ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 69

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
16 maart 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 424/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 425/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot wijziging van de lijst van landen en gebieden in Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 426/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

6

 

 

Verordening (EG) nr. 427/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 maart 2005

34

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2005/215/EG:Besluit van de Raad van 17 februari 2005 houdende benoeming van tien Franse leden en van zes Franse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

37

 

 

Commissie

 

*

2005/216/EG:Beschikking van de Commissie van 9 maart 2005 tot wijziging van Beschikking 2003/828/EG wat de uitzonderingen op het verplaatsingsverbod voor dieren binnen de lidstaat betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 544)  ( 1 )

39

 

*

2005/217/EG:Beschikking van de Commissie van 9 maart 2005 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo’s in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 543)  ( 1 )

41

 

*

2005/218/EG:Beschikking van de Commissie van 11 maart 2005 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Saudi-Arabië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 563)  ( 1 )

50

 

*

2005/219/EG:Beschikking van de Commissie van 11 maart 2005 tot wijziging van Beschikking 97/296/EG tot vaststelling van de lijst van derde landen waaruit invoer van visserijproducten voor menselijke consumptie is toegestaan, met betrekking tot Saudi-Arabië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 564)  ( 1 )

55

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2005/220/GBVB van de Raad van 14 maart 2005 inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB

59

 

*

Besluit 2005/221/GBVB van de Raad van 14 maart 2005 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2004/306/EG

64

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 over aanvallen op informatiesystemen

67

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 398/2005 van de Commissie van 10 maart 2005 tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen (PB L 65 van 11.3.2005)

72

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/1


VERORDENING (EG) Nr. 424/2005 VAN DE COMMISSIE

van 15 maart 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 15 maart 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

110,3

204

68,0

212

139,0

624

140,9

999

114,6

0707 00 05

052

169,7

068

170,0

204

98,3

999

146,0

0709 10 00

220

20,5

999

20,5

0709 90 70

052

170,8

204

78,0

999

124,4

0805 10 20

052

53,7

204

53,1

212

57,4

220

47,9

400

51,1

421

35,9

624

62,8

999

51,7

0805 50 10

052

59,1

220

70,4

400

67,6

999

65,7

0808 10 80

388

62,1

400

99,0

404

74,7

508

66,8

512

77,7

528

69,8

720

67,7

999

74,0

0808 20 50

052

186,2

388

67,5

400

92,6

512

53,3

528

55,4

720

50,7

999

84,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/3


VERORDENING (EG) Nr. 425/2005 VAN DE COMMISSIE

van 15 maart 2005

tot wijziging van de lijst van landen en gebieden in Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op de artikelen 10 en 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 998/2003 stelt een lijst van derde landen en gebieden vast waaruit gezelschapsdieren in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 998/2003, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 592/2004 van de Commissie (2), is een voorlopige lijst van derde landen vastgesteld. Op deze lijst zijn landen en gebieden opgenomen die vrij van rabiës zijn, en landen waarvan is vastgesteld dat het risico dat rabiës door verkeer uit hun grondgebied de Gemeenschap binnenkomt, niet groter is dan het risico bij verkeer tussen lidstaten.

(3)

Taiwan heeft informatie verstrekt waaruit blijkt dat Taiwan vrij van rabiës is en het risico dat rabiës door het verkeer van gezelschapsdieren uit Taiwan de Gemeenschap binnenkomt, niet groter is dan het risico bij verkeer tussen lidstaten. Daarom moet Taiwan worden opgenomen in de lijst van landen en gebieden van Verordening (EG) nr. 998/2003.

(4)

Voor de duidelijkheid moet deze lijst van landen en gebieden volledig worden vervangen.

(5)

Verordening (EG) nr. 998/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2054/2004 van de Commissie (PB L 355 van 1.12.2004, blz. 14).

(2)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 7.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

LIJST VAN LANDEN EN GEBIEDEN

DEEL A

IE

Ierland

MT

Malta

SE

Zweden

UK

Verenigd Koninkrijk

DEEL B

Afdeling 1

a)

DK —

Denemarken, inclusief GL — Groenland en FO — Faeröereilanden;

b)

ES —

Spanje, inclusief het continentale grondgebied, de Balearen, de Canarische Eilanden, Ceuta en Melilla;

c)

FR —

Frankrijk, inclusief GF — Frans Guyana, GP — Guadeloupe, MQ — Martinique en RE — Réunion;

d)

GI —

Gibraltar;

e)

PT —

Portugal, inclusief het continentale grondgebied, de Azoren en Madeira;

f)

Andere dan de onder deel A en de punten a), b), c) en e) van deze afdeling genoemde lidstaten.

Afdeling 2

AD

Andorra

CH

Zwitserland

IS

IJsland

LI

Liechtenstein

MC

Monaco

NO

Noorwegen

SM

San Marino

VA

Vaticaanstad

DEEL C

AC

Ascension

AE

Verenigde Arabische Emiraten

AG

Antigua en Barbuda

AN

Nederlandse Antillen

AU

Australië

AW

Aruba

BB

Barbados

BH

Bahrein

BM

Bermuda

CA

Canada

CL

Chili

FJ

Fiji

FK

Falklandeilanden

HK

Hongkong

HR

Kroatië

JM

Jamaica

JP

Japan

KN

Saint Kitts enNevis

KY

Caymaneilanden

MS

Montserrat

MU

Mauritius

NC

Nieuw-Caledonië

NZ

Nieuw-Zeeland

PF

Frans-Polynesië

PM

Saint-Pierre en Miquelon

RU

Russische Federatie

SG

Singapore

SH

Sint-Helena

TW

Taiwan

US

Verenigde Staten van Amerika

VC

Saint Vincent en de Grenadines

VU

Vanuatu

WF

Wallis en Futuna

YT

Mayotte”


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/6


VERORDENING (EG) Nr. 426/2005 VAN DE COMMISSIE

van 15 maart 2005

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 7,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 17 juni 2004 heeft de Commissie, met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2), de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China (hierna ook „China” genoemd).

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van Aiuffass, een lid van Euratex, namens zeven producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk 26 %, van de productie van weefsels van polyesterfilamentgarens in de EG. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en schade werd voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

2.   Partijen bij de procedure

(3)

De Commissie heeft de indiener van de klacht en de haar bekende belanghebbende producenten/ exporteurs in China, importeurs, toeleveranciers van de EG-producenten en bedrijven in de EG die het betrokken product verwerken en hun organisaties alsmede de vertegenwoordigers van China van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Zij konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klagende producenten, andere medewerkende EG-producenten, Chinese producenten/exporteurs, importeurs, toeleveranciers van de EG-producenten, bedrijven in de EG die het betrokken product verwerken en organisaties van verwerkende bedrijven hebben hun standpunt bekendgemaakt. Alle belanghebbenden die verzochten om te worden gehoord en die konden aantonen dat zij hiervoor bijzondere redenen hadden, werden gehoord.

(5)

De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle andere overige ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bekend hebben gemaakt een vragenlijst toegezonden. Zij ontving antwoord van zes van de zeven EG-producenten die de klacht steunden (een onderneming kon niet volledig medewerking verlenen omdat zij failliet was gegaan), één EG-producent, één toeleverancier, één onafhankelijke importeur en negen onafhankelijke verwerkende bedrijven in de EG.

(6)

De Commissie heeft de haar bekende belanghebbende Chinese ondernemingen en de Chinese ondernemingen die zich binnen de gestelde termijn hadden aangemeld de formulieren toegezonden waarmee een behandeling als marktgericht bedrijf en/of een individuele behandeling kon worden aangevraagd. 49 ondernemingen hebben verzocht om als marktgericht bedrijf te worden behandeld overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening en slechts zeven ondernemingen hebben uitsluitend om een individuele behandeling verzocht.

(7)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten/exporteurs, importeurs en EG-producenten werd in het bericht van inleiding vermeld dat de Commissie overwoog om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven voor het vaststellen van schade en dumping. Om de Commissie in staat te stellen te besluiten of het nodig was van een steekproef gebruik te maken — en indien dat het geval was — deze samen te stellen, werd de Chinese exporteurs/producenten, de importeurs en EG-producenten verzocht zich kenbaar te maken en de Commissie, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisgegevens te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak (1 april 2003 tot en met 31 maart 2004). Na onderzoek van de verstrekte gegevens, bleek een steekproef alleen nodig te zijn voor de exporteurs. De steekproef werd gebaseerd op de grootste representatieve omvang van de uitvoer die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht en bestond uit de acht grootste Chinese producenten/exporteurs (en de bedrijven waarmee zij banden hebben) die meer dan 50 % vertegenwoordigen van de omvang van de uitvoer van de medewerkende bedrijven naar de EG.

(8)

De Commissie heeft alle gegevens die nodig waren voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de EG ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende bedrijven werd ter plaatse een controle verricht.

a)

Producenten in de EG

Controles werden verricht ter plaatse bij zeven EG-producenten gespreid over vier verschillende landen. De meewerkende EG-producenten hebben verzocht, op basis van artikel 19 van de basisverordening, om hun details niet te publiceren, omdat dit een belangrijk negatief effect zou hebben voor hun bedrijf. Dit verzoek werd als voldoende onderbouwd beschouwd en daarom ingewilligd.

b)

Producenten/exporteurs in China

Wujiang Chemical Fabric Mill Co. Ltd.

Shaoxing Tianlong import and export Ltd.

Wujiang Canhua Import & Export Co. Ltd.

Fuzhou Fuhua Textile & Printing Dyeing Co. Ltd.

Fuzhou Ta Tung Textile Works Co. Ltd.

Hangzhou Delicacy Co. Ltd.

Shaoxing County Huaxiang Textile Co. Ltd.

Shaoxing Ronghao Textiles Co. Ltd. (en de gelieerde onderneming Shaoxing County Qing Fang Cheng Textile import and export Co. Ltd.)

c)

Onafhankelijke importeurs

LE-GO — Hof (Duitsland)

d)

Leveranciers van de EG-bedrijfstak

Elana SA — Torun (Polen)

e)

Verwerkende bedrijven in de EG

LE-GO — Hof (Duitsland).

(9)

Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor Chinese ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, gebruik moest worden gemaakt van de gegevens in een referentieland, in dit geval Turkije, vond een controlebezoek plaats bij onderstaande onderneming:

Italteks Expo Grup A.A., Istanbul.

3.   Onderzoektijdvak

(10)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2000 tot het einde van onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

4.   Betrokken product en soortgelijk product

4.1.   Betrokken product

(11)

De klacht heeft betrekking op afgewerkte weefsels bevattende 85 of meer gewichtspercenten getextureerde of niet-getextureerde filamenten van polyesters, geverfd of bedrukt, die gewoonlijk worden gebruikt voor de vervaardiging van kledingstukken, en met name voor de vervaardiging van voeringen, anoraks, sportkleding, skikleding, ondergoed en modeartikelen.

(12)

Het product wordt vervaardigd door ongeverfd polyesterfilamentgaren te weven, waarna het weefsel wordt geverfd of bedrukt om een bepaald dessin of een bepaalde kleur te verkrijgen. Het moet worden onderscheiden van ongebleekte of gebleekte weefsels van synthetisch filamentgaren die de grondstof vormen voor het betrokken product. Het moet ook worden onderscheiden van weefsels van reeds geverfd polyesterfilamentgaren waarbij het dessin wordt ingeweven. Dit laatste product heeft andere fysische en chemische basiskenmerken omdat de grondstof (geverfd garen) anders is en het dessin wordt ingeweven en niet ontstaat door het bedrukken of verven van het weefsel. Voorts worden dergelijke weefsels gewoonlijk gebruikt voor interieurtextiel, terwijl het betrokken product vrijwel uitsluitend wordt gebruikt voor de vervaardiging van kleding.

(13)

Uit het onderzoek is gebleken dat alle soorten van het betrokken product zoals omschreven in overweging 11, ondanks verschillen in een aantal factoren zoals kleur, dikte van het garen en afwerking, dezelfde fysische en chemische eigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve worden alle soorten van het betrokken product in het kader van onderhavige antidumpingprocedure als één enkel product beschouwd. Het product wordt ingedeeld onder GN-codes 5407 52 00, 5407 54 00, 5407 61 30, 5407 61 90 en ex 5407 69 90.

4.2.   Soortgelijk product

(14)

Het betrokken product dat werd vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt in China of Turkije beantwoordt aan de definitie van het betrokken product. Turkije werd als referentieland gekozen om de normale waarde vast te stellen voor China. De producten uit die landen hebben dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(15)

Het betrokken product dat wordt vervaardigd door de EG-bedrijfstak en op de EG-markt wordt verkocht, beantwoordt eveneens aan de definitie van het betrokken product. Zij hebben dezelfde fysische en chemische kenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(16)

Deze producten worden daarom voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

B.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(17)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit China vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van artikel 2 voor die producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c).

(18)

Om verwijzingen te vergemakkelijken zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

1)

zakelijke besluiten worden genomen en kosten worden gemaakt in reactie op marktsignalen, zonder inmenging van de overheid;

2)

de boekhouding wordt door een onafhankelijke accountant gecontroleerd en bestrijkt alle terreinen;

3)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4)

er is rechtszekerheid en stabiliteit dankzij faillissements- en eigendomswetten;

5)

munteenheden worden tegen de marktkoers omgerekend.

(19)

49 Chinese producenten/exporteurs hebben zich bekendgemaakt en hebben, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, een verzoek ingediend om te worden behandeld als marktgericht bedrijf. Gezien het grote aantal ondernemingen, werd ter plaatse een onderzoek uitgevoerd bij slechts acht ondernemingen (zie overweging 7). Voor de overige ondernemingen werden de verstrekte gegevens diepgaand onderzocht en werd schriftelijk om nadere uitleg gevraagd wanneer de antwoorden onvolledig of onduidelijk waren. Wanneer een dochtermaatschappij of een andere onderneming in China die banden had met de indiener van het verzoek en die het betrokken product produceerde en/of exporteerde, werd ook dat bedrijf verzocht het desbetreffende formulier in te vullen. Een onderneming kan namelijk alleen als markgericht bedrijf worden behandeld indien alle gelieerde ondernemingen aan de hierboven vermelde criteria voldoen.

(20)

Van de acht ondernemingen waar ter plaatse een onderzoek werd uitgevoerd bleken er drie te voldoen aan alle criteria voor een behandeling als marktgericht bedrijf (zie overweging 23). Aan welke criteria de vijf overige producenten/exporteurs niet voldeden blijkt uit onderstaande tabel.

(21)

Uit het onderzoek van de aanvragen van de overige 41 ondernemingen bleek dat 19 ondernemingen geen aanspraak konden maken op de status van marktgericht bedrijf omdat zij duidelijk niet voldeden aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Tien van deze 19 ondernemingen verleenden onvoldoende medewerking aan het onderzoek doordat zij de gevraagde informatie niet verstrekten. Zelfs na het zenden van een herinneringsschrijven konden deze ondernemingen niet aantonen dat zijzelf en eventuele gelieerde ondernemingen die betrokken waren bij de productie/verkoop van het betrokken product, aan de criteria voldeden. Aan welke criteria de overige negen ondernemingen niet voldeden blijkt uit onderstaande tabel. De overige 22 ondernemingen konden wel aantonen dat zij voldeden aan de vijf criteria om als marktgericht bedrijf te worden behandeld.

