakter hebben en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen het concern, en dat deze moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door het concern zelf te kunnen worden opgelost. Wanneer een onderneming in moeilijkheden een dochteronderneming opricht, wordt de dochteronderneming samen met de onderneming in moeilijkheden onder wier zeggenschap zij staat, beschouwd als een concern en kan dit steun ontvangen onder de in dit punt vastgestelde voorwaarden. |
16.2.2. Definitie van reddings- en herstructureringssteun
|
(13) |
Reddings- en herstructureringssteun vallen onder dezelfde richtsnoeren, omdat de overheid in beide gevallen wordt geconfronteerd met een onderneming in moeilijkheden en omdat redding en herstructurering van een onderneming vaak twee aspecten van één operatie vormen, ook al spelen daarbij andere processen. |
|
(14) |
Reddingssteun is naar zijn aard tijdelijke en omkeerbare steun. Hoofddoel ervan is een noodlijdende onderneming in staat stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- of liquidatieplan uit te werken. Als algemeen beginsel geldt dat reddingssteun het mogelijk maakt tijdelijk een onderneming te steunen die wordt geconfronteerd met een aanzienlijke verslechtering van haar financiële situatie, tot uiting komend in een acute liquiditeitscrisis of technische insolventie. Dergelijke tijdelijke steun moet de nodige tijd bieden om de omstandigheden te analyseren die tot de moeilijkheden leidden en een passend plan uit te werken om deze moeilijkheden te verhelpen. Bovendien dient reddingssteun tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt te blijven. Met andere woorden, reddingssteun biedt een onderneming in moeilijkheden gedurende maximaal zes maanden enig respijt. De steun moet bestaan uit omkeerbare kassteun in de vorm van leninggaranties of leningen, tegen een rente die op zijn minst vergelijkbaar is met de rentepercentages die voor leningen aan gezonde ondernemingen gelden, en met name tegen de referentiepercentages die door de Autoriteit zijn vastgesteld. Structurele maatregelen waarvoor geen onmiddellijke ingrepen zijn vereist — zoals een onherroepelijke en automatische deelneming van de staat in de eigen middelen van de onderneming — kunnen niet uit reddingssteun worden gefinancierd. |
|
(15) |
Zodra een herstructurerings- of liquidatieplan waarvoor steun is gevraagd, is opgesteld en ten uitvoer wordt gelegd, wordt alle verdere steun als herstructureringssteun aangemerkt. Maatregelen die onmiddellijk ten uitvoer moeten worden gelegd om verliezen te stelpen, met inbegrip van structurele maatregelen (bijvoorbeeld onmiddellijke terugtrekking uit verliesgevende activiteiten), kunnen met reddingssteun worden uitgevoerd — voor individuele steun onder de voorwaarden van afdeling 16.3.1 en voor steunregelingen onder de voorwaarden van afdeling 16.4.3. Behoudens gevallen waarin van de vereenvoudigde procedure van afdeling 16.3.1.2 wordt gebruikgemaakt, dient de EVA-Staat aan te tonen dat dergelijke structurele maatregelen onmiddellijk moeten worden genomen. Reddingssteun kan in de regel niet ten behoeve van financiële herstructurering worden toegekend. |
|
(16) |
Een herstructurering daarentegen berust op een haalbaar, samenhangend en ingrijpend plan om de levensvatbaarheid van een onderneming op langere termijn te herstellen. Herstructurering behelst doorgaans een of meer van de volgende elementen: reorganisatie en rationalisering van de activiteiten van de onderneming op efficiëntere basis, waarbij verliesgevende activiteiten gewoonlijk worden afgestoten, herstructurering van bestaande activiteiten die opnieuw concurrerend kunnen worden gemaakt, en mogelijkerwijze diversificatie naar nieuwe en levensvatbare activiteiten. Naast een materiële herstructurering is meestal ook een financiële herstructurering (kapitaalinjecties, schuldvermindering) noodzakelijk. Daarentegen kan een herstructurering in de zin van de onderhavige richtsnoeren niet beperkt blijven tot financiële steun om verliezen uit het verleden aan te zuiveren, zonder de oorzaken van deze verliezen aan te pakken. |
16.2.3. Toepassingsgebied
|
(17) |
De onderhavige richtsnoeren zijn van toepassing op ondernemingen uit alle sectoren die onder de EER-Overeenkomst vallen en overeenkomstig artikel 62 van de EER-Overeenkomst aan het toezicht van de Autoriteit onderworpen zijn, zonder afbreuk te doen aan specifieke regels die gelden voor ondernemingen in moeilijkheden in de betrokken sector (9). |
16.2.4. Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt
|
(18) |
In artikel 61, leden 2 en 3, van de EER-Overeenkomst is voorzien in de mogelijkheid om steun die onder artikel 61, lid 1, valt, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt aan te merken. Afgezien van steun die onder artikel 61, lid 2, valt (met name steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, die niet onder onderhavige richtsnoeren valt), vormt artikel 61, lid 3, onder c), de enige grondslag waarop steun aan ondernemingen in moeilijkheden verenigbaar kan worden verklaard. Volgens die bepaling mag de Autoriteit haar goedkeuring hechten aan „steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te (...) vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad”. Dit kan met name het geval zijn wanneer de steun noodzakelijk is om door marktfalen veroorzaakte onevenwichtigheden te corrigeren of om economische en sociale cohesie te garanderen. |
|
(19) |
Aangezien het bestaan zelf van een onderneming in moeilijkheden in het gedrang is, kan een dergelijke onderneming niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd. Daarom is de Autoriteit van mening dat, enkel wanneer aan de in onderhavige richtsnoeren uiteengezette voorwaarden is voldaan, steun aan ondernemingen in moeilijkheden kan bijdragen tot de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid zonder het handelsverkeer zodanig te veranderen dat de belangen van de EER worden geschaad. Wanneer de ondernemingen die reddings- of herstructureringssteun ontvangen, in steungebieden zijn gevestigd, houdt de Autoriteit rekening met de in artikel 61, lid 3, onder a) en c), van de EER-Overeenkomst vermelde overwegingen van regionale aard, zoals uiteengezet in de punten 54 en 55. |
|
(20) |
De Autoriteit ziet er in het bijzonder op toe dat de onderhavige richtsnoeren niet worden gebruikt om de beginselen van de bestaande kaderregelingen en richtsnoeren te omzeilen. |
|
(21) |
Wijzigingen in de eigendomsstructuur van de steun ontvangende onderneming mogen de beoordeling van de reddings- en herstructureringssteun niet beïnvloeden. |
16.2.5. Ontvangers van eerdere, onrechtmatige steun
|
(22) |
Wanneer voordien aan een onderneming in moeilijkheden onrechtmatige steun is toegekend ten aanzien waarvan de Autoriteit een negatieve beschikking heeft gegeven met een bevel tot terugvordering, en deze terugvordering niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 14 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (10), wordt bij de beoordeling van aan dezelfde onderneming toe te kennen reddings- en herstructureringssteun rekening gehouden met, enerzijds, het eventuele cumulerende effect van de eerdere steun en de nieuwe steun en, anderzijds, met het feit dat de eerdere steun niet is terugbetaald (11). |
16.3. Algemene voorwaarden voor de goedkeuring van afzonderlijk bij de autoriteit aangemelde reddings- en herstructureringssteun
|
(23) |
Dit deel heeft uitsluitend betrekking op steunmaatregelen die afzonderlijk bij de Autoriteit zijn aangemeld. Onder bepaalde voorwaarden kan de Autoriteit ook regelingen voor reddings- en herstructureringsteun goedkeuren. De voorwaarden voor de goedkeuring van dergelijke regelingen worden in deel 16.4 uiteengezet. |
16.3.1. Reddingssteun
16.3.1.1. Voorwaarden
|
(24) |
Om door de Autoriteit te worden goedgekeurd, moet reddingssteun in de zin van punt 14:
|
|
(25) |
Wanneer de EVA-Staat een herstructureringsplan heeft ingediend binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun of, in het geval van niet-aangemelde steun, na de tenuitvoerlegging van de maatregel, wordt de termijn voor de terugbetaling van de lening of het stopzetten van de garantie verlengd totdat de Autoriteit over het plan een besluit heeft genomen, tenzij de Autoriteit besluit dat een dergelijke verlenging niet is gerechtvaardigd. |
|
(26) |
Onverminderd het bepaalde in artikel 23 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 1, lid 2, tweede alinea, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst een zaak bij het EVA-Hof aanhangig te maken, leidt de Autoriteit de procedure van artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst in wanneer de EVA-Staat:
|
|
(27) |
In ieder geval kan de Autoriteit besluiten om, onverminderd het bepaalde in artikel 23 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 1, lid 2, tweede alinea, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst een zaak bij het EVA-Hof aanhangig te maken, die procedure in te leiden wanneer zij van mening is dat de lening of de garantie zijn misbruikt of, wanneer na het verstrijken van de termijn van zes maanden, het niet-terugbetalen van de steun niet langer is gerechtvaardigd. |
|
(28) |
De goedkeuring van reddingssteun betekent niet noodzakelijk dat nadien steun in het kader van een herstructureringsplan wordt goedgekeurd; dergelijke steun wordt op zijn eigen waarde beoordeeld. |
16.3.1.2. Vereenvoudigde procedure
|
(29) |
De Autoriteit tracht zoveel mogelijk binnen één maand een besluit te nemen over reddingssteun indien die steun, naast alle voorwaarden van afdeling 16.3.1.1, ook aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:
|
16.3.2. Herstructureringssteun
16.3.2.1. Grondbeginselen
|
(30) |
Herstructureringssteun werpt specifieke mededingingsbezwaren op, omdat hij ertoe kan leiden dat een onredelijk deel van de lasten van de structurele aanpassing en de daarmee gepaard gaande sociale en economische problemen worden afgewenteld op andere producenten die geen steun ontvangen, en op andere partijen bij de EER-Overeenkomst. De algemene regel dient derhalve te zijn dat herstructureringssteun enkel wordt toegestaan in omstandigheden waarin kan worden aangetoond dat de goedkeuring van deze steun niet in strijd is met de belangen van de EER. Dit is slechts mogelijk indien de steun aan strenge criteria voldoet en indien vaststaat dat eventuele vervalsing van de mededinging wordt gecompenseerd door de voordelen die uit het voortbestaan van de onderneming voortvloeien (wanneer bijvoorbeeld duidelijk is dat het netto-effect van de ontslagen als gevolg van het faillissement van de onderneming, gecombineerd met de gevolgen voor de leveranciers, de problemen op het gebied van de werkgelegenheid zouden verergeren, of, in uitzonderlijke gevallen, wanneer de sluiting van de onderneming een monopolie of een eng oligopolie zou doen ontstaan) en, in beginsel, door voldoende compenserende maatregelen ten gunste van de concurrenten. |
