ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 95

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
14 april 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 560/2005 van de Raad van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

1

 

 

Verordening (EG) nr. 561/2005 van de Commissie van 13 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

9

 

*

Verordening (EG) nr. 562/2005 van de Commissie van 5 april 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten

11

 

 

Verordening (EG) nr. 563/2005 van de Commissie van 13 april 2005 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

42

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit nr. 1/2005 van de ACS-EG-Raad van ministers van 8 maart 2005 tot vaststelling van het reglement van orde van de ACS-EG-Raad van ministers

44

 

*

Besluit nr. 2/2005 van de ACS-EG-Raad van ministers van 8 maart 2005 betreffende het reglement van orde van het Gemengd Ministerieel Handelscomité ACS-EG

48

 

*

Besluit nr. 3/2005 van de ACS-EG-Raad van ministers van 8 maart 2005 tot vaststelling van het reglement van orde van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs

51

 

*

Besluit nr. 2/2005 van het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs van 8 maart 2005 inzake de aanneming van het reglement van orde van het ACS-EG-Comité voor douanesamenwerking

54

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 september 2004 betreffende de staatssteun die het Verenigd Koninkrijk voornemens is toe te kennen, ten gunste van Peugeot Citroën Automobiles UK Ltd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3349)  ( 1 )

56

 

*

Beschikking van de Commissie van 31 maart 2005 tot wijziging van Beschikking 97/467/EG door opneming van een inrichting in Kroatië in de voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten vlees van loopvogels mogen invoeren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 985)  ( 1 )

62

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/1


VERORDENING (EG) Nr. 560/2005 VAN DE RAAD

van 12 april 2005

tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60, 301 en 308,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB van de Raad van 13 december 2004 betreffende beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De VN-Veiligheidsraad heeft in zijn Resolutie 1572 (2004) van 15 november 2004 betreurd dat de vijandelijkheden in Ivoorkust opnieuw zijn opgelaaid en dat het op 3 mei 2003 overeengekomen staakt-het-vuren herhaaldelijk is geschonden, en heeft daarom, handelende overeenkomstig hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, besloten bepaalde beperkende maatregelen tegen Ivoorkust in te stellen.

(2)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB voorziet in de uitvoering van de maatregelen bedoeld in Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, met inbegrip van de bevriezing van tegoeden en economische middelen van personen die door het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties zijn aangemerkt als een bedreiging voor de vrede en voor het nationale verzoeningsproces in Ivoorkust, in het bijzonder de personen die de uitvoering van de overeenkomst van Linas-Marcoussis en de overeenkomst van Accra III belemmeren, personen van wie op basis van relevante informatie is vastgesteld dat zij verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht in Ivoorkust, personen die publiekelijk aanzetten tot haat en geweld en personen van wie het comité heeft vastgesteld dat zij inbreuk maken op het wapenembargo dat eveneens bij Resolutie 1572 (2004) is opgelegd.

(3)

Deze maatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag; bijgevolg is er ter voorkoming van concurrentievervalsing communautaire wetgeving noodzakelijk voor de uitvoering ervan voorzover het de Gemeenschap betreft. Voor de toepassing van deze verordening wordt het grondgebied van de Gemeenschap geacht het gehele grondgebied te omvatten van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in dat Verdrag bepaalde voorwaarden.

(4)

Willen de maatregelen in deze verordening effectief zijn, dan dient deze verordening op de dag van haar bekendmaking in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„Sanctiecomité”: het krachtens punt 14 van Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

2)

„tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

a)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

b)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldo's op rekeningen, schulden en schuldbewijzen,

c)

in het openbaar en ondershands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, met inbegrip van aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

d)

interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

e)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

f)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

g)

bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

h)

ieder ander exportfinancieringsbewijs;

3)

„bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden dat zou leiden tot wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

4)

„economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

5)

„bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn van of, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, gecontroleerd worden door de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de onder de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te omzeilen.

Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 2, en mits de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan het Sanctiecomité kennis hebben gegeven van het voornemen de toegang te verlenen tot dergelijke tegoeden en economische middelen en binnen twee werkdagen na een dergelijke kennisgeving geen negatief besluit van het Sanctiecomité hebben ontvangen, kunnen zij onder de door hen passend geachte voorwaarden, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en mits de bevoegde autoriteit kennis heeft gegeven van haar besluit aan het Sanctiecomité en dat besluit door dat Comité is goedgekeurd, overeenkomstig de voorwaarden van punt 14, onder e), van Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen toestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn vóór 15 november 2004 in een gerechtelijk, administratief of scheidsrechterlijk onderpand gegeven of er is vóór die datum een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke uitspraak over gedaan;

b)

de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk onderpand zijn gewaarborgd of door een dergelijke uitspraak geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wetten en reglementen tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een in bijlage I bij deze verordening opgenomen persoon, entiteit of lichaam;

d)

de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat;

e)

de bevoegde autoriteit heeft het Sanctiecomité in kennis gesteld van het onderpand of de uitspraak.

Artikel 5

De betrokken bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van de artikelen 3 of 4 verleende toestemming.

Artikel 6

Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop deze verordening op de betrokken rekeningen van toepassing werd,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen bevroren zijn overeenkomstig artikel 2, lid 1.

Artikel 7

Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van de bevroren rekeningen door financiële instellingen die tegoeden ontvangen welke door derden naar de rekening van de op de lijst voorkomende persoon of entiteit zijn overgemaakt, op voorwaarde dat dergelijke toevoegingen op die rekeningen eveneens worden bevroren. De financiële instelling brengt de bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

Artikel 8

1.   Onverminderd de toepasselijke voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim en onverminderd de bepalingen van artikel 284 van het Verdrag, dienen natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, direct of via deze bevoegde autoriteiten, aan de Commissie te doen toekomen;

b)

bij de verificatie van deze informatie samen te werken met de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten.

2.   Alle direct door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

3.   De overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie wordt alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is.

Artikel 9

De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke of rechtspersoon of de entiteit die deze maatregel implementeert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen zijn bevroren als gevolg van nalatigheid.

Artikel 10

De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

Artikel 11

De Commissie wordt gemachtigd om:

a)

bijlage I te wijzigen op basis van de besluiten van het Sanctiecomité, en

b)

bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 12

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die gelden voor overtredingen van deze verordening, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van deze regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 13

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Gemeenschap, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op het grondgebied of buiten het grondgebied van de Gemeenschap bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op elke volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, groep of entiteit;

e)

op elke rechtspersoon, groep of entiteit die commercieel actief is in de Gemeenschap.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 12 april 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  PB L 368 van 15.12.2004, blz. 50.

(2)  Advies uitgebracht op 24 februari 2005 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).


BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, lichamen of entiteiten als bedoeld in de artikelen 2, 4 en 7


BIJLAGE II

Lijst van bevoegde autoriteiten, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 7 en 8

BELGIË

Federale Overheidsdienst Financiën

Thesaurie

Kunstlaan 30

B-1040 Brussel

Fax: 00 32 2 233 74 65

E-mail: Quesfinvragen.tf@minfin.fed.be

Service public fédéral des finances

Trésorerie

Avenue des Arts 30

B-1040 Bruxelles

Fax (32-2) 233 74 65

E-mail: Quesfinvragen.tf@minfin.fed.be

TSJECHISCHE REPUBLIEK

Ministerstvo financí

Finanční analytický útvar

P. O. BOX 675

Jindřišská 14

111 21 Praha 1

tel.: (420-2) 57 04 45 01

fax: (420-2) 57 04 45 02

Ministerstvo zahraničních věcí

Odbor společné zahraniční a bezpečnostní politiky EU

Loretánské nám. 5

118 00 Praha 1

tel.: (420-2) 24 18 29 87

fax: (420-2) 24 18 40 80

DENEMARKEN

Erhvervs- og Byggestyrelsen

Dahlerups Pakhus

Langelinie Allé 17

DK-2100 København Ø

Tlf. (45) 35 46 62 81

Fax (45) 35 46 62 03

Udenrigsministeriet

Asiatisk Plads 2

DK-1448 København K

Tlf. (45) 33 92 00 00

Fax (45) 32 54 05 33

Justitsministeriet

Slotholmsgade 10

DK-1216 København K

Tlf. (45) 33 92 33 40

Fax (45) 33 93 35 10

DUITSLAND

Voor het bevriezen van tegoeden:

Deutsche Bundesbank

Servicezentrum Finanzsanktionen

Postfach

D-80281 München

Tel.: (49) 89 28 89 38 00

Fax: (49) 89 35 01 63 38 00

Voor technische bijstand:

Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)

Frankfurter Straße 29-35

D-65760 Eschborn

Tel: (49) 61 96 908-0

Fax: (49) 61 96 908-800

ESTLAND

Eesti Välisministeerium

Islandi väljak 1

15049 Tallinn

Tel: +372 6317 100

Fax: +372 6317 199

Finantsinspektsioon

Sakala 4

15030 Tallinn

Tel: +372 6680 500

Fax: +372 6680 501

GRIEKENLAND

A.

Voor het bevriezen van tegoeden:

Ministry of Economy and Finance

General Directory of Economic Policy

5 Nikis Str.

GR-105 63 Athens

Tel.: (30) 210 333 27 86

Fax: (30) 210 333 28 10

A.

Δέσμευση κεφαλαίων

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών

Γενική Δ/νση Οικονομικής Πολιτικής

Νίκης 5

GR-105 63 Αθήνα

Τηλ.: (30) 210 333 27 86

Φαξ: (30) 210 333 28 10

B.

In- en uitvoerbepalingen:

Ministry of Economy and Finance

General Directorate for Policy Planning and Management

Kornaroy Str.

GR-101 80 Athens

Tel.: (30) 210 328 64 01-3

Fax: (30) 210 328 64 04

Β.

Περιορισμοί εισαγωγών — εξαγωγών

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών

Γενική Δ/νση Σχεδιασμού και Διαχείρισης Πολιτικής

Κορνάρου 1

GR-101 80 Αθήνα

Τηλ.: (30) 210 328 64 01-3

Φαξ: (30) 210 328 64 04

SPANJE

Dirección General del Tesoro y Política Financiera

Subdirección General de Inspección y control de Movimiento y Capitales

Ministerio de Economía

Paseo del Prado, 6

E-28014 Madrid

Tel. (34) 912 09 95 11

Subdirección General de Inversiones Exteriores

Ministerio de Industria Comercio y Turismo

Paseo de la Castellana, 162

E-28046 Madrid

Tel. (34) 913 49 39 83

FRANKRIJK

Ministère de l'économie, des finances et de l'industrie

Direction générale du Trésor et de la politique économique

Service des affaires multilatérales et du développement

Sous-direction «Politique commerciale et investissements»

Service «Investissements et propriété intellectuelle»

139, rue de Bercy

75572 Paris Cedex 12

Tel. (33) 144 87 72 85

Fax (33) 153 18 96 55

Ministère des affaires étrangères

Direction générale des affaires politiques et de sécurité

Direction des Nations unies et des organisations internationales

Sous-direction des affaires politiques

Tel. (33) 143 17 59 68

Fax (33) 143 17 46 91

Service de la politique étrangère et de sécurité commune

Tel. (33) 143 17 45 16

Fax (33) 143 17 45 84

IERLAND

United Nations Section

Department of Foreign Affairs,

Iveagh House

79-80 Saint Stephen's Green

Dublin 2.

Tel. (353-1) 478 08 22

Fax (353-1) 408 21 65

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

Financial Markets Department

Dame Street

Dublin 2.

Tel. (353-1) 671 66 66

Fax (353-1) 679 88 82

ITALIË

Ministero degli Affari esteri

Piazzale della Farnesina, 1 — 00194 Roma

D.G.A.S. — Ufficio I

Tel. (39) 06 36 91 73 34

Fax (39) 06 36 91 54 46

Ministero dell'Economia e delle finanze

Dipartimento del Tesoro

Comitato di Sicurezza finanziaria

Via XX Settembre, 97 — 00187 Roma

Tel. (39) 06 47 61 39 42

Fax (39) 06 47 61 30 32

CYPRUS

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

6 Andrea Araouzou

CY-1421 Nicosia

Tel: (357) 22 86 71 00

Fax: (357) 22 31 60 71

Central Bank of Cyprus

80 Kennedy Avenue

CY-1076 Nicosia

Tel: (357) 22 71 41 00

Fax: (357) 22 37 81 53

Ministry of Finance (Department of Customs)

M. Karaoli

CY-1096 Nicosia

Tel: (357) 22 60 11 06

Fax: (357) 22 60 27 41/47

LETLAND

Latvijas Republikas Ārlietu ministrija

Brīvības iela 36

Rīga LV-1395

Tālr.: (371) 7016 201

Fakss: (371) 7828 121

LITOUWEN

Financial Crime Investigation Service under the Ministry of Interior of the Republic of Lithuania

Šermukšnių g. 3

Vilnius

LT-01106

Tel. +370 5 271 74 47

Faks. +370 5 262 18 26

LUXEMBURG

Ministère des affaires étrangères et de l’immigration

Direction des relations économiques internationales

5, rue Notre-Dame

L-2240 Luxembourg

Tel. (352) 478 2346

Fax (352) 22 20 48

Ministère des finances

3, rue de la Congrégation

L-1352 Luxembourg

Tel. (352) 478 2712

Fax (352) 47 52 41

HONGARIJE

Országos Rendőrfőkapitányság

1139 Budapest, Teve u. 4–6.

Magyarország

Tel./fax: +36-1-443-5554

Pénzügyminisztérium

1051 Budapest, József nádor tér 2–4.

Magyarország

Postafiók: 1369 Pf.: 481.