(22)

De volgende tabel geeft een overzicht, per onderneming, van de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening waaraan al dan niet werd voldaan:

Onderneming

Criteria

Artikel 2, lid 7, onder c),

1e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c),

2e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c),

3e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c),

4e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c),

5e streepje

1

Neen

Neen

Ja

Ja

Ja

2

Ja

Neen

Neen

Ja

Ja

3

Ja

Neen

Ja

Ja

Ja

4

Neen

Neen

Neen

Ja

Ja

5

Neen

Neen

Neen

Ja

Ja

6

Ja

Ja

Neen

Ja

Ja

7

Ja

Ja

Neen

Ja

Ja

8

Ja

Ja

Neen

Ja

Ja

9

Neen

Neen

Ja

Ja

Ja

10

Neen

Ja

Ja

Ja

Ja

11

Ja

Neen

Ja

Ja

Ja

12

Ja

Ja

Neen

Ja

Ja

13

Ja

Ja

Neen

Ja

Ja

14

Neen

Neen

Ja

Ja

Ja

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de medewerkende Chinese exporteurs op de vragenlijst.

(23)

De volgende Chinese producenten/exporteurs werd een behandeling van marktgericht bedrijf toegekend:

1)

Fuzhou Fuhua Textile & Printing Dyeing Co. Ltd.

2)

Fuzhou Ta Tung Textile Works Co. Ltd.

3)

Hangzhou Delicacy Co. Ltd.

4)

Far Eastern Industries (Shangai) Ltd.

5)

Hangzhou Hongfeng Textile Co. Ltd.

6)

Hangzhou Jieenda Textile Co. Ltd.

7)

Hangzhou Mingyuan Textile Co. Ltd.

8)

Hangzhou Shenda Textile Co. Ltd.

9)

Hangzhou Yililong Textile Co. Ltd.

10)

Hangzhou Yongsheng Textile Co. Ltd.

11)

Hangzhou ZhenYa Textile Co. Ltd.

12)

Huzhou Styly Jingcheng Textile Co. Ltd.

13)

Nantong Teijin Co. Ltd.

14)

Shaoxing Ancheng Cloth industrial Co. Ltd.

15)

Shaoxing County Jiade Weaving and Dyeing Co. Ltd.

16)

Shaoxing County Pengyue Textile Co. Ltd.

17)

Shaoxing County Xingxin Textile Co. Ltd.

18)

Shaoxing Yinuo Printing Dyeing Co. Ltd.

19)

Wujiang Longsheng Textile Co. Ltd.

20)

Wujiang Xiangshen Textile Dyeing Finishing Co. Ltd.

21)

Zheijang Tianyuan Textile printing and Dying Co. Ltd.

22)

Zhejiang Shaoxing Yongli Printing and Dyeing Co. Ltd.

23)

Zhejiang Xiangsheng Group Co. Ltd.

24)

Zhejiang Yonglong enterprises Co. Ltd.

25)

Zhuji Bolan Textile Industrial development Co. Ltd.

2.   Individuele behandeling

(24)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), moet een antidumpingrecht voor het gehele land gelden voor landen waarop artikel 2, lid 7, van toepassing is, tenzij ondernemingen in die landen kunnen aantonen dat zij aan de criteria voor een individuele behandeling van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen.

(25)

De producenten/exporteurs die een behandeling als marktgericht bedrijf hadden gevraagd, hadden tevens om een individuele behandeling verzocht ingeval het eerste verzoek werd afgewezen. Zeven andere producenten/exporteurs hebben eveneens een verzoek om een individuele behandeling ingediend.

(26)

Van de ondernemingen die een verzoek om een behandeling als marktgericht bedrijf hadden ingediend dat was afgewezen, bleken 13 te voldoen aan alle criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voor een individuele behandeling. Van de overige ondernemingen hadden tien onvoldoende medewerking verleend om in aanmerking te komen voor een behandeling als marktgericht bedrijf en te weinig bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning van hun verzoek om een individuele behandeling. Een andere onderneming kon geen individuele behandeling worden verleend omdat deze niet kon aantonen dat zij haar exportprijzen, exporthoeveelheden en verkoopvoorwaarden vrij kon vaststellen. Voor het grootste deel van de export bleek het zelfs onmogelijk na te gaan wie de uiteindelijke afnemer was of hoe de betaling geschiedde. Hierdoor ontstond het vermoeden dat de overheid betrokken was bij het vaststellen van de prijzen, hetgeen door de onderneming niet kon worden weerlegd.

(27)

Vijf van de zeven ondernemingen die uitsluitend om een individuele behandeling hadden gevraagd, voldeden aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening. De overige twee ondernemingen konden niet aantonen dat zij hun exportprijzen, exporthoeveelheden en verkoopvoorwaarden vrij konden vaststellen, zonder overheidsinmenging. Geen van beide ondernemingen kon inzage geven in de statuten die tijdens het onderzoektijdvak van kracht waren en een bleek voor het grootste deel van het onderzoektijdvak in handen te zijn van de staat.

(28)

De volgende 18 ondernemingen werd een individuele behandeling verleend:

1)

Hangzhou CaiHong Textile Co. Ltd.

2)

Hangzhou Fuen Textile Co. Ltd.

3)

Hangzhou Jinsheng Textile Co. Ltd.

4)

Hangzhou Xiaonshan Phoenix Industry Co. Ltd.

5)

Hangzhou Zhengda Textile Co. Ltd.

6)

Wujiang Canhua Import & Export Co. Ltd.

7)

Shaoxing China Light & Textile Industrial City Somet Textile Co. Ltd.

8)

Shaoxing County Fengyi Textile Printing and Dying Co. Ltd.

9)

Shaoxing County Huaxiang Textile Co. Ltd.

10)

Shaoxing Nanchi Textile Printing Dyeing Co. Ltd.

11)

Shaoxing Ronghao Textiles Co. Ltd. (en de gelieerde onderneming Shaoxing County Qing Fang Cheng Textile import and export Co. Ltd.).

12)

Shaoxing Xinghui Textiles Co. Ltd.

13)

Shaoxing Yongda Textile Co. Ltd.

14)

Shaoxing Tianlong import and export Ltd.

15)

Zhejiang Huagang Dyeing and Weaving Co. Ltd.

16)

Zheijang Golden time printing and Dying knitwear Co. Ltd.

17)

Zheijang Golden tree SLK printing Dying and Sandwshing Co. Ltd.

18)

Zheijang Shaoxiao Printing and Dying Co. Ltd.

3.   Steekproef

(29)

Gezien het grote aantal ondernemingen werd besloten gebruik te maken van een steekproef waarvoor, in overeenstemming met de Chinese autoriteiten, de acht ondernemingen werden geselecteerd met het grootste exportvolume naar de EG.

(30)

Vervolgens bleek dat van de acht aanvankelijk geselecteerde ondernemingen drie voor een behandeling als marktgericht bedrijf in aanmerking kwamen en vier voor een individuele behandeling. De bepalingen inzake steekproeven moesten derhalve op die basis worden toegepast.

4.   Normale waarde

4.1.   Voor producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden beschouwd

(31)

Voor het vaststellen van de normale waarde heeft de Commissie eerst voor elke producent/exporteur vastgesteld of diens verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt representatief was in vergelijking met diens export naar de EG. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de naar de EG uitgevoerde hoeveelheid.

(32)

Vervolgens heeft de Commissie voor de producenten/exporteurs met een over het geheel genomen representatieve verkoop op de binnenlandse markt onderzocht welke soorten van het betrokken product die op de binnenlandse markt waren verkocht identiek waren of rechtstreeks vergeleken konden worden met de soorten die naar de EG waren uitgevoerd.

(33)

Voor elk van deze soorten werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort werd voldoende representatief geacht wanneer de binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de export van die soort naar de EG.

(34)

Of de binnenlandse verkoop van een soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden werd onderzocht door het aandeel van de winstgevende verkoop in de totale verkoop van die soort aan onafhankelijke afnemers vast te stellen.

(35)

Wanneer van een soort meer dan 80 % was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger dan de productiekosten en wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, was de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van die soort bij de al dan niet winstgevende verkoop op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak.

(36)

Wanneer van een soort 80 % of minder met winst was verkocht of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, was de normale waarde het gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van die soort, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van de totale verkoop van die soort.

(37)

Wanneer de winstgevende verkoop van een soort minder bedroeg dan 10 % van de totale verkoop van die soort, werd die verkoop niet als representatief beschouwd en was de binnenlandse prijs geen geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde.

(38)

Wanneer de binnenlandse prijzen van een door een producent/exporteur verkochte soort niet konden worden gebruikt, werd de normale waarde geconstrueerd en werd niet uitgegaan van de binnenlandse prijzen van andere producenten/exporteurs. Gezien de vele verschillende productsoorten en de vele factoren die daarop van invloed zijn (soort vezel, dikte van het garen, afwerking van het weefsel) zouden, indien gebruik was gemaakt van de binnenlandse prijzen van andere producenten/exporteurs, talrijke — vaak op ramingen gebaseerde — correcties noodzakelijk zijn geweest. Daarom werd geoordeeld dat het beter was de normale waarde te construeren.

(39)

Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde derhalve geconstrueerd door aan de fabricagekosten van de uitgevoerde soorten — gecorrigeerd waar nodig — een redelijk bedrag toe te voegen voor verkoopkosten, algemene en administratieve kosten (VAA-kosten) en winst. De Commissie heeft onderzocht of de VAA-kosten en de winst van de betrokken producenten/exporteurs bij verkoop op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren.

(40)

De binnenlandse VAA-kosten werden als betrouwbaar beschouwd wanneer de binnenlandse verkoop van een onderneming in vergelijking met de uitvoer naar de EG als representatief kon worden beschouwd. Voor de vaststelling van de winst op de binnenlandse verkoop werd de binnenlandse verkoop van die soorten in aanmerking genomen die in het kader van normale handelstransacties waren verkocht. Hiertoe werd de in overweging 34 beschreven methode toegepast. Indien niet aan deze criteria was voldaan, werd gebruik gemaakt van de gewogen gemiddelde VAA-kosten en/of winstmarge van andere ondernemingen die in het betrokken land toereikende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties hadden verkocht.

(41)

Bij twee ondernemingen met een over het geheel genomen representatieve verkoop werd vastgesteld dat slechts bepaalde uitgevoerde soorten op de binnenlandse markt waren verkocht of in het kader van normale handelstransacties waren verkocht. Voor de andere uitgevoerde soorten werd de normale waarde geconstrueerd volgens de in de overwegingen 38, 39 en 40 beschreven methode.

(42)

Een onderneming bleek geen representatieve verkoop te hebben zodat de normale waarde moest worden geconstrueerd volgens de in de overwegingen 38, 39 en 40 beschreven methode.

(43)

Voor twee ondernemingen bleek dat de door hen opgegeven productiekosten niet alle relevante kostenelementen omvatten zodat correcties moesten worden toegepast.

4.2.   Voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd

a)   Referentieland

(44)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde voor ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, gebaseerd op de prijs of geconstrueerde waarde in het vergelijkbare land („het referentieland”).

(45)

In het bericht van inleiding was vermeld dat de Commissie voornemens was Mexico als referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor China; belanghebbenden konden hierover opmerkingen maken.

(46)

Enkele Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd, maakten bezwaar tegen deze keuze. Mexico was volgens hen geen passend referentieland omdat het in vergelijking met China onvoldoende hoeveelheden produceerde en slechts weinig producenten telde. De Commissie heeft alle haar bekende producenten/exporteurs in Mexico een vragenlijst gezonden, maar hierop geen antwoord ontvangen. Mexico kon derhalve niet als referentieland dienen.

(47)

De Commissie heeft derhalve andere mogelijkheden onderzocht en stelde vast dat Turkije een passend referentieland was. Op de Turkse markt voor het betrokken product zijn tal van binnenlandse producenten, zowel grote als kleine, aanwezig en er worden aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd. De Turkse producenten bleken dezelfde soorten te produceren als de Chinese producenten en van soortgelijke productiemethoden gebruik te maken. De Turkse markt werd derhalve voldoende representatief geacht om de normale waarde vast te stellen.

(48)

De Commissie nam contact op met alle haar bekende producenten in Turkije en vond een onderneming die bereid was mee te werken. Deze producent werd een vragenlijst toegezonden en zijn antwoorden werden ter plaatse gecontroleerd.

b)   Vaststelling van de normale waarde

(49)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens die een producent in het referentieland heeft verstrekt, in dit geval de prijzen die op de binnenlandse markt van Turkije voor vergelijkbare productsoorten in het kader van normale handelstransacties zijn betaald of moeten worden betaald, overeenkomstig de in overweging 35 beschreven methode. Indien nodig werden deze prijzen gecorrigeerd om een billijke vergelijking te kunnen maken met de door de Chinese producenten naar de EG uitgevoerd soorten.

(50)

De normale waarde was dus de gewogen gemiddelde prijs van de medewerkende producent in Turkije bij verkoop op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers.

5.   Exportprijs

(51)

Wanneer het betrokken product bij uitvoer was verkocht aan onafhankelijke afnemers in de EG werd de exportprijs vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(52)

De ondernemingen die een individuele behandeling hadden verkregen, voerden het betrokken product rechtstreeks uit naar niet-gelieerde afnemers in de EG zodat de exportprijs werd vastgesteld overeenkomstig de in overweging 51 beschreven methode.

6.   Vergelijking

(53)

De normale waarde en de exportprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking te kunnen maken van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast voor verschillen die gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Correcties werden toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Zo werden correcties toegepast voor de kosten van transport, verzekering, krediet en commissies en voor bankkosten. Tevens werden correcties toegepast wanneer de export plaatsvond via een gelieerde onderneming die in een ander land dan China of in de EG was gevestigd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

(54)

Vastgesteld werd dat bij de uitvoer minder BTW was terugbetaald dan bij de binnenlandse verkoop. Om hiermee rekening te houden werden de exportprijzen gecorrigeerd met het verschil tussen de tarieven voor de terugbetaling van de BTW bij uitvoer en bij binnenlandse verkoop, dat wil zeggen 2 % in 2003 en 4 % in 2004.

7.   Dumpingmarge

7.1.   Voor ondernemingen die de status van marktgericht bedrijf/een individuele behandeling hadden verkregen

a)   Marktgericht bedrijf

(55)

Voor de drie ondernemingen die na de controle ter plaatse als marktgericht bedrijf werden beschouwd en die in de steekproef werden opgenomen, werd de gewogen gemiddelde normale waarde, per soort, vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de EG overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening. Omdat deze ondernemingen banden met elkaar hadden, werd als voorlopige dumpingmarge het gewogen gemiddelde genomen van de voorlopige dumpingmarges van deze ondernemingen, in procenten van de CIF-invoerprijs grens EG. Dit is de normale praktijk van de EG in het geval van producenten/exporteurs die banden met elkaar hebben.

(56)

Voor de overige 22 ondernemingen die de status van marktgericht bedrijf hadden verkregen doch niet in de steekproef waren opgenomen, was de voorlopige dumpingmarge gelijk aan het gewogen gemiddelde van de dumpingmarges die voorlopig waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen bedrijven.

b)   Individuele behandeling

(57)

Voor de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen die een individuele behandeling hadden verkregen, werd de gewogen gemiddelde normale waarde die was vastgesteld voor het referentieland vergeleken met hun gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de EG overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening. Voor de overige 18 ondernemingen die een individuele behandeling hadden verkregen, maar die niet in de steekproef waren opgenomen, was de voorlopige dumpingmarge gelijk aan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die was vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen bedrijven die een individuele behandeling hadden verkregen.

(58)

De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs, grens EG, vóór inklaring, zijn als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Fuzhou Fuhua Textile & Printing Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Fuzhou Ta Tung Textile Works Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Delicacy Co. Ltd.

20,0 %

Far Eastern Industries (Shangai) Ltd.

20,0 %

Hangzhou Hongfeng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Jieenda Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Mingyuan Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Shenda Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Yililong Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Yongsheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou ZhenYa Textile Co. Ltd.

