ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 94

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
13 april 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 555/2005 van de Raad van 17 februari 2005 betreffende de sluiting van een Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

1

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

3

Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

5

 

 

Verordening (EG) nr. 556/2005 van de Commissie van 12 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

19

 

*

Verordening (EG) nr. 557/2005 van de Commissie van 11 april 2005 inzake de stopzetting van de visserij op Noordse garnaal door vaartuigen die de vlag van een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, voeren

21

 

*

Verordening (EG) nr. 558/2005 van de Commissie van 12 april 2005 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3846/87 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties en van Verordening (EG) nr. 174/1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

22

 

*

Verordening (EG) nr. 559/2005 van de Commissie van 12 april 2005 tot inleiding van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad zijn ingesteld op ringbandmechanismen uit de Volksrepubliek China door verzending van ringbandmechanismen vanuit de Democratische Volksrepubliek Laos, bij invoer al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Democratische Volksrepubliek Laos, en tot registratie van deze invoer

26

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 1 april 2005 tot vaststelling van nadere voorschriften betreffende de bewaking van de streefcijfers inzake hergebruik/terugwinning en hergebruik/recycling zoals vastgesteld bij Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2849)  ( 1 )

30

 

*

Beschikking van de Commissie van 5 april 2005 betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1032)

34

 

*

Verklaring van de Commissie betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

37

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2005/296/GBVB, JBZ van de Raad van 24 januari 2005 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

38

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/1


VERORDENING (EG) Nr. 555/2005 VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

betreffende de sluiting van een Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37 juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar (2), hebben de Gemeenschap en Madagaskar onderhandeld om te bepalen welke wijzigingen of aanvullingen aan het einde van de periode van toepassing van het aan de overeenkomst gehechte protocol in voornoemde overeenkomst dienen te worden aangebracht.

(2)

Na afloop van deze onderhandelingen is op 8 september 2003 een nieuw protocol geparafeerd tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in vorengenoemde overeenkomst.

(3)

Het is in het belang van de Gemeenschap het nieuwe protocol goed te keuren.

(4)

De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld uitgaande van de traditionele verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de visserijovereenkomst,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het protocol is bij deze verordening gevoegd.

Artikel 2

De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

 

Spanje: 22 vaartuigen,

 

Frankrijk: 16 vaartuigen,

 

Italië: 2 vaartuigen;

b)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

 

Spanje: 24 vaartuigen,

 

Frankrijk: 10 vaartuigen,

 

Portugal: 6 vaartuigen.

Indien met de door deze lidstaten ingediende vergunningaanvragen niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie vergunningaanvragen van andere lidstaten in aanmerking nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van dit protocol vissen, dienen de hoeveelheden van elk bestand die in de visserijzone van Madagaskar worden gevangen, aan de Commissie te melden overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (3).

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om het protocol te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  Advies van het Europees Parlement van 15 september 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(2)  PB L 73 van 18.3.1986, blz. 26.

(3)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

Excellentie,

Onder verwijzing naar het op 8 september 2003 te Antananarivo geparafeerde Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie heb ik de eer u mede te delen dat de regering van de Republiek Madagaskar bereid is dit protocol met ingang van 1 januari 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 7 van genoemd protocol, op voorwaarde dat de Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit laatste geval dient de financiële compensatie, zoals vastgesteld in artikel 2 van het protocol, te worden betaald vóór 30 september 2004.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Voor de regering van de Republiek Madagaskar

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die luidt als volgt:

„Onder verwijzing naar het op 8 september 2003 te Antananarivo geparafeerde Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie heb ik de eer u mede te delen dat de regering van de Republiek Madagaskar bereid is dit protocol met ingang van 1 januari 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 7 van genoemd protocol, op voorwaarde dat de Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit laatste geval dient de financiële compensatie, zoals vastgesteld in artikel 2 van het protocol, te worden betaald vóór 30 september 2004.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.”.

Ik heb de eer u te bevestigen dat de Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Namens de Raad van de Europese Unie


PROTOCOL

tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006, van de vangstmogelijkheden voor de tonijnvisserij en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar

Artikel 1

1.   Op grond van artikel 2 van de overeenkomst en voor een periode van drie jaar ingaande op 1 januari 2004 worden vergunningen voor uitoefening van de visserij in de visserijzone van Madagaskar verleend voor 40 vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen en 40 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug.

Bovendien kunnen op verzoek van de Gemeenschap, onder bepaalde voorwaarden die in de bij artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie zullen worden vastgesteld, vergunningen worden verleend voor andere categorieën vissersvaartuigen.

2.   Vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren, mogen slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Madagaskar indien daarvoor in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen in de bijlage een vergunning is verleend.

Artikel 2

1.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt vastgesteld op 825 000 EUR per jaar (waarvan 320 000 EUR als financiële compensatie, het eerste jaar uiterlijk op 30 september en het tweede en derde jaar uiterlijk op 30 april te betalen, en 505 000 EUR voor de in artikel 3 van dit protocol bedoelde acties).

De voor het eerste jaar van toepassing van het protocol te betalen financiële compensatie (van 1 januari tot en met 31 december 2004) bedraagt, na aftrek van het met de periode van 1 januari tot en met 20 mei 2004 overeenkomende bedrag, dat reeds is betaald in het kader van het voorgaande protocol, evenwel 196 385 EUR.

2.   De financiële tegenprestatie geldt voor een hoeveelheid van 11 000 t in de wateren van Madagaskar gevangen tonijnachtigen per jaar; als de vaartuigen van de Gemeenschap in de visserijzone van Madagaskar meer tonijn vangen, wordt bovengenoemd bedrag evenredig verhoogd. Het totaalbedrag van de door de Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan het dubbele van het in lid 1 genoemde bedrag.

3.   De financiële compensatie van de Gemeenschap wordt gestort op een bij de Schatkist geopende rekening die door de autoriteiten van Madagaskar wordt aangewezen.

Artikel 3

1.   Om te zorgen voor de ontwikkeling van een duurzame en verantwoorde visserij zullen beide partijen, in hun beider belang, een partnerschap aanmoedigen dat vooral is gericht op de bevordering van een betere kennis van de visserij- en andere biologische hulpbronnen, visserijtoezicht, ontwikkeling van de ambachtelijke visserij, visserijgemeenschappen en opleiding.

2.   Van de in artikel 2, lid 1, genoemde financiële tegenprestatie gaat jaarlijks een bedrag van 505 000 EUR naar de financiering van de volgende acties, volgens de onderstaande verdeling:

a)

wetenschappelijke programma's van Madagaskar ter verbetering van de kennis van de visbestanden met het oog op een duurzaam beheer: 90 000 EUR. Deze bijdrage kan, op verzoek van de regering van Madagaskar, bestaan in een bijdrage in de kosten van internationale bijeenkomsten om die kennis te vergroten en het beheer van de visbestanden te verbeteren;

b)

steun voor een systeem van toezicht, controle en bewaking van de visserij: 267 000 EUR;

c)

studiebeurzen en opleidingsstages, steun voor de opleiding van zeelieden: 60 000 EUR;

d)

bijstand voor de ontwikkeling van de traditionele visserij: 68 000 EUR;

e)

steun voor het management van waarnemers: 20 000 EUR.

3.   De in lid 2, onder a), b), d) en e), bedoelde bedragen worden het eerste jaar uiterlijk op 30 september 2004 en het tweede en derde jaar uiterlijk op 30 april aan het voor visserij bevoegde ministerie betaald en overgemaakt op de bankrekeningen van de bevoegde autoriteiten van Madagaskar nadat een gedetailleerde jaarlijkse programmering met een tijdschema en de doelstellingen voor elke doelgerichte actie bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen is ingediend. De jaarlijkse programmering moet het eerste jaar uiterlijk op 31 juli 2004 en de daaropvolgende jaren uiterlijk op 28 februari bij de diensten van de Commissie zijn ingediend. Voor het eerste jaar hoeft de programmering evenwel slechts betrekking te hebben op de periode van 21 mei tot en met 31 december 2004.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen behoudt zich het recht voor het voor visserij bevoegde ministerie te verzoeken alle aanvullende inlichtingen die zij nodig acht, te verstrekken.

4.   De in lid 2, onder c), bedoelde bedragen worden betaald aan het voor visserij bevoegde ministerie en op de door dit ministerie aangewezen bankrekeningen gestort naarmate er uitgaven worden gedaan.

5.   De bevoegde autoriteiten van Madagaskar doen de Commissie van de Europese Gemeenschappen jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar een verslag toekomen over de aanwending van de financiële middelen die voor de in lid 2 bedoelde acties worden verleend, over de uitvoering van die acties en over de bereikte resultaten. De Commissie behoudt zich het recht voor het voor visserij bevoegde ministerie te verzoeken alle aanvullende inlichtingen te verstrekken. In het licht van de daadwerkelijke uitvoering van de acties en na overleg met de bevoegde autoriteiten van Madagaskar in een vergadering van de gemengde commissie zoals bedoeld in artikel 9 van de overeenkomst, kan de Commissie de betrokken bedragen herzien.

Artikel 4

Indien de Europese Gemeenschap zou verzuimen de in de artikelen 2 en 3 bedoelde betalingen te verrichten, kan Madagaskar de toepassing van dit protocol schorsen.

Artikel 5

Indien de uitoefening van de visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar als gevolg van ernstige omstandigheden, natuurverschijnselen daaronder niet begrepen, onmogelijk is, kan de Europese Gemeenschap na overleg met de andere partij de betaling van de financiële tegenprestatie schorsen.

De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de toestand opnieuw normaal is en nadat beide partijen na overleg hebben bevestigd dat de situatie hervatting van de visserijactiviteiten weer toelaat.

De geldigheidsduur van de op grond van artikel 4 van de overeenkomst aan de vaartuigen van de Gemeenschap verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

Artikel 6

De bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Republiek Madagaskar inzake de visserij voor de kust van Madagaskar wordt ingetrokken en vervangen door de bijlage bij dit protocol.

Artikel 7

Dit protocol treedt in werking op de datum van ondertekening.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2004.

BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE TONIJNVISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP IN DE VISSERIJZONE VAN MADAGASKAR

1.   PROCEDURE VOOR HET AANVRAGEN EN DE AFGIFTE VAN VERGUNNINGEN

Het aanvragen en de afgifte van vergunningen op grond waarvan vaartuigen van de Europese Gemeenschap in de wateren van Madagaskar mogen vissen, geschieden als volgt:

a)

Via haar vertegenwoordiger in Madagaskar dient de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegelijk bij de autoriteiten van Madagaskar in:

voor elk vaartuig een vergunningaanvraag, opgesteld door de reder die op grond van deze overeenkomst de visserij wil uitoefenen, en dit uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergunning geldig is.

In afwijking van bovenstaande bepaling kunnen reders die niet vóór 1 december een vergunningaanvraag hebben ingediend, dit in het lopende kalenderjaar uiterlijk 30 dagen vóór het begin van de visserijactiviteiten doen. In dat geval betalen de reders de in totaal op grond van punt 2, onder b), voor het hele jaar verschuldigde visrechten;

een jaarlijks verzoek om voorafgaande toestemming om de territoriale wateren van Madagaskar binnen te varen; de geldigheidsduur van deze toestemming valt samen met die van de vergunning.