Tel.: +36-1-318-2066, +36-1-327-2100

Fax: +36-1-318-2570, +36-1-327-2749

MALTA

Bord ta' Sorveljanza dwar is-Sanzjonijiet

Ministeru ta' l-Affarijiet Barranin

Palazzo Parisio

Triq il-Merkanti

Valletta CMR 02

Tel: +356 21 24 28 53

Fax: +356 21 25 15 20

NEDERLAND

De Minister van Financiën

De Directie Financiële Markten/Afdeling Integriteit

Postbus 20201, 2500 EE DEN HAAG

Fax: 070 - 342 7984

Tel: 070 - 342 8997

OOSTENRIJK

Österreichische Nationalbank

Otto Wagner Platz 3

A-1090 Wien

Tel.: (+43-1) 404 20-0

Fax: (+43-1) 404 20-7399

POLEN

Hauptbehörde

Ministerstwo Finansów

Generalny Inspektor Informacji Finansowej (GIIF)

ul. Świętokrzyska 12

00-916 Warszawa

Polska

Tel. (+48-22) 694 59 70

Fax (+48-22) 694 54 50

Koordinierende Behörde

Ministerstwo Spraw Zagranicznych

Departament Prawno-Traktatowy

al. J. Ch. Szucha 23

00-580 Warszawa

Polska

Tel. (+48-22) 523 9427/9348

Fax (+48-22) 523 8329

PORTUGAL

Ministério dos Negócios Estrangeiros

Direcção-Geral dos Assuntos Multilaterais

Largo do Rilvas

P-1350-179 Lisboa

Tel.: (351) 21 394 67 02

Fax: (351) 21 394 60 73.

Ministério das Finanças

Direcção-Geral dos Assuntos Europeus e Relações Internacionais

Avenida Infante D. Henrique n.o 1, C, 2.o

P-1100 Lisboa

Tel.: (351) 218 82 33 90/8

Fax: (351) 218 82 33 99

SLOVENIË

Ministry of Foreign Affairs

Prešernova 25

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386-1) 478 20 00

Faks (386-1) 478 23 41

Ministry of the Economy

Kotnikova 5

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386-1) 478 33 11

Faks (386-1) 433 10 31

Ministry of Defence

Kardeljeva pl. 25

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386-1) 471 22 11

Faks (386-1) 431 81 64

SLOWAKIJE

Ministerstvo zahraničných vecí Slovenskej republiky

Hlboká cesta 2

833 36 Bratislava

Tel.: (421-2) 59 78 11 11

Fax: (421-2) 59 78 36 49

Ministerstvo financií Slovenskej republiky

Štefanovičova 5

P. O. BOX 82

817 82 Bratislava

Tel.: (421-2) 59 58 11 11

Fax: (421-2) 52 49 80 42

FINLAND

Ulkoasiainministeriö/Utrikesministeriet

PL/PB 176

FI-00161 Helsinki/Helsingfors

P./Tfn (358-9) 16 00 5

Faksi/Fax (358-9) 16 05 57 07

ZWEDEN

Artikelen 3, 4 en 5:

Försäkringskassan

S-103 51 Stockholm

Tfn (46-8) 786 90 00

Fax (46-8) 411 27 89

Artikelen 7 en 8:

Finansinspektionen

Box 6750

S-113 85 Stockholm

Tfn (46-8) 787 80 00

Fax (46-8) 24 13 35

VERENIGD KONINKRIJK

HM Treasury

Financial Systems and International Standards

1, Horse Guards Road

London SW1A 2HQ

United Kingdom

Tel. (44-20) 72 70 59 77

Fax (44-20) 72 70 54 30

Bank of England

Financial Sanctions Unit

Threadneedle Street

London EC2R 8AH

United Kingdom

Tel. (44-20) 76 01 46 07

Fax (44-20) 76 01 43 09

EUROPESE GEMEENSCHAP

European Commission

DG External Relations

Directorate A: Common Foreign and Security Policy (CFSP) and European Security and Defence Policy (ESDP): Commission Coordination and contribution

Unit A 2: Legal and institutional matters, CFSP Joint Actions, Sanctions,

Kimberley Process

Tel. (32-2) 295 55 85

Fax (32-2) 296 75 63


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/9


VERORDENING (EG) Nr. 561/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 13 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

99,7

096

105,7

204

56,3

212

146,4

624

104,1

999

102,4

0707 00 05

052

138,6

204

55,1

999

96,9

0709 10 00

220

79,0

999

79,0

0709 90 70

052

99,2

096

75,1

204

39,0

999

71,1

0805 10 20

052

52,1

204

47,0

212

51,2

220

46,7

624

56,5

999

50,7

0805 50 10

052

57,8

220

69,6

624

70,4

999

65,9

0808 10 80

388

88,9

400

111,5

404

90,4

508

64,5

512

73,7

524

72,3

528

68,2

720

67,7

804

113,4

999

83,4

0808 20 50

388

74,5

512

82,9

528

58,6

999

72,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/11


VERORDENING (EG) Nr. 562/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 april 2005

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1498/1999 van de Commissie van 8 juli 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad betreffende de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten (2) is verscheidene malen ingrijpend gewijzigd. Bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 en alle verordeningen houdende uitvoeringsbepalingen daarvan zijn tal van wijzigingen ingevoerd. Duidelijkheidshalve moet daarom Verordening (EG) nr. 1498/1999 worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe verordening.

(2)

Voor de beoordeling van de productie en de marktsituatie in de sector melk en zuivelproducten is het noodzakelijk dat regelmatig gegevens worden uitgewisseld over het functioneren van de in Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde interventiemaatregelen, en met name over de ontwikkeling van de voorraden van de betrokken producten, zowel bij de interventiebureaus als in particuliere opslag.

(3)

De steun voor tot caseïne verwerkte ondermelk en de restituties kunnen uitsluitend worden vastgesteld aan de hand van gegevens over de ontwikkeling van de prijzen op de interne markt en in de internationale handel.

(4)

Om de handelsstromen nauwkeurig en regelmatig te kunnen volgen en zo de uitwerking van de restituties te kunnen beoordelen, moeten gegevens beschikbaar zijn over de uitvoer van de producten waarvoor restituties zijn vastgesteld, met name wat de hoeveelheden betreft waarvoor de restitutie bij openbare inschrijving wordt vastgesteld.

(5)

Krachtens de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten overeenkomst inzake de landbouw, hierna de „overeenkomst inzake de landbouw” genoemd, die bij Besluit 94/800/EG van de Raad (3) is goedgekeurd, moeten aanvullende en meer gedetailleerde gegevens over de in- en uitvoer en met name over de aanvragen van certificaten en het gebruik ervan worden verstrekt, om te garanderen dat de in het kader van de overeenkomst inzake de landbouw aangegane verbintenissen worden nageleefd. Omwille van een optimale benutting van de mogelijkheden in het kader van de genoemde verbintenissen, is snelle informatie over de tendensen op het gebied van de uitvoer noodzakelijk. Krachtens diezelfde overeenkomst inzake de landbouw is de uitvoer in het kader van voedselhulp vrijgesteld van de beperkingen die voor de gesubsidieerde uitvoer gelden. Derhalve dient te worden bepaald dat in de mededelingen over de uitvoercertificaataanvragen moet worden gespecificeerd of het om certificaten gaat voor leveringen in het kader van voedselhulp.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (4) zijn bijzondere bepalingen voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar Canada, de Verenigde Staten en de Dominicaanse Republiek vastgesteld. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de mededeling van de desbetreffende gegevens.

(7)

Verordening (EG) nr. 174/1999 voorziet in een specifieke regeling inzake de toekenning van restituties voor de bestanddelen van oorsprong uit de Gemeenschap van smeltkaas die in het kader van de regeling actieve veredeling wordt vervaardigd. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de mededeling van de desbetreffende gegevens.

(8)

In artikel 5 van Verordening (EG) nr. 174/1999 is bepaald dat een uitvoercertificaat in bepaalde gevallen ook geldig is voor de uitvoer van een product dat onder een andere code valt dan die welke in vak 16 van het certificaat is vermeld. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de mededeling van de desbetreffende gegevens.

(9)

Volgens Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (5) moeten bepaalde invoerquota worden beheerd door middel van door de autoriteiten van derde landen afgegeven IMA 1-certificaten. De lidstaten delen de Commissie de hoeveelheden producten mee waarvoor invoercertificaten op basis van de IMA 1-certificaten zijn afgegeven. De ervaring heeft geleerd dat deze mededelingen niet altijd volstaan om het verloop van de betrokken invoer in iedere fase nauwkeurig te volgen. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de mededeling van aanvullende gegevens.

(10)

De jarenlange ervaring met het verwerken van de door de Commissie ontvangen informatie heeft geleerd dat gegevens soms te frequent worden meegedeeld. Derhalve moet de frequentie van bepaalde mededelingen worden verminderd.

(11)

Het is van essentieel belang dat prijsnoteringen voor producten kunnen worden vergeleken, met name voor het berekenen van de restituties en steunbedragen. Ook moet rekening worden gehouden met de relevantie van deze noteringen, door de gegevens te wegen.

(12)

De communicatiemiddelen zijn de laatste jaren sterk geevolueerd. Om de mededelingen sneller, doeltreffender en veiliger te laten verlopen, moet met deze ontwikkeling rekening worden gehouden.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VOORRADEN EN INTERVENTIE

Artikel 1

1.   De lidstaten delen uiterlijk op de tiende van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand de volgende gegevens mee betreffende de interventiemaatregelen op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999:

a)

de hoeveelheden boter die aan het einde van de betrokken maand waren opgeslagen, alsmede de hoeveelheden die in die maand zijn in- en uitgeslagen, volgens het model in bijlage I, deel A, bij deze verordening;

b)

de onderverdeling van de in de betrokken maand uitgeslagen hoeveelheden boter naar daarvoor geldende verordening, volgens het model in bijlage I, deel B, bij deze verordening;

c)

de indeling naar ouderdom van de hoeveelheden boter die aan het einde van de betrokken maand waren opgeslagen, volgens het model in bijlage I, deel C, bij deze verordening.

2.   De lidstaten delen uiterlijk op de tiende van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand volgens het model in bijlage II bij deze verordening de volgende gegevens mee betreffende de interventiemaatregelen op grond van artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999:

a)

de hoeveelheden boter en room, omgerekend in boterequivalent, die in de betrokken maand zijn in- en uitgeslagen;

b)

de totale hoeveelheid boter en room, omgerekend in boterequivalent, die aan het einde van de betrokken maand was opgeslagen.

Artikel 2

De lidstaten delen uiterlijk op de tiende van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand de volgende gegevens mee betreffende de interventiemaatregelen op grond van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999:

a)

de hoeveelheden mageremelkpoeder die aan het einde van de betrokken maand waren opgeslagen, alsmede de hoeveelheden die in die maand zijn in- en uitgeslagen, volgens het model in bijlage III, deel A, bij deze verordening;

b)

de onderverdeling van de in de betrokken maand uitgeslagen hoeveelheden mageremelkpoeder volgens het model in bijlage III, deel B, bij deze verordening;

c)

de indeling naar ouderdom van de hoeveelheden mageremelkpoeder die aan het einde van de betrokken maand waren opgeslagen, volgens het model in bijlage III, deel C, bij deze verordening.

Artikel 3

De lidstaten delen uiterlijk op de tiende van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand volgens het model in bijlage IV bij deze verordening de volgende gegevens mee betreffende de interventiemaatregelen op grond van de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 1255/1999:

a)

de hoeveelheden kaas die in de betrokken maand zijn in- en uitgeslagen, onderverdeeld naar categorie kaas;

b)

de hoeveelheden kaas die aan het einde van de betrokken maand waren opgeslagen, onderverdeeld naar categorie kaas.

Artikel 4

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a)

„ingeslagen hoeveelheden”: de hoeveelheden die werkelijk in opslag zijn genomen, ongeacht of zij door het interventiebureau zijn overgenomen of niet;

b)

„uitgeslagen hoeveelheden”: de hoeveelheden die zijn afgehaald of, wanneer zij door de koper zijn overgenomen voordat zij zijn afgehaald, de hoeveelheden die zijn overgenomen.

HOOFDSTUK II

MAATREGELEN BETREFFENDE STEUN VOOR ONDERMELK EN MAGEREMELKPOEDER

Artikel 5

1.   Betreffende de steun die wordt toegekend op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor de hoeveelheden ondermelk en mageremelkpoeder die voor de vervaardiging van diervoeders worden gebruikt, delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op de twintigste van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand volgens het model in bijlage V bij deze verordening de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden ondermelk die zijn gebruikt voor de vervaardiging van mengvoeders en waarvoor in de betrokken maand steun is aangevraagd;

b)

de hoeveelheden gedenatureerd mageremelkpoeder waarvoor in de betrokken maand steun is aangevraagd;

c)

de hoeveelheden mageremelkpoeder die zijn gebruikt voor de vervaardiging van mengvoeders en waarvoor in de betrokken maand steun is aangevraagd.

2.   Betreffende de steun die wordt toegekend op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor tot caseïne verwerkte ondermelk delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op de twintigste van iedere maand volgens het model in bijlage V bij deze verordening de hoeveelheden ondermelk mee waarvoor in de voorafgaande maand steun is aangevraagd. Deze hoeveelheden worden onderverdeeld naar de kwaliteit van de geproduceerde caseïnes of caseïnaten.

HOOFDSTUK III

PRIJZEN

Artikel 6

1.   De lidstaten doen de Commissie wekelijks en uiterlijk op woensdag om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) mededeling van de prijzen af fabriek die op hun grondgebied in de voorafgaande week voor de in bijlage VI bedoelde producten golden. De lidstaten delen de door marktdeelnemers gemelde prijzen voor zuivelproducten, met uitzondering van kaas, mee indien de nationale productie 2 % of meer van de productie van de Gemeenschap vertegenwoordigt, of indien de productie op nationaal niveau door de bevoegde nationale autoriteit representatief wordt geacht. Voor kaas delen de lidstaten de prijzen mee per categorie kaas, indien deze 8 % of meer van de totale nationale kaasproductie vertegenwoordigt.

2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk een maand na het einde van de betrokken maand de prijzen mee die op hun grondgebied voor rauwe melk aan melkproducenten zijn betaald.

De prijzen worden uitgedrukt als gewogen gemiddelde op basis van steekproeven door de autoriteit van de lidstaat.

3.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te garanderen dat hun mededelingen over de in de Gemeenschap geldende prijzen representatief, juist en volledig zijn. Hiertoe doen de lidstaten de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 mei een verslag toekomen op basis van de vragenlijst in bijlage XII.

4.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te garanderen dat de betrokken marktdeelnemers hen de vereiste gegevens binnen de toepasselijke termijnen verstrekken.

5.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „prijs af fabriek”, de prijs waarvoor het product van de onderneming wordt gekocht, exclusief belastingen (BTW) en alle overige kosten (vervoer, overslag, opslag, pallets, verzekering enz.). De prijs wordt uitgedrukt als gewogen gemiddelde op basis van steekproeven door de autoriteit van de lidstaat.

