ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
26.1.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 107/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 12 januari 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2130/2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 179, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Gemeenschap legt een programma ten uitvoer betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië in het kader van Verordening (EG) nr. 2130/2001 (2), die op 31 december 2004 verstreek. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 2130/2001 wordt anticiperend erop gewezen dat de verlenging ervan afhankelijk zal zijn van de mogelijkheid om haar in één kaderverordening voor Azië en Latijns-Amerika te integreren. |
(3) |
In juli 2002 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de samenwerking van de Gemeenschap met de landen van Azië en Latijns-Amerika (3), waarbij de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië wordt geïntegreerd en Verordening (EG) nr. 2130/2001 wordt ingetrokken. De voorgestelde verordening werd niet op tijd goedgekeurd om tegen 31 december 2004 in werking te treden. Zo zou de continuïteit en vlotte tenuitvoerlegging van acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië in gevaar kunnen worden gebracht. |
(4) |
Het is nodig de toepassing van Verordening (EG) nr. 2130/2001 te verzekeren tot de toekomstige verordening in werking treedt. Laatstgenoemde zou dan het nieuw wettelijk kader vormen voor de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in genoemde twee regio’s. |
(5) |
Het is nodig het financieel kader vast te stellen voor de resterende jaren van de huidige financiële vooruitzichten, te weten 2005 en 2006. |
(6) |
Het is eveneens nodig te voorzien in een onafhankelijke evaluatie van de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2130/2001. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 2130/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2130/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 8 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Commissie wordt belast met de evaluatie, de besluitvorming en het beheer betreffende de in deze verordening bedoelde acties, conform de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van de artikelen 27, 48, lid 2 en 167 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4).”; |
2) |
in artikel 15 wordt het volgende lid ingevoegd: „1a. Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening wordt voor het tijdvak 2005-2006 vastgesteld op 141 miljoen EUR.”; |
3) |
in artikel 20 wordt de tweede alinea vervangen door: „Zij is van toepassing tot en met 31 december 2006.” |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 12 januari 2005.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. P. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
Nicolas SCHMIT
(1) Advies van het Europees Parlement van 26 oktober 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 december 2004.
(2) PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3.
(3) PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 12.
(4) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
26.1.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/3 |
RICHTLIJN 2004/107/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 december 2004
betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig de beginselen van artikel 175, lid 3, van het Verdrag is in het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap, vastgesteld bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en van de Raad (3), bepaald dat een verontreinigingsgraad moet worden bereikt die de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens, waaronder met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en voor het milieu in zijn geheel zo beperkt mogelijk houdt, dat de monitoring en beoordeling van luchtkwaliteit, met inbegrip van de depositie van verontreinigende stoffen, moet worden verbeterd en dat de bevolking moet worden voorgelicht. |
(2) |
Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 betreffende beoordeling en beheer van luchtkwaliteit (4), bepaalt dat de Commissie voorstellen moet indienen voor het reguleren van de verontreinigende stoffen zoals vermeld in bijlage I bij die richtlijn, rekening houdend met de bepalingen zoals vervat in de leden 3 en 4 van dat artikel. |
(3) |
Wetenschappelijk bewijsmateriaal toont aan dat arseen, cadmium, nikkel en bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen genotoxische carcinogenen voor de mens zijn en dat er geen drempel kan worden vastgesteld, waaronder deze stoffen geen risico voor de gezondheid van de mens vormen. De beïnvloeding van de menselijke gezondheid en het milieu vindt plaats via concentraties in de lucht en via depositie. Met het oog op de kosteneffectiviteit kunnen in bepaalde gebieden geen luchtconcentraties van arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden bereikt, die geen aanmerkelijk risico voor de gezondheid van de mens vormen. |
(4) |
Om de schadelijke gevolgen van door de lucht getransporteerd arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens, met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en voor het milieu in zijn geheel zo beperkt mogelijk te houden, worden streefwaarden bepaald die zoveel mogelijk moeten worden bereikt. Benzo(a)pyreen dient te worden gebruikt als marker voor het carcinogene risico van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht. |
(5) |
De streefwaarden zouden geen maatregelen vereisen die onevenredige kosten met zich meebrengen. Voor industriële installaties zouden de streefwaarden geen maatregelen vereisen die verder gaan dan de toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT), zoals vereist krachtens Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (5), en zouden deze met name niet leiden tot de sluiting van installaties. Zij zouden de lidstaten echter wel verplichten tot het nemen van alle kosteneffectieve bestrijdingsmaatregelen in de relevante sectoren. |
