ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 25

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
28 januari 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 122/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 123/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 wat betreft ochratoxine A ( 1 )

3

 

 

Verordening (EG) nr. 124/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rijst voor de aanvragen die in de eerste tien werkdagen van januari 2005 zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98

6

 

 

Verordening (EG) nr. 125/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

8

 

*

Verordening (EG) nr. 126/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 houdende vaststelling van de plafonds voor de financiering van acties om de kwaliteit van de olijfolieproductie te verbeteren voor de productiecyclus 2005/2006, en tot afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 528/1999

11

 

*

Verordening (EG) nr. 127/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 20/2002 houdende bepalingen ter uitvoering van de bij de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 van de Raad vastgestelde specifieke voorzieningsregelingen voor de ultraperifere regio’s

12

 

*

Verordening (EG) nr. 128/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China

16

 

*

Verordening (EG) nr. 129/2005 van de Commissie van 20 januari 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur en wijziging van Verordening (EG) nr. 955/98

37

 

 

Verordening (EG) nr. 130/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

41

 

 

Verordening (EG) nr. 131/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 houdende vaststelling van de restituties welke van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

45

 

 

Verordening (EG) nr. 132/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

48

 

 

Verordening (EG) nr. 133/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

50

 

 

Verordening (EG) nr. 134/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

53

 

 

Verordening (EG) nr. 135/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sectoren granen en rijst

55

 

 

Verordening (EG) nr. 136/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

56

 

 

Verordening (EG) nr. 137/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

58

 

 

Verordening (EG) nr. 138/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

59

 

 

Verordening (EG) nr. 139/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

60

 

 

Verordening (EG) nr. 140/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 betreffende de offertes voor de invoer van sorgho die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004

61

 

 

Verordening (EG) nr. 141/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004

62

 

 

Verordening (EG) nr. 142/2005 van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004

63

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2005/60/EG:Beschikking van de Commissie van 20 januari 2005 tot wijziging van Beschikking 2003/881/EG betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringsvoorwaarden voor de invoer van bijen en hommels (Apis mellifera en Bombus spp.) uit bepaalde derde landen, met betrekking tot de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5567)  ( 1 )

64

 

*

2005/61/EG:Beschikking van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen de ziekte van Newcastle in Bulgarije en tot intrekking van Beschikking 2004/908/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 145)  ( 1 )

69

 

*

2005/62/EG:Beschikking van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van door Cyprus toe te passen overgangsmaatregelen wat betreft de verbranding of begraving ter plaatse van dierlijke bijproducten krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 133)  ( 1 )

71

 

*

2005/63/EG:Beschikking van de Commissie van 24 januari 2005 tot wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2735)  ( 1 )

73

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004)

74

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/1


VERORDENING (EG) Nr. 122/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

125,1

204

74,5

212

176,1

608

118,9

624

163,5

999

131,6

0707 00 05

052

157,0

999

157,0

0709 90 70

052

181,5

204

179,4

999

180,5

0805 10 20

052

57,9

204

35,8

212

51,1

220

36,8

421

38,1

448

35,9

624

71,7

999

46,8

0805 20 10

204

63,6

999

63,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

61,0

204

88,1

400

79,4

464

138,7

624

68,0

662

40,0

999

79,2

0805 50 10

052

60,2

999

60,2

0808 10 80

400

101,8

404

83,5

720

68,7

999

84,7

0808 20 50

388

72,4

400

85,3

720

36,6

999

64,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/3


VERORDENING (EG) Nr. 123/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 wat betreft ochratoxine A

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name op artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie (2) stelt maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen vast.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 466/2001 beziet de Commissie de voorschriften opnieuw wat betreft ochratoxine A (OTA) in gedroogde druiven en om een maximumgehalte voor OTA in ongebrande en gebrande koffie en in koffieproducten, wijn, bier, druivensap, cacao en cacaoproducten en specerijen vast te stellen in het licht van het uitgevoerde onderzoek en de preventieve maatregelen die zijn genomen om de aanwezigheid van OTA in genoemde producten te beperken.

(3)

Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) concludeerde in zijn advies over OTA van 17 september 1998 dat OTA een mycotoxine is met carcinogene, nefrotoxische, teratogene, immunotoxische en mogelijk neurotoxische eigenschappen. Het comité vermeldde ook dat verdere studies worden verricht om te achterhalen welke mechanismen een rol spelen bij de carcinogeniciteit van OTA. Het Europese onderzoeksproject naar de mechanismen van door OTA veroorzaakte carcinogeniciteit zal naar verwachting tegen eind 2004 worden voltooid. Zodra de volledige onderzoeksresultaten beschikbaar zijn, zal de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) door de Commissie worden verzocht het wetenschappelijk advies van het SCF te actualiseren in het licht van deze nieuwe onderzoeksresultaten.

(4)

In het kader van Richtlijn 93/5/EEG van de Raad van 25 februari 1993 betreffende de bijstand aan de Commissie en de samenwerking van de lidstaten bij het wetenschappelijk onderzoek van vraagstukken in verband met levensmiddelen (3) (SCOOP) is een evaluatie van de opname van OTA via de voeding door de bevolking van de Gemeenschap uitgevoerd. De blootstelling aan OTA is hoofdzakelijk toe te schrijven aan graan en graanproducten. Van wijn, koffie en bier werd geconstateerd dat ze in belangrijke mate bijdragen aan de humane blootstelling aan OTA. Gedroogde druiven en druivensap droegen in belangrijke mate bij aan de blootstelling aan OTA voor specifieke groepen kwetsbare consumenten zoals kinderen.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 466/2001 is een maximumgehalte aan OTA voor granen en graanproducten en voor gedroogde druiven vastgesteld. Het OTA-gehalte in bier wordt indirect beperkt daar de OTA in bier afkomstig is van de OTA in mout, waarvoor een maximumgehalte is vastgesteld. De vaststelling van een maximumgehalte aan OTA in bier is derhalve niet onmiddellijk noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid, maar moet in het kader van het geplande heronderzoek in overweging worden genomen.

(6)

Gezien de aanzienlijke bijdrage van wijn en gebrande koffie samen met oploskoffie aan de humane blootstelling aan OTA en de aanzienlijke bijdrage van druivensap aan de blootstelling van kinderen aan OTA is het wenselijk voor deze levensmiddelen in dit stadium reeds maximumgehalten vast te stellen om de volksgezondheid te beschermen door de distributie van onaanvaardbaar sterk verontreinigde levensmiddelen te voorkomen.

(7)

De aanwezigheid van OTA werd ook geconstateerd in andere gedroogde vruchten dan gedroogde druiven, in cacao en cacaoproducten, specerijen en zoethout. De vraag of het wenselijk is een maximumgehalte aan OTA in deze levensmiddelen, met inbegrip van groene koffie, vast te stellen, alsmede een heronderzoek van de bestaande maximumgehalten zullen in overweging worden genomen zodra de EFSA-beoordeling van de resultaten van het onderzoek naar de toxicologie van OTA beschikbaar is.

(8)

Verordening (EG) nr. 466/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 466/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 2, onder b), wordt „en 2.2.2” vervangen door „, 2.2.2, 2.2.3, 2.2.4 en 2.2.5”.

2)

In artikel 5 wordt lid 2 bis vervangen door:

„2 bis.   Op basis van een actuele, door de EFSA uitgevoerde risicobeoordeling betreffende ochratoxine A (OTA) en in het licht van de preventieve maatregelen die zijn genomen om het OTA-gehalte te beperken, beziet de Commissie de voorschriften van bijlage I, deel 2, punt 2.2, uiterlijk 30 juni 2006 opnieuw. Dit heronderzoek zal met name betrekking hebben op het maximumgehalte aan OTA in gedroogde druiven en druivensap en op de vraag of het wenselijk is een maximumgehalte vast te stellen voor OTA in groene koffie, andere gedroogde vruchten dan gedroogde druiven, bier, cacao en cacaoproducten, likeurwijnen, vlees en vleesproducten, specerijen en zoethout.

Daartoe delen de lidstaten en de belanghebbende partijen de Commissie elk jaar de resultaten van het uitgevoerde onderzoek en de gegevens over de voortgang van de toepassing van preventieve maatregelen om verontreiniging door OTA te voorkomen mee. De Commissie zal deze resultaten ter beschikking van de lidstaten stellen.”.

3)

Bijlage I wordt gewijzigd zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2005.

Deze verordening is niet van toepassing op producten die vóór 1 april 2005 overeenkomstig de toepasselijke bepalingen in de handel zijn gebracht. De bewijslast betreffende het tijdstip waarop de producten in de handel zijn gebracht, ligt bij de exploitant van het desbetreffende levensmiddelenbedrijf.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 77 van 16.3.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 684/2004 (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 6).

(3)  PB L 52 van 4.3.1993, blz. 18. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad.


BIJLAGE

In deel 2 (Mycotoxinen) van bijlage I wordt punt 2.2 (ochratoxine A) vervangen door:

Producten

Ochratoxine A: maximumgehalte

(μg/kg of ppb)

Bemonsteringsmethode

Referentieanalysemethode

„2.2.   

OCHRATOXINE A

2.2.1.   

Granen (met inbegrip van rijst en boekweit) en van granen afgeleide producten

2.2.1.1.

Onbewerkte granen (met inbegrip van ruwe rijst en boekweit)

5,0

Richtlijn 2002/26/EG van de Commissie (1)

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.1.2.

Alle van granen afgeleide producten (met inbegrip van voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde verwerkte graanproducten en granen)

3,0

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.2.

Gedroogde druiven (krenten, sultana’s en andere rozijnen)

10,0

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.3.

Gebrande koffiebonen en gemalen gebrande koffie, met uitzondering van oploskoffie

5,0

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

Oploskoffie (instantkoffie)

10,0

2.2.4.

Wijn (rode, witte en rosé) (2) en andere dranken op basis van wijn en/of druivenmost (3)

2,0 (4)

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.5.

Druivensap, druivensapingrediënten in andere dranken, met inbegrip van druivennectar en geconcentreerd druivensap in gereconstitueerde vorm (5)

2,0 (4)

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

Druivenmost en geconcentreerde druivenmost in gereconstitueerde vorm, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie (5)

2,0 (4)

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.6.

Babyvoeding en bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters (6)

0,50

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.7.

Dieetvoeding voor medisch gebruik (7), speciaal voor zuigelingen bestemd

0,50

Richtlijn 2002/26/EG

Richtlijn 2002/26/EG

2.2.8.

Groene koffie, andere gedroogde vruchten dan gedroogde druiven, bier, cacao en cacaoproducten, likeurwijnen, vleesproducten, specerijen en zoethout

 


(1)  PB L 75 van 16.3.2002, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/43/EG (PB L 113 van 20.4.2004, blz. 14).

(2)  Wijnen, met inbegrip van mousserende wijnen, maar met uitsluiting van likeurwijnen en wijnen met een alcoholgehalte van ten minste 15 % vol., zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad (PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1) en vruchtenwijnen.

(3)  Gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1). Het voor deze dranken geldende maximumgehalte aan OTA hangt af van het aandeel wijn en/of druivenmost in het eindproduct.

(4)  Het maximumgehalte geldt voor producten van de oogst 2005 en daarna.

(5)  Vruchtensap, waaronder vruchtensap uit concentraat, geconcentreerd vruchtensap en vruchtennectar zoals gedefinieerd in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58) en verkregen uit druiven.

(6)  Babyvoeding en bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 96/5/EG van de Commissie van 16 februari 1996 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/13/EG (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33).

De maximumhoeveelheid voor babyvoeding en bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen voor zuigelingen en peuters heeft betrekking op de droge stof. De droge stof wordt bepaald overeenkomstig Richtlijn 2002/26/EG van de Commissie.

(7)  Dieetvoeding voor medisch gebruik, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 1999/21/EG van de Commissie van 25 maart 1999 betreffende dieetvoeding voor medisch gebruik (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 29).

De maximumhoeveelheid voor speciaal voor zuigelingen bestemde dieetvoeding voor medisch gebruik heeft

in het geval van melk en zuivelproducten betrekking op gebruiksklaar in de handel gebrachte en volgens de aanwijzingen van de fabrikant gereconstitueerde producten;

in het geval van andere producten dan melk en zuivelproducten betrekking op de droge stof. De droge stof wordt bepaald overeenkomstig Richtlijn 2002/26/EG van de Commissie.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/6


VERORDENING (EG) Nr. 124/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rijst voor de aanvragen die in de eerste tien werkdagen van januari 2005 zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1),

Gelet op Besluit 96/317/EG van de Raad van 13 mei 1996 betreffende de aanvaarding van de resultaten van het overleg met Thailand in het kader van artikel XXIII van de GATT (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name op artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de invoercertificaataanvragen voor rijst die in de eerste tien werkdagen van januari 2005 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 zijn ingediend en waarvan de Commissie in kennis is gesteld, worden certificaten afgegeven voor de in de aanvragen vermelde hoeveelheden, verminderd door toepassing van de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde percentages.

2.   De naar de volgende tranche over te dragen hoeveelheden zijn in de bijlage vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 122 van 22.5.1996, blz. 15.

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2296/2003 (PB L 340 van 24.12.2003, blz. 35).


BIJLAGE

Verminderingspercentage dat moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden voor de tranche van januari 2005 en naar de volgende tranche over te dragen hoeveelheid:

a)   Volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30

Oorsprong

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2005

Naar de tranche van april 2005 over te dragen hoeveelheid (t)

Verenigde Staten van Amerika

0 (1)

3 469

Thailand

0 (1)

6 937,826

Australië

Andere oorsprong


b)   Gedopte rijst van GN-code 1006 20

Oorsprong

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2005

Naar de tranche van april 2005 over te dragen hoeveelheid (t)

Verenigde Staten van Amerika

0 (1)

1 911

Thailand

Australië

0 (1)

2 608

Andere oorsprong


c)   Breukrijst van GN-code 1006 40 00

Oorsprong

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2005

Naar de tranche van juli 2005 over te dragen hoeveelheid (t)

Thailand

0 (1)

20 278,60

Australië

0 (1)

6 456

Guyana

0 (1)

4 251

Verenigde Staten van Amerika

97,7778 (1)

Andere oorsprong

0 (1)

3 851


(1)  Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/8


VERORDENING (EG) Nr. 125/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), inzonderheid op artikel 14, lid 3, en artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de situatie en de vooruitzichten terzake van de beschikbare hoeveelheid rijst en breukrijst en van de prijzen hiervan op de markt van de Gemeenschap enerzijds en van de prijzen van rijst en breukrijst op de wereldmarkt anderzijds. Volgens dit artikel is het eveneens noodzakelijk om op de rijstmarkt voor een evenwichtige situatie en een natuurlijke ontwikkeling van de prijzen en het handelsverkeer zorg te dragen en bovendien rekening te houden met het economische aspect van de voorgenomen uitvoer, met de wenselijkheid om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden en met de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(3)

Bij Verordening (EEG) nr. 1361/76 van de Commissie (2) is vastgesteld welke de maximumhoeveelheid breukrijst is die rijst, waarvoor de restitutie bij uitvoer is vastgesteld, mag bevatten, terwijl daarbij tevens het percentage is bepaald van de op deze restitutie toe te passen vermindering, voor het geval dat de hoeveelheid breukrijst welke de uitgevoerde rijst bevat deze maximumhoeveelheid overschrijdt.

(4)

De offertes in het kader van de openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van rondkorrelige, halflangkorrelige en langkorrelige A-rijst zijn afgewezen. Derhalve dient momenteel geen gewone restitutie voor rijst te worden vastgesteld.