20,0 %

Huzhou Styly Jingcheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Nantong Teijin Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing Ancheng Cloth industrial Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Jiade Weaving and Dyeing Co Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Pengyue Textile Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Xingxin Textile Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing Yinuo Printing Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Wujiang Longsheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Wujiang Xiangshen Textile Dyeing Finishing Co. Ltd.

20,0 %

Zheijang Tianyuan Textile printing and Dying Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Shaoxing Yongli Printing and Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Xiangsheng Group Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Yonglong enterprises Co. Ltd.

20,0 %

Zhuji Bolan Textile Industrial development Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou CaiHong Textile Co. Ltd.

42,3 %

Hangzhou Fuen Textile Co. Ltd.

42,3 %

Hangzhou Jinsheng Textile Co. Ltd.

42,3 %

Hangzhou Xiaonshan Phoenix Industry Co. Ltd.

42,3 %

Hangzhou Zhengda Textile Co. Ltd.

42,3 %

Wujiang Canhua Import & Export Co. Ltd.

81,9 %

Shaoxing China Light & Textile Industrial City Somet Textile Co. Ltd.

42,3 %

Shaoxing County Fengyi Textile Printing and Dying Co. Ltd.

42,3 %

Shaoxing County Huaxiang Textile Co. Ltd.

26,7 %

Shaoxing Nanchi Textile Printing Dyeing Co Ltd.

42,3 %

Shaoxing Ronghao Textiles Co. Ltd.

36,3 %

Shaoxing County Qing Fang Cheng Textile import and export Co. Ltd.

36,3 %

Shaoxing Xinghui Textiles Co. Ltd.

42,3 %

Shaoxing Yongda Textile Co. Ltd.

42,3 %

Shaoxing Tianlong import and export Ltd.

70,3 %

Zhejiang Huagang Dyeing and Weaving Co. Ltd.

42,3 %

Zheijang Golden time printing and Dying knitwear Co. Ltd.

42,3 %

Zheijang Golden tree SLK printing Dying and Sandwshing Co. Ltd.

42,3 %

Zheijang Shaoxiao Printing and Dying Co. Ltd.

42,3 %

7.2.   Voor alle andere producenten/exporteurs

(59)

Om het antidumpingrecht te berekenen voor alle andere Chinese producenten/exporteurs, heeft de Commissie eerst het niveau van medewerking onderzocht. Hiertoe werd de totale invoer van het betrokken product uit China volgens de gegevens van Eurostat vergeleken met de antwoorden van de Chinese producenten/exporteurs op de vragenlijst. Mede rekening houdend met de sterke fragmentatie van de Chinese export bleek dat de mate van medewerking hoog was: de medewerkende producenten/exporteurs waren goed voor 77 % van de betrokken Chinese uitvoer naar de EG.

(60)

De dumpingmarge werd derhalve berekend door de gewogen gemiddelde exportprijs die was opgegeven door een medewerkende exporteur, die noch de status van marktgericht bedrijf noch een individuele behandeling hadden verkregen, te vergelijken met de exportprijs volgens Eurostat en dit resultaat vervolgens te vergelijken met de gewogen gemiddelde normale waarde die voor vergelijkbare productsoorten in het referentieland was vastgesteld. Eurostat-gegevens werden gebruikt als beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening bij gebrek aan nadere gegevens over exportprijzen.

(61)

De voor het gehele land geldende dumpingmarge is dus voorlopig vastgesteld op 109,3 % van de cif-prijs, grens EG.

C.   SCHADE

1.   Productie in de EG

(62)

Het betrokken product werd in het onderzoektijdvak in de EG vervaardigd door:

de zeven klagende producenten alsmede een andere producent die de klacht volledig steunde en die tezamen goed waren voor een productie van 97 miljoen strekkende meter. Zeven van hen hebben volledig medewerking verleend aan het onderzoek van de Commissie; één kon slechts gedeeltelijk meewerken omdat hij failliet was gegaan;

twaalf andere producenten met een productie van ongeveer 59 miljoen strekkende meter die de procedure uitdrukkelijk steunden en algemene informatie hebben verstrekt over hun productie en verkoop;

andere producenten die de klacht niet steunden, maar die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de procedure.

(63)

De productie van bovengenoemde ondernemingen is de totale EG-productie van het betrokken product en wordt geraamd op ongeveer 330 miljoen strekkende meter.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(64)

De gezamenlijke productie van de zeven EG-producenten die volledig aan dit onderzoek hebben medegewerkt en van de producent die slechts gedeeltelijke medewerking kon verlenen, bedroeg in het onderzoektijdvak 97 miljoen strekkende meter, of ongeveer 30 % van de geraamde totale productie van het betrokken product in de EG. De zeven EG-producenten die volledig medewerking hebben verleend alsmede de producent die slechts gedeeltelijk medewerking verleende zijn daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

3.   Verbruik in de EG

(65)

Het zichtbare verbruik in de EG werd vastgesteld aan de hand van:

de totale invoer volgens Eurostat en de gegevens die de producenten/exporteurs hebben verstrekt;

de totale gecontroleerde verkochte hoeveelheden van de bedrijfstak van de EG volgens de gecontroleerde antwoorden op de door hen ingevulde vragenlijst; en

de gegevens over de verkoop van twaalf andere EG-producenten die algemene informatie hebben verstrekt;

de gegevens over de verkoop van alle overige EG-producenten, geraamd op basis van de productiegegevens.

(66)

Het verbruik was in de beoordelingsperiode vrij stabiel. Na een piek van 754 miljoen strekkende meter in 2001, daalde het verbruik tot 732,34 miljoen strekkende meter in het onderzoektijdvak, hetgeen 0,92 % lager is dan aan het begin van de beoordelingsperiode. De lichte daling van het verbruik was het gevolg van de stijgende invoer van kledingstukken omdat de productie hiervan steeds meer naar landen buiten de EG is verplaatst. Dit leidde tot een stabilisering van de kledingproductie in de EG ondanks een toename van het verbruik.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

EU-verbruik

739 169 985

754 214 336

747 754 113

735 991 749

732 342 190

2000 = 100

100

102

101

100

99

4.   Invoer uit China

4.1.   Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

(67)

De invoer uit China heeft zich wat de omvang en het marktaandeel betreft als volgt ontwikkeld.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Hoeveelheid

134 554 007

185 488 587

221 465 186

268 129 534

287 748 753

2000 = 100

100

138

165

199

214

Marktaandeel (%)

18,2

24,6

29,6

36,4

39,3

(68)

In de beoordelingsperiode steeg de invoer uit China voortdurend, namelijk van 134 miljoen strekkende meter in 2000 tot 287 miljoen strekkende meter in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 114 %. Het Chinese marktaandeel in de EG steeg van 18,2 % in 2000 tot 36,4 % in 2002 en bereikte 39,3 % in het onderzoektijdvak.

4.2.   Prijzen en prijsonderbieding

(69)

De gemiddelde CIF-prijzen bij invoer uit China stegen licht van 2000 op 2001, waarna zij in 2002 met 8 percentpunten daalden. De prijzen gingen in 2003 sneller omlaag (12 procentpunten) en deze trend zette zich voort in het onderzoektijdvak. Voor de gehele periode bedroeg de daling 23 procentpunten.

(70)

Om de prijsonderbieding te kunnen beoordelen werden de prijzen van de EG-bedrijfstak vergeleken met de prijzen van de Chinese producenten/exporteurs in het onderzoektijdvak (gewogen gemiddelde prijs per productsoort — na aftrek van kortingen). De prijzen van de bedrijfstak van de EG waren af fabriek en de prijzen van de betrokken Chinese producenten/exporteurs waren cif-grens EG, plus invoerrechten, gecorrigeerd voor het handelsstadium en de kosten van laden, lossen, op- en overslag; de correcties geschiedden aan de hand van de informatie die bij het onderzoek was verkregen, met name van medewerkende onafhankelijke importeurs.

(71)

Uit deze vergelijking bleek dat het betrokken product uit China in het onderzoektijdvak in de EG tegen prijzen was verkocht die de prijzen van de bedrijfstak van de EG met 8,8 % tot 51,1 % onderboden. De prijzen van de bedrijfstak van de EG waren bovendien reeds gedrukte prijzen die de productiekosten niet dekten.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de EG

(72)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de EG een beoordeling van alle economische indicatoren die de situatie weergeven van die bedrijfstak vanaf 2000 (het uitgangsjaar) tot aan het onderzoektijdvak.

(73)

De gegevens hieronder over de bedrijfstak van de EG zijn de gegevens die de zeven medewerkende EG-producenten hebben verstrekt.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(74)

De productiecapaciteit werd vastgesteld aan de hand van de theoretische maximale uurproductie van de geïnstalleerde machines, vermenigvuldigd met het theoretisch aantal arbeidsuren per jaar, tijd voor onderhoud en andere dergelijke productieonderbrekingen in aanmerking genomen.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Productie (strekkende meter)

121 863 189

116 251 098

106 323 467

97 293 397

96 478 634

Index (2000 = 100)

100

95

87

80

79

Productiecapaciteit

189 100 207

192 687 309

178 904 418

172 766 620

171 653 883

Index (2000 = 100)

100

102

95

91

91

Bezettingsgraad (%)

64

60

59

56

56

Index (2000 = 100)

100

94

92

88

88

(75)

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel daalde de productie in de beoordelingsperiode met 21 %, ondanks een vrij stabiel verbruik in de EG (een daling van 1 %), bij een daling van de productiecapaciteit met 9 %. Ondanks deze daling van de productiecapaciteit nam de bezettingsgraad nog sterker af. Deze bedroeg in het onderzoektijdvak slechts 56 % (8 procentpunten onder het niveau aan het begin van de beoordelingsperiode).

5.2.   Voorraden

(76)

Hieronder worden de cijfers gegeven voor de voorraden aan het einde van elke periode

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Voorraden(strekkende meter)

16 580 068

15 649 118

16 398 108

14 491 370

15 283 152

als % van de productie

13,6

13,5

15,4

14,9

15,8

(77)

De voorraden gaven in absolute termen enige schommelingen te zien, maar daalden over de gehele periode. In verhouding tot de productie stegen de voorraden evenwel van 13,6 % in 2000, 14,9 % in 2003 tot 15,8 % in het onderzoektijdvak.

5.3.   Verkoop, marktaandeel en prijzen in de EG

(78)

De cijfers hieronder geven de verkoop weer van de bedrijfstak van de EG aan onafhankelijke afnemers in de EG.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Verkochte hoeveelheden (strekkende meter)

90 860 385

79 328 799

76 225 554

73 913 243

71 771 114

Index (2000 = 100)

100

87

84

81

79

Marktaandeel (%)

12,3

10,5

10,2

10,0

9,8

Index (2000 = 100)

100

85

83

81

80

Gemiddelde prijs

(EUR/strekkende meter)

1,29

1,38

1,36

1,40

1,38

Index (2000 = 100)

100

107

105

109

107

(79)

De verkoop van de EG-bedrijfstak nam voortdurend af en daalde over de gehele beoordelingsperiode met 21 %. De afname van het verkoopvolume moet worden gezien in het licht van de stijgende invoer uit China, die in die periode met 114 % toenam.

(80)

Van 2000 op 2001 daalde het marktaandeel van de EG-bedrijfstak van 12,3 % tot 10,5 %, ondanks een stijging van 2 % van het verbruik in de EG. Het marktaandeel van de EG-bedrijfstak kromp vanaf 2001, tot in het onderzoektijdvak een dieptepunt werd bereikt van 9,8 %.

(81)

De gemiddelde verkoopprijs van de EG-bedrijfstak steeg van 2000 op 2001 met 7 % en is sindsdien relatief stabiel gebleven (1,36 tot 1,40 EUR). De prijsstijging van 2000 op 2001 was het resultaat van een wijziging van het assortiment, omdat de EG-bedrijfstak zich steeds meer is gaan toeleggen op meer gespecialiseerde producten met een hogere toegevoegde waarde. De prijsstijging was echter minder dan kon worden verwacht gelet op de hogere eisen waaraan moest worden voldaan, de verbetering van de kwaliteit en de hieruit voortvloeiende kostenstijging. De EG-bedrijfstak bleef zijn assortiment verbeteren en ging zich steeds meer toeleggen op meer gespecialiseerde producten met een hogere toegevoegde waarde waarvoor in principe een hogere prijs kan worden gevraagd. Omdat dit in werkelijkheid niet het geval was, daalden de prijzen in het onderzoektijdvak tot het niveau van 2001.

5.4.   Groei

(82)

Over de gehele beoordelingsperiode was de groei van de productie, van het verkoopvolume en van het marktaandeel negatief, hetgeen negatieve financiële resultaten opleverde.

5.5.   Winstgevendheid, rendement van het geïnvesteerd vermogen en kasstroom

(83)

Voor de winst werd uitgegaan van de winst vóór belastingen. De „winstgevendheid van de EG-verkoop” is de winst op de verkoop van het betrokken product op de EG-markt. De cijfers betreffende het rendement van het geïnvesteerd vermogen en de kasstroom geven de winst op de kleinste groep producten van de onderneming weer waartoe het betrokken product behoort en waarover overeenkomstig artikel 3, lid 8, van de basisverordening de nodige gegevens konden worden verkregen.

(84)

Het rendement van het geïnvesteerd vermogen is berekend aan de hand van het rendement van de netto activa, daar laatstgenoemd rendement voor de analyse van de trends relevanter wordt geacht.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winst bij verkoop op EG-markt (%)

1,2

1,1

– 2,7

– 4,0

– 3,9

Rendement van het geïnvesteerd vermogen (%)

– 5,6

– 9,2

– 10,7

– 25,7

– 24,2

Kasstroom

13 701 583

13 442 402

12 186 295

12 438 496

12 922 951

(85)

Zoals reeds vermeld steeg de gemiddelde prijs per eenheid van de EG-bedrijfstak over de beoordelingsperiode in haar geheel met 7 %, vanwege een wijziging in het assortiment. De winst bij verkoop op de EG-markt daalde echter van 1,2 % in 2000 tot – 4 % in 2003 en tot – 3,9 % in het onderzoektijdvak. Ondanks het feit dat de EG-bedrijfstak, om winstgevend te blijven, zich meer op de productie van gespecialiseerde producten is gaan toeleggen, heeft hij toch verliezen gemaakt.

(86)

Het rendement van het geïnvesteerd vermogen laat dezelfde algemene trend zien als de winstgevendheid en daalde in de beoordelingsperiode van – 5,6 tot – 24,2 %. Dit percentage heeft evenwel betrekking op alle activiteiten van deze ondernemingen omdat het niet mogelijk was investeringen aan het betrokken product toe te rekenen.

(87)

De kasstroom daalde van 2000 op 2002 met 11 %, alvorens van 2002 tot in het onderzoektijdvak te stijgen met 6 %. De kasstroom daalde over de beoordelingsperiode in haar geheel met 6 %.

5.6.   Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(88)

Het niveau van de investeringen steeg in 2001 met 76 %, maar daalde in 2002 met 63 % alvorens weer het voorgaande niveau te bereiken (ongeveer 7,1 miljoen EUR) in 2003 en het onderzoektijdvak. De grote stijging in 2001 en de daling in 2002 waren niet zozeer het gevolg van een verandering in investeringsstrategie, maar meer van de datum waarop de investeringen werden geboekt.

(89)

De EG-bedrijfstak bleef ondanks alle moeilijkheden investeren. Met deze investeringen werd de capaciteit niet uitgebreid, maar werden de productiefaciliteiten gemoderniseerd om producten te kunnen produceren van een consequent hoge kwaliteit tegen lagere kosten door een efficiënter gebruik van energie, water en andere hulpbronnen en door een grotere mate van automatisering.

