ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 47

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
18 februari 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 265/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 266/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

3

 

 

Verordening (EG) nr. 267/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

6

 

 

Verordening (EG) nr. 268/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 18 februari 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

8

 

 

Verordening (EG) nr. 269/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

10

 

 

Verordening (EG) nr. 270/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

12

 

 

Verordening (EG) nr. 271/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 19e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

15

 

 

Verordening (EG) nr. 272/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

16

 

 

Verordening (EG) nr. 273/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

18

 

 

Verordening (EG) nr. 274/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

19

 

 

Verordening (EG) nr. 275/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005

20

 

 

Verordening (EG) nr. 276/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004

21

 

 

Verordening (EG) nr. 277/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004

22

 

 

Verordening (EG) nr. 278/2005 van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004

23

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2005/135/EG:Beschikking van de Raad van 11 mei 2004 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Portugal

24

 

*

2005/136/EG:Beschikking van de Raad van 2 juni 2004 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

26

 

 

Commissie

 

*

2005/137/EG:Beschikking van de Commissie van 15 oktober 2003 betreffende de financiële participatie van het Waalse Gewest in Carsid SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3527)  ( 1 )

28

 

*

2005/138/EG:Beschikking van de Commissie van 16 februari 2005 tot wijziging van Beschikking 2003/828/EG wat betreft de verplaatsingen van dieren uit en binnen een beperkingsgebied in Portugal in verband met een uitbraak van bluetongue in die lidstaat (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 335)  ( 1 )

38

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/1


VERORDENING (EG) Nr. 265/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

129,3

204

79,1

212

189,0

624

230,6

628

104,0

999

146,4

0707 00 05

052

167,0

068

129,2

204

68,5

999

121,6

0709 10 00

220

39,4

999

39,4

0709 90 70

052

168,6

204

226,8

999

197,7

0805 10 20

052

48,1

204

48,6

212

45,3

220

38,7

421

30,9

448

35,8

624

63,2

999

44,4

0805 20 10

204

87,5

624

80,9

999

84,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

42,6

204

91,9

220

35,5

400

77,6

464

124,1

528

96,4

624

65,7

662

40,8

999

71,8

0805 50 10

052

51,8

999

51,8

0808 10 80

400

101,9

404

101,6

508

87,5

512

129,4

528

90,2

720

60,0

999

95,1

0808 20 50

388

79,8

400

90,1

512

70,8

528

89,4

720

55,6

999

77,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/3


VERORDENING (EG) Nr. 266/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel,

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1989/2004 van de Commissie (PB L 344 van 20.11.2004, blz. 5).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

GN-code

Motivering

(1)

(2)

(3)

Schoeisel dat de tenen en de bal van de voet bedekt, en de hiel en meer dan de helft van de voet vrijlaat, met een lederen bovendeel dat aan de binnenkant met een textielweefsel is gevoerd, en een lederen buitenzool, met een binnenzoollengte van minder dan 24 cm. Het wordt aan de voet vastgezet met twee rekbare bandjes die rond de hiel gaan.

(schoeisel voor ritmische gymnastiek)

(zie foto’s nr. 633 A en 633 B) (1)

6403 59 91

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3, onder b), op hoofdstuk 64 en de tekst van de GN-codes 6403, 6403 59 en 6403 59 91.

Op grond van de algemene regel 1 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur betekent de term „buitenzool” onder meer in post 6403, dat deel van het schoeisel dat bij gebruik in aanraking met de grond komt. Zie ook de GS-toelichting op hoofdstuk 64, algemene opmerkingen, onder C.

Omdat bij ritmische gymnastiek alleen de bal van de voet de grond mag raken, is het overeenkomstige deel van het schoeisel het enige deel dat bij gebruik in aanraking met de grond komt, zodat het kan worden beschouwd als een „buitenzool” als bedoeld in hoofdstuk 64. Bovendien houden de objectieve kenmerken van het artikel (bv. model en materiaal) in dat het voor geen ander doel dan als schoeisel voor ritmische gymnastiek kan worden gebruikt.

Image

Image


(1)  De foto’s dienen uitsluitend ter informatie.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/6


VERORDENING (EG) Nr. 267/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, onder a), en lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder a), c), d), f), g) en h), van die verordening vermelde producten in de internationale handel en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een uitvoerrestitutie wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen welke in bijlage V van die verordening worden genoemd. Bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) zijn de producten aangegeven waarvoor een restitutie dient te worden vastgesteld bij uitvoer in de vorm van goederen, bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(3)

In artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(4)

De bij deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen.

(5)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restitutie die kan worden toegekend bij uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage A van Verordening (EG) nr. 1520/2000 genoemde en in artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 18 februari 2005 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

36,75

36,75


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/8


VERORDENING (EG) Nr. 268/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 18 februari 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68.

(2)

Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze.

(3)

Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd.

(4)

Op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 785/68 kan een representatieve prijs bij uitzondering voor een beperkte tijd ongewijzigd gehandhaafd worden wanneer de Commissie geen kennis meer heeft kunnen nemen van de aanbiedingsprijs waarvan is uitgegaan voor de vorige vaststelling van de representatieve prijs, en wanneer de beschikbare aanbiedingsprijzen die niet voldoende representatief lijken te zijn voor de werkelijke markttendens, plotseling aanzienlijke wijzigingen van de representatieve prijs teweeg zouden brengen.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).

(3)  PB 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/1995.


BIJLAGE

Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 18 februari 2005

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1)

1703 10 00 (2)

10,35

0

1703 90 00 (2)

10,74

0


(1)  Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/10


VERORDENING (EG) Nr. 269/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden.

(3)

Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte.

(4)

In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard.

(5)

De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden.

(6)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(7)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn.

(8)

Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten.

(9)

Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 18 FEBRUARI 2005 (1)

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

33,80 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,80 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

33,80 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,80 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3675

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3675

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/12


VERORDENING (EG) Nr. 270/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bepaalt dat het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening genoemde producten en de prijzen van de Gemeenschap overbrugd kan worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Volgens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2) is de restitutie voor 100 kg van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten die worden uitgevoerd, gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het sacharosegehalte, in voorkomend geval verhoogd met het gehalte aan andere als sacharose berekende suikersoorten. Dit sacharosegehalte van het betrokken product wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(3)

Volgens artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor sorbose, uitgevoerd in ongewijzigde staat, gelijk zijn aan het basisbedrag van de restitutie, verminderd met een honderdste van de restitutie bij de productie die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (3), geldt voor de in de bijlage bij deze laatste verordening vermelde producten.

(4)

Volgens artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor de overige in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde en in onveranderde vorm uitgevoerde producten gelijk zijn aan het honderdste deel van het bedrag dat wordt bepaald met inachtneming van enerzijds het verschil tussen de interventieprijs voor witte suiker die gedurende de maand waarvoor het basisbedrag wordt vastgesteld, geldt voor de niet-deficitaire gebieden van de Gemeenschap, en de voor witte suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen, en anderzijds de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap met het oog op de uitvoer van verwerkte producten naar derde landen en het gebruik van de tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen.

(5)

Volgens artikel 30, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de toepassing van het basisbedrag beperkt worden tot bepaalde in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde producten.

(6)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan een restitutie worden vastgesteld bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder f), g) en h), van die verordening genoemde producten. Het niveau van de restitutie moet worden vastgesteld voor 100 kg droge stof, waarbij rekening wordt gehouden met de restitutie bij uitvoer voor de producten van GN-code 1702 30 91, de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde producten en met de economische aspecten van de betrokken uitvoer. Voor de onder f) en g) van voornoemd lid 1 bedoelde producten wordt de restitutie slechts toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 en wordt voor de onder h) bedoelde producten de restitutie alleen toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95.

(7)

De bovengenoemde restituties dienen maandelijks vastgesteld te worden. Zij kunnen tussentijds worden gewijzigd.

(8)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kunnen de situatie op de wereldmarkt of specifieke vereisten van bepaalde markten het noodzakelijk maken de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten te differentiëren naar gelang van hun bestemming.

(9)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker van herkomst uit de westelijke Balkanlanden sinds het begin van 2001 en de uitvoer van suiker van de Gemeenschap naar die landen lijken een zeer kunstmatig verschijnsel te zijn.

(10)

Om eventuele misbruiken door wederinvoer in de Europese Unie van producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is verleend te voorkomen, is het dienstig voor de westelijke Balkanlanden als geheel geen restituties voor de in deze verordening bedoelde producten vast te stellen.

(11)

Gelet op deze feiten dienen de restituties voor de betrokken producten te worden vastgesteld op een passend niveau.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder d), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 6).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER IN ONGEWIJZIGDE STAAT VOOR STROPEN EN BEPAALDE ANDERE PRODUCTEN VAN DE SUIKERSECTOR, VAN TOEPASSING MET INGANG VAN 18 FEBRUARI 2005 (1)

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75 (2)

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75 (2)

1702 60 80 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

69,82 (3)

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (4)

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75 (2)

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (4)

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (4)

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (4)  (5)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75 (2)

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (4)

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, als omschreven in resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Alleen geldig voor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(3)  Alleen geldig voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(4)  Het basisbedrag is niet van toepassing op stropen met een zuiverheid van minder dan 85 % (Verordening (EG) nr. 2135/95). Het sacharosegehalte wordt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(5)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/15


VERORDENING (EG) Nr. 271/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 19e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004 van de Commissie van 19 juli 2004 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2004/2005 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1327/2004, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 19e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 39,889 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1685/2004 (PB L 303 van 30.9.2004, blz. 21).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/16


VERORDENING (EG) Nr. 272/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 17 februari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

0

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

0

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

8,22

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

7,68

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

7,08

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

6,54

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

6,12

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Roemenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/18


VERORDENING (EG) Nr. 273/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1757/2004 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die op 11 tot en met 17 februari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst vastgesteld op 13,97 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 10.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/19


VERORDENING (EG) Nr. 274/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 7,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1565/2004 van de Commissie van 3 september 2004 betreffende een bijzondere interventiemaatregel voor haver in Finland en Zweden voor het verkoopseizoen 2004-2005 voa het verkoopseizoen 2004-2005 (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer uit Finland en Zweden van in die landen geproduceerd haver naar alle derde landen, met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië en Zwitserland, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1565/2004.