De vergunningaanvraag moet worden ingediend op het daartoe door Madagaskar vastgestelde formulier, waarvan het model is opgenomen in aanhangsel 1, en vergezeld gaan van het bewijs van betaling van het voorschot door de reder.

b)

De vergunning wordt afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan de vergunning van een bepaald vaartuig in geval van overmacht evenwel worden vervangen door een nieuwe vergunning op naam van een ander vaartuig met soortgelijke kenmerken als het te vervangen vaartuig. De reder van het te vervangen vaartuig zendt de geannuleerde vergunning via de delegatie van de Commissie naar het voor visserij bevoegde ministerie van Madagaskar.

Op de nieuwe vergunning worden vermeld:

de datum van afgifte;

dat die vergunning in de plaats komt van de vergunning voor een ander vaartuig en dat de vergunning van het vorige vaartuig wordt geannuleerd.

Voor de nog resterende looptijd van de vergunning die wordt vervangen, is geen visrecht zoals bedoeld in artikel 5 van de overeenkomst verschuldigd.

c)

De vergunning wordt door de autoriteiten van Madagaskar afgegeven aan de vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Madagaskar.

d)

De vergunning moet steeds aan boord zijn; vanaf de ontvangst van de kennisgeving van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de autoriteiten van Madagaskar dat het voorschot is betaald, wordt het vaartuig evenwel opgenomen op een lijst van visgerechtigde vaartuigen die aan de met de visserijcontrole belaste autoriteiten van Madagaskar wordt meegedeeld. Een afschrift van de betreffende vergunning, verzonden per fax, kan worden verkregen in afwachting van de ontvangst van de eigenlijke vergunning; dit afschrift wordt aan boord bewaard.

e)

De tonijnreders zijn verplicht zich in Madagaskar door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen.

f)

De autoriteiten van Madagaskar delen vóór de inwerkingtreding van het protocol de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Madagaskar alle gegevens mee over de voor de betaling van de visrechten en de voorschotten te gebruiken bankrekeningen.

2.   GELDIGHEIDSDUUR EN BETALING VAN DE VERGUNNINGEN

a)

In afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 4, van de overeenkomst, bedraagt de geldigheidsduur van de vergunningen één kalenderjaar, dat loopt van 1 januari tot en met 31 december. Zij kunnen worden verlengd. Voor het eerste jaar van toepassing van het protocol (van 1 januari tot en met 31 december 2004) is voor vaartuigen die op 1 januari 2004 beschikken over een vergunning die is verleend op grond van het voorgaande protocol dat op 20 mei 2004 afloopt, deze vergunning evenwel geldig tot en met die datum.

b)

Het visrecht wordt vastgesteld op 25 EUR per ton die in de wateren onder jurisdictie van Madagaskar wordt gevangen. De vergunningen worden afgegeven nadat aan de Schatkist van Madagaskar een voorschot is betaald van 2 800 EUR per jaar voor elk vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen, van 1 750 EUR per jaar voor elk vaartuig voor de visserij met de drijvende beug van meer dan 150 brt en van 1 200 EUR per jaar voor elk vaartuig voor de visserij met de drijvende beug van 150 brt of minder. Deze voorschotten komen overeen met de rechten voor respectievelijk 112 t, 70 t en 48 t op jaarbasis in de visserijzone van Madagaskar gevangen vis.

Voor het eerste jaar van toepassing van het protocol (van 1 januari tot en met 31 december 2004) voor vaartuigen die op 1 januari 2004 beschikken over een vergunning die is verleend op grond van het vorige protocol dat op 20 mei 2004 afloopt, bedragen de voorschotten voor de resterende periode van het eerste jaar (van 21 mei tot en met 31 december 2004) evenwel:

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 1 720 EUR;

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van meer dan 150 brt: 1 091 EUR;

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van 150 brt of minder: 735 EUR.

3.   VANGSTAANGIFTE EN EINDAFREKENING VAN DE VERSCHULDIGDE RECHTEN

a)

De vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, moeten hun vangstgegevens via de delegatie van de van de Europese Gemeenschappen in Madagaskar aan het Centrum voor visserijtoezicht (Centre de surveillance des pêches) van Madagaskar meedelen; zij gaan hierbij als volgt te werk:

 

Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug wordt een vangstaangifte volgens het model van aanhangsel 2 ingevuld voor elke periode waarin zij in de visserijzone van Madagaskar hebben gevist. De vangstaangiften worden uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op dat waarvoor de vergunningen golden, aan de vorengenoemde bevoegde autoriteiten toegezonden.

 

De aangiften moeten leesbaar zijn en door de kapitein van het vaartuig zijn ondertekend. Bovendien moeten zij worden ingevuld door alle vaartuigen die een vergunning hebben verkregen, ook als zij niet hebben gevist.

b)

De afrekening van de voor een kalenderjaar verschuldigde visrechten wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar volgende op dat waarvoor de vergunningen golden, vastgesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen na aftrek van de in punt 2, onder b), vastgestelde voorschotten en visrechten. Deze afrekening van de visrechten wordt opgemaakt aan de hand van de afrekening van de vangsten, die wordt gebaseerd op de vangstaangiften van de reders. De afrekening van de vangsten moet worden bevestigd door wetenschappelijke instituten die bevoegd zijn om de vangstgegevens in de lidstaten van de Europese Gemeenschap te verifiëren, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Institut français de recherche et d’exploitation de la mer (IFREMER), het Spaanse Oceanografisch Instituut (IEO) en het Instituto Português de Investigação Marítima (IPIMAR), alsmede het bevoegde instituut van Madagaskar, de Unité statistique thonière d'Antsiranana (USTA).

De door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde afrekening van de verschuldigde rechten wordt voor bevestiging toegezonden aan het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar. Deze instantie beschikt over een termijn van 30 dagen om haar eventuele opmerkingen kenbaar te maken.

Na afloop van deze termijn wordt de afrekening van de verschuldigde rechten aan de reders toegezonden.

Bij betwistingen plegen de partijen overleg in de gemengde commissie zoals bedoeld in artikel 9 van de overeenkomst, om de afrekening van de verschuldigde rechten definitief vast te stellen, waarna deze aan de reders wordt meegedeeld.

Eventuele aanvullende bedragen moeten door de reders aan de voor visserij bevoegde autoriteiten van Madagaskar worden betaald binnen 30 dagen na de kennisgeving van de definitieve afrekening van de verschuldigde rechten.

Wanneer het bedrag van de afrekening van de visrechten kleiner is dan het in punt 2, onder b), bedoelde voorschot, kan het verschil niet door de reder worden teruggevorderd.

4.   COMMUNICATIE

De kapitein meldt het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar per radio (duplexfrequentie 8 755 Tx 8 231 Rx USB), per telefax (261-20) 22 49014) of per e-mail (csp-mprh@dts.mg) met ontvangstbevestiging, ten minste drie uur van tevoren dat hij voornemens is met zijn vaartuig de visserijzone van Madagaskar binnen te varen dan wel te verlaten.

Wanneer hij voornemens is de betrokken zone binnen te varen, meldt hij de geschatte gevangen hoeveelheden aan boord of meldt hij dat er geen vangsten aan boord zijn.

Tegelijk met het voornemen om de visserijzone van Madagaskar te verlaten, meldt hij ten slotte de hoeveelheden die naar schatting tijdens het verblijf in de betrokken zone zijn gevangen.

De radiomeldingen moeten plaatsvinden op werkdagen en tijdens de kantooruren van Madagaskar.

Deze voorschriften gelden ook voor vissersvaartuigen uit de Gemeenschap die van plan zijn hun vangsten in een haven van Madagaskar aan te landen.

5.   WAARNEMERS

Op verzoek van het voor visserij bevoegde ministerie wordt op de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en de drijvende beug een waarnemer aan boord genomen, die wordt behandeld als een officier. Hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak. De werkzaamheden van de waarnemers worden nader omschreven in aanhangsel 3.

De voorwaarden van het verblijf aan boord worden vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie, vertegenwoordigd door het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar.

Met het oog op het aan boord nemen van waarnemers stelt de reder of zijn gemachtigde het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar ten minste twee dagen van tevoren in kennis van de aankomst van het vaartuig in een haven van Madagaskar.

De reder betaalt via zijn gemachtigde aan de regering van Madagaskar (Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar) 20 EUR voor iedere dag die een waarnemer aan boord van een vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen of de drijvende beug doorbrengt.

De loodskosten in de haven van aanlanding in Madagaskar zijn voor rekening van de regering van Madagaskar. De kosten van inscheping en ontscheping van de waarnemer buiten het grondgebied van Madagaskar zijn ten laste van de reder. Het aantal aan boord genomen waarnemers kan tot 30 % van het aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat op een gegeven tijdstip in de visserijzone van Madagaskar actief is, bedragen. De verblijfsduur van de waarnemer aan boord van een vaartuig is afhankelijk van de duur van de visreis van het vaartuig in de betrokken zone. Wanneer een vissersvaartuig van de Gemeenschap geen haven in Madagaskar aandoet om een waarnemer aan boord te nemen, wordt deze aan boord gebracht door een patrouillevaartuig van het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar.

De plaats en de met het aan boord komen van de waarnemer samenhangende vervoerskosten worden in onderling overleg tussen het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar en de betrokken reder vastgesteld; de kosten komen voor rekening van de reder.

Het overstappen op zee van een waarnemer op een ander vaartuig vindt plaats in onderling overleg tussen de kapitein en het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar.

Indien de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting hem aan boord te nemen. Indien de afvaart van het vaartuig wordt vertraagd, zijn de verblijf- en maaltijdkosten van de waarnemer tot de effectieve inscheping ten laste van de reder.

6.   AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

a)

Voor de hele vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en de drijvende beug worden voor de hele duur van de campagne in de visserijzone van Madagaskar ten minste 40 zeelieden uit Madagaskar aangemonsterd. Het loon van deze zeelieden wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de gemachtigden van de reders en de betrokkenen. Het omvat een socialezekerheidsregeling.

De aanmonsteringsovereenkomsten worden gesloten tussen de gemachtigden en de betrokken zeelieden.

Uiterlijk op 31 januari van het jaar volgende op dat waarvoor de vergunning gold, moet een gedetailleerde lijst van de zeelieden uit Madagaskar (met hun naam, duur van de aanmonstering, loon, enz.) aan het voor visserij bevoegde ministerie worden toegezonden.

Indien dit aantal van 40 zeelieden voor de hele vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en de drijvende beug niet wordt bereikt, dienen de reders die geen zeelieden hebben aangemonsterd, voor deze niet-aangemonsterde zeelieden een compensatie te betalen die door de bij artikel 9 van de overeenkomst ingestelde gemengde commissie wordt vastgesteld en in verhouding staat tot de duur van de viscampagne in de visserijzone van Madagaskar. Dit bedrag — over te maken naar een rekening waarvan het nummer, met een afschrift aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Madagaskar, aan de gemachtigden wordt meegedeeld — zal worden gebruikt voor de opleiding van vissers uit Madagaskar.

b)

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op de arbeidsplaats is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling, alsmede de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

De arbeidsovereenkomsten van de lokale zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een exemplaar ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde plaatselijke autoriteiten. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering. De bezoldiging van de plaatselijke zeelieden mag niet lager zijn dan die welke wordt toegepast voor de bemanningen uit Madagaskar, en mag in geen geval lager zijn dan de normen waarin de IAO voorziet.

Wanneer de werkgever een plaatselijke onderneming is, moet de arbeidsovereenkomst de naam van de reder en de vlaggenstaat vermelden.

Voorts garandeert de reder iedere aangemonsterde plaatselijke zeeman levens- en werkomstandigheden aan boord die vergelijkbaar zijn met die van de zeelieden uit de Gemeenschap.

7.   VISSERIJZONES

De vaartuigen uit de Gemeenschap mogen vissen in alle wateren van Madagaskar buiten 12 zeemijl vanaf de basislijn.