(5)

In artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 zijn de specifieke criteria bepaald waarmee bij de berekening van de restitutie bij uitvoer van rijst en breukrijst rekening moet worden gehouden.

(6)

De situatie op de wereldmarkt en de specifieke eisen van sommige markten kunnen een differentiatie van de restitutie voor sommige producten al naar gelang van hun bestemming noodzakelijk maken.

(7)

Teneinde rekening te houden met de bestaande vraag naar verpakte, langkorrelige rijst op bepaalde markten, moet worden voorzien in de vaststelling van een specifieke restitutie voor dat product.

(8)

De restitutie moet minstens eenmaal per maand worden vastgesteld; de restitutie kan tussentijds worden gewijzigd.

(9)

De toepassing van deze regels op de huidige situatie van de rijstmarkt, en met name op de noteringen of prijzen van rijst en breukrijst in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

(10)

In het kader van het beheer van de volumebeperkingen die voortvloeien uit de WTO-verbintenissen van de Gemeenschap, dient de afgifte van uitvoercertificaten met restitutie te worden geschorst.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 genoemde producten in ongewijzigde staat worden, met uitzondering van de in lid 1, onder c), van dat artikel genoemde producten, op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

De afgifte van uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie wordt geschorst.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(2)  PB L 154 van 15.6.1976, blz. 11.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie (1)

1006 20 11 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 13 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 15 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 17 9000

 

1006 20 92 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 94 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 96 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 98 9000

 

1006 30 21 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 23 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 25 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 27 9000

 

1006 30 42 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 44 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 46 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 48 9000

 

1006 30 61 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 61 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 63 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 63 9900

R01

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

1006 30 65 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 65 9900

R01

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

1006 30 67 9100

021 en 023

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 67 9900

066

EUR/t

0

1006 30 92 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 92 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 94 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 94 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 96 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 96 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 98 9100

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 98 9900

 

1006 40 00 9000

 

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

R01

Zwitserland, Liechtenstein en het gebied van de gemeenten Livigno en Campione d'Italia.

R02

Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Libanon, Libië, Syrië, Voormalige Spaanse Sahara, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Bahrein, Qatar, Saoedi-Arabië, Eritrea, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Noorwegen, Faeröer, IJsland, Rusland, Belarus, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Bulgarije, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië, Oekraïne, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië.

R03

Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay, Paraguay, Brazilië, Venezuela, Canada, Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Cuba, Bermuda, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, Hongkong SAR, Singapore, A40 met uitzondering van de Nederlandse Antillen, Aruba, Turks- en Caicoseilanden, A11 met uitzondering van Suriname, Guyana en Madagaskar.


(1)  De in artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie (PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12) bepaalde procedure is van toepassing voor de in het kader van deze verordening aangevraagde certificaten voor de volgende hoeveelheden en bestemmingen:

bestemming R01

0 t;

totaal van de bestemmingen R02 en R03

0 t;

bestemmingen 021 en 023

0 t;

bestemming 066

0 t;

bestemmingen A97

0 t.

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

R01

Zwitserland, Liechtenstein en het gebied van de gemeenten Livigno en Campione d'Italia.

R02

Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Libanon, Libië, Syrië, Voormalige Spaanse Sahara, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Bahrein, Qatar, Saoedi-Arabië, Eritrea, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Noorwegen, Faeröer, IJsland, Rusland, Belarus, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Bulgarije, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië, Oekraïne, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië.

R03

Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay, Paraguay, Brazilië, Venezuela, Canada, Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Cuba, Bermuda, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, Hongkong SAR, Singapore, A40 met uitzondering van de Nederlandse Antillen, Aruba, Turks- en Caicoseilanden, A11 met uitzondering van Suriname, Guyana en Madagaskar.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/11


VERORDENING (EG) Nr. 126/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

houdende vaststelling van de plafonds voor de financiering van acties om de kwaliteit van de olijfolieproductie te verbeteren voor de productiecyclus 2005/2006, en tot afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 528/1999

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 528/1999 van de Commissie van 10 maart 1999, tot vaststelling van de maatregelen om de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven te verbeteren (2), en met name op artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 528/1999 is voorzien in de voorschriften voor de financiering, voor elke lidstaat en voor elke productiecyclus van 12 maanden die ingaat op 1 mei, van de acties voor de verbetering van de kwaliteit van de olijfolieproductie en van de gevolgen ervan voor het milieu.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1807/2004 van de Commissie (3) is voor het verkoopseizoen 2003/2004 de geraamde olijfolieproductie, met inbegrip van de geraamde productie van tafelolijven, uitgedrukt in olijfolie-equivalent, vastgesteld op 2 714 450 ton. Deze geraamde productie omvat 343 356 ton voor Griekenland, 1 591 330 ton voor Spanje, 3 335 ton voor Frankrijk, 741 956 ton voor Italië en 34 473 ton voor Portugal. Uit de inhouding op de productiesteun voor dit verkoopseizoen voor olijfolie, worden de acties gefinancierd voor de verbetering van de kwaliteit in de loop van de productiecyclus die begint op 1 mei 2004.

(3)

De plafonds voor de financiering van de acties die in aanmerking komen voor vergoeding uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, moeten worden vastgesteld.

(4)

De minimumkosten voor de te voeren acties liggen min of meer vast, waardoor voor bepaalde lidstaten het in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 528/1999 vastgestelde algemeen plafond voor de financiering ontoereikend kan blijken. Derhalve moeten voor deze gevallen aangepaste maxima worden bepaald.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de productiecyclus die loopt van 1 mei 2005 tot en met 30 april 2006 worden de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 528/1999 vastgestelde plafonds voor de financiering van nieuwe acties vastgesteld als volgt:

Griekenland

6 331 014 EUR

Spanje

11 099 557 EUR

Frankrijk

60 804 EUR

Italië

0 EUR

Portugal

644 052 EUR

Artikel 2

In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 528/1999 mag, voor de lidstaten met een plafond voor de financiering als bedoeld in artikel 1 van ten hoogste 100 000 EUR, de aanvullende financiële bijdrage van de lidstaat ten hoogste 250 000 EUR bedragen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 62 van 11.3.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 629/2003 (PB L 92 van 9.4.2003, blz. 3).

(3)  PB L 318 van 19.10.2004, blz. 13.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/12


VERORDENING (EG) Nr. 127/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 20/2002 houdende bepalingen ter uitvoering van de bij de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 van de Raad vastgestelde specifieke voorzieningsregelingen voor de ultraperifere regio’s

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1452/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, houdende wijziging van Richtlijn 72/462/EEG en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 525/77 en (EEG) nr. 3763/91 (Poseidom) (1), en met name op artikel 3, lid 6, artikel 22 en artikel 26, tweede alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1453/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Azoren en Madeira en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1600/92 (Poseima) (2), en met name op artikel 3, lid 6, eerste en tweede alinea, artikel 34 en artikel 38, tweede alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1454/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Canarische Eilanden en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/92 (Poseican) (3), en met name op artikel 3, lid 6, artikel 20 en artikel 26, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In verband met de aanneming van Verordening (EG) nr. 1690/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 ten aanzien van de voorwaarden voor wederuitvoer en herverzending van producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling wordt toegepast, is het noodzakelijk de wijze van toepassing van die nieuwe bepalingen van de Raad vast te stellen en Verordening (EG) nr. 20/2002 van de Commissie (4) dienovereenkomstig te wijzigen.

(2)

De uitvoeringsbepalingen betreffende de wederuitvoer en de herverzending van de onder de specifieke voorzieningsregeling vallende landbouwproducten moeten worden vereenvoudigd en al die bepalingen moeten worden gegroepeerd.

(3)

Bij de uitvoer van bepaalde landbouwproducten moet een uitvoercertificaat worden overgelegd. Met het oog op administratieve vereenvoudiging dient, wanneer bij de wederuitvoer van dergelijke producten geen uitvoerrestitutie wordt toegekend omdat de specifieke voorzieningsregeling ervoor is toegepast, vrijstelling van de overlegging van een uitvoercertificaat te gelden.

(4)

Bepaald dient te worden hoe het toegekende voordeel moet worden teruggevorderd en welke gevolgen er zijn voor de registratie in het geval dat een marktdeelnemer niet voldoet aan verbintenissen die in het kader van de specifieke voorzieningsregeling zijn aangegaan.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van alle betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 20/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 9 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

„3.   Een marktdeelnemer die voornemens is producten in ongewijzigde staat of verpakt overeenkomstig artikel 16 te herverzenden of opnieuw uit te voeren, moet bij de indiening van het in lid 2, eerste alinea, bedoelde registratieverzoek verklaren voornemens te zijn een dergelijke activiteit te ontplooien en in voorkomend geval de vestigingsplaats van de verpakkingsinstallaties aangeven.

4.   Een verwerker die voornemens is verwerkte producten overeenkomstig artikel 16 of 17 uit te voeren en/of te verzenden, moet bij de indiening van het in lid 2, eerste alinea, bedoelde registratieverzoek verklaren voornemens te zijn een dergelijke activiteit te ontplooien en de vestigingsplaats van de verwerkingsinstallaties aangeven.”.

2.

Hoofdstuk VI en de artikelen 16, 17 en 18 worden vervangen door:

„HOOFDSTUK VI

WEDERUITVOER EN HERVERZENDING

Artikel 16

Wederuitvoer of herverzending

1.   Voor de wederuitvoer en de herverzending van producten in ongewijzigde staat waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, van producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast en die zijn verpakt, of van verwerkte producten die producten bevatten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, gelden de volgende voorwaarden:

a)

voor uitgevoerde producten zoals bedoeld in het onderhavige lid moet in vak 44 van de aangifte ten uitvoer een van de volgende vermeldingen zijn aangebracht:

„op grond van artikel 3, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1452/2001 uitgevoerde goederen”,

„op grond van artikel 3, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1453/2001 uitgevoerde goederen”,

„op grond van artikel 3, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1454/2001 uitgevoerde goederen”;

b)

de hoeveelheden producten waarvoor vrijstelling van de invoerrechten is verleend en die opnieuw worden uitgevoerd, worden weer bijgeschreven in de geraamde voorzieningsbalans; voor de in dit punt bedoelde producten kan geen uitvoerrestitutie worden toegekend;

c)

de hoeveelheden producten waarvoor vrijstelling van de invoerrechten is verleend en die worden herverzonden, worden weer bijgeschreven in de geraamde voorzieningsbalans en uiterlijk bij de herverzending maakt de verzender het bedrag van de op de dag van invoer geldende invoerrechten erga omnes over; deze producten mogen niet worden herverzonden zolang de vorengenoemde overmaking niet heeft plaatsgevonden; wanneer het materieel niet mogelijk is de dag van invoer te bepalen, worden de producten geacht te zijn ingevoerd op de dag waarop de hoogste invoerrechten erga omnes gelden in de periode van zes maanden vóór de dag van de herverzending;

d)

de hoeveelheden producten waarvoor steun is betaald en die opnieuw worden uitgevoerd of worden herverzonden, worden weer bijgeschreven in de geraamde voorzieningsbalans en uiterlijk bij de wederuitvoer of de herverzending wordt de toegekende steun terugbetaald; deze producten mogen niet worden herverzonden, noch opnieuw worden uitgevoerd, zolang de vorengenoemde terugbetaling niet heeft plaatsgevonden; wanneer het materieel niet mogelijk is het bedrag van de toegekende steun te bepalen, wordt ervan uitgegaan dat voor de producten het hoogste steunbedrag is ontvangen dat de Gemeenschap voor deze producten heeft vastgesteld in de zes maanden vóór de indiening van de aanvraag tot wederuitvoer of herverzending; voor de in dit lid bedoelde producten kan een uitvoerrestitutie worden toegekend voorzover aan de voorwaarden voor die toekenning is voldaan.

2.   Bij wederuitvoer van de volgende producten hoeft geen uitvoercertificaat te worden overgelegd:

a)

de in lid 1, onder b), bedoelde producten;

b)

de in lid 1, onder d), bedoelde producten die niet voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van een uitvoerrestitutie.

3.   Indien de regelmatige voorziening van de ultraperifere regio’s in gevaar dreigt te worden gebracht door een aanzienlijke toeneming van de wederuitvoer van de in dit artikel bedoelde producten, kunnen de bevoegde autoriteiten een kwantitatieve beperking vaststellen die toereikend is om ervoor te zorgen dat de prioritaire behoeften in de betrokken sectoren worden gedekt. Deze kwantitatieve beperking wordt op niet-discriminerende wijze ten uitvoer gelegd.

Artikel 17

Traditionele wederuitvoer, wederuitvoer in het kader van de regionale handel en traditionele herverzending van verwerkte producten

1.   Een verwerker die overeenkomstig artikel 9, lid 4, het voornemen te kennen heeft gegeven verwerkte producten die grondstoffen bevatten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast, in het kader van traditionele handelsstromen of van de regionale handel uit te voeren of in het kader van traditionele handelsstromen te verzenden, kan zulks doen binnen de jaarlijkse grenzen van de in de bijlagen I, III en V aangegeven hoeveelheden. De bevoegde autoriteiten geven de nodige vergunningen af om te garanderen dat de transacties de vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden niet te boven gaan.

Voor uitvoer in het kader van de regionale handel moet de exporteur de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (5) bedoelde documenten binnen de in artikel 49 van vorengenoemde verordening gestelde termijnen aan de bevoegde autoriteiten overleggen. Worden deze documenten niet binnen de gestelde termijnen overgelegd, dan vorderen de bevoegde autoriteiten het op grond van de specifieke voorzieningsregeling toegekende voordeel terug.

In de DOM, op de Azoren, op Madeira of op de Canarische Eilanden geleverde producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling is toegepast en die worden gebruikt voor de proviandering van schepen of luchtvaartuigen, worden geacht ter plaatse te zijn verbruikt.

2.   De bevoegde autoriteiten staan de uitvoer of de verzending van hoeveelheden andere verwerkte producten dan die welke in lid 1 worden bedoeld, slechts toe voorzover wordt verklaard dat die producten geen grondstoffen bevatten die met gebruikmaking van de specifieke voorzieningsregeling zijn ingevoerd of binnengebracht.

De bevoegde autoriteiten verrichten passende controles om na te gaan of de in de eerste alinea bedoelde verklaringen juist zijn, en vorderen in voorkomend geval het op grond van de specifieke voorzieningsregeling toegekende voordeel terug.

3.   De verwerkingen die, binnen de grenzen van de in de bijlagen I, III en V aangegeven hoeveelheden, aanleiding kunnen geven tot traditionele uitvoer, uitvoer in het kader van de regionale handel of traditionele verzending, moeten op overeenkomstige wijze voldoen aan de verwerkingsvoorwaarden die voor de regeling actieve veredeling en de regeling behandeling onder douanetoezicht zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (6) en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (7), waarbij alle gebruikelijke behandelingen van die verwerkingen zijn uitgesloten.

4.   Bij wederuitvoer van de in dit artikel bedoelde producten hoeft geen uitvoercertificaat te worden overgelegd.

5.   Voor uitgevoerde producten zoals bedoeld in het onderhavige artikel moet in vak 44 van de aangifte ten uitvoer een van de volgende vermeldingen zijn aangebracht:

„op grond van artikel 3, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1452/2001 uitgevoerde goederen”.

„op grond van artikel 3, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1453/2001 uitgevoerde goederen”;

„op grond van artikel 3, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1454/2001 uitgevoerde goederen”.