(2)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 11 tot en met 17 februari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van haver vastgesteld op 33,95 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).

(3)  PB L 285 van 4.9.2004, blz. 3.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/20


VERORDENING (EG) Nr. 275/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 115/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 11 tot en met 17 februari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 6,00 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 24 van 27.1.2005, blz. 3.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/21


VERORDENING (EG) Nr. 276/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer, van sorgho, van herkomst uit derde landen, in Spanje is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2275/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Er wordt gegund aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 11 tot en met 17 februari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho vastgesteld op 23,85 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 78 900 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 32.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/22


VERORDENING (EG) Nr. 277/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2277/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 11 tot en met 17 februari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 31,44 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 30 000 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 35.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/23


VERORDENING (EG) Nr. 278/2005 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Portugal is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2276/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3) kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Er wordt gegund aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 11 tot en met 17 februari 2005, in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 32,47 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 26 000 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 34.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/24


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 11 mei 2004

tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Portugal

(2005/135/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2002/923/EG van de Raad (1) werd op aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het EG-Verdrag besloten dat er in Portugal een buitensporig tekort bestond.

(2)

Overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het EG-Verdrag richtte de Raad een aanbeveling tot Portugal om te bereiken dat deze buitensporigtekortsituatie wordt verholpen (2). In deze aanbeveling werd, in samenhang met artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (3), een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn, d.w.z. uiterlijk 2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 104, lid 12, van het EG-Verdrag wordt een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

(4)

De definities van „overheid” en „tekort” zijn vastgelegd in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten door verwijzing naar het Europees Stelsel van economische rekeningen (ESER), tweede uitgave. De gegevens voor de buitensporigtekortprocedure worden door de Commissie verstrekt.

(5)

Uit de gegevens die de Commissie heeft verstrekt, nadat Portugal vóór 1 maart 2004 gegevens heeft overgelegd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (4), alsmede uit de voorjaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie, kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

Het overheidstekort wordt voor 2003 geraamd op 2,8 % van het BBP tegen 2,7 % in 2002 en 4,4 % in 2001. Het resultaat voor 2003 is in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 7, met name wat betreft de terugdringing van het overheidstekort onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP uiterlijk in 2003. In 2003 werd de budgettaire aanpassing voortgezet door middel van een gestage vertraging van de groei van de lopende primaire uitgaven van 8,9 % in 2001 tot 7,8 % in 2002 en 4,1 % in 2003. De huidige conjunctuurverzwakking, die in 2003 uitmondde in een recessie, leidde evenwel tot een aanzienlijk verschil — 2,6 procentpunten — tussen de daadwerkelijke BBP- groei en de oorspronkelijke begrotingsprognose. Als gevolg daarvan vielen de belastingontvangsten in de loop van 2003 sterk tegen, wat diende te worden gecompenseerd door twee eenmalige maatregelen, samen in de orde van grootte van 2,1 % van het BBP.

De door de Portugese autoriteiten genomen structurele maatregelen hebben een meer direct effect op de openbare financiën en liggen voornamelijk op drie gebieden: i) overheidsadministratie; ii) gezondheidszorg; iii) onderwijs. Met name de bijna-bevriezing van de loonschalen en werkgelegenheid bij de overheid in de periode 2003-2004 zullen naar verwachting in de toekomst gunstige basiseffecten hebben, en daardoor een wezenlijk structureel effect. Daarnaast denken de Portugese autoriteiten dat de lopende alomvattende hervorming van de gezondheidszorgsector reeds in 2003 tot enkele positieve resultaten heeft geleid qua kostenbesparingen en productiviteitstoename.

In de voorjaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,4 % van het BBP voor 2004, wat aanzienlijk boven het officiële streefcijfer (2,8 % van het BBP) ligt. Dit verschil is in wezen toe te schrijven aan: i) een groei die enigszins lager uitvalt dan geraamd; ii) basiseffecten in verband met de in 2003 genomen eenmalige maatregelen; iii) de tot nu toe geplande gedeeltelijke vervanging van deze eenmalige maatregelen. Er zijn bijgevolg aanvullende maatregelen nodig om te voorkomen dat het overheidstekort in 2004 en de daaropvolgende jaren de referentiewaarde van 3 % van het BBP overschrijdt.

Na de einddatum voor de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie maakten de Portugese autoriteiten hun voornemen bekend om verdere operaties (met betrekking tot onroerende goederen) te verrichten teneinde het tekort in het lopende jaar onder de drempel van 3 % van het BBP te houden.

Volgens de eerste kennisgeving 2004 in het kader van de buitensporigtekortprocedure werd de schuldquote in 2003 onder de referentiewaarde van 60 % van het BBP gehouden, wat in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 7, van het EG-Verdrag, hoewel de schuldquote sinds 2001 gestaag is gestegen en volgens de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie in 2004 deze referentiewaarde waarschijnlijk zal overschrijden.

(6)

Beschikking 2002/923/EG moet bijgevolg worden ingetrokken. Gezien de in de voorjaarsprognoses van de Commissie genoemde risico’s voor de begrotingssituatie is het evenwel uitermate belangrijk dat de Portugese autoriteiten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het begrotingstekort in 2004 en daarna onder 3 % van het BBP blijft. Gezien de aanhoudende grote negatieve output gap die tot en met 2005 wordt verwacht en teneinde de dynamiek van begrotingsconsolidatie te handhaven, is de toepassing van meer tijdelijke maatregelen aanvaardbaar op de korte termijn. In dit verband moeten de Portugese autoriteiten de geprogrammeerde maatregelen en de daarmee gemoeide bedragen in het openbaar bevestigen, totdat maatregelen van meer structurele aard hun volledige ontlastende uitwerking op de openbare financiën hebben.

(7)

Om een duurzame consolidatie te bewerkstelligen en op middellange termijn uiteindelijk te komen tot een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, overeenkomstig de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, moeten alle eenmalige maatregelen geleidelijk worden vervangen door maatregelen van meer structurele aard, en moet de conjunctuurgezuiverde begrotingssituatie met ten minste 0,5 procentpunt van het BBP per jaar worden verbeterd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Portugal in 2003 is gecorrigeerd, overeenkomstig de aanbeveling die op 5 november 2002 krachtens artikel 104, lid 7, van het EG-Verdrag tot Portugal werd gericht.

Artikel 2

Beschikking 2002/923/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. McCREEVY


(1)  PB L 322 van 27.11.2002, blz. 30.

(2)  Aanbeveling van de Raad van 5 november 2002.

(3)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(4)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/26


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 2 juni 2004

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

(2005/136/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Nederland,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende krachtige duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1), bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. De Commissie heeft op 19 mei 2004 een dergelijk advies over Nederland aan de Raad uitgebracht. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, kwam de Commissie in haar advies van 19 mei 2004 tot de conclusie dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat.

(5)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat.

(6)

De algehele evaluatie leidt tot de volgende conclusies. In 2003 bedroeg het overheidstekort in Nederland 3,2 % van het BBP. De overschrijding van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP vond plaats ondanks ingrijpende bezuinigingsmaatregelen van de autoriteiten. Volgens de Commissie is de overschrijding van de drempelwaarde van 3 % van het BBP in 2003 vooral te wijten aan het effect van de economische verzwakking. Het feit dat het overheidstekort de referentiewaarde van 3 % van het BBP overschreed, werd echter niet veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis die buiten de macht van de Nederlandse autoriteiten viel en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact, welke wordt omschreven als een daling van het reële BBP met ten minste 2 % op jaarbasis. Zelfs indien rekening wordt gehouden met de extra maatregelen waartoe de autoriteiten op 16 april 2004 hebben besloten en die niet in aanmerking zijn genomen in de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie, bestaat het risico dat het overheidstekort in 2004 wederom hoger uitkomt dan 3 % van het BBP. Dit laat vermoeden dat de overschrijding van de in het Verdrag voor het tekort vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP wellicht niet van tijdelijke aard is. Ten slotte zal de schuldquote, die volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie in 2004 56,3 % van het BBP zal bedragen, dat jaar onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP blijven,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Luxemburg, 2 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. McCREEVY


(1)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).


Commissie

18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/28


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 15 oktober 2003

betreffende de financiële participatie van het Waalse Gewest in Carsid SA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3527)

(Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/137/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1),

Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (2) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 17 oktober 2001 heeft België bij de Commissie het voornemen van het Waalse Gewest aangemeld om een inbreng te doen in het kapitaal van een nieuwe staalonderneming, Carsid SA. België heeft de Commissie aanvullende inlichtingen verstrekt bij brieven van 20 november 2001 en 14 februari 2002.

(2)

Bij schrijven van 3 april 2002 heeft de Commissie België in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 6, lid 5, van Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (3).

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt (4). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken maatregel te maken.