Als het voor visserij bevoegde ministerie besluit experimentele visconcentratie-installaties te plaatsen, stelt het de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de gemachtigden van de betrokken reders daarvan in kennis, met vermelding van de coördinaten van deze installaties.

Vanaf de dertigste dag na deze kennisgeving mogen vaartuigen zich niet ophouden op minder dan 1,5 zeemijl van deze installaties. Alle afbraak van deze installaties dient onverwijld aan dezelfde partijen te worden gemeld.

8.   INSPECTIE VAN EN TOEZICHT OP DE VISSERIJACTIVITEITEN

De vaartuigen met een vergunning laten de ambtenaren van Madagaskar aan wie de inspectie en de controle op de visserijactiviteiten is opgedragen, aan boord komen; zij helpen hen bij het aan boord komen en vergemakkelijken hun de uitoefening van hun taak.

9.   SATELLIETVOLGSYSTEEM

Gelet op het feit, enerzijds, dat Madagaskar een satellietvolgsysteem (VMS) heeft ingevoerd voor haar nationale vloot en voornemens is de toepassing ervan op niet-discriminerende wijze uit te breiden tot alle vaartuigen die in haar visserijzone vissen en, anderzijds, dat de vissersvaartuigen uit de Gemeenschap overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving sedert 1 januari 2000 overal waar zij actief zijn via satelliet worden gevolgd, is het aan te bevelen dat de bevoegde nationale instanties van de vlaggenstaten en van Madagaskar de vaartuigen die vissen in het kader van de overeenkomst, via satelliet volgen, rekening houdende met hetgeen volgt:

1)

Met het oog op de positiebepaling via satelliet hebben de autoriteiten van Madagaskar de coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar aan de Gemeenschap meegedeeld (zie tabel I). De bij de tabel behorende kaart is weergegeven in aanhangsel 4.

De autoriteiten van Madagaskar verstrekken deze gegevens in elektronische vorm, uitgedrukt in decimale graden, in het systeem WGS-84-datum.

2)

De partijen zullen gegevens uitwisselen inzake de X.25-adressen en de parameters voor de elektronische communicatie tussen hun controlecentra, volgens de voorwaarden die in de punten 4 en 6 worden vastgesteld. Deze gegevens omvatten, voorzover mogelijk, de namen, telefoon-, telex- en faxnummers en de elektronische adressen (IP of X.400) die kunnen worden gebruikt voor de algemene communicatie tussen de controlecentra.

3)

De positie van vaartuigen dient te worden bepaald met een foutenmarge van 500 m of minder en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %.

4)

Wanneer een in het kader van de overeenkomst vissend vaartuig dat overeenkomstig de geldende Gemeenschapswetgeving via satelliet wordt gevolgd, de visserijzone van Madagaskar binnenvaart, meldt het controlecentrum van de vlaggenstaat van dat vaartuig de positie ervan met een interval van maximaal één uur aan het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar (lengte- en breedtegraad, koers en snelheid). De berichten worden geïdentificeerd met de vermelding „Positierapport”.

5)

De in punt 4 bedoelde berichten worden langs elektronische weg in X.25-formaat verstuurd. De transmissie gebeurt in real time en in het formaat dat in tabel II wordt gedefinieerd.

6)

Indien de aan boord van een vissersvaartuig aanwezige satellietapparatuur voor permanente positiebepaling onklaar is, deelt de kapitein van het vaartuig zelf te gelegener tijd de in punt 4 bedoelde gegevens aan het controlecentrum van de vlaggenstaat mee. In dat geval dient, zolang het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar verblijft, om 6.00 uur, om 12.00 uur en om 18.00 uur (lokale tijd in Madagaskar) een volledig positierapport te worden doorgeseind. Dit volledige positierapport bevat de elk uur overeenkomstig punt 4 door de kapitein van het vaartuig geregistreerde positierapporten.

Het controlecentrum van de vlaggenstaat of het vissersvaartuig zelf doet deze rapporten onverwijld aan het Centrum voor visserijtoezicht toekomen. De onklaar geraakte apparatuur wordt hersteld of vervangen zodra het vaartuig zijn visreis heeft beëindigd of uiterlijk binnen één maand. Na deze termijn mag het betrokken vaartuig geen nieuwe visreis ondernemen zolang de apparatuur niet hersteld of vervangen is.

7)

De controlecentra van de vlaggenstaten controleren de bewegingen van hun vaartuigen in de wateren van Madagaskar om de twee uur. Indien de vaartuigen niet volgens de vastgestelde voorwaarden kunnen worden gevolgd, wordt het Centrum voor visserijtoezicht daarvan onmiddellijk in kennis gesteld en wordt de procedure van punt 6 van toepassing.

8)

Indien het Centrum voor visserijtoezicht vaststelt dat de vlaggenstaat de bij punt 4 voorgeschreven gegevens niet verstrekt, wordt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.

9)

De overeenkomstig deze bepalingen aan de andere partij meegedeelde inlichtingen dienen uitsluitend om de bevoegde instanties van Madagaskar in staat te stellen vaartuigen van de Gemeenschap die in het kader van de visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Madagaskar vissen, te controleren en te bewaken. Deze gegevens mogen onder geen beding aan derden worden meegedeeld.

10)

De partijen komen overeen alles in het werk te stellen om zo spoedig mogelijk, en uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze bepalingen, aan de in de punten 4 en 6 gestelde eisen inzake communicatie te voldoen.

11)

De partijen komen overeen elkaar op verzoek de gegevens betreffende de gebruikte satellietvolgapparatuur mee te delen, om na te gaan of alle apparatuur compatibel is met de in het kader van deze bepalingen aan de partijen gestelde eisen.

12)

De partijen plegen met elkaar overleg over geschillen die zouden rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze bepalingen; dit overleg vindt plaats in de gemengde commissie die is ingesteld bij artikel 9 van de overeenkomst.

Tabel I

Coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar

(zie ook de bij aanhangsel 4 gevoegde geografische kaart)

 

Coördinaten in decimale graden

Coördinaten in graden en minuten

Referentie

X

Y

X

Y

A

49,40

– 10,3

49°24′ OL

10°18′ ZB

B

51

– 11,8

51°0′ OL

11°48′ ZB

C

53,3

– 12,7

53°18′ OL

12°42′ ZB

D

52,2

– 16,3

52°12′ OL

16°18′ ZB

E

52,8

– 18,8

52°48′ OL

18°48′ ZB

F

52

– 20,4

52°0′ OL

20°24′ ZB

G

51,8

– 21,9

51°48′ OL

21°54′ ZB

H

50,4

– 26,2

50°24′ OL

26°12′ ZB

I

48,3

– 28,2

48°18′ OL

28°12′ ZB

J

45,4

– 28,7

45°24′ OL

28°42′ ZB

K

41,9

– 27,8

41°54′ E

27°48′ ZB

OL

40,6

– 26

40°36′ OL

26°0′ ZB

M

41,8

– 24,3

41°48′ OL

24°18′ ZB

N

41,6

– 20,8

41°36′ OL

20°48′ ZB

O

41,4

– 19,3

41°24′ OL

19°18′ ZB

P

43,2

– 17,8

43°12′ OL

17°48′ ZB

Q

43,4

– 16,9

43°24′ OL

16°54′ ZB

R

42,55

– 15,6

42°33′ OL

15°36′ ZB

S

43,15

– 14,35

43°9′ OL

14°21′ ZB

T

45

– 14,5

45°0′ OL

14°30′ ZB

U

46,8

– 13,4

46°48′ OL

13°24′ ZB

V

48,4

– 11,2

48°24′ OL

11°12′ ZB


Tabel II

Mededeling van VMS-berichten aan Madagaskar

Positierapport

Gegevens

Code

Verplicht/ Facultatief

Opmerkingen

Header

SR

V

Systeeminformatie — geeft het begin van de record aan

Geadresseerde

AD

V

Berichtinformatie — geadresseerde. ISO-alfa-3-landcode

Afzender

FR

V

Berichtinformatie — afzender. ISO-alfa-3-landcode

Vlaggenstaat

FS

F

 

Berichttype

TM

V

Berichtinformatie — berichttype „POS”

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig

Intern referentienummer van de overeenkomst-sluitende partij

IR

F

Vaartuiginformatie — uniek volgnummer toegekend door de overeenkomstsluitende partij (ISO-3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer)

Extern registratienummer

XR

F

Vaartuiginformatie — kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Breedtegraad

LA

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten N/Z GGMM (WGS-84)

Lengtegraad

LO

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten O/W GGMM (WGS-84)

Koers

CO

V

Koers van het vaartuig op een schaal van 360°

Snelheid

SP

V

Snelheid van het vaartuig in tienden van een knoop

Datum

DA

V

Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Tailer

ER

V

Systeeminformatie — geeft het einde van de record aan

Tekenset: ISO 8859.1.

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

een dubbele schuine streep (//) en een code geven het begin van de transmissie aan,

een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en data.

De facultatieve gegevens moeten worden opgenomen tussen de header en de tailer.

10.   OVERLADING

In geval van overlading dragen vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen de vis die zij zelf niet houden, over aan een bedrijf dat of een instantie die is aangewezen door de voor visserij bevoegde autoriteiten van Madagaskar.

11.   DIENSTPRESTATIES

De reders uit de Gemeenschap die in de visserijzone van Madagaskar actief zijn, doen voor de diensten die zij nodig hebben (herstel en onderhoud, goederenbehandeling, bunkeren, ontvangst) bij voorkeur een beroep op verstrekkers uit Madagaskar.

De autoriteiten van Madagaskar bepalen samen met de reders die gebruikmaken van de overeenkomst, onder welke voorwaarden de haveninstallaties worden gebruikt.

12.   SANCTIES

Overtredingen van de bepalingen van dit protocol en van de wetgeving van Madagaskar worden bestraft overeenkomstig de in Madagaskar geldende wet- en regelgeving.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen moet binnen 48 uur schriftelijk in kennis worden gesteld van sancties die zijn opgelegd aan vaartuigen van de Gemeenschap en van alle dienstige inlichtingen daaromtrent.

13.   PROCEDURE BIJ AANHOUDING

1)   Kennisgeving

Het voor visserij bevoegde ministerie van Madagaskar stelt de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de vlaggenstaat binnen ten hoogste 48 uur schriftelijk ervan in kennis wanneer een vaartuig uit de Gemeenschap dat in het kader van de overeenkomst opereert, in de visserijzone van Madagaskar is aangehouden en verstrekt een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding. De delegatie van de Commissie en de vlaggenstaat worden tevens op de hoogte gehouden van het verloop van de ingeleide procedures en van de getroffen sancties.

2)   Afwikkeling van de aanhouding

Overeenkomstig de visserijwetgeving kan de overtreding worden geregeld:

a)

ofwel via een schikking; het bedrag van de toegepaste geldboete wordt in dat geval bepaald met inachtneming van de in de wetgeving van Madagaskar vastgestelde minimum- en maximumwaarden;

b)

ofwel langs gerechtelijke weg, indien de zaak niet via een schikking kan worden geregeld, overeenkomstig de wetgeving van Madagaskar.

3)   Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning gemachtigd om de haven te verlaten zodra:

a)

bij een schikking, aan de desbetreffende verplichtingen is voldaan, hetgeen moet blijken uit de overlegging van een bewijs van betaling;

b)

ofwel bij een gerechtelijke procedure, in afwachting van de voltooiing ervan een bankwaarborg is verstrekt, hetgeen moet blijken uit de overlegging van een bewijs van borgstelling.