HOOFDSTUK IV

HANDELSVERKEER

DEEL 1

INVOER

Artikel 7

De lidstaten delen de Commissie de volgende gegevens mee:

1)

uiterlijk een maand na het einde van het contingentjaar met betrekking tot het voorafgaande contingentjaar, de hoeveelheden producten waarvoor in het kader van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten invoercertificaten zijn afgegeven, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van het land van oorsprong;

2)

uiterlijk op 10 januari en 10 juli met betrekking tot de voorafgaande zes maanden, de hoeveelheden producten waarvoor in het kader van de in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten invoercertificaten zijn afgegeven, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van het land van oorsprong;

3)

uiterlijk op de tiende dag van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand, de hoeveelheden producten waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven waarop de in het gemeenschappelijk douanetarief bedoelde niet-preferentiële rechten van toepassing zijn, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van het land van oorsprong;

4)

uiterlijk op de tiende dag van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand, de hoeveelheden producten waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven uit hoofde van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad (6), en uit hoofde van artikel 10 van de bij Besluit 2002/761/EG van de Raad (7) goedgekeurde Interimovereenkomst tussen de Gemeenschap en Libanon, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van het land van oorsprong;

5)

uiterlijk op de tiende dag van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand, de hoeveelheden producten waarvoor in het kader van de in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten invoercertificaten zijn afgegeven, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van het land van oorsprong;

6)

ieder jaar uiterlijk drie maanden na het einde van iedere contingentperiode, de ongebruikte hoeveelheden van de certificaten die zijn afgegeven in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde invoercontingenten, onderverdeeld op basis van het contingentnummer, de GN-code en de code van het land van oorsprong.

In voorkomend geval delen de lidstaten de Commissie mee dat in de betrokken referentieperiode geen certificaten zijn afgegeven.

Artikel 8

De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 31 maart met betrekking tot het voorafgaande jaar, volgens het model in bijlage VII, de volgende, op basis van de GN-code onderverdeelde gegevens mee betreffende de invoercertificaten die na overlegging van een IMA 1-certificaat zijn afgegeven, overeenkomstig titel 2, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 2535/2001, met vermelding van de nummers van de IMA 1-certificaten:

a)

de hoeveelheid producten waarvoor het IMA 1-certificaat is afgegeven en de datum waarop het invoercertificaat is afgegeven;

b)

de hoeveelheid producten waarvoor de zekerheid is vrijgegeven.

DEEL 2

UITVOER

Artikel 9

1.   De lidstaten delen de Commissie iedere werkdag uiterlijk om 18.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code en op basis van de code van de bestemming, waarvoor op die dag zelf certificaten zijn aangevraagd:

i)

zoals bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 174/1999, met uitzondering van die zoals bedoeld in artikel 17 van de genoemde verordening;

ii)

zoals bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 174/1999;

b)

in voorkomend geval, het feit dat op die dag geen certificaten zoals bedoeld onder a) zijn aangevraagd;

c)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de aanvraag, van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code en van de code van de bestemming, waarvoor op die dag zelf voorlopige certificaten zoals bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 174/1999 zijn aangevraagd, met vermelding van:

i)

de uiterste datum voor deelneming aan de inschrijving, vergezeld van een kopie van het document waarbij de inschrijving voor de aangevraagde hoeveelheden is bevestigd;

ii)

de hoeveelheid producten waarop het bericht van inschrijving betrekking heeft of, ingeval van een inschrijving die wordt gehouden door de strijdkrachten overeenkomstig artikel 36, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (8), zonder dat daarbij de hoeveelheid is gespecificeerd, de bij benadering vastgestelde hoeveelheid, onderverdeeld zoals bedoeld hierboven;

d)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code en op basis van de code van de bestemming, waarvoor op die dag zelf voorlopige certificaten zoals bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 174/1999 definitief zijn afgegeven of geannuleerd, met vermelding van de instantie waarvan de inschrijving uitgaat, en van de datum en de hoeveelheid van het voorlopige certificaat, volgens het model in bijlage VIII, deel A, bij deze verordening;

e)

in voorkomend geval de herziene hoeveelheid producten waarop het bericht van inschrijving zoals bedoeld onder c), betrekking heeft, volgens het model in bijlage VIII, deel A, bij deze verordening;

f)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de code van het land en van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code, waarvoor definitieve certificaten met restitutie zijn afgegeven overeenkomstig de artikelen 20 en 20 bis van Verordening (EG) nr. 174/1999, volgens het model in bijlage VIII, deel B, bij deze verordening.

2.   Wat de in lid 1, onder c), punt i), bedoelde mededelingen betreft, is één mededeling per lidstaat voldoende indien voor dezelfde inschrijving verscheidene aanvragen zijn ingediend.

3.   De lidstaten doen niet dagelijks mededeling van de hoeveelheden waarvoor uitvoercertificaten zijn aangevraagd overeenkomstig artikel 1, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 18, 20 en 20 bis van Verordening (EG) nr. 174/1999, indien daarvoor geen restitutie is aangevraagd of indien het leveringen betreft voor voedselhulp in de zin van artikel 10, lid 4, van de in het kader van de Uruguay-ronde gesloten overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 10

De lidstaten doen de Commissie, volgens het model in bijlage VIII, deel C, bij deze verordening, iedere maandag met betrekking tot de voorafgaande week mededeling van de hoeveelheden waarvoor uitvoercertificaten zijn aangevraagd zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 174/1999, zonder restitutie.

Artikel 11

De lidstaten delen de Commissie vóór de zestiende van iedere maand met betrekking tot de voorafgaande maand de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code, waarvoor de certificaataanvragen op grond van artikel 10, lid 3, eerste alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 174/1999 zijn geannuleerd, met vermelding van de restitutie per eenheid, volgens het model in bijlage IX, deel A, bij deze verordening;

b)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code, die na het verstrijken van de geldigheidsduur van de betrokken certificaten niet zijn uitgevoerd, met vermelding van de restitutie per eenheid, volgens het model in bijlage IX, deel B, bij deze verordening;

c)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code en op basis van de code van de bestemming, waarvoor uitvoercertificaten zijn aangevraagd voor leveringen voor voedselhulp in de zin van artikel 10, lid 4, van de in het kader van de Uruguay-ronde gesloten overeenkomst inzake de landbouw, volgens het model in bijlage IX, deel C, bij deze verordening;

d)

de hoeveelheden zuivelproducten, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van het land van oorsprong, waarop geen van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties van toepassing is, en die zijn ingevoerd om te worden gebruikt voor de vervaardiging van producten van GN-code 0406 30, overeenkomstig artikel 11, lid 6, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 800/1999, en waarvoor de in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 174/1999 genoemde machtiging is verleend, volgens het model in bijlage IX, deel D, bij deze verordening;

e)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de GN-code of, in voorkomend geval, op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code, waarvoor definitieve certificaten zijn afgegeven en waarvoor geen restitutie is aangevraagd, zoals bedoeld in de artikelen 18 en 20 van Verordening (EG) nr. 174/1999, volgens het model van bijlage IX, deel E, bij deze verordening.

Artikel 12

De lidstaten doen de Commissie vóór de zestiende van iedere maand n met betrekking tot maand n-4, volgens het model in bijlage X, deel A, bij deze verordening mededeling van de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de GN-code en op basis van de code van de bestemming, waarvoor de formaliteiten voor uitvoer zonder restitutie zijn vervuld.

Artikel 13

De lidstaten delen de Commissie ieder jaar vóór 16 juli met betrekking tot het voorafgaande GATT-jaar de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden waarvoor toepassing van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999 is goedgekeurd voorzover dit heeft geleid tot een aanpassing van de toegekende restitutie, met vermelding van de restitutie per eenheid en van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code zoals vermeld in vak 16 van het afgegeven uitvoercertificaat, en van de code van het daadwerkelijk uitgevoerde product, volgens het model in bijlage X, deel B, bij deze verordening;

b)

de hoeveelheden, onderverdeeld op basis van de in de productennomenclatuur voor de uitvoerrestituties voor zuivelproducten vastgestelde code, waarop het bepaalde in artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is toegepast, voorzover de toegepaste restitutie per eenheid verschilt van de op het certificaat aangegeven restitutie, met vermelding van de restitutie voor de in het certificaat aangegeven bestemming en die welke daadwerkelijk is toegepast, volgens het model in bijlage X, deel C, bij deze verordening.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

De lidstaten delen de Commissie de op grond van deze verordening vereiste gegevens mee met gebruikmaking van de in bijlage XI omschreven communicatiemiddelen.

Artikel 15

De Commissie houdt de door de lidstaten aan haar verstrekte gegevens ter beschikking van de lidstaten.

Artikel 16

Verordening (EG) nr. 1498/1999 wordt ingetrokken.

Verordening (EG) nr. 1498/1999 blijft van toepassing op de mededelingen van de gegevens met betrekking tot de periode die aan de toepassing van deze verordening voorafgaat.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in bijlage XIII.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005. Artikel 6, lid 3, is evenwel van toepassing met ingang van 31 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 april 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 174 van 9.7.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1681/2001 (PB L 227 van 23.8.2001, blz. 36).

(3)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.

(4)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).

(5)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004 (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 138).

(6)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1.

(7)  PB L 262 van 30.9.2002, blz. 1.

(8)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.


BIJLAGE I

A.   Toepassing van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

B.   Toepassing van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

C.   Toepassing van artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE II

Toepassing van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE III

A.   Toepassing van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

B.   Toepassing van artikel 2), onder b), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

C.   Toepassing van artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE IV

Toepassing van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE V

Toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 562/2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — DG AGRI — EENHEID DIERLIJKE PRODUCTEN

Image


BIJLAGE VI

Lijst van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 562/2005 bedoelde producten

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — DG AGRI — EENHEID DIERLIJKE PRODUCTEN

Product

GN-code

Representatief gewicht (1)

Opmerkingen (2)

(1)

Weipoeder

0404 10 02

25 kg

 

(2)

Mageremelkpoeder van interventiekwaliteit

0402 10 19 INTV

25 kg

 

(3)

Mageremelkpoeder voor diervoeder

0402 10 19 ANIM

20 t

 

(4)

 Vollemelkpoeder

0402 21 19

25 kg

 

(5)

Gecondenseerde melk, niet gezoet

0402 91 19

0,5 kg

 

(6)

Gecondenseerde melk, gezoet

0402 99 19

0,5 kg

 

(7)

 Boter

0405 10 19

25 kg

 

(8)

Butteroil

0405 90 10

200 kg

 

(9)

Kazen (3)

 (3)

 

 

(10)

Lactose

1702 19 00 LACT

25 kg (zakken)

 

(11)

Caseïne

3501 10

25 kg (zakken)

 

(12)

Caseïnaten

3501 90 90

25 kg

 


(1)  Indien een prijs overeenkomt met een ander productgewicht dan het in deze bijlage vermelde gewicht, dient de lidstaat de prijs om te rekenen naar het representatieve gewicht.

(2)  Indien de methode afwijkt van de overeenkomstig bijlage XII aan de Commissie meegedeelde methode, gelieve dit te vermelden.

(3)  De lidstaten delen de prijzen mee voor iedere categorie kaas die 8 % of meer van de totale nationale kaasproductie vertegenwoordigt.


BIJLAGE VII

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE VIII

A.   Toepassing van artikel 9, lid 1, onder d) en e), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

B.   Toepassing van artikel 9, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

C.   Toepassing van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE IX

A.   Toepassing van artikel 11, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

B.   Toepassing van artikel 11, onder b), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

C.   Toepassing van artikel 11, onder c), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

D.   Toepassing van artikel 11, onder d), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

E.   Toepassing van artikel 11, onder e), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE X

A.   Toepassing van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

B.   Toepassing van artikel 13, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image

C.   Toepassing van artikel 13, onder b), van Verordening (EG) nr. 562/2005

Image


BIJLAGE XI

Toepassing van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 562/2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — DG AGRI — EENHEID DIERLIJKE PRODUCTEN

Betrokken bepaling in de verordening

Type mededeling

Alle artikelen in hoofdstuk I

E-mail: AGRI-INTERV-DAIRY@cec.eu.int

Alle artikelen in hoofdstuk II

E-mail: AGRI-AID-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 6, lid 1

IDES

Artikel 6, leden 3 en 4

E-mail: AGRI-PRICE-EU-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 7, lid 1

certificaten afgegeven op grond van artikel 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 2535/2001

IDES: code 7

certificaten afgegeven op grond van artikel 5, onder b), van Verordening (EG) nr. 2535/2001

IDES: code 5

certificaten afgegeven op grond van andere leden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2535/2001

IDES: code 6

Artikel 7, lid 2

IDES: code 6

Artikel 7, lid 3

IDES: code 8

Artikel 7, lid 4

IDES: code 6

Artikel 7, leden 5 en 6

E-mail: AGRI-IMP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 8

E-mail: AGRI-IMP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 9, lid 1, onder a), punt i)

IDES: code 1

Artikel 9, lid 1, onder a), punt ii)

IDES: code 9

Artikel 9, lid 1, onder c), punt i)

Fax: (32-2) 295 33 10

Artikel 9, lid 1, onder c), punt ii)

IDES: code 2

Overige relevante bepalingen van artikel 9

E-mail: AGRI-EXP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 10

E-mail: AGRI-EXP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 11

E-mail: AGRI-EXP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 12

E-mail: AGRI-EXP-DAIRY@cec.eu.int

Artikel 13

E-mail: AGRI-EXP-DAIRY@cec.eu.int


BIJLAGE XII

Toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 562/2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — DG AGRI — EENHEID DIERLIJKE PRODUCTEN

VRAGENLIJST

Jaarverslag over de methoden voor het verzamelen van gegevens inzake de prijzen van rauwe melk en zuivelproducten ten behoeve van de mededelingen over prijzen tussen de lidstaten en de Commissie (artikel 6)

1

Organisatie en structuur van de markt:

Algemeen overzicht van de marktstructuur voor het betrokken product.

2

Productomschrijving:

Samenstelling (vetgehalte, gehalte aan droge stof, vochtgehalte berekend op de vetvrije kaasmassa), kwaliteitsklasse, ouderdom of rijpingstijd, presentatie en verpakking (bv. los of in zakken van 25 kg), andere kenmerken.