16.3.2.2. Voorwaarden voor de goedkeuring van steun
|
(31) |
Behoudens de bijzondere bepalingen voor steungebieden en voor KMO's (zie de punten 54, 55, 56 en 58) keurt de Autoriteit steun enkel goed indien deze aan de volgende voorwaarden voldoet: |
Kwalificatie van de onderneming
|
(32) |
De onderneming moet een onderneming in moeilijkheden in de zin van de onderhavige richtsnoeren zijn (zie de punten 8 tot en met 12). |
Herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn
|
(33) |
Voorwaarde voor de toekenning van steun is de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan dat voor alle individuele steunmaatregelen door de Autoriteit dient te worden goedgekeurd — behalve in het geval van KMO's, zoals hierna in afdeling 16.3.2.5 wordt uiteengezet. |
|
(34) |
Het herstructureringsplan, waarvan de looptijd zo kort mogelijk moet zijn, dient binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen, en te zijn gebaseerd op realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden. Herstructureringssteun moet derhalve gekoppeld zijn aan een uitvoerbaar herstructureringsplan waartoe de betrokken EVA-Staat zich verbindt. Dit plan moet met alle noodzakelijke gegevens aan de Autoriteit worden voorgelegd en met name een marktstudie omvatten. De verbetering van de levensvatbaarheid dient voornamelijk tot stand te komen door middel van interne maatregelen waarin het herstructureringsplan voorziet, en mag alleen berusten op externe factoren – zoals prijs- en vraagfluctuaties – waarop de onderneming slechts weinig invloed kan uitoefenen, op voorwaarde dat de veronderstellingen inzake de marktontwikkeling algemeen zijn aanvaard. Een herstructurering omvat de terugtrekking uit de activiteiten die — zelfs na de herstructurering — structureel verliesgevend zouden blijven. |
|
(35) |
Het herstructureringsplan moet de omstandigheden beschrijven die tot de moeilijkheden van de onderneming hebben geleid, zodat kan worden nagegaan of de voorgestelde maatregelen passend zijn. Het houdt onder meer rekening met de actuele situatie en de verwachte ontwikkeling van vraag en aanbod op de relevante productmarkt, aan de hand van best-case-, worst-case- en neutrale scenario's, alsmede de specifieke sterke en zwakke punten van de onderneming. Het stelt de onderneming in staat de overgang te maken naar een nieuwe structuur die haar uitzicht biedt op levensvatbaarheid op lange termijn en haar in staat stelt op eigen benen te staan. |
|
(36) |
Het herstructureringsplan moet zorgen voor een omslag waardoor de onderneming, nadat de herstructurering is voltooid, in staat is al haar kosten te dekken, met inbegrip van afschrijvingen en financiële lasten. Het verwachte rendement op eigen vermogen dient voldoende te zijn om de geherstructureerde onderneming in staat te stellen op eigen kracht op de markt te concurreren. Wanneer de moeilijkheden van de onderneming aan een gebrekkige corporate governance zijn te wijten, dienen de nodige aanpassingen te worden doorgevoerd. |
Voorkoming van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging
|
(37) |
Om te garanderen dat de ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zo beperkt mogelijk blijven — zodat de positieve effecten opwegen tegen de negatieve effecten — dienen compenserende maatregelen te worden genomen. Anders wordt de steun als „schadelijk voor het gemeenschappelijk belang” aangemerkt — en dus als onverenigbaar met de EER-Overeenkomst. Bij de vaststelling of de compenserende maatregelen toereikend zijn, houdt de Autoriteit de doelstelling van het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn voor ogen. |
|
(38) |
Bij deze maatregelen kan het onder meer gaan om de afstoting van activa, inkrimping van capaciteit of van de aanwezigheid op de markt, en verlaging van de toegangsdrempels op de betrokken markten. Wanneer de Autoriteit nagaat of de compenserende maatregelen passend zijn, houdt zij rekening met de marktstructuur en de mededingingsvoorwaarden om ervoor te zorgen dat een dergelijke maatregel niet resulteert in een aantasting van de marktstructuur, doordat zulks bijvoorbeeld indirect een monopolie of een eng oligopolie doet ontstaan. Kan een EVA-Staat aantonen dat een dergelijke situatie zich zal voordoen, dan zouden zodanige compenserende maatregelen moeten worden uitgewerkt dat een dergelijke situatie wordt vermeden. |
|
(39) |
De maatregelen moeten in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten van de steun en met name tot de grootte (13) en het relatieve belang van de onderneming op haar markt of markten. Zij zouden moeten plaatsvinden op de markt of markten waar de onderneming na de herstructurering een significante marktpositie zal bekleden. De omvang van de inkrimping wordt van geval tot geval bepaald. De Autoriteit stelt de omvang van de te nemen maatregelen vast op grond van de marktstudie die aan het herstructureringsplan is gehecht en, in voorkomend geval, op grond van alle overige informatie waarover zij beschikt, met inbegrip van door belanghebbenden verstrekte informatie. Deze inkrimping moet integrerend deel uitmaken van de herstructurering zoals die in het herstructureringsplan is vastgelegd. Dit beginsel geldt ongeacht of deze afstotingen vóór of na de toekenning van de staatssteun plaatsvinden, zolang zij maar een onderdeel van dezelfde herstructurering vormen. Afschrijvingen en sluiting van verliesgevende activiteiten die in ieder geval nodig zijn om de levensvatbaarheid te herstellen, worden bij de beoordeling van de compenserende maatregelen niet als inkrimping van capaciteit of van de aanwezigheid op de markt beschouwd. Bij deze beoordeling wordt eerder toegekende reddingssteun mede in aanmerking genomen. |
|
(40) |
Deze voorwaarde geldt normaalgesproken echter niet voor kleine ondernemingen omdat kan worden aangenomen dat ad-hocsteun voor kleine ondernemingen de mededingingsvoorwaarden in de regel niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, behalve wanneer in de staatssteunregels voor bepaalde sectoren anders is bepaald of wanneer de begunstigde onderneming actief is op een markt die met aanhoudende overcapaciteit heeft te kampen. |
|
(41) |
Is de begunstigde onderneming actief op een markt die heeft te kampen met aanhoudende structurele overcapaciteit, zoals gedefinieerd in het kader van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (14), dan kan de vereiste inkrimping van de capaciteit of de aanwezigheid van de onderneming op de markt wel tot 100 % oplopen (15). |
Beperking van de steun tot het minimum: reële bijdrage, vrij van steun
|
(42) |
Het steunbedrag en de steunintensiteit moeten tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum aan herstructureringskosten worden beperkt, in samenhang met de voorhanden zijnde financiële middelen van de onderneming, van haar aandeelhouders of van het concern waarvan zij deel uitmaakt. Bij deze beoordeling wordt eerder toegekende reddingssteun mede in aanmerking genomen. Van de steun ontvangende ondernemingen wordt verwacht dat zij uit eigen middelen, zo nodig door de verkoop van activa die voor het voortbestaan van de onderneming niet onontbeerlijk zijn, of door externe financiering tegen marktvoorwaarden, een belangrijke bijdrage aan het herstructureringsplan leveren. Deze bijdrage is een teken dat de markten er vertrouwen in hebben dat een herstel van de levensvatbaarheid haalbaar is. Zij moet reëel — dus effectief — zijn, onder uitsluiting van alle voor de toekomst verwachte winst en kasstromen, en zij moet zo hoog mogelijk zijn. |
|
(43) |
In de regel beschouwt de Autoriteit de volgende bijdragen (16) aan de herstructurering als passend: minstens 25 % in het geval van kleine ondernemingen, minstens 40 % in het geval van middelgrote en minstens 50 % in het geval van grote ondernemingen. In uitzonderlijke omstandigheden en in geval van een door de EVA-Staat aan te tonen bijzondere noodsituatie kan de Autoriteit een lagere bijdrage accepteren. |
|
(44) |
Om de mededingingsverstorende effecten te beperken, moet de omvang van de steun of de vorm waarin hij wordt verleend zodanig zijn dat de onderneming niet de beschikking krijgt over extra kasmiddelen die kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktverstorende activiteiten welke met het herstructureringsproces geen verband houden. Daartoe onderzoekt de Autoriteit de omvang van de passiva van de onderneming na de herstructurering, alsook de situatie na uitstel van betaling of vermindering van haar schulden, met name in het kader van de voortzetting van haar activiteiten na een collectieve insolventieprocedure volgens het nationale recht (17). De steun mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van nieuwe investeringen die voor het herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming niet onmisbaar zijn. |
Bijzondere voorwaarden voor de goedkeuring van steun
|
(45) |
Naast de in de punten 37 tot en met 41 beschreven compenserende maatregelen kan de Autoriteit, ingeval de betrokken EVA-Staat geen toezegging heeft gedaan dat hij dergelijke bepalingen zal vaststellen, de voorwaarden en verplichtingen opleggen die zij nodig acht om te voorkomen dat de mededinging door de steun zodanig wordt verstoord dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Bijvoorbeeld kan de betrokken EVA-Staat ertoe worden verplicht:
|
Volledige uitvoering van het herstructureringsplan en naleving van de voorwaarden
|
(46) |
De onderneming moet het herstructureringsplan volledig uitvoeren en alle overige verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de beschikking waarbij de Autoriteit de steun goedkeurt. De Autoriteit beschouwt het niet-uitvoeren van het plan of het niet-nakomen van de overige verplichtingen als misbruik van steun, onverminderd het bepaalde in artikel 23 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 1, lid 2, tweede alinea, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst een zaak bij het EVA-Hof aanhangig te maken. |
|
(47) |
Ingeval herstructureringen zich over meerdere jaren uitstrekken en daarmee aanzienlijke steunbedragen zijn gemoeid, kan de Autoriteit eisen dat de herstructureringssteun in verschillende termijnen wordt betaald. Zij kan de betaling van elke termijn aan de volgende voorwaarden onderwerpen:
|
Controle en jaarlijks verslag
|
(48) |
De Autoriteit moet in staat worden gesteld zich, aan de hand van regelmatige en gedetailleerde verslagen die de betrokken EVA-Staat meedeelt, ervan te vergewissen dat het herstructureringsplan naar behoren wordt uitgevoerd. |
|
(49) |