14.   MILIEUBESCHERMING

Ter bescherming van het milieu verbinden de partijen zich ertoe de volgende maatregelen te treffen:

een verbod op het lozen van koolwaterstof en derivaten daarvan door vaartuigen in de visserijzone van Madagaskar en op het in zee gooien van plastic materialen en huishoudelijk afval;

bevordering binnen de Indian Ocean Tuna Commission van een verantwoorde visserij en de garantie van een rationeel beheer en de instandhouding van de tonijnbestanden;

een verbod op het vangen van beschermde en verboden soorten zoals walvissen, dolfijnen, schildpadden en zeevogels.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen deelt iedere onregelmatigheid met betrekking tot het milieu door vaartuigen die in de visserijzone van Madagaskar vissen, mee aan het voor visserij bevoegde ministerie.

Aanhangsel 1

Image

Aanhangsel 2

Image

Aanhangsel 3

WAARNEMERSREGELING

Op vaartuigen voor de visserij op tonijn met de zegen en met de drijvende beug in de visserijzone van Madagaskar die over een vergunning beschikken, wordt een waarnemer van het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar, in het bezit van een legitimatiebewijs en een zeevaartboekje, aan boord genomen. Hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak.

Tijdens zijn verblijf aan boord:

1.

observeert en registreert de waarnemer de visserijactiviteiten van de vaartuigen in de visserijzone van Madagaskar en stelt hij hierover verslag op;

2.

controleert hij de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

3.

verricht hij bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's;

4.

noteert hij welk vistuig wordt gebruikt;

5.

verzamelt hij vangstgegevens voor de betrokken visserijzone;

6.

zorgt hij ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen;

7.

gaat hij zorgvuldig om met de inventaris en de installaties van het vaartuig en bewaart hij geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten;

8.

stelt hij over de visreis een verslag op, dat wordt overgelegd aan het Centrum voor visserijtoezicht van Madagaskar en waarvan een afschrift wordt bezorgd aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De reder of de kapitein van het vaartuig:

1.

staat toe dat de waarnemer aan boord komt om zijn werkzaamheden te verrichten en zo lang als in de aanvraag is vermeld aan boord blijft;

2.

zorgt voor een adequate werkruimte met onder andere een voldoende verlichte tafel;

3.

verstrekt alle gegevens waarover hij beschikt met betrekking tot de visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar;

4.

verstrekt de positie van het vaartuig (lengte- en breedtegraad);

5.

verzendt en ontvangt berichten, of staat toe dat deze worden verzonden of ontvangen, met gebruikmaking van de communicatieapparatuur van het vaartuig;

6.

geeft toegang tot alle delen van het vaartuig waar visserijactiviteiten plaatsvinden en waar vis wordt verwerkt of opgeslagen;

7.

staat toe dat monsters worden genomen;

8.

stelt adequate opslagvoorzieningen voor deze monsters ter beschikking, zonder dat dit ten koste gaat van de opslagcapaciteit van het vaartuig;

9.

verleent medewerking voor het onderzoeken en meten van het vistuig;

10.

staat toe dat monsters en documenten die tijdens het verblijf van de waarnemer aan boord zijn verkregen, worden meegenomen;

11.

zorgt, wanneer de waarnemer langer dan vier uur ononderbroken aan boord blijft, voor verblijf en maaltijden en behandelt hem als een officier.

Aanhangsel 4

VISSERIJZONE VAN MADAGASKAR

Image


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/19


VERORDENING (EG) Nr. 556/2005 VAN DE COMMISSIE

van 12 april 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 april 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 12 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

84,4

096

105,7

204

55,5

212

146,4

624

104,9

999

99,4

0707 00 05

052

135,5

204

51,5

999

93,5

0709 10 00

220

79,0

999

79,0

0709 90 70

052

109,7

096

75,1

204

81,3

999

88,7

0805 10 20

052

55,0

204

47,9

212

56,6

220

48,9

624

61,6

999

54,0

0805 50 10

052

67,1

220

71,1

400

67,7

624

70,3

999

69,1

0808 10 80

388

86,4

400

130,3

404

81,4

508

65,2

512

73,5

524

72,7

528

72,3

720

83,9

804

107,7

999

85,9

0808 20 50

388

84,5

512

75,6

528

61,7

999

73,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/21


VERORDENING (EG) Nr. 557/2005 VAN DE COMMISSIE

van 11 april 2005

inzake de stopzetting van de visserij op Noordse garnaal door vaartuigen die de vlag van een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (2) zijn voor 2005 quota vastgesteld voor Noordse garnaal.

(2)

Om te garanderen dat de bepalingen inzake de kwantitatieve beperking van de vangsten van een bestand waarvoor een quotum geldt, in acht worden genomen, moet de Commissie de datum vaststellen waarop de vangsten van de vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, geacht worden het toegewezen quotum te hebben bereikt.

(3)

Volgens de aan de Commissie meegedeelde gegevens, hebben de hoeveelheden Noordse garnaal die in de wateren van zone NAFO 3L zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, voeren of die in een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, zijn geregistreerd, het voor 2005 toegewezen quotum bereikt. De Gemeenschap heeft de vangst uit dit bestand verboden met ingang van 24 februari 2005. Deze datum moet derhalve worden aangehouden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden Noordse garnaal die in de wateren van zone NAFO 3L zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, voeren of die in een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, zijn geregistreerd, worden geacht het voor 2005 aan de Gemeenschap toegewezen quotum te hebben bereikt.

De visserij op Noordse garnaal in de wateren van zone NAFO 3L door vaartuigen die de vlag van een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, voeren of die in een lidstaat, met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, zijn geregistreerd, alsmede het aan boord houden, het overladen en het lossen van vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, zijn verboden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 24 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 april 2005.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(2)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1.


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/22


VERORDENING (EG) Nr. 558/2005 VAN DE COMMISSIE

van 12 april 2005

houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3846/87 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties en van Verordening (EG) nr. 174/1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (2) is op basis van de gecombineerde nomenclatuur de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties vastgesteld.

(2)

Volgens de restitutienomenclatuur moet kaas aan minimumeisen inzake de melkdrogestof en het melkvet voldoen om voor een uitvoerrestitutie in aanmerking te komen. Een type van kaas dat in sommige nieuwe lidstaten wordt geproduceerd, kan aan die verplichte eisen voldoen, maar kan geen recht op een restitutie geven omdat het buiten het huidige indelingssysteem van de uitvoerrestitutienomenclatuur valt. Wegens het belang van die kaas voor de betrokken zuivelindustrie, handel en melkproducenten dient binnen een post voor „andere kazen” een productcode te worden toegevoegd die het mogelijk maakt die kaas in de uitvoerrestitutienomenclatuur onder te brengen.

(3)

De hoeveelheden waarvoor in de productcategorie „kaas” uitvoercertificaten worden aangevraagd, overschrijden voortdurend het profiel van de uitvoerbeperkingen die aan de Gemeenschap zijn opgelegd in het kader van de Overeenkomst inzake de landbouw waarmee de Uruguayronde van multilaterale handelsbesprekingen is afgesloten. De extra uitvoercertificaten die op basis van de nieuwe productcode zullen worden aangevraagd, zullen de druk op de categorie verder vergroten.

(4)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie (3) is bepaald dat geen restitutie wordt toegekend bij uitvoer van kaas waarvan de prijs franco grens in de lidstaat van uitvoer vóór toepassing van de restitutie minder dan 230 EUR per 100 kg bedraagt. Die bepaling geldt niet voor kaas van code 0406 90 33 9919 van de restitutienomenclatuur. Onder de bovengenoemde omstandigheden, en met name gezien de grote vraag naar uitvoercertificaten voor kaas, moet die bepaling gelden voor alle kaas zonder uitzondering.

(5)

In voetnoot 10 bij sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87, die geldt voor geraspte kaas, poederkaas en smeltkaas, is bepaald dat toegevoegde melkvreemde stoffen niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de restitutie. Die bepaling dient tot alle kaas te worden uitgebreid en de betrokken melkvreemde stoffen moeten beter worden omschreven. Het kan voor de exporteur haast onmogelijk en voor de bevoegde autoriteiten zelfs nog moeilijker zijn om het gewicht van die stoffen te bepalen. Daarom dient de restitutie te worden verlaagd met een standaardbedrag.

(6)

De restitutie wordt toegekend voor het nettogewicht van kaas. Voor kaas die is omhuld door paraffine, as of was of in plasticfolie is gewikkeld, kan enige verwarring bestaan. Bepaald dient te worden dat een dergelijke verpakking voor de berekening van de restitutie geen deel uitmaakt van het nettogewicht van het product. Wat plasticfolie, paraffine en as betreft, kan het voor de exporteur en voor de bevoegde autoriteiten onmogelijk zijn om het gewicht van die materialen te bepalen. Daarom dient de restitutie te worden verlaagd met een standaardbedrag.

(7)

De Verordeningen (EEG) nr. 3846/87 en (EG) nr. 174/1999 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 174/1999 wordt de vierde alinea geschrapt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de uitvoercertificaten die op of na 27 mei 2005 worden aangevraagd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 april 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2199/2004 (PB L 380 van 24.12.2004, blz. 1).

(3)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


BIJLAGE

Sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De omschrijving van GN-code „ex 0406” wordt vervangen door: „Kaas en wrongel (7) (10):”.

2)

De omschrijving van GN-code „ex 0406 20” wordt vervangen door: „— kaas van alle soorten, geraspt of in poeder:”.

3)

De omschrijving van GN-code „ex 0406 30” wordt vervangen door: „— smeltkaas, niet geraspt noch in poeder:”.

4)

De informatie betreffende GN-code „ex 0406 90 88” wordt vervangen door:

GN-code

Omschrijving

Aanvullende eisen om de productcode te gebruiken

Productcode

Maximaal vochtgehalte van het product

(%)

Minimaal vetgehalte, berekend op de droge stof

(%)

„ex 0406 90 88

– – – – – – – – van meer dan 62 doch niet meer dan 72 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – – – – – – kazen geproduceerd uit wei

 

 

0406 90 88 9100

– – – – – – – – – andere:

 

 

 

– – – – – – – – – – met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – – – – – – van 10 of meer doch minder dan 19 gewichtspercenten

60

10

0406 90 88 9300

– – – – – – – – – – – van 40 gewichtspercenten of meer:

 

 

 

– – – – – – – – – – – – Akawi

55

40

0406 90 88 9500”

5)

Voetnoot 7 wordt vervangen door:

„(7)

a)

Als de kaas is verpakt in onmiddellijke verpakkingen die ook vloeibare bewaarmiddelen zoals pekel bevatten, wordt de restitutie toegekend voor het nettogewicht na aftrek van het gewicht van deze vloeibare bewaarmiddelen.

b)

De als verpakking gebruikte plasticfolie, paraffine, as en was worden voor de berekening van de restitutie niet als een deel van het nettogewicht van het product beschouwd.

c)

Als de kaas in plasticfolie wordt aangeboden en het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 0,5 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in plasticfolie is verpakt en of het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen.

d)

Als de kaas in paraffine of in as wordt aangeboden en het gewicht van de paraffine of van de as in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 2 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in paraffine of in as is verpakt en of het gewicht van de as of van de paraffine in het opgegeven nettogewicht is begrepen.

e)

Als de kaas in was wordt aangeboden, moet de aanvrager bij het vervullen van de douaneformaliteiten in de aangifte het nettogewicht van de kaas exclusief het gewicht van de was vermelden.”.