Artikel 18

Suiker

Gedurende de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (8), genoemde periode valt de in artikel 13 van die verordening bedoelde C-suiker die overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2760/81 van de Commissie (9) wordt uitgevoerd en die op Madeira en de Canarische Eilanden in de vorm van witte suiker van GN-code 1701 en op de Azoren in de vorm van ruwe suiker van GN-code 1701 12 10 wordt binnengebracht voor verbruik aldaar, op de in de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden en binnen de grenzen van de in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde geraamde voorzieningsbalansen onder de regeling inzake vrijstelling van de invoerrechten.”

3.

In artikel 22:

worden de punten d) en e) vervangen door:

„d)

de eventueel overeenkomstig artikel 16 opnieuw uitgevoerde of herverzonden hoeveelheden en de eenheids- en totaalbedragen van de ingevorderde steun;

e)

de hoeveelheden die eventueel overeenkomstig artikel 17 na verwerking zijn opnieuw zijn uitgevoerd of verzonden in het kader van de traditionele hoeveelheden;

worden de punten f) en g) geschrapt”.

4.

In artikel 26 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Behoudens overmacht of uitzonderlijke weersomstandigheden en onverminderd de sancties krachtens de nationale wetgeving geldt dat, wanneer een marktdeelnemer de overeenkomstig artikel 9 aangegane verbintenissen niet nakomt, de bevoegde autoriteiten:

a)

het toegekende voordeel terugvorderen van de titularis van het invoer-, vrijstellings- of steuncertificaat,

b)

de registratie voorlopig schorsen of deze intrekken, afhankelijk van de ernst van de niet-nagekomen verplichtingen.

Het onder a) bedoelde voordeel is gelijk aan het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder c) of d), bepaalde bedrag aan invoerrechten dat door de vrijstelling niet is geheven, respectievelijk steunbedrag.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004 (PB L 305 van 1.10.2004, blz. 1).

(2)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 26. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004.

(3)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004.

(4)  PB L 8 van 11.1.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 489/2004 (PB L 79 van 17.3.2004, blz. 18).

(5)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(8)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1.

(9)  PB L 262 van 16.9.1981, blz. 14.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/16


VERORDENING (EG) Nr. 128/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Op 29 april 2004 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in maart 2004 was ingediend door vier EG-producenten die een belangrijk deel vertegenwoordigen, in dit geval meer dan 60 %, van de totale EG-productie van handpallettrucks en essentiële delen daarvan, dat wil zeggen chassis en de hydraulische onderdelen (hierna „de indieners” genoemd). De klacht bevatte bewijsmateriaal van dumping van genoemd product en hieruit voortvloeiende aanmerkelijke schade die voldoende werd geacht om inleiding van een procedure te rechtvaardigen.

(3)

De Commissie heeft de klagende producenten in de Gemeenschap, de haar bekende producenten/ exporteurs, importeurs en gebruikers alsmede de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China officieel in kennis gesteld van de inleiding van de procedure. Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening werd in het bericht van inleiding vermeld dat de Commissie, gezien het grote aantal haar bekende producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, overwoog voor het vaststellen van dumping gebruik te maken van een steekproef. Omdat slechts vier Chinese producenten/exporteurs hun medewerking verleenden aan het onderzoek werd dit echter niet nodig geacht. De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord.

(4)

Een aantal producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, EG-producenten, importeurs, gebruikers alsmede een organisatie van importeurs, maakten hun standpunt schriftelijk bekend. Alle partijen die binnen de gestelde termijn een verzoek hadden ingediend te worden gehoord en die hadden aangegeven dat zij hiertoe bijzondere redenen hadden, werden gehoord.

(5)

Door toezending aan alle haar bekende partijen van vragenlijsten en formulieren om de status van marktgericht bedrijf of een individuele behandeling aan te vragen, heeft de Commissie de gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de Gemeenschap nodig had ingezameld en zoveel mogelijk gecontroleerd. Volledig ingevulde vragenlijsten en formulieren werden ontvangen van de volgende ondernemingen:

a)

Producenten in de Gemeenschap

Bolzoni-Auramo SpA, Piacenza, Italië

BT Products AB, Mjölby, Zweden

Franz Kahl GmbH, Lauterbach, Duitsland

Pramac Lifter SpA, Casole d’Elsa, Italië

b)

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory, Ningbo

Ningbo N.F.T.Z. E-P Equipment Co. Ltd, Hangzhou (exporteur gelieerd met Ningbo Liftstar Material Equipment Factory)

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, Ninghai

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Ninghai,

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, Changxing

c)

Importeurs/handelaren in de Gemeenschap

Chadwick Materials Handling Ltd, Corsham, Verenigd Koninkrijk

European Handling Equipment, Halesowen, Verenigd Koninkrijk

Gigant Arbetsplats AB, Alingsås, Zweden

Hu-Lift s.l., Barcelona, Spanje

Jungheinrich AG, Hamburg, Duitsland

Mangrinox SA, Athens, Griekenland

Manutan International SA, Paris, Frankrijk

Lagertechnik Fischer GmbH, Dinslaken, Duitsland

Levante S.R.L., Ostiglia, Italië

Linde AG, Aschaffenburg, Duitsland

RAPID Transportgeräte GmbH, Beckum, Duitsland

Teknion Ltd, Lancashire, Verenigd Koninkrijk

TVH Handling Equipment N.V., Gullegem, België;

d)

Gebruikers

Aldi Einkauf GmdH & Co. OHG, Essen, Duitsland

M. Uno Trading SpA, Imola, Italië.

(6)

Bij alle medewerkende producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China en bij alle EG-producenten werden controlebezoeken ter plaatse afgelegd.

(7)

Teneinde voor de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd een normale waarde te kunnen vaststellen, werd bij onderstaande producenten in Canada, het referentieland, een controle ter plaatse uitgevoerd:

Lift Rite Inc., Brampton, Ontario.

(8)

Het onderzoek naar dumping en schade bestreek de periode van 1 april 2003 tot 31 maart 2004 (hierna het „onderzoektijdvak” genoemd). De analyse van de trends die relevant zijn voor de beoordeling van de schade bestreek de periode van 1 januari 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna de „beoordelingsperiode” genoemd).

B.   PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Algemeen

(9)

Handpallettrucks worden gebruikt voor het laden en lossen van goederen en materiaal dat gewoonlijk op pallets wordt geplaatst. Zij hebben geen eigen beweegkracht maar worden geduwd en getrokken door mensen. Een handpallettruck bestaat uit vier hoofdonderdelen: het chassis (van staal), de hydraulische onderdelen, het handvat en de wielen. De essentiële delen zijn het chassis, waarop het pallet wordt geplaatst en de hydraulische onderdelen waardoor de lading met een aantal pompslagen kan worden opgeheven.

2.   Product

(10)

De klacht heeft betrekking op handpallettrucks zonder eigen beweegkracht, die gebruikt worden voor het hanteren van materialen die gewoonlijk op pallets worden geplaatst, en essentiële onderdelen daarvan, zoals het chassis en de hydraulische onderdelen, uit de Volksrepubliek China (hierna „het betrokken product” genoemd), doorgaans ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00. Er zijn verschillende soorten handpallettrucks en hun essentiële onderdelen, die kunnen worden ingedeeld afhankelijk van hun hefvermogen, de lengte van de vork, het soort staal dat is gebruikt voor het chassis, het soort van hydraulische onderdelen, het soort van wielen en de aanwezigheid van een rem. Alle verschillende soorten hebben echter dezelfde fysieke basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt. Alle bestaande types worden voor dit onderzoek dan ook beschouwd als één product.

(11)

Een aantal belanghebbenden maakte bezwaar tegen de definitie van het betrokken product. Zij waren van oordeel dat het chassis en de hydraulische onderdelen niet kunnen worden gerekend tot het betrokken product, omdat a) de markt voor chassis en hydraulische onderdelen niet dezelfde is als die van handpallettrucks; b) ondernemingen die handpallettrucks en chassis en/of hydraulische onderdelen produceren van elkaar verschillen, Chinese producenten/exporteurs voeren namelijk geen chassis en hydraulische onderdelen uit naar de Gemeenschap, en c) zowel chassis als hydraulische onderdelen niet alleen voor handpallettrucks maar ook voor andere producten worden gebruikt.

(12)

De Commissie heeft geen bewijzen ontvangen waaruit blijkt dat gebruikers kunnen kiezen uit verschillende markten voor chassis en hydraulische onderdelen. Uit alle opmerkingen blijkt daarentegen dat de producenten van handpallettrucks ook de essentiële onderdelen hiervoor vervaardigen en deze in sommige gevallen als reserveonderdelen voor hun eigen trucks leveren. Het is zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, een chassis of hydraulische onderdelen van de ene producent te gebruiken voor een handpallettruck die afkomstig is van een andere producent. Producenten leveren dan ook doorgaans de essentiële onderdelen aan de gebruikers die hun producten kopen.

(13)

Uit de informatie van de producenten/exporteurs bleek dat alle producenten/exporteurs die betrokken zijn bij het huidige onderzoek zelf het chassis produceren en in de meeste gevallen ook de hydraulische onderdelen. Dergelijke onderdelen worden wellicht ook geproduceerd door onafhankelijke producenten, maar zij leveren producenten van handpallettrucks onderdelen op maat zodat deze onderdelen zelden op de markt worden verkocht. Voorts bleek uit het onderzoek dat sommige van de producenten/exporteurs die hun medewerking hebben verleend dergelijke onderdelen naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd. Het tweede argument moet derhalve eveneens worden afgewezen.

(14)

De producten die door de belanghebbenden als voorbeeld werden aangehaald om aan te tonen dat chassis en hydraulische onderdelen ook worden gebruikt in andere producten, wijken echter duidelijk af van handpallettrucks, niet alleen wat hun fysieke kenmerken betreft maar ook hun gebruik. Deze producten beschikken wellicht ook over hydraulische systemen en een stalen chassis, maar hebben een andere omvang, vorm of hefcapaciteit dan de hydraulische systemen en stalen chassis die in handpallettrucks worden gebruikt, zodat zij niet tot het betrokken product kunnen worden gerekend. Op basis van de beschikbare informatie lijkt het dan ook uiterst onwaarschijnlijk dat hydraulische onderdelen en/of het chassis van handpallettrucks als zodanig in andere producten zouden kunnen worden geïntegreerd.

(15)

Na onderzoek van de opmerkingen van de belanghebbenden bleek dat de voorlopige conclusie met betrekking tot het betrokken product zoals beschreven in overweging (10) dan ook moet worden gehandhaafd.

3.   Soortgelijk product

(16)

Tussen het betrokken product en de handpallettrucks en hun essentiële onderdelen die op de binnenlandse markt in Canada, het referentieland, werden geproduceerd en verkocht, werden geen verschillen aangetroffen. Deze handpallettrucks en hun essentiële onderdelen hebben dezelfde fysieke basiskenmerken en toepassingen als die welke naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(17)

Er werden evenmin verschillen aangetroffen tussen het betrokken product en de handpallettrucks en hun essentiële onderdelen die door de indieners van de klacht werden geproduceerd en op de EG-markt werden verkocht. Beide hebben dezelfde fysieke kenmerken en toepassingen.

(18)

Handpallettrucks en hun essentiële onderdelen die op de binnenlandse markt in Canada worden verkocht en handpallettrucks en hun essentiële onderdelen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht, worden derhalve als soortgelijke producten beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Status van marktgericht bedrijf

(19)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b) van de basisverordening wordt de normale waarde, bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit de Volksrepubliek China, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel voor die producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), met andere woorden indien deze producenten kunnen aantonen dat zij het betrokken product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. Om verwijzing te vergemakkelijken zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

1)

de besluiten en kosten van de bedrijven zijn marktconform; er is geen staatsinmenging van betekenis op dat punt;

2)

de boekhouding wordt door een onafhankelijke accountant gecontroleerd, overeenkomstig de internationale normen op dit gebied, en bestrijkt alle terreinen;

3)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4)

de faillissements- en eigendomswetten verschaffen rechtszekerheid en stabiliteit;

5)

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(20)

Vier Chinese producenten verzochten om een behandeling als marktgericht bedrijf overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening en hebben het desbetreffende formulier binnen de hiervoor vastgestelde termijn ingevuld.

(21)

De Commissie verzamelde alle informatie die zij noodzakelijk achtte en controleerde alle informatie in de aanvragen voor de status van marktgericht bedrijf bij de desbetreffende ondernemingen.

(22)

De vier ondernemingen bleken hun besluiten inzake prijzen en kosten te nemen zonder staatsinmenging van betekenis in de zin van artikel 2, lid 7, onder c) en hun kosten en prijzen bleken in overeenstemming te zijn met de marktvoorwaarden. Hun productiekosten en financiële situatie kenden geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie, er waren faillissements- en eigendomswetten die juridische zekerheid en stabiliteit verschaffen en de omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers. Geen van de vier bedrijven voldeed echter aan het tweede criterium wat betreft een door een onafhankelijke accountant gecontroleerde boekhouding in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen („IAS”). De ondernemingen bleken niet te voldoen aan een of meer van de volgende normen: IAS 1, IAS 2, IAS 8, IAS 16, IAS 21, IAS 32 en IAS 36. Vastgesteld werd derhalve dat geen van de vier hieronder beschreven ondernemingen voldeed aan de voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder c) van de basisverordening:

Ningbo Liftstar Material Equipment Factory, Ningbo

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, Ninghai

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Ninghai

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, Changxing.

(23)

De producenten/exporteurs en de EG-bedrijfstak die bij het onderzoek waren betrokken, werden in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen in te dienen.

(24)

Alle vier producenten/exporteurs betoogden dat deze conclusie onterecht was en dat zij in aanmerking zouden moeten komen voor de status van marktgericht bedrijf.

(25)

Een van de producenten/exporteurs verklaarde dat artikel 2, lid 7, van de basisverordening uiteindelijk tot doel heeft na te gaan of ondernemingen zonder staatsinmenging reageren op marktsignalen. De vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c) van de basisverordening, met name de tweede voorwaarde met betrekking tot de boekhoudnormen, zouden dan ook altijd moeten worden geïnterpreteerd in het licht van deze doelstelling. Omdat geen staatsinmenging was vastgesteld, zou de onderneming in aanmerking moeten komen voor de status van marktgericht bedrijf.

(26)

De vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening staan los van elkaar en aan elk van deze voorwaarden moet worden voldaan om de status van marktgericht bedrijf te kunnen verkrijgen. Staatsinmenging als zodanig vormt geen op zichzelf staande voorwaarde en is evenmin belangrijker dan de andere voorwaarden. Als het ontbreken van staatsinmenging als zodanig voldoende zou zijn om de status van marktgericht bedrijf te verlenen, dan zouden geen andere criteria noodzakelijk zijn. Omdat klaarblijkelijk geen toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van de IAS en de boekhoudregels die van toepassing zijn in de Volksrepubliek China, kan dit eveneens worden beschouwd als een vorm van staatsinmenging in de normale werking van de markteconomie.

(27)

Een van de producenten/exporteurs betoogde dat de Commissie zich niet had gehouden aan de termijn van drie maanden van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voor haar besluit inzake de status van marktgericht bedrijf. Deze producent verklaarde voorts dat de Commissie zijn vragenlijst met betrekking tot dumping reeds had ontvangen en doorgenomen alvorens zij een besluit nam over de status van marktgericht bedrijf, hetgeen ernstige twijfel doet rijzen over de reden waarom de Commissie besloot zijn verzoek af te wijzen.