3

Plaats van en procedure voor registratie:

a)

Instantie die verantwoordelijk is voor het opstellen van de prijsstatistieken (adres, fax, e-mail).

b)

Aantal registratiepunten alsmede het geografische gebied of de regio waarvoor de prijzen van toepassing zijn.

c)

Enquêtemethode (bv. directe enquête bij de eerste kopers). Indien de prijzen door een productschap worden vastgesteld, moet worden aangegeven of ze zijn gebaseerd op meningen of op feiten. Indien secundair materiaal is gebruikt, moeten de bronnen worden vermeld (bv. gebruik van marktrapporten).

d)

Statistische verwerking van de prijzen, met inbegrip van conversiefactoren voor de omrekening van het gewicht van het product naar het representatieve gewicht, overeenkomstig bijlage VI.

4

Representativiteit:

Het aandeel van de betrokken producten (bv. in de verkoop).

5

Overige relevante aspecten


BIJLAGE XIII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1498/1999

Onderhavige verordening

Artikel 1, lid 2, onder a) en b)

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 1, lid 2, onder c)

Artikel 1, lid 2, onder b)

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder b)

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder c)

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder d)

Artikel 3, onder b)

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1, onder a), punt i)

Artikel 5, lid 1, onder a), punt ii)

Artikel 5, lid 1, onder a), punt iii)

Artikel 5, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 2, onder a)

Artikel 5, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 2, onder b)

Artikel 5, lid 1, onder c)

Artikel 5, lid 2, onder c)

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 2

Artikel 6, lid 1, onder a) en b)

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 7, leden 1, 2, 3, 4 en 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 5

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 7

Artikel 7, lid 4

Artikel 7 bis

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9, lid 1, onder a)

Artikel 9, lid 1, onder a) en b)

Artikel 9, lid 1, onder b)

Artikel 9, lid 1, onder c), punt i)

Artikel 9, lid 1, onder c), punt ii)

Artikel 9, lid 1, onder c)

Artikel 9, lid 1, onder d)

Artikel 9, lid 1, onder d)

Artikel 9, lid 1, onder e)

Artikel 9, lid 2, onder a)

Artikel 11, onder a)

Artikel 9, lid 2, onder b) en c)

Artikel 11, onder b)

Artikel 9, lid 2, onder d)

Artikel 9, lid 1, onder f)

Artikel 9, lid 2, onder e)

Artikel 11, onder c)

Artikel 9, lid 2, onder f)

Artikel 11, onder d)

Artikel 9, lid 2, onder g)

Artikel 13, onder a)

Artikel 9, lid 3, onder a)

Artikel 12

Artikel 9, lid 3, onder b)

Artikel 13, onder b)

Artikel 9, lid 4

Artikel 11, onder e)

Artikel 9, lid 5

Artikel 14

Artikel 10


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/42


VERORDENING (EG) Nr. 563/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2005

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 5, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (2), en met name op artikel 5, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (3), en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (4), zijn de uitvoeringsbepalingen van de regeling voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten en de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit een regelmatige controle van gegevens waarvan wordt uitgegaan bij de vaststelling van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd, met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. Derhalve moeten de representatieve prijzen voor die producten worden gepubliceerd.

(3)

Deze wijziging, gezien de marktsituatie, moet zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(3)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 104. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2916/95 van de Commissie (PB L 305 van 19.12.1995, blz. 49).

(4)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 263/2005 (PB L 46 van 16.2.2005, blz. 38).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 13 april 2005 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

Zekerheid zoals bedoeld in artikel 3, lid 3

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

81,8

11

01

101,8

5

03

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

148,2

56

01

192,7

34

02

176,5

42

03

269,0

9

04

0207 14 70

Andere delen van hanen of van kippen, bevroren

138,0

54

01

160,0

43

03

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

181,0

38

01

242,4

16

04

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

154,2

47

01

173,0

38

03


(1)  Verklaring van de code:

01

Brazilië

02

Thailand

03

Argentinië

04

Chili.”


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/44


BESLUIT Nr. 1/2005 VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS

van 8 maart 2005

tot vaststelling van het reglement van orde van de ACS-EG-Raad van ministers

(2005/297/EG)

DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend op 23 juni 2000 te Cotonou, inzonderheid op artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het ACS-EG-Comité van ambassadeurs, via delegatie van bevoegdheden, heeft bij besluit nr. 1/2001 van 30 januari 2001 het reglement van orde van de ACS-EG-Raad van ministers vastgesteld.

(2)

Bepaalde wijzigingen zijn nodig om rekening te houden met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

(3)

Tijdens de 29e zitting van de ACS-EG-Raad van ministers op 6 mei 2004 te Gaborone (Botswana) is besloten het reglement van orde dienovereenkomstig te wijzigen,

BESLUIT:

Artikel 1

Plaats en datum van de vergaderingen

1.   Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst hierna de „ACS-EG-overeenkomst” genoemd, komt de ACS-EG-Raad van ministers, hierna de „Raad” genoemd, in de regel eenmaal per jaar bijeen, alsmede in alle gevallen waarin zulks noodzakelijk wordt geacht, op verzoek van een van de partijen.

2.   De Raad wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter. De datum van de vergaderingen wordt in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

3.   De Raad vergadert op de plaatsen waar de Raad van de Europese Unie doorgaans zijn zittingen houdt of ten kantore van het secretariaat van de groep van ACS-staten, dan wel in een stad in een van de ACS-staten, overeenkomstig het door de Raad genomen besluit.

Artikel 2

Agenda van zittingen

1.   De voorzitter stelt de voorlopige agenda van elke zitting op. Deze wordt ten minste 30 dagen vóór aanvang van de zitting aan de andere leden van de Raad meegedeeld. Op de voorlopige agenda worden de punten geplaatst ten aanzien waarvan de voorzitter uiterlijk 30 dagen vóór de aanvang van de zitting een verzoek tot opneming heeft ontvangen.

Op de voorlopige agenda worden die punten geplaatst waarvoor de stukken op een zodanig tijdstip bij het secretariaat van de Raad zijn binnengekomen, dat zij 21 dagen vóór de aanvang van de zitting aan de leden van de Raad en aan de leden van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs, hierna het „comité” genoemd, kunnen worden toegezonden.

2.   De agenda wordt aan het begin van elke zitting door de Raad vastgesteld. In spoedeisende gevallen kan de Raad, op verzoek van de ACS-staten of van de Gemeenschap, besluiten tot opneming op de agenda van punten waarvoor de in lid 1 voorgeschreven termijnen niet in acht zijn genomen.

3.   De voorlopige agenda kan in een deel A, een deel B en een deel C worden onderverdeeld.

Deel A bevat de punten die de Raad zonder debat kan goedkeuren.

Deel B bevat de punten waarover de Raad moet beraadslagen voordat zij kunnen worden goedgekeurd.

Deel C bevat de punten waarover op informele wijze van gedachten wordt gewisseld.

Artikel 3

Beraadslagingen

1.   Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst neemt de Raad zijn besluiten bij overeenstemming tussen de partijen.

2.   De Raad kan slechts geldig beraadslagen indien ten minste de helft van de leden van de Raad van de Europese Unie, één lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, hierna de „Commissie” genoemd, en tweederde van de leden die de regeringen van de ACS-staten vertegenwoordigen, aanwezig zijn.

3.   Een lid van de Raad dat verhinderd is, kan zich laten vertegenwoordigen. In dat geval stelt hij de voorzitter daarvan in kennis en deelt hij hem mee welke persoon of delegatie gemachtigd is hem te vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger oefent alle rechten van het verhinderde lid uit.

4.   De leden van de Raad kunnen worden vergezeld door adviseurs die hen bijstaan.

5.   Vóór de aanvang van elke zitting wordt aan de voorzitter de samenstelling van elke delegatie opgegeven.

6.   Een vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank, hierna de „Bank” genoemd, woont de zittingen van de Raad bij wanneer er op de agenda vraagstukken staan die op het werkterrein van de Bank liggen.

Artikel 4

Schriftelijke procedures

De Raad kan genoodzaakt zijn zich schriftelijk over een spoedeisende zaak uit te spreken. De instemming met deze procedure kan worden verkregen tijdens een zitting van de Raad of in het comité.

Tegelijkertijd met het besluit tot toepassing van deze procedure kan een termijn voor de antwoorden worden vastgesteld. Na afloop van deze termijn constateert de voorzitter van de Raad, op basis van verslagen van de twee secretarissen van de Raad, of, gezien de ontvangen antwoorden, de onderlinge overeenstemming is bereikt.

Artikel 5

Comités en werkgroepen

De Raad kan comités of werkgroepen instellen voor het verrichten van werkzaamheden die hij noodzakelijk acht, met name de voorbereiding, in voorkomend geval, van zijn beraadslagingen over de samenwerkingsgebieden of specifieke aspecten van het partnerschap.

Het toezicht op de werkzaamheden van deze comités en werkgroepen kan aan het comité worden gedelegeerd.

Artikel 6

Ministeriële groepen in beperkte samenstelling

Onverminderd de bepalingen in artikel 5 kan de Raad tijdens zijn zittingen voor welomschreven agendapunten ministeriële groepen, in beperkte samenstelling en gevormd op paritaire basis, belasten met de voorbereiding van zijn beraadslagingen en conclusies.

Artikel 7

Ministercomités

1.   Overeenkomstig artikel 83 van de ACS-EG-overeenkomst wordt het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering ingesteld. Het reglement van orde van dit comité wordt door de Raad vastgesteld.

2.   De Raad bestudeert de handelspolitieke vraagstukken en de verslagen van het ACS-EG-Gemengd Ministerieel Handelscomité, dat is ingesteld bij artikel 38 van de ACS-EG-overeenkomst.

Artikel 8

Staten met waarnemersstatus

1.   De vertegenwoordigers van de ondertekenende staten die op de datum van de inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst de in artikel 93, leden 1 en 2, daarvan bedoelde procedures nog niet hebben voltooid, kunnen als waarnemer aan de zittingen van de Raad deelnemen. Zij kunnen in dat geval worden gemachtigd aan de besprekingen van de Raad deel te nemen.

2.   Deze regel is eveneens van toepassing op de in artikel 93, lid 6, van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde landen.

3.   De Raad kan de vertegenwoordigers van een staat die kandidaat is voor toetreding tot de ACS-EG-overeenkomst machtigen om als waarnemer aan de werkzaamheden van de Raad deel te nemen.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid en officiële publicaties

1.   Behoudens andersluidend besluit, zijn de zittingen van de Raad niet openbaar. Om tot zittingen van de Raad te worden toegelaten, dient een toegangsbewijs te worden overgelegd.

2.   Onverminderd andere geldende bepalingen vallen de beraadslagingen van de Raad onder het beroepsgeheim, tenzij de Raad anders besluit.

3.   Iedere partij kan de besluiten, resoluties, aanbevelingen en adviezen van de Raad in haar officiële publicaties laten verschijnen.

Artikel 10

Dialoog met de niet-overheidsactoren

1.   In de marge van zijn gewone zittingen kan de Raad vertegenwoordigers van de economische en sociale groeperingen en van het maatschappelijk middenveld in de ACS-staten en de Europese Unie tot een gedachtewisseling uitnodigen, teneinde hen over welomschreven agendapunten te informeren alsmede hun adviezen en suggesties dienaangaande in te winnen.

2.   Het secretariaat van de Raad is belast met de organisatie van de gedachtewisselingen met de vertegenwoordigers van de economische en sociale groeperingen en van het maatschappelijk middenveld. Te dien einde kan het, in akkoord met de Commissie, met name sommige taken toevertrouwen aan representatieve organisaties van het maatschappelijk middenveld. Wat de gedachtewisselingen met de economische en sociale groeperingen in de ACS en de Europese Unie in het bijzonder betreft, kan het secretariaat van de Raad sommige taken toevertrouwen aan het Europees Economisch en Sociaal Comité.

3.   De agendapunten waarover met de niet-overheidsactoren een dialoog wordt gevoerd, worden door de voorzitter op voorstel van het secretariaat van de Raad vastgesteld. Zij worden de andere leden van de Raad tegelijkertijd met de voorlopige agenda van iedere zitting meegedeeld.

Artikel 11

Regionale en subregionale organisaties

De regionale en subregionale organisaties in de ACS kunnen zich met voorafgaande instemming van de Raad als waarnemer op de zittingen van de Raad en het comité laten vertegenwoordigen.

Artikel 12

Mededelingen en notulen

1.   Alle in dit reglement van orde bedoelde mededelingen worden door het secretariaat van de Raad toegezonden aan de vertegenwoordigers van de ACS-staten, aan het secretariaat van de groep ACS-staten, aan de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten, aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en aan de Commissie.

Deze mededelingen worden, wanneer ze de Europese Investeringsbank betreffen, eveneens aan de president van deze Bank toegezonden.

2.   Van elke zitting worden notulen opgesteld, waarin met name de besluiten van de Raad worden vermeld.

Na te zijn goedgekeurd door de Raad, worden de notulen ondertekend door de fungerende voorzitter en de twee secretarissen van de Raad en bewaard in het archief van de Raad. Een afschrift van de notulen wordt aan de in lid 1 genoemde personen en organen toegezonden.

Artikel 13

Documentatie

Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt de Raad op basis van stukken in de officiële talen van de partijen.

Artikel 14

Vorm van de teksten

1.   De in artikel 15, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde besluiten, resoluties, aanbevelingen en adviezen worden in artikelen ingedeeld.

De in lid 1 bedoelde teksten eindigen met de formule „Gedaan te, op”; de datum is die waarop zij door de Raad zijn aangenomen.

2.   De besluiten bedoeld in artikel 15, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst dragen de titel „Besluit”, gevolgd door een nummer, de datum van goedkeuring en een aanduiding van het onderwerp.

In de besluiten wordt de datum vastgesteld waarop zij in werking treden. Zij bevatten de volgende zin: „De ACS-staten, de Gemeenschap en haar lidstaten zijn, elk voor zich, verplicht de nodige maatregelen ter uitvoering van dit besluit te treffen.”.

3.   De resoluties, aanbevelingen en adviezen, bedoeld in artikel 15, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst dragen respectievelijk de titel „Resolutie”, „Aanbeveling” of „Advies”, gevolgd door een volgnummer, de datum van aanneming en een aanduiding van het onderwerp.

4.   De door de Raad vastgestelde teksten worden voorzien van de handtekening van de voorzitter en bewaard in het archief van de Raad.

Deze teksten worden door de twee secretarissen van de Raad ter kennis gebracht van de in artikel 12, lid 1, genoemde personen en organen.