(4)

De Commissie heeft van belanghebbenden opmerkingen terzake ontvangen. Zij heeft deze voor een reactie doorgezonden aan België en heeft bij brieven van 17 juni, 6 september, 22 oktober en 25 november 2002 opmerkingen van België ontvangen.

II.   IN CARSID PARTICIPERENDE ONDERNEMINGEN

(5)

De Société wallonne de gestion et de participations, hierna „Sogepa” genoemd, is een holdingmaatschappij van het Waalse Gewest, die onder meer de activiteiten van de Société wallonne pour la sidérurgie, hierna „SWS” genoemd, heeft overgenomen. In de sector ijzer en staal heeft zij als opdracht om, in het kader van het Waalse algemeen economisch beleid, de oprichting of uitbreiding van ondernemingen te stimuleren en het overheidsinitiatief in de industrie te bevorderen. Op het tijdstip van de aanmelding had Sogepa een participatie van 25 % in het kapitaal van Cockerill Sambre, een Belgische ijzer- en staalproducent. Zij had ook een belang van 25 % in het kapitaal van Duferco Clabecq (zie overweging 9), Duferco La Louvière (zie overweging 11) en Duferco Belgium (zie overweging 12).

(6)

De participatie van Sogepa in Cockerill Sambre werd op 17 december 2001 omgeruild voor een participatie van 8 % in het kapitaal van Usinor, die op haar beurt, begin 2002, een participatie van 4,25 % werd in het kapitaal van Arcelor (zie overweging 7). Het belang van Sogepa in Duferco Clabecq werd teruggebracht tot 5,91 % na de kapitaalvermindering tot aanzuivering van verliezen die op 8 augustus 2002 plaatsvond en gevolgd werd door een kapitaalverhoging onderschreven door Duferco Investment. Evenzo is de rechtstreekse participatie van Sogepa in Duferco La Louvière nagenoeg verdwenen als gevolg van de kapitaalvermindering tot aanzuivering van verliezen op 8 november 2001, gevolgd door een kapitaalverhoging onderschreven door Duferco Belgium.

(7)

Usinor Belgium SA is een holdingmaatschappij van de Usinor-groep in België. De Franse Usinor-groep was tot eind 2001 een van de belangrijkste Europese staalconcerns. In 2001 bedroeg de omzet wereldwijd 14 523 miljoen EUR. Op het tijdstip van de aanmelding had Usinor 75 % van Cockerill Sambre in handen. Begin 2002 is de Usinor-groep gefuseerd met de Luxemburgse Arbed-groep en de Spaanse Aceralia-groep. Samen vormen zij thans de Arcelor-groep, de grootste staalproducent ter wereld.

(8)

Duferco Investment SA, hierna „Duferco Investment” genoemd, is een holdingmaatschappij van de Duferco-groep, een Italiaans-Zwitsers privé-concern dat is gespecialiseerd in de handel in staalproducten (met inbegrip van grondstoffen), maar dat eveneens lange en platte producten in koolstofstaal produceert. In 2001 behaalde het concern een wereldwijde omzet van 3,2 miljard USD. In België heeft Duferco Investment zeggenschap over twee staalproducerende bedrijven, Duferco Clabecq en Duferco La Louvière. Deze beide ondernemingen betalen aan Duferco Investment, voor de diensten die de groep aan de Belgische ondernemingen verleent, een jaarlijkse commissie van […] (5) van haar omzet, bestaande uit een agentschapscommissie ([…]) en een beheerscommissie ([…]).

(9)

Duferco Clabecq is de onderneming die de Duferco-groep en de Waalse overheid (via de SWS) hebben opgericht met het oog op de overname van de onderneming Forges de Clabecq (6) die sinds 3 januari 1997 failliet is. De SWS heeft bijgedragen in de kapitalisering van Duferco Clabecq door een inbreng van circa 8,6 miljoen EUR en de toekenning van een achtergestelde lening van circa 13,6 miljoen EUR (voor 75 % gewaarborgd door de Duferco-groep). De bijdrage van de Duferco-groep bestond uit een inbreng van circa 25,9 miljoen EUR. In haar besluit van 25 november 1997 heeft de Commissie geoordeeld dat deze maatregelen van de SWS geen staatssteun vormden. In dat besluit merkte de Commissie op dat, volgens het bedrijfsplan van de onderneming, vanaf het tweede werkingsjaar een positieve exploitatiemarge verwacht werd en dat vanaf het vijfde jaar winst zou worden gemaakt.

(10)

In onderstaande tabel zijn over Duferco Clabecq enkele financiële kerngegevens te vinden tot en met 30 september 2001.

(in miljoen EUR)

 

1998

1999

2000

2001

Kapitaal + reserves

34,7

34,7

34,7

34,7

Omzet

229,7

171,3

309,7

292,7

Exploitatieresultaat

3,0

– 7,0

– 4,9

– 6,0

Resultaat vóór belastingen

1,3

– 7,5

– 6,7

– 0,7

Gecumuleerde verliezen

 

– 6,7

– 14,3

– 14,9

Bron: Jaarrekeningen van de onderneming. Boekjaar loopt van 1.10 tot en met 30.9.

(11)

Duferco La Louvière is de onderneming die Duferco Investment en de Waalse overheid (via de SWS) hebben opgericht met het oog op de overname van de onderneming Hoogovens-Usines Gustave Boël (7) die sinds oktober 1998 onder gerechtelijk akkoord werkte. SWS heeft bijgedragen in de kapitalisering van Duferco La Louvière door een inbreng van circa 17,8 miljoen EUR en de toekenning van een achtergestelde lening van circa 27,8 miljoen EUR (voor 75 % gewaarborgd door de Duferco-groep). De bijdrage van de Duferco-groep bestond uit een inbreng van circa 53,5 miljoen EUR. In haar besluit van 1 juli 1999 heeft de Commissie geoordeeld dat deze maatregelen van de SWS geen staatssteun vormden. In dat besluit merkte de Commissie op dat volgens het bedrijfsplan vanaf 2000 weer winst werd verwacht.

(12)

Daarnaast hebben Duferco Investment en Sogepa, met het oog op hun bijdrage in de financiering van nieuwe investeringen van Duferco La Louvière, de holding Duferco Belgium opgericht die een belang zou nemen in het kapitaal van Duferco La Louvière. Sogepa zou bijdragen in de kapitalisering van Duferco Belgium door een inbreng van circa 15,6 miljoen EUR en de toekenning van een achtergestelde lening van circa 24,3 miljoen EUR (voor 75 % gewaarborgd door de Duferco-groep). De bijdrage van de Duferco-groep zou bestaan uit een inbreng van circa 46,8 miljoen EUR. Op 30 september 2001 was 25 % van het kapitaal (15,6 miljoen EUR) vrijgegeven en had Sogepa het volledige bedrag van de lening uitgekeerd. Op 20 september 2001 had Duferco Belgium leningen voor circa 36 miljoen EUR toegekend ten behoeve van de financiering van de investeringen van Duferco La Louvière. In het op 30 september 2001 afgesloten boekjaar meldde Duferco Belgium een verlies van 31 209 EUR.

(13)

In de onderstaande tabel zijn over Duferco La Louvière enkele financiële kerngegevens te vinden tot en met 30 september 2001.

(in miljoen EUR)

 

1999

2000

2001

Kapitaal + reserves

111,6

111,6

111,6

Omzet

216,7

487,7

476,1

Exploitatieresultaat

– 49,4

– 7,8

– 43,1

Resultaat vóór belastingen

46,2

– 1,0

– 41,7

Gecumuleerde verliezen

– 35,9

– 36,9

– 79,1

Bron: Jaarrekeningen van de onderneming. Boekjaar loopt van 1 oktober tot en met 30 september.

III.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

(14)

Nadat de voorzitter van de groep Usinor Sacilor in februari 2001 had aangekondigd dat hij voornemens was de activiteiten van de warmwalserij van Cockerill Sambre te Charleroi stop te zetten, werden er tussen Usinor-Cockerill Sambre, de Duferco-groep en Sogepa besprekingen aangevat met als voornaamste doel voor de productie van plakken een gemeenschappelijke onderneming op te richten, waarvan de industriële uitrusting gevormd zou worden door de huidige installaties van Cockerill Sambre te Charleroi, aangevuld met uitrusting afkomstig van Duferco Clabecq (continugieterij) (8). Deze besprekingen resulteerden in de protocol-overeenkomst inzake de oprichting van Carsid die op 12 oktober 2001 werd ondertekend.

(15)

De maatregel van het Waalse Gewest bestaat uit een inbreng door Sogepa in het maatschappelijk kapitaal van het nieuwe staalbedrijf Carsid SA. Aanvankelijk was voorzien dat deze inbreng 20 miljoen EUR zou bedragen. Bij schrijven van 14 mei 2002 heeft België de Commissie evenwel meegedeeld dat, zonder afbreuk te doen aan het feit dat België het niet eens was met de analyse van de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure, teneinde de bezwaren van de Commissie weg te nemen, de inbreng van Sogepa zou worden teruggebracht tot 9 miljoen EUR, terwijl de overige 11 miljoen EUR die oorspronkelijk gepland waren, (eveneens contant) dienden te worden ingebracht door Duferco Investment.

(16)

In afwachting van een gunstige beschikking van de Commissie heeft Cockerill Sambre op 27 december 2001 een inbreng in natura gedaan waarvan de nettowaarde werd vastgesteld op 35 miljoen EUR, terwijl Duferco een inbreng in geld deed ten belope van 25 miljoen EUR. Het startkapitaal van Carsid werd bijgevolg vastgesteld op 60 miljoen EUR.