6)

Voetnoot 10 wordt vervangen door:

„(10)

a)

Als het product andere melkvreemde ingrediënten dan specerijen of kruiden bevat zoals met name ham, noten, garnalen, zalm, olijven of krenten en rozijnen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 10 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat dergelijke melkvreemde ingrediënten zijn toegevoegd.

b)

Als het product kruiden of specerijen bevat zoals met name mosterd, basilicum, knoflook of oregano, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 1 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat kruiden of specerijen zijn toegevoegd.

c)

Als het product caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 bevat, worden de of het toegevoegde caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (behalve weiboter van GN-code 0405 10 50) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 niet in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte of al dan niet caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 is of zijn toegevoegd; als dit het geval is, vermeldt hij in die aangifte ook het maximale gewichtsgehalte aan toegevoegde of toegevoegd caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (in voortkomend geval onder opgave van het gehalte aan weiboter) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 per 100 kg eindproduct.

d)

De bovenbedoelde producten mogen hoeveelheden toegevoegde melkvreemde stoffen bevatten die nodig zijn voor de bereiding of bewaring ervan, zoals zout, stremsel of schimmel.”.


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/26


VERORDENING (EG) Nr. 559/2005 VAN DE COMMISSIE

van 12 april 2005

tot inleiding van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad zijn ingesteld op ringbandmechanismen uit de Volksrepubliek China door verzending van ringbandmechanismen vanuit de Democratische Volksrepubliek Laos, bij invoer al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Democratische Volksrepubliek Laos, en tot registratie van deze invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende bescherming tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 13, lid 3, artikel 14, leden 3 en 5,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen, ingediend op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening, om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van ringbandmechanismen uit de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd).

(2)

Het verzoek werd op 28 februari 2005 ingediend door Ring Alliance Ringbuchtechnik GmbH namens producenten die goed zijn voor meer dan 70 % van de productie van de hier bedoelde ringbandmechanismen in de EG.

B.   PRODUCT

(3)

De maatregelen die mogelijk worden ontdoken, hebben betrekking op bepaalde ringbandmechanismen, gewoonlijk aangegeven onder de GN-code ex 8305 10 00, van oorsprong uit China. De GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

(4)

Er wordt een onderzoek ingesteld naar ringbandmechanismen die vanuit de Democratische Volksrepubliek Laos worden ingevoerd en die gewoonlijk onder dezelfde GN-code worden aangegeven als de ringbandmechanismen uit China.

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De thans geldende en mogelijk ontdoken maatregelen zijn de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad (2) en die werden uitgebreid tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam in de EG wordt ingevoerd (3).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek bevat voldoende bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van ringbandmechanismen uit China door verzending via de Democratische Volksrepubliek Laos en/of assemblage in de Democratische Volksrepubliek Laos worden ontdoken. Het bewijsmateriaal is als volgt:

Na de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde ringbandmechanismen uit China heeft een aanmerkelijke wijziging in het handelsverkeer plaatsgevonden. De invoer van bedoelde ringbandmechanismen uit de Democratische Volksrepubliek Laos is namelijk aanzienlijk gestegen, terwijl de invoer van dat product uit China is gedaald, terwijl er geen andere reden of rechtvaardiging voor deze wijziging lijkt te zijn dan het bestaan van het antidumpingrecht.

Deze wijziging in het handelspatroon lijkt voort te vloeien uit de wederverzending van het betrokken product uit China in de Democratische Volksrepubliek Laos en/of de assemblage in de Democratische Volksrepubliek Laos.

Voorts zijn er aanwijzingen dat afbreuk wordt gedaan aan de positieve gevolgen van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit China in termen van hoeveelheden en prijzen. Grote hoeveelheden van het betrokken product worden momenteel uit de Democratische Volksrepubliek Laos ingevoerd, welke invoer in de plaats lijkt te zijn gekomen van de invoer van het betrokken product uit China.

Voorts bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal dat de prijzen bij invoer uit de Democratische Volksrepubliek Laos dumpingprijzen zijn, wanneer die worden vergeleken met de eerder vastgestelde normale waarde voor het betrokken product uit China.

Indien bij het onderzoek blijkt dat de ontduiking, zoals bedoeld in artikel 13 van de basisverordening, ook via andere praktijken geschiedt dan via wederverzending of assemblage in de Democratische Volksrepubliek Laos, kan het onderzoek ook op deze praktijken betrekking hebben.

E.   PROCEDURE

(7)

Gelet op het voorgaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om over te gaan tot de opening van een onderzoek ingevolge artikel 13 van de basisverordening en tot registratie van de invoer van het betrokken product vanuit de Democratische Volksrepubliek Laos, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Democratische Volksrepubliek Laos, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening.

a)   Vragenlijsten

(8)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten zenden aan exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in de Democratische Volksrepubliek Laos, aan exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in China, de importeurs en organisaties van importeurs in de EG die aan het onderzoek hebben meegewerkt dat tot bestaande maatregelen heeft geleid alsmede aan de autoriteiten van China en de Democratische Volksrepubliek Laos. Ook bij de bedrijfstak van de EG kan zo nodig informatie worden opgevraagd.

(9)

Alle belanghebbenden dienen onverwijld, en in ieder geval binnen de in artikel 3 vermelde termijn, met de Commissie contact op te nemen om te vernemen of zij in het verzoek zijn genoemd zodat zij zo nodig, binnen de in artikel 3, lid 1, vermelde termijn, een vragenlijst kunnen aanvragen. Er wordt op gewezen dat de in artikel 3, lid 2, vermelde termijn op alle betrokkenen van toepassing is.

(10)

De autoriteiten van China en de Democratische Volksrepubliek Laos zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld en een kopie van het verzoek ontvangen.

b)   Het schriftelijk en mondeling inwinnen van inlichtingen

(11)

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal te doen toekomen. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen die dit schriftelijk aanvragen en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

c)   Vrijstelling van registratie of van maatregelen

(12)

Aangezien de mogelijke ontduiking van het recht buiten de EG plaatsvindt, kan, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening, vrijstelling worden verleend aan producenten van het betrokken product in de Democratische Volksrepubliek Laos die kunnen aantonen dat zij geen banden hebben met een aan de antidumpingmaatregelen onderworpen producent en niet betrokken zijn bij ontduikingspraktijken zoals bedoeld in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te verkrijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, vermelde termijn een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.

F.   REGISTRATIE

(13)

Ingevolge artikel 14, lid 5, van de basisverordening dient de invoer van het betrokken product uit de Democratische Volksrepubliek Laos te worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontduiking sprake is, met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de dag waarop met de registratie van deze invoer is begonnen.

G.   TERMIJNEN

(14)

Gelet op de beginselen van een behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kunnen aanmelden, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoord op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten kunnen toezenden;

de producenten in de Democratische Volksrepubliek Laos om vrijstelling van registratie van de invoer of van de maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

(15)

Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening genoemde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 vermelde termijn kenbaar maakt.

H.   MEDEWERKING

(16)

Indien een belanghebbende binnen de gestelde termijnen geen toegang geeft tot de nodige informatie, deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek ernstig belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

(17)

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, zal de Commissie deze buiten beschouwing laten en gebruik maken van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende niet of slechts ten dele medewerking verleent, en de conclusies derhalve, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Ingevolge artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of de maatregelen, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 119/97 van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad, worden ontdoken door de invoer van ringbandmechanismen, ingedeeld onder GN-code ex 8305 10 00 (Taric-codes 8305100013 en 8305100023), uit de Democratische Volksrepubliek Laos, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Democratische Volksrepubliek Laos.

In deze verordening wordt verstaan onder ringbandmechanismen twee rechthoekige stalen plaatjes of draden met, hierop bevestigd, minstens vier halve ringen van staaldraad die met een stalen dekplaatje samen worden gehouden. Het mechanisme kan worden geopend hetzij door aan de halve ringen te trekken, hetzij door een klein stalen trekkermechanisme te bedienen dat aan het ringbandmechanisme is bevestigd.

Artikel 2

Op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douane opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 omschreven product te registreren.

Deze registratie zal negen maanden duren vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

De Commissie kan de douane bij verordening opdragen de invoer van het in artikel 1 bedoelde product niet te registreren indien dit product vervaardigd is door producenten die om vrijstelling van registratie hebben verzocht en van wie is geconstateerd dat zij de antidumpingrechten niet ontduiken.

Artikel 3

1.   Vragenlijsten dienen bij de Commissie te worden aangevraagd binnen 15 dagen na bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten contact opnemen met de Commissie, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en hun antwoord op de vragenlijsten en andere gegevens doen toekomen binnen 40 dagen na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders is bepaald.

3.   Producenten in de Democratische Volksrepubliek Laos die vrijstelling wensen te verkrijgen van registratie van de invoer of van de maatregelen dienen binnen dezelfde termijn van 40 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek in te dienen.

4.   Belanghebbenden kunnen binnen dezelfde termijn van 40 dagen ook verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

5.   Informatie over deze kwestie, verzoeken om te worden gehoord of om een vragenlijst, alsmede aanvragen om vrijstelling, dienen schriftelijk te worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders bepaald) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummers van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de bij deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (4) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „For inspection by interested parties” en worden gericht aan het volgende adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

Telex COMEU B 21877

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 april 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 11.

(3)  Verordening (EG) nr. 1208/2004 van de Raad, PB L 232 van 1.7.2004, blz. 1.

(4)  Dit betekent dat deze documenten slechts voor intern gebruik zijn bestemd en beschermd zijn in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze documenten zijn vertrouwelijk op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de Toepassing van Artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/30


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 1 april 2005

tot vaststelling van nadere voorschriften betreffende de bewaking van de streefcijfers inzake hergebruik/terugwinning en hergebruik/recycling zoals vastgesteld bij Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2849)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/293/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (1), en met name op artikel 7, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/53/EG dient de Commissie nadere voorschriften vast te stellen voor het toezicht op de naleving door de lidstaten van de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, van die richtlijn vastgestelde streefcijfers. Het volstaat dat de lidstaten aantonen dat ten minste de voorgeschreven streefcijfers worden gehaald.

(2)

Met het oog op de onderlinge vergelijkbaarheid van de door de lidstaten geproduceerde gegevens moeten de wijze en weergave van de berekening van de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, vastgestelde streefcijfers worden geharmoniseerd.

(3)

De grootst mogelijke nauwkeurigheid van de streefcijfers kan alleen worden bereikt indien de noemer voor de berekening van de streefcijfers wordt gebaseerd op het aantal autowrakken dat in het verwerkingssysteem van een lidstaat wordt ingevoerd.

(4)

In het kader van een afweging van het risico van onnauwkeurigheden tegen de administratieve inspanning die vereist is om precieze informatie te verkrijgen, is het de lidstaten toegestaan de bepaling van de hoeveelheid metalen die uit autowrakken wordt teruggewonnen, te baseren op een aanname betreffende het metaalgehalte.

(5)

Voor de bepaling van het gewicht van een voertuig moet gebruik worden gemaakt van direct raadpleegbare, gestandaardiseerde voertuiggegevens.

(6)

Met de brandstof die bij het demonteren wordt verwijderd, dient geen rekening te worden gehouden bij de berekening van de streefcijfers, aangezien niet in alle lidstaten betrouwbare informatie over de hoeveelheid brandstof in autowrakken beschikbaar is. Voor de bewaking van de naleving van de streefcijfers moet gebruik worden gemaakt van een EU-gemiddelde voor de brandstofhoeveelheid, teneinde de berekeningsmethoden zoveel mogelijk te harmoniseren en de vergelijkbaarheid van de door de lidstaten gerealiseerde nationale streefcijfers te garanderen.