(90)

Tussen het besluit om te investeren in grootschalige projecten en de realisatie daarvan ligt meestal een periode van ongeveer twee jaar. Dit verklaart gedeeltelijk waarom het niveau van de investeringen in de beoordelingsperiode ongeveer gelijk bleef ondanks het feit dat de financiële resultaten verslechterden.

(91)

Een groot deel van de EG-bedrijfstak bestaat uit middelgrote of kleine ondernemingen. Het vermogen van deze ondernemingen om kapitaal aan te trekken werd in de beoordelingsperiode dan ook enigszins beperkt, met name in het laatste gedeelte toen de winst negatief werd.

5.7.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(92)

De productie van de EG-bedrijfstak liep tijdens de beoordelingsperiode terug met 21 %. Als gevolg hiervan en van de investeringen in automatisering moesten werknemers worden ontslagen, waarvan het aantal terugliep van 928 in 2000 tot 790 in het onderzoektijdvak, dus met 15 %. Als gevolg van de inkrimping van het personeelsbestand daalden de loonkosten dan ook van 35,3 miljoen EUR in 2000 tot 32,2 miljoen EUR in het onderzoektijdvak, dus met 9 %.

(93)

Ondanks deze vermindering van het aantal werknemers en de toegenomen automatisering daalde de productiviteit als gevolg van de daling van de verkochte hoeveelheden zodat de EG-bedrijfstak zich gedwongen zag zijn productie te verminderen. De investeringen in nieuwe machines leverden dan ook niet de verwachte resultaten op.

5.8.   Hoogte van de dumpingmarge

(94)

Gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen waartegen het betrokken product uit China werd verkocht kunnen de gevolgen van de dumpingmarge niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

5.9.   Herstel na eerdere dumping

(95)

De EG-bedrijfstak verkeerde niet in een situatie waarin deze zich moest herstellen van eerdere gevolgen van schadelijke dumping.

6.   Conclusie

(96)

Vrijwel alle economische indicatoren gaven in de beoordelingsperiode een negatieve trend te zien. De omvang van de productie daalde met 21 %, de productiecapaciteit met 9 % en de bezettingsgraad met 12,5 %. Hoewel de voorraden in absolute termen waren gedaald, waren ze in verhouding tot de productie toegenomen. De omvang van de verkoop op de EG-markt was met 20 % gedaald en het marktaandeel van de EG-bedrijfstak met 21 %. De prijzen waren weliswaar met 7 % gestegen, doch dit was onvoldoende om de kosten te dekken die voortvloeiden uit de overschakeling op de productie van meer gespecialiseerde producten. De moeilijke situatie waarin de EG-bedrijfstak zich bevond kwam tot uiting in een daling van de winstgevendheid, namelijk van 1,2 % in 2000 tot – 3,9 % in het onderzoektijdvak. Het rendement van de activa werd eveneens steeds meer negatief en de kasstroom nam af. De werkgelegenheid en de lonen daalden omdat werknemers moesten worden ontslagen om de kosten te drukken bij een dalende productie, verkoop en winst. De productiviteit daalde eveneens omdat de lagere loonkosten en voortgezette investeringen in moderne fabrieken en machines bij een daling van de productie niet de gewenste resultaten opleverden.

(97)

Hoewel de EG-bedrijfstak zijn investeringen tot nu toe op een behoorlijk peil kon handhaven, is zijn vermogen om kapitaal aan te trekken duidelijk aangetast door de groeiende verliezen en is het niet realistisch te verwachten dat de investeringen op dit peil kunnen worden voortgezet indien zijn financiële positie niet verbetert.

(98)

Gezien het bovenstaande is de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de EG aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

D.   OORZAAK VAN DE SCHADE

1.   Inleiding

(99)

In overeenstemming met artikel 3, lid 6, van de basisverordening werd nagegaan of de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de EG had geleden, veroorzaakt was door de invoer met dumping uit China. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of er andere factoren waren waardoor de bedrijfstak van de EG mogelijk schade had geleden om te voorkomen dat door deze factoren veroorzaakte schade ten onrechte aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(100)

De invoer van het betrokken product uit China is in de beoordelingsperiode sterk toegenomen. Zoals blijkt uit de tabel in overweging 67 steeg de invoer uit China van ongeveer 135 miljoen strekkende meter in 2000 tot 288 miljoen strekkende meter in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 114 %. Het marktaandeel van het betrokken product uit China is dan ook meer dan verdubbeld, van 18,2 % tot 39,3 %.

(101)

Zoals vermeld in overweging 71 was de prijs van het betrokken product uit China gemiddeld aanzienlijk lager, namelijk 8,8 % tot 51,1 % dan dat van de EG-bedrijfstak. Daardoor kon de EG-bedrijfstak zijn prijzen niet verhogen, ook al was hij overgeschakeld op meer gespecialiseerde producten met een hogere toegevoegde waarde.

(102)

De aanzienlijke stijging van de invoer uit China en van het daarmee overeenstemmende marktaandeel in de beoordelingsperiode, tegen prijzen die duidelijk lager waren dan die van de EG-bedrijfstak, viel in de tijd samen met de verslechtering van de toestand van de EG-bedrijfstak. Deze was gedwongen zijn prijzen aan te passen om zijn marktaandeel en productie te kunnen handhaven. Wanneer de prijzen echter te laag werden om de variabele kosten te kunnen dekken, moest hij zijn marktaandeel wel prijsgeven om grotere verliezen te voorkomen.

(103)

De voorlopige conclusie is dat de betrokken invoer, waarvan omvang en marktaandeel vanaf 2000 aanzienlijk stegen, en die tegen dumpingprijzen plaatsvond, een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de prijsdalingen en het verhinderen van prijsverhogingen alsmede het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de EG en, als gevolg daarvan, de verslechtering van diens financiële toestand.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit andere derde landen

(104)

De invoer uit derde landen die niet bij deze procedure zijn betrokken gaf in de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling te zien.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Alle andere landen

263 755 593

268 396 949

270 063 373

233 948 972

227 822 323

2000 = 100

100

102

102

89

86

Marktaandeel (%)

35,7

38,4

36,1

31,8

31,1

(105)

Hoewel de invoer uit andere landen dan China in 2001 en 2002 steeg, daalde deze invoer over de gehele beoordelingsperiode met 14 %. Het marktaandeel van het betrokken product uit die andere landen nam in 2001 toe tot 38,4 % en daalde vervolgens tot 31,1 %. De invoer uit alle overige landen en het daarmee overeenstemmende marktaandeel daalden dus, terwijl de invoer uit China en het daarmee overeenstemmende marktaandeel stegen. De prijzen van het betrokken product uit alle overige landen waren consequent hoger dan de prijzen van het betrokken product uit China.

(106)

De voorlopige conclusie is dat de invoer van het betrokken product uit andere landen dan China niet heeft bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de EG heeft geleden.

3.2.   Ontwikkeling van het verbruik in de EG

(107)

Zoals in overweging 66 vermeld, daalde het verbruik van het betrokken product in de EG in de beoordelingsperiode met 1 %. Als de EG-bedrijfstak er in zou zijn geslaagd zijn marktaandeel te behouden dan zou deze daling van het verbruik hebben geleid tot een daling van de verkoop in de EG van slechts 900 000 strekkende meter. De verkoop van de EG-bedrijfstak daalde echter met 19 000 000 strekkende meter, dat wil zeggen met meer dan het 21-voudige. Voorlopig wordt vastgesteld dat het verbruikspatroon geen oorzaak was van aanmerkelijke schade voor de EG-bedrijfstak.

3.3.   Bedrijfsresultaten van andere EG-producenten

(108)

Hoewel de Commissie niet over nauwkeurige gegevens beschikt over de bedrijfsresultaten van andere EG-producenten, kan, daar twaalf andere EG-producenten de klacht steunden en gelet op de algemene informatie over deze sector, redelijkerwijs worden aangenomen dat ook zij aanmerkelijk schade hebben geleden door invoer met dumping. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat hun situatie zou afwijken van die van de EG-bedrijfstak, kunnen andere EG-producenten niet worden beschouwd als een oorzaak van de schade die de EG-bedrijfstak heeft geleden.

3.4.   Conclusie

(109)

In de beoordelingsperiode was er een aanzienlijke stijging van de omvang van de invoer en van het marktaandeel van het betrokken product uit China, waarvan de prijzen aanzienlijk lager waren dan de prijzen van de EG-bedrijfstak. Deze ontwikkeling viel in de tijd duidelijk samen met de verslechtering van de situatie van de EG-bedrijfstak.

(110)

Er zijn geen andere factoren gemeld of vastgesteld met een significant nadelige invloed op de situatie van de EG-bedrijfstak.

(111)

Uitgaande van de hierboven vermelde analyse waarin een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de EG-bedrijfstak en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping wordt voorlopig geconcludeerd dat de EG-bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft geleden door de invoer uit China in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

E.   BELANG VAN DE EG

1.   Algemene overwegingen

(112)

Onderzocht werd of er, ondanks de bevindingen inzake schadelijke dumping, dwingende reden zijn die tot de conclusie kunnen leiden dat het tegen het belang van de EG is in dit geval maatregelen te nemen. Hiertoe werd, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening, het belang van de EG beoordeeld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, dat wil zeggen de bedrijfstak van de EG, andere EG-producenten, de importeurs/handelaars van het betrokken product, de bedrijven die het betrokken product verwerken en de toeleveranciers van de EG-bedrijfstak.

(113)

De Commissie heeft een vragenlijst gezonden aan importeurs/handelaren, toeleveranciers, bedrijven die het betrokken product verwerken en organisaties van dergelijke bedrijven. Slechts één toeleverancier en één importeur/verwerkende bedrijf hebben een bruikbaar antwoord toegezonden.

2.   Belang van de EG-bedrijfstak en andere EG-producenten

(114)

De EG-bedrijfstak bestaat dus uit zeven producenten die rechtstreeks ongeveer 1 800 werknemers in dienst hebben waarvan tijdens het onderzoektijdvak 790 werkzaam waren bij de productie en verkoop van het betrokken product. Hun productie maakt ongeveer 30 % uit van de totale productie in de EG.

(115)

Verwacht wordt dat antidumpingmaatregelen tot een herstel van de billijke concurrentie op de markt zullen leiden waardoor verdere schade voor de EG-bedrijfstak wordt voorkomen. De EG-bedrijfstak zou dan verkoop en marktaandeel kunnen uitbreiden en weer winst kunnen maken, waardoor de financiële situatie zou verbeteren.

(116)

Indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen, zal de situatie van de EG-bedrijfstak waarschijnlijk verergeren als gevolg van een stijgende invoer tegen dumpingprijzen uit China, hetgeen tot grotere financiële verliezen zal leiden. De EG-bedrijfstak zal in haar voortbestaan worden bedreigd indien geen maatregelen worden genomen om een einde te maken aan de schadelijke dumping en één van de klagende bedrijven is inderdaad al failliet gegaan.

(117)

Een deel van de andere EG-producenten verklaarde de klacht te steunen en geen van hen heeft zich tegen de procedure verzet. Daarom kan voorlopig worden vastgesteld dat antidumpingmaatregelen niet tegen hun belangen indruisen.

(118)

De voorlopige conclusie is derhalve dat de EG-bedrijfstak door antidumpingmaatregelen in staat zal worden gesteld zich te herstellen van de gevolgen van schadelijke dumping en dat deze maatregelen in het belang van die bedrijfstak zijn.

3.   Belangen van onafhankelijke importeurs

(119)

Slechts een importeur heeft zich bij de Commissie aangemeld. Hij verklaarde het betrokken product uit China aan te kopen vanwege de samenstelling en de lagere prijzen, maar liet zich niet uit over mogelijke maatregelen. Deze importeur die slechts een te verwaarlozen deel van de invoer uit China vertegenwoordigde heeft de vragenlijst echter niet volledig ingevuld. Andere handelaren hebben zich niet bij de Commissie kenbaar gemaakt.

(120)

Het is daarom niet mogelijk om een juiste beoordeling te maken van de mogelijke gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen voor importeurs en handelaren. Antidumpingmaatregelen zijn overigens niet bedoeld om de invoer te verhinderen, maar om ervoor te zorgen dat deze niet plaatsvindt tegen dumpingprijzen. Omdat de invoer van billijk geprijsde producten uit China en uit andere landen nog steeds mogelijk zal zijn, zal de traditionele handel van importeurs waarschijnlijk geen ingrijpende gevolgen ondervinden van antidumpingmaatregelen. Deze conclusie wordt onderstreept door het feit dat onafhankelijke importeurs geen opmerkingen hebben gemaakt.

(121)

De voorlopige conclusie is derhalve dat antidumpingmaatregelen geen significante gevolgen zullen hebben voor importeurs.

4.   Belang van de verwerkende bedrijven

(122)

Een aantal EG-producenten betrekken hun grondstoffen van ondernemingen binnen hun concern (geïntegreerde producenten). Anderen zijn weer afhankelijk van leveranciers die geen banden hebben met EG-producenten.

(123)

De klacht van de EG-bedrijfstak werd gesteund door het „International Rayon and Synthetic Fibres Committee”, een representatieve organisatie van producenten van onder andere polyesterfilamentgaren, de grondstof voor de productie van het betrokken product. Zij wezen erop dat de producenten van het betrokken product 25 % aankopen van de totale productie van hun leden en dus van groot belang zijn voor hun leden.

(124)

Voorts heeft een toeleverancier van de EG-bedrijfstak zich bij de Commissie aangemeld die beweerde dat voortzetting van de invoer uit China negatieve gevolgen zou hebben voor zijn vermogen om te blijven investeren.

(125)

Gezien het bovenstaande is de voorlopige conclusie dat antidumpingmaatregelen niet tegen het belang zijn van de toeleveranciers van de EG-bedrijfstak.

5.   Belang van de verwerkende bedrijven

(126)

Het betrokken product wordt hoofdzakelijk gebruikt door de kledingindustrie. Al naargelang de specificaties wordt het vooral gebruikt om voeringen voor kledingstukken, nachtgoed en lingerie te maken en ook voor de vervaardiging van sportkleding, werkkleding en bovenkleding. Het wordt in mindere mate gebruikt voor de vervaardiging van artikelen als autozitjes voor kinderen, kinderwagens enz.

(127)

Negen verwerkende bedrijven hebben de vragenlijst beantwoord. Slechts één van hen voerde een deel van het betrokken product uit China in. Hij beweerde dat de prijzen van de EG-bedrijfstak hoger waren en dat geen antidumpingmaatregelen mochten worden vastgesteld omdat dit een verhoging van zijn kosten zou betekenen en zijn product minder concurrerend zou maken, met name ten opzicht van kleding uit China. Voorts verklaarde hij het betrokken product momenteel zowel uit de EG als uit China te betrekken en dat een kostenverhoging die afbreuk zou doen aan zijn concurrentievermogen niet alleen negatieve gevolgen zou hebben voor zijn bedrijf maar ook voor de EG-bedrijfstak wiens product hij ook aankoopt. De andere verwerkende bedrijven merkten op dat antidumpingmaatregelen waarschijnlijk tot een prijsverhoging van het product uit China zouden leiden, maar dat deze prijsverhoging waarschijnlijk geen rechtstreekse gevolgen voor hen zou hebben.

(128)

Op grond hiervan was de Commissie van oordeel dat een eventuele kostenverhoging voor de verwerkende bedrijven waarschijnlijk niet significant zou zijn. Voorts wordt erop gewezen dat het betrokken product ook de in toekomst uit China kan worden ingevoerd, zij het tegen billijke prijzen, en ook uit andere landen die geen dumping toepassen. Daarom is de voorlopige conclusie dat voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van China geen significante gevolgen zullen hebben voor de verwerkende bedrijven.