(6) |
De streefwaarden van deze richtlijn mogen in het bijzonder niet worden beschouwd als milieukwaliteitsnormen als omschreven in artikel 2, lid 7 van Richtlijn 96/61/EG, waarvoor overeenkomstig artikel 10 van voornoemde richtlijn strengere voorwaarden gelden dan die welke door toepassing van de BBT haalbaar zijn. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 176 van het Verdrag kunnen de lidstaten verdergaande beschermingsmaatregelen met betrekking tot arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen handhaven of treffen, mits deze verenigbaar zijn met het Verdrag en aan de Commissie kenbaar worden gemaakt. |
(8) |
Waar de concentraties bepaalde beoordelingsdrempels overschrijden, is monitoring van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen verplicht. Bijkomende beoordelingsmiddelen kunnen het vereiste aantal bemonsteringspunten voor vaste metingen reduceren. Daarnaast dient monitoring van achtergrondconcentraties in de lucht en van depositie plaats te vinden. |
(9) |
Kwik is een voor de menselijke gezondheid en het milieu zeer gevaarlijke stof. Het is overal in het milieu aanwezig en in de vorm van methylkwik kan het zich in organismen opstapelen en zich in het bijzonder concentreren in organismen die zich hoger in de voedselketen bevinden. In de atmosfeer vrijgekomen kwik kan over lange afstanden worden getransporteerd. |
(10) |
De Commissie is voornemens om in 2005 een samenhangende strategie te presenteren met maatregelen die de gezondheid van de mens en het milieu moeten beschermen tegen het vrijkomen van kwik, welke zal gebaseerd zijn op een levenscyclus-benadering, met aandacht voor de productie, het gebruik, de afvalbehandeling en de uitstoot. In dit verband dient de Commissie alle passende maatregelen te overwegen waardoor de hoeveelheid kwik in terrestrische en aquatische ecosystemen, en bijgevolg ook de ingestie van kwik via voedingsmiddelen, kan worden verminderd en de aanwezigheid van kwik in bepaalde producten kan worden vermeden. |
(11) |
Omdat de gevolgen van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens, onder meer door opname via de voedselketen, en voor het milieu in zijn geheel waarneembaar zijn door concentraties in de lucht en deposities, dient rekening te worden gehouden met de accumulatie van deze stoffen in de bodem en met de bescherming van het grondwater. De Commissie en de lidstaten dienen met het oog op de herziening van de onderhavige richtlijn in 2010 te overwegen om onderzoek naar de gevolgen van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, in het bijzonder via depositie, te bevorderen. |
(12) |
Met het oog op het verkrijgen van voor de hele Gemeenschap vergelijkbare gegevens spelen gestandaardiseerde nauwkeurige meettechnieken en gemeenschappelijke criteria voor de plaatsing van meetstations een belangrijke rol bij de beoordeling van de luchtkwaliteit. Het verstrekken van referentiemethodes voor metingen wordt als belangrijk erkend. Met het oog op een snelle ontwikkeling en aanneming daarvan heeft de Commissie al opdracht gegeven voor werkzaamheden ter voorbereiding van CEN-standaarden voor de meting van de in lucht voorkomende stoffen waarvoor streefwaarden zijn vastgesteld (arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen) en voor de depositie van zware metalen. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen internationale of nationale standaardreferentiemethoden voor metingen worden gebruikt. |
(13) |
Als basis voor een regelmatige verslaglegging moeten bij de Commissie gegevens over de concentraties en depositie van de gereguleerde verontreinigende stoffen worden ingediend. |
(14) |
De bevolking moet gemakkelijk toegang hebben tot recente gegevens over de luchtconcentraties en depositie van de gereguleerde verontreinigende stoffen. |
(15) |
De lidstaten dienen regelgeving vast te stellen inzake sancties op overtreding van de voorschriften van deze richtlijn en dragen zorg voor de naleving van deze sancties. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. |
(16) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6). |
(17) |
De benodigde wijzigingen voor aanpassing aan de vooruitgang van wetenschap en techniek dienen uitsluitend betrekking te hebben op criteria en technieken voor het beoordelen van concentraties en depositie van gereguleerde verontreinigende stoffen of gedetailleerde regelingen voor het verstrekken van informatie aan de Commissie. Zij dienen geen directe of indirecte wijziging van de streefwaarde of de beoordelingsdrempels in te houden, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Doelstellingen
Deze richtlijn:
a) |
stelt een streefwaarde vast voor de concentratie van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht, teneinde schadelijke gevolgen van arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu in zijn geheel te vermijden, te voorkomen of te verminderen; |
b) |
waarborgt dat, wat arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen betreft, de luchtkwaliteit, waar deze goed is, behouden blijft en elders wordt verbeterd; |
c) |
stelt gemeenschappelijke methoden en criteria vast voor de beoordeling van de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen; |
d) |
waarborgt dat adequate informatie inzake de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en inzake de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt verkregen en voor de bevolking beschikbaar wordt gesteld. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijnen gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 96/62/EG, met uitzondering van de definitie van „streefwaarde”.