(17)

De inbreng in natura door Cockerill Sambre bestond uit de inbreng van een productie-eenheid die grosso modo overeenstemde met de geïntegreerde productielijn van de vestiging te Charleroi en de elektrische productielijn van de vestiging te Marcinelle. In oktober 2001 vond voor deze installaties een expertise door een onafhankelijk bedrijf plaats, waarbij de nuttige waarde op […] miljoen EUR werd vastgesteld. Daarnaast heeft Cockerill nog voorraden ingebracht ter waarde van […] miljoen EUR en passiva bestaande uit voorzieningen ([…] miljoen EUR), schulden met betrekking tot bezoldigingen ([…] miljoen EUR) en leveranciersschulden ([…] miljoen EUR).

(18)

De inbreng in geld door Duferco werd aangewend voor de onmiddellijke verwerving van de continugieterij voor breedband en andere secundaire installaties te Clabecq. In november 2001 vond voor deze installaties een expertise door een onafhankelijk bedrijf plaats, waarbij de nuttige waarde op 25 miljoen EUR werd vastgesteld.

(19)

Onmiddellijk na de oprichting heeft Cockerill 40 % van haar belang in Carsid overgedragen aan Usinor Belgium en 18,33 % aan Duferco (voor de prijs van […] miljoen EUR, te betalen vanaf […]). Daardoor is het kapitaal van Carsid thans verdeeld over Usinor Belgium (40 %) en Duferco (60 %). Na de geplande inbreng van middelen door Sogepa en Duferco Investment zou het belang van Sogepa in Carsid uiteindelijk 11,25 % bedragen, terwijl het overige kapitaal verdeeld is over Duferco Investment (58,75 %) en Usinor Belgium SA (30 %).

IV.   BEGINSELEN INZAKE DE WERKING VAN CARSID

(20)

Carsid zal over twee productielijnen voor plakken beschikken, met name één geïntegreerde gietlijn, met een productiecapaciteit van 1,8 miljoen ton per jaar, welke productie bestemd zal zijn voor Duferco, en één elektrische lijn, waarvan de productie zal worden verdeeld tussen Cockerill ([…]) en de Waalse ondernemingen van Duferco ([…]). Tijdens een overgangsperiode […], zal het grootste deel van de productie van Carsid evenwel bestemd zijn voor Cockerill Sambre.

(21)

De transactie heeft ten gevolge dat de hoogoven van Clabecq (met een jaarlijkse productiecapaciteit van ongeveer 1,5 miljoen ton staal) definitief wordt gesloten.

(22)

Carsid zal uitsluitend voor de ondernemingen van de Duferco-groep en Arcelor produceren en zal niet op de open markt actief zijn. Daartoe hebben Cockerill Sambre en de Duferco-groep met Carsid langlopende leveringscontracten gesloten die lopen tot eind […] (Cockerill Sambre) of […] (Duferco). Cockerill Sambre zal de overeenkomst evenwel eind […] voor het eerst kunnen opzeggen. Voorts kunnen, ingeval Cockerill Sambre haar recht uitoefent om afstand te doen van haar aandelen-Carsid, zowel Cockerill Sambre als Duferco hun contracten per […] beëindigen.

(23)

Naast de reeds vermelde productie-installaties (zie overweging 20) gaat Carsid ervan uit een nieuwe […]-installatie te verwerven om de kwaliteit van haar producten te verbeteren, alsmede onderhoudsinvesteringen uit te voeren aan andere installaties en milieu-investeringen te verrichten. De kostprijs voor de overbrenging van de continugieterij van Duferco Clabecq naar Charleroi wordt geraamd op […] miljoen EUR. Usinor Belgium zal een bijdrage leveren aan de kredietbehoeften van Carsid door een lening van […] en een kredietlijn voor hetzelfde bedrag, waarop een jaarlijkse rente van […] van toepassing is.

(24)

De bevoorrading met grondstoffen wordt tegen vergoeding toevertrouwd aan de betrokken diensten van Arcelor en de Duferco-groep. Zo zal de aankoop van schroot toevallen aan de groep-[…] en de aankoop van ertsen, kolen en cokes aan de […]-groep.

(25)

De aandeelhouders van Carsid zijn overeengekomen dat de ondernemingen waarvoor de geproduceerde plakken bestemd zijn, de productiekosten van de respectieve productielijn voor hun rekening zullen nemen. De plakken zullen daarenboven worden geleverd tegen productiekosten + 1 %, zodat de onderneming zeker geen verlies maakt. Voorts zijn de aandeelhouders overeengekomen dat vanaf het […] jaar de helft van de winst als dividend zal worden uitgekeerd.

(26)

De vaste kosten van de gietlijn zullen door Duferco worden gedragen, terwijl de vaste kosten van de elektrische lijn zullen worden gedragen door Cockerill Sambre tot een capaciteit van […] ton. Wanneer de capaciteit van de elektrische lijn op 1 miljoen ton zal zijn gebracht, blijft daarvan slechts […] ten laste van Cockerill, terwijl de rest ten laste is van Duferco. De partner die de aan de andere partij toegekende capaciteit geheel of gedeeltelijk benut, draagt evenwel de vaste kosten in verhouding tot het gebruik ervan. De variabele kosten worden gedragen door elke partij naar verhouding van de aan hen toegekende productie. In het contract is vastgelegd dat de personeelsbezetting van de elektrische lijn voornamelijk veranderlijk is door een beroep te doen op het stelsel van technische werkloosheid en door, voorzover mogelijk, de werknemers in de gietlijn in te zetten.

V.   DE SITUATIE OP DE MARKT VOOR IJZER EN STAAL IN 2001

(27)

Na een voor de communautaire ijzer- en staalindustrie zeer goed jaar 2000 (met een recordproductie van 163,2 miljoen ton staal) viel sedert begin 2001 een daling in de productie vast te stellen, een evolutie die nadien bevestigd werd. Meer algemeen, kwam er, naast de groeivertraging die over heel de wereld werd vastgesteld, de onzekerheid over de verdere ontwikkeling van de economie als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten.

(28)

Wat in het bijzonder de platte producten in koolstofstaal betreft, die de belangrijkste producten van Duferco Clabecq en Duferco La Louvière zijn, was de marktsituatie in de Gemeenschap in 2001 als gevolg van de invoer bijzonder zorgwekkend (zie in die zin de gegevens over 2001 in Verordening (EG) nr. 560/2002 van de Commissie van 27 maart 2002 tot instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten (9). Op wereldvlak is de situatie nauwelijks beter, zoals door alle deelnemers aan de bijeenkomst op hoog niveau die op 17 en 18 september 2001 bij de OESO plaatsvond, werd vastgesteld. Bovendien hebben de in januari en juli 2001 door de Verenigde Staten uitgevoerde onderzoeken in de staalsector de onzekerheid over de vooruitzichten voor de evolutie in de internationale handel in ijzer- en staalproducten nog doen toenemen.

(29)

België is een netto-uitvoerder van ijzer- en staalproducten. In 2001 was 70 % van de productie bestemd voor de rest van de Gemeenschap.

VI.   DE TWIJFEL VAN DE COMMISSIE BIJ DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(30)

De Commissie had twijfel geuit of het optreden van Sogepa wel overeenstemde met dat van een privé-investeerder, zelfs indien dit optreden beoordeeld werd in het kader van de door haar in het verleden verrichte investeringen, en wel om twee redenen:

een hypothetische privé-aandeelhouder van Carsid zou niet bereid zijn te aanvaarden dat hij als enige zijn gehele inbreng in geld diende te doen om het hoofd te bieden aan de nieuwe behoeften van de onderneming, aangezien daardoor de risico's voor de privé-aandeelhouders van Carsid en die van haar publieke aandeelhouder niet gelijkwaardig zouden zijn. Met hun inbreng doen de privé-aandeelhouders niets anders dan het verschuiven van productie-installaties tussen ondernemingen van de groep. De overheid daarentegen brengt geld in, waaraan een nieuw risico is verbonden;

de opbrengst die van de door de overheid in Carsid geïnvesteerde kapitalen wordt verwacht, kon niet worden geacht te beantwoorden aan de verwachtingen van een privé-investeerder, omdat de rentabiliteit van deze investering afhangt van, enerzijds, de specifieke situatie van de bij het project betrokken ondernemingen en, anderzijds, de ontwikkelingen in de ijzer- en staalsector, zowel op mondiaal als op Europees en regionaal niveau.

VII.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

A.   Corus

(31)

De ijzer- en staalproducent Corus is van oordeel dat de investering van het Waalse Gewest via Sogepa in Carsid staatssteun vormt. Deze onderneming baseert zich daarvoor op het gegeven dat een privé-investeerder die een rendabele investering wil doen, geen belang in Carsid zou hebben genomen tegen de voorwaarden waarmee Sogepa heeft ingestemd.

(32)

Ten eerste is Carsid volgens Corus niet concurrerend en zal zij dat ook in de toekomst niet zijn. Door haar ligging in het binnenland heeft Carsid, volgens Corus, bepaalde concurrentienadelen wat betreft kostprijs van de „inputs”: personeel, kolen en ijzererts, schroot, stroom. Overigens is de onderneming te klein om schaalvoordelen te hebben (10). Daarentegen bezit Carsid geen specifieke voordelen: zij zal gewone halfafgewerkte producten afzetten waarvoor er overcapaciteit bestaat terwijl andere producenten beter uitgerust zijn om deze te exporteren. De productiekosten te Charleroi liggen momenteel 15 % boven die van een gemiddelde concurrent. Met een kostprijs van 219 USD per ton is Charleroi de producent met de hoogste kosten in Europa (met uitzondering van de kleine Griekse producent Halyvourgiki). Zij staat nummer 207 op de lijst van 300 producenten die door de analisten van World Steel Dynamics worden gevolgd.