6.   Conclusie

(129)

Antidumpingmaatregelen zijn in het belang van de EG-bedrijfstak, andere EG-producenten en toeleveranciers van de EG-bedrijfstak. Indien zulke maatregelen worden genomen zal de EG-bedrijfstak zijn productie, verkoop en marktaandeel kunnen uitbreiden en weer winst kunnen maken. Indien geen maatregelen worden vastgesteld zal de EG-bedrijfstak waarschijnlijk aanmerkelijke verliezen lijden als gevolg van een verdere daling van zijn verkoop en een voortdurende druk op de prijzen, waardoor zijn marktaandeel voortdurend kleiner zal worden en dat van de Chinese producenten voortdurend groter, terwijl de verkoopprijzen van de EG-bedrijfstak steeds lager zullen worden om de inkrimping van het marktaandeel tegen te gaan. Deze negatieve gevolgen voor de EG-bedrijfstak zullen hun weerslag hebben op de toeleveranciers van deze bedrijfstak die te maken zullen krijgen met een vermindering van de vraag zodat ook hun productie zal afnemen.

(130)

Hoewel verwacht wordt dat maatregelen tot een prijsverhoging zullen leiden, hebben de importeurs hierover geen bezorgdheid geuit en wordt geoordeeld dat maatregelen geen significante gevolgen voor hen zullen hebben. Verder werd vastgesteld dat maatregelen geen significante gevolgen zullen hebben voor de winstmarge of de activiteiten van de verwerkende bedrijven omdat zij het betrokken product uit andere bronnen kunnen betrekken en mede gelet op het feit dat het grootste deel van de verwerkende bedrijven niet heeft gereageerd.

(131)

Na de belangen van de verschillende belanghebbenden tegen elkaar te hebben afgewogen, is de voorlopige conclusie van de Commissie dat er geen dwingende redenen zijn om geen voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen ten aanzien van het betrokken product uit China.

F.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(132)

Gelet op de voorlopige conclusies met betrekking tot dumping, schade en oorzakelijk verband en het belang van de EG, wordt het passend geacht antidumpingmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de EG verdere schade ondervindt door invoer met dumping.

(133)

Bij het vaststellen van de hoogte van de voorlopige maatregelen heeft de Commissie rekening gehouden met de dumpingmarge en de hoogte van het recht dat noodzakelijk is om de schade die de bedrijfstak van de EG ondervindt, ongedaan te maken.

(134)

De voorlopige maatregelen moeten worden vastgesteld op een niveau waarbij de door bedoelde invoer veroorzaakte schade ongedaan wordt gemaakt zonder dat de vastgestelde dumpingmarge wordt overschreden. Bij het berekenen van de hoogte van het recht dat noodzakelijk is om de schadeveroorzakende dumping ongedaan te maken, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de EG-bedrijfstak in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die deze normalerwijze kan maken bij een normale concurrentie — dat wil zeggen in de afwezigheid van dumping — op de verkoop van het betrokken product in de EG. De winstmarge vóór belasting die voor deze berekening werd gebruikt was 8 % van de omzet (dat wil zeggen 5,7 miljoen EUR) hetgeen in overeenstemming is met de winst van de EG-bedrijfstak in 1998 en 1999, voordat de invoer uit China een probleem begon te worden. Op deze basis werd een niet-schadelijke prijs berekend door aan de productiekosten een winstmarge toe te voegen van 8 %.

(135)

Vervolgens werd de noodzakelijke prijsverhoging berekend door de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals berekend voor het vaststellen van de onderbieding, te vergelijken met de gemiddelde niet-schadeveroorzakende prijs. Het bij deze vergelijking gevonden verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de gemiddelde cif-invoerwaarde.

2.   Voorlopige maatregelen

(136)

Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld dat overeenstemt met de dumpingmarge, of met de schademarge indien deze lager is, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening.

(137)

De antidumpingrechten die bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen worden vastgesteld, zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Zij weerspiegelen de situatie die tijdens het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot de rechten die voor „alle andere ondernemingen” in het land gelden) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn vervaardigd. Producten die door andere ondernemingen zijn vervaardigd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op producten van deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(138)

Aanvragen in verband met de toepassing van deze specifiek voor een onderneming geldende antidumpingrechten (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(139)

De voorgestelde antidumpingrechten zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Fuzhou Fuhua Textile & Printing Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Fuzhou Ta Tung Textile Works Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Delicacy Co. Ltd.

20,0 %

Far Eastern Industries (Shangai) Ltd.

20,0 %

Hangzhou Hongfeng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Jieenda Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Mingyuan Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Shenda Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Yililong Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou Yongsheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Hangzhou ZhenYa Textile Co. Ltd.

20,0 %

Huzhou Styly Jingcheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Nantong Teijin Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing Ancheng Cloth industrial Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Jiade Weaving and Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Pengyue Textile Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing County Xingxin Textile Co. Ltd.

20,0 %

Shaoxing Yinuo Printing Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Wujiang Longsheng Textile Co. Ltd.

20,0 %

Wujiang Xiangshen Textile Dyeing Finishing Co. Ltd.

20,0 %

Zheijang Tianyuan Textile printing and Dying Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Shaoxing Yongli Printing and Dyeing Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Xiangsheng Group Co. Ltd.

20,0 %

Zhejiang Yonglong enterprises Co. Ltd.

20,0 %

Zhuji Bolan Textile Industrial development Co. Ltd.

20,0 %

Wujiang Canhua Import & Export Co. Ltd.

74,8 %

Shaoxing County Huaxiang Textile Co. Ltd.

26,7 %

Shaoxing Ronghao Textiles Co. Ltd.

33,9 %

Shaoxing County Qing Fang Cheng Textile import and export Co. Ltd.

33,9 %

Shaoxing Tianlong import and export Ltd.

63,4 %

Hangzhou CaiHong Textile Co. Ltd.

39,4 %

Hangzhou Fuen Textile Co. Ltd.

39,4 %

Hangzhou Jinsheng Textile Co. Ltd.

39,4 %

Hangzhou Xiaonshan Phoenix Industry Co. Ltd.

39,4 %

Hangzhou Zhengda Textile Co. Ltd.

39,4 %

Shaoxing China Light & Textile Industrial City Somet Textile Co. Ltd.

39,4 %

Shaoxing County Fengyi Textile Printing and Dying Co. Ltd.

39,4 %

Shaoxing Nanchi Textile Printing Dyeing Co. Ltd.

39,4 %

Shaoxing Xinghui Textiles Co. Ltd.

39,4 %

Shaoxing Yongda Textile Co. Ltd.

39,4 %

Zhejiang Huagang Dyeing and Weaving Co. Ltd.

39,4 %

Zheijang Golden time printing and Dying knitwear Co. Ltd.

39,4 %

Zheijang Golden tree SLK printing Dying and Sandwshing Co. Ltd.

39,4 %

Zheijang Shaoxiao Printing and Dying Co. Ltd.

39,4 %

Alle andere ondernemingen

85,3 %

G.   SLOTBEPALING

(140)

Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich de bij het bericht van inleiding vastgestelde termijn bij de Commissie hebben aangemeld, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een eventueel voorstel van de Commissie tot instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Hierbij wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op weefsels bevattende 85 of meer gewichtspercenten getextureerde en/of niet-getextureerde filamenten van polyesters, geverfd of bedrukt, ingedeeld onder GN-codes 5407 52 00, 5407 54 00, 5407 61 30, 5407 61 90 en ex 5407 69 90, uit de Volksrepubliek China (Taric-code 5407699010).

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens EG, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product is als volgt voor onderstaande ondernemingen:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Fuzhou Fuhua Textile & Printing Dyeing Co. Ltd.

20,00 %

A617

Fuzhou Ta Tung Textile Works Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Delicacy Co. Ltd.

20,00 %

A617

Far Eastern Industries (Shangai) Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Hongfeng Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Jieenda Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Mingyuan Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Shenda Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Yililong Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou Yongsheng Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Hangzhou ZhenYa Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Huzhou Styly Jingcheng Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Nantong Teijin Co. Ltd.

20,00 %

A617

Shaoxing Ancheng Cloth industrial Co. Ltd.

20,00 %

A617

Shaoxing County Jiade Weaving and Dyeing Co. Ltd.

20,00 %

A617

Shaoxing County Pengyue Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Shaoxing County Xingxin Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Shaoxing Yinuo Printing Dyeing Co. Ltd.

20,00 %

A617

Wujiang Longsheng Textile Co. Ltd.

20,00 %

A617

Wujiang Xiangshen Textile Dyeing Finishing Co. Ltd.

20,00 %

A617

Zheijang Tianyuan Textile printing and Dying Co. Ltd.

20,00 %

A617

Zhejiang Shaoxing Yongli Printing and Dyeing Co. Ltd.

20,00 %

A617

Zhejiang Xiangsheng Group Co. Ltd.

20,00 %

A617

Zhejiang Yonglong enterprises Co. Ltd.

20,00 %

A617

Zhuji Bolan Textile Industrial development Co. Ltd.

20,00 %

A617

Wujiang Canhua Import & Export Co. Ltd.

74,80 %

A618

Shaoxing County Huaxiang Textile Co. Ltd.

26,70 %

A619

Shaoxing Ronghao Textiles Co. Ltd.

33,90 %

A620

Shaoxing County Qing Fang Cheng Textile import and export Co. Ltd.

33,90 %

A621

Shaoxing Tianlong import and export Ltd.

63,40 %

A622

Hangzhou CaiHong Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Hangzhou Fuen Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Hangzhou Jinsheng Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Hangzhou Xiaonshan Phoenix Industry Co. Ltd.

39,40 %

A623

Hangzhou Zhengda Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Shaoxing China Light & Textile Industrial City Somet Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Shaoxing County Fengyi Textile Printing and Dying Co. Ltd.

39,40 %

A623

Shaoxing Nanchi Textile Printing Dyeing Co. Ltd.

39,40 %

A623

Shaoxing Xinghui Textiles Co. Ltd.

39,40 %

A623

Shaoxing Yongda Textile Co. Ltd.

39,40 %

A623

Zhejiang Huagang Dyeing and Weaving Co. Ltd.

39,40 %

A623

Zheijang Golden time printing and Dying knitwear Co. Ltd.

39,40 %

A623

Zheijang Golden tree SLK printing Dying and Sandwshing Co. Ltd.

39,40 %

A623

Zheijang Shaoxiao Printing and Dying Co. Ltd.

39,40 %

A623

Alle andere ondernemingen

85,30 %

A999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 bedoelde product dient zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening, verzoeken om mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening, opmerkingen doen toekomen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB C 160 van 17.6.2004, blz. 5.

(3)  

Europese Commissie

Directoraat-Generaal Handel

Directie B

Kamer J-79 5/16

B-1049 Brussel.


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/34


VERORDENING (EG) Nr. 427/2005 VAN DE COMMISSIE

van 15 maart 2005

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 maart 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen.

(4)

De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

(5)

Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen.

(6)

De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 maart 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).


BIJLAGE I

Vanaf 16 maart 2005 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(in EUR/ton)

1001 10 00

Harde tarwe van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

6,62

1001 90 91

Zachte tarwe, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden

0,00

1002 00 00

Rogge

34,06

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

53,38

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed (2)

53,38

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

34,06


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of

2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Berekeningselementen

periode van 1.3.2005-14.3.2005

1)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Beursnotering

Minneapolis

Chicago

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Product (eiwitgehalte bij 12 % vocht)

HRS2 (14 %)

YC3

HAD2

Van gemiddelde kwaliteit (1)

Van lage kwaliteit (2)

US barley 2

Notering (EUR/t)

113,59 (3)

64,32

153,71

143,71

123,71

96,28

Golfpremie (EUR/t)

44,94

12,64

 

 

Grote-Merenpremie (EUR/t)

 

 

2)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 30,27 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: — EUR/t.

3)

Subsidies bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

0,00 EUR/t (HRW2)

0,00 EUR/t (SRW2).


(1)  Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/37


BESLUIT VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

houdende benoeming van tien Franse leden en van zes Franse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

(2005/215/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Franse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 januari 2002 heeft de Raad Besluit 2002/60/EG (1) aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's.

(2)

In het Comité van de Regio’s zijn zeven zetels van lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heer Jean-Pierre BAZIN (FR), de heer Marc BELLET (FR), de heer Yannick BODIN (FR), mevrouw Mireille KERBAOL (FR), de heer Robert SAVY (FR) en de heer Jacques VALADE (FR), waarvan de Raad op 9 april 2004 in kennis is gesteld, en van de heer Valéry GISCARD d’ESTAING, waarvan de Raad op 7 augustus 2004 in kennis is gesteld.

In het Comité van de Regio’s is één zetel van lid vrijgekomen door het overlijden van de heer Claude GIRARD (FR), waarvan de Raad op 9 april 2004 in kennis is gesteld.

In het Comité van de Regio’s zijn twee zetels van lid vrijgekomen door het aftreden van de heer Philippe RICHERT (FR), waarvan de Raad op 11 november 2004 in kennis is gesteld, en van de heer Augustin BONREPAUX (FR), waarvan de Raad op 22 december 2004 in kennis is gesteld.

In het Comité van de Regio’s zijn drie zetels van plaatsvervangend lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van mevrouw Nicole GUILHAUDIN (FR), de heer Alain PERELLE (FR) en mevrouw Françoise JACQ (FR), waarvan de Raad op 9 april 2004 in kennis is gesteld.

In het Comité van de Regio’s zijn drie zetels van plaatsvervangend lid vrijgekomen door het aftreden van de heer Claudy LEBRETON (FR), waarvan de Raad op 13 oktober 2004 in kennis is gesteld, van mevrouw Mireille LACOMBE (FR), waarvan de Raad op 22 december 2004 in kennis is gesteld, en van de heer Ambroise GUELLEC (FR), waarvan de Raad op 19 januari 2005 in kennis is gesteld.

BESLUIT:

Enig artikel

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd:

a)

als lid:

 

de heer Camille de ROCCA SERRA

Président de l’assemblée territoriale Corse

 

de heer Raymond FORNI

Président du conseil régional de Franche-Comté

 

mevrouw Mireille LACOMBE

Conseillère générale du Puy-de-Dôme

 

de heer Jean-Yves LE DRIAN

Président du conseil régional de Bretagne

 

de heer Martin MALVY

Président du conseil régional Midi-Pyrénées

 

de heer Raymond MARIGNE

Vice-président du conseil général des Hautes-Alpes

 

de heer Daniel PERCHERON

Président du conseil régional du Nord-Pas-de-Calais

 

de heer Alain ROUSSET

Président du conseil régional d’Aquitaine

 

de heer Michel THIERS

Vice-président du conseil général du Rhône

 

de heer Adrien ZELLER

Président du conseil régional d’Alsace

b)

als plaatsvervangend lid:

 

de heer Jacques AUXIETTE

Président du conseil régional des Pays-de-la-Loire

 

de heer Pierre BERTRAND

Vice-président du conseil général du Bas-Rhin

 

de heer Charles JOSSELIN

Vice-président du conseil général des Côtes d’Armor

 

de heer Jean-Jacques LOZACH

Président du conseil général de la Creuse

 

mevrouw Nathalie MANET

Conseillère régionale d’Aquitaine

 

de heer Jean-Vincent PLACE

Conseiller régional de l’Ile-de-France

voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  PB L 24 van 26.1.2002, blz. 38.