Voorts wordt in deze richtlijn verstaan onder:
a) „streefwaarde”: een concentratie in de lucht die is vastgesteld om de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel te vermijden, te verhinderen of te verminderen, en die zoveel mogelijk binnen een gegeven periode dient te worden bereikt;
b) „totale of bulkdepositie”: de totale massa aan verontreinigende stoffen die binnen een gegeven gebied en gegeven tijdspanne van de atmosfeer wordt overgebracht naar oppervlakten (bijvoorbeeld bodem, vegetatie, water, gebouwen enz.);
c) „bovenste beoordelingsdrempel”: een in bijlage II vermeld niveau beneden hetwelk een combinatie van metingen en modellen kan worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, overeenkomstig artikel 6, lid 3 van Richtlijn 96/62/EG;
d) „onderste beoordelingsdrempel”: een in bijlage II vermeld niveau beneden hetwelk uitsluitend technieken op basis van modellen of objectieve ramingen mogen worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 96/62/EG;
e) „vaste metingen”: metingen verricht op vaste meetpunten, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering, overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn 96/62/EG;
f) „arseen”, „cadmium”, „nikkel” en „benzo(a)pyreen”: het totale gehalte aan deze elementen en verbindingen in de PM10-fractie;
g) „PM10”: deeltjes die een op grootte selecterende instroomopening, zoals gedefinieerd in EN 12341, passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aërodynamische diameter van 10 μm;
h) „polycyclische aromatische koolwaterstoffen”: organische verbindingen die bestaan uit ten minste twee versmolten aromatische ringen die volledig uit koolstof en waterstof bestaan;
i) „totaal gasvormig kwik”: elementaire kwikdamp (Hg0) en reactief gasvormig kwik, d.w.z. in water oplosbare kwikverbindingen met een voldoende hoge dampdruk om in de gasfase te bestaan.
Artikel 3
Streefwaarden
1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen om ervoor te zorgen dat, vanaf 31 december 2012, concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, gebruikt als marker voor het carcinogene risico van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, beoordeeld overeenkomstig artikel 4, de streefwaarden van bijlage I niet overschrijden.
2. De lidstaten stellen een lijst op van de zones en agglomeraties waar de niveaus van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen onder de respectieve streefwaarden liggen. In die zones en agglomeraties houden zij de niveaus van deze verontreinigende stoffen beneden de respectieve streefwaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te handhaven.
3. De lidstaten stellen een lijst op van de zones en agglomeraties waar de in bijlage I vastgestelde streefwaarden worden overschreden.
Voor deze zones en agglomeraties specificeren zij de overschrijdingsgebieden en de bronnen die aan deze overschrijding bijdragen. Zij moeten aantonen dat in de betrokken gebieden alle noodzakelijke maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen, met name gericht op de grootste emissiebronnen, worden toegepast om de streefwaarden te bereiken. In het geval van industriële installaties die onder Richtlijn 96/61/EG vallen, is dit de toepassing van de BBT zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11 van Richtlijn 96/61/EG.
Artikel 4
Beoordeling van concentraties in de buitenlucht en van deposities
1. De luchtkwaliteit van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen wordt op het gehele grondgebied van de lidstaten beoordeeld.
2. Overeenkomstig de criteria in lid 7 is meting verplicht in de volgende zones:
a) |
zones en agglomeraties waar de niveaus tussen de bovenste en de onderste beoordelingsdrempel liggen, en |
b) |
andere zones en agglomeraties waar de niveaus de bovenste beoordelingsdrempel overschrijden. |
De voorziene metingen kunnen worden aangevuld met modellen die een adequaat niveau van informatie over de luchtkwaliteit bieden.