Artikel 15

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van de Raad wordt bij toerbeurt bekleed en wel als volgt:

van 1 april tot en met 30 september door een lid van de regering van een ACS-staat;

van 1 oktober tot en met 31 maart door een lid van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 16

Het comité

1.   Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de ACS-EG-overeenkomst kan de Raad bevoegdheden delegeren aan het comité.

2.   De voorwaarden waaronder het comité bijeenkomt, zijn vastgesteld in zijn reglement van orde.

3.   Het comité is belast met de voorbereiding van de zittingen van de Raad en met de uitvoering van de opdrachten die het van de Raad kan ontvangen.

Artikel 17

Deelname aan de paritaire parlementaire vergadering

Wanneer de Raad deelneemt aan de werkzaamheden van de paritaire parlementaire vergadering, wordt hij vertegenwoordigd door zijn voorzitter.

Is de voorzitter verhinderd, dan wijst hij het lid aan dat hem moet vervangen.

Artikel 18

Coherentie van het Gemeenschapsbeleid en uitvoering van de ACS-EG-overeenkomst

1.   Wanneer de ACS-staten op grond van artikel 12 van de ACS-EG-overeenkomst om overleg verzoeken, vindt dit overleg plaats binnen een korte termijn die in de regel niet langer is dan 15 dagen na het verzoek.

2.   De bevoegde instelling kan de Raad, het comité, een van de twee in artikel 7 genoemde ministercomités of een ad hoc groep zijn.

Artikel 19

Secretariaat

Het secretariaat van de Raad en van het comité wordt op paritaire basis waargenomen door twee secretarissen.

Deze beide secretarissen worden, na onderling overleg, de een door de ACS-staten, de ander door de Gemeenschap, aangewezen.

De secretarissen kwijten zich geheel zelfstandig van hun taak en houden alleen rekening met de belangen van de ACS-EG-overeenkomst, zonder instructies te vragen aan of te aanvaarden van enige regering, enige organisatie of enig ander gezag dan de Raad en het comité.

De voor de Raad bestemde correspondentie wordt gericht aan zijn voorzitter, ten adresse van het secretariaat van de Raad.

Artikel 20

Dit besluit treedt in de plaats van Besluit nr. 1/2001 van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs van 30 januari 2001 tot vaststelling van het reglement van orde van de ACS-EG-Raad van ministers.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2005.

Voor de ACS-EG-Raad van ministers

De voorzitter

J. ASSELBORN


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/48


BESLUIT Nr. 2/2005 VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS

van 8 maart 2005

betreffende het reglement van orde van het Gemengd Ministerieel Handelscomité ACS-EG

(2005/298/EG)

DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,

Gelet op de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, hierna de „overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 38, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 38, lid 1, van de overeenkomst wordt een Gemengd Ministerieel Handelscomité opgericht.

(2)

Het ACS-EG-Comité van ambassadeurs, via delegatie van bevoegdheden, heeft bij besluit 4/2001 van 24 april 2001 het reglement van orde van het bovengenoemde ministerieel comité vastgesteld.

(3)

Bepaalde wijzigingen zijn nodig teneinde rekening te houden met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

(4)

Tijdens de 29e zitting van de ACS-EG-Raad van ministers, op 6 mei 2004 in Gaborone, Botswana, is besloten het reglement van orde dienovereenkomstig te wijzigen,

BESLUIT:

Artikel 1

Samenstelling

1.   Het Gemengd Ministerieel Handelscomité, hierna het „Handelscomité” genoemd, is samengesteld uit enerzijds een minister van elke lidstaat van de Europese Gemeenschap en een lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds, op basis van pariteit, ministers van de ACS-staten.

2.   Elke partij deelt de namen van haar vertegenwoordigers mee aan het secretariaat van het Handelscomité.

3.   Het Handelscomité kan besluiten besloten groepen in te stellen, bestaande uit een gelijk aantal leden van de ACS en de Europese Gemeenschap in het comité, waaronder een lid van de Commissie, teneinde aanbevelingen op te stellen over de in artikel 12, lid 1, vermelde specifieke kwesties.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het Handelscomité wordt bij toerbeurt, gedurende zes maanden, voorgezeten door het lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen namens de Europese Gemeenschap, en door een vertegenwoordiger van de ACS-staten. De eerste voorzitter is een vertegenwoordiger van de ACS-staten.

Artikel 3

Vergaderingen

1.   Het Handelscomité komt minstens eenmaal per jaar bijeen op verzoek van een van de partijen.

2.   Afhankelijk van zijn besluit vergadert het Handelscomité op de plaats waar de zittingen van de Raad van de Europese Unie gewoonlijk worden gehouden of ten kantore van het secretariaat van de groep van ACS-staten, dan wel in een stad van een ACS-staat.

3.   De vergaderingen van het Handelscomité worden bijeengeroepen door zijn voorzitter.

4.   De vergaderingen van het Handelscomité zijn alleen geldig als ten minste een meerderheid van de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, een lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en een meerderheid van de vertegenwoordigers van de ACS-staten die lid zijn van het comité, aanwezig zijn.

Artikel 4

Vertegenwoordiging

1.   De leden van het Handelscomité kunnen zich bij verhindering laten vertegenwoordigen.

2.   Indien een lid zich wenst te laten vertegenwoordigen, dient hij de voorzitter voor de vergadering in kennis te stellen van de naam van zijn vertegenwoordiger.

3.   De vertegenwoordiger van een lid van het Handelscomité oefent alle rechten van dat lid uit.

Artikel 5

Delegaties

1.   De leden van het Handelscomité mogen zich door handelsfunctionarissen laten vergezellen.

2.   Vóór iedere vergadering wordt de voorzitter op de hoogte gebracht van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

3.   Het Handelscomité kan in onderling overleg tussen de partijen niet-leden uitnodigen de vergaderingen bij te wonen.

4.   Vertegenwoordigers van regionale of subregionale organisaties van de ACS die zich met een economisch integratieproces bezighouden, kunnen de vergaderingen bijwonen als waarnemer, mits hiertoe van tevoren toestemming was verleend door het Handelscomité.

Artikel 6

Secretariaat

Het secretariaat van de ACS-EG-Raad van ministers treedt op als het secretariaat van het Handelscomité.

Artikel 7

Documenten

Het secretariaat van de ACS-EG-Raad van ministers is verantwoordelijk voor het opstellen van alle documenten die nodig zijn voor de vergaderingen van het Handelscomité.

Wanneer de besprekingen van het Handelscomité gebaseerd zijn op schriftelijke documentatie, worden de betreffende documenten door zijn secretariaat voorzien van een nummer, en als documenten van het Handelscomité verspreid.

Artikel 8

Correspondentie

1.   De voor het Handelscomité of voor de voorzitter van het comité bestemde correspondentie wordt aan het secretariaat van het Handelscomité toegezonden.

2.   Het secretariaat ziet erop toe dat de correspondentie wordt doorgezonden aan de geadresseerden en, indien het de in artikel 7 bedoelde documenten betreft, aan de overige leden van het Handelscomité. Correspondentie die voor circulatie is bestemd, wordt verzonden aan het secretariaat-generaal van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de diplomatieke missies van de vertegenwoordigers van de ACS-staten.

Artikel 9

Openbaarheid

Tenzij anders overeengekomen zijn de vergaderingen van het Handelscomité niet openbaar.

Artikel 10

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door het secretariaat van het Handelscomité uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering naar de geadresseerden gezonden.

2.   Op de voorlopige agenda staan de punten ten aanzien waarvan de voorzitter van de zijde van een van beide partijen uiterlijk 21 dagen voor de begindatum van de vergadering een verzoek heeft ontvangen om deze op de agenda te plaatsen. Verzoeken voor de opname van punten op de agenda kunnen ook ingediend worden door het ACS-EG-Subcomité voor handelssamenwerking. In dat geval worden de covoorzitters van het subcomité uitgenodigd om deel te nemen aan de vergadering.

3.   Met instemming van beide partijen kunnen de vastgelegde termijnen ingekort worden als dat in een bepaald geval vereist is.

4.   De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het Handelscomité goedgekeurd.

Artikel 11

Notulen

1.   De ontwerp-notulen van elke vergadering worden zo spoedig mogelijk door het secretariaat gezamenlijk opgesteld.

2.   In de notulen wordt over het algemeen voor elk punt van de agenda het volgende vermeld:

a)

de bij het Handelscomité ingediende documenten;

b)

de verklaringen die op verzoek van een lid van het Handelscomité worden opgenomen;

c)

de gedane aanbevelingen, de overeengekomen verklaringen en de vastgestelde conclusies met betrekking tot specifieke punten.

3.   De notulen omvatten tevens een lijst van de leden van het Handelscomité of hun vertegenwoordigers die aan de vergadering hebben deelgenomen.

4.   De ontwerp-notulen worden aan het Handelscomité voor goedkeuring in zijn volgende vergadering voorgelegd. De ontwerp-notulen kunnen ook schriftelijk door de twee partijen worden goedgekeurd. Na te zijn goedgekeurd, worden twee exemplaren van de notulen, waarvan de teksten gelijkelijk authentiek zijn, door het secretariaat ondertekend en door de partijen gearchiveerd. Een afschrift van de notulen wordt aan elk van de in artikel 8 bedoelde geadresseerden toegezonden.

Artikel 12

Aanbevelingen

1.   Het Handelscomité doet in onderlinge overeenstemming tussen de partijen aanbevelingen over alle handelsaangelegenheden, met inbegrip van kwesties betreffende multilaterale handelsbesprekingen, economische partnerschapsovereenkomsten, samenwerking in internationale fora en grondstoffenkwesties.

2.   Gedurende de periode tussen vergaderingen kan het Handelscomité aanbevelingen doen via de schriftelijke procedure, indien de partijen daarmee instemmen. Een schriftelijke procedure bestaat in de uitwisseling van nota’s tussen de twee cosecretarissen van het secretariaat, die in overeenstemming met de partijen optreden.

3.   De aanbevelingen van het Handelscomité worden voorzien van de vermelding „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van goedkeuring en een omschrijving van het onderwerp.

4.   De aanbevelingen van het Handelscomité worden door het secretariaat en door de voorzitter gewaarmerkt.

5.   De aanbevelingen worden als documenten van het Handelscomité ter kennis gebracht van elk van de in artikel 8 bedoelde geadresseerden.

6.   Het Handelscomité legt periodiek passende verslagen voor aan de ACS-EG-Raad van ministers.

Artikel 13

Talen

Tenzij anders overeengekomen, beraadslaagt het Handelscomité op basis van documenten die zijn opgesteld in de officiële talen van de partijen.

Artikel 14

Uitgaven

Punt 1 van Protocol nr. 1 bij de overeenkomst, betreffende de huishoudelijke uitgaven van de gezamenlijke instellingen, is eveneens van toepassing op de uitgaven van het Handelscomité.

Artikel 15

Dit besluit treedt in de plaats van besluit nr. 4/2001 van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs van 24 april 2001 betreffende de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Ministerieel Handelscomité ACS-EG.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2005.

Voor de ACS-EG-Raad van ministers

De voorzitter

J. ASSELBORN


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/51


BESLUIT Nr. 3/2005 VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS

van 8 maart 2005

tot vaststelling van het reglement van orde van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs

(2005/299/EG)

DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend op 23 juni 2000 te Cotonou, en met name op artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het ACS-EG-Comité van ambassadeurs heeft bij Besluit nr. 2/2001 van 30 januari 2001 zijn reglement van orde vastgesteld.

(2)

Bepaalde wijzigingen zijn nodig om rekening te houden met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

(3)

Tijdens de 29e zitting van de ACS-EG-Raad van ministers op 6 mei 2004 te Gaborone (Botswana) is besloten het reglement van orde dienovereenkomstig te wijzigen,

BESLUIT:

Artikel 1

Plaats en datum van de vergaderingen

1.   Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, hierna de „ACS-EG-overeenkomst” genoemd, komt het ACS-EG-Comité van ambassadeurs, hierna het „Comité” genoemd, regelmatig bijeen, met name om de zittingen van de ACS-EG-Raad van ministers, hierna de „Raad” genoemd, voor te bereiden, en bij elke andere noodzakelijk geachte gelegenheid, op verzoek van een van de partijen.

2.   Het Comité wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter. De data van de vergaderingen worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

3.   Het Comité vergadert ten kantore van de Raad van de Europese Unie of ten kantore van het secretariaat van de groep van ACS-staten. Het kan evenwel, op grond van een bijzonder besluit, vergaderen in een stad in een van de ACS-staten.

Artikel 2

Taken van het Comité

1.   Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de ACS-EG-overeenkomst staat het Comité de Raad bij in de vervulling van zijn taken en voert het alle opdrachten uit waarmee het door de Raad wordt belast. In dit verband volgt het de toepassing van de ACS-EG-overeenkomst en de vooruitgang die bij de verwezenlijking van de daarin omschreven doelstellingen wordt geboekt.

2.   Het Comité brengt verslag uit aan de Raad, met name op de gebieden waarop bevoegdheden zijn gedelegeerd.

3.   Voorts legt het Comité de Raad alle resoluties, aanbevelingen en adviezen voor die het nuttig of dienstig acht.

Artikel 3

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt de voorlopige agenda van elke vergadering op. Deze wordt ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering aan de andere leden van het Comité meegedeeld.

Op de voorlopige agenda worden de punten geplaatst ten aanzien waarvan de voorzitter ten minste tien dagen vóór de datum van de vergadering een verzoek tot opneming heeft ontvangen. Op de voorlopige agenda worden slechts die punten geplaatst waarvoor de stukken op een zodanig tijdstip bij het secretariaat van de Raad zijn binnengekomen, dat ze ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering aan de leden van het Comité kunnen worden toegezonden.

2.   De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door het Comité vastgesteld. In spoedeisende gevallen kan het Comité, op verzoek van de ACS-staten of van de Gemeenschap, besluiten op de agenda punten op te nemen waarvoor de in lid 1 voorgeschreven termijnen niet in acht zijn genomen.

Artikel 4

Beraadslagingen

1.   Het Comité spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap en de ACS-staten.

2.   Het Comité kan slechts geldig beraadslagen indien ten minste de helft van de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten van de Gemeenschap, één vertegenwoordiger van de Commissie en de helft van de leden van het ACS-Comité van ambassadeurs aanwezig zijn.