Commissie

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/39


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2005

tot wijziging van Beschikking 2003/828/EG wat de uitzonderingen op het verplaatsingsverbod voor dieren binnen de lidstaat betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 544)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/216/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), en artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/828/EG van de Commissie van 25 november 2003 inzake beschermings- en toezichtsgebieden in verband met bluetongue (2) is aangenomen in het licht van de situatie met betrekking tot bluetongue in de gebieden van de Gemeenschap die door uitbraken van die ziekte zijn getroffen. Bij die beschikking zijn beschermings- en toezichtsgebieden (de beperkingsgebieden) afgebakend op grond van de specifieke epizoötiologische situatie en zijn de voorwaarden vastgelegd voor de toepassing van uitzonderingen op het in Richtlijn 2000/75/EG vastgestelde verbod op bepaalde verplaatsingen van dieren en van sperma, eicellen en embryo’s daarvan uit en door die gebieden.

(2)

De winteromstandigheden in delen van de gebieden van de Gemeenschap die door bluetongue zijn getroffen, hebben geleid tot het stoppen van de vectoractiviteit en als gevolg daarvan tot het stoppen van de circulatie van het bluetonguevirus.

(3)

Bijgevolg moeten regels worden vastgesteld die voorzien in uitzonderingen op het verplaatsingsverbod van dieren in de betrokken delen van de beperkingsgebieden tijdens de perioden waarin wordt vastgesteld dat die delen vrij van virussen of vectoren zijn.

(4)

Wanneer sinds het stoppen van de vectoractiviteit een periode is verstreken die langer is dan de seroconversieperiode, kunnen seronegatieve dieren met een aanvaardbaar risiconiveau uit de beperkingsgebieden worden verplaatst, aangezien zij niet besmet kunnen zijn of worden. Dieren die seropositief maar virologisch negatief (PCR-negatief) zijn, kunnen ook worden verplaatst, aangezien zij niet viremisch zijn of kunnen worden.

(5)

Dieren die zijn geboren na het stoppen van de vectoractiviteit, kunnen niet worden besmet en kunnen als gevolg daarvan zonder risico uit het beperkingsgebied worden verplaatst, zolang er geen vectoractiviteit plaatsvindt.

(6)

Aangezien de traceerbaarheid van die dieren aan strenge controles moet worden onderworpen, moeten deze verplaatsingen worden beperkt tot verplaatsingen naar bedrijven die zijn geregistreerd door de bevoegde autoriteit van het bedrijf van bestemming.

(7)

Bovendien moeten dergelijke verplaatsingen worden stopgezet, wanneer de vectoractiviteit opnieuw begint in een uit epizoötiologisch oogpunt relevant gebied van de betrokken beperkingsgebieden.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2003/828/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Onverminderd lid 3 bis geldt het verplaatsingsverbod niet voor verzendingen binnen de lidstaat van dieren en van sperma, eicellen en embryo's daarvan, uit een in bijlage I vermeld beperkingsgebied, mits de dieren, het sperma, de eicellen en de embryo's voldoen aan de in bijlage II vermelde voorwaarden, dan wel, voor Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal, aan het bepaalde in lid 2, of voor Griekenland aan het bepaalde in lid 3.”.

b)

Het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd na lid 3:

„3 bis.   Wanneer in een uit epizoötiologisch oogpunt relevant gebied van de in bijlage I vermelde beperkingsgebieden meer dan 40 dagen zijn verstreken na de datum waarop de vector opgehouden is actief te zijn, kan de bevoegde autoriteit uitzonderingen toestaan op het verplaatsingsverbod voor zendingen binnen de lidstaat van:

a)

dieren die zijn bestemd voor bedrijven die daartoe zijn geregistreerd door de bevoegde autoriteit van het bedrijf van bestemming en die alleen kunnen worden verplaatst van dergelijke bedrijven naar een slachthuis;

b)

dieren die serologisch (ELISA of AGID) negatief of serologisch positief maar virologisch (PCR) negatief zijn; of

c)

dieren die zijn geboren na de datum waarop de vectoractiviteit is gestopt.

De bevoegde autoriteit staat de in dit lid bedoelde uitzonderingen alleen toe tijdens de periode waarin de vectoractiviteit is gestopt.

Wanneer op grond van het programma voor epidemietoezicht, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/75/EG, wordt geconstateerd dat de vectoractiviteit in het betrokken beperkingsgebied opnieuw is begonnen, zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat dergelijke uitzonderingen niet langer van toepassing zijn.”.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing vanaf 19 maart 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(2)  PB L 311 van 27.11.2003, blz. 41. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/138/EG (PB L 47 van 18.2.2005, blz. 38).


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/41


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2005

tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo’s in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 543)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/217/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 7, lid 1, en artikel 9, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 91/270/EEG van de Commissie van 14 mei 1991 houdende vaststelling van een lijst van derde landen waaruit de invoer van embryo’s van als landbouwhuisdier gehouden runderen door de lidstaten wordt toegestaan (2), bepaalt dat de lidstaten alleen embryo’s van als landbouwhuisdier gehouden runderen mogen invoeren uit derde landen die zijn opgenomen in de lijst in de bijlage bij die beschikking.

(2)

EEG bepaalt dat er een lijst wordt opgesteld van embryoteams en embryoproductieteams die gemachtigd zijn om in derde landen voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde embryo’s te verzamelen, te behandelen of op te slaan. Die lijst is vastgesteld bij Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo’s naar de Gemeenschap (3).

(3)

Beschikking 92/471/EEG van de Commissie van 2 september 1992 betreffende gezondheidsvoorschriften en gezondheidscertificering voor de invoer van runderembryo’s uit derde landen (4), bepaalt dat de lidstaten alleen de invoer toestaan van runderembryo’s die voldoen aan de garanties vastgelegd in de gezondheidscertificaten in de bijlagen bij die beschikking. Deze bijlagen bevatten ook de lijsten van derde landen die de in die beschikking opgenomen gezondheidscertificaten mogen gebruiken.

(4)

Richtlijn 89/556/EEG bepaalt dat runderembryo’s alleen van de ene lidstaat naar een andere mogen worden verzonden als de bevruchting door middel van kunstmatige inseminatie of in-vitrofertilisatie is geschied met sperma van een donorstier uit een door de bevoegde autoriteit voor de verzameling, behandeling en opslag van sperma erkend spermacentrum of met sperma dat is ingevoerd overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (5).

(5)

De International Embryo Transfer Society (IETS) acht de kans op overdracht van bepaalde besmettelijke ziekten via embryo’s te verwaarlozen, mits de embryo’s tussen de verzameling en het transport op de juiste wijze worden behandeld. Niettemin moeten in het belang van de diergezondheid hogerop passende voorzorgsmaatregelen genomen worden ten aanzien van het voor de bevruchting gebruikte sperma.

(6)

De communautaire voorschriften voor de invoer van runderembryo’s moeten minstens even streng zijn als die voor de intracommunautaire handel in runderembryo’s, met name ten aanzien van het voor de bevruchting gebruikte sperma. Als gevolg van de toepassing van de nieuwe, strengere voorschriften van Beschikking 92/471/EEG, zoals gewijzigd bij Besluit 2004/786/EG, hebben zich handelsproblemen voorgedaan.

(7)

Naar aanleiding van deze problemen hebben de im- en exporteurs om een overgangsperiode verzocht om zich aan deze nieuwe, strengere voorschriften voor rundersperma dat wordt gebruikt voor de bevruchting van oöcyten voor de uitvoer van embryo’s naar de Gemeenschap, aan te passen. Daarom dient de invoer van onder de in bijlage III bij deze beschikking genoemde voorwaarden verzamelde of geproduceerde embryo’s gedurende een bepaalde periode en onder bepaalde voorwaarden te worden toegestaan.

(8)

Omwille van de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving dienen de Beschikkingen 91/270/EEG en 92/471/EEG te worden ingetrokken en door deze beschikking te worden vervangen.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten voeren uitsluitend runderembryo's („embryo's”) in die in de in bijlage I bij deze beschikking genoemde derde landen werden verzameld of geproduceerd door de in de bijlage bij Beschikking 92/452/EEG genoemde erkende embryoteams en embryoproductieteams.

Artikel 2

De lidstaten staan de invoer toe van embryo’s die voldoen aan de aanvullende garanties in het model van het veterinair certificaat in bijlage II.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 staan de lidstaten tot 31 december 2006 de invoer uit de in bijlage I genoemde derde landen toe van embryo’s die voldoen aan:

a)

de aanvullende garanties in het model van het veterinair certificaat in bijlage III, en

b)

de volgende voorwaarden:

i)

de embryo’s moeten verzameld of geproduceerd zijn vóór 1 januari 2006;

ii)

de embryo’s mogen alleen worden gebruikt voor implantatie bij vrouwelijke runderen in de op het veterinair certificaat vermelde lidstaat van bestemming;

iii)

de embryo’s mogen niet in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht.

Artikel 4

De Beschikkingen 91/270/EEG en 92/471/EEG worden ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 5 april 2005.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 134 van 29.5.1991, blz. 56. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/52/EG (PB L 10 van 16.1.2004, blz. 67).

(3)  PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/29/EG (PB L 15 van 19.1.2005, blz. 34).

(4)  PB L 270 van 15.9.1992, blz. 27. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2004/786/EG (PB L 346 van 23.11.2004, blz. 32).

(5)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/101/EG van de Commissie (PB L 30 van 4.2.2004, blz. 15).


BIJLAGE I

ISO-code

Land

Toepasselijk veterinair certificaat

Opmerkingen

AR

Argentinië

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

AU

Australië

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

De aanvullende garanties overeenkomstig punt 11.5.2 van het certificaat in bijlage II of III zijn verplicht.

CA

Canada

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

CH

Zwitserland (2)

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

HR

Kroatië

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

IL

Israël

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

MK

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (1)

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

NZ

Nieuw-Zeeland

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

RO

Roemenië

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 

US

Verenigde Staten van Amerika

BIJLAGE II

BIJLAGE III (3)

 


(1)  Voorlopige code, die niet vooruitloopt op de definitieve naam van het land die aan het einde van de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties zal worden vastgesteld.

(2)  Onverminderd de specifieke certificeringsvoorschriften die in relevante overeenkomsten van de Gemeenschap met derde landen zijn vastgesteld.

(3)  Geldig tot de in artikel 4 van Beschikking 2005/217/EG vermelde datum.


BIJLAGE II

Image

Image

Image


BIJLAGE III

Image

Image

Image


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/50


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2005

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van visserijproducten uit Saudi-Arabië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 563)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/218/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij een namens de Commissie uitgevoerd inspectiebezoek in Saudi-Arabië is nagegaan onder welke omstandigheden visserijproducten worden geproduceerd, opgeslagen en naar de Gemeenschap verzonden.

(2)

De wetgeving van Saudi-Arabië inzake gezondheidsinspecties en controles van visserijproducten kan als gelijkwaardig worden beschouwd aan de voorschriften van Richtlijn 91/493/EEG.

(3)

Met name het General Directorate of Quality Control Laboratories (GDQCL) is in staat doeltreffend te controleren of de geldende regels worden toegepast.

(4)

Het GDQCL heeft officiële garanties gegeven dat de in hoofdstuk V van de bijlage bij Richtlijn 91/493/EEG vastgestelde normen inzake gezondheidscontroles en controles van visserijproducten in acht worden genomen en dat hygiënevoorschriften worden nageleefd die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van Richtlijn 91/493/EEG.

(5)

Het is wenselijk overeenkomstig Richtlijn 91/493/EEG gedetailleerde bepalingen vast te stellen met betrekking tot visserijproducten die uit Saudi-Arabië in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(6)

Er moet ook een lijst van erkende inrichtingen, fabrieksvaartuigen en koelhuizen worden opgesteld en een lijst van vriesschepen die zijn uitgerust overeenkomstig Richtlijn 92/48/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 91/493/EEG, van de minimale hygiënische voorschriften die van toepassing zijn op visserijproducten die zijn verkregen aan boord van bepaalde vissersvaartuigen (2). Deze lijsten moeten worden opgesteld op basis van een mededeling van het GDQCL aan de Commissie.

(7)

Deze beschikking treedt drie dagen na de bekendmaking ervan in werking en voorziet dus in de noodzakelijke overgangsperiode.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het General Directorate of Quality Control Laboratories (GDQCL) is de bevoegde instantie in Saudi-Arabië om te controleren of en te certificeren dat visserijproducten aan de voorschriften van Richtlijn 91/493/EEG voldoen.

Artikel 2

Visserijproducten die uit Saudi-Arabië in de Gemeenschap worden ingevoerd, moeten aan de voorschriften van de artikelen 3, 4 en 5 voldoen.

Artikel 3

1.   Bij elke zending wordt een genummerd, volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend origineel gezondheidscertificaat gevoegd dat aan het model van bijlage I beantwoordt en uit één blad bestaat.

2.   Het gezondheidscertificaat wordt opgesteld in ten minste één officiële taal van de lidstaat waar de controles worden uitgevoerd.

3.   Op het gezondheidscertificaat staan de naam, de functie en de handtekening van de vertegenwoordiger van het GDQCL en het officiële stempel van het GDQCL in een andere kleur dan die van de vermeldingen.

Artikel 4

De visserijproducten zijn afkomstig van de in bijlage II vermelde erkende inrichtingen, koelhuizen en fabrieksvaartuigen of geregistreerde vriesschepen.

Artikel 5

Behalve bij ingevroren visserijproducten in bulk voor de conservenindustrie wordt op alle verpakkingen in onuitwisbare letters het woord „SAUDI ARABIA” aangebracht, evenals het erkenningsnummer/registratienummer van de inrichting, het fabrieksvaartuig, het koelhuis of het vriesschip van herkomst.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking op 19 maart 2005.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 187 van 7.7.1992, blz. 41.


BIJLAGE I

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor voor de uitvoer naar de Europese Gemeenschap bestemde visserijproducten uit Saoedi-Arabië, met uitzondering van tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en zeeslakken, ongeacht de vorm

Image

Image


BIJLAGE II

LIJST VAN INRICHTINGEN EN VAARTUIGEN

Erkenningsnummer

Naam

Stad/Regio

Uiterste datum van de erkenning

Categorie

KSA-01

National Prawn Company

Al-Laith, Makkah Province

 

PPa

Legenda: PPa: Fabriek die uitsluitend of gedeeltelijk aquacultuurproducten verwerkt (gekweekte producten).


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/55


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2005

tot wijziging van Beschikking 97/296/EG tot vaststelling van de lijst van derde landen waaruit invoer van visserijproducten voor menselijke consumptie is toegestaan, met betrekking tot Saudi-Arabië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 564)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/219/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 95/408/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van voorschriften voor het opstellen, voor een overgangsperiode, van voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten bepaalde producten van dierlijke oorsprong, visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren mogen invoeren (1), en met name op artikel 2, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 97/296/EG van de Commissie van 22 april 1997 tot vaststelling van de lijst van derde landen waaruit invoer van visserijproducten voor menselijke consumptie is toegestaan (2) zijn lijsten vastgesteld van de landen en gebieden waaruit invoer van visserijproducten voor menselijke consumptie is toegestaan. In deel I van de bijlage bij die beschikking zijn de landen en gebieden opgesomd waarvoor reeds een specifieke beschikking op grond van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (3) is gegeven, en in deel II van die bijlage worden de landen en gebieden opgesomd die aan de voorwaarden van artikel 2, lid 2, van Beschikking 95/408/EG voldoen.

(2)

Bij Beschikking 2005/218/EG van de Commissie (4) worden bijzondere invoervoorwaarden voor visserijproducten uit Saudi-Arabië vastgesteld. Dit land moet daarom worden toegevoegd aan de lijst in deel I van de bijlage bij Beschikking 97/296/EG.

(3)

Voor de duidelijkheid moeten de desbetreffende lijsten in hun geheel worden vervangen.