Wat de steun aan grote ondernemingen betreft, wordt het eerste van deze verslagen normaalgesproken binnen zes maanden na de datum van goedkeuring van de steun bij de Autoriteit ingediend. Vervolgens worden de verslagen ten minste eenmaal per jaar, op een vaste datum, aan de Autoriteit toegezonden totdat de doelstellingen van de herstructureringssteun kunnen worden geacht te zijn verwezenlijkt. Zij moeten alle informatie bevatten die de Autoriteit nodig heeft om toezicht te houden op de uitvoering van het goedgekeurde herstructureringsplan, het tijdschema van de betalingen aan de onderneming en haar financiële positie, en om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden of verplichtingen van de goedkeuringsbeschikking in acht zijn genomen. Deze verslagen moeten met name alle relevante informatie bevatten over de steun die de onderneming tijdens de herstructureringsperiode heeft ontvangen, ongeacht voor welke doeleinden de steun is verleend en ongeacht of deze op individuele basis of in het kader van een algemene regeling is toegekend (zie de punten 67 tot en met 70). Is spoedige bevestiging van bepaalde cruciale inlichtingen nodig — bijvoorbeeld in verband met sluitingen of capaciteitsinkrimpingen — dan kan de Autoriteit verlangen dat vaker verslagen worden ingediend. |
|
(50) |
Wat de steun aan KMO’s betreft, is de jaarlijkse indiening van de balans en de winst- en-verliesrekening van de begunstigde onderneming in de regel voldoende, behalve ingeval de goedkeuringsbeschikking strengere voorwaarden bevat. |
16.3.2.3. Wijziging van het herstructureringsplan
|
(51) |
Is herstructureringssteun goedgekeurd, dan kan de betrokken EVA-Staat tijdens de herstructurering de Autoriteit verzoeken in te stemmen met wijzigingen in het herstructureringsplan en het steunbedrag. De Autoriteit kan dergelijke wijzigingen toestaan zolang de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
|
|
(52) |
Indien de door de Autoriteit opgelegde voorwaarden of de door de EVA-Staat gedane toezeggingen worden versoepeld, wordt het steunbedrag dienovereenkomstig verlaagd of kunnen andere voorwaarden worden opgelegd. |
|
(53) |
Wanneer de EVA-Staat een goedgekeurd herstructureringsplan wijzigt zonder de Autoriteit behoorlijk te informeren, leidt de Autoriteit de procedure van artikel 16 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst in (misbruik van steun), onverminderd het bepaalde in artikel 23 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 1, lid 2, tweede alinea, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst een zaak bij het EVA-Hof aanhangig te maken. |
16.3.2.4. Herstructureringssteun in steungebieden
|
(54) |
De Autoriteit moet bij de beoordeling van herstructureringssteun in steungebieden rekening houden met de behoeften inzake regionale ontwikkeling. De vaststelling dat een noodlijdende onderneming in een steungebied is gevestigd, rechtvaardigt echter niet dat tegenover herstructureringssteun een tolerante houding wordt aangenomen: op middellange tot lange termijn is een regio er niet bij gebaat dat ondernemingen op kunstmatige wijze in leven worden gehouden. Voorts is het, met het oog de bevordering van de regionale ontwikkeling, in het eigen belang van de regio haar middelen te gebruiken om zo snel mogelijk activiteiten te ontwikkelen die op lange termijn levensvatbaar en duurzaam zijn. Ten slotte dient mededingingsvervalsing tot een minimum te worden beperkt, ook in het geval van steun aan ondernemingen in steungebieden. In dit verband dient ook rekening te worden gehouden met mogelijke nadelige spill-overeffecten die zich in de betrokken regio en in andere steungebieden kunnen voordoen. |
|
(55) |
De in de punten 31 tot en met 53 genoemde criteria zijn derhalve eveneens van toepassing op steungebieden, zelfs indien rekening wordt gehouden met de behoeften inzake regionale ontwikkeling. In steungebieden kunnen, tenzij in staatssteunregels voor een specifieke sector anders is bepaald, voor de goedkeuring van steun echter minder strenge voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de tenuitvoerlegging van compenserende maatregelen en de omvang van de bijdrage van de begunstigde onderneming. Wanneer behoeften inzake regionale ontwikkeling zulks rechtvaardigen, is in gevallen waarin inkrimping van de capaciteit of van de aanwezigheid op de markt de geschiktste maatregel lijkt te zijn om buitensporige vervalsing van de mededinging te voorkomen, de vereiste inkrimping in steungebieden beperkter dan in andere gebieden. In die gevallen, welke door de betrokken EVA-Staat dienen te worden gestaafd, wordt een onderscheid gemaakt tussen regio's die op grond van artikel 61, lid 3, onder a), van de EER-Overeenkomst voor steun in aanmerking komen, en die regio's welke op grond van artikel 61, lid 3, onder c), in aanmerking komen. Zodoende kan rekening worden gehouden met het feit dat de problemen in de eerste categorie regio's ernstiger zijn. |
16.3.2.5. Steun ten behoeve van de herstructurering van KMO’s
|
(56) |
Steun aan kleine ondernemingen (18) leidt doorgaans minder tot een ongunstige beïnvloeding van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, dan bij steun aan middelgrote en grote ondernemingen het geval is. Dit geldt ook voor steun om de herstructurering te ondersteunen, zodat de voorwaarden van de punten 31 tot en met 53 minder strikt worden toegepast:
|
|
(57) |
Daartegenover staat dat het beginsel dat dit soort steun eenmalig moet zijn (zie afdeling 16.3.3), onverkort op KMO's van toepassing is. |
|
(58) |
Voor KMO's hoeft het herstructureringsplan niet door de Autoriteit te worden goedgekeurd. Het plan dient evenwel aan de vereisten van de punten 34, 35 en 36 te voldoen, door de betrokken EVA-Staat te worden goedgekeurd en aan de Autoriteit te worden meegedeeld. De toekenning van de steun moet afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat het herstructureringsplan volledig ten uitvoer wordt gelegd. Op de EVA-Staat rust de verplichting na te gaan of deze voorwaarden zijn nageleefd. |
16.3.2.6. Steun ter dekking van de sociale kosten van herstructurering
|
(59) |
Herstructureringsplannen brengen normaalgesproken inkrimping van of terugtrekking uit de getroffen activiteiten met zich. Dergelijke besnoeiingen zijn vaak noodzakelijk met het oog op rationalisering en efficiëntie en staan los van capaciteitsinkrimpingen die als voorwaarde voor de toekenning van steun kunnen worden verlangd. Welke reden ook aan deze maatregelen ten grondslag ligt, zij leiden doorgaans tot een daling van het aantal arbeidsplaatsen binnen de onderneming. |
|
(60) |
Het arbeidsrecht van de EVA-Staten bevat soms algemene socialezekerheidsregelingen waarbij is voorzien in ontslagvergoedingen en uitkeringen bij vervroegde uittreding die rechtstreeks aan de ontslagen werknemers worden betaald. Dergelijke regelingen gelden niet als staatssteun die onder artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst valt. |
|
(61) |
Naast deze rechtstreeks aan de werknemers betaalde ontslagvergoedingen en uitkeringen bij vervroegde uittreding bestaan dikwijls algemene sociale steunregelingen, waarmee de overheid de kosten van de uitkeringen dekt die de onderneming aan ontslagen werknemers verstrekt en die verder gaan dan haar wettelijke of contractuele verplichtingen. Wanneer dergelijke regelingen, zonder enige sectorale beperking, algemeen beschikbaar zijn voor iedere werknemer die voldoet aan vooraf vastgestelde voorwaarden om automatisch in aanmerking te komen, worden zij voor een onderneming in herstructurering niet als steun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst beschouwd. Wanneer deze regelingen daarentegen worden gebruikt om de herstructurering in specifieke bedrijfstakken te ondersteunen, kan er wel van steun sprake zijn wegens de selectieve wijze waarop zij worden toegepast (19). |
|
(62) |
Ingevolge het arbeidsrecht of collectieve overeenkomsten met vakbonden op de onderneming zelf rustende verplichtingen om ontslagvergoedingen en/of uitkeringen bij vervroegde uittreding te betalen, maken deel uit van de gewone kosten die een onderneming uit eigen middelen dient te bekostigen. Derhalve dient elke bijdrage van de staat aan deze kosten als steun te worden aangemerkt. Dit geldt ongeacht of de bedragen rechtstreeks aan de onderneming worden betaald of via een overheidsinstelling aan de werknemers worden uitgekeerd. |
|
(63) |
De Autoriteit heeft niet a priori bezwaren tegen dit soort steun wanneer deze aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend; de steun brengt immers economische voordelen met zich die verder gaan dan de belangen van de betrokken onderneming, daar hij structurele veranderingen mogelijk maakt en problemen helpt te verzachten. |
|
(64) |
Steun wordt niet alleen toegekend ter dekking van de kosten van ontslag- of vervroegde-uittredingsregelingen, maar vaak ook ten behoeve van opleiding, advisering en praktische hulp bij het vinden van ander werk, als tegemoetkoming bij overplaatsing, en voor beroepsopleiding en bijstand aan werknemers die een nieuwe onderneming willen beginnen. De Autoriteit neemt steeds een positief standpunt in ten aanzien van dergelijke steun wanneer die aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend. |
|
(65) |
Het in de punten 61 tot en met 64 beschreven soort steun moet in het herstructureringsplan duidelijk worden aangegeven, omdat steun voor sociale maatregelen die uitsluitend aan de ontslagen werknemers ten goede komen, bij de vaststelling van de omvang van de in de punten 37 tot en met 41 bedoelde compenserende maatregelen niet in aanmerking wordt genomen. |
|
(66) |
In het gemeenschappelijk belang zorgt de Autoriteit er in het kader van het herstructureringsplan voor dat de sociale gevolgen van de herstructurering in andere EVA-Staten dan die welke de steun toekent, tot een minimum beperkt blijven. |
16.3.2.7. Noodzaak de Autoriteit over alle tijdens de herstructureringsperiode aan de begunstigde onderneming toegekende steun in te lichten
|
(67) |
Wanneer een grote of middelgrote onderneming herstructureringssteun ontvangt die aan de onderhavige richtsnoeren wordt getoetst, kan de toekenning van andere steun tijdens de herstructureringsperiode, ook al is deze met een reeds goedgekeurde regeling in overeenstemming, invloed hebben op de beoordeling van de Autoriteit van de omvang van de nodige compenserende maatregelen |
|
(68) |
Bij de aanmelding van herstructureringssteun voor een grote of middelgrote onderneming moet alle overige steun worden vermeld die de EVA-Staat voornemens is tijdens de herstructurering aan de begunstigde onderneming te verlenen, tenzij deze steun onder de de-minimisregeling of vrijstellingsverordeningen valt. |
|
(69) |
De Autoriteit zal deze steun in aanmerking nemen bij het beoordelen van de herstructureringssteun. Alle steun die tijdens de herstructureringsperiode daadwerkelijk aan grote of middelgrote ondernemingen wordt toegekend — met inbegrip van in overeenstemming met een goedgekeurde regeling toegekende steun — moet afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld voorzover deze daarvan op het tijdstip van haar besluit over de herstructureringssteun niet in kennis was gesteld. |
|
(70) |