3.   Een lid dat verhinderd is, kan zich laten vertegenwoordigen. In dat geval stelt hij de voorzitter daarvan in kennis en deelt hij hem mee welke persoon of delegatie gemachtigd is hem te vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger oefent alle rechten van het verhinderde lid uit.

4.   De leden van het Comité kunnen worden vergezeld door adviseurs.

5.   Een vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank, hierna de „Bank” genoemd, woont de vergaderingen van het Comité bij wanneer er op de agenda vraagstukken staan die op het werkterrein van de Bank liggen.

Artikel 5

Schriftelijke procedures, officiële publicaties en vorm van de teksten

Artikel 4, artikel 9, lid 3, en artikel 14 van het reglement van orde van de ACS-EG-Raad zijn van toepassing op de door het Comité vastgestelde teksten.

Artikel 6

Staten met waarnemersstatus

1.   De vertegenwoordigers van de ondertekenende staten die op de datum van inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst de in artikel 93 daarvan bedoelde procedures nog niet hebben voltooid, kunnen als waarnemer aan de vergaderingen van het Comité deelnemen. Zij kunnen in dat geval worden gemachtigd aan de besprekingen van het Comité deel te nemen.

2.   Deze regel is eveneens van toepassing op de in artikel 93, lid 6, van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde landen.

3.   Het Comité kan de vertegenwoordigers van een staat die kandidaat is voor toetreding tot de ACS-EG-overeenkomst machtigen als waarnemer aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen.

Artikel 7

Vertrouwelijkheid

1.   Behoudens andersluidend besluit zijn de vergaderingen van het Comité niet openbaar.

2.   Onverminderd andere toepasselijke bepalingen vallen de beraadslagingen van het Comité onder het beroepsgeheim, tenzij het Comité anders besluit.

Artikel 8

Mededelingen en notulen

1.   Alle in dit reglement van orde bedoelde mededelingen worden door het secretariaat van de Raad toegezonden aan de vertegenwoordigers van de ACS-staten, aan het secretariaat van de groep van ACS-staten, aan de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten, aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en aan de Commissie.

Deze mededelingen worden, wanneer ze de Europese Investeringsbank betreffen, eveneens aan de president van de Bank toegezonden.

2.   Van elke vergadering worden notulen opgesteld, waarin met name de besluiten van het Comité worden vermeld.

Na te zijn goedgekeurd door het Comité, worden de notulen ondertekend door de voorzitter van het Comité en de secretarissen van de Raad en bewaard in het archief van de Raad. Een afschrift van de notulen wordt aan de in lid 1 genoemde personen en organen toegezonden.

Artikel 9

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het Comité wordt bij toerbeurt, voor een periode van zes maanden, bekleed door de permanente vertegenwoordiger van een lidstaat, aangewezen door de Gemeenschap, en het hoofd van een missie die een ACS-staat vertegenwoordigt, aangewezen door de ACS-staten.

Artikel 10

Correspondentie en documentatie

1.   De voor het Comité bestemde correspondentie wordt aan zijn voorzitter gericht, ten adresse van het secretariaat van de Raad.

2.   Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt het Comité op basis van stukken in de officiële talen van de partijen.

Artikel 11

Comités, subcomités en werkgroepen

1.   Het Comité wordt bijgestaan door:

i)

het comité voor douanesamenwerking, ingesteld bij artikel 37 van Protocol nr. 1 bij bijlage V bij de ACS-EG-overeenkomst;

ii)

de permanente gemengde groep voor bananen, bedoeld in artikel 3 van Protocol nr. 5 bij bijlage V bij de ACS-EG-overeenkomst;

iii)

het subcomité voor commerciële samenwerking;

iv)

het subcomité voor suiker;

v)

de gemeenschappelijke werkgroep voor rijst, bedoeld in punt 5 van verklaring XXIV van de slotakte van de ACS-EG-overeenkomst;

vi)

de gemengde werkgroep voor rum, bedoeld in punt 6 van verklaring XXV van de slotakte van de ACS-EG-overeenkomst.

2.   Het Comité kan, indien nodig, andere subcomités of werkgroepen oprichten voor het verrichten van de werkzaamheden die het nodig acht om zijn in artikel 16, lid 2, van de ACS-EG-overeenkomst vastgelegde taken te vervullen.

3.   Deze comités, subcomités en werkgroepen brengen bij het Comité verslag uit van hun werkzaamheden.

Artikel 12

Samenstelling van comités, subcomités en werkgroepen

1.   Met uitzondering van het comité voor douanesamenwerking bestaan de in artikel 11 bedoelde comités, subcomités en werkgroepen uit ACS-ambassadeurs of hun vertegenwoordigers, vertegenwoordigers van de Commissie en vertegenwoordigers van de lidstaten.

2.   Een vertegenwoordiger van de Bank woont de vergaderingen van deze comités, subcomités en werkgroepen bij wanneer er op de agenda vraagstukken staan die de Bank betreffen.

3.   De leden van deze comités, subcomités en werkgroepen kunnen in hun taken door deskundigen worden bijgestaan.

Artikel 13

Voorzitterschap van comités, subcomités en werkgroepen

1.   De in artikel 11 bedoelde comités, subcomités en werkgroepen worden gezamenlijk voorgezeten, van ACS-zijde door een ambassadeur en van Gemeenschapszijde door een vertegenwoordiger van de Commissie of een vertegenwoordiger van een lidstaat.

2.   Onverminderd lid 1 kan elke covoorzitter zich in buitengewone gevallen en in onderlinge overeenstemming laten vertegenwoordigen door een persoon naar zijn keuze.

Artikel 14

Wijze van bijeenroepen van comités, subcomités en werkgroepen

De in artikel 11 bedoelde comités, subcomités en werkgroepen komen bijeen op verzoek van een van de twee partijen en na overleg tussen de voorzitters; deze vergaderingen worden, behalve in spoedeisende gevallen, zeven dagen tevoren aangekondigd.

Artikel 15

Reglement van orde van comités, subcomités en werkgroepen

De in artikel 11 bedoelde comités, subcomités en werkgroepen kunnen met instemming van het Comité hun eigen reglement van orde opstellen.

Artikel 16

Secretariaat

1.   De secretariaats- en andere werkzaamheden die voor de werking van het Comité, alsmede van de in artikel 11 bedoelde comités, subcomités en werkgroepen noodzakelijk zijn (voorbereiding van de agenda’s, verspreiding van de desbetreffende documenten, enz.), worden door het secretariaat van de Raad verricht.

2.   Het secretariaat stelt na elke vergadering van deze comités, subcomités en werkgroepen zo spoedig mogelijk een verslag van de besprekingen op.

Dit verslag wordt door het secretariaat van de Raad toegezonden aan de vertegenwoordigers van de ACS-staten, aan het secretariaat van de groep van ACS-staten, aan de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten, aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en aan de Commissie.

Artikel 17

Dit besluit treedt in de plaats van Besluit nr. 2/2001 van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs van 30 januari 2001 tot vaststelling van zijn reglement van orde.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2005.

Voor de ACS-EG-Raad van ministers

De voorzitter

J. ASSELBORN


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/54


BESLUIT Nr. 2/2005 VAN HET ACS-EG-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van 8 maart 2005

inzake de aanneming van het reglement van orde van het ACS-EG-Comité voor douanesamenwerking

(2005/300/EG)

HET ACS-EG-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gelet op Besluit nr. 2/95 van de ACS-EG-Raad van ministers van 8 juni 1995 inzake de samenstelling en de werkwijze van het ACS-EG-Comité voor douanesamenwerking,

Gelet op de op 23 juni 2000 te Cotonou ondertekende ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst (1), hierna de „Partnerschapsovereenkomst” genoemd, en met name op artikel 37 van Protocol nr. 1 van bijlage V,

Gelet op het reglement van orde van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs en met name op artikel 15, over de vaststelling van het reglement van orde van comités, subcomités en groepen die het Comité van ambassadeurs bijstaan,

Ernaar strevende dat de doeleinden die de ACS-staten en de Europese Gemeenschap in titel II van deel 3 van de Partnerschapsovereenkomst hebben vastgesteld, worden verwezenlijkt,

Overwegende dat een doeltreffende douanesamenwerking tussen de ACS-staten en de Europese Gemeenschap kan bijdragen tot de ontwikkeling van het ACS-EG-handelsverkeer,

Overwegende dat de taken van het Comité zijn vastgesteld in de artikelen 37 en 38 van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Het bij artikel 37 van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst ingestelde Comité voor douanesamenwerking, hierna het „Comité” genoemd, is samengesteld uit deskundigen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap en ambtenaren van de Commissie onder wier bevoegdheid douaneaangelegenheden vallen, enerzijds, en uit deskundigen die de ACS-staten vertegenwoordigen en ambtenaren van regionale groeperingen van de ACS-staten die verantwoordelijk zijn voor douaneaangelegenheden, anderzijds. Het Comité kan zo nodig een beroep doen op deskundigen.

2.   Elke partij deelt de naam van haar vertegenwoordigers en van haar covoorzitter mee aan het secretariaat van de ACS-EG-Raad van ministers.

Artikel 2

Luidens artikel 37, lid 1 tot en met lid 6, en artikel 38, lid 8 tot en met lid 10, van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst is het Comité met de volgende taken belast:

a)

het zorgt voor de administratieve samenwerking met het oog op de juiste en uniforme toepassing van Protocol nr. 1 bij de Overeenkomst en het voert elke andere opdracht op douanegebied waarmee het wordt belast, uit;

b)

het onderzoekt op gezette tijden welke gevolgen de toepassing van de oorsprongsregels voor de ACS-staten meebrengen en het doet de ACS-EG-Raad van ministers aanbevelingen voor passende maatregelen;

c)

het neemt besluiten met betrekking tot afwijkingen van de regels van oorsprong overeenkomstig artikel 38, lid 9 en lid 10, van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst;

d)

het bereidt de besluiten van de ACS-EG-Raad van ministers uit hoofde van artikel 40 van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst voor.

Artikel 3

1.   Het Comité vergadert ten minste tweemaal per jaar op de data die de ACS-Groep en de Europese Gemeenschap in onderlinge overeenstemming vaststellen, in beginsel uiterlijk acht dagen vóór de vergadering van het ACS-EG-Comité van ambassadeurs; zo nodig kunnen buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen.

2.   Het Comité kan zo nodig werkgroepen ad hoc voor de bespreking van specifieke vraagstukken oprichten.

3.   Het Comité wordt door zijn voorzitter in vergadering bijeengeroepen. De beraadslagingen van het Comité dragen een vertrouwelijk karakter tenzij anders wordt beslist.

Artikel 4

Het voorzitterschap van het Comité wordt beurtelings, voor perioden van zes maanden, vervuld door de ACS-Groep en door de Europese Gemeenschap:

van 1 april tot en met 30 september door de ACS-covoorzitter;

van 1 oktober tot en met 31 maart door de EG-covoorzitter.

Artikel 5

1.   De voorlopige agenda van elke vergadering wordt door de voorzitter opgesteld in overleg met zijn covoorzitter en wordt door het Comité aan het begin van elke vergadering vastgesteld.

2.   Het secretariaat van de ACS-EG-Raad van ministers zorgt voor de uitvoering van de secretariaatswerkzaamheden en andere taken die nodig zijn voor de werkzaamheden van het Comité.

3.   Het secretariaat doet de convocaties, de agenda, de ontwerpen van bepalingen en alle andere werkdocumenten uiterlijk twee weken vóór een vergadering van het Comité toekomen aan de leden.

4.   Het secretariaat stelt na elke vergadering notulen op; deze worden tijdens de daaropvolgende vergadering van het Comité goedgekeurd.

Artikel 6

Het Comité kan slechts geldig beraadslagen als de meerderheid van de door de ACS-Groep aangewezen vertegenwoordigers en één vertegenwoordiger van de Commissie aanwezig zijn.

Artikel 7

1.   De besluiten van het Comité worden genomen op basis van overeenstemming tussen de ACS-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap, anderzijds.

2.   Als het Comité er niet in slaagt een besluit te nemen, wordt de kwestie voorgelegd aan het ACS-EG-Comité van ambassadeurs.

3.   De covoorzitters kunnen in uitzonderlijke gevallen beslissen dat een besluit via de schriftelijke procedure wordt genomen, met name wat betreft besluiten die uit hoofde van artikel 38 van Protocol nr. 1 van bijlage V bij de Partnerschapsovereenkomst worden genomen.

Artikel 8

Het Comité kan, als het dat nodig acht, beslissen deskundigen ter vergadering uit te nodigen als punten worden besproken waarvoor een speciale deskundigheid vereist is.

Niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, kan elke ACS-staat die geen lid van het Comité is, als waarnemer aan de werkzaamheden van het Comité deelnemen, behalve indien het Comité besluit in besloten kader te beraadslagen.

Artikel 9

Het Comité legt zijn verslagen voor aan het ACS-EG-Comité van ambassadeurs.

Artikel 10

De ACS-staten, enerzijds, en de lidstaten en de Europese Gemeenschap, anderzijds, zijn gehouden elk voor zich de nodige maatregelen ter uitvoering van dit besluit te nemen.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking zodra het ondertekend is. Besluit nr. 2/95 van de ACS-EG-Raad van ministers van 8 juni 1995 inzake de samenstelling en de werkwijze van het ACS-EG-Comité voor douanesamenwerking wordt ingetrokken en vervangen door dit besluit.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2005.

Voor het ACS-EG-Comité van ambassadeurs

De voorzitster

M. SCHOMMER


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 1.


Commissie

14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/56


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2004

betreffende de staatssteun die het Verenigd Koninkrijk voornemens is toe te kennen, ten gunste van Peugeot Citroën Automobiles UK Ltd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3349)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/301/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 16 december 2002 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een voornemen om regionale steun te verlenen aan Peugeot Citroën Automobiles UK Ltd (hierna „PCA UK” genoemd). Bij schrijven van 7 februari 2003 heeft de Commissie om nadere informatie verzocht, die bij schrijven van 7 maart 2003 door het Verenigd Koninkrijk werd verstrekt.

(2)

Bij schrijven van 30 april 2003 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden omdat zij twijfels had over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) bekendgemaakt. De Commissie verzocht belanghebbenden hun opmerkingen te maken. De Commissie ontving geen opmerkingen van belanghebbenden.