(4)

Beschikking 97/296/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Deze beschikking dient ten aanzien van de invoer van visserijproducten uit Saudi-Arabië op dezelfde datum als Beschikking 2005/218/EG in werking te treden.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 97/296/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 19 maart 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.10.1995, blz. 17. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

(2)  PB L 122 van 14.5.1997, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/71/EG (PB L 28 van 1.2.2005, blz. 45).

(3)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(4)  Zie bladzijde 50 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Lijst van de landen en gebieden waaruit visserijproducten, in welke vorm ook, mogen worden ingevoerd voor menselijke consumptie

I.   Landen en gebieden waarvoor reeds een specifieke beschikking is gegeven op grond van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad

AE— VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

AG— ANTIGUA EN BARBUDA

AL— ALBANIË

AN— NEDERLANDSE ANTILLEN

AR— ARGENTINIË

AU— AUSTRALIË

BD— BANGLADESH

BG— BULGARIJE

BR— BRAZILIË

BZ— BELIZE

CA— CANADA

CH— ZWITSERLAND

CI— IVOORKUST

CL— CHILI

CN— CHINA

CO— COLOMBIA

CR— COSTA RICA

CS— SERVIË en MONTENEGRO (1)

CU— CUBA

CV— KAAPVERDIË

EC— ECUADOR

EG— EGYPTE

FK— FALKLANDEILANDEN

GA— GABON

GH— GHANA

GL— GROENLAND

GM— GAMBIA

GN— GUINEE CONAKRY

GT— GUATEMALA

GY— GUYANA

HK— HONGKONG

HN— HONDURAS

HR— KROATIË

ID— INDONESIË

IN— INDIA

IR— IRAN

JM— JAMAICA

JP— JAPAN

KE— KENIA

KR— ZUID-KOREA

KZ— KAZACHSTAN

LK— SRI LANKA

MA— MAROKKO

MG— MADAGASKAR

MR— MAURITANIË

MU— MAURITIUS

MV— MALDIVEN

MX— MEXICO

MY— MALEISIË

MZ— MOZAMBIQUE

NA— NAMIBIË

NC— NIEUW-CALEDONIË

NG— NIGERIA

NI— NICARAGUA

NZ— NIEUW-ZEELAND

OM— OMAN

PA— PANAMA

PE— PERU

PG— PAPOEA-NIEUW-GUINEA

PH— FILIPIJNEN

PF— FRANS-POLYNESIË

PM— SAINT-PIERRE EN MIQUELON

PK— PAKISTAN

RO— ROEMENIË

RU— RUSLAND

SA— SAOEDI-ARABIË

SC— SEYCHELLEN

SG— SINGAPORE

SN— SENEGAL

SR— SURINAME

SV— EL SALVADOR

TH— THAILAND

TN— TUNESIË

TR— TURKIJE

TW— TAIWAN

TZ— TANZANIA

UG— OEGANDA

UY— URUGUAY

VE— VENEZUELA

VN— VIETNAM

YE— JEMEN

YT— MAYOTTE

ZA— ZUID-AFRIKA

ZW— ZIMBABWE

II.   Landen en gebieden die voldoen aan de in artikel 2, lid 2, van Beschikking 95/408/EG van de Raad vastgestelde voorwaarden

AM— ARMENIË (2)

AO— ANGOLA

AZ— AZERBEIDZJAN (3)

BJ— BENIN

BS— BAHAMA-EILANDEN

BY— BELARUS

CG— REPUBLIEK CONGO (4)

CM— KAMEROEN

DZ— ALGERIJE

ER— ERITREA

FJ— FIJI

GD— GRENADA

IL— ISRAËL

MM— MYANMAR

SB— SALOMONSEILANDEN

SH— SINT-HELENA

TG— TOGO

US— VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA”


(1)  Uitgezonderd Kosovo als omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(2)  Uitsluitend invoer van levende rivierkreeft (Astacus leptodactylus) bestemd voor directe menselijke consumptie.

(3)  Uitsluitend invoer van kaviaar.

(4)  Uitsluitend invoer van visserijproducten die op zee zijn gevangen, diepgevroren en van een eindverpakking voorzien.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/59


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2005/220/GBVB VAN DE RAAD

van 14 maart 2005

inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op de artikelen 15 en 34,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 december 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (1) aangenomen.

(2)

Op 17 mei 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (2) aangenomen.

(3)

Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB voorziet in een regelmatige herziening.

(4)

De bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB dient te worden bijgewerkt en Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB dient te worden ingetrokken.

(5)

Er is een lijst opgesteld overeenkomstig de criteria van artikel 1, lid 4, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT AANGENOMEN:

Artikel 1

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is, is opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB wordt bij deze ingetrokken.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB (PB L 196 van 3.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 196 van 3.6.2004, blz. 12.


BIJLAGE

Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1 (1)

1.   PERSONEN

1.

ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza; alias Mihoubi Faycal; alias Fellah Ahmed; alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

2.

ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

3.

* ALBERDI URANGA, Itziar (E.T.A.-activist), geboren op 7.10.1963 in Durango (Vizcaya), identiteitskaart nr. 78.865.693

4.

* ALBISU IRIARTE, Miguel (E.T.A.-activist; lid van Gestoras Pro-amnistía), geboren op 7.6.1961 in San Sebastián (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 15.954.596

5.

AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

6.

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

7.

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

8.

* APAOLAZA SANCHO, Iván (E.T.A.-activist, lid van K.Madrid), geboren op 10.11.1971 in Beasain (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 44.129.178

9.

ARIOUA, Azzedine, geboren op 20.11.1960 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

10.

ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.8.1969 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

11.

ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

12.

ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

13.

* ARZALLUS TAPIA, Eusebio (E.T.A.-activist), geboren op 8.11.1957 in Regil (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 15.927.207

14.

ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan

15.

DARIB, Noureddine (alias Carreto; alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra

16.

DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra)

17.

* ECHEBERRIA SIMARRO, Leire (E.T.A.-activist), geboren op 20.12.1977 in Basauri (Viscaya), identiteitskaart nr. 45.625.646

18.

* ECHEGARAY ACHIRICA, Alfonso (E.T.A.-activist), geboren op 10.1.1958 in Plencia (Viscaya), identiteitskaart nr. 16.027.051

19.

EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL-HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

20.

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

21.

* GOGEASCOECHEA ARRONATEGUI, Eneko (E.T.A.-activist), geboren op 29.4.1967 in Guernica (Vizcaya), identiteitskaart nr. 44.556.097

22.

* IPARRAGUIRRE GUENECHEA, Ma Soledad (E.T.A.-activist), geboren op 25.4.1961 in Escoriaza (Navarra), identiteitskaart nr. 16.255.819

23.

* IZTUETA BARANDICA, Enrique (E.T.A.-activist), geboren op 30.7.1955 in Santurce (Vizcaya), identiteitskaart nr. 14.929.950

24.

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, AHMED; alias SA-ID; alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan

25.

LASSASSI, Saber (alias Mimiche), geboren op 30.11.1970 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

26.

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul), geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555

27.

MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

28.

* MORCILLO TORRES, Gracia (E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin), geboren op 15.3.1967 in San Sebastián (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 72.439.052

29.

MUGHNIYAH, Imad Fa'iz (alias MUGHNIYAH, Imad Fayiz), hoge inlichtingenofficier van de HEZBOLLAH, geboren op 7.12.1962 in Tayr Dibba, Libanon, paspoort nr. 432298 (Libanon)

30.

* NARVÁEZ GOÑI, Juan Jesús (E.T.A.-activist) geboren op 23.2.1961 in Pamplona (Navarra), identiteitskaart nr. 15.841.101

31.

NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

32.

* ORBE SEVILLANO, Zigor (E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Segi), geboren op 22.9.1975 in Basauri (Vizcaya), identiteitskaart nr. 45.622.851

33.

* PALACIOS ALDAY, Gorka (E.T.A-activist; lid van K.Madrid), geboren op 17.10.1974 in Baracaldo (Vizcaya), identiteitskaart nr. 30.654.356

34.

* PEREZ ARAMBURU, Jon Iñaki (E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Segi), geboren op 18.9.1964 in San Sebastián (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 15.976.521

35.

* QUINTANA ZORROZUA, Asier (E.T.A.-activist; lid van K.Madrid), geboren op 27.2.1968 in Bilbao (Vizcaya), identiteitskaart nr. 30.609.430

36.

RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

37.

* RUBENACH ROIG, Juan Luis (E.T.A.-activist; lid van K.Madrid), geboren op 18.9.1963 in Bilbao (Vizcaya), identiteitskaart nr. 18.197.545

38.

SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

39.

SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

40.

SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

41.

SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de NPA), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen

42.

TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

43.

* URANGA ARTOLA, Kemen (E.T.A.-activist; lid van Herri Batasuna/E.H/Batasuna), geboren op 25.5.1969 in Ondarroa (Vizcaya), identiteitskaart nr. 30.627.290

44.

* VALLEJO FRANCO, Iñigo (E.T.A.-activist), geboren op 21.5.1976 in Bilbao (Vizcaya), identiteitskaart nr. 29.036.694

45.

* VILA MICHELENA, Fermín (E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin), geboren op 12.3.1970 in Irún (Guipúzcoa), identiteitskaart nr. 15.254.214

2.   GROEPEN EN ENTITEITEN

1.

Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims)

2.

Al-Aqsa Martelarenbrigades

3.

Al-Aqsa e.V.

4.

Al-Takfir en al-Hijra

5.

* Nuclei Territoriali Antimperialisti (Anti-imperialistische territoriale eenheden)

6.

* Cooperativa Artigiana Fuoco ed Affini - Occasionalmente Spettacolare (Occasioneel spectaculaire artisanale Coöperatie Vuur en dergelijke)

7.

* Nuclei Armati per il Comunismo (Gewapende eenheden voor het communisme)

8.

Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph)

9.

Babbar Khalsa

10.

* CCCCC - Cellula Contro Capitale, Carcere i suoi Carcerieri e le sue Celle (Cel tegen kapitaal, gevangenissen, cipiers en gevangeniscellen)

11.

* Continuity Irish Republican Army (CIRA)

12.

* Euskadi Ta Askatasuna/Tierra Vasca y Libertad/Baskenland en Vrijheid (E.T.A.) (De volgende organisaties maken deel uit van de terroristische groep E.T.A.: K.a.s., Xaki; Ekin, Jarrai-Haika-Segi, Gestoras pro-amnistía, Askatasuna, Batasuna (alias Herri Batasuna, alias Euskal Herritarrok)

13.

Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG)

14.

Great Islamic Eastern Warriors Front (IBDA-C)

15.

* Grupos de Resistencia Antifascista Primero de Octubre/Antifascistische Verzetsgroepen Een Oktober (G.R.A.P.O.)

16.

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem)

17.

Holy Land Foundation for Relief and Development

18.

International Sikh Youth Federation (ISYF)

19.

* Solidarietà Internazionale (Internationale solidariteit)

20.

Kahane Chai (Kach)

21.

Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL)

22.

Lashkar e Tayyaba (LET)/Pashan-e-Ahle Hadis

23.

* Loyalist Volunteer Force (LVF)

24.

Mujahedeen-e Khalq Organisatie (MEK of MKO) [min de „Nationale Raad van verzet van Iran” (NCRI)] (alias het Nationaal Bevrijdingsleger van Iran (NLA, de militante tak van MEK), Volksmujahedeen van Iran (PMOI), Iraanse Islamitische Studentenassociatie)

25.

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger)

26.

New Peoples Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de NPA)

27.

* Orange Volunteers (OV)

28.

Palestinian Liberation Front (PLF) (Palestijns Bevrijdingsfront)

29.

Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad)

30.

Popular Front for the Liberation of Palestina (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina)

31.

Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando)

32.

* Real IRA

33.

* Brigate Rosse per la Costruzione del Partito Comunista Combattente (Rode Brigades voor de opbouw van de strijdende communistische partij)

34.

* Red Hand Defenders (RHD)

35.

Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Gewapende Krachten van Colombia)

36.

* Revolutionary Nuclei/Epanastatiki Pirines (Revolutionaire Kernen)

37.

* Revolutionary Organisation 17 November/Dekati Evdomi Noemvri (Revolutionaire Organisatie 17 november)

38.

Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol)

39.

* Revolutionary Popular Struggle/Epanastatikos Laikos Agonas (ELA) (Revolutionaire Volksstrijd)

40.

Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad)

41.

Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland)

42.

* Brigata XX Luglio (Brigade van de twintigste juli)

43.

* Ulster Defence Association/Ulster Freedom Fighters (UDA/UFF)

44.

Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia)

45.

* Nucleo di Iniziativa Proletaria Rivoluzionaria (Eenheid van het revolutionaire proletarische initiatief)

46.

* Nuclei di Iniziativa Proletaria (Eenheden van het proletarische initiatief)

47.

* F.A.I. - Federazione Anarchica Informale (Informele anarchistische federatie)


(1)  Ten aanzien van personen, groepen en entiteiten die met een asterisk zijn aangegeven geldt alleen artikel 4.


16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/64


BESLUIT 2005/221/GBVB VAN DE RAAD

van 14 maart 2005

tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2004/306/EG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2580/2001 van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1) en met name op artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 2 april 2004 Besluit 2004/306/EG tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2003/902/EG aangenomen (2).

(2)

Het is wenselijk een bijgewerkte lijst van personen, groepen en entiteiten op te stellen waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is,

BESLUIT:

Artikel 1

De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst ziet er als volgt uit:

1.

PERSONEN

1)

ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza, alias Mihoubi Faycal, alias Fellah Ahmed, alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

2)

ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

3)

AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

4)

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

5)

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

6)

ARIOUA, Azzedine, geboren op 20.11.1960 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

7)

ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.08.1969 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

8)

ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

9)

ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

10)

ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan

11)

DARIB, Noureddine (alias Carreto, alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra

12)

DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra)

13)

EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL-HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

14)

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

15)

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, AHMED, alias SA-ID, alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan

16)

LASSASSI, Saber (alias Mimiche), geboren op 30.11.1970 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

17)

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul) geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555

18)

MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

19)

MUGHNIYAH, Imad Fa'iz (alias MUGHNIYAH, Imad Fayiz), hoge inlichtingenofficier van de HEZBOLLAH, geboren op 7.12.1962 in Tayr Dibba, Libanon, paspoort nr. 432298 (Libanon)

20)

NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

21)

RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

22)

SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

23)

SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

24)

SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

25)

SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de NPA), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen

26)

TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

2.

GROEPEN EN ENTITEITEN

1)

Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims)

2)

Al-Aqsa Martelarenbrigades

3)

Al-Aqsa e.V.

4)

Al-Takfir en al-Hijra

5)

Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph)

6)

Babbar Khalsa

7)

Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG)

8)

Great Islamic Eastern Warriors Front (IBDA-C)

9)

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem)

10)

Holy Land Foundation for Relief and Development

11)

International Sikh Youth Federation (ISYF)

12)

Kahane Chai (Kach)

13)

Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL)

14)

Lashkar e Tayyaba (LET)/Pashan-e-Ahle Hadis

15)

Mujahedeen-e Khalq Organisatie (MEK of MKO) [min de „Nationale Raad van verzet van Iran” (NCRI)] (alias het Nationaal Bevrijdingsleger van Iran (NLA, de militante tak van MEK), Volksmujahedeen van Iran (PMOI), Iraanse Islamitische Studentenassociatie)

16)

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger)

17)

New Peoples Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de NPA)

18)

Palestinian Liberation Front (PLF) (Palestijns Bevrijdingsfront)

19)

Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad)

20)

Popular Front for the Liberation of Palestina (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina)

21)

Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando)

22)

Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Gewapende Krachten van Colombia)

23)

Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol)

24)

Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad)

25)

Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland)

26)

Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia)

Artikel 2

Besluit 2004/306/EG wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2005.