De Autoriteit ziet erop toe dat met de toekenning van steun op grond van goedgekeurde regelingen de eisen van de onderhavige richtsnoeren niet kunnen worden omzeild. |
16.3.3. Eenmaligheid
|
(71) |
Reddingssteun is een eenmalige operatie die in hoofdzaak is bedoeld om de exploitatie van een onderneming voort te zetten gedurende een beperkte periode waarin de toekomst van de onderneming kan worden geëvalueerd. Het dient echter niet mogelijk te zijn de herhaalde toekenning van reddingssteunmaatregelen toe te staan waarmee enkel de status-quo wordt bestendigd, het onvermijdelijke wordt uitgesteld en tegelijkertijd de economische en sociale problemen op andere, meer efficiënte producenten of op andere partijen bij de EER-Overeenkomst worden afgewenteld. Daarom mag reddingssteun slechts eenmaal worden toegekend. In overeenstemming met ditzelfde beginsel mag ook herstructureringssteun slechts eenmaal worden toegekend, om te voorkomen dat ondernemingen die enkel dankzij herhaalde staatssteun kunnen overleven, ten onrechte steun ontvangen. Ten slotte mag, wanneer reddingssteun wordt toegekend aan een onderneming die al herstructureringssteun heeft ontvangen, worden aangenomen dat de moeilijkheden van de begunstigde onderneming een terugkerend probleem zijn en dat herhaalde overheidsmaatregelen aanleiding geven tot vervalsing van de mededinging waardoor het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Dergelijke herhaalde overheidsmaatregelen dienen niet te worden toegestaan. |
|
(72) |
Wanneer een voornemen tot het verlenen van reddings- of herstructureringssteun bij de Autoriteit wordt aangemeld, moet de EVA-Staat aangeven of de betrokken onderneming in het verleden reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, met inbegrip van vóór de datum van toepassing van de onderhavige richtsnoeren verleende steun en van niet-aangemelde steun (20). Indien dit het geval is en wanneer minder dan tien jaar is verstreken sinds de toekenning van de reddingssteun, het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is), staat de Autoriteit geen verdere reddings- of herstructureringssteun toe, behalve in de volgende gevallen:
In de onder b) en c) bedoelde gevallen kan de vereenvoudigde procedure van afdeling 16.3.1.2 niet worden gebruikt. |
|
(73) |
Wijzigingen van de eigendomsstructuur van de begunstigde onderneming na de toekenning van steun en eventuele gerechtelijke of administratieve procedures die tot gevolg hebben dat de vermogenspositie van de onderneming wordt gesaneerd, haar passiva worden verminderd of vroegere schulden worden aangezuiverd, hebben geen enkele invloed op de toepassing van deze regel, zolang het dezelfde onderneming is die de exploitatie voortzet. |
|
(74) |
Wanneer een concern reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, staat de Autoriteit normaalgesproken geen verdere reddings- of herstructureringssteun aan het concern zelf of aan een van de concernonderdelen toe, tenzij tien jaar is verstreken sinds de toekenning van de reddingssteun, het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is). Wanneer een concernonderdeel reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, kan zowel het concern als geheel, als de overige concernonderdelen — doch niet de begunstigde onderneming die eerder steun heeft ontvangen — op reddings- of herstructureringssteun aanspraak blijven maken (mits de overige bepalingen van de onderhavige richtsnoeren worden nageleefd). De EVA-Staten moeten erop toezien dat geen steun van het concern of de overige concernonderdelen wordt doorgesluisd naar de onderneming die eerder steun heeft ontvangen. |
|
(75) |
Wanneer een onderneming die de activa van een andere onderneming overneemt en met name wanneer de over te nemen onderneming aan een van de in punt 73 genoemde procedures of volgens het nationale recht aan een collectieve insolventieprocedure is onderworpen en zelf reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, geldt voor de overnemer niet het vereiste dat de steun eenmalig dient te zijn, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
|
(76) |
In dit verband zij evenwel benadrukt dat, aangezien steun voor de verwerving van activa steun voor een initiële investering vormt, dergelijke steun niet op grond van de onderhavige richtsnoeren kan worden goedgekeurd. |
16.4. Steunregelingen voor KMO’s
16.4.1. Algemene beginselen
|
(77) |
De Autoriteit keurt regelingen voor reddings- en/of herstructureringssteun aan KMO's in moeilijkheden enkel goed indien de betrokken ondernemingen aan de definitie van KMO’s voldoen. Onder voorbehoud van de onderstaande bijzondere bepalingen wordt de verenigbaarheid van dergelijke regelingen in het licht van de voorwaarden van de delen 16.2 en 16.3 onderzocht, met uitzondering van afdeling 16.3.1.2, die niet op steunregelingen van toepassing is. Alle steun die uit hoofde van een regeling wordt verleend en niet aan een van die voorwaarden voldoet, moet vooraf afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld en door haar worden goedgekeurd. |
16.4.2. In aanmerking komende ondernemingen
|
(78) |
Tenzij in staatssteunregels voor een bepaalde sector anders is bepaald, is steun die aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt toegekend in het kader van regelingen welke op de datum van toepassing van deze richtsnoeren zijn goedgekeurd, enkel van afzonderlijke aanmelding vrijgesteld wanneer de betrokken onderneming aan ten minste één van de drie criteria van punt 9 voldoet. Steun voor ondernemingen welke aan geen van deze drie criteria voldoet, moet afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld, zodat zij kan nagaan of deze ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden kunnen worden aangemerkt. Steun voor ondernemingen die actief zijn op een markt die met aanhoudende structurele overcapaciteit heeft te kampen, moet, ongeacht de grootte van de begunstigde onderneming, eveneens afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld, zodat zij kan nagaan of punt 41 van toepassing is. |
16.4.3. Voorwaarden voor de goedkeuring van regelingen inzake reddingssteun
|
(79) |
Om door de Autoriteit te kunnen worden goedgekeurd, moeten regelingen inzake reddingssteun aan de voorwaarden van de punten a), b), d) en e) van punt 24 voldoen. Voorts mag reddingssteun slechts voor maximaal zes maanden worden toegekend; in die periode moet de positie van de onderneming worden onderzocht. Vóór het einde van die periode moet de EVA-Staat ofwel een herstructurerings- of een liquidatieplan goedkeuren, ofwel de begunstigde onderneming verzoeken om terugbetaling van de lening en de steun ten belope van een bedrag dat met de risicopremie overeenkomt. |
|
(80) |
Reddingssteun die voor meer dan zes maanden wordt toegekend of die niet na zes maanden wordt terugbetaald, moet afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld. |
16.4.4. Voorwaarden voor de goedkeuring van regelingen inzake herstructureringssteun
|
(81) |
De Autoriteit keurt regelingen voor herstructureringssteun enkel goed indien de toekenning van de steun afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat de begunstigde onderneming het door de EVA-Staat goedgekeurde herstructureringsplan volledig ten uitvoer legt en de steun aan de volgende criteria voldoet:
|
16.4.5. Gemeenschappelijke voorwaarden voor goedkeuring van regelingen inzake reddings- en/of herstructureringssteun
|
(82) |
De regelingen moeten het maximale steunbedrag vermelden dat aan een onderneming kan worden toegekend als onderdeel van een operatie om reddings- en/of herstructureringssteun toe te kennen, ook ingeval het plan wordt gewijzigd. Alle steun die dit bedrag overschrijdt, moet afzonderlijk bij de Autoriteit worden aangemeld. Het maximumbedrag aan reddings- en herstructureringssteun tezamen dat aan één onderneming wordt toegekend, mag niet hoger liggen dan 10 miljoen EUR, met inbegrip van eventuele steun uit andere bronnen of op grond van andere regelingen. |
|
(83) |
Bovendien dient het beginsel dat dit soort steun eenmalig dient te zijn, in acht te worden genomen. De regel van afdeling 16.3.3 is van toepassing. |
|
(84) |
De EVA-Staten moeten maatregelen ook individueel bij de Autoriteit aanmelden wanneer een onderneming activa overneemt van een andere onderneming die zelf reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen. |
16.4.6. Controle en jaarlijkse verslagen
|
(85) |
De punten 48, 49 en 50 gelden niet voor steunregelingen. Voorwaarde voor goedkeuring van de regeling is echter wel dat, doorgaans jaarlijks, een verslag wordt ingediend over de werking van de desbetreffende regeling; dit verslag moet de informatie bevatten die is aangegeven in de instructies van de Autoriteit inzake gestandaardiseerde verslagen (22). De verslagen moeten eveneens een lijst van alle begunstigde ondernemingen bevatten en voor elk ervan het volgende vermelden:
|
16.5. Dienstige maatregelen in de zin van artikel 1, lid 1, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst
|
(86) |
De Autoriteit stelt in een afzonderlijk schrijven de EVA-Staten overeenkomstig artikel 1, lid 1, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst voor om, zoals in de punten 87 en 88 wordt beschreven, dienstige maatregelen te nemen met betrekking tot hun bestaande steunregelingen. De Autoriteit stelt de goedkeuring van alle toekomstige regelingen afhankelijk van de inachtneming van onderstaande bepalingen. |
|
(87) |
De EVA-Staten die het voorstel van de Autoriteit hebben aanvaard, moeten hun bestaande steunregelingen die van toepassing blijven, binnen zes maanden aanpassen om deze met de onderhavige richtsnoeren in overeenstemming te brengen. |
|
(88) |
De EVA-Staten moeten binnen één maand na ontvangst van het schrijven waarin dienstige maatregelen worden voorgesteld, aangeven of zij met deze dienstige maatregelen instemmen. |
16.6. Datum van toepassing en duur
|
(89) |
De onderhavige richtsnoeren treden in werking op de datum waarop zij worden aangenomen. Zij blijven van toepassing gedurende 5 jaar, tenzij in een nieuw besluit anders wordt bepaald. |
|
(90) |
Aanmeldingen die door de Autoriteit vóór de datum van aanneming zijn geregistreerd, zullen worden getoetst aan de criteria die gelden op het tijdstip van de aanmelding. |
|
(91) |
De Autoriteit zal de verenigbaarheid met de EER-Overeenkomst van reddings- en herstructureringssteun die zonder haar toestemming – en dus in strijd met artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst – is toegekend, aan de onderhavige richtsnoeren toetsen wanneer die steun geheel of gedeeltelijk na de bekendmaking van deze richtsnoeren in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het EER-supplement daarbij is toegekend. In alle overige gevallen zal zij het onderzoek verrichten op basis van de op het tijdstip van de toekenning van de steun geldende richtsnoeren. |
(1) Dit hoofdstuk stemt overeen met de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2).