(33)

Daarbij komt nog dat Carsid zijn plakken zal afzetten tegen kostprijs + 1 %, waardoor Duferco en Arcelor in een ongunstige concurrentiepositie worden geplaatst voor de afzet van hun afgewerkte producten die op basis van deze plakken worden geproduceerd. Een privé-investeerder die een participatie wil nemen in Carsid, zou dus bevreesd zijn dat de voortzetting van deze regeling zou leiden tot ofwel een belangrijke daling van de afname van Duferco en Arcelor bij Carsid, of tot nieuwe onderhandelingen over de afzetprijs. Deze vrees zou de privé-investeerder ertoe bewegen de in zijn investeringsbesluit verrekende risicopremie te verhogen en een rendement te eisen dat boven het normale ligt.

(34)

Volgens Corus is er weinig hoop dat Carsid ooit een levensvatbaar winstpeil bereikt. Dit is net de reden waarom Usinor in februari openlijk aankondigde dat de staalproductie te Charleroi geen enkele toekomst had. Bijgevolg kan de investering door Sogepa niet worden beschouwd als het optreden van een normale investeerder. De overige aandeelhouders hebben andere motieven. Usinor wil Charleroi verlaten zonder opnieuw te hoeven onderhandelen over de toezeggingen die zij heeft gedaan bij de overname van Cockerill, en deze transactie biedt haar de kans om zulks tegen lagere of zelfs zonder kosten te doen. Wanneer Duferco de levering van plakken aan haar Belgische bedrijven toevertrouwt aan Carsid, kan zij waarschijnlijk meer dan de geleden verliezen recupereren dankzij de winst die zij maakt op de afzet van het eindproduct. Duferco beschouwt deze transactie ook als een middel om de herstelling van de hoogoven van Clabecq te vermijden en de productie over te brengen naar Charleroi, waar zij minder hoopt te verliezen dan te Clabecq. Deze transactie zal echter geen winst opleveren. Sogepa investeert dus enkel om werkgelegenheid veilig te stellen.

(35)

Ten tweede is Corus van oordeel dat het rendement dat van de investering verwacht wordt, onvoldoende is om de investering te rechtvaardigen. Corus heeft de netto actuele waarde berekend van de opbrengsten die Sogepa met haar investeringen zou kunnen behalen. In de meest optimistische scenario's kan Sogepa, volgens Corus, hopen op een interne rendementsgraad (internal rate of return — IRR) van maximaal 4,9 %. Dit ligt dus duidelijk onder het percentage dat een privé-investeerder zou eisen. In nagenoeg alle overige scenario's is het rendement negatief.

(36)

Ten derde is Corus van oordeel dat de waarde van de ingebrachte uitrusting sterk overdreven is. Met deze transactie wordt Cockerill immers vooral de kans geboden de locatie te Charleroi te verlaten zonder sluitingskosten te hoeven te betalen. Aangezien niet verwacht mag worden dat deze uitrusting in de betrokken situatie enige winst oplevert, is de werkelijke waarde ervan nul. In elk geval, mocht de betrokken uitrusting geveild worden, zou de opbrengst hiervan niet hoger liggen dan die van het schroot. Ervaring op dit gebied heeft Corus geleerd dat de schrootwaarde in het gunstigste geval de milieukosten dekt voor de sanering van de site.

(37)

Ten vierde is Corus van mening dat Sogepa, zelfs indien de waarde van de uitrusting correct geraamd is, een groter economisch risico zou lopen dan de privé aandeelhouders van Carsid omdat zij als enige aandeelhouder nieuwe middelen zou inbrengen in een meer dan onzeker project. Aangezien de inbreng van de beide privé-aandeelhouders van Carsid een inbreng in natura is, hetzij rechtstreeks, hetzij omdat hun inbreng gebruikt wordt om de uitrusting van bedrijven binnen de groep over te nemen, betwijfelt Corus dat een privé-aandeelhouder bereid zou zijn om als enige alle middelen in geld te verstrekken die nodig zijn voor de nieuwe behoeften van de onderneming.

(38)

Ten vijfde betoogt Corus dat er, gelet op het feit dat de staalindustrie gekenmerkt wordt door structurele overcapaciteit, een vermoeden bestaat van staatssteun wanneer de overheid participeert in een onderneming die in deze sector actief is.

(39)

Ten zesde, aldus Corus, is de transactie ten aanzien van Carsid enkel uitvoerbaar dankzij de bijzondere brugpensioenregeling voor Charleroi en Clabecq. Volgens Corus vereist een afwijking van de wettelijke minimumpensioenleeftijd (58 jaar) een discretionair administratief besluit, bij gebreke waarvan alle werknemers die in Charleroi werkzaam zijn door Carsid moeten worden overgenomen, anders moet hun werkgever alle lasten dragen van hun brugpensioen. Voor Corus komt de betrokkenheid van de overheid in de brugpensioenregeling neer op staatssteun.

(40)

Ten zevende is Corus van oordeel dat de algemene context de investering van Sogepa niet rechtvaardigt. Gezien de resultaten van de vorige door Sogepa toegekende maatregelen, zou geen enkele privé-investeerder instemmen met een bijkomende investering. Een investeerder die zich in de situatie van Sogepa zou bevinden, zou alle banden met de entiteiten van Duferco/Cockerill verbroken hebben, in plaats van nieuwe middelen te investeren in Carsid.

B.   Het Verenigd Koninkrijk

(41)

Voor het Verenigd Koninkrijk is het, aangezien de onderneming, ook al is zij zelfstandig, niet actief is op de open markt, weinig waarschijnlijk dat een privé-investeerder die een investering rendabel probeert te maken, middelen in Carsid zou hebben ingebracht tegen de voorwaarden die voor deze deelneming werden vastgesteld.

VIII.   OPMERKINGEN VAN BELGIË

(42)

Allereerst betoogt de Belgische overheid dat de Waalse overheid sinds decennia een beleid voert van investeringen in de Waalse ijzer- en staalindustrie en dat Sogepa dus niet kan worden beschouwd als een onafhankelijke privé-investeerder omdat zij belangen heeft in Duferco Clabecq, Duferco La Louvière en Arcelor. Volgens de Belgische overheid is het optreden van Sogepa dat van een privé-holding of een privé-groep van ondernemingen die een op een sector gericht beleid voert en daarbij geleid wordt door vooruitzichten op rentabiliteit op een langere termijn, omdat zij als aandeelhouder investeert in een industrieel project van twee groepen waarin zij belangen heeft (indirect voordeel) en waarvan de rentabiliteit verzekerd is (direct voordeel).

(43)

Daarnaast betwist de Belgische overheid de stelling van de Commissie als zou Sogepa de enige aandeelhouder zijn die nieuwe middelen in geld inbrengt, aangezien Duferco Investment op 27 december 2001 bij Carsid een kapitaalverhoging ten belope van 25 miljoen EUR heeft onderschreven. Hoewel de verkoop van de continugieterij van Duferco Clabecq overeengekomen werd in navolging van de inbreng door de beide privé-partners van Carsid, is deze overdacht toch gerechtvaardigd doordat Carsid voor de Duferco-groep plakken van een specifiek formaat diende te produceren, hetgeen ook de verwerving nodig maakte van een continugieterij die beantwoordde aan de criteria van die in Clabecq.

(44)

Wat de gelijkwaardigheid van de risico's voor Sogepa betreft, is de Belgische overheid van oordeel dat Sogepa een risico neemt dat gebaseerd is op haar inbreng. Alle aandeelhouders van Carsid, of zij nu uitrusting of nieuwe middelen in geld inbrengen, dragen volgens het Belgische recht hetzelfde risico. De Commissie kan Sogepa niet verplichten een inbreng in natura te doen, noch kan zij eisen dat de privé-aandeelhouders een nieuwe kapitaalverhoging in geld onderschrijven, ook al bedraagt hun reeds uitgevoerde inbreng 60 miljoen EUR.

(45)

Wat de waarde van de ingebrachte installaties betreft, is de Belgische overheid van oordeel dat deze het voorwerp zijn geweest van onafhankelijke expertises. Wat meer bepaald de inbreng van Cockerill Sambre betreft, is volgens artikel 444 van het Belgische Wetboek van Vennootschappen de aanstelling van een bedrijfsrevisor vereist. Wat de waarde van de van Duferco Clabecq overgenomen uitrusting betreft, is het niet alleen zo dat Arcelor heeft ingestemd met de in de expertise vastgestelde waarde, maar zou een nieuwe continugieterij welke vergelijkbaar is met die van Duferco Clabecq, thans ongeveer 60 miljoen EUR kosten en zou de opstelling ervan 18 tot 24 maanden in beslag nemen, terwijl de gieterij van Duferco Clabecq in 12 maanden kan worden overgebracht en opgesteld.

(46)

Wat het concurrentievermogen van Carsid betreft, is de Belgische overheid van oordeel dat Carsid talrijke voordelen biedt waaronder kostenvermindering (11), flexibiliteit bij de overdracht van de productie tussen gietlijn en elektrische lijn, waardoor gemakkelijker op de vraag kan worden ingespeeld, en de totstandbrenging van een regionale captive markt waarmee de walserijen van Duferco en Arcelor kunnen worden bevoorraad. Ondanks de voordelen die locaties langs de kust bieden, zoals Corus stelt, produceert Carsid, die gevestigd is in de onmiddellijke nabijheid van haar industriële partners, plakken tegen […] EUR per ton, wat duidelijk lager is dan het door Corus aangehaalde cijfer van 219 USD.