(28)

In de eerste fase van deze zaak werd, gezien het grote aantal producenten/exporteurs, overwogen gebruik te maken van een steekproef. Omdat de meeste producenten/exporteurs echter geen medewerking verleenden, werd later besloten dat dit niet noodzakelijk was en dat alleen de producenten/ exporteurs die hun medewerking verleenden zouden worden onderzocht, zowel wat betreft hun status van marktgericht bedrijf als wat betreft dumping. Hierdoor liep het onderzoek vertraging op, zodat om praktische redenen werd besloten bij de bedrijven een onderzoek in te stellen naar zowel hun status als marktgericht bedrijf als de antidumpingvragenlijst. Het feit dat de termijn niet in acht werd genomen, heeft bovendien geen duidelijke juridische gevolgen, en bovengenoemde exporteur verklaarde geen negatieve gevolgen te hebben ondervonden als gevolg van de langere periode die nodig was om een uitspraak in deze. Voorts bleken alle verzoeken om de status van marktgericht bedrijf onvolledig, zodat om opheldering en aanvullende informatie moest worden gevraagd, waardoor het onderzoek nog meer vertraging opliep. Drie exporteurs, waaronder de exporteur die dit punt ter discussie stelde, dienden na de beoordeling inzake de status van marktgericht bedrijf verdere opmerkingen in. In dit geval kon dus ook na de periode van drie maanden nog een geldig besluit inzake de status van marktgericht bedrijf worden genomen of goedgekeurd.

(29)

De basisverordening stelt overigens niet dat een dumpingonderzoek pas kan aanvangen nadat besloten is welke ondernemingen de status van marktgericht bedrijf verkrijgen. In de artikelen 5, lid 10 en 6, lid 2, van de basisverordening wordt namelijk bepaald dat alle relevante informatie, met inbegrip van de antwoorden op de dumpingvragenlijsten, uiterlijk 40 dagen na de inleiding of 37 dagen na het samenstellen van een eventuele steekproef moet worden ingediend. Dit gebeurt in alle gevallen voordat wordt bepaald welke ondernemingen de status van marktgericht bedrijf krijgen. De Commissie onderzoekt alle aanvragen voor een dergelijke behandeling afzonderlijk en aan de hand van de criteria van artikel 2, lid 7, onder c) van de basisverordening. Meestal worden bij dumpingonderzoeken tegelijkertijd de verzoeken om de status van marktgericht bedrijf onderzocht.

(30)

Drie producenten/exporteurs voerden aan dat hun boekhoudingen waren gecontroleerd door een onafhankelijk accountantsbedrijf in overeenstemming met de Chinese GAAP, zodat was voldaan aan de tweede voorwaarde. Zij wisselden hun buitenlandse valuta niet dagelijks om in renminbi maar dat strookte volgens hen met de eisen van IAS 21. Omdat de Chinese renminbi aan de US-dollar is gekoppeld, maakt het namelijk geen verschil of deze valuta op dag- of op jaarbasis wordt omgewisseld. Twee producenten/exporteurs voegden hier aan toe dat op grond van de ISA 21 mag worden afgeweken van de gebruikelijke regel indien de wisselkoersen niet te sterk schommelen.

(31)

Op grond van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening onderzoekt de Commissie of de boekhouding van bedrijven wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen (IAS). Het al dan niet naleven van de Chinese normen is niet van doorslaggevend belang bij de beoordeling van een individueel verzoek om de status van marktgericht bedrijf. Wel moet worden opgemerkt dat de accountants bij twee van de vier onderzochte bedrijven in hun jaarverslag hadden vermeld dat de boekhoudingen niet strookten met de Chinese boekhoudnormen.

(32)

Twee opmerkingen met betrekking tot de vergelijking met de US-dollar: hoewel de meeste transacties van de onderzochte bedrijven plaatsvonden in US-dollars, hadden de ondernemingen die niet voldeden aan de IAS 21-norm ook transacties in andere valuta en in die gevallen zou er dus wel sprake zijn van belangrijke koersschommelingen. Daarnaast voerden de betrokken ondernemingen ook belangrijke hoeveelheden uit naar andere markten dan de Gemeenschap en werden dergelijke transacties niet gecontroleerd omdat het onderzoek alleen betrekking had op de EG-markt. In de tweede plaats doet het niet terzake of zich, terugblikkend op een bepaalde periode, geringe schommelingen hebben voorgedaan. Het is onmogelijk dit aan het begin van een bepaalde periode, een jaar of zelfs langer, te weten, wanneer de ondernemingen in kwestie de wisselkoersen vaststellen die zij gebruiken bij het boeken van hun uitvoer. Omdat schommelingen niet kunnen worden voorzien en deze belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de prijszetting en de inkomsten van bedrijven, kan een vooraf vastgestelde wisselkoers niet in overeenstemming zijn met de praktijken van bedrijven die op marktvoorwaarden werken.

(33)

De IAS 21 bepaalt dat een transactie in buitenlandse valuta bij de eerste boeking in de rapporteringsvaluta moet worden geboekt door op het bedrag in buitenlandse valuta de wisselkoers toe te passen tussen de rapporteringsvaluta en de buitenlandse valuta op de datum van de transactie. Bij deze norm wordt de volgende uitleg gegeven: de wisselkoers op de datum waarop de transactie wordt uitgevoerd wordt ook wel de contante koers genoemd. Om praktische redenen wordt vaak gebruik gemaakt van een koers die in de buurt ligt van de koers op de datum van de transactie, zo kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de gemiddelde koers voor een week of een maand voor alle exporttransacties in elke buitenlandse valuta die in die periode worden verricht. Bij belangrijke koersschommelingen is het gebruik van een gemiddelde koers voor een bepaalde periode echter niet betrouwbaar. In IAS 21 wordt dan ook duidelijk verklaard dat in principe gebruik moet worden gemaakt van een dagkoers. Week- of maandgemiddelden zijn alleen aanvaardbaar als koersen die de feitelijke koers op de transactiedatum bij benadering weergeven wanneer de wisselkoersen geen belangrijke schommelingen vertonen. In dit geval werkten de bedrijven de wisselkoersen voor hun boekhouding slechts eenmaal per jaar of zelfs minder bij. Deze praktijk is dan ook niet in overeenstemming met IAS 21. Voorts moet in dergelijke gevallen ook op grond van de Chinese boekhoudnormen gebruik worden gemaakt van de dag- of maandkoers. Het feit dat de accountants geen kanttekeningen hadden gemaakt bij deze praktijk, wijst erop dat de controles niet werden uitgevoerd in overeenstemming met de IAS. Dit werpt bovendien twijfel op de betrouwbaarheid van de boekhoudgegevens.

(34)

De argumenten om de status van marktgericht bedrijf te verlenen zijn derhalve niet gerechtvaardigd.

2.   Individuele behandeling

(35)

Op grond van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening kan voor landen die onder dit artikel vallen, een nationaal recht worden vastgesteld, behalve in gevallen waarin de bedrijven overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kunnen aantonen dat zij hun exportprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vrij kunnen vaststellen, dat zij bij de omrekening van valuta’s gebruik maken van de marktkoers en dat de staatsinmenging niet van dien aard is dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(36)

De vier producenten/exporteurs dienden niet alleen een verzoek in om de status van marktgericht bedrijf maar vroegen tevens om een individuele behandeling indien het eerste verzoek zou worden afgewezen. Op basis van de beschikbare informatie bleek dat alle vier bedrijven voldeden aan de eisen voor een individuele behandeling zoals uiteengezet in artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(37)

Deze vier producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China wordt derhalve een individuele behandeling verleend:

Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory, Ningbo

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, Ninghai

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Ninghai

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, Changxing.

3.   Normale waarde

3.1.   Referentieland

(38)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt de normale waarde voor landen zonder een markteconomie en voor landen met een overgangseconomie, indien bedrijven geen status van marktgericht bedrijf kan worden verleend, vastgesteld op basis van de prijs van de geconstrueerde waarde in een referentieland.

(39)

In het bericht van inleiding gaf de Commissie te kennen voornemens te zijn Canada te gebruiken als een passend referentieland om de normale waarde vast te stellen voor de Volksrepubliek China en vroeg zij belanghebbenden om eventueel commentaar.

(40)

Het onderzoek wees uit dat de Canadese markt voor handpallettrucks onderhevig is aan concurrentie, waarbij ongeveer 50 % van de markt wordt voorzien door plaatselijke productie en de rest afkomstig is van invoer uit derde landen. De productie in Canada vertegenwoordigt meer dan 5 % van de omvang van de Chinese uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap. De Canadese markt werd derhalve voldoende representatief geacht om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen.

(41)

Twee producenten/exporteurs en een organisatie van importeurs/handelaren maakten bezwaar tegen het voorstel om Canada als referentieland te gebruiken. Zij waren van mening dat a) de Canadese producten niet gelijk waren aan het betrokken product omdat ze, overeenkomstig VS-normen, werden vervaardigd uit meer solide onderdelen en niet volgens EG-normen; b) de Canadese en de Chinese markt qua omvang en niveau van ontwikkeling niet vergelijkbaar zijn en c) de medewerkende Canadese producent is gelieerd met een van de EG-producenten. Als alternatief stelden zij Maleisië of India voor als passend referentieland.

(42)

Naar aanleiding van deze opmerkingen nam de Commissie contact op met zeven haar bekende producenten in India en een producent in Maleisië en zond hen de relevante vragenlijst. Geen van deze producenten verleende echter zijn medewerking aan het onderzoek, zodat de Commissie geen informatie had over de normale waarde in deze landen. Zij kon derhalve niet nagaan of een van de door de producenten/exporteurs voorgestelde landen als referentieland zou kunnen fungeren.

(43)

Voorts werd aangevoerd dat de Canadese trucks gemiddeld zwaarder zijn dan de Chinese trucks en dat de vorken van Canadese trucks gemiddeld breder zijn dan die van de Chinese trucks. De Commissie kon echter noch wat betreft het gewicht, noch wat betreft de breedte van de vork belangrijke verschillen vaststellen tussen de Canadese en de Chinese producten. Bij beide zijn er verschillende categorieën qua gewicht en vorkbreedte en tal van producten waren wel met elkaar vergelijkbaar. Voor de producten die niet rechtstreeks met elkaar konden worden vergeleken, konden correcties worden toegepast zoals uiteengezet bij overweging (51). Een andere belangrijke factor is de hefcapaciteit van trucks. Ook hier werden geen belangrijke verschillen vastgesteld tussen de Chinese en de Canadese handpallettrucks. Er zijn dan ook geen belangrijke kwaliteitsverschillen tussen de Canadese en de Chinese producten.

(44)

De vraag of de markt qua omvang representatief is in vergelijking met de omvang van de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap, is van doorslaggevend belang. Zoals reeds vermeld bij overweging (40) was de Canadese markt in dit geval groot genoeg om als representatief te worden beschouwd. De Chinese markt is over het geheel genomen groter dan die van Canada, maar dit doet niet ter zake bij de beoordeling van de vraag of Canada in dit geval een passend referentieland is. De Volksrepubliek China wordt weliswaar beschouwd als een ontwikkelingsland en Canada niet, maar zoals reeds vermeld in overweging (43), is de kwaliteit van de Canadese en de Chinese producten vergelijkbaar. Op basis van controles ter plaatse bij zowel de Chinese als de Canadese producenten werd geconcludeerd dat er geen belangrijke verschillen waren tussen de productiefaciliteiten en -methoden van de Chinese en de Canadese producenten. De status van de Volksrepubliek China als ontwikkelingsland is hier derhalve irrelevant en betekent niet dat de keuze van Canada als referentieland in dit geval onredelijk zou zijn.

(45)

Het argument dat de relatie tussen de medewerkende Canadese producent en een EG-producent ernstige twijfel wekt over de objectiviteit en juistheid van de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verstrekt, werd ongegrond geacht. De Commissie ging na of deze relatie concurrentievervalsende effecten had voor de prijzen, productiekosten en de winstgevendheid van de Canadese producent, met name tijdens de controle ter plaatse van de bedrijfsgegevens. Dergelijke concurrentievervalsing werd echter niet vastgesteld. De Commissie concludeerde dat de informatie correct en betrouwbaar was en voor dit onderzoek kon worden gebruikt.

(46)

Voorlopig wordt derhalve vastgesteld dat Canada een passend referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

3.2.   Normale waarde

(47)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de medewerkende producenten/exporteurs vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie van de producenten in het referentieland, d.w.z. op basis van de betaalde of te betalen prijs op de binnenlandse markt van Canada van vergelijkbare productsoorten, omdat deze verkoop plaatsvond in het kader van normale handelstransacties.

(48)

De normale waarde werd derhalve vastgesteld als de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs aan niet-gelieerde afnemers per productsoort door de medewerkende producent in Canada.

4.   Uitvoerprijzen

(49)

Alle verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap van de twee producenten/exporteurs geschiedde rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijs werd derhalve overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs vastgesteld. Bij de twee andere producenten/exporteurs bleek een deel van hun verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemd te zijn voor importeurs waarmee zij een contractuele compensatieovereenkomst hadden gesloten waardoor de prijzen onbetrouwbaar werden. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening wordt de uitvoerprijs in deze gevallen samengesteld op basis van de wederverkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Correcties werden aangebracht voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, met inbegrip van verkoop, algemene en administratieve uitgaven en de kosten voor winst. Voor de winst werd uitgegaan van de gemiddelde winst van de medewerkende niet-gelieerde importeurs van het betrokken product.

5.   Vergelijking

(50)

De vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs geschiedde af-fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan wordt beweerd en aangetoond dat zij van invloed zijn op de prijzen. Op deze basis werden waar nodig correcties uitgevoerd in verband met verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakkingskosten, krediet en kortingen.

(51)

Uit het onderzoek bleek dat alle Canadese handpallettrucks voorzien waren van een handrem, terwijl dit voor het merendeel van de Chinese producten niet het geval was. Op grond van artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening werd derhalve een correctie verricht voor de Canadese prijzen om rekening te houden met de effecten van een dergelijke handrem. Bij een aantal Canadese producten waren de vorken voorts lager dan bij de Chinese trucks. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening werden de Canadese prijzen van deze producten derhalve dienovereenkomstig gecorrigeerd.

6.   Dumpingmarge

6.1.   Dumpingmarge voor de medewerkende producenten/exporteurs die een individuele behandeling kregen

(52)

Voor de vier producenten/exporteurs die een individuele behandeling kregen, werd de gewogen gemiddelde normale waarde die voor het referentieland was vastgesteld voor elk soort dat naar de EG werd uitgevoerd vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het overeenkomstige type dat door deze producenten/exporteurs naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

6.2.   Dumpingmarge voor alle overige producenten/exporteurs

(53)

Om de nationale dumpingmarge te berekenen die van toepassing is op alle overige exporteurs in de Volksrepubliek China, ging de Commissie eerst na of medewerking werd verleend. De totale invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China (volgens Eurostat) werd vergeleken met de uitvoer van de producenten/exporteurs die hun medewerking hadden verleend. Omdat de totale uitvoer volgens de medewerkende producenten/exporteurs aanzienlijk lager was dan de ingevoerde hoeveelheden volgens Eurostat tijdens het onderzoektijdvak, wordt voorlopig vastgesteld dat zeer weinig medewerking werd verleend (ongeveer 47 % van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap was afkomstig van niet-medewerkende ondernemingen). Om te vermijden dat producenten/exporteurs voordeel kunnen behalen uit hun weigering om medewerking te verlenen en omdat er geen aanwijzingen waren dat de dumpingmarges van de niet-medewerkende producenten lager waren, werd de nationale dumpingmarge vastgesteld als een gemiddelde van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de meest uitgevoerde productsoorten van de medewerkende producenten/exporteurs; deze bleken hoger dan de hoogste individuele dumpingmarge die was vastgesteld voor een medewerkende producent/exporteur.