3. Er kan een combinatie van metingen, inclusief indicatieve metingen overeenkomstig bijlage IV, deel I, en modellen worden gebruikt om de luchtkwaliteit te beoordelen in zones en agglomeraties waar de niveaus gedurende een representatieve periode tussen de bovenste en onderste beoordelingsdrempel liggen, een en ander vast te stellen volgens de bepalingen, bedoeld in bijlage II, deel II.
4. In zones en agglomeraties waar de niveaus onder de onderste beoordelingsdrempel liggen, vast te stellen volgens de bepalingen bedoeld in bijlage II, deel II, mag voor het beoordelen van de niveaus uitsluitend gebruik worden gemaakt van modellen of technieken op basis van objectieve ramingen.
5. Wanneer verontreinigende stoffen moeten worden gemeten, worden de metingen op vaste meetpunten verricht, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering; het aantal metingen is groot genoeg om de niveaus te kunnen vaststellen.
6. Voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht gelden de in bijlage II, deel I vastgestelde bovenste en onderste beoordelingsdrempels. De indeling van elke zone of agglomeratie voor de toepassing van dit artikel wordt ten minste om de vijf jaar volgens de in bijlage II, deel II, vastgestelde procedure geëvalueerd. De indeling wordt eerder geëvalueerd wanneer significante wijzigingen optreden in activiteiten die relevant zijn voor de concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht.
7. De criteria voor de bepaling van de plaats van de monsternemingspunten waar de concentraties arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht worden gemeten teneinde te beoordelen of de streefwaarden worden nageleefd, zijn vermeld in bijlage III, delen I en II. Het minimumaantal monsternemingspunten voor vaste metingen van de concentraties van elke verontreinigende stof is vastgesteld in bijlage III, deel IV. De monsternemingspunten worden geïnstalleerd in elke zone of agglomeratie waar metingen moeten worden uitgevoerd indien vaste metingen de enige bron van gegevens zijn over de concentraties binnen die zone of agglomeratie.
8. Teneinde de bijdrage van benzo(a)pyreen in de lucht te beoordelen, zorgt iedere lidstaat voor de monitoring van andere relevante polycyclische aromatische koolwaterstoffen op een beperkt aantal meetpunten. Deze verbindingen omvatten ten minste: benzo(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(j)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3-cd)pyreen en dibenzo(a,h)antraceen. Meetpunten voor deze polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden op dezelfde locatie geplaatst als de monsternemingspunten voor benzo(a)pyreen en moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. Bijlage III, delen I, II en III zijn van toepassing.
9. Ongeacht de concentratieniveaus dient voor achtergrondwaarden op iedere 100.000 km2 een monsternemingspunt te worden geïnstalleerd voor de indicatieve meting in de lucht van arseen, cadmium, totaal gasvormig kwik, nikkel, benzo(a)pyreen en de overige polycyclische aromatische koolwaterstofverbindingen bedoeld in lid 8 en van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel, benzo(a)pyreen en de overige polycyclische aromatische koolwaterstoffen bedoeld in lid 8. Elke lidstaat plaatst ten minste één meetstation; de lidstaten mogen echter met onderlinge instemming en overeenkomstig richtsnoeren die moeten worden opgesteld volgens de procedure van artikel 6, een of meer gemeenschappelijke meetstations plaatsen, die naburige zones in aangrenzende lidstaten bestrijken, teneinde de nodige ruimtelijke resolutie te verkrijgen. De meting van tweewaardig kwik in deeltjes en als gas wordt eveneens aanbevolen. Waar dienstig, zou de monitoring dienen te worden gecoördineerd met de monitoringstrategie en het meetprogramma van het Programma voor samenwerking inzake de bewaking en de evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa (European Monitoring and Evaluation of Pollutants, EMEP). De monsternemingspunten voor deze verontreinigende stoffen moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. Bijlage III, delen I, II en III zijn van toepassing.
10. Waar regionale patronen van de invloed op ecosystemen worden beoordeeld, kan het gebruik van bio-indicatoren worden overwogen.
11. In zones en agglomeraties waarin de informatie uit vaste meetstations wordt aangevuld met informatie uit andere bronnen, zoals emissie-inventarissen, indicatieve meetmethoden of luchtkwaliteitsmodellen, dient het aantal geïnstalleerde vaste meetstations en de ruimtelijke resolutie van andere technieken toereikend te zijn om de concentraties van verontreinigende stoffen in de lucht overeenkomstig bijlage III, deel I, en bijlage IV, deel I, te kunnen bepalen.