(2) Aangenomen op 19 januari 1994 en bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994 en in EER-supplement nr. 32 van dezelfde datum.
(3) Aangenomen op 16 december 1999 en bekendgemaakt in PB L 274 van 26.10.2000 en in EER-supplement nr. 48 van dezelfde datum.
(4) In de desbetreffende mededeling heeft de Commissie opgemerkt dat in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Stockholm van 23 en 24 maart 2001 en van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 — waarbij de lidstaten werden opgeroepen het volume staatssteun, uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product, te blijven verminderen en de steun te heroriënteren op horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van economische en sociale samenhang — een grondiger onderzoek wenselijk lijkt van de vervalsing van de mededinging die wordt veroorzaakt wanneer steun voor reddings- en herstructureringsoperaties wordt toegestaan. Dit strookt ook met de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, die op een versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie waren gericht.
(5) Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16), opgenomen in punt 4 van bijlage XXII bij de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 176/2003 (PB L 88 van 25.3.2004, blz. 53 en EER-supplement nr. 15 van 25.3.2004, blz. 14).
(6) Naar analogie van de bepalingen van Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003. Opgenomen in punt 2 van bijlage XXII bij de EER-Overeenkomst bij de EER-uitbreidingsovereenkomst.
(7) Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 78/660/EEG (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16), opgenomen in punt 4 van bijlage XXII bij de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 176/2003 (PB L 88 van 25.3.2004, blz. 53 en EER-supplement nr. 15 van 25.3.2004, blz. 14).
(8) Om te bepalen of een onderneming zelfstandig is, dan wel van een concern deel uitmaakt, wordt rekening gehouden met de criteria van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 363/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 20), opgenomen in punt 1, onder d), van bijlage XV bij de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 131/2004 (PB L 64 van 10.3.2005, blz. 67).
(9) Dergelijke bijzondere bepalingen bestaan voor de luchtvaartsector. Zie hoofdstuk 30 van deze richtsnoeren.
(10) Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „Toezichtovereenkomst” genoemd) (PB L 344 van 31.12.1994, blz. 1).
(11) Arrest van het Hof van Justitie van 15 mei 1997 in zaak C-355/95 P, Textilwerke Deggendorf GmbH (TWD)/Commissie e.a., Jurispr. 1997, blz. I-2549.
(12) Een uitzondering kan worden gemaakt in het geval van reddingssteun in het bankbedrijf, om de desbetreffende kredietinstelling in staat te stellen tijdelijk haar bankactiviteiten voort te zetten overeenkomstig de geldende prudentiële wetgeving (Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1, opgenomen in punt 14 van bijlage IX bij de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 15/2001 van 1 oktober 2001 (PB L 117 van 26.4.2001, blz. 13 en EER-supplement nr. 22 van 26.4.2001, blz. 8)). In ieder geval dient steun in een andere vorm dan leninggaranties en leningen overeenkomstig de voorwaarden van dit punt a) aan de algemene beginselen voor reddingssteun te voldoen en kan hij niet bestaan uit structurele financiële maatregelen in verband met het eigen vermogen van de bank. Alle steun in een andere vorm dan leninggaranties en leningen welke aan de voorwaarden van punt a) voldoet, zal in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van eventuele compenserende maatregelen in het kader van een herstructureringsplan overeenkomstig de punten 37 tot en met 41.
(13) In dit verband kan de Autoriteit ook rekening houden met het feit dat de betrokken onderneming een middelgrote of een grote onderneming is.
(14) Hoofdstuk 26a „Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten”, goedgekeurd op 18 december 2002 (nog niet bekendgemaakt), laatstelijk gewijzigd op 17 maart 2004 (nog niet bekendgemaakt).
(15) In dergelijke gevallen staat de Autoriteit enkel steun toe om de sociale kosten van de herstructurering te verzachten, in overeenstemming met afdeling 16.3.2.6, en milieusteun voor het schoonmaken van vervuilde locaties die anders misschien zouden worden verlaten.
(16) Zie punt 6. Deze minimumbijdrage mag geen steun omvatten. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij een lening met rentesubsidie of met overheidsgaranties die steunelementen inhouden.
(17) Zie punt 9, onder c).
(18) In de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36), opgenomen in de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 131/2004 (nog niet bekendgemaakt). Tot en met 31 december 2004 is de relevante definitie te vinden in Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4). De definitie is ook te vinden in bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33), opgenomen in punt 1, onder f), van bijlage XV (Staatssteun) bij de EER-Overeenkomst bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 88/2002 van 25 juni 2002 tot wijziging van bijlage XV (Staatssteun) bij de EER-Overeenkomst (PB L 266 van 3.10.2002, blz. 56 en EER-supplement nr. 49 van 3.10.2002, blz. 42).
(19) In zijn arrest in zaak C-241/94, Frankrijk/Commissie (Kimberly Clark Sopalin) (Jurispr. 1996, blz. I 4551), bevestigde het Europees Hof van Justitie dat de financiering op discretionaire grondslag door de Franse autoriteiten, via het „Fonds national de l'emploi”, bepaalde ondernemingen in een gunstiger positie bracht dan andere, en derhalve voldeed aan de voorwaarden die gelden voor steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. (In het arrest van het Hof werd de conclusie van de Commissie dat deze steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar was, niet ter discussie gesteld.)
(20) Wat niet-aangemelde steun betreft, houdt de Autoriteit bij haar onderzoek rekening met de mogelijkheid dat de steun niet als reddings- of herstructureringssteun, doch als andere steun verenigbaar met de EER-Overeenkomst had kunnen worden verklaard.
(21) Van onvoorzienbare omstandigheden is sprake wanneer het management van de onderneming deze niet had kunnen voorzien op het tijdstip dat het herstructureringsplan werd opgesteld en voorzover zulks niet te wijten is aan nalatigheid of fouten van het management van de onderneming of besluiten van het concern waarvan de onderneming deel uitmaakt.
(22) Zie bijlage III. A en B (Standaardformulier voor rapportage over bestaande staatssteun), bij Besluit 195/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 14.7.2004 betreffende de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst (nog niet bekendgemaakt).
(23) NACE is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, gepubliceerd door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen.
BIJLAGE
Formule (1) voor de berekening van het maximumbedrag aan reddingssteun om voor toepassing van de vereenvoudigde procedure in aanmerking te komen:
Deze formule is gebaseerd op de bedrijfsresultaten van de onderneming (EBIT, resultaat vóór rente en belastingen) vastgelegd in het jaar vóór de toekenning/aanmelding van de steun (aangeduid als t). Dit bedrag wordt vermeerderd met de afschrijving. Vervolgens worden variaties in het werkkapitaal bij het totaal gevoegd. De variatie in het werkkapitaal wordt berekend als het verschil tussen de vlottende activa en de vlottende passiva (2) voor de laatste afgesloten boekhoudkundige periode. Evenzo dient, wanneer er uitzonderlijk voorzieningen zouden zijn op het niveau van het bedrijfsresultaat, zulks duidelijk te worden aangegeven en mag het resultaat dergelijke voorzieningen niet omvatten.
Deze formule is bedoeld om een raming te maken van de negatieve operationele kasstroom van de onderneming in het jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (of aan de toekenning van de steun in het geval van niet-aangemelde steun). Met de helft van dit bedrag moet de exploitatie van de onderneming zes maanden kunnen worden voortgezet. Daarom wordt de uitkomst van de formule door twee gedeeld.
Deze formule kan enkel worden toegepast wanneer de uitkomst een negatief bedrag is.
Ingeval de formule een positieve uitkomst oplevert, wordt een gedetailleerde verklaring ingediend waaruit blijkt dat de onderneming in moeilijkheden verkeert zoals omschreven in de punten 9 en 10.