(4)

Op 25 juli 2003 verzocht het Verenigd Koninkrijk om de termijn voor het indienen van opmerkingen te verlengen en op 5 september 2003 diende het zijn opmerkingen met betrekking tot de inleiding van de procedure in. Nadat op 17 oktober 2003 in Brussel een bijeenkomst had plaatsgevonden tussen de Commissie, het Verenigd Koninkrijk en de begunstigde onderneming, zond de Commissie op 20 oktober 2003 een nieuw verzoek om inlichtingen aan het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk verstrekte de verlangde gegevens op 19 februari en 4 mei 2004.

II.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL EN DE BEGUNSTIGDE ONDERNEMING

(5)

De voorgenomen steun zou worden toegekend aan PCA UK, een dochteronderneming van de Franse groep PSA Peugeot Citroën (hierna „PSA” genoemd). PSA ontwerpt, vervaardigt en verkoopt motorvoertuigen. In 2003 verkocht PSA wereldwijd 3 286 100 voertuigen, behaalde een omzet van 54,238 miljard EUR en een exploitatiemarge van 2,195 miljard EUR.

(6)

Het aangemelde project heeft betrekking op de investering die nodig is voor de productie van een nieuw model dat de huidige Peugeot 206 en de daarvan afgeleide modellen zal vervangen.

(7)

De huidige capaciteit van de fabriek in Ryton bedraagt 183 500 voertuigen per jaar. Het bestaande model 206 zal vanaf 2008 geleidelijk uit productie worden genomen. Dit zal gepaard gaan met de invoering van een nieuw model waarvoor een nieuw platform zal worden gebruikt. Verwacht wordt dat de capaciteit van de fabriek constant blijft op 183 500 voertuigen per jaar.

(8)

Volgens plan zou het aangemelde project in 2005 van start gaan en in 2010 worden afgerond. Volgens het Verenigd Koninkrijk heeft het project betrekking op de installatie van nieuwe (lakkerij, metaalafwerking) of omgevormde (aanpassing carrosserie voor het andere platform, eindassemblage) lijnen voor de productie van het nieuwe model. De infrastructuurwerken zullen ook resulteren in verbeterde milieu-, arbeids- en veiligheidsomstandigheden. Voorts is er ook voorzien in een nieuw parkeerterrein voor afgewerkte voertuigen. Volgens het Verenigd Koninkrijk bedraagt de nominale waarde van de totale vereiste investering 187,76 miljoen GBP.

(9)

Volgens het Verenigd Koninkrijk is het project mobiel en overweegt PSA om het project uit te voeren op de alternatieve locatie van Trnava in Slowakije. PSA verklaarde in januari 2003 dat de keuze was gevallen op Trnava als de locatie voor de greenfield-investering. In 2008 zal de productie in de nieuwe fabriek in Trnava van start gaan. Er zullen 300 000 kleine wagens per jaar worden geproduceerd die van hetzelfde type zijn als het nieuwe model dat de Peugeot 206 zal vervangen. Volgens het Verenigd Koninkrijk overweegt PSA om de voorgenomen capaciteit in Trnava uit te breiden en de productie in Ryton geleidelijk af te bouwen.

(10)

Het project wordt uitgevoerd in de bestaande fabriek van PSA in Ryton in de West Midlands. Ryton-on-Dunsmore is een gebied ex artikel 87, lid 3, onder c), waarvan het regionale steunplafond voor de periode 2000-2006 10 % netto-subsidie-equivalent bedraagt.

(11)

De aangemelde steun wordt verleend in het kader van de goedgekeurde steunregeling Regional Selective Assistance scheme (3). De rechtsgrondslag van deze regeling is afdeling 7 van de Industrial Development Act van 1982.

(12)

De voorgenomen steun wordt verleend in de vorm van een rechtstreekse subsidie en wordt in de periode 2005-2010 uitbetaald. De steun bedraagt 19,1 miljoen GBP bruto-subsidie-equivalent in nominale waarde, of 14,411 miljoen GBP bruto-subsidie-equivalent in geactualiseerde waarde (basisjaar 2002, disconteringspercentage 6,01 %). De subsidiabele investeringen bedragen 187,76 miljoen GBP in nominale waarde en 146,837 miljoen GBP in geactualiseerde waarde. Derhalve bedraagt de door het Verenigd Koninkrijk aangemelde steunintensiteit 9,81 % bruto-subsidie-equivalent.

(13)

Er wordt geen andere communautaire steun of financiering aan het project toegekend.

III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(14)

In haar besluit van 30 april 2003 tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag (4) uitte de Commissie twijfel over de noodzaak en de evenredigheid van de voorgenomen steun. Om deze twijfel weg te nemen, verzocht de Commissie om nadere toelichting en documenten.

(15)

Ten aanzien van de noodzaak van de steun betwijfelde de Commissie dat Trnava voor het desbetreffende project als een levensvatbaar alternatief voor Ryton was overwogen. Zij verzocht om aanvullende bewijsstukken, bijvoorbeeld de locatiestudie, waaruit zou blijken dat het project daadwerkelijk mobiel is in de zin van de kaderregeling voor de automobielindustrie.

(16)

Wat betreft de evenredigheid van de steun, uitte de Commissie haar twijfels over volgende punten:

de juiste berekening van de subsidiabele kosten;

de opname in de subsidiabele kosten van de investeringen voor de werktuigen voor toeleveranciers;

de motivering voor de hogere investeringskosten voor gronden, gebouwen, machines en uitrusting in Ryton in vergelijking met Trnava;

de motivering voor lagere exploitatiekosten voor onderdelen en materialen in Trnava, en

de juiste berekening van de ontslagkosten in Ryton.

(17)

Ten slotte uitte de Commissie twijfel over de berekening van de capaciteitsvariabelen die door het Verenigd Koninkrijk worden gehanteerd voor het bepalen van de toeslag („top-up”).

IV.   OPMERKINGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

(18)

Het Verenigd Koninkrijk heeft zijn opmerkingen over de inleiding van de procedure kenbaar gemaakt op 5 september 2003 en heeft op 19 februari en 4 mei 2004 nadere inlichtingen verstrekt.

(19)

Wat betreft de noodzaak van de steun, bevestigde het Verenigd Koninkrijk dat het project mobiel is. Ter staving van deze bewering verstrekte het Verenigd Koninkrijk bewijsstukken waaruit bleek dat voor dit project Trnava een levensvatbaar technisch alternatief is voor Ryton.

(20)

Het Verenigd Koninkrijk verschafte tevens nadere gegevens met betrekking tot de twijfel die bij de inleiding van de procedure door de Commissie ten aanzien van de evenredigheid van de steun was geuit.

(21)

Bij schrijven van 5 september 2003 verstrekte het Verenigd Koninkrijk een nieuwe kosten-batenanalyse met vele belangrijke verschilpunten ten opzichte van de kosten-batenanalyse die oorspronkelijk was ingediend. De verschillen hadden onder meer betrekking op volgende aspecten: hogere investeringenkosten in Trnava voor machines en uitrusting, maar lagere exploitatiekosten in Ryton voor arbeid, en lagere exploitatiekosten in Trnavna voor energie en water en voor de aan- en afvoer van goederen. Sommige wijzigingen hadden betrekking op punten waarover de Commissie bij de inleiding van de procedure geen twijfel had geuit.

(22)

Bij schrijven van 19 februari 2004 verstrekte het Verenigd Koninkrijk een nieuwe versie van de kosten-batenanalyse, die — enkele kleine uitzonderingen niet te na gesproken (voor arbeidskosten in Ryton en de kosten voor de afvoer van goederen in Trnava werden bijvoorbeeld de oorspronkelijk aangemelde cijfergegevens opnieuw gehanteerd) — grotendeels in overeenstemming was met de versie van september 2003. Het Verenigd Koninkrijk gaf toelichting bij de punten waarover de Commissie bij de inleiding van de procedure twijfel had geuit en bij de punten die na de inleiding van de procedure waren gewijzigd. Bij schrijven van 4 mei 2004 deelde het Verenigd Koninkrijk aan de Commissie mee dat het project wellicht niet vóór eind 2004 of begin 2005 van start zou gaan. De kosten-batenanalyse van februari 2004 werd dienovereenkomstig gewijzigd, waarbij 2005 het eerste jaar van de investering werd.

(23)

Wat betreft de kosten voor gronden in Trnava, beweerde het Verenigd Koninkrijk dat er geen kosten in aanmerking moesten worden genomen, aangezien het project binnen het bestaande bedrijfsterrein kon worden ten uitvoer gelegd. Op basis van een indicatieve raming zou er voor het project 30 hectare nodig zijn. De kosten hiervan bedragen 0,512 miljoen GBP in geactualiseerde waarde.

(24)

Wat betreft de investeringskosten voor gebouwen, machines en uitrusting, paste het Verenigd Koninkrijk de kosten-batenanalyse van februari 2004 aan om rekening te houden met de opmerkingen van de Commissie. Terwijl in de oorspronkelijk ingediende kosten-batenanalyse alleen rekening was gehouden met de kosten die strikt noodzakelijk waren om het project in Trnava te kunnen ontvangen, wordt in de gewijzigde versie ook rekening gehouden met het aandeel van de totale vaste en algemene kosten die aan het project kunnen worden toegerekend. Hieruit blijkt dus dat het alternatief van Trnava duurder is dan de transformatie van de fabriek in Ryton.

(25)

Wat betreft de investeringskosten voor de werktuigen voor toeleveranciers, bevestigde het Verenigd Koninkrijk dat ze niet als subsidiabele kosten waren beschouwd en niet in de kosten-batenanalyse van februari 2004 waren opgenomen, omdat deze kosten noodzakelijk zijn voor beide alternatieven en de handicap voor Ryton dus niet beïnvloeden.

(26)

Wat betreft de exploitatiekosten voor onderdelen en materialen, verstrekte het Verenigd Koninkrijk kopieën van een intern planningsdocument van PSA van mei 2003, waarin verslag wordt uitgebracht over kostenverschillen voor onderdelen tussen de verscheidene productielocaties van de groep. Het belangrijkste verschil in de kosten voor onderdelen tussen Ryton en Trnava vloeit voort uit de aanzienlijk lagere uurlonen in Trnava, waardoor de kosten voor grote onderdelen van lokale oorsprong zoals bumpers, spoilers, zetels, panelen van autodeuren en dashboards, lager zijn.

(27)

Het Verenigd Koninkrijk verstrekte ook documenten die wijzen op een daling in de exploitatiekosten in Trnava voor energie en water alsmede voor de aanvoer van goederen. Wat betreft de aanvoer van goederen, verstrekte het Verenigd Koninkrijk een kopie van de geactualiseerde versie (november 2003) van het interne planningsdocument voor de vestiging in Trnava, waarin de oorspronkelijke kostenraming is verlaagd om rekening te houden met een hoger geraamd aandeel van de onderdelen van lokale oorsprong.

(28)

Wat betreft de ontslagkosten, verklaarde het Verenigd Koninkrijk dat deze in de kosten-batenanalyse van februari 2004 waren opgenomen als extra kosten voor het Trnava-alternatief. Dit gold ook voor de kosten met betrekking tot de sluiting van de fabriek in Ryton. Het Verenigd Koninkrijk verstrekte ook nadere gegevens over de berekeningswijze van deze kosten. Het Verenigd Koninkrijk nam daarentegen geen onderhoudsinvesteringen voor Ryton in de kosten-batenanalyse op, aangezien voor beide scenario's investeringen in algemeen onderhoud zouden moeten worden uitgevoerd.

(29)

Wat ten slotte de toeslag („top-up”) betreft, bevestigde het Verenigd Koninkrijk dat de regionale handicap die blijkt uit de kosten-batenanalyse van februari 2004, met 2 % moet worden verhoogd, omdat het gesteunde project geen productieverhogingen tot gevolg zal hebben.

V.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(30)

De door het Verenigd Koninkrijk aangemelde maatregel ten gunste van PCA UK vormt staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. De maatregel zou immers door de Staat of uit staatsmiddelen worden gefinancierd. Bovendien maakt de steun een aanzienlijk onderdeel van de financiering van het project uit, hetgeen de mededinging in de Gemeenschap zou kunnen vervalsen, omdat PCA UK aldus een voordeel krijgt ten opzichte van concurrenten die geen steun ontvangen. Ten slotte is er op de automobielmarkt, waar PSA een belangrijke speler is, een intensief handelsverkeer tussen lidstaten.

(31)

In artikel 87, lid 2, van het Verdrag worden bepaalde soorten steun genoemd die met het Verdrag verenigbaar zijn. Gezien de aard en de doelstelling van de steun, alsmede de geografische ligging van de fabriek, is artikel 87, lid 2, onder a) tot en met c), niet van toepassing op het desbetreffende project. In artikel 87, lid 3, worden andere vormen van steun genoemd die als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden aangemerkt. De Commissie wijst erop dat het project is gelegen in het gebied van Ryton-on-Dunsmore, dat op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag in aanmerking komt voor steun met een regionaal steunplafond van 10 % netto-subsidie-equivalent.

(32)

De steun in kwestie is bestemd voor PCA UK, dat motorvoertuigen vervaardigt en monteert. De onderneming maakt derhalve deel uit van de automobielindustrie in de zin van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie (5) (hierna „de kaderregeling” genoemd).

(33)

In punt 2.2, onder a), van de kaderregeling wordt bepaald dat alle voorgenomen steunmaatregelen van overheidsinstanties voor een individueel project in het kader van goedgekeurde steunregelingen ten gunste van een onderneming die werkzaam is in de automobielsector, van te voren moeten worden aangemeld uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, zodra minstens één van de volgende drempels is overschreden: i) de totale kostprijs van het project is gelijk aan 50 miljoen EUR, ii) het totale brutobedrag van de staatssteun en van andere communautaire instrumenten voor het project is gelijk aan 5 miljoen EUR. Zowel de totale kosten van het project als het steunbedrag overschrijden de drempel voor aanmelding. Door het voornemen voor het toekennen van regionale steun aan PCA UK aan te melden heeft het Verenigd Koninkrijk derhalve aan de vereisten van artikel 88, lid 3, van het Verdrag voldaan.

(34)

Volgens de kaderregeling ziet de Commissie erop toe dat de toegekende steun noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het project en evenredig is met de ernst van de op te lossen problemen. De naleving van het noodzakelijkheids- en evenredigheidscriterium is een voorwaarde, wil de Commissie staatssteun ten behoeve van de automobielindustrie kunnen goedkeuren.