6.3.   Voorlopige dumpingmarges voor de Volksrepubliek China

(54)

De voorlopige dumpingmarges zijn, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs franco-grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory

37,6

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd

29,7

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd

40,3

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd

35,9

Alle overige ondernemingen

49,6

D.   EG-BEDRIJFSTAK

1.   EG-productie

(55)

In het onderzoek werd op basis van informatie die was ingediend door de medewerkende ondernemingen vastgesteld dat handpallettrucks tijdens het onderzoektijdvak werden geproduceerd door:

De vier EG-producenten die de klacht hadden ingediend;

Een andere producent die na het onderzoektijdvak zijn productie echter heeft gestaakt en zich is gaan toeleggen op de import.

Er zijn wellicht nog enige zeer kleine producenten die geringe hoeveelheden produceren en geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek.

(56)

Derhalve wordt voorlopig vastgesteld dat handpallettrucks die vervaardigd worden door de vijf bovenvermelde producenten de EG-productie vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

2.   Definitie van de EG-bedrijfstak

(57)

De klacht werd ingediend door vier producenten, Bolzoni SpA, BT Products AB, Franz Kahl GmbH en Pramac Lifters SpA, die hun medewerking hebben verleend aan het onderzoek. Deze producenten vertegenwoordigen meer dan 60 % van de totale EG-productie van handpallettrucks. Zij worden derhalve beschouwd als de EG-bedrijfstak, in de zin van de artikelen 4, lid 1, en 5, lid 4, van de basisverordening en zullen in het vervolg de EG-bedrijfstak worden genoemd.

E.   SCHADE

1.   EG-verbruik

(58)

Het EG-verbruik werd gebaseerd op de gecombineerde hoeveelheden van alle invoer van handpallettrucks in de Gemeenschap, volgens Eurostat-gegevens, de totale gecontroleerde verkoop van de EG-bedrijfstak en de verkoop van een andere EG-producent die zijn productie in 2004 heeft gestaakt.

(59)

Het EG-verbruik van handpallettrucks bedroeg ongeveer 493 000 eenheden tijdens het onderzoektijdvak. Dit cijfer is 17 % hoger dan aan het begin van de beoordelingsperiode.

EG-verbruik

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Handpallettrucks (in eenheden)

422 008

428 255

413 561

491 648

492 814

Index

100

101

98

117

117

2.   Invoer van handpallettrucks uit de Volksrepubliek China in de Gemeenschap

a)   Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

(60)

Op basis van Eurostat-gegevens lieten de ingevoerde hoeveelheden uit de Volksrepubliek China in de betrokken periode een belangrijke stijging zien, namelijk van 138 %. De stijging van de invoer was vooral opmerkelijk tussen 2002 en 2003 (51 %).

Totale invoer met dumping (eenheden)

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Invoer uit de Volksrepubliek China (eenheden)

118 392

157 379

183 282

277 304

282 339

Index

100

133

155

234

238

(61)

Het marktaandeel van de invoer met dumping liet een sterke stijging zien van meer dan 100 % tijdens de betrokken periode. Dit toegenomen marktaandeel is volledig afkomstig van het aandeel dat eerder in handen was van de EG-bedrijfstak.

Marktaandeel van de invoer met dumping

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Marktaandeel van de invoer uit de Volksrepubliek China

28 %

37 %

44 %

56 %

57 %

Index

100

131

158

201

204

b)   Prijzen van de invoer met dumping

(62)

Volgens Eurostat-gegevens daalde de gemiddelde prijs van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China tussen 2000 en het onderzoektijdvak met 34 %. De prijzen bleven stabiel tot 2001 om vervolgens in 2002 met 12 % te dalen en tussen 2002 en 2003 nog verder omlaag te gaan met 25 %.

Invoer met dumping

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Prijs per eenheid

127

127

112

84

84

Index

100

100

88

66

66

c)   Prijsonderbieding

(63)

Om de prijsonderbieding vast te stellen onderzocht de Commissie de prijsgegevens voor het onderzoektijdvak. De gewogen gemiddelde nettoprijs, af-fabriek aan niet-gelieerde afnemers van de EG-bedrijfstak, na aftrek van kortingen, werd vergeleken met de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende Chinese producenten/exporteurs voor de vergelijkbare producten in hetzelfde handelsstadium, d.w.z. de verkoop aan distributeurs. De invoerprijzen waren op cif-niveau zodat een aanpassing werd gemaakt om rekening te houden met de douanerechten die gewoonlijk verschuldigd zijn bij invoer. In twee gevallen bleken importeurs compenserende regelingen te hebben getroffen met Chinese producenten/exporteurs, zodat voor deze importeurs gebruik werd gemaakt van de wederverkoopprijzen aan niet-gelieerde afnemers.

(64)

Op deze basis werd voorlopig prijsonderbieding vastgesteld voor invoer uit de Volksrepubliek China. Het niveau van de prijsonderbieding, uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde verkoopprijs van de EG-bedrijfstak, lag voor alle producenten/exporteurs boven de 55 %.

3.   Situatie van de EG-bedrijfstak

a)   Ter inleiding

(65)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening, werd bij het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de EG-bedrijfstak ook gekeken naar de economische factoren en indicatoren die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak na 2000 (het basisjaar) tot het onderzoektijdvak.

b)   Productie, capaciteit en capaciteitsbenutting

(66)

Tijdens de betrokken periode daalde de productie van de EG-bedrijfstak met 33 %. Omdat de productiecapaciteit min of meer gelijk bleef in dezelfde periode, daalde de capaciteitsbenutting in gelijke mate.

c)   Voorraden

(67)

Als gevolg van de dalende verkoop was er een kleine stijging te bespeuren bij de voorraden. De ontwikkeling van de voorraden wordt echter niet als een bijzonder relevante indicator beschouwd van de economische situatie van de EG-bedrijfstak, omdat de EG-producenten hun productie over het algemeen afstemmen op specifieke orders, zodat de voorraden meestal bestaan uit goederen die klaar zijn voor verzending aan de afnemers.

d)   Verkochte hoeveelheden, verkoopprijs en marktaandeel

(68)

Hoewel het EG-verbruik tussen 2000 en het onderzoektijdvak een stijging liet zien, daalden de verkochte hoeveelheden van de EG-bedrijfstak aanzienlijk. Het marktaandeel liet dan ook een scherpe daling zien. Dit staat in contrast met de ontwikkeling van de invoer uit de Volksrepubliek China; het marktaandeel daarvan steeg tijdens de beoordelingsperiode fors.

(69)

De EG-bedrijfstak moest tussen 2000 en het onderzoektijdvak 34 % van zijn marktaandeel afstaan.

(70)

De prijs per eenheid van de eigen productie van de EG-bedrijfstak voor de verkoop aan niet-gelieerde afnemers in de Gemeenschap daalde tijdens de beoordelingsperiode. De daling was bijzonder markant tussen 2000 en 2003, namelijk 6 %.

(71)

De prijzen op deze markt worden gewoonlijk bepaald door de kwaliteit van het product, de dienst naverkoop en de garanties die de producenten bieden. Hierin kwam echter tijdens de beoordelingsperiode drastisch verandering, omdat tijdens het onderzoektijdvak de prijs de doorslaggevende factor werd. Terwijl de verkoopprijzen per eenheid tussen 2000 en het onderzoektijdvak met 8 % daalden, stegen de kosten per productie-eenheid omdat de prijs voor staal, de voornaamste grondstof, die een belangrijk deel van de productiekosten vertegenwoordigt, met name tijdens het onderzoektijdvak is gestegen.

(72)

Omdat de EG-bedrijfstak door de neerwaartse prijsdruk die verband hield met de invoer met dumping, de stijgingen van de productiekosten niet kon doorberekenen, daalde zijn winstgevendheid.

e)   Factoren die van invloed zijn op de EG-prijzen

(73)

Het onderzoek wees uit dat de invoer met dumping de gemiddelde, reeds gedrukte prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak met meer dan 59 % onderbood (zie overweging (64). Deze prijsonderbieding had duidelijk verliesmakende prijzen tot gevolg voor de EG-bedrijfstak op een tijdstip waarin deze juist de prijzen had moeten verhogen om de toegenomen kosten te kunnen dekken.

f)   Groei

(74)

Tussen 2000 en het onderzoektijdvak, terwijl het EG-verbruik met 17 % was gestegen, daalden de verkochte hoeveelheden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt met 24 %. De EG-bedrijfstak verloor 12 procentpunten van zijn marktaandeel terwijl de invoer met dumping in dezelfde periode 29 procentpunten marktaandeel verwierf.

g)   Winstgevendheid

(75)

De winstgevendheid van de EG-bedrijfstak liet een scherpe daling zien in deze periode, met zelfs verliezen in 2002. De winstgevendheid liep in 2003 en het onderzoektijdvak nog verder achteruit.

Winstgevendheid

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winst voor belasting/verliesmarge

0,28 %

0,51 %

– 0,60 %

– 1,89 %

– 2,31 %

Index

100

181

– 212

– 665

– 815

h)   Investeringen, rendement van de investeringen, kasstroom en het vermogen om kapitaal bijeen te brengen

(76)

Tijdens de betrokken periode werden belangrijke investeringen gedaan, met name in 2001 en 2002. De EG-producenten zijn namelijk gevestigde ondernemingen met een lange traditie wat betreft de productie van handpallettrucks. Vervangingsinvesteringen, die een belangrijk deel vormden van deze investeringen, waren dan ook noodzakelijk om het concurrentievermogen in stand te houden.

(77)

Als gevolg van de verandering van de marktomstandigheden, en meer specifiek de daling van de verkoopprijzen, werden nieuwe investeringen tijdens het onderzoektijdvak voor een groot deel uitgesteld of geannuleerd, ondanks de toename van het EG-verbruik.

(78)

Het rendement van de investeringen, uitgedrukt in de nettowinst van de EG-bedrijfstak en de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde de trend van de winstgevendheid en daalde in de betrokken periode met 1 063 %.

(79)

De kasstroom van de EG-bedrijfstak ging tijdens de betrokken periode met 385 % achteruit en volgde de winstgevendheidtrend.

(80)

Het onderzoek wees uit dat het moeilijker werd voor de EG-bedrijfstak om tijdens de beoordelingsperiode kapitaal bijeen te brengen, met name als gevolg van de toenemende verliezen tegen het einde van deze periode en in het onderzoektijdvak.

i)   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(81)

De werkgelegenheid voor het soortgelijk product daalde tijdens de betrokken periode. De productiviteit per werknemer (vastgesteld op basis van het aantal eenheden dat werd geproduceerd gedeeld door het aantal werknemers) daalde tussen 2000 en 2002 met 11 % en tussen 2003 en het onderzoektijdvak met nog eens 3 %. Dit is echter niet zozeer het gevolg van de daling van de werkgelegenheid als wel van de snellere daling van de geproduceerde hoeveelheden. De gemiddelde werkgelegenheidskosten per werknemer (lonen) hielden zelfs geen gelijke tred met de inflatie, maar bleven tijdens de periode in kwestie stabiel.

(82)

Met fabriekssluitingen en personeelsafvloeiing hebben de EG-producenten getracht hun productiefaciliteiten te rationaliseren. Het aantal ontslagen kon worden beperkt door een deel van hun personeel in te zetten in meer winstgevende activiteiten.

j)   Omvang van dumping, herstel van eerdere dumping of subsidiëring

(83)

De gevolgen van de hoogte van de huidige dumpingmarge voor de EG-bedrijfstak kunnen, gezien de omvang en de prijzen van de invoer in kwestie, niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

(84)

Er waren voorts geen aanwijzingen dat de EG-bedrijfstak zich tijdens het onderzoektijdvak herstelde van de gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring.

4.   Conclusie inzake schade

(85)

Tijdens de betrokken periode liet de invoer van laaggeprijsde producten met dumping uit de Volksrepubliek China op de EG-markt een sterke stijging zien, terwijl alle relevante schade-indicatoren voor de situatie van de EG-bedrijfstak een negatieve ontwikkeling lieten zien.

(86)

Een aantal indicatoren liet tijdens de betrokken periode een sterke achteruitgang zien. Dit gold bijvoorbeeld voor de productiehoeveelheden, de verkochte hoeveelheden, het marktaandeel, de winstgevendheid, het rendement van de investeringen en de kasstroom.

(87)

Rekening houdend met alle factoren, met name het krimpende marktaandeel van de EG-bedrijfstak in een periode waarin het verbruik juist toenam en de belangrijke financiële verliezen die hebben geleid tot de afname van de investeringen tijdens het onderzoektijdvak, wordt voorlopig vastgesteld dat de EG-bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 1 en artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   OORZAAK VAN SCHADE

1.   Inleiding

(88)

Overeenkomstig artikel 3, de leden 6 en 7, van de basisverordening ging de Commissie na of de invoer met dumping van handpallettrucks uit de Volksrepubliek China de EG-bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft berokkend. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping, die de EG-bedrijfstak tegelijkertijd schade zouden kunnen hebben berokkend, werden eveneens onderzocht om ervoor te zorgen dat eventuele door deze andere factoren veroorzaakte schade niet zou worden toegeschreven aan de invoer met dumping.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(89)

De invoer met dumping uit de Volksrepubliek China steeg tijdens de betrokken periode met 138 %. Deze invoer steeg sneller dan het EG-verbruik, dat in dezelfde periode met 17 % steeg. De toegenomen invoer en de stijging van het verbruik vielen samen in een periode waarin de EG-bedrijfstak minder handpallettrucks verkocht. Het marktaandeel van de invoer met dumping steeg tijdens de beoordelingsperiode met meer dan 100 %. Deze stijging viel samen met een vergelijkbare daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak. Het is dan ook duidelijk dat de invoer een deel van het door de EG-bedrijfstak afgestane marktaandeel heeft overgenomen.

(90)

De prijzen van deze invoer onderboden de prijzen van de EG-bedrijfstak met zeer forse marges, zodat redelijkerwijze kan worden gesteld dat deze invoer verantwoordelijk was voor de dalende prijzen, die op hun beurt weer hebben geleid tot verliezen voor de EG-bedrijfstak. Als gevolg van de lage prijzen van de invoer met dumping kon de EG-bedrijfstak al evenmin zijn prijzen verhogen om de stijging van de kosten te dekken. Voorts kon de EG-bedrijfstak zijn capaciteitsbenutting niet verhogen, hetgeen normaliter wel het geval zou zijn geweest, gezien de toename van het verbruik in de betrokken periode.

(91)

Voorlopig wordt derhalve vastgesteld dat de druk die werd uitgeoefend door de betrokken invoer, die qua omvang en marktaandeel aanzienlijk is gestegen en die plaatsvond tegen lage dumpingprijzen, een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de verslechtering van de situatie van de EG-bedrijfstak, met name wat betreft gederfde verkoop en marktaandeel, winstgevendheid, rendement van de investeringen en het vermogen om kapitaal bijeen te brengen.