Voorbeeld:
|
Resultaat vóór rente en belastingen (x mln EUR) |
(12) |
|
Afschrijving (x mln EUR) |
2 |
|
Balans (x mln EUR) |
31 december t-1 |
31 december t |
|
Vlottende activa |
||
|
Geldmiddelen en kasequivalenten |
10 |
5 |
|
Vorderingen |
30 |
20 |
|
Voorraden |
50 |
45 |
|
Vooruitbetaalde kosten |
20 |
10 |
|
Overige vlottende activa |
20 |
20 |
|
Som der vlottende activa |
130 |
100 |
|
Vlottende passiva |
||
|
Crediteuren |
20 |
25 |
|
Overlopende passiva |
15 |
10 |
|
Uitgestelde baten |
5 |
5 |
|
Som der vlottende passiva |
40 |
40 |
|
Werkkapitaal |
90 |
60 |
|
Variatie in het werkkapitaal |
(30) |
|
Maximumbedrag aan reddingssteun = [– 12 + 2 + (– 30)]/2 = – 20 miljoen EUR.
Aangezien de uitkomst van de formule hoger is dan 10 miljoen EUR, kan de vereenvoudigde procedure van punt 29 niet worden gebruikt. Wordt dit plafond overschreden, dan dient de EVA-Staat uiteen te zetten hoe de toekomstige kasstroombehoeften van de onderneming en het bedrag aan reddingssteun zijn bepaald."
(1) De EBIT (resultaat vóór rente en belastingen zoals beschreven in de jaarrekening van het jaar vóór de aanvraag, aangegeven als t) wordt vermeerderd met de afschrijving in diezelfde periode plus de variatie in het werkkapitaal over een periode van twee jaar (jaar vóór de aanvraag en het jaar voordien) en gedeeld door twee, om het bedrag te verkrijgen over een periode van zes maanden, dat wil zeggen de normale periode waarvoor reddingssteun wordt toegestaan.
(2) Vlottende activa: liquide middelen, vorderingen (klanten- en debiteurenrekeningen), overige vlottende activa en vooruitbetaalde kosten, voorraden. Vlottende passiva: financiële schulden, handelsschulden (leveranciers- en crediteurenrekeningen) en overige vlottende passiva, uitgestelde baten, overige overlopende passiva, belastingverplichtingen.
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/57 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2005/304/GBVB VAN DE RAAD
van 12 april 2005
over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De primaire verantwoordelijkheid voor de preventie, beheersing en oplossing van conflicten op het Afrikaanse continent ligt bij de Afrikanen zelf. |
|
(2) |
Het internationaal recht bepaalt het kader waarin de activiteiten in verband met de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika worden verricht. |
|
(3) |
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is krachtens het Handvest van de Verenigde Naties primair verantwoordelijk voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. |
|
(4) |
De verdediging van de standpunten en belangen van de Unie wordt bij de opstelling van de besluiten van de VN-Veiligheidsraad ten volle gegarandeerd via de toepassing van artikel 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. |
|
(5) |
Op 26 januari 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika (1) vastgesteld. |
|
(6) |
Op 22 november 2004 heeft de Raad het actieplan inzake EVDB-ondersteuning van vrede en veiligheid in Afrika en conclusies over vrede en veiligheid in Afrika aangenomen, en op 13 december 2004 heeft de Raad de richtsnoeren voor de uitvoering van dat actieplan goedgekeurd. Daarbij heeft de Raad beklemtoond dat de activiteiten in het kader van het GBVB (onder meer door middel van EVDB-ondersteuning), de vredesfaciliteit voor Afrika, communautaire instrumenten en bilaterale maatregelen van de lidstaten complementair zijn. |
|
(7) |
De bevordering van vrede, veiligheid en stabiliteit op het continent is een van de doelstellingen van de Afrikaanse Unie (AU), en de vreedzame oplossing van conflicten tussen de lidstaten is een van de beginselen die zijn neergelegd in de oprichtingsakte van de AU. De preventie, beheersing en oplossing van conflicten zijn onderwerp geweest van de dialoog met de Organisatie voor Afrikaanse eenheid (OAE), en de opvolger daarvan, de AU, en worden vermeld in de verklaring en het actieplan van Caïro. De AU en de Afrikaanse subregionale organisaties zijn de centrale actoren bij de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika. |
|
(8) |
Effectieve conflictpreventie vereist strategieën die de voorwaarden scheppen waarin een stabiele en meer voorspelbare internationale omgeving tot stand kan komen, alsmede alomvattende en evenwichtige steun en ontwikkelingsbijstandsprogramma's ter verlichting van de ongunstige omstandigheden waaronder gewelddadige conflicten ontstaan; ook moet rekening worden gehouden met het belang van economische factoren bij conflicten in Afrika, alsmede met de mogelijkheden die diplomatieke en economische maatregelen bieden om gewelddadige conflicten te voorkomen of op te lossen. |
|
(9) |
Er bestaat een verband tussen conflictpreventie en democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur; hier moet ontwikkelingssamenwerking een strategische rol spelen, in de zin van versterking van de vermogens om conflicten op vreedzame wijze te beheersen. |
|
(10) |
De verbanden tussen hiv/aids en conflicten moeten in alle onderdelen van het vredes- en veiligheidsbeleid worden bestudeerd. Instabiliteit creëert in elke fase van een conflict, van preventie tot wederopbouw, de voorwaarden voor een versnelde verspreiding van de pandemie. De verspreiding van hiv/aids zelf heeft ernstige sociaal-economische en politieke consequenties op de korte en de lange termijn. |
|
(11) |
De Europese Gemeenschap en haar lidstaten hebben op 23 juni 2000 te Cotonou een partnerschapsovereenkomst met de ACS-staten gesloten. |
|
(12) |
Het Europees Parlement heeft op 30 november 2000 een resolutie over de rol van vrouwen in de vreedzame conflictregeling aangenomen, en de paritaire parlementaire vergadering ACS-EU heeft op 21 maart 2002 een resolutie over gendervraagstukken aangenomen. |
|
(13) |
De Raad heeft op 8 december 2003 richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten aangenomen, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De Europese Unie draagt bij tot de preventie, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten in Afrika door de Afrikaanse vermogens en actiemiddelen op dit gebied te versterken, met name door een geïntensiveerde dialoog met de AU alsmede subregionale organisaties en initiatieven, en met organisaties van de civiele samenleving, en door steun voor die actoren. De Europese Unie zal in dit kader verdere stappen zetten om de coördinatie tussen de vele mogelijke actoren te bevorderen, met inbegrip van een nauwere coördinatie tussen de maatregelen van de Gemeenschap en die van de lidstaten, met name in het kader van het Actieplan inzake EVDB-ondersteuning van vrede en veiligheid in Afrika en de richtsnoeren voor de uitvoering ervan.
2. De Europese Unie voert met name het actieplan inzake EVDB-ondersteuning van vrede en veiligheid in Afrika uit, in overeenstemming met de door de Raad goedgekeurde richtsnoeren. De bijdragen van de lidstaten en van de Gemeenschap worden beter gecoördineerd, en er wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een beheersmechanisme om het bundelen van vrijwillige bijdragen van de lidstaten te vergemakkelijken.
3. Naarmate de Europese Unie haar vermogen op het gebied van crisisbeheersing en conflictpreventie versterkt, verbetert zij haar nauwe samenwerking met de Verenigde Naties (VN) en de betrokken regionale en subregionale organisaties teneinde bovengenoemd doel te verwezenlijken. De samenwerking met de VN inzake crisisbeheersing geschiedt in overeenstemming met en als onderdeel van de uitvoering van de gemeenschappelijke verklaring inzake de VN-EU-samenwerking inzake crisisbeheersing van 24 september 2003. Hoewel de Europese Unie de eigen Afrikaanse inbreng vooropstelt, blijft zij bereid, waar nodig, met haar eigen vermogens deel te nemen aan crisisbeheersing in Afrika.
4. De Europese Unie ontwikkelt langetermijninitiatieven voor conflictpreventie en vredesopbouw, in de wetenschap dat de Afrikaanse staten zonder vooruitgang op die gebieden geen vermogen tot effectieve terrorismebestrijding kunnen ontwikkelen en instandhouden.
5. De Europese Unie ontwikkelt een proactieve, alomvattende en geïntegreerde aanpak, die ook als gemeenschappelijk kader voor acties van afzonderlijke lidstaten dient. Als onderdeel van die aanpak en teneinde het vermogen om in een vroeg stadium op te treden te vergroten, stelt het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie, ook in de toekomst jaarlijks een overzicht op teneinde potentiële gewelddadige conflicten op te sporen en op de voet te volgen, en de nodige beleidsopties te presenteren om te voorkomen dat die conflicten daadwerkelijk uitbreken of weer de kop opsteken.