12. De kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens zijn vastgelegd in bijlage IV, deel I. Indien voor de beoordeling gebruik wordt gemaakt van luchtkwaliteitsmodellen, is bijlage IV, deel II van toepassing.
13. De referentiemethoden voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht staan vermeld in bijlage V, delen I, II en III. De referentietechnieken voor het meten van de totale depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en de polycyclische aromatische koolwaterstoffen staan vermeld in bijlage V, deel IV en de referentietechnieken voor modellen voor de luchtkwaliteit worden in bijlage V, deel V vastgesteld wanneer die technieken beschikbaar zijn.
14. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 10 vermelde datum in kennis van de methoden voor de voorafgaande beoordeling van de luchtkwaliteit volgens artikel 11, lid 1, onder d), van Richtlijn 96/62/EG.
15. De wijzigingen die nodig zijn om dit artikel en bijlage II, deel II en de bijlagen III tot en met V aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 6, doch mogen geen directe of indirecte wijzigingen van de streefwaarden tot gevolg hebben.
Artikel 5
Indiening van informatie en verslagen
1. Met betrekking tot de zones en agglomeraties waar één van de streefwaarden van bijlage I wordt overschreden, verstrekken de lidstaten de volgende informatie aan de Commissie:
a) |
de lijsten van de desbetreffende zones en agglomeraties, |
b) |
de overschrijdingsgebieden, |
c) |
de vastgestelde concentratiewaarden, |
d) |
de redenen voor de overschrijding en in het bijzonder de bronnen die ertoe bijdragen, |
e) |
de bevolking die wordt blootgesteld aan de overschrijding. |
De lidstaten verstrekken verder alle gegevens die beoordeeld zijn overeenkomstig artikel 4, tenzij dit al is gebeurd uit hoofde van Beschikking 97/101/EG van de Raad van 27 januari 1997 tot invoering van een regeling voor de onderlinge uitwisseling van informatie over en gegevens van meetnetten en individuele meetstations voor luchtverontreiniging in de lidstaten (7) inzake de onderlinge uitwisseling van informatie.
De informatie wordt voor elk kalenderjaar uiterlijk op 30 september van het volgende jaar en de eerste keer voor het kalenderjaar volgend op 15 februari 2007.
2. Naast de in lid 1 vermelde eisen rapporteren de lidstaten ook alle maatregelen die genomen zijn ingevolge artikel 3.
3. De Commissie ziet erop toe dat alle informatie die krachtens lid 1 wordt verstrekt, onverwijld via de daartoe geëigende middelen, zoals internet, de pers en andere gemakkelijk toegankelijke mediaaan de bevolking beschikbaar wordt gesteld.
4. De Commissie stelt volgens de in artikel 6 bedoelde procedure gedetailleerde regelingen vast voor het indienen van de informatie die krachtens lid 1 van dit artikel dient te worden verstrekt.
Artikel 6
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12, lid 2, van Richtlijn 96/62/EG ingestelde comité.
2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 7
Voorlichting van het publiek
1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor het publiek en de in aanmerking komende organisaties zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van kwetsbare bevolkingsgroepen behartigen en andere relevante instanties voor de gezondheidszorg, duidelijke en begrijpelijke informatie toegankelijk is en regelmatig ter beschikking wordt gesteld over de concentraties van arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen en de overige in artikel 4, lid 8, bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, evenals over de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen en de overige in artikel 4, lid 8, bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen.
2. In deze informatie worden ook de jaarlijkse overschrijdingen vermeld van de streefwaarden voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, overeenkomstig bijlage I. De informatie vermeldt tevens de redenen voor de overschrijding en het gebied waarop deze van toepassing is. Voorts omvat de informatie een korte beoordeling in verband met de streefwaarde en passende gegevens over de gevolgen voor de gezondheid en over de milieueffecten.
Gegevens over eventuele maatregelen die genomen zijn krachtens artikel 3, worden beschikbaar gesteld aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde organisaties.