(35)

Volgens punt 3.2, onder a), van de kaderregeling moet de begunstigde onderneming, om de noodzakelijkheid van de regionale steun te bewijzen, op duidelijke wijze aantonen dat zij over een economisch levensvatbaar alternatief beschikt voor de vestiging van haar project. Wanneer de betrokken investering op geen enkel ander nieuw of bestaand fabrieksterrein van het concern kan worden uitgevoerd, zal de onderneming immers verplicht zijn haar project uit te voeren op de enig mogelijke vestigingsplaats, zelfs zonder steun. Derhalve mag geen regionale steun worden goedgekeurd voor een project dat niet geografisch mobiel is.

(36)

De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte documenten en gegevens geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat uit de bouwplannen van de fabriek te Trnava en de documenten met betrekking tot de selectie van de locatie en de technische kenmerken blijkt dat het hier onderzochte project in deze fabriek kan worden ten uitvoer gelegd. De productie die momenteel voor de fabriek is gepland, bedraagt namelijk 55 auto's per uur vanaf 2006. Met de aanleg van een nieuwe productielijn die het mogelijk maakt om 32 auto's per uur te produceren, zouden in de fabriek evenwel 87 auto's per uur kunnen worden geproduceerd. Er zijn voldoende gronden beschikbaar voor een dergelijke uitbreiding binnen het huidige fabrieksterrein en alle infrastructuur is reeds aangepast aan de hogere productievolumes.

(37)

Daarnaast merkt de Commissie op dat volgens persberichten de fabriek te Trnava voor het hier onderzochte project door PSA groep nog steeds wordt beschouwd als een mogelijk alternatief voor Ryton.

(38)

Op grond van de gegevens waarvan in de overwegingen 36 en 37 sprake is, komt de Commissie tot de conclusie dat Trnava voor het hier onderzochte project daadwerkelijk een levensvatbaar alternatief is voor Ryton.

(39)

De Commissie heeft ook nagegaan of in het kader van het project de oude productielijnen volledig worden ontmanteld en er volledig nieuwe machines en uitrusting worden geïnstalleerd in een algemene productiestructuur die duidelijk verschilt van de oude. Luidens de kaderregeling kan het project dus als een transformatie worden beschouwd.

(40)

De Commissie concludeert derhalve dat het project mobiel is en dat het zodoende voor regionale steun in aanmerking komt, aangezien de steun noodzakelijk is voor het aantrekken van de investering naar het steungebied.

(41)

Overeenkomstig punt 3.2, onder b), van de kaderregeling worden subsidiabele kosten bepaald op grond van de in de betrokken steunzone geldende regionale regeling. Na de aanvullende gegevens te hebben onderzocht die het Verenigd Koninkrijk had verstrekt met betrekking tot de berekening van de subsidiabele kosten en de investeringen voor de werktuigen van toeleveranciers, heeft de Commissie nagegaan of de kosten ten belope van 146,837 miljoen GBP (geactualiseerde waarde) voor steun in aanmerking kunnen komen.

(42)

Overeenkomstig punt 3.2, onder c), van de kaderregeling vergewist de Commissie zich ervan of de voorgenomen steunmaatregel evenredig is met de regionale problemen die de maatregel moet verhelpen. Daarvoor wordt de kosten-batenanalyse gebruikt.

(43)

In de kosten-batenanalyse wordt, voor de mobiele elementen, een vergelijking gemaakt tussen de kosten die de investeerder moet maken voor de uitvoering van zijn project in de betrokken regio, en de kosten voor een identiek project op een alternatieve locatie. Op grond van deze vergelijking stelt de Commissie de specifieke handicaps van het betrokken steungebied vast. De Commissie keurt regionale steun goed binnen de marges van deze regionale handicaps.

(44)

Overeenkomstig punt 3.2, onder c), van de kaderregeling wordt voor de beoordeling van de exploitatiehandicaps van Ryton in vergelijking met Trnava uitgegaan van een periode van drie jaar, aangezien het desbetreffende project niet ten uitvoer wordt gelegd op een greenfield. De definitieve versie van de kosten-batenanalyse die door het Verenigd Koninkrijk werd ingediend, bestrijkt de periode 2008-2010, met andere woorden drie jaar vanaf de aanvang van de productie, overeenkomstig punt 3.3. van bijlage I bij de kaderregeling. Uitgaande van 2002 als referentiejaar geeft de bij de Commissie ingediende kosten-batenanalyse voor de vestiging in Ryton in vergelijking met de vestiging in Trnava een netto-kostenhandicap te zien van 18,772 miljoen GBP. De „regionale handicapverhouding” (6) van het project bedraagt dus 12,78 %.

(45)

De Commissie heeft de aanvullende gegevens en documenten onderzocht die door het Verenigd Koninkrijk werden ingediend na het besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag. Wat betreft de kosten voor de gronden, is de Commissie het niet eens met het argument van het Verenigd Koninkrijk dat dergelijke kosten niet in de kosten-batenanalyse moeten worden opgenomen, omdat het project binnen het bestaande bedrijfsterrein te Trnava zou kunnen worden ten uitvoer gelegd. De desbetreffende gronden werden onlangs door PSA aangekocht met het uitdrukkelijke oogmerk het project te realiseren, mocht de definitieve keuze op Trnava in plaats van Ryton vallen. Deze kosten moeten dus worden opgenomen in de kosten voor het Trnava-alternatief, die bijgevolg met 0,512 miljoen GBP toenemen.

(46)

Wat betreft de investeringskosten voor gebouwen, machines, uitrusting en werktuigen voor toeleveranciers, kan de Commissie de cijfers aanvaarden die zijn opgenomen in de kosten-batenanalyse van februari 2004, waaruit blijkt dat de transformatie van Ryton 4,522 miljoen GBP minder investeringen (geactualiseerde waarde) zou vereisen dan de uitbreiding van Trnava.

(47)

Wat betreft de exploitatiekosten voor onderdelen en materialen, blijkt uit interne documenten die na de inleiding van de procedure zijn verstrekt, dat de fabriek te Ryton een kostenhandicap heeft voor het betrekken van welbepaalde onderdelen die van lokale oorsprong zijn en waarvoor de toegevoegde waarde van lokale arbeidskrachten van belang is. In de kosten-batenanalyse werden daarentegen geen kostenverschillen vastgesteld voor onderdelen (bijvoorbeeld motoren of versnellingsbakken) die wereldwijd van dezelfde toeleverancier worden betrokken. Na onderzoek van de nieuwe gegevens komt de Commissie tot de conclusie dat de cijfers die op dit punt betrekking hebben, in aanmerking kunnen worden genomen voor de doelstellingen van de kosten-batenanalyse.

(48)

Evenzo kan op grond van de nieuwe gegevens die werden verstrekt, worden aangetoond dat de wijzigingen in de kosten-batenanalyse van februari 2004 met betrekking tot energie en water, de kosten voor de aanvoer van goederen en de ontslagkosten zijn gebaseerd op bewijsstukken en een weergave zijn van aanvaardbare ramingen van de wijze waarop dergelijke kosten zich tijdens de door de kosten-batenanalyse bestreken periode ontwikkelen.

(49)

Tussen de kosten-batenanalyse die voortvloeit uit het onderzoek van de Commissie en die welke door het Verenigd Koninkrijk na de inleiding van de procedure werd ingediend, zijn er slechts minieme verschillen. De verschilpunten met de oorspronkelijk ingediende kosten-batenanalyse zijn aanzienlijk groter. Volgens de Commissie laat de kosten-batenanalyse zien dat Ryton een netto-kostenhandicap heeft van 18,26 miljoen GBP (waarde 2002) (7). Ter vergelijking: volgens het Verenigd Koninkrijk bedroeg de netto-kostenhandicap 18,772 miljoen GBP. De regionale handicapverhouding van het project bedraagt dus 12,44 % (8) (tegenover 12,78 % volgens het Verenigd Koninkrijk).

(50)

Ten slotte heeft de Commissie zich in haar onderzoek gebogen over het vraagstuk van de toeslag („top-up”), waarbij het met name gaat om de uitbreiding of inkrimping van de capaciteit van de desbetreffende automobielfabrikant tijdens de investeringsperiode. Een verhoging van de regionale handicapverhouding die de uitkomst is van de kosten-batenanalyse, is toegestaan op voorwaarde dat de begunstigde van de steun de in de automobielindustrie bestaande capaciteitsproblemen niet doet toenemen. De regionale handicapverhouding die voortvloeit uit de kosten-batenanalyse, wordt daarentegen verminderd indien de begunstigde van de steun het probleem van de overcapaciteit van de industrie mogelijk verergert.

(51)

De Commissie gaat niet akkoord met het argument van het Verenigd Koninkrijk dat bij de berekening van de capaciteitswijziging alleen rekening moet worden gehouden met het onderzochte project — en niet met de Europese productiecapaciteit van PSA. Volgens de kaderregeling wordt in de kosten-batenanalyse een vergelijking gemaakt tussen identieke projecten, hetgeen onder andere neerkomt op projecten voor de productie van hetzelfde aantal voertuigen. Dat het onderzochte project er niet toe leidt dat de totale productiecapaciteit van PSA toeneemt, is weliswaar juist, doch irrelevant. Zoals duidelijk wordt aangegeven in punt 3.2, onder d), van de kaderregeling, heeft het onderzoek naar de toeslag („top-up”) evenwel tot doel na te gaan welke effecten het investeringsproject heeft op de mededinging, inzonderheid met betrekking tot de wijziging van de productiecapaciteiten binnen het betrokken concern. Daarom heeft de Commissie steeds de totale Europese productiecapaciteit van de desbetreffende automobielfabrikant vóór en na het project met elkaar vergeleken. Uit de verstrekte documenten blijkt dat de capaciteit van PSA aanzienlijk zal toenemen, wanneer de nieuwe vestigingen in Kolin (200 000 wagens per jaar voor PSA) en in Trnava (300 000 eenheden) in bedrijf zijn, terwijl er geen overeenkomstige capaciteitsverminderingen zijn gepland in andere Europese fabrieken. De regionale handicapverhouding die voortvloeit uit de kosten-batenanalyse, moet dus met 2 % worden verminderd (groot effect op de mededinging voor een investeringsproject in een gebied ex artikel 87, lid 3, onder c)), hetgeen uiteindelijk een ratio van 10,44 % oplevert.

VI.   CONCLUSIE

(52)

De steunintensiteit van het project (9,81 % bruto-subsidie-equivalent) is lager dan zowel het door de kosten-batenanalyse/toeslag-onderzoek vastgestelde nadeel (10,44 %) als het regionale-steunplafond (10 % netto-subsidie-equivalent). De regionale steun die het Verenigd Koninkrijk voornemens is toe te kennen aan PCA UK, voldoet dus aan de criteria om als verenigbaar te worden beschouwd met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Peugeot Citroën Automobiles UK Ltd in Ryton, ten bedrage van 19,1 miljoen GBP bruto-subsidie-equivalent in nominale waarde, of 14,411 miljoen GBP bruto-subsidie-equivalent in geactualiseerde waarde (basisjaar 2002, disconteringspercentage 6,01 %) voor subsidiabele investeringen ten belope van 187,760 miljoen GBP in nominale waarde (146,837 miljoen GBP in geactualiseerde waarde) is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 22 september 2004.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie


(1)  PB C 147 van 24.6.2003, blz. 2.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Besluit van de Commissie van 25 april 2001 om geen bezwaar te maken in zaak N 731/00 (PB C 211 van 28.7.2001, blz. 48).

(4)  Zie voetnoot 1.

(5)  PB C 279 van 15.9.1997, blz. 1. De kaderregeling is op 31 december 2002 verstreken, maar is nog steeds van toepassing op staatssteun die vóór deze datum bij de Commissie werd aangemeld. Zie de mededeling van de Commissie aan de lidstaten (PB C 258 van 9.9.2000, blz. 6).

(6)  

Formula

(7)  Oorspronkelijke door het Verenigd Koninkrijk gepresenteerde netto-kostenhandicap (18,772 miljoen GBP) — kosten voor gronden in Trnava (0,512 miljoen GBP) (zie overweging 44) = 18,260 miljoen GBP.

(8)  

Formula


14.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/62


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2005

tot wijziging van Beschikking 97/467/EG door opneming van een inrichting in Kroatië in de voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten vlees van loopvogels mogen invoeren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 985)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/302/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 95/408/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van voorschriften voor het opstellen, voor een overgangsperiode, van voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten bepaalde producten van dierlijke oorsprong, visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren mogen invoeren (1), en met name op artikel 2, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 97/467/EG van de Commissie van 7 juli 1997 tot vaststelling van de voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten de invoer toestaan van konijnenvlees en vlees van gekweekt wild (2) stelt voorlopige lijsten vast van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten vlees van gekweekt wild, konijnenvlees en vlees van loopvogels mogen invoeren.

(2)

Kroatië heeft de naam meegedeeld van een inrichting die vlees van loopvogels produceert en volgens de bevoegde autoriteiten aan de communautaire voorschriften voldoet.

(3)

Deze inrichting moet daarom worden opgenomen in de lijsten van Beschikking 97/467/EG.

(4)

Aangezien bij de desbetreffende inrichting nog geen controles ter plaatse zijn verricht, komt de invoer uit deze inrichting niet in aanmerking voor toepassing van de verlaagde fysieke controles overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (3).

(5)

Beschikking 97/467/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 97/467/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 21 april 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.10.1995, blz. 17. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33). Richtlijn 2004/41/EG gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12.

(2)  PB L 199 van 26.7.1997, blz. 57. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/591/EG (PB L 263 van 10.8.2004, blz. 21).

(3)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1). Verordening (EG) nr. 882/2004 gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.


BIJLAGE

De volgende tekst wordt toegevoegd aan bijlage II:

„País: Croacia/Země: Chorvatsko/Land: Kroatien/Land: Kroatien/Riik: Horvaatia/Χώρα: Κροατία/Country: Croatia/Pays: Croatie/Paese: Croazia/Valsts: Horvātija/Šalis: Kroatija/Ország: Horvátorszag/Pajjiż: Il-Kroazja/Land: Kroatië/Państwo: Chorwacja/País: Croácia/Krajina: Chorvátsko/Država: Hrvaška/Maa: Kroatia/Land: Kroatien

1

2

3

4

5

6

1962

Klaonica nojeva Ltd.

Virje

Koprivničko križevačka županija

CP, SH”