Artikel 2
Het beleid van de Europese Unie is erop gericht door een vroegtijdig optreden te voorkomen dat gewelddadige conflicten uitbreken en zich uitbreiden of opnieuw de kop opsteken. In deze context heeft de actie van de Europese Unie betrekking op:
|
— |
conflictpreventie, door te trachten zich ook bezig te houden met de meer structurele onderliggende oorzaken en tegelijkertijd de rechtstreekse oorzaken — de aanleidingen — van gewelddadige conflicten aan te pakken; |
|
— |
crisisbeheersing, door de acute fasen van conflicten aan te pakken en pogingen ter beëindiging van het geweld te ondersteunen door gebruik te maken van alle mogelijke maatregelen, met inbegrip van politieke en praktische steun aan regionale en subregionale initiatieven om tussen alle betrokken partijen een staakt-het-vuren tot stand te brengen en te ondersteunen alsmede, indien opportuun, de uitvoering van een crisisbeheersingsoperatie; |
|
— |
vredesopbouw, door te streven naar ondersteuning van initiatieven om gewelddadige conflicten in te dammen en door de voorbereiding en instandhouding van vreedzame oplossingen voor dergelijke conflicten na te streven; |
|
— |
wederopbouw, door ondersteuning van de economische, politieke en sociale wederopbouw van staten en samenlevingen in de fase na een conflict, teneinde een nieuwe escalatie van geweld te voorkomen en duurzame vrede te bevorderen. |
Artikel 3
Teneinde beter bij te dragen tot conflictbeheersing en te reageren op bestaande crises houdt de Europese Unie rekening met:
|
— |
de ontwikkeling van internationale rechtsstelsels, geschillenbeslechtingsmechanismen en regelingen voor samenwerking op regionaal niveau, met name de oprichting van de Raad voor vrede en veiligheid van de AU in juni 2004; |
|
— |
institutionele opbouw, door het vergroten van de effectiviteit van de Afrikaanse instellingen voor nationale veiligheid en recht, onder andere voor activiteiten met het oog op terrorismebestrijding, alsmede door het bepalen van specifieke acties om de Afrikaanse landen bij te staan bij de nakoming van hun verplichtingen in het kader van alle toepasselijke bestaande internationale instrumenten, onder andere de bestrijding van terrorisme en illegale handel; |
|
— |
steun voor de bekrachtiging en onverkorte uitvoering van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, dat een belangrijke rol kan spelen bij de inrichting van nationale instellingen voor de bestrijding van straffeloosheid. Daarbij gaat het ook om de versterking van rechtsinstanties, die in dit verband een belangrijke aanvullende rol spelen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de oorlogsmisdrijven die zijn opgenomen in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, zoals het onder de wapenen roepen of in militaire dienst nemen van kinderen, en die ernstige gevolgen hebben voor door een conflict getroffen landen. |
Artikel 4
1. De Europese Unie tracht meer steun te geven aan regionale regelingen en inspanningen op het gebied van conflictpreventie door te streven naar een grotere ondernemingsverantwoordelijkheid, versterking van de rechtsstaat, opleiding in conflictpreventie, opbouw van capaciteiten voor, onder andere, politieke en economische analysen, vroegtijdige waarschuwingssystemen, onderhandelings-/bemiddelingsvaardigheden, verbetering van internationale sanctie- en handhavingsmechanismen, de ontwikkeling van mechanismen die zich richten op economische factoren die conflicten instandhouden, en de versterking van banden tussen regionale organisaties onderling alsmede met plaatselijke, nationale en regionale niet-overheidsactoren en andere leden van de internationale gemeenschap. Inspanningen ter ondersteuning van regionale en subregionale organisaties op het gebied van conflictpreventie worden door de Gemeenschap en haar lidstaten zorgvuldig gecoördineerd met het oog op de ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven en synergieën, onder andere, in voorkomend geval, door een gezamenlijke programmering.
2. De steun van de Europese Unie voor, en haar samenwerking met de AU op het gebied van de preventie, beheersing en oplossing van conflicten zijn gericht op de ontwikkeling van een partnerschap voor de lange termijn, met name in het kader van de follow-up van de top van Caïro.
Artikel 5
De Europese Unie streeft ernaar:
|
— |
conflictpreventieaspecten te integreren in het communautaire ontwikkelings- en handelsbeleid en in de bijbehorende strategieën voor landen en regio's; |
|
— |
waar opportuun, conflictindicatoren en instrumenten ter beoordeling van het effect van vrede en conflicten te integreren in het beleid inzake ontwikkelings- en handelssamenwerking teneinde het risico te verkleinen dat hulp en handel conflicten in de hand werken, en ervoor te zorgen dat hulp en handel een zo groot mogelijke positieve invloed op de vredesopbouw hebben; |
|
— |
ervoor te zorgen dat concrete positieve resultaten snel merkbaar worden voor de hele bevolking; |
|
— |
de coördinatie tussen de inspanningen van de Gemeenschap en die van de lidstaten op dit gebied te verbeteren; |
|
— |
de ontwikkelings- en handelssamenwerking met regionale, subregionale en plaatselijke actoren te verbeteren teneinde samenhang tussen de initiatieven te garanderen en Afrikaanse activiteiten te ondersteunen; |
|
— |
haar inspanningen te coördineren met de internationale financiële instellingen. |
Artikel 6
1. De Europese Unie steunt voor de lange termijn de vergroting van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties op regionaal, subregionaal en bilateraal niveau, alsmede het vermogen van de Afrikaanse staten om bij te dragen tot regionale integratie, vrede, veiligheid en ontwikkeling. Niettegenstaande die vergroting van vermogens blijven de Europese Unie en haar lidstaten per geval nagaan of zij hun eigen operationele middelen inzetten voor conflictpreventie en crisisbeheersing in Afrika, overeenkomstig de beginselen van het VN-handvest en in nauwe samenwerking met de activiteiten van de VN in de regio. Daarbij wordt rekening gehouden met het scala van vermogens die zijn ontwikkeld in het kader van de crisisbeheersingsvermogens van de Europese Unie, waaronder de inzet van civiel personeel voor vredesopbouwactiviteiten op de langere termijn.
2. De lidstaten en de Commissie wisselen informatie uit over alle acties die ter ondersteuning van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties worden ondernomen teneinde de coördinatie te verbeteren en synergieën te ontwikkelen. Deze informatie wordt samengevat in de in artikel 14 bedoelde jaarlijkse evaluatie van dit gemeenschappelijke standpunt.
3. De lidstaten en de Commissie geven hogere prioriteit aan landen- en regiostrategieën en aan risicobeoordeling. Landenstrategieën kunnen worden ontwikkeld met behulp van gestandaardiseerde indicatoren en de bijstand van deskundigengroepen. Risicobeoordeling en landenstrategieën zouden baat hebben bij een intensiever gebruik van plaatselijke kennis, met inbegrip van informatie van plaatselijke deskundigen die een opleiding hebben ontvangen op het gebied van vroegtijdige waarschuwing en risicobeoordeling.
4. De lidstaten en de Commissie streven naar een betere coördinatie van bilaterale acties ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie en Afrikaanse subregionale organisaties, met name de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten, de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap en de Intergouvernementele Autoriteit inzake ontwikkeling, de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse staten en de Economische en Monetaire Gemeenschap van Centraal-Afrika, op het vlak van Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties.
5. De lidstaten en de Commissie nodigen elkaar of, in voorkomend geval, het voorzitterschap, stelselmatig uit om deel te nemen aan oefeningen en studiebijeenkomsten die zij organiseren om de Afrikaanse vredeshandhavingsvermogens te versterken.
6. Er wordt gestreefd naar coördinatie en uitwisselingen met betrekking tot ondersteuningsactiviteiten met betrokken derde partijen, met name de Verenigde Staten, Canada, Noorwegen en Japan, in het bijzonder in het kader van de politieke dialoog met deze landen.
7. De Europese Unie streeft verdere verbetering na van haar coördinatie met de VN, met name met het departement Vredeshandhavingsoperaties, met betrekking tot alle activiteiten die gericht zijn op versterking van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties.
8. De Europese Unie analyseert hoe de inspanningen op het gebied van opleiding en oefeningen het best kunnen worden gecoördineerd.
9. De Europese Unie overweegt te gelegener tijd, op ad hoc-basis, eigen vermogensvergrotingsprogramma's op te zetten, wanneer dit een meerwaarde oplevert. Deze programma's kunnen op zichzelf staan, dan wel samenhangen met programma's van afzonderlijke lidstaten. Het zou zowel kunnen gaan om kleinschalige waarnemingsmissies van Afrikaanse organisaties tijdens vredeshandhavingsoefeningen van de Europese Unie als om meer uitgebreide opleidingsprogramma's.
Artikel 7
De lidstaten blijven bij een restrictief beleid inzake wapenuitvoer en zullen daarbij de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer onverkort toepassen. Erkennende dat de beschikbaarheid en de accumulatie van meer wapens dan voor de legitieme veiligheidsbehoeften nodig is, mede kunnen leiden tot instabiliteit, en dat het terugdringen van illegale wapenhandel de spanningen sterk kan doen afnemen en aanzienlijk kan bijdragen tot verzoeningsprocessen:
|
— |
beijveren de lidstaten en de Commissie zich samen voor internationale eerbiediging van wapenembargo's en andere relevante besluiten van de VN-Veiligheidsraad en steunen zij initiatieven om dergelijke maatregelen doeltreffend uit te voeren; |
|
— |
blijven de lidstaten en de Commissie regionale initiatieven die tot de preventie en de bestrijding van illegale wapenhandel bijdragen, steunen en zorgvuldig in acht te nemen; |
|
— |
werken de lidstaten en de Commissie samen teneinde geassocieerde landen aan te moedigen zich te richten naar de beginselen en maatregelen van de Europese Unie. De Europese Unie overweegt voorts steun te verlenen aan de Afrikaanse inspanningen ter verbetering van de controle op de productie, de invoer en de uitvoer van wapens, aan het controleren of opruimen van de overmaat van handvuurwapens, en aan de Afrikaanse inspanningen om problemen in verband met handvuurwapens aan te pakken, overeenkomstig Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens (2), |
|
— |
blijven de lidstaten en de Commissie steun geven aan het VN-actieprogramma inzake de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten alsmede aan de onderhandelingen over het protocol ter bestrijding van de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, met inbegrip van delen en onderdelen, en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, dat door de Algemene Vergadering van de VN op 31 mei 2001 is aangenomen. |
Artikel 8
1. De Europese Unie zal:
|
— |
trachten de economische factoren aan te pakken die conflicten in de hand werken; |
|
— |