(7)

Als gevolg van de interne markt mogen de lidstaten autowrakken die op hun grondgebied ontstaan, naar andere landen uitvoeren voor verdere verwerking. Om toewijzingsproblemen zoveel mogelijk te beperken en omslachtige controles en berekeningen te vermijden, worden de recycling- en terugwinningsfracties van uitgevoerde voertuigonderdelen toegewezen aan de exporterende lidstaat.

(8)

Shredder-meetcampagnes zijn noodzakelijk om te bepalen welk deel van de shredderuitstroom afkomstig is van autowrakken.

(9)

De Commissie blijft de berekening van de streefcijfers bewaken, met inbegrip van het kwantitatieve belang van de uitvoer en de invloed daarvan op de recycling- en terugwinningspercentages. Te dien einde moeten de lidstaten ook gegevens overleggen over de periode vóór 2006. Deze gegevens worden uitsluitend voor bewakingsdoeleinden gebruikt.

(10)

Deze beschikking laat Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (2) onverlet.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad (3) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De lidstaten berekenen de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2000/53/EG vastgestelde streefcijfers inzake hergebruik/terugwinning en hergebruik/recycling op basis van de hergebruikte, gerecycleerde en teruggewonnen materialen afkomstig van de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, demontage en (post)-shredderbewerking. De lidstaten zien erop toe dat voor materialen die een verdere verwerking ondergaan, de werkelijk gerealiseerde terugwinning in aanmerking wordt genomen.

Daartoe vullen de lidstaten de tabellen 1 tot en met 4 in die in de bijlage van deze beschikking zijn opgenomen, en laten deze vergezeld gaan van een adequate beschrijving van de gebruikte gegevens.

2.   Bij het invullen van de tabellen 1 tot en met 4 van de bijlage van deze beschikking mogen de lidstaten ook gebruik maken van een op gegevens gebaseerde aanname betreffende het gemiddelde percentage hergebruikte, gerecycleerde en teruggewonnen metalen uit autowrakken, hierna de „aanname betreffende het metaalgehalte” genoemd. Deze aanname moet worden ondersteund door uitvoerige gegevens ter verduidelijking van het veronderstelde procentuele metaalgehalte alsook van het veronderstelde percentage hergebruik, terugwinning en recycling van metalen. Die gegevens dienen geldig te zijn voor ten minste 95 % van de autowrakken die in de betrokken lidstaat ontstaan.

3.   In de gegevens nemen de lidstaten een specificatie op van:

a)

de actuele nationale markt voor voertuigen;

b)

de autowrakken op hun grondgebied, en

c)

de onder de aanname vallende voertuigmaterialen en onderdelen, teneinde doublures te vermijden.

Artikel 2

1.   In het geval van autowrakken of daarvan afkomstige materialen of onderdelen waarvoor een door de lidstaat erkende verwerker een certificaat van vernietiging heeft afgegeven en die voor verdere verwerking naar een andere lidstaat of een derde land zijn uitgevoerd, wordt die verwerking voor de berekening van de streefcijfers toegekend aan de exporterende lidstaat indien er solide bewijzen zijn dat de recycling en/of terugwinning heeft plaatsgevonden onder voorwaarden die in het algemeen gelijkwaardig zijn aan die welke door de Gemeenschapswetgeving terzake worden voorgeschreven.

Autowrakken waarvoor een andere lidstaat of een derde land een certificaat van vernietiging heeft afgegeven en die met het oog op terugwinning en/of recycling in een lidstaat worden ingevoerd, worden niet meegeteld als teruggewonnen of gerecycleerd in de importerende lidstaat.

2.   In het geval van uitvoer naar derde landen bepalen de lidstaten of aanvullende documentatie noodzakelijk is om te bewijzen dat de uitgevoerde materialen werkelijk worden gerecycleerd of teruggewonnen.

Artikel 3

1.   De in de bijlage opgenomen tabellen worden door de lidstaten jaarlijks ingevuld, te beginnen met gegevens over 2006, en uiterlijk 18 maanden na afloop van het betrokken jaar aan de Commissie toegezonden.

2.   Voor de jaren vóór 2006 delen de lidstaten de beschikbare gegevens aan de Commissie mee binnen 12 maanden na afloop van het betrokken jaar. De gegevens met betrekking tot de jaren vóór 2006 worden uitsluitend voor bewakingsdoeleinden gebruikt.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 april 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/63/EG van de Commissie (PB L 25 van 28.1.2005, blz. 73).

(2)  PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 574/2004 van de Commissie (PB L 90 van 27.3.2004, blz. 15).

(3)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE

Noten:

1)

Het invullen van de grijze delen van tabel 1 is facultatief.

2)

Lidstaten die een aanname betreffende het metaalgehalte hanteren, zijn ertoe gehouden deze te gebruiken in de delen van tabel 2 die betrekking hebben op metalen.

3)

(**): Waar mogelijk dienen de LoW-codes te worden gebruikt. (De LoW-codes zijn de codes van de „Lijst van afvalstoffen” van de bijlage van Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen ()).

4)

Lidstaten die geen aanname betreffende het metaalgehalte hanteren, berekenen het hergebruik (A) op basis van de volgende aftreksom: gewicht van een voertuig (Wi) min het gewicht van het van gevaarlijke afvalstoffen ontdane en gedemonteerde autowrak (carrosserie) (Wb) min het gewicht van de van gevaarlijke afvalstoffen ontdane en gedemonteerde materialen die voor terugwinning, recycling of definitieve verwijdering werden afgevoerd. Lidstaten die een aanname betreffende het metaalgehalte hanteren, bepalen A (exclusief de metalen componenten) op basis van verklaringen van de erkende verwerkers.

Wat de gerealiseerde recycling/terugwinning/verwijdering betreft, wordt het desbetreffende gewicht bepaald op basis van verklaringen van het ontvangende recycling/terugwinnings- of inzamelingsbedrijf, wegingsbescheiden, andere boekhoudkundige documenten of verwijderingsbescheiden.

Het gewicht van een voertuig (Wi) wordt berekend aan de hand van i) het gewicht van het voertuig dat in gebruik is, zoals vermeld op het kentekenbewijs (), of ii) het gewicht van het voertuig in bedrijfsklare toestand, zoals vermeld in het certificaat van overeenstemming dat is opgenomen in bijlage IX van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (), als gewijzigd, of iii) ingeval deze gegevens niet beschikbaar zijn, het gewicht zoals bepaald in de specificaties van de fabrikant. In elk geval worden bij de bepaling van het gewicht van het voertuig het gewicht van de bestuurder, dat wordt vastgesteld op 75 kg, en het gewicht van de brandstof, dat wordt vastgesteld op 40 kg, niet meegerekend.

Het gewicht van het van gevaarlijke afvalstoffen ontdane en gedemonteerde autowrak (carrosserie) (Wb) wordt bepaald op basis van informatie die door de ontvangende verwerker wordt verstrekt.

5)

Het totale gewicht van de voertuigen (W1) wordt berekend als de som van de gewichten van de afzonderlijke voertuigen (Wi).

Het totale aantal autowrakken (W) wordt berekend op basis van het aantal autowrakken dat in de lidstaat ontstaat, waarbij een autowrak geacht wordt te ontstaan op het tijdstip waarop een erkende nationale verwerker een certificaat van vernietiging afgeeft.

6)

De autowrakkenuitstroom van shredders wordt berekend op basis van shredder-meetcampagnes in combinatie met de instroom van autowrakken in de shredders. De instroom van autowrakken in een shredder wordt berekend op basis van wegingsbescheiden, ontvangstbewijzen of andere boekhoudkundige documenten. De lidstaten brengen bij de Commissie verslag uit over het aantal shredder-meetcampagnes dat op hun grondgebied heeft plaatsgevonden. Het werkelijke recycling/terugwinningspercentage van de berekende uitstroom (exclusief metalen) moet worden verantwoord aan de hand van verklaringen van het ontvangende recycling/terugwinnings- of inzamelingsbedrijf, wegingsbescheiden, andere boekhoudkundige documenten of verwijderingsbescheiden.

Tabel 1: Materialen afkomstig van de reiniging (verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen) en de demontage van autowrakken die in de lidstaat ontstaan en in de lidstaat zelf worden verwerkt (in ton per jaar)

Van reiniging en demontage afkomstige materialen (**)

Hergebruik

(A)

Recycling

(B1)

Terugwinning van energie

(C1)

Totaal terugwinning

(D1 = B1 + C1)

Verwijdering

E1

Batterijen/accu’s

 

 

 

 

 

Vloeistoffen (brandstof uitgezonderd)

 

 

 

 

 

Oliefilters

 

 

 

 

 

Andere van reiniging afkomstige materialen (brandstof uitgezonderd)

 

 

 

 

 

Katalysatoren

 

 

 

 

 

Metalen componenten

 

 

 

 

 

Banden

 

 

 

 

 

Grote kunststof onderdelen

 

 

 

 

 

Glas

 

 

 

 

 

Andere van demontage afkomstige materialen

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 


Tabel 2: Materialen afkomstig van de shredding van autowrakken die in de lidstaat ontstaan en in de lidstaat zelf worden verwerkt (in ton per jaar)

Van shredding afkomstige materialen (**)

Recycling

(B2)

Terugwinning van energie

(C2)

Totaal terugwinning

(D2 = B2 + C2)

Verwijdering

E2

IJzerschroot (staal)

 

 

 

 

Non-ferromaterialen (aluminium, koper, zink, lood, enz.)

 

 

 

 

Lichte shredderfractie (SLF)

 

 

 

 

Overige

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 


Tabel 3: Bewaking met betrekking tot (delen van) autowrakken die in de lidstaat ontstaan en voor verdere verwerking worden uitgevoerd (in ton per jaar)

Totaalgewicht aan autowrakken dat per land wordt uitgevoerd (**)

Totaal recycling van uitgevoerde (delen van) autowrakken (F1)

Totaal terugwinning van uitgevoerde (delen van) autowrakken (F2)

Totaal verwijdering van uitgevoerde (delen van) autowrakken (F3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 4: Totaal hergebruik, terugwinning en recycling van autowrakken die in de lidstaat ontstaan en in of buiten de lidstaat worden verwerkt (in ton per jaar)

Hergebruik

(A)

Totaal recycling

(B1 + B2 + F1)

Totaal terugwinning

(D1 + D2 + F2)

Totaal hergebruik en recycling

(X1 = A + B1 + B2 + F1)

Totaal hergebruik en terugwinning

(X2 = A + D1 + D2 + F2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

W (totaal aantal autowrakken) = …

W1 (totaalgewicht voertuigen) = …

%

%

X1/W1

X2/W1


(1)  PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3.

(2)  Met ingang van 1 juni 2004, de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57), wordt de massa van het voertuig dat in gebruik is, geregistreerd onder item G.

(3)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 april 2005

betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1032)

(Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)

(2005/294/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indien een lidstaat van plan is om per hectare een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan is bepaald in punt 2 van bijlage III en onder a) van bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet de vaststelling van die hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en een hoge stikstofopname van de gewassen.

(2)

Op 18 november 2002 is de Commissie overgegaan tot de vaststelling van Beschikking 2002/915/EG (2) betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG. De afwijking had betrekking op het Deense actieprogramma voor de periode 1999-2003 en was van toepassing tot en met 1 augustus 2004. Krachtens die beschikking mocht op specifieke rundveehouderijen jaarlijks een hoeveelheid dierlijke mest per hectare worden op- en ingebracht die tot 230 kg stikstof bevatte.