3. De informatie wordt beschikbaar gesteld via bijvoorbeeld Internet, de pers en andere gemakkelijk toegankelijke media.
Artikel 8
Rapportage en toetsing
1. De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2010 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit op basis van:
a) |
de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring, |
b) |
inzonderheid, de resultaten van het meest recente wetenschappelijke onderzoek naar de gevolgen van de blootstelling aan arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens, waaronder met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en het milieu in zijn geheel, en |
c) |
de technologische ontwikkelingen, onder meer de vorderingen ten aanzien van de methoden om de concentratie en depositie van deze verontreinigende stoffen in de lucht te meten of anderszins te beoordelen. |
2. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt rekening gehouden met:
a) |
de huidige luchtkwaliteit, de tendensen en de ramingen tot het jaar 2015 en daarna; |
b) |
de mogelijkheden om de uitstoot van verontreinigende stoffen uit alle relevante bronnen verder terug te dringen, en met de vraag of het zin heeft om voor de in bijlage I genoemde verontreinigende stoffen grenswaarden in te voeren om de risico's voor de menselijke gezondheid te verminderen, rekening houdend met de technische haalbaarheid en de kosteneffectiviteit daarvan en eventuele daaruit voortvloeiende beduidende aanvullende bescherming van de gezondheid en het milieu; |
c) |
de verhouding tussen verontreinigende stoffen en de mogelijkheden voor gecombineerde strategieën om de doelstellingen van de Gemeenschap inzake de luchtkwaliteit en daaraan verwante doelstellingen te verbeteren; |
d) |
de huidige en toekomstige voorschriften inzake de voorlichting van het publiek en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie; |
e) |
de ervaring die met de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten is opgedaan met name met de in bijlage III vastgestelde omstandigheden waaronder de metingen zijn uitgevoerd. |
f) |
bijkomende economische voordelen voor het milieu en de gezondheid in termen van vermindering van de uitstoot van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen, voor zover deze kunnen worden beoordeeld; |
g) |
de adequaatheid van de voor bemonstering gebruikte kleine-deeltjesfractie met het oog op algemene meetvoorschriften voor deeltjes; |
h) |
de geschiktheid van benzo(a)pyreen als marker voor de totale carcinogene werking van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, gelet op de voornamelijk gasvormige vormen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen zoals fluorantheen. |
In het licht van de meest recente ontwikkelingen van de wetenschap en techniek onderzoekt de Commissie in het bijzonder het effect van arseen, cadmium en nikkel op de gezondheid van de mens met het oog op het kwantificeren van de genotoxische carcinogeniteit ervan. Rekening houdend met de maatregelen die zijn aangenomen in het kader van de kwikstrategie, bekijkt de Commissie ook of het zin heeft verdere maatregelen te nemen in verband met kwik, rekening houdend met de technische haalbaarheid en de kosteneffectiviteit en eventuele daaruit voortvloeiende beduidende aanvullende bescherming van de gezondheid en het milieu.
3. Teneinde luchtconcentraties te bereiken die de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens verder beperken en leiden tot een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel, en gelet op de economische en technische haalbaarheid van verdere maatregelen, kan het in lid 1 bedoelde verslag, waar dienstig, vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn, waarbij in het bijzonder rekening zou moeten worden gehouden met de uit hoofde van lid 2 bekomen resultaten. Daarnaast zal de Commissie de regulering van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen overwegen.
Artikel 9
Sancties
De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op de tot uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale voorschriften en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Artikel 10
Uitvoering
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 februari 2007 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 15 december 2004.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. P. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
A. NICOLAÏ
(1) PB C 110 van 30.4.2004, blz. 16.
(2) Advies van het Europees Parlement van 20 april 2004 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 15 november 2004.
(3) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
(4) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(5) PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(7) PB L 35 van 5.2.1997, blz. 14. Besluit gewijzigd bij Besluit 2001/752/EG van de Commissie (PB L 282 van 26.10.2001, blz. 69).
BIJLAGE I
Streefwaarden voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen
Verontreinigende stof |
Streefwaarde (1) |
Arseen |
6 ng/m3 |
Cadmium |
5 ng/m3 |
Nikkel |
20 ng/m3 |
Benzo(a)pyreen |
1 ng/m3 |
(1) Voor het totale gehalte in de PM10-fractie, gemiddeld over een kalenderjaar.