(47)

Wat de productiekosten van Carsid betreft, bedroegen, volgens een studie van CRU International Limited, in 2000 de kosten van Marcinelle 176,6 USD, hetgeen betekent dat ze slechts 3 % boven het Europese gemiddelde lagen en minder dan 4 % boven het wereldgemiddelde. In die studie werd uitgegaan van een productie van 1 650 kt, terwijl de productie van Carsid thans 1 800 kt bereikt. De productiestijging en de verbetering van de productiviteit verklaren de daling in de productiekosten voor plakken, die thans ongeveer […] EUR per ton bedragen. Deze kostprijs ligt dus ver beneden de marktprijs voor plakken, die in Europa ongeveer 225 EUR per ton bedraagt (inclusief transport).

(48)

Dankzij deze bevoorrading met plakken produceren Duferco Clabecq en Duferco La Louvière breedband en plaat tegen concurrerender prijzen, die rond het Europese gemiddelde liggen. Het gebruik van Carsid-plakken zou een verbetering opleveren van de brutomarge met ongeveer […] miljoen EUR per jaar voor Duferco La Louvière en met ongeveer […] miljoen EUR voor Duferco Clabecq.

(49)

Daarnaast is volgens de Belgische overheid de vrees niet gerechtvaardigd dat de installaties van Carsid niet volledig zullen worden benut, omdat zowel Arcelor als Duferco langlopende leveringscontracten hebben ondertekend die lopen tot […]. In deze contracten is bepaald dat wanneer een partij het aandeel waarop zij recht heeft niet gebruikt, zij de vaste kosten moet dragen voor de installaties die voor haar zijn gereserveerd.

(50)

Wat de rentabiliteit van de investering betreft, heeft de Belgische overheid in haar schrijven van 7 mei 2002 het rendement op de in Carsid geïnvesteerde eigen middelen voor de periode […] geraamd op gemiddeld […] per jaar nà belastingen ([…] per jaar vóór belastingen).

(51)

Overigens heeft de Belgische overheid, in haar reactie op de berekeningen van Corus (zie overweging 35 van deze beschikking) van de netto geactualiseerde waarde van het voor Carsid verwachte rendement, dezelfde methode gebruikt als Corus, met evenwel enkele correcties, met name wat betreft de restwaarde van de installaties van Carsid en het scenario waarin de activiteiten worden verdergezet. De IRR van Carsid zou […] bedragen (12), hetgeen volgens de Belgische overheid aanvaardbaar zou zijn voor een vergelijkbare investering (rekening houdend met een langetermijnrente van 5 %, te verhogen met 3 % voor het inherente risico van de ijzer- en staalindustrie). Volgens andere, nadien meegedeelde berekeningen, zou de IRR van Carsid […] bedragen wanneer uitgegaan wordt van het scenario dat de fabriek na […] normaal blijft draaien (13), of […] wanneer het scenario van de vereffening van de onderneming (14) wordt gehanteerd.

(52)

In ieder geval is de Belgische overheid van mening dat de rentabiliteit bewezen mag worden geacht wanneer de overheidsmaatregel gepaard gaat met gelijktijdige en belangrijke privé-maatregelen. Evenmin mag de Commissie zich in de plaats stellen van de investeerder, maar moet zij met redelijke zekerheid aantonen dat het door de overheid gefinancierde programma aanvaardbaar zou zijn voor een privé-investeerder die volgens de in de markteconomie normale gebruiken handelt.

(53)

Wat de situatie in de ijzer- en staalsector betreft, is het volgens de Belgische overheid inderdaad zo dat deze sector in 2001 een vrij zware conjuncturele inzinking doormaakte, maar zulks maakt deel uit van de cyclus eigen aan de ijzer- en staalindustrie. Na de door de Verenigde Staten genomen maatregelen zijn de prijzen in Europa en Azië evenwel fors gaan stijgen, wat een duurzame evolutie lijkt, ondanks de economische conjunctuur en een vrij zwakke vraag. Op de markt voor plakken is er in Europa overigens geen sprake van structurele overcapaciteit. Integendeel, Europa is een netto-importeur van plakken, en deze situatie zou in de komende jaren niet anders evolueren.

(54)

Wat de resultaten van Duferco Clabecq en Duferco La Louvière in het verleden betreft, betoogt de Belgische overheid dat oorzaken buiten de Duferco-groep (grondstoffenmarkten, wisselkoersen en productmarkten) en de gevolgen van de productieverlaging en de noodzaak van een herstructurering, een grote invloed hebben gehad op hun resultaten, zodat deze ondernemingen niet de verwachtingen uit de aanvankelijke bedrijfsplannen hebben kunnen behalen.

(55)

Wat ten slotte de brugpensioenregeling betreft, voert de Belgische overheid aan dat deze regeling geen enkele overdracht van staatsmiddelen ten gunste van de werkgever inhoudt. Bovendien beschikt de Belgische overheid niet over beoordelingsbevoegdheid om werknemers van een onderneming in aanmerking te laten komen voor deze regeling. Wanneer voldaan is aan de in de wet uiteengezette criteria, is de onderneming die de aanvraag indient erkend als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, en kunnen de werknemers de voordelen van deze regeling genieten.

IX.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

(56)

Ofschoon de procedure is ingeleid op grond van het EGKS-Verdrag, was het, praktisch gezien, onmogelijk een eindbeschikking te geven vóór 23 juli 2002 (de opmerkingen van België in verband met de opmerkingen van derden werden pas op 17 juni 2002 ontvangen, terwijl aanvullende inlichtingen pas nadien werden verstrekt (zie overweging 4 van deze beschikking). In haar mededeling betreffende bepaalde aspecten van de behandeling van mededingingszaken als gevolg van het aflopen van het EGKS-Verdrag (15) heeft de Commissie gesteld dat zij in dergelijke gevallen een eindbeschikking zal geven op grond van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag (punt 43 van de mededeling).

(57)

In elk geval betrof de twijfel die de Commissie kenbaar had gemaakt bij de inleiding van de procedure, de vraag of het steunvoornemen van België staatssteun vormde. Zoals in de rechtspraak is benadrukt, zijn de verduidelijkingen die de Gemeenschapsrechter heeft aangebracht inzake het begrip staatssteun zoals bepaald in artikel 87 van het EG-Verdrag van belang voor de toepassing van de overeenkomstige bepalingen van het EGKS-Verdrag, voorzover zij niet onverenigbaar zijn met dit Verdrag (16).

(58)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

A.   De vraag of sprake is van staatssteun

(59)

Er wordt niet betwist dat de door Sogepa ingebrachte middelen staatsmiddelen vormen, noch dat het optreden van Sogepa, gezien haar opdracht, toe te rekenen is aan het Waalse Gewest.

(60)

Wat vervolgens de vraag betreft of er sprake is van steun, moet worden uitgemaakt of de aan Carsid ter beschikking gestelde staatsmiddelen als een echte inbreng van risicodragend kapitaal volgens de normale gebruiken van een privé-investeerder die in de markteconomie handelt kunnen worden aangemerkt.

(61)

In haar besluit tot inleiding van de procedure had de Commissie, gelet op het feit dat de beide privé aandeelhouders van Carsid hun investering in natura verrichtten, hetzij rechtstreeks, hetzij door de directe besteding van hun inbreng voor de verwerving van uitrusting afkomstig van ondernemingen van de groep, betwijfeld of een hypothetische privé-aandeelhouder van Clabecq bereid zou zijn te aanvaarden dat hij als enige zijn gehele inbreng in geld zou doen om het hoofd te bieden aan de nieuwe behoeften van de onderneming.

(62)

In de eerste plaats wijst de Commissie erop dat, boekhoudkundig gezien en volgens de Belgische wetgeving, de inbreng van kapitaal in de vorm van materiële activa gelijkwaardig is aan een inbreng in geld. Een en ander doet echter niets af aan de beoordeling die de Commissie bij de inleiding van de procedure gemaakt had ten aanzien van het feit dat Duferco Investment en Usinor geen nieuwe risico's lopen.

(63)

Wat immers allereerst de inbreng van 25 miljoen EUR door Duferco Investment betreft, doet de Commissie opmerken dat deze onmiddellijk is overgedragen aan Duferco Clabecq voor de verwerving van de continugieterij (Carsid moet nog […] miljoen EUR betalen voor haar verhuis uit Clabecq) en de daarmee samenhangende installaties. Hoewel het hier formeel gezien twee onderscheiden ondernemingen betreft met verschillende aandeelhouders, is de Commissie van oordeel dat deze vanuit economisch oogpunt deel uitmaken van de Duferco-groep en dat de groep daardoor geen nieuw risico aangaat. Dit is des te meer het geval omdat vanaf 8 augustus 2002 Duferco Investment 94,09 % van het kapitaal van Duferco Clabecq in handen heeft (zie overweging 6).

(64)

Wat de inbreng van Usinor betreft, constateert de Commissie dat Usinor, met name gezien haar bekendgemaakt besluit om de door Carsid ingebrachte installaties te sluiten, geen nieuw risico neemt. Integendeel, Usinor zal van Duferco Investment […] miljoen EUR ontvangen als vergoeding voor de overdracht van een deel van haar participatie (zie overweging 19). Ook wordt overeenkomstig de voorwaarden van de oprichtingsovereenkomst van Carsid (zie met name overweging 26) voor Usinor de mogelijkheid beperkt verliezen te maken, zelfs indien de onderneming zou besluiten de elektrische lijn niet te gebruiken.