3.   Gevolgen van andere factoren

a)   De exportresultaten van de EG-bedrijfstak

(92)

De exportresultaten liepen tijdens het onderzoektijdvak achteruit. De omvang van de uitvoer buiten de Gemeenschap tijdens de betrokken periode vertegenwoordigde echter slechts 11 % van de totale verkochte hoeveelheden van de EG-bedrijfstak. De uitvoerprijzen waren gemiddeld lager dan de prijzen in de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode. Dit is echter hoofdzakelijk het gevolg van de verschillende productassortimenten. De aanwezigheid van Chinese producenten op de exportmarkten betekende echter wel dat de EG-bedrijfstak lagere winst boekte bij de uitvoer van handpallettrucks. In tegenstelling tot de verkoop in de Gemeenschap werd bij de uitvoer nog steeds geringe winst geboekt tijdens het onderzoektijdvak, zodat de export niet in belangrijke mate kon hebben bijgedragen aan de schade die werd geleden door de EG-bedrijfstak.

Verkoop voor uitvoer buiten de EG

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Omvang (eenheid)

28 454

20 996

19 774

16 714

14 736

Index

100

74

69

59

52

Verkoopprijs (euro/eenheid)

245

232

223

222

226

Index

100

95

91

91

92

(93)

Omdat de verkoop voor uitvoer slechts een gering deel uitmaakt van de totale handel van de EG-bedrijfstak, kan deze niet worden beschouwd als een factor die de betrokken ondernemingen aanmerkelijke schade berokkent.

b)   Investeringen van de EG-bedrijfstak

(94)

Tijdens de betrokken periode werden grote en belangrijke investeringen gedaan. De grote investeringen vonden plaats in 2001 en 2002 en waren reeds in 1999 gepland, d.w.z. voordat China zich op grote schaal op de EG-markt vertoonde. Het besluit om te investeren zou normaliter, wanneer er geen sprake zou zijn van invoer met dumping, zeker redelijk zijn. Bij het grootste deel ging het bovendien om vervangingsinvesteringen.

c)   Invoer uit andere derde landen

(95)

Omdat zo weinig invoer afkomstig is uit andere landen dan de Volksrepubliek China, kan de invoer uit andere derde landen geen aanmerkelijke schade hebben berokkend. Deze overige invoer vertegenwoordigde slechts 11 % van de totale invoer en het marktaandeel daarvan, dat sedert 2000 afneemt, bedroeg tijdens het onderzoektijdvak slechts 4 %.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Andere invoer (eenheid)

29 442

20 426

13 742

19 804

18 927

Index

100

69

47

67

64

Marktaandeel van de andere invoer

7 %

5 %

3 %

4 %

4 %

Index

100

68

48

58

55

(96)

Het onderzoek wees tevens uit dat de conclusies, waarbij werd uitgegaan van de vijftien „oude” lidstaten, kunnen worden gehandhaafd ondanks de uitbreiding van de Gemeenschap. Na de uitbreiding zijn er slechts een paar kleine producenten in Polen, Tsjechië, Slowakije en Slovenië bij gekomen.

d)   Euro/US-dollar wisselkoers

(97)

Een aantal belanghebbenden betoogde dat eventuele schade die de EG-bedrijfstak had geleden, een gevolg was van de preferentiële euro/US-dollar wisselkoers voor de Chinese producenten.

(98)

In dit specifieke geval heeft ook de invoer van andere landen dan de Volksrepubliek China kunnen profiteren van de gunstige koers van de euro. De omvang van deze invoer daalde echter tijdens de betrokken periode, terwijl de invoer uit de Volksrepubliek China in dezelfde periode met 138 % toenam. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China baat heeft gehad bij de gunstige koers van de euro ten aanzien van de Amerikaanse dollar, bleken de koersschommelingen geen gevolgen te hebben voor de invoer uit andere landen, zodat de toename van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China niet aan deze factor kan worden toegeschreven.

e)   Verkoopgedrag

(99)

Een aantal belanghebbenden verklaarde tevens dat de EG-bedrijfstak een aantal van hun grootste afnemers prijzen aanrekende die aanzienlijk lager waren dan de prijzen van handpallettrucks die uit de Volksrepubliek China werden ingevoerd. Volgens deze belanghebbenden werden deze handpallettrucks gebruikt om klanten ertoe over te halen groter en duurder materiaal voor lossen en laden aan te kopen. Dit zou de schade hebben kunnen berokkend die de EG-bedrijfstak zou hebben geleden.

(100)

Handpallettrucks worden inderdaad rgelmatig gebruikt om afnemers ertoe over te halen een pakket handpallettrucks en/of andere duurdere apparatuur voor het transport van materiaal te kopen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit in belangrijke hoeveelheden of tegen bijzonder lage prijzen zou plaatsvinden.

f)   Strategische misstappen van de EG-producenten; zoals producten van lage kwaliteit en productie van eigen onderdelen

(101)

EG-importeurs hebben aangevoerd dat de schade die de EG-bedrijfstak heeft geleden onder meer werd veroorzaakt door de invoer van producten van lage kwaliteit op de EG-markt en het uitbesteden van de productie van onderdelen.

(102)

Het onderzoek wees echter uit dat een aantal EG-producenten nieuwe modellen hebben ingevoerd van een mindere kwaliteit en tegen een lagere prijs dan hun standaardmodellen. Dit is volgens hen een antwoord op de stroom van invoer met dumping uit de Volksrepubliek China van dergelijke producten en niet zozeer een normale marktontwikkeling.

(103)

Ditzelfde geldt eveneens voor wat betreft de toelevering van bepaalde onderdelen. Deze producenten zien zich gedwongen hun winst te optimaliseren en hun verliezen te reduceren terwijl de dumping wordt voortgezet.

4.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(104)

Het onderzoek wees uit dat grote hoeveelheden invoer met dumping ertoe hebben geleid dat de prijzen van de EG-bedrijfstak aanzienlijk zijn gedaald, omdat deze bedrijfstak er niet in is geslaagd zijn marktaandeel en een behoorlijke capaciteitsbenutting te handhaven, hoofdzakelijk als gevolg van Chinese prijsonderbieding en de druk op de prijzen. In dezelfde periode zijn de omvang van de invoer uit de Volksrepubliek China en het marktaandeel daarvan sterk gestegen. De Commissie heeft voorlopig vastgesteld dat de Chinese invoer de voornaamste, zo niet de enige, oorzaak is van de schade die werd geleden door de EG-bedrijfstak.

(105)

Omdat duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de EG-bedrijfstak en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig vastgesteld dat deze andere factoren niet in belangrijke mate hebben bijgedragen tot de schade die werd geleden door de EG-bedrijfstak. Voorlopig wordt derhalve vastgesteld dat de aanmerkelijke schade die werd geleden door de EG-bedrijfstak, zoals blijkt uit de achteruitgang van alle schadeindicatoren en met name de verliezen die werden geboekt, de negatieve opbrengsten van de verkoop en de negatieve rendementen van de investeringen en de moeilijkheden om kapitaal bijeen te brengen, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1.   Algemeen

(106)

De Commissie onderzocht of er, ondanks de voorlopige conclusie inzake het bestaan van schadelijke dumping, dwingende redenen waren die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het niet in het belang is van de Gemeenschap om in dit geval maatregelen te nemen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd dan ook onderzocht welke gevolgen eventuele maatregelen zouden hebben voor alle partijen die bij deze procedure zijn betrokken en wat de gevolgen zouden zijn indien geen maatregelen zouden worden genomen op basis van al het ingediende bewijsmateriaal.

2.   Belangen van de EG-bedrijfstak

(107)

De EG-bedrijfstak bestond in het verleden uit een groot aantal zowel kleine als grote producenten van handpallettrucks. Het onderzoek wees uit dat een aantal ondernemingen hun productie vóór, tijdens en onmiddellijk na de betrokken periode heeft gestaakt. Een aantal van deze voormalige producenten heeft hun hoofdactiviteiten gewijzigd en zijn zich gaan toeleggen op de import van of handel in het betrokken product. De vier ondernemingen die de EG-bedrijfstak vormen hebben eveneens drastische herstructureringsmaatregelen genomen, zoals de sluiting van productiefaciliteiten en omvangrijke afvloeiingen tijdens 2003 en het onderzoektijdvak.

(108)

Verwacht wordt dat, nadat antidumpingmaatregelen zijn ingesteld, zowel de verkochte hoeveelheden als de verkoopprijzen van de EG-bedrijfstak op de EG-markt zullen stijgen. Dit zal de winstgevendheid van de EG-bedrijfstak ten goede komen en de dreiging van verdere sluitingen verminderen. Voorts wordt verwacht dat een aantal van de tot sluiting gedwongen productiefaciliteiten hun deuren opnieuw zal openen en nieuwe werkgelegenheid zal bieden.

(109)

Indien geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, is het waarschijnlijk dat de negatieve trend van de EG-bedrijfstak zich zal voortzetten. De EG-bedrijfstak zal waarschijnlijk meer marktaandeel moeten afstaan en de verliezen zullen op korte termijn blijven stijgen. Op lange termijn zou de productie in de Gemeenschap worden stopgezet.

3.   Belangen van de EG-leveranciers

(110)

Geen van de EG-leveranciers van handpallettrucks vulden de vragenlijst in. Het is echter duidelijk dat indien geen maatregelen worden ingesteld verschillende leveranciers ernstig zouden worden getroffen en hun activiteiten waarschijnlijk zouden moeten stopzetten. Deze kleine leveranciers van onderdelen voor de productie van de hydraulische onderdelen of leveranciers van wielen zijn namelijk voor hun inkomsten afhankelijk van de verkoop van onderdelen aan de EG-producenten van handpallettrucks.

4.   Belangen van niet-gelieerde importeurs/handelaars

(111)

Een groot aantal niet-gelieerde importeurs/handelaars vulde de vragenlijst binnen de vastgestelde termijn in en verleende medewerking aan het onderzoek. Zij maakten allen bezwaar tegen het instellen van maatregelen.

(112)

Het profiel van de importeurs/handelaars die in dit geval opmerkingen indienden, liep nogal uiteen, zowel qua omvang als qua aandeel van de handpallettrucks in hun activiteiten. Een klein aantal importeurs/handelaars is inderdaad sterk afhankelijk van de handel in handpallettrucks, die in sommige gevallen 95 % van hun omzet vertegenwoordigt. De verkoop van handpallettrucks vertegenwoordigt voor de meeste importeurs en handelaars echter minder dan 3 % van hun totale omzet. Het is niet waarschijnlijk dat deze handelaren ernstig zouden worden getroffen door eventuele antidumpingmaatregelen, omdat handpallettrucks niet hun voornaamste activiteit vertegenwoordigen en zij hun productassortiment makkelijk kunnen wijzigen. Voorts zijn of waren veel van deze importeurs/ handelaars afnemers van de EG-bedrijfstak en kunnen zij hun handel eventueel verleggen.

(113)

De importeurs waren voorts van mening dat de EG-productie ontoereikend is om te kunnen voldoen aan de vraag en dat invoer derhalve noodzakelijk is. De EG-producenten konden volgens hen evenmin dezelfde kwaliteit en flexibiliteit bij de levering van het betrokken product bieden. De EG-productie kan inderdaad niet tegemoet komen aan de vraag in de Gemeenschap, maar er bestaat nog een belangrijke onbenutte capaciteit in de Gemeenschap en er zijn andere bronnen van invoer die in de vraag zouden kunnen voorzien. Het doel van antidumpingmaatregelen is bovendien niet de invoer met dumping op te heffen, maar ervoor te zorgen dat deze niet langer met dumpingprijzen wordt ingevoerd.

(114)

Voorlopig wordt derhalve vastgesteld dat eventuele maatregelen geen belangrijke gevolgen zouden hebben voor de situatie van niet-gelieerde importeurs en handelaars van handpallettrucks in de Gemeenschap.

5.   Belangen van de afnemers

(115)

De belangrijke afnemers van handpallettrucks zijn onder meer magazijnen, supermarkten, transport- en los- en laadondernemingen. Twee afnemers vulden de vragenlijst in. Zij stonden neutraal tegenover eventuele maatregelen. Zij gaven geen informatie over mogelijke gevolgen van antidumpingmaatregelen voor hun bedrijf. Handpallettrucks worden in ieder geval beschouwd als een minder belangrijk onderdeel van hun activiteiten.

(116)

Omdat de afnemers in dit geval geen verdere medewerking verleenden, wordt voorlopig vastgesteld dat antidumpingmaatregelen geen belangrijke gevolgen zullen hebben voor de situatie van de afnemers in de Gemeenschap.

6.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(117)

Opmerkelijk was dat de situatie waarin de EG-bedrijfstak verliezen maakte, voortvloeide uit de moeilijkheden die deze bedrijfstak ondervond in verband met de concurrentie met de onbillijk laaggeprijsde invoer met dumping.

(118)

Maatregelen zullen de eerlijke concurrentie op de markt dan ook herstellen. De EG-bedrijfstak zou dan tenminste in staat moeten zijn meer producten te verkopen en de prijzen licht te verhogen, zodat het nodige rendement wordt gegenereerd en verdere investeringen in de productiefaciliteiten kunnen worden gerechtvaardigd. Indien geen maatregelen zouden worden vastgesteld, zou dit een ernstige bedreiging betekenen voor de levensvatbaarheid van de EG-bedrijfstak. Het verdwijnen van deze bedrijfstak zou een vermindering betekenen van het aanbod en de concurrentie voor de afnemers.

(119)

De voorlopige conclusie luidt dan ook dat voorlopige antidumpingmaatregelen niet zouden indruisen tegen het EG-belang.

H.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(120)

Gezien de voorlopige conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap moeten voorlopige maatregelen worden vastgesteld om te voorkomen dat de invoer met dumping verdere schade kan berokkenen aan de EG-bedrijfstak.

(121)

Om de hoogte van de voorlopige maatregelen vast te stellen werd rekening gehouden met zowel de dumpingmarge als de hoogte van het recht die noodzakelijk is om de schade op te heffen die de EG-bedrijfstak heeft geleden.

(122)

De voorlopige maatregelen dienen voldoende te zijn om de schade die door deze invoer wordt berokkend op te heffen, zonder de vastgestelde dumpingmarge te overschrijden. Bij de berekening van het recht dat noodzakelijk is om de gevolgen van de schadelijke dumping op te heffen, was de Commissie van oordeel dat eventuele maatregelen de EG-bedrijfstak in staat zouden moeten stellen de productiekosten te dekken en winst vóór belasting te boeken die redelijkerwijs verwacht zou kunnen worden wanneer het soortgelijk product in de Gemeenschap op gewone concurrentievoorwaarden zou worden verkocht, d.w.z. wanneer geen sprake was van invoer met dumping. De winstmarge vóór belasting die voor deze berekening werd gebruikt, bedroeg 5 % van de omzet, omdat was aangetoond dat dit percentage redelijkerwijze kon worden verwacht wanneer geen sprake zou zijn van schadelijke dumping en omdat dit de winstmarge was van de EG-bedrijfstak voordat de Chinese invoer in de Gemeenschap tijdens de betrokken periode een aanzienlijke vlucht nam. Voor de EG-bedrijfstak werd voor het soortgelijk product op deze wijze een niet-schadelijke prijs berekend. De niet-schadelijke prijs werd verkregen door een winstmarge van 5 % toe te voegen aan de productiekosten.

(123)

De prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs die was vastgesteld voor de prijsonderbiedingsberekeningen, met de gemiddelde niet-schadelijke prijs van producten die door de EG-bedrijfstak op de EG-markt werden verkocht. Eventuele verschillen die uit deze vergelijking voortvloeiden, werden vervolgens uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde cif-invoerwaarde. Deze verschillen waren in alle gevallen hoger dan de dumpingmarge.