Voor de Raad

De Voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 745/2003 van de Commissie (PB L 106 van 29.4.2003, blz. 22).

(2)  PB L 99 van 3.4.2004, blz. 28.


Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/67


KADERBESLUIT 2005/222/JBZ VAN DE RAAD

van 24 februari 2005

over aanvallen op informatiesystemen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 29, artikel 30, lid 1, onder a), artikel 31, lid 1, onder e), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dit kaderbesluit heeft ten doel de samenwerking tussen justitiële en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals de politie en andere gespecialiseerde rechtshandhavingsinstanties, te verbeteren door middel van de onderlinge afstemming van de strafrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake aanvallen op informatiesystemen.

(2)

Er zijn gegevens die wijzen op aanvallen op informatiesystemen, in het bijzonder als gevolg van de dreiging van de georganiseerde criminaliteit, en de bezorgdheid over mogelijke terroristische aanvallen op informatiesystemen die deel uitmaken van de kritische infrastructuur van de lidstaten neemt toe. Dit vormt een bedreiging voor de totstandbrenging van een veiliger informatiemaatschappij en een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en derhalve is een reactie op het niveau van de Europese Unie noodzakelijk.

(3)

Teneinde doeltreffend op deze bedreigingen te kunnen reageren, is een integrale aanpak van de netwerk- en informatieveiligheid vereist, zoals is onderstreept in het actieplan e-Europa, in de mededeling van de Commissie „Netwerk- en informatieveiligheid: voorstel voor een Europese beleidsaanpak” en in de resolutie van de Raad van 28 januari 2002 betreffende een gemeenschappelijke aanpak en specifieke acties inzake netwerk- en informatiebeveiliging (2).

(4)

De noodzaak om meer bekendheid te geven aan de problemen in verband met informatieveiligheid en praktische bijstand te verlenen, is ook onderstreept in de resolutie van het Europees Parlement van 5 september 2001.

(5)

Een aantal grote lacunes en verschillen in de wetgeving van de lidstaten op dit gebied kunnen een belemmering vormen voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme en kunnen een doeltreffende politiële en justitiële samenwerking op het gebied van aanvallen op informatiesystemen bemoeilijken. Het transnationale grensloze karakter van moderne informatiesystemen houdt in dat aanvallen op deze systemen vaak grensoverschrijdend van aard zijn, waardoor wordt onderstreept dat er dringend behoefte bestaat aan verdere onderlinge afstemming van het strafrecht op dit gebied.

(6)

In het actieplan van de Raad en de Commissie over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd (3), in de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, in de conclusies van de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000, in het „scorebord” van de Commissie en in de resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 2000 zijn wetgevingsmaatregelen ter bestrijding van hightech-criminaliteit, waaronder gemeenschappelijke definities, strafbaarstellingen en straffen, aangegeven of wordt op dergelijke maatregelen aangedrongen.

(7)

De door internationale organisaties verrichte werkzaamheden, in het bijzonder die van de Raad van Europa met het oog op de onderlinge afstemming van het strafrecht en die van de G8 met het oog op transnationale samenwerking op het gebied van hightech-criminaliteit, moeten worden aangevuld met een gemeenschappelijke aanpak in de Europese Unie op dit gebied. De oproep daartoe is nader uitgewerkt in de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „De informatiemaatschappij veiliger maken door de informatie-infrastructuur beter te beveiligen en computercriminaliteit te bestrijden”.

(8)

Er moet worden gezorgd voor een betere onderlinge afstemming van het strafrecht op het gebied van aanvallen op informatiesystemen, teneinde een optimale politiële en justitiële samenwerking te garanderen op het gebied van strafbare feiten waarvan sprake is bij aanvallen op informatiesystemen en teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en terrorisme.

(9)

Alle lidstaten hebben het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens geratificeerd. De persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de uitvoering van dit kaderbesluit, moeten worden beschermd overeenkomstig de beginselen van genoemd verdrag.

(10)

Gemeenschappelijke definities op dit gebied, in het bijzonder van informatiesystemen en computergegevens, zijn van belang om in de lidstaten bij de toepassing van dit kaderbesluit een coherente aanpak te garanderen.

(11)

Teneinde tot een gemeenschappelijke aanpak van de bestanddelen van strafbare feiten te komen, moet voor een gemeenschappelijke definitie van onrechtmatige toegang tot een informatiesysteem, onrechtmatige systeemverstoring en onrechtmatige gegevensverstoring worden gezorgd.

(12)

In het belang van de bestrijding van cybercriminaliteit dient elke lidstaat te zorgen voor doeltreffende justitiële samenwerking met betrekking tot strafbare feiten op grond van gedragingen zoals bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 5.

(13)

Er moet worden voorkomen dat, met name in onbeduidende zaken, te zware straffen worden opgelegd en dat handelingen van houders van rechten en bevoegde personen strafbaar worden gesteld.

(14)

De lidstaten zorgen ervoor dat aanvallen op informatiesystemen strafbaar zijn met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen.

(15)

Het is passend in zwaardere straffen te voorzien voor aanvallen op een informatiesysteem die gepleegd zijn in het kader van een criminele organisatie in de zin van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van de Raad van 21 december 1998 inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie (4). Het is ook mogelijk in zwaardere straffen te voorzien indien zulke aanvallen ernstige schade hebben berokkend of essentiële belangen hebben geschaad.

(16)

Er moeten ook maatregelen worden genomen met het oog op samenwerking tussen de lidstaten teneinde een doeltreffend optreden tegen aanvallen op informatiesystemen mogelijk te maken. De lidstaten moeten derhalve voor de uitwisseling van informatie gebruikmaken van het bestaande net van operationele meldpunten zoals bedoeld in de aanbeveling van de Raad van 25 juni 2001 betreffende meldpunten die 24 uur per dag operationeel zijn voor de bestrijding van hightech-criminaliteit (5).

(17)

Aangezien de doelstellingen van dit kaderbesluit om aanvallen op informatiesystemen in alle lidstaten te bestraffen met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen en om de justitiële samenwerking te verbeteren en te bevorderen door mogelijke moeilijkheden weg te nemen, niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat de regels gemeenschappelijk en met elkaar verenigbaar moeten zijn, en deze doelstellingen dus beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omschreven subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in laatstgenoemd artikel omschreven evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(18)

In dit kaderbesluit worden de grondrechten in acht genomen en de beginselen nageleefd die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden erkend en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, met name in de hoofdstukken II en VI,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)

„informatiesysteem”: apparaat of groep van onderling verbonden of met elkaar verband houdende apparaten, waarvan er één of meer op basis van een programma automatisch computergegevens verwerkt, alsmede de computergegevens die daarmee worden opgeslagen, verwerkt, opgehaald of verzonden met het oog op de werking, het gebruik, de beveiliging en het onderhoud daarvan;

b)

„computergegevens”: elke weergave van feiten, gegevens of begrippen in een vorm die geschikt is voor verwerking in een informatiesysteem, met inbegrip van programma’s die een informatiesysteem een bepaalde functie kunnen laten uitvoeren;

c)

„rechtspersoon”: ieder lichaam dat deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke recht bezit, met uitzondering van staten of andere overheidslichamen in de uitoefening van het openbaar gezag en van publiekrechtelijke internationale organisaties;

d)

„onrechtmatig”: toegang of verstoring, niet toegestaan door de eigenaar of een andere houder van rechten op het systeem of een deel daarvan, of niet toegestaan krachtens de nationale wetgeving.

Artikel 2

Onrechtmatige toegang tot informatiesystemen

1.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen om opzettelijke, onrechtmatige toegang tot een informatiesysteem of enig onderdeel daarvan strafbaar te stellen, althans voor gevallen die niet onbeduidend zijn.

2.   Iedere lidstaat kan beslissen dat de in lid 1 bedoelde gedragingen alleen strafbaar worden gesteld indien het feit wordt gepleegd door een inbreuk op de beveiligingsmaatregelen.

Artikel 3

Onrechtmatige systeemverstoring

Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen om het opzettelijk ernstig hinderen of het onderbreken van de werking van een informatiesysteem, door de invoer, de transmissie, het beschadigen, wissen, verminken, wijzigen, onderdrukken of ontoegankelijk maken van computergegevens, indien dat op onrechtmatige wijze geschiedt, strafbaar te stellen, althans voor gevallen die niet onbeduidend zijn.

Artikel 4

Onrechtmatige gegevensverstoring

Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen om het opzettelijk wissen, beschadigen, verminken, wijzigen, onderdrukken of ontoegankelijk maken van computergegevens in een informatiesysteem, indien dat op onrechtmatige wijze geschiedt, strafbaar te stellen, althans voor gevallen die niet onbeduidend zijn.

Artikel 5

Uitlokking, medeplichtigheid, poging

1.   Iedere lidstaat zorgt ervoor dat uitlokking van of medeplichtigheid aan een van de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde feiten strafbaar wordt gesteld.

2.   Iedere lidstaat zorgt ervoor dat poging tot het plegen van een van de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde feiten strafbaar wordt gesteld.

3.   Iedere lidstaat kan besluiten om voor de in artikel 2 genoemde feiten lid 2 niet toe te passen.

Artikel 6

Straffen

1.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen om op de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 genoemde gedragingen doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen te stellen.

2.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat de gedragingen, genoemd in de artikelen 3 en 4, strafbaar worden gesteld met een maximum van ten minste één tot drie jaar gevangenisstraf.

Artikel 7

Verzwarende omstandigheden

1.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat de gedragingen, genoemd in artikel 2, lid 2, en in de artikelen 3 en 4, strafbaar worden gesteld met een maximum van ten minste twee tot vijf jaar gevangenisstraf, indien begaan in het kader van een criminele organisatie in de zin van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ, afgezien van de daarin aangegeven strafmaat.

2.   Een lidstaat mag de in lid 1 genoemde maatregelen ook treffen als de betrokken gedragingen ernstige schade hebben berokkend of essentiële belangen hebben geschaad.

Artikel 8

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 genoemde gedragingen, waaraan zich te hunnen voordele personen schuldig maken die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelen en die in die rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van:

a)

de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of

b)

de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c)

de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2.   Afgezien van de in lid 1 genoemde gevallen, zorgen de lidstaten ervoor dat de rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, bij gebreke van toezicht of controle door een in lid 1 bedoelde persoon, strafbare feiten in de zin van de artikelen 2, 3, 4 en 5 konden worden gepleegd ten voordele van die rechtspersoon door een onder het gezag van die rechtspersoon staande persoon.

3.   De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die als daders, uitlokkers of medeplichtigen betrokken zijn bij de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 genoemde gedragingen, niet uit.

Artikel 9

Straffen tegen rechtspersonen

1.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat aan een rechtspersoon die volgens artikel 8, lid 1, aansprakelijk is, straffen kunnen worden opgelegd die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Deze straffen omvatten, al dan niet strafrechtelijke, geldboetes en kunnen andere maatregelen omvatten, zoals:

a)

uitsluiting van uitkeringen of steun van de overheid;

b)

tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;

c)

plaatsing onder toezicht van de rechter, of

d)

een rechterlijk bevel tot ontbinding.

2.   Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat tegen een rechtspersoon die volgens artikel 8, lid 2, aansprakelijk is, straffen kunnen worden vastgesteld of maatregelen kunnen worden getroffen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 10

Rechtsmacht

1.   Elke lidstaat vestigt zijn rechtsmacht ten aanzien van gedragingen in de zin van de artikelen 2, 3, 4 en 5, indien deze:

a)

geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied zijn begaan, of

b)

door een van zijn onderdanen zijn begaan, of

c)

zijn begaan ten voordele van een rechtspersoon die zijn hoofdkantoor op het grondgebied van die lidstaat heeft.

2.   Bij het vestigen van de rechtsmacht overeenkomstig lid 1, onder a), zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn rechtsmacht zich uitstrekt tot gevallen waarin:

a)

de dader het strafbare feit pleegt terwijl hij zich fysiek op het grondgebied van die lidstaat bevindt, ongeacht of het strafbare feit is gericht tegen een informatiesysteem op het eigen grondgebied, of

b)

het strafbare feit is gericht tegen een informatiesysteem op het eigen grondgebied, ongeacht of de dader het strafbare feit pleegt terwijl hij zich fysiek op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevindt.

3.   Een lidstaat die zijn eigen onderdanen krachtens zijn wetgeving momenteel niet uitlevert of overlevert, treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen over de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 genoemde gedragingen, en vervolgt die gedragingen, indien van toepassing, wanneer een van zijn onderdanen zich daaraan buiten zijn grondgebied schuldig heeft gemaakt.

4.   Indien een strafbaar feit onder de rechtsmacht van meer dan een lidstaat valt en indien elk van de betrokken lidstaten geldig vervolging kan instellen op grond van hetzelfde feit, werken de betrokken lidstaten samen om te beslissen wie van hen de daders zal vervolgen, teneinde de procedure zo mogelijk in een enkele lidstaat te centraliseren. Daartoe kunnen de lidstaten een beroep doen op elk orgaan of mechanisme dat in de Europese Unie is ingesteld om de samenwerking tussen hun rechterlijke instanties en de coördinatie van hun actie te vergemakkelijken. Daarbij mag achtereenvolgens rekening worden gehouden met de volgende criteria:

de lidstaat op het grondgebied waarvan de handelingen zijn gepleegd, overeenkomstig lid 1, onder a), en lid 2;

de lidstaat waarvan de dader een onderdaan is;

de lidstaat waar de dader is aangetroffen.

5.   Een lidstaat kan besluiten de in lid 1, onder b) en c), beschreven rechtsmachtsregels niet, of slechts in specifieke gevallen of omstandigheden, toe te passen.

6.   De lidstaten stellen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie op de hoogte wanneer zij besluiten lid 5 toe te passen, zo nodig onder vermelding van de specifieke gevallen of omstandigheden waarin het besluit van toepassing is.

Artikel 11

Uitwisseling van informatie

1.   Met het oog op de uitwisseling van informatie in verband met strafbare feiten in de zin van de artikelen 2, 3, 4 en 5, maken de lidstaten, met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming, gebruik van het bestaande netwerk van operationele meldpunten die 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel zijn.

2.   Elke lidstaat stelt het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie in kennis van het meldpunt dat is aangewezen met het oog op de uitwisseling van informatie over strafbare feiten waarvan sprake is bij aanvallen op informatiesystemen. Het secretariaat-generaal brengt deze informatie ter kennis van de andere lidstaten.

Artikel 12

Tenuitvoerlegging

1.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 16 maart 2007 aan de bepalingen van dit kaderbesluit te voldoen.

2.   Uiterlijk op 16 maart 2007 zenden de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst toe van de bepalingen waarmee de uit hoofde van dit kaderbesluit op hen rustende verplichtingen in hun nationale wetgeving zijn omgezet. Uiterlijk op 16 september 2007 beoordeelt de Raad, op basis van een op grond van de informatie opgesteld rapport en een schriftelijk rapport van de Commissie, in hoeverre de lidstaten hebben voldaan aan de bepalingen van dit kaderbesluit.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  PB C 300 E van 11.12.2003, blz. 26.

(2)  PB C 43 van 16.2.2002, blz. 2.

(3)  PB C 19, 23.1.1999, blz. 1.

(4)  PB L 351 van 29.12.1998, blz. 1.

(5)  PB C 187 van 3.7.2001, blz. 5.


Rectificaties

16.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/72


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 398/2005 van de Commissie van 10 maart 2005 tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 65 van 11 maart 2005 )

Bladzijde 3, artikel 1, „wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen”:

in plaats van:

„19,209 EUR/100 kg”

te lezen:

„19,192 EUR/100 kg”.