(3)

Op 8 januari 2004 heeft Denemarken om een verlenging van deze afwijking verzocht. Ter vervollediging van dit verzoek zijn technische documenten ingediend d.d. 2 februari 2004, 2 april 2004, 23 april 2004, 14 juni 2004, 2 augustus 2004, 14 september 2004 en 4 oktober 2004.

(4)

De Deense wetgeving tot omzetting van Richtlijn 91/676/EEG is in overeenstemming met de richtlijn en is onder meer van toepassing op de aangemelde afwijking.

(5)

Uit de beoordeling van het tweede Deense actieprogramma betreffende het aquatische milieu, die Denemarken in december 2003 heeft afgerond, blijkt dat de vooropgestelde verlaging van de nitraatuitspoeling met 48 % in de periode 1985-2003 is gehaald.

(6)

In de Deense parlementaire overeenkomst inzake het derde Deense actieprogramma betreffende het aquatische milieu voor de periode 2005-2015 is vastgesteld dat de nitraatuitspoeling in die tijdspanne nog verder moet worden verlaagd (met 13 %) en dat het fosfaatoverschot met 50 % moet worden verminderd.

(7)

Denemarken heeft overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 91/676/EEG actieprogramma’s vastgesteld om ervoor te zorgen dat de in die richtlijn vastgestelde maximumgrens van 50 mg nitraten per liter grondwater niet wordt overschreden.

(8)

Bewaking en controles hebben aangetoond dat, in de periode 2002-2003, de bij Beschikking 2002/915/EG vastgestelde afwijking betrekking had op 1 845 rundveehouderijen, 213 617 grootvee-eenheden en 123 068 hectare (respectievelijk 4 %, 11 % en 5 % van het totaal in Denemarken).

(9)

Uit berekeningen op basis van onderzoeken en nutriëntenanalyses die op zandige en kleiige referentielocaties in landbouwgebieden zijn verricht, blijkt dat in de periode 1990-2003 de nitraatuitspoeling in leembodems is teruggebracht met 42 %, en in zandbodems met 52 %. Deze verlaging is bevestigd voor de periode 2002/2003.

(10)

Blijkens trendanalyses is de nitraatconcentratie die wordt gemeten in water dat de wortelzone verlaat, jaarlijks gestaag gedaald met 3,1 mg per liter voor leembodems en 6,1 mg per liter voor zandbodems; ze bedraagt intussen bijna 50 mg per liter. Tussen 1990 en 2003 is de nitraatconcentratie van waterlopen in landbouwgebieden met 29 % gedaald. In 2003 werd in de bovenste grondwaterlagen van zowel zand als leembodems een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 50 mg per liter gemeten.

(11)

Na bestudering van het verzoek van Denemarken en rekening houdend met de ervaring die met de toepassing van de bij Beschikking 2002/915/EG vastgestelde afwijking is opgedaan, is de Commissie van mening dat de door Denemarken beoogde dierlijke mestgift (230 kg stikstof per hectare per jaar) de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG niet in de weg staat, mits strikte voorwaarden in acht worden genomen.

(12)

De bepalingen van deze beschikking worden toegepast in het kader van het Deense actieprogramma voor de periode 2004-2007.

(13)

Beschikking 2002/915/EG is op 1 augustus 2004 verstreken. Wil men ervoor zorgen dat de ervaring die met die beschikking is opgedaan, in aanmerking wordt genomen en dat de afwijking blijft gelden voor de betrokken rundveehouders, dan dient deze beschikking met ingang van 2 augustus 2004 van toepassing te zijn.

(14)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het bij brief van 8 januari 2004 door Denemarken bij de Commissie ingediende verzoek om toestemming voor een afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), bij Richtlijn 91/676/EEG wordt goedgekeurd op de onderstaande voorwaarden.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„rundveehouderijen”: bedrijven met meer dan drie grootvee-eenheden, en waar ten minste tweederde van de veestapel uit runderen bestaat,

b)

„gras”: blijvend of tijdelijk grasland („tijdelijk” betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is),

c)

„met ondergezaaid gras verbouwde gewassen”: kuilgranen, kuilmaïs en/of zomergerst, met vóór (maïs) of na de oogst ondergezaaid gras dat fungeert als tussengewas voor de biologische retentie van stikstofresiduen in de winter,

d)

„bieten”: voederbieten.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze afwijking geldt, op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden, voor rundveehouderijen waarvan de vruchtwisseling meer dan 70 % gewassen omvat die bijzonder veel stikstof verbruiken en een lang groeiseizoen hebben.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en jaarlijkse verbintenis

1.   De rundveehouder dient jaarlijks een aanvraag tot toepassing van de afwijking in bij de bevoegde instantie.

2.   De jaarijkse aanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin de rundveehouder zich ertoe verbindt de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden in acht te nemen.

Artikel 5

Op- en inbrengen van dierlijke mest en andere meststoffen

De hoeveelheid dierlijke mest die in rundveehouderijen elk jaar — ook door de dieren zelf — op of in de bodem wordt gebracht, mag niet meer dan 230 kg stikstof bevatten, en mag alleen met inachtneming van de volgende voorwaarden worden ingebracht:

a)

de totale stikstofgift is afgestemd op de nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas en de hoeveelheid nutriënten in de bodem, waarbij de mestgift 10 % onder het economische optimum ligt;

b)

voor elk bedrijf worden een bemestingsplan en een mestboekhouding bijgehouden. Uiterlijk op 1 september moet een vruchtwisselingsplan voor de periode 1 augustus tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar bij de bevoegde instantie zijn ingediend. Uiterlijk op 21 april moet de bevoegde instantie beschikken over alle plannen voor de hele periode, aangevuld met informatie over de verwachte dierlijke mestgift en de verwachte stikstofgift. In de vruchtwisselingsplannen moet een onderscheid worden gemaakt tussen gras, gras als tussengewas of bieten en andere met ondergezaaid gras verbouwde gewassen. In de bemestingsplannen moet de behoefte aan stikstof en fosfor worden aangegeven, met dien verstande dat de stikstofgift 10 % onder het economische optimum moet liggen. Bovendien moeten de bemestingsplannen vermelden welke soorten mest zullen worden gebruikt (bv. dierlijke mest, afvalproducten, kunstmest) en moeten ze een kaart bevatten waarop de ligging van de verschillende percelen is aangegeven. Bij wijzigingen in de landbouwpraktijk moeten de plannen uiterlijk zeven dagen na de betrokken wijziging worden aangepast om overeenstemming tussen de plannen en de feitelijke landbouwpraktijk te garanderen. Jaarlijks moet een mestboekhouding bij de bevoegde instantie worden ingediend. Deze voorschriften moeten zijn vervat in wetten of besluiten;

c)

elke rundveehouderij dient jaarlijks een aanvraag in die vergezeld gaat van de mestboekhouding, en onderwerpt zich aan eventuele steekproefcontroles;

d)

rundveehouders aan wie de betrokken afwijking is toegestaan voeren, met het oog op een accurate bemesting, periodieke stikstof en fosforanalyses van de bodem uit (ten minste elke drie jaar per 5 ha grond);

e)

er wordt geen dierlijke mest op- en ingebracht in het najaar vóór een grasteelt, en na het ploegen wordt een gewas met een grote stikstofbehoefte geteeld.

Artikel 6

Bodemgebruik

1.   70 % of meer van de voor het op- en inbrengen van mest beschikbare landbouwgrond in de betrokken rundveehouderij wordt beteeld met gras, gras als tussengewas of bieten en andere met ondergezaaid gras verbouwde gewassen met een laag nitraatuitspoelingspotentieel.

2.   Gras als tussengewas wordt niet vóór 1 maart omgeploegd, zodat er een permanent plantendek op het akkerland aanwezig is waardoor nitraat dat in het najaar in de ondergrond is terechtgekomen, wordt gerecupereerd en nitraatverlies in de winter wordt beperkt.

3.   Tijdelijk grasland wordt in de lente geploegd.

4.   Peulvruchten of andere gewassen die atmosferische stikstof binden, mogen niet in de vruchtwisseling worden opgenomen. Dit geldt evenwel niet voor klaver in grasland met minder dan 50 % klaver en voor met ondergezaaid gras verbouwde gerst/erwten.

Artikel 7

Bewaking

1.   Er worden twee kaarten opgesteld die voor elke gemeente in Denemarken respectievelijk het percentage rundveehouderijen en het percentage landbouwgrond waarvoor de afwijking geldt, aangeven, en die jaarlijks moeten worden bijgewerkt en bij de Commissie moeten worden ingediend. Deze kaarten worden voor het eerst ingediend in het laatste kwartaal van 2005.

2.   In het kader van het nationale programma voor de bewaking van de stroomgebieden in de landbouwzones worden onderzoeken en permanente nutriëntenanalyses verricht op circa 4 500 hectare. Voor de referentielocaties worden zowel zand- als kleibodems geselecteerd.

3.   De onderzoeken en de permanente nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het plaatselijke bodemgebruik, de vruchtwisseling en de praktijk op de rundveehouderijen. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling op percelen waarop, volgens wetenschappelijke principes, dierlijke mest wordt op- en ingebracht die tot 230 kg stikstof bevat.

4.   Om aan te tonen dat de afwijking geen gevaar vormt voor de doelstelling van het nationale actieprogramma en van de richtlijn, wordt in het kader van het nationale bewakingsprogramma een netwerk van locaties ter bewaking van de stroomgebieden in landbouwzones geëxploiteerd waar bodemwater, waterlopen en ondiepe grondwaterlagen worden bemonsterd met als doel gegevens te verstrekken over het nitraatgehalte van water dat de wortelzone verlaat en in het grondwater terechtkomt.

Artikel 8

Rapportage

1.   De resultaten van de bewaking worden jaarlijks aan de Commissie meegedeeld, samen met een beknopt verslag over de evaluatiepraktijk (controles in de rundveehouderijen) en de ontwikkeling van de waterkwaliteit (gebaseerd op de bewaking van de uitspoeling uit de wortelzone, op de oppervlaktewater-/grondwaterkwaliteit, en op de aan de hand van modelmatige berekeningen). Na een initiële beoordeling worden de eerste resultaten tegen oktober 2005 gepresenteerd en wordt tegen oktober 2006 en juni 2008 respectievelijk een tweede en een derde verslag ingediend.

2.   Een eventuele nieuwe aanvraag van de Deense autoriteiten om toepassing van de afwijking wordt door de Commissie getoetst aan de bereikte resultaten en wordt beoordeeld in het kader van de in artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG vastgestelde procedure.

Artikel 9

Geldigheid

Deze afwijking is van toepassing met ingang van 2 augustus 2004. Zij verstrijkt op 31 juli 2008.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

Gedaan te Brussel, 5 april 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 319 van 23.11.2002, blz. 24.


13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/37


VERKLARING VAN DE COMMISSIE

betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

(2005/295/EG)

Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (1) bepaalt in artikel 2, lid 1, dat de richtlijn van toepassing is op elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, zoals bepaald in het communautaire recht en/of het nationale recht van de betrokken lidstaat.

De Commissie is van oordeel dat ten minste de volgende intellectuele-eigendomsrechten onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen:

auteursrechten,

naburige rechten van het auteursrecht,

het recht sui generis van de maker van een databank,

de rechten van de maker van topografieën van halfgeleiderproducten,

merkenrechten,

rechten op tekeningen of modellen,

octrooirechten, met inbegrip van de rechten afgeleid van aanvullende beschermingscertificaten,

geografische aanduidingen,

rechten op gebruiksmodellen,

kwekersrechten,

handelsnamen, voorzover deze in het betrokken nationale recht als uitsluitende eigendomsrechten worden beschermd.