(65)

Toch merkt de Commissie op dat, gezien de verlaging van de inbreng van Sogepa en de verhoging van de inbreng van Duferco Investment, om de oorspronkelijk voorziene 20 miljoen EUR aan middelen in geld te behouden (cf. overweging 15), één van de privé-partners een nieuw risico aangaat.

(66)

Wat betreft de vergoeding die verwacht wordt van het door Sogepa geïnvesteerde kapitaal, betwijfelde de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure dat deze inbreng in overeenstemming was met het beginsel van de privé-investeerder die handelt in een markteconomie, met name rekening houdend met de toestand op de ijzer- en staalmarkt en de situatie van de ondernemingen van de Duferco-groep en zelfs Cockerill Sambre.

(67)

Het argument van de Belgische overheid dat de rentabiliteit bewezen mag worden geacht wanneer de overheidsmaatregel gepaard gaat met gelijktijdige en belangrijke privé-maatregelen, kan niet in aanmerking worden genomen. Om de reeds in overweging 64 van deze beschikking uiteengezette redenen is het immers evident dat het besluit van Usinor om een belang te nemen in Carsid niet rechtstreeks verband hield met de rentabiliteit van Carsid (de conclusie zou integendeel kunnen zijn dat de ingebrachte installaties voor Usinor niet voldoende rendabel waren). Met deze transactie vermijdt Usinor bovendien een duur sociaal plan.

(68)

Voorts is het feit dat de Duferco-groep bereid is een nieuw risico ten belope van 11 miljoen EUR aan te gaan, evenmin bepalend om uit te maken of Sogepa optreedt als een normale investeerder die handelt volgens de in een markteconomie normale gebruiken, en wel om de volgende redenen.

(69)

Ten eerste zal Duferco een rechtstreeks voordeel halen uit Carsid, wat bij Sogepa niet het geval is, namelijk de commissie op de aankoop van grondstoffen die in de geïntegreerde lijn worden gebruikt. Vanuit dat oogpunt ligt de directe rentabiliteit van de investering voor Duferco hoger dan voor Sogepa.

(70)

Ten tweede blijft, gezien de agentschaps- en beheerscommissies die Duferco ontvangt van Duferco Clabecq en Duferco La Louvière ([…] van de omzet), de indirecte rentabiliteit van de investering nog steeds hoger voor Duferco dan voor Sogepa. Zelfs wanneer deze commissies marktconform zouden zijn, zoals door de Belgische overheid werd betoogd (17), ontvangt Duferco van deze ondernemingen een voordeel dat Sogepa niet ontvangt.

(71)

Wat de vergoeding betreft voor het door Carsid geïnvesteerde kapitaal, is de Commissie van oordeel dat deze niet beantwoordt aan hetgeen een investeerder, die onder normale marktvoorwaarden handelt, zou kunnen verwachten. Volgens de ramingen die de Commissie maakte op basis van de verwachte cashflow bij Carsid, zou, in het meeste optimistische en voor Carsid meest voordelige scenario (100 % capaciteitsbenutting, constante kosten vanaf […], een exploitatie die voortgezet wordt na […]), de IRR van de investering […] bedragen hetgeen ver onder het vereiste minimumpercentage ligt gelet op het risico, en dat in ieder geval lager is dan voor een investering in de ijzer- en staalsector ([…]) zoals aangegeven door de Belgische autoriteiten. Aangezien de resultaten van Carsid bovendien sterk beïnvloed worden door de geproduceerde hoeveelheden, die op hun beurt afhangen van de marktsituatie, zal dit percentage lager liggen.

(72)

Het in overweging 71 genoemde percentage van […] ligt immers hoger dan het percentage waarop de Belgische overheid uitkwam met de berekening die zij in haar schrijven van 7 mei 2002 maakt (zie overweging 50) waarvoor zij een andere methode had gebruikt. De Commissie kan de berekeningen die de Belgische overheid achteraf heeft gemaakt niet aanvaarden (zie overweging 51), voorzover daarin de uiteindelijke waarde van de investering sterk wordt overgewaardeerd. De door de Belgische overheid gebruikte uiteindelijke waarden die resulteren in een IRR van, onderscheidenlijk, […], worden verkregen door dubbeltelling van posten voor afschrijvingen, voorzieningen, investeringen, alsmede de restwaarde van activa, met inbegrip van de voorraden. Deze zijn immers al verrekend in de verwachte cashflow. Bovendien wordt bij de berekening door de Belgische overheid geen rekening gehouden met het feit dat, in het geval van een vereffening van de onderneming, de uitrusting misschien niet tegen […] van hun initiële boekwaarde kunnen worden verkocht, zoals de Belgische overheid oordeelt. In werkelijkheid wordt voor de berekening van de continuïteitswaarde de uiteindelijke waarde van de investering doorgaans gemeten aan de hand van de winstcapaciteit (earning power) van de onderneming, en wordt deze dus verkregen door de laatst verwachte cashflow van de onderneming, tegen het juiste percentage, in het oneindige (perpetuity) te disconteren.

(73)

Wat betreft het feit dat Sogepa de indirecte voordelen van Carsid, voor de ondernemingen die de aldaar geproduceerde plakken gaan gebruiken, in aanmerking neemt, is de Commissie van mening dat de positie van Sogepa als minderheidsaandeelhouder in deze onderneming de inzet van nieuwe middelen niet rechtvaardigt.

(74)

Ten eerste vertegenwoordigt de productie van Carsid die Arcelor zou gaan gebruiken, immers een uiterst gering percentage in de totale productie van de Arcelor-groep. Daardoor kan de oprichting van Carsid slechts een verwaarloosbare invloed hebben op de concurrentiepositie van Arcelor — en dus op de winst van Sogepa.

(75)

Ten tweede staan, wat Duferco Clabecq en Duferco La Louvière betreft, de cijfers die inzake de verbetering van de brutomarge van deze ondernemingen (zie overweging 48) naar voren worden geschoven, verre van vast. Deze cijfers zijn immers gebaseerd op scenario's van maximale capaciteitsbenutting bij zowel Duferco Clabecq als Duferco La Louvière, alsmede bij Carsid. Op markten, zoals die voor platte producten, die gekenmerkt worden door een structurele overcapaciteit op mondiaal niveau, doet een maximale capaciteitsbenutting zich evenwel slechts uitzonderlijk voor.

(76)

Bovendien had Sogepa slechts een minderheidsbelang in Duferco Clabecq en Duferco La Louvière, ondernemingen die bij de oprichting van Carsid samen een gecumuleerd verlies van 94 miljoen EUR hadden en die, gezien de situatie op de markt voor ijzer en staal (zie overweging 28), niet konden hopen, althans niet op korte termijn, dat hun situatie aanzienlijk zou verbeteren. De Commissie merkt trouwens op dat Duferco Clabecq voor de Belgische wetgeving inzake brugpensioen was aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering (18). Onder die omstandigheden is de Commissie van oordeel dat een investeerder met een minderheidsbelang die een groot deel van de waarde van zijn initiële investering had verloren zonder voordelen te ontvangen die te vergelijken zijn met die voor de overige partners, en dit bovendien op een markt in crisis, niet bereid zou zijn nieuwe middelen in te zetten.

(77)

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat een investeerder met een minderheidsbelang die handelt onder de normale omstandigheden van een markteconomie, niet bereid zou zijn middelen aan te brengen voor een transactie waarvoor geen passende rentabiliteit verwacht kan worden en waarvan de overige partners de voornaamste begunstigden zouden zijn. De participatie van het Waalse Gewest in Carsid onder de in deze beschikking beschreven voorwaarden zou Carsid een voordeel verschaffen. Aangezien de ijzer- en staalsector wordt gekenmerkt door scherpe concurrentie en er een belangrijk handelsverkeer tussen de lidstaten bestaat voor ijzer- en staalproducten, kan deze steun de mededinging vervalsen en het intracommunautair handelsverkeer ongunstig beïnvloeden. Bijgevolg zou het staatssteun vormen in de zin van artikel 87 van het Verdrag.

X.   VERENIGBAARHEID MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT

(78)

Deze steun kan niet worden aangemerkt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt op grond van de afwijkingen bepaald in artikel 87, lid 2, van het Verdrag, omdat het niet gaat om steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers noch om steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen. Evenmin kan de steun verenigbaar worden verklaard met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder b) en d). De steun is immers niet bedoeld om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen, noch is hij bedoeld om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. Bijgevolg dient de Commissie de verenigbaarheid van de steun te onderzoeken op grond van de afwijking bepaald in artikel 87, lid 3, onder a) en c).

(79)

Carsid, Arcelor, Duferco Clabecq en Duferco La Louvière behoren tot de ijzer- en staalindustrie als omschreven in bijlage B bij de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (19). Volgens punt 27 van die kaderregeling is regionale steun aan de ijzer- en staalindustrie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Voorzover de Belgische overheid zou aanvoeren dat er sprake is van herstructureringssteun, is volgens punt 1 van de mededeling van de Commissie betreffende reddings-, herstructurerings- en sluitingssteun aan de ijzer- en staalindustrie (20) reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden uit de ijzer- en staalindustrie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(80)

De Commissie doet opmerken dat het aflopen van het EGKS-Verdrag geen invloed heeft op het onderzoek naar de verenigbaarheid van de aangemelde maatregel met de gemeenschappelijke markt voorzover de wijzigingen in het materiële recht die het gevolg zijn van het aflopen van dit Verdrag, geen weerslag hebben gehad op het verbod op regionale investeringssteun (zie met name punt 19 van de in overweging 56 genoemde mededeling).