trachten de verdere integratie van Afrika in de wereldeconomie te bevorderen en gelijke toegang tot de daaruit voortvloeiende voordelen en kansen van alle geledingen van de samenleving te steunen; |
|
— |
economische en politieke samenwerking, zoals regionale stabilisatieakkoorden steunen, teneinde in het kader van de conflictpreventie, dan wel als vredesopbouwende maatregel na een conflict de banden tussen de partijen aan te halen; |
|
— |
zich ervoor beijveren dat de maatregelen ter integratie van de regionale handel binnen een beleid dat waarborgen voor kwetsbare groepen omvat, bevorderlijk zijn voor de preventie en oplossing van conflicten. |
2. De Europese Unie zal voorts:
|
— |
meehelpen te bevorderen dat embargo's in verband met de illegale exploitatie van en handel in kostbare grondstoffen, en andere toepasselijke besluiten van de VN-Veiligheidsraad overal ter wereld worden geëerbiedigd, en zal initiatieven met het oog op daadwerkelijke uitvoering van dergelijke maatregelen steunen; |
|
— |
actief zoeken naar middelen om de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen die tot het uitbreken, escaleren en voortduren van gewelddadige conflicten bijdraagt, een halt toe te roepen; |
|
— |
in voorkomend geval beperkende maatregelen, met inbegrip van economische en financiële sancties, treffen tegen actoren die profijt hebben van gewelddadige conflicten en deze verergeren. In dit verband moet verder worden nagedacht over de (positieve of negatieve rol) die is weggelegd voor de particuliere sector bij de preventie en oplossing van conflicten. |
Artikel 9
In de verschillende fasen van de conflictcyclus zal de Europese Unie:
|
— |
de belangrijke rol evalueren die niet-overheidsactoren kunnen spelen bij hetzij het in de hand werken, hetzij het helpen oplossen of voorkomen van conflicten. In beide gevallen moeten hun rol en hun eventuele positieve bijdrage zichtbaar worden gemaakt; |
|
— |
de toepassing van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid aanmoedigen door ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met het genderperspectief bij de planning, uitvoering en evaluatie van de gevolgen van een conflict, de behoeften van de verschillende actoren in een conflict, en het niveau en de aard van de deelneming aan de besluitvorming bij de preventie, beheersing en oplossing van conflicten, met inbegrip van vredesprocessen en onderhandelingen; |
|
— |
zich effectief en grondig bezighouden met de korte-, middellange- en langetermijngevolgen van gewapende conflicten voor kinderen met behulp van de verschillende haar ter beschikking staande instrumenten, en voortbouwend op eerdere en nog lopende activiteiten, overeenkomstig de Resoluties 1460 en 1539 van de VN-Veiligheidsraad inzake kinderen en gewapende conflicten, en de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten. Ook tracht zij druk uit te oefenen op de actoren uit derde landen (regeringen alsook niet-overheidsactoren, waaronder gewapende groepen) om effectieve maatregelen te nemen tot bescherming van de rechten van kinderen die getroffen worden door gewapende conflicten. |
Artikel 10
Omdat een conflict ook na de acute fase nog de nodige aandacht moet krijgen en teneinde bij te dragen tot een meer samenhangende en systematische aanpak van de problemen in naoorlogse situaties in Afrika zal de Europese Unie:
|
— |
haar eigen vermogens ontwikkelen en organiseren teneinde hervormingen van de veiligheidssector te ondersteunen binnen het kader van de democratische beginselen, de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur, met name in landen in de overgang van een gewelddadig conflict naar duurzame vrede; |
|
— |
haar steun voor de aanpak van de problemen die het gevolg zijn van de destabiliserende accumulatie en de ongecontroleerde verspreiding van handvuurwapens, voortzetten en consolideren; |
|
— |
meer steun verlenen voor de ontwapening en de duurzame herintegratie van gedemobiliseerde oud-strijders met bijzondere aandacht voor genderspecifieke behoeften en de behoeften van kinderen die aan militaire activiteiten hebben moeten deelnemen; |
|
— |
meer bijstand verlenen voor de verwijdering van landmijnen, de bewustwording inzake het mijnenprobleem bevorderen, en de ontwikkeling van Afrikaanse vermogens inzake het opruimen van mijnen stimuleren en ondersteunen; |
|
— |
acties ter bevordering van herintegratie van ontwortelde bevolkingsgroepen in situaties na conflicten blijven steunen, rekening houdend met de desbetreffende richtsnoeren inzake interne ontheemding van de vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties; |
|
— |
verzoening aanmoedigen en steun verlenen voor de nodige wederopbouw zodat landen die een conflict achter de rug hebben, weer een beleid voor ontwikkeling op de lange termijn kunnen gaan voeren; |
|
— |
in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof (3), in de politieke dialoog met haar Afrikaanse gesprekspartners opnieuw haar niet aflatende steun voor het Internationaal Strafhof uitspreken en haar standpunt ten aanzien van de door de Verenigde Staten voorgestelde bilaterale niet-uitleveringsovereenkomsten herhalen. |
Artikel 11
De Europese Unie beoordeelt hoe terzake op nationaal en regionaal niveau kan worden samengewerkt, en stelt formules — op basis van een reeks instrumenten — voor om het probleem van het verband tussen de radicalisering van religieuze groepen en hun kwetsbaarheid voor rekrutering door terroristische organisaties aan te pakken binnen het perspectief van conflictpreventie en vredesopbouw. In dit verband houdt de Europese Unie rekening met de gezamenlijke verklaring inzake terrorisme die is aangenomen door de ministeriële conferentie EU-Afrika van Brussel (11 oktober 2001), alsmede de gezamenlijke verklaring inzake terrorisme die is aangenomen door de ministeriële conferentie EU-Afrika van Ouagadougou (28 november 2002).
Artikel 12
De Europese Unie zorgt ervoor dat de aanpak van hiv/aids een integrerend onderdeel vormt van de EU-strategie ter preventie en verzachting van conflicten. De dialoog terzake met de Afrikaanse Unie, die gebaseerd is op het beginsel van de eigen inbreng van Afrika, dient te worden geïntensiveerd. In dit verband omvat de bijstand aan vredesondersteuningsoperaties ook bewustmaking en opleiding voor preventie van hiv/aids, overeenkomstig Resolutie 1308 van de VN-Veiligheidsraad inzake hiv/aids en internationale vredeshandhavingsoperaties.
Artikel 13
De Raad neemt er nota van dat de Commissie voornemens is haar actie te richten op de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van dit gemeenschappelijk standpunt, in voorkomend geval door middel van gerichte maatregelen van de Gemeenschap.
Artikel 14
Dit gemeenschappelijk standpunt en de uitvoering daarvan worden op basis van een verslag van het voorzitterschap in overleg met de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie elk jaar geëvalueerd en in voorkomend geval aangepast.
Artikel 15
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB wordt hierbij ingetrokken.
Artikel 16
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag van zijn vaststelling.
Artikel 17
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 12 april 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J.-C. JUNCKER
(1) PB L 21 van 28.1.2004, blz. 25.
(2) PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1.
(3) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.
Rectificaties
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/63 |
Rectificatie van Richtlijn 2004/93/EG van de Commissie van 21 september 2004 tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing van de bijlagen II en III bij die richtlijn aan de technische vooruitgang
( Publicatieblad van de Europese Unie L 300 van 25 september 2004 )
Op bladzijde 24, bij referentienummer 663:
in plaats van:
„(2RS,3RS)-3-(2-Chloorfenyl)-2-(4-fluorfenyl)-[(1H-1,2,4-triazool-1-yl)methyl]oxiraan (CAS: 106325-08-0)”,
te lezen:
„(2RS,3RS)-3-(2-Chloorfenyl)-2-(4-fluorfenyl)-[(1H-1,2,4-triazool-1-yl)methyl]oxiraan (CAS: 133855-98-8)”.
Op bladzijde 40, bij referentienummer 1107:
in plaats van:
„Solvent Yellow 14 (CAS: 842-07-9)”,
te lezen:
„CI Solvent Yellow 14 (CAS: 842-07-9)”.
Op bladzijde 41, bij referentienummer 1127:
in plaats van:
„Steenwol, met uitzondering van de elders in deze bijlage vermelde; [kunstmatige (silicaat)glasvezels met een willekeurige oriëntatie en een gehalte aan alkali- en aardalkalioxiden (Na2O + K2O + CaO + MgO + BaO) van ten hoogste 18 gewichtspercenten] (EG: 406-230-1)”,
te lezen:
„Steenwol, met uitzondering van de elders in deze bijlage vermelde; [kunstmatige (silicaat)glasvezels met een willekeurige oriëntatie en een gehalte aan alkali- en aardalkalioxiden (Na2O + K2O + CaO + MgO + BaO) van ten hoogste 18 gewichtspercenten]”.
Op bladzijde 41, bij referentienummer 1128:
in plaats van:
„Reactieproduct van acetofenon, formaldehyd, cyclohexylamine, methanol en azijnzuur”,
te lezen:
„Reactieproduct van acetofenon, formaldehyd, cyclohexylamine, methanol en azijnzuur (EG: 406-230-1)”.
Op bladzijde 41, bij referentienummer 1131:
in plaats van:
„Trinatriumbis[7-aceetamido-2-(4-nitro-2-oxidofenylazo)-3-sulfonato-1-naftolato]chromaat(1-)”,
te lezen:
„Trinatriumbis[7-aceetamido-2-(4-nitro-2-oxidofenylazo)-3-sulfonato-1-naftolato]chromaat(1-) (EG: 400-810-8)”.
Op bladzijde 41, bij referentienummer 1132:
in plaats van:
„Mengsel van: 4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypopyl)fenol, 4-allyl-6-(3-(6-(3-(6-(3-(4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypropyl)fenoxy)2-hydroxypropyl)-4-allyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-4-allyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy-2 hydroxypropyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenol, 4-allyl-6-(3-(4-allyl-2,6 bis(2,3 epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy)fenol en 4-allyl-6-(3-(6-(3-(4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-4 allyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy)2-hydroxypropyl)-2-(2,3-epoxypropyl)fenol”,
te lezen:
„Mengsel van: 4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypropyl)fenol, 4-allyl-6-(3-(6-(3-(6-(3-(4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-4-allyl-2 (2,3 epoxypropyl)fenoxy)-2 hydroxypropyl)-4-allyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy-2 hydroxypropyl-2-(2,3-epoxypropyl)fenol, 4-allyl-6-(3-(4-allyl-2,6 bis(2,3 epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-2-(2,3-epoxypropyl)fenoxy)fenol en 4-allyl-6-(3-(6-(3-(4-allyl-2,6-bis(2,3-epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-4 allyl-2 (2,3 epoxypropyl)fenoxy)-2-hydroxypropyl)-2-(2,3-epoxypropyl)fenol (EG: 417-470-1)”.
|
15.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 97/64 |
Rectificatie van Richtlijn 2004/58/EG van de Commissie van 23 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde alfa-cypermethrin, benalaxyl, bromoxynil, desmedifam, ioxynil en fenmedifam op te nemen als werkzame stof
( Publicatieblad van de Europese Unie L 120 van 24 april 2004 )
Bladzijde 28 en 29, bijlage, in de kolom „Specifieke bepalingen”:
|
— |
rij 85 „Benalaxyl”:
|
|
— |
rij 86 „Bromoxynil”:
|
|
— |
rij 87 „Desmedifam”:
|
|
— |
rij 88 „Ioxynil”:
|
|
— |
rij 89 „Fenmedifam”:
|