(1)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45. Richtlijn gerectificeerd en opnieuw bekendgemaakt in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 16.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

13.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/38


BESLUIT 2005/296/GBVB, JBZ VAN DE RAAD

van 24 januari 2005

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tijdens zijn zitting van 27 en 28 november 2003 heeft de Raad besloten het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, te machtigen om overeenkomstig de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandelingen aan te gaan met bepaalde derde staten, met het oog op de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en elk van deze staten inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(2)

Ingevolge de machtiging om onderhandelingen aan te gaan, heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, overeenstemming bereikt over een overeenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(3)

Die overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

DE VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË,

vertegenwoordigd door haar regering,

enerzijds,

en

DE EUROPESE UNIE (hierna „de Europese Unie” genoemd),

vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

INDACHTIG de gezamenlijke inzet voor het stabilisatie- en associatieproces, dat het kader blijft voor de Europese koers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in de aanloop naar haar toekomstige toetreding tot de Europese Unie;

OVERWEGENDE dat de partijen zich beide ten doel stellen, hun eigen veiligheid op alle mogelijke manieren te versterken en hun burgers een hoog niveau van veiligheid in een veilige ruimte te bieden;

OVERWEGENDE dat de partijen het erover eens zijn dat onderling overleg en onderlinge samenwerking over beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang, geboden zijn;

OVERWEGENDE dat er in dit verband een voortdurende behoefte bestaat aan uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de partijen;

ERKENNENDE dat volledig en doeltreffend overleg en samenwerking inzage van gerubriceerde gegevens van elk van de partijen nodig kan maken, alsmede uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen de partijen;

ZICH ERVAN BEWUST ZIJNDE dat een dergelijke inzage en uitwisseling van gerubriceerde gegevens passende beveiligingsmaatregelen vergen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen, om de veiligheid van elk van beide partijen op alle mogelijke manieren te versterken, is deze overeenkomst van toepassing op gerubriceerde gegevens in enigerlei vorm die door de ene partij aan de andere partij worden geleverd of die tussen partijen worden uitgewisseld.

Artikel 2

In deze overeenkomst wordt onder gerubriceerde gegevens verstaan: alle gegevens (gedefinieerd als kennis welke in enigerlei vorm kan worden verstrekt) met betrekking waartoe is bepaald dat deze bescherming tegen ongeoorloofde openbaarmaking behoeven en die als zodanig gewaarmerkt zijn in een beveiligingsrubricering (hierna „gerubriceerde gegevens” genoemd).

Artikel 3

In deze overeenkomst wordt onder „Europese Unie” verstaan: de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd), de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het secretariaat-generaal van de Raad, alsook de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie” genoemd).

Artikel 4

De partijen:

a)

beschermen en beveiligen de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst;

b)

dragen er zorg voor dat de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, de beveiligingsrubricering behouden die door de leverende partij daaraan is toegekend; conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen beschermt en beveiligt de ontvangende partij de gerubriceerde gegevens volgens hetgeen haar eigen beveiligingsregelingen voorschrijven met betrekking tot gegevens met een gelijkwaardige beveiligingsrubricering;

c)

gebruiken de gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, niet voor andere doeleinden dan die welke door de afzender zijn vastgesteld en waarvoor de gegevens zijn geleverd of uitgewisseld;

d)

maken de gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, niet zonder voorafgaande toestemming van de afzender openbaar aan derden of aan enige EU-instelling of -entiteit die niet in artikel 3 wordt genoemd.

Artikel 5

1.   Gerubriceerde gegevens kunnen met controle door de afzender door de ene partij („de leverende partij”) bekendgemaakt of vrijgegeven worden aan de andere partij („de ontvangende partij”).

2.   De ontvangende partij besluit, na toestemming van de leverende partij, tot bekendmaking of vrijgave van de gerubriceerde gegevens aan andere ontvangers dan de partijen bij deze overeenkomst, zulks conform het beginsel van de controle door de afzender zoals omschreven in de beveiligingsregelingen.

3.   Bij de toepassing van de leden 1 en 2 is algemene vrijgave niet mogelijk, tenzij tussen de partijen procedures inzake bepaalde categorieën van gegevens zijn opgesteld en overeengekomen welke beantwoorden aan hun operationele behoeften.

Artikel 6

Ieder van de partijen en de in artikel 3 bedoelde entiteiten van de partijen beschikken over een beveiligingsorganisatie en over de beveiligingsprogramma’s die gebaseerd zijn op basisbeginselen en minimumnormen inzake beveiliging, welke in de volgens de artikelen 11 en 12 in te richten beveiligingssystemen van de partijen zullen worden toegepast, opdat er een gelijkwaardig beschermingsniveau geldt voor gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst.

Artikel 7

1.   De partijen dragen er zorg voor dat personen die bij het vervullen van hun officiële werkzaamheden inzage dienen te hebben van in het kader van deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, of wier werkzaamheden of taken hen in staat stellen inzage daarvan te krijgen, naar behoren aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen voordat zij inzage krijgen van dergelijke gegevens.

2.   De procedures voor beveiligingsonderzoek zijn van dien aard, dat kan worden bepaald of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, inzage kan krijgen van gerubriceerde gegevens.

Artikel 8

De partijen verlenen elkaar bijstand op het gebied van beveiliging van gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst en van beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang. De in artikel 11 genoemde autoriteiten voeren overleg over beveiligingsaangelegenheden en verrichten wederzijdse inspecties, teneinde de doeltreffendheid van de onder hun verantwoordelijkheid ressorterende en de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen na te gaan.

Artikel 9

1.   Voor het doel van deze overeenkomst

a)

wat betreft de Europese Unie:

dient de correspondentie aan de Raad te worden gericht, ten adresse van:

Raad van de Europese Unie

Hoofd postregistratie

Wetstraat 175

B-1048 Brussel.

De correspondentie wordt door het hoofd Postregistratie van de Raad doorgestuurd aan de lidstaten en aan de Commissie, onverminderd lid 2;

b)

wat betreft de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

dient de correspondentie te worden gericht aan het hoofd Centrale postregistratie van het Directoraat voor de beveiliging van gerubriceerde gegevens en in voorkomend geval te worden doorgestuurd via de missie van deze staat bij de Europese Gemeenschappen, ten adresse van:

Hoofd Postregistratie

Louisalaan 209A

B-1050 Brussel.

2.   Bij wijze van uitzondering kan de correspondentie van een partij waarvan slechts bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van deze partij inzage mogen hebben, om operationele redenen gericht worden aan — en is deze uitsluitend ter inzage van — bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van de andere partij, die daartoe als ontvangers zijn aangewezen, gelet op hun bevoegdheden en volgens het beginsel van kennisnemingsbehoefte. Wat de Europese Unie betreft, wordt doorzending van deze correspondentie verzorgd door het hoofd Postregistratie van de Raad.

Artikel 10

De directeur van het Directoraat voor de beveiliging van gerubriceerde gegevens, voorzover het de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreft, en de secretarissen-generaal van de Raad en de Commissie houden toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 11

Ter uitvoering van deze overeenkomst:

1)

wat betreft de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, is de directeur van het Directoraat voor de beveiliging van gerubriceerde gegevens, die optreedt namens en onder het gezag van zijn regering, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van de aan dit land geleverde gerubriceerde gegevens;

2)

is het bureau Beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat onder leiding staat en handelt in naam van de secretaris-generaal van de Raad en dat optreedt namens en onder het gezag van de Raad, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan de Europese Unie worden geleverd.

3)

is het directoraat Beveiliging van de Commissie, dat optreedt namens en onder het gezag van de Commissie, belast met de ontwikkeling van beveiligingsregelingen voor de bescherming van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst binnen de Commissie en haar gebouwen worden geleverd en uitgewisseld.

Artikel 12

In de volgens artikel 11 door de drie betrokken bureaus in onderlinge overeenstemming op te stellen beveiligingsregelingen worden de normen voor de wederzijdse bescherming van de veiligheid van gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, vastgelegd. Wat de Europese Unie betreft, worden deze normen ter goedkeuring voorgelegd aan het Beveiligingscomité van de Raad. Wat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreft, worden deze normen ter goedkeuring voorgelegd aan de directeur van het Directoraat voor de beveiliging van gerubriceerde gegevens.

Artikel 13

De in artikel 11 genoemde autoriteiten stellen procedures vast die toegepast worden indien bewezen is of vermoed wordt dat het vertrouwelijke karakter van de in deze overeenkomst bedoelde gerubriceerde gegevens is aangetast.

Artikel 14

Voordat de partijen elkaar gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, leveren, dienen de in artikel 11 genoemde verantwoordelijke beveiligingsautoriteiten te besluiten dat de ontvangende partij in staat is de in deze overeenkomst bedoelde gegevens conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde regelingen te beschermen en te beveiligen.

Artikel 15

Deze overeenkomst verhindert de partijen op generlei wijze andere overeenkomsten betreffende de levering of uitwisseling van gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, te sluiten, mits deze niet indruisen tegen het bepaalde in deze overeenkomst.

Artikel 16

Geschillen tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die voortkomen uit de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst, worden in onderhandelingen tussen de partijen behandeld.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar kennis geven van de voltooiing van de daartoe vereiste interne procedures.

2.   Deze overeenkomst kan, op verzoek van een van beide partijen, ter overweging van mogelijke wijzigingen, opnieuw in behandeling worden genomen.

3.   Wijzigingen van deze overeenkomst komen uitsluitend schriftelijk en in overeenstemming tussen de partijen tot stand. Zij treden in werking na wederzijdse kennisgeving zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 18

Deze overeenkomst kan door een partij bij schriftelijke kennisgeving aan de andere partij worden opgezegd. Opzegging wordt van kracht zes maanden na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij. Opzegging is niet van invloed op verplichtingen welke reeds voordien in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan. Inzonderheid blijven volgens deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gegevens onderworpen aan bescherming volgens het bepaalde in deze overeenkomst.

Skopje, 25 maart 2005

De regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Geachte mevrouw, geachte heer,

Hierbij stel ik voor dat, indien dit voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging samen in de plaats komen van de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

De tekst van genoemde overeenkomst, die hierbij gaat, is bij besluit van de Raad van de Europese Unie van 24 januari 2005 goedgekeurd.

Deze brief vormt tevens de kennisgeving namens de Europese Unie in de zin van artikel 17, lid 1, van de overeenkomst.

Hoogachtend,

Voor de Europese Unie

Michael SAHLIN

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Image

Skopje, 25 maart 2005

Geachte mevrouw, geachte heer,

Namens de regering van de Republiek Macedonië bevestig ik de ontvangst van uw brief van heden betreffende de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Republiek Macedonië en de Europese Unie inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens, vergezeld van de tekst van de overeenkomst.

Ik beschouw deze briefwisseling als het equivalent van ondertekening.

Ik verklaar evenwel dat de Republiek Macedonië de in bovengenoemde overeenkomst voor mijn land gebruikte benaming niet aanvaardt, aangezien de grondwettelijke naam van mijn land „de Republiek Macedonië” luidt.

Hoogachtend,

Dr. Stojan SLAVESKI

Directeur

Image

Skopje, 25 maart 2005

Geachte mevrouw, geachte heer,

Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van heden.

De Europese Unie stelt vast dat de briefwisseling tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, die in de plaats komt van de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens, is afgerond en dat dit geenszins kan worden uitgelegd als een aanvaarding of erkenning door de Europese Unie van een andere benaming dan „de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië”.

Hoogachtend,

Voor de Europese Unie

Michael SAHLIN

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Image