XI.   CONCLUSIE

(81)

Concluderend, is de Commissie van oordeel dat de participatie van Sogepa in het kapitaal van Carsid staatssteun vormt die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door België voorgenomen financiële participatie door de Société wallonne de gestion et de participations (Sogepa) ten bedrage van 9 miljoen EUR in de onderneming Carsid SA, vormt staatssteun die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Deze steunmaatregel mag bijgevolg niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

België deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2003.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB C 95 van 19.4.2002, blz. 2.

(3)  PB L 338 van 28.12.1996, blz. 42.

(4)  Zie voetnoot 2.

(5)  Vertrouwelijke informatie

(6)  Begin 1996 was de onderneming in een bijzonder lastige economische en financiële situatie terechtgekomen, waardoor de Waalse overheid besloten had, via een maatregel van de SWS, de volledige zeggenschap te verwerven en een aantal maatregelen te nemen om de onderneming te redden, onder meer een kapitaalsverhoging met 1,5 miljard BEF. Op 18 december 1996 heeft de Commissie een negatieve eindbeschikking gegeven ten aanzien van deze maatregelen en de terugvordering gelast van de reeds betaalde steun (Beschikking 97/271/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 — Staal EGKS — Forges de Clabecq (PB L 106 van 24.4.1997, blz. 30)). Na deze beschikking heeft de bevoegde Belgische rechter op 3 januari 1997 het faillissement van de onderneming uitgesproken.

(7)  De groep Hoogovens Staal heeft de zeggenschap verworven over de onderneming, die sinds april 1997 in moeilijkheden verkeerde. Een herstelplan was opgesteld, maar de toestand van de onderneming bleef verslechteren.

(8)  Schrijven van de Belgische overheid van 31 mei 2001 in het kader van het dossier NN 121/2000 Duferco Belgium.

(9)  PB L 85 van 28.3.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/2002 (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 25).

(10)  In het geval van Carsid moeten de grondstoffen worden overgeladen van zeeschepen op binnenschepen, en vervolgens verscheept via rivieren en waterwegen vooraleer te kunnen worden uitgeladen bij de fabriek. Een en ander betekent een dubbele goederenbehandeling en extra transportkosten. Aangezien voor de productie van 1 ton plakken circa 550 kg kolen en 1 550 kg ijzererts nodig is, stijgt de kostprijs van plakken — door 5 à 10 EUR extra materiaalkosten per ton — met 10 à 20 EUR per ton, of circa 6-12 %. Bovendien liggen de arbeidskosten in België hoger dan in de meeste andere regio's van de Gemeenschap en is de arbeidsproductiviteit er, ten dele wegens de grootte van het bedrijf, laag, hetgeen de kosten doet stijgen met 20 EUR per ton.

(11)  Een enkele onderhoudsploeg voor beide lijnen, één magazijn met reserveonderdelen, besparingen inzake onderzoek en ontwikkeling, vereenvoudiging bij het afstellen van de „processen” en synergie-effecten op het vlak van de logistiek.

(12)  De Belgische overheid heeft de verwachte cashflow van Carsid gebruikt en hebben op het eind van het […] gerekend met een uiteindelijke waarde van […], die het resultaat is van een restwaarde van de installaties die […] bedraagt van de initiële boekwaarde, met name […] miljoen EUR, vermeerderd met de waarde van drie maanden voorraden.

(13)  De onderneming heeft een deel van de verwachte cashflow van Carsid gebruikt en heeft op het eind van het […] gerekend met een uiteindelijke waarde van […] miljoen EUR, die de uitkomst is van de som van het onderschreven kapitaal, de niet-uitgekeerde winst, afschrijvingen en voorzieningen die hoger liggen dan de investeringsbehoeften, en […] van de initiële boekwaarde van de installaties.

(14)  Van de uiteindelijke waarde als bepaald in voetnoot 12, hebben zij de afvloeiingskosten in mindering gebracht.

(15)  PB C 152 van 26.6.2002, blz. 5.

(16)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 21 januari 1999 in gevoegde zaken T-129/95, T-2/96 en T-97/96, Neue Maxhütte Stahlwerke GmbH en Lech-Stahlwerke GmbH/Commissie, Jurispr. 1999, blz. II-17, punt 100.

(17)  Volgens de Belgische overheid lagen, vóór de komst van Duferco, de commissies in de agentschapscontracten die zowel Clabecq als La Louvière gesloten hadden, tussen […]. Wat de beheerscommissies betreft, liggen volgens internationale studies van consultancybedrijven en gerenommeerde zakenbanken, de beheerscommissies tussen 2,5 en 5 % van de omzet gedurende een periode van 5 tot 10 jaar, te rekenen vanaf de overname van de te saneren ondernemingen.

(18)  In de onderhavige beschikking neemt de Commissie geen standpunt in over deze regeling.

(19)  PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8.

(20)  PB C 70 van 19.3.2002, blz. 21.


18.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/38


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2005

tot wijziging van Beschikking 2003/828/EG wat betreft de verplaatsingen van dieren uit en binnen een beperkingsgebied in Portugal in verband met een uitbraak van bluetongue in die lidstaat

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 335)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/138/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 8, lid 2, onder d), artikel 9, lid 1, onder c), en artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/828/EG van de Commissie van 25 november 2003 inzake beschermings- en toezichtsgebieden in verband met bluetongue (2) is aangenomen in het licht van de situatie met betrekking tot bluetongue in de getroffen gebieden van de Gemeenschap. Bij die beschikking zijn beschermings- en toezichtsgebieden („beperkingsgebieden”) afgebakend op grond van de specifieke epizoötiologische situatie en zijn de voorwaarden vastgelegd voor de toepassing van uitzonderingen op het verplaatsingsverbod van Richtlijn 2000/75/EG voor bepaalde verplaatsingen van dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan uit en via die gebieden.

(2)

Bij Beschikking 2003/828/EG, laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/898/EG, is in verband met de situatie met betrekking tot bluetongue in Spanje en Portugal op het tijdstip van de aanneming van Beschikking 2004/898/EG een beperkingsgebied („gebied F”) ingesteld.

(3)

Portugal heeft de Commissie nu in kennis gesteld van een uitbraak van bluetongue in de concelho Idanha-a-Nova.

(4)

Er moeten uitzonderingen op het verbod op verplaatsing van dieren uit beperkingsgebieden, als bedoeld in Beschikking 2003/828/EG, in de getroffen gebieden van Portugal worden toegestaan.

(5)

Bovendien moet gebied F worden uitgebreid en omschreven om rekening te houden met de geographische, ecologische en epizoötiologische factoren in verband met bluetongue in de getroffen gebieden van Portugal.

(6)

Beschikking 2003/828/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/828/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 worden lid 1 en de inleidende zin van lid 2 vervangen door:

„1.   Het verplaatsingsverbod geldt niet voor verzendingen binnen de lidstaat van dieren en van sperma, eicellen en embryo's daarvan, uit een in bijlage I vermeld beperkingsgebied indien de dieren, het sperma, de eicellen en de embryo's voldoen aan de in bijlage II vermelde voorwaarden, dan wel, voor Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal, aan het bepaalde in lid 2, of voor Griekenland aan het bepaalde in lid 3.

2.   In Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal staat de bevoegde autoriteit een uitzondering op het verplaatsingsverbod toe ten behoeve van verzendingen binnen de lidstaat als bedoeld in lid 1, indien:”

2)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 21 februari 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 311 van 27.11.2003, blz. 41. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/898/EG (PB L 379 van 24.12.2004, blz. 105).


BIJLAGE

In bijlage I bij Beschikking 2003/828/EG wordt beperkingsgebied F vervangen door:

„Gebied F

SPANJE:

de provincies Cádiz, Málaga, Sevilla, Huelva, Córdoba, Cáceres en Badajoz;

de provincie Jaen (de comarcas Jaen en Andujar);

de provincie Toledo (de comarcas Oropesa, Talavera de la Reina, Belvis de Jara en Los Navalmorales);

de provincie Ciudad Real (de comarcas Horcajo de los Montes, Piedrabuena, Almadén en Almodóvar del Campo).

PORTUGAL:

regionale directie Landbouw van Alentejo: de concelhos Niza, Castelo de Vide, Marvão, Ponte de Sôr, Crato, Portalegre, Alter-do-Chão, Avis, Mora, Sousel, Fronteira, Monforte, Arronches, Campo Maior, Elvas, Arraiolos, Estremoz, Borba, Vila Viçosa, Alandroal, Redondo, Évora, Portel, Reguengos de Monsaraz, Mourão, Moura, Barrancos; Mértola, Serpa, Beja, Vidigueira, Ferreira do Alentejo, Cuba, Alvito, Viana, Montemor-o-Novo, Vendas Novas, Alcácer do Sal (ten oosten van de A2, de freguesias Santa Susana, Santiago en Torrão) en Gavião;

regionale directie Landbouw van Ribatejo e Oeste: de concelhos Montijo (de freguesias Canha, S. Isidoro de Pegões en Pegões), Coruche, Salvaterra de Magos, Almeirim, Alpiarça, Chamusca, Constância, Abrantes en Sardoal;

regionale directie Landbouw van Beira Interior: de concelhos Idanha-a-Nova, Penamacor, Fundão, Castelo Branco, Oleiros, Sertã, Proença-a-Nova, Vila Velha de Ródão, Vila de Rei en Mação.”