2.   Voorlopige maatregelen

(124)

Omdat de schademarge hoger is dan de dumpingmarge, moeten de voorlopige maatregelen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening worden gebaseerd op de dumpingmarge. Het voorlopige antidumpingrecht voor de Volksrepubliek China is als volgt:

Volksrepubliek China

Antidumpingrecht (%)

Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory, Zhouyi Village, Zhanqi Town, Yin Zhou District, Ningbo City, Zhejiang Province, 315144, Volksrepubliek China

37,6

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, 656 North Taoyuan Road, Ninghai, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

29,7

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Economic Developing Zone, Ninghai, Ningbo City, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

40,3

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, 58, Jing Yi Road, Economy Development Zone, Changxin, Zhejiang Province, 313100, Volksrepubliek China

35,9

Alle overige ondernemingen

49,6

(125)

De in deze verordening gespecificeerde individuele antidumpingrechten werden vastgesteld op basis van de conclusies van dit onderzoek. Zij geven de situatie weer die tijdens het onderzoek werd vastgesteld ten aanzien van deze ondernemingen. Deze rechten zijn dus (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) alleen van toepassing op de producten uit het betrokken land die vervaardigd worden door deze ondernemingen, dus door specifiek vermelde rechtspersonen. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(126)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor een onderneming geldende antidumpingrechten (bijvoorbeeld na naamswijziging van een onderneming of na oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigt acht, zal de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité de verordening dienovereenkomstig wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

I.   SLOTBEPALING

(127)

Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarin de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bij de Commissie hebben aangemeld, schriftelijke opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een eventueel voorstel van de Commissie tot instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van handpallettrucks en hun essentiële onderdelen, dat wil zeggen het chassis en de hydraulische onderdelen, ingedeeld onder GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8427900010 en 8431200010), uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopig antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap vóór inklaring, bedraagt voor producten die zijn vervaardigd door de volgende ondernemingen:

Volksrepubliek China

Antidumpingrecht (%)

Taric-code

Ningbo Liftstar Material Transport Equipment Factory, Zhouyi Village, Zhanqi Town, Yin Zhou District, Ningbo City, Zhejiang Province, 315144, Volksrepubliek China

37,6

A600

Ningbo Ruyi Joint Stock Co. Ltd, 656 North Taoyuan Road, Ninghai, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

29,7

A601

Ningbo Tailong Machinery Co. Ltd, Economic Developing Zone, Ninghai, Ningbo City, Zhejiang Province, 315600, Volksrepubliek China

40,3

A602

Zhejiang Noblelift Equipment Joint Stock Co. Ltd, 58, Jing Yi Road, Economy Development Zone, Changxin, Zhejiang Province, 313100, Volksrepubliek China

35,9

A603

Alle overige ondernemingen

49,6

A999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopig recht.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening, verzoeken om mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.96, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB C 103 van 29.4.2004, blz. 85.

(3)  

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

J-79 5/17

Wetstraat 200

B-1049 Brussel


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/37


VERORDENING (EG) Nr. 129/2005 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2005

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur en wijziging van Verordening (EG) nr. 955/98

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De indeling van „toestellen voor audiofrequentie” van Verordening (EG) nr. 955/98 van de Commissie van 29 april 1998 houdende indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (3) heeft geleid tot de indeling van zogenaamde „thuisbioscoopsystemen” onder GN-code 8543 89 95. Gezien dergelijke indelingen niet in overeenstemming zijn met de indeling zoals vastgesteld in de bijlage van deze verordening moeten zij als onjuist worden beschouwd.

(6)

Verordening (EG) nr. 955/98 moet overeenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Punt 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 955/98 is geschrapt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2005.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1989/2004 van de Commissie (PB L 344 van 20.11.2004, blz. 5).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  PB L 133 van 7.5.1998, blz. 12.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Een product, aangeboden als een set voor de verkoop in het klein, bestaande uit:

een combinatie-apparaat (een versterker, een AM/FM-radio-ontvanger en een DVD/CD-speler),

een subwoofer,

vijf luidsprekers, alsmede

een afstandsbediening.

Het product, bekend als een „thuisbioscoop(systeem)”, is ontworpen om thuis audiovisueel amusement te bieden, hoofdzakelijk door het weergeven van het op een DVD opgeslagen beeld en geluid.

8521 90 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3, onder b), en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, op basis van aantekening 3 bij afdeling XVI en op basis van de tekst van de GN-codes 8521 en 8521 90 00.

Het product wordt aangeboden als een set voor de verkoop in het klein, waarin het bestanddeel dat de set zijn wezenlijk karakter verleent het combinatie-apparaat is (algemene regel 3, onder b), voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur).

Het bestanddeel dat in de zin van aantekening 3 bij afdeling XVI de hoofdfunctie van het combinatie-apparaat levert, is de DVD/CD-speler. De aspecten versterking van het geluid en weergave van de audio-omroepsignalen worden, vergeleken met de functie van videoweergave, als nevenfuncties aangemerkt.

De set dient derhalve als een beeldweergaveapparaat te worden ingedeeld bij GN-code 8521 90 00.

2.

Een product, aangeboden als een set voor de verkoop in het klein, bestaande uit:

een AM/FM-radio-ontvanger met versterker,

een DVD/CD-speler,

een subwoofer,

vijf luidsprekers, alsmede

een afstandsbediening.

Het product, bekend als een „thuisbioscoop(systeem)”, is ontworpen om thuis audiovisueel amusement te bieden, hoofdzakelijk door het weergeven van het op een DVD opgeslagen beeld en geluid.

8521 90 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3, onder b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en op basis van de tekst van de GN-codes 8521 en 8521 90 00.

Het product wordt aangeboden als een set voor de verkoop in het klein en waarin het bestanddeel dat de set zijn wezenlijk karakter verleent de DVD/CD-speler is.

De set dient derhalve als een beeldweergaveapparaat te worden ingedeeld bij GN-code 8521 90 00.

3.

Een netwerkanalysator, bestaande uit een geintegreerde analysatormodule, een datageheugen en een interface voor een geautomatiseerde gegevensverwerkende (ADP)-machine, in een enkele behuizing.

De analysator levert informatie over de prestaties van netwerken door het monitoren van netwerkactiviteiten, het decoderen van alle belangrijke protocollen, en het genereren van netwerkverkeer.

De ADP-machine wordt niet tezamen met de analysator aangeboden.

9031 80 39

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5, onder E, bij hoofdstuk 84, aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 90 en de tekst van de GN-codes 9031, 9031 80 en 9031 80 39.

De analysator, die door middel van de geïntegreerde analysatormodule een specifieke taak verricht, wordt in toepassing van aantekening 5, onder E, bij hoofdstuk 84, uitgesloten van post 8471.

De analysator is specifiek ontworpen voor het analyseren van het verkeer in een netwerk en niet om elektrische grootheden te meten of te controleren, zodat hij daarmee van post 9030 wordt uitgesloten.

4.

Een netwerkanalysator, bestaande uit een centrale beheersbus, een analysatormodule, een automatische gegevensverwerkende machine, een monitor en een toetsenbord, in een enkele behuizing.

De analysator vervult de volgende functies:

het analyseren van de operationele toestand van bestaande netwerken en netwerkproducten;

het simuleren van verkeers- en foutcondities gericht op bestaande netwerken en netwerkproducten;

het genereren van netwerkverkeer.

9031 80 39

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5, onder E, bij hoofdstuk 84, aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 90 en de tekst van de GN-codes 9031, 9031 80 en 9031 80 39.

De analysator, die door middel van de geïntegreerde analysatormodule een specifieke taak verricht, wordt in toepassing van aantekening 5, onder E, bij hoofdstuk 84, uitgesloten van post 8471.

De analysator is specifiek ontworpen voor het analyseren van het verkeer in een netwerk en niet om elektrische grootheden te meten of te controleren, zodat hij daarmee van post 9030 wordt uitgesloten.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/41


VERORDENING (EG) Nr. 130/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is omschreven voor welke van die producten een restitutie dient te worden vastgesteld bij uitvoer in de vorm van goederen, bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restitutie die kan worden toegekend bij uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), dient de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming te worden gedifferentieerd.

(6)

Overeenkomstig artikel 4, leden 3 en 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000, moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie, dat krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) van toepassing is op het verwerkte basisproduct, en dat geldig is tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In Protocol 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1676/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de invoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Bulgarije en de uitvoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten naar Bulgarije (6) komen verwerkte landbouwproducten die niet zein genoemd in bijlage I het Verdrag en die naar Bulgarije worden uitgevoerd met ingang van 1 oktober 2004 niet in anmerking voot uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die worden toegepast voor de in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 genoemde basisproducten die tevens zijn bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 en die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk bijlage IV van Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 en met ingang van 1 oktober 2004 zijn de in de bijlage vastgestelde restituties niet van toepassing op niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen die naar Bulgarije worden uitgevoerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 van de Commissie (PB L 163 van 1.5.2004, blz. 14).

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).

(6)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 28 januari 2005 voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (1)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

3,748

3,748

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

0,751

0,751

– – in andere gevallen

3,748

3,748

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (4):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

2,811

2,811

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

0,563

0,563

– – in andere gevallen

2,811

2,811

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

0,751

0,751

– andere (als zodanig)

3,748

3,748

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

3,379

3,379

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

0,751

0,751

– in andere gevallen

3,748

3,748

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho m.u.v. hybriden van graansorgho, bestemd voor zaaidoeleinden


(1)  Voor de landbouwproducten verkregen door verwerking van het basisproduct en/of gelijkgesteld, moeten de coëfficiënten vermeld in bijlage E bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie (PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1), worden gebruikt.

(2)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(3)  Goederen opgenomen in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(4)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, geeft alleen glucosestroop recht op uitvoerrestitutie.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/45


VERORDENING (EG) Nr. 131/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

houdende vaststelling van de restituties welke van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 15 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen in de internationale handel van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van deze verordening bedoelde producten en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), zijn die producten aangegeven waarvoor een restitutie dient te worden vastgesteld welke van toepassing is bij de uitvoer ervan in de vorm van goederen welke in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn genoemd.

(3)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen, dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage A van Verordening (EG) nr. 1520/2000 vermelde basisproducten of de daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop tegen verlaagde prijs van boter en de toekenning van de steun voor room, boter en boterconcentraat bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (3) staat de levering van boter en room tegen verlaagde prijs toe aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1676/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de invoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Bulgarije en de uitvoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten naar Bulgarije (4) komen verwerkte landbouwproducten die niet zijn genoemd in bijlage I van het Verdrag en die naar Bulgarije worden uitgevoerd met ingang van 1 oktober 2004 niet in aanmerking voor uitvoerrestituties.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de basisproducten genoemd in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 en bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 genoemde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 en met ingang van 1 oktober 2004 zijn de in de bijlage vastgestelde restituties niet van toepassing op niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen die naar Bulgarije worden uitgevoerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).

(3)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 921/2004 van de Commissie (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 94).

(4)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 28 januari 2005 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

26,53

28,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 2571/97

33,12

35,31

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

65,70

70,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2571/97

42,55

46,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

128,43

138,25

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

121,18

131,00


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/48


VERORDENING (EG) Nr. 132/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1423/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten uit de sector suiker, andere dan melasse (2), en met name op artikel 1, lid 2, tweede alinea, tweede zin, en artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2004/2005 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 van de Commissie (3). Deze prijzen en invoerrechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 17/2005 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1423/95 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1423/95 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 624/98 (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 5).

(3)  PB L 232 van 1.7.2004, blz. 11.

(4)  PB L 5 van 6.1.2005, blz. 17.


BIJLAGE

Met ingang van 28 januari 2005 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

21,23

5,69

1701 11 90 (1)

21,23

11,09

1701 12 10 (1)

21,23

5,50

1701 12 90 (1)

21,23

10,57

1701 91 00 (2)

20,40

16,13

1701 99 10 (2)

20,40

10,68

1701 99 90 (2)

20,40

10,68

1702 90 99 (3)

0,20

0,44


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt I, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/50


VERORDENING (EG) Nr. 133/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 3072/95 bedoelde producten, waarop Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

52,47

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

44,98

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

44,98

1102 90 10 9100

C11

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C11

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C11

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

67,46

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

52,47

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

44,98

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

44,98

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C12

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C11

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

59,97

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

48,72

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

56,22

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

43,10

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

9,37

1107 10 11 9000

C13

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C13

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

59,97

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

59,97

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

59,97

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

59,97

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

58,75

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

44,98

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

58,75

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

44,98

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

44,98

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

58,75

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

44,98

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

61,56

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

42,73

2106 90 55 9000

C10

EUR/t

44,98

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/53


VERORDENING (EG) Nr. 134/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(3)

Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder.

(4)

Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer.

(5)

Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt.

(6)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:

 

2309 10 11 9000,

 

2309 10 13 9000,

 

2309 10 31 9000,

 

2309 10 33 9000,

 

2309 10 51 9000,

 

2309 10 53 9000,

 

2309 90 31 9000,

 

2309 90 33 9000,

 

2309 90 41 9000,

 

2309 90 43 9000,

 

2309 90 51 9000,

 

2309 90 53 9000.


Graanproducten

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

Maïs en maïsproducten

GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10

C10

EUR/t

0,00

Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten

C10

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C10

:

Alle bestemmingen.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/55


VERORDENING (EG) Nr. 135/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sectoren granen en rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 8, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (3) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

0,00 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst, haver, rijst of breukrijst;

b)

0,00 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(3)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 216/2004 (PB L 36 van 7.2.2004, blz. 13).


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/56


VERORDENING (EG) Nr. 136/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 januari 2005.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 januari 2005, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64.

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemming

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9500

135,00

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

131,00

137,50

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

167,50


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/58


VERORDENING (EG) Nr. 137/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 januari 2005.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 januari 2005, een maximaal restitutiebedrag van 31,00 EUR/100 kg toegepast op het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67.

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/59


VERORDENING (EG) Nr. 138/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1757/2004 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die op 21 tot en met 27 januari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst vastgesteld op 17,74 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 10.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/60


VERORDENING (EG) Nr. 139/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 7,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1565/2004 van de Commissie van 3 september 2004 betreffende een bijzondere interventiemaatregel voor haver in Finland en Zweden voor het verkoopseizoen 2004-2005 voa het verkoopseizoen 2004-2005 (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer uit Finland en Zweden van in die landen geproduceerd haver naar alle derde landen, met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië en Zwitserland, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1565/2004.

(2)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 21 tot en met 27 januari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van haver vastgesteld op 30,90 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).

(3)  PB L 285 van 4.9.2004, blz. 3.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/61


VERORDENING (EG) Nr. 140/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

betreffende de offertes voor de invoer van sorgho die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2275/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho, van herkomst uit derde landen, in Spanje is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2275/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan.

(3)

Met name rekening houdend met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria, is het niet wenselijk een maximumverlaging van het recht vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 21 tot en met 27 januari 2005 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2275/2004 bedoelde inschrijving voor de verlaging van het recht bij invoer van sorgho.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 32.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/62


VERORDENING (EG) Nr. 141/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2277/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 21 tot en met 27 januari 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2277/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 31,49 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 147 500 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 35.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/63


VERORDENING (EG) Nr. 142/2005 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Portugal is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2276/2004 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3) kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Er wordt gegund aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

Het Comité van beheer voor granen heeft advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 21 tot en met 27 januari 2005, in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2276/2004 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 29,25 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 44 000 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 34.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/64


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2005

tot wijziging van Beschikking 2003/881/EG betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringsvoorwaarden voor de invoer van bijen en hommels (Apis mellifera en Bombus spp.) uit bepaalde derde landen, met betrekking tot de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5567)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/60/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name op artikel 17, lid 2, onder b), en lid 3, onder a), en artikel 19, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/881/EG van de Commissie (2) bevat de veterinairrechterlijke voorschriften en certificeringsvoorwaarden voor de invoer van bijen (Apis mellifera) en hommels (Bombus spp.) uit bepaalde derde landen.

(2)

De kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en de Tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.) zijn exotische parasieten die schadelijk zijn voor bijen. De parasieten hebben zich verspreid naar een aantal derde landen, waar zij de bijenteelt voor ernstige problemen stellen. Om te voorkomen dat deze parasieten de Europese Unie binnenkomen, werden in Beschikking 2003/881/EG beschermende maatregelen vastgelegd die betrekking hebben op de invoer van levende bijen.

(3)

Gelet op de aard van de parasieten en gezien het ontbreken van een verplichte gestandaardiseerde kennisgeving ervan in het kader van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) geldt voor de invoer van levende koninginnen van bijen en hommels in de Europese Unie dat er voor het hele grondgebied van het uitvoerende derde land een aangifteplicht voor de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt moet bestaan. De bevoegde autoriteit in de Verenigde Staten van Amerika (APHIS-Animal and Plant Health Inspection Service) heeft de diensten van de Commissie meegedeeld dat dit niet het geval is in alle staten van de Verenigde Staten. Daarom heeft zij de Commissie gevraagd een uitzondering toe te staan voor de uitvoer van levende koninginnen van bijen en hommels uit Hawaï, dat geografisch verwijderd is van alle andere Amerikaanse staten en waar aangifteplicht voor de parasieten bestaat.

(4)

De bevoegde autoriteit in de Verenigde Staten heeft alle nodige informatie betreffende de diergezondheidssituatie van bijen in Hawaï verstrekt en benadrukt dat er sinds 1985 geen bijen op het grondgebied van die staat zijn ingevoerd en dat er regelmatig controleprogramma’s worden uitgevoerd om bijenziekten op te sporen, waaronder die welke worden overgedragen door de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en de Tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.).

(5)

Gezien de bijzondere geografische ligging van Hawaï en zijn gezondheidsstatus betreffende bijenziektes moet er een regionalisatiemechanisme voor geïsoleerde gebieden worden ingevoerd, waardoor in voorkomend geval uitzonderingen mogelijk zijn. Een dergelijke uitzondering moet worden gemaakt voor Hawaï, zodat levende koninginnen van bijen en hommels kunnen worden ingevoerd uit uitsluitend dat deel van de Verenigde Staten.

(6)

Artikel 1 en de bijlagen bij Beschikking 2003/881/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemmig met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/881/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   De lidstaten geven vergunning voor de invoer van bijen (Apis mellifera) en hommels (Bombus spp.) overeenkomstig Richtlijn 92/65/EEG, mits aan de volgende eisen is voldaan:

zij zijn afkomstig uit derde landen of delen daarvan, die zijn opgenomen in de lijst in deel 1 van bijlage III;

zij worden vergezeld van een gezondheidscertificaat dat in overeenstemming is met het model in bijlage I, en voldoen aan de in dat model genoemde garanties;

de zendingen bevatten per koninginnenkast één koningin met maximaal 20 voedsters.

2.   Lidstaten staan de invoer van de in lid 1 bedoelde bijen (Apis mellifera) en hommels (Bombus spp.) uit een derde land alleen toe als voor de ziekten/parasieten Amerikaans vuilbroed, kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en Tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.) een aangifteplicht bestaat op het volledige grondgebied van dat derde land.

Bij wijze van uitzondering wordt de invoer van bijen uit een in deel 2 van bijlage III opgenomen geografisch en epidemiologisch geïsoleerd deel van een derde land toegelaten. Wanneer een dergelijke uitzondering wordt toegestaan, wordt de invoer van bijen uit alle andere delen van dat derde land die niet in deel 2 van bijlage III opgenomen zijn, automatisch uitgesloten.

3.   Op de aangegeven bestemming, waar de kasten onder officieel toezicht worden geplaatst, worden de koninginnen overgebracht naar nieuwe kasten voordat zij in contact met plaatselijke volken worden gebracht.

4.   De kasten, de voedsters en het andere materiaal dat uit het derde land van oorsprong met de koninginnen was meegestuurd, worden voor onderzoek op de aanwezigheid van de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt naar een laboratorium gestuurd. Na dit onderzoek wordt al het materiaal vernietigd.”.

2)

Bijlage I wordt vervangen door bijlage I bij deze beschikking.

3)

Bijlage II bij deze beschikking wordt ingevoegd als een nieuwe bijlage III.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 7 februari 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320). Richtlijn 2004/468/EG gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 128.

(2)  PB L 328 van 17.12.2003, blz. 26.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Model van het gezondheidscertificaat voor koninginnen van bijen (Apis mellifera) en hommels (Bombus spp.), alsmede hun voedsters, bestemd voor verzending naar de Europese Gemeenschap

Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en moet de zending vergezellen tot in de inspectiepost aan de grens.

Image

Image


BIJLAGE II

„BIJLAGE III

Deel 1:

Lijst van derde landen die in beginsel voldoen aan de veterinairrechtelijke basisvoorschriften en daarom koninginnen van bijen en hommels naar de Europese Gemeenschap mogen uitvoeren:

landen opgenomen in deel 1 van bijlage II bij Besluit 79/542/EEG van de Raad (PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15) (zoals laatstelijk gewijzigd).

Deel 2:

Regio’s van een derde land, die geografisch en epidemiologisch geïsoleerd zijn voor Amerikaans vuilbroed, de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt en waar voor deze ziekten/parasieten een aangifteplicht bestaat en die daarom koninginnen van bijen en hommels naar de Europese Gemeenschap mogen uitvoeren:

de staat Hawaï (VS).”


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/69


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen de ziekte van Newcastle in Bulgarije en tot intrekking van Beschikking 2004/908/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 145)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/61/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 18, lid 7,

Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name op artikel 22, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 december 2004 heeft Bulgarije een uitbraak van de ziekte van Newcastle in het district Kardjali in Bulgarije bevestigd. Om het risico van insleep van de ziekte in de Gemeenschap te beperken, is bij wijze van onmiddellijke maatregel de invoer van levend pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild en broedeieren van deze soorten uit Bulgarije opgeschort bij Beschikking 2004/908/EG van de Commissie van 23 december 2004 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen de ziekte van Newcastle in Bulgarije (3).

(2)

Bulgarije heeft nadere informatie verstrekt over de situatie rond de ziekte en om regionalisatie verzocht waarbij de maatregel voor het hele land met uitzondering van het district Kardjali wordt ingetrokken, daar de situatie in de rest van het land in orde blijkt.

(3)

Daarom moeten de maatregelen van de Commissie naar aanleiding van de uitbraak van de ziekte van Newcastle in Bulgarije worden aangepast en moet Beschikking 2004/908/EG door deze beschikking worden vervangen.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten schorten de invoer uit het district Kardjali in Bulgarije op van levend(e) pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild en broedeieren van deze soorten.

Artikel 2

De lidstaten schorten de invoer uit het district Kardjali in Bulgarije op van:

a)

vers vlees van pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild en

b)

vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van de onder a) bedoelde soorten.

Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 2 staan de lidstaten de invoer toe van de in dat artikel bedoelde producten die verkregen zijn van pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild, afkomstig uit het district Kardjali in Bulgarije, dat/die vóór 16 november 2004 is/zijn geslacht of gedood.

2.   In de veterinaire certificaten die de zendingen van de in lid 1 bedoelde producten vergezellen, wordt de volgende vermelding opgenomen:

„Vers vlees van pluimvee/vers vlees van loopvogels/vers vlees van vrij vederwild/vers vlees van gekweekt vederwild/vleesproduct van of met vlees van pluimvee, loopvogels, gekweekt of vrij vederwild/vleesbereiding van of met vlees van pluimvee, loopvogels, gekweekt of vrij vederwild (4), overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Beschikking 2005/61/EG.”.

3.   In afwijking van artikel 2, onder b), staan de lidstaten de invoer toe van vleesproducten van of met vlees van pluimvee, loopvogels of gekweekt of vrij vederwild, indien het vlees van deze soorten een specifieke behandeling heeft ondergaan als bedoeld in deel IV, punt B, C of D, van de bijlage bij Beschikking 97/222/EG van de Commissie (5).

Artikel 4

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking en geven onmiddellijk de nodige bekendheid aan de vastgestelde maatregelen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 5

Beschikking 2004/908/EG wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze beschikking is van toepassing tot en met 16 mei 2005.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1). Verordening (EG) nr. 882/2004 gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

(3)  PB L 381 van 28.12.2004, blz. 82.

(4)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(5)  PB L 89 van 4.4.1997, blz. 39. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/857/EG (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 65).


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/71


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2005

tot vaststelling van door Cyprus toe te passen overgangsmaatregelen wat betreft de verbranding of begraving ter plaatse van dierlijke bijproducten krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 133)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/62/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 24, lid 6, en op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 kunnen afwijkingen worden toegestaan met betrekking tot de verwijdering door verbranding of begraving ter plaatse van dierlijke bijproducten onder gecontroleerde omstandigheden. Die verordening bepaalt ook dat geen afwijking kan worden toegestaan voor dieren die vermoedelijk met een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) zijn besmet of waarbij de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd.

(2)

Verordening (EG) nr. 811/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, de begraving en verbranding van dierlijke bijproducten en bepaalde overgangsmaatregelen (2) stelt de uitvoeringsbepalingen vast voor de verwijdering van dierlijke bijproducten door verbranding of begraving ter plaatse.

(3)

Beschikking 2004/467/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van door Cyprus en Estland toe te passen overgangsmaatregelen wat betreft de verbranding of begraving ter plaatse van dierlijke bijproducten krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) voorziet in een afwijking van deze bepalingen, die tot 1 januari 2005 van toepassing is.

(4)

Cyprus heeft de Commissie meegedeeld dat het op 1 januari 2005 niet zal beschikken over operationele verzamelingssystemen voor dierlijke bijproducten. Het is daarom nodig dat de bij Beschikking 2004/467/EG vastgestelde overgangsmaatregelen voor een verdere periode worden gehandhaafd.

(5)

Tijdens de overgangsperiode moet Cyprus de nodige maatregelen nemen om overeenkomstig Verordening (EG) nr. 811/2003 te vermijden dat de menselijke en dierlijke gezondheid en het milieu in gevaar worden gebracht.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 kan Cyprus ten aanzien van zijn eigen grondgebied tot 1 november 2005 toestemming verlenen voor de verbranding of begraving ter plaatse van dierlijke bijproducten.

2.   De in lid 1 bedoelde afwijking is niet van toepassing op categorie 1-materiaal, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel 2

Als het toestemming verleent voor verbranding of begraving ter plaatse, zoals bedoeld in artikel 1 van deze beschikking, neemt Cyprus overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 6 en 9 van Verordening (EG) nr. 811/2003 alle nodige maatregelen om te vermijden dat de menselijke en dierlijke gezondheid en het milieu in gevaar worden gebracht. Cyprus stelt de Commissie en de andere lidstaten vóór 1 juni 2005 in kennis van de vooruitgang die bij het opzetten van het verwijderingssysteem is geboekt.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2005 tot 1 november 2005.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 668/2004 van de Commissie (PB L 112 van 19.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 117 van 13.5.2003, blz. 14.

(3)  PB L 160 van 30.4.2004, blz. 1.


28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/73


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2005

tot wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2735)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/63/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (1), en met name op artikel 4, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 2000/53/EG verbiedt het gebruik van lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom in materialen en onderdelen van voertuigen die na 1 juli 2003 in de handel worden gebracht, behoudens in de gevallen genoemd in bijlage II van die richtlijn, onder de aldaar vermelde voorwaarden.

(2)

Aangezien hergebruik, retrofitting en verlenging van de levensduur van producten nuttig zijn, dienen er reserveonderdelen beschikbaar te zijn voor de reparatie van voertuigen die reeds vóór 1 juli 2003 in de handel waren gebracht. Het gebruik van lood, kwik, cadmium of zeswaardig chroom in reserveonderdelen die na 1 juli 2003 in de handel worden gebracht voor de reparatie van dergelijke voertuigen, moet derhalve worden toegelaten.

(3)

Richtlijn 2000/53/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad (2) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In bijlage II van Richtlijn 2000/53/EG wordt het vijfde streepje van de „Opmerkingen” vervangen door het volgende:

„—

na 1 juli 2003 in de handel gebrachte reserveonderdelen die worden gebruikt voor voertuigen die voor 1 juli 2003 in de handel werden gebracht, zijn vrijgesteld van het bepaalde in artikel 4, lid 2, onder a) (3).”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(2)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(3)  Deze clausule is niet van toepassing op wielbalansgewichten, koolborstels voor elektrische motoren en remvoeringen, aangezien deze onderdelen onder specifieke vermeldingen vallen.


Rectificaties

28.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/74


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag

( Publicatieblad van de Europese Unie L 140 van 30 april 2004 )

Op bladzijde 134, in Bijlage III C:

In plaats van:

Te lezen:

Op bladzijde 134 wordt het volgende formulier toegevoegd:

„DEEL III.14

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE VOOR STEUN IN DE VISSERIJSECTOR

1.

Doelstellingen van de regeling (aankruisen wat van toepassing is):

Image

Steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen door overbrenging naar een derde land (steun voor uitvoer, steun voor de oprichting van gemengde vennootschappen) (punt 4.2 van de richtsnoeren);

Image

Steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten (punt 4.3 van de richtsnoeren);

Image

Steun voor investeringen in de vloot (steun voor vernieuwing, uitrusting en modernisering van vaartuigen, steun voor de aankoop van tweedehandsvaartuigen) (punt 4.4 van de richtsnoeren);

Image

Sociaal-economische maatregelen (punt 4.5 van de richtsnoeren);

Image

Steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen (punt 4.6 van de richtsnoeren);

Image

Andere steun (vermeld met name of de betrokken steun behoort tot de categorieën steun die vallen onder de verordening van de Commissie inzake staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen in de visserijsector).

2.

Wanneer de steunregeling voorziet in de definitieve overbrenging van vissersvaartuigen naar ontwikkelingslanden, vermeld dan welke garanties er bestaan dat het internationale recht niet wordt geschonden, met name met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

3.

De lidstaten moeten volledig onderbouwen waarom en op grond van welke bepaling van de richtsnoeren zij de regeling met de gemeenschappelijke markt verenigbaar achten. Daarbij moet gedetailleerd worden aangetoond dat aan alle voorwaarden van de richtsnoeren en, voor zover deze verwijzen naar Verordening (EG) nr. 2792/1999, alle relevante bepalingen en bijlagen van deze verordening is voldaan. Ook moet een samenvatting worden gegeven van de bij de aanmelding ingediende ondersteunende documentatie (d.w.z. sociaal-economische gegevens over de begunstigde gebieden, wetenschappelijke en economische rechtvaardiging).

4.

Bij iedere aanmelding dient de betrokken lidstaat zich ertoe te verbinden dat:

de gefinancierde maatregelen en de gevolgen ervan met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn;

de begunstigden van de steun gedurende de steunverleningsperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.”