BIJLAGE II
Vaststelling van de eisen voor de beoordeling van concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht binnen een zone of agglomeratie
I. Bovenste en onderste beoordelingsdrempels
De volgende bovenste en onderste beoordelingsdrempels zijn van toepassing:
|
Arseen |
Cadmium |
Nikkel |
B(a)P |
Bovenste beoordelingsdrempel in percentage van de streefwaarde |
60 % (3,6 ng/m3) |
60 % (3 ng/m3) |
70 % (14 ng/m3) |
60 % (0,6 ng/m3) |
Onderste beoordelingsdrempel in percentage van de streefwaarde |
40 % (2,4 ng/m3) |
40 % (2 ng/m3) |
50 % (10 ng/m3) |
40 % (0,4 ng/m3) |
II. Vaststelling van overschrijdingen van de bovenste en onderste beoordelingsdrempels
Overschrijdingen van de bovenste en onderste beoordelingsdrempels worden vastgesteld op basis van de concentraties die zijn gemeten gedurende de voorgaande vijf jaar waarover voldoende gegevens beschikbaar zijn. Indien de overschrijding zich gedurende ten minste drie kalenderjaren van de bedoelde voorgaande vijf jaren heeft voorgedaan, is er sprake van overschrijding van de beoordelingsdrempel.
In gebieden waar gegevens over minder dan vijf jaar beschikbaar zijn, kunnen de lidstaten de gegevens van korte meetcampagnes gedurende de periode van het jaar waarin en op de plaatsen waar naar alle waarschijnlijkheid de hoogste verontreiniging wordt gemeten, combineren met resultaten die zijn verkregen uit informatie van emissie-inventarissen en modelberekeningen, teneinde te bepalen of er bovenste en onderste beoordelingsdrempels zijn overschreden.
BIJLAGE III
Plaatsing van en minimumaantal monsternemingspunten voor het meten van concentraties in de lucht en deposities
I. Macroschaal
De locatie van de monsternemingspunten dient op een dusdanige wijze te worden gekozen dat:
— |
gegevens worden verkregen over de gebieden binnen zones en agglomeraties waar de bevolking naar verwachting direct of indirect aan de hoogste concentraties wordt blootgesteld, gemiddeld over een kalenderjaar, |
— |
gegevens worden verkregen over de concentraties in andere gebieden binnen de zones en agglomeraties die representatief zijn voor de blootstelling van de bevolking als geheel, |
— |
gegevens worden verkregen over de deposities die de indirecte blootstelling van de bevolking via de voedselketen weergeven. |
De monsternemingspunten moeten zich in het algemeen op een zodanige plaats bevinden dat meting van zeer kleine micromilieus in de directe omgeving wordt voorkomen. Als richtsnoer geldt dat een monsternemingspunt representatief is voor de luchtkwaliteit in een omringend gebied van minimaal 200 m2 op plaatsen met veel verkeer, ten minste 250 m × 250 m, op industrielocaties, indien uitvoerbaar, en enkele vierkante kilometers op plaatsen met een stedelijke achtergrond.
Wanneer het monsternemingspunt ten doel heeft achtergrondniveaus te beoordelen, mag het niet worden beïnvloed door agglomeraties of industrielocaties in de nabijheid ervan, d.w.z. locaties binnen een straal van enkele kilometers.
Wanneer de bijdragen van industriële bronnen moeten worden beoordeeld, dient ten minste één monsternemingspunt benedenwinds ten opzichte van de bron in het dichtstbijgelegen woongebied te worden geplaatst. Wanneer de achtergrondconcentratie niet bekend is, dient een aanvullend monsternemingspunt te worden gesitueerd in de hoofdwindrichting. Inzonderheid waar artikel 3, lid 3, van toepassing is, dienen de monsternemingspunten zodanig te worden gekozen, dat monitoring van de toepassing van de BBT mogelijk is.
De monsternemingspunten moeten zo mogelijk ook representatief zijn voor soortgelijke plaatsen buiten hun onmiddellijke omgeving. Waar dienstig, dienen zich ze op zich op dezelfde locatie te bevinden als de monsternemingspunten voor PM10.
II. Microschaal
Voorzover uitvoerbaar moeten de volgende richtsnoeren in acht worden genomen:
— |
de lucht moet vrij rond de inlaatbuis kunnen stromen en er mogen geen voorwerpen zijn die de luchtstroom in de omgeving van de monsternemer beïnvloeden (er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en bij monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn minimaal 0,5 meter van het dichtstbijzijnde gebouw), |
— |
de hoogte van de inlaatbuis boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 meter (ademhalingshoogte) en 4 meter liggen. In sommige gevallen kan een grotere hoogte (tot 8 meter) nodig zijn. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief moet zijn voor een groot gebied, |
— |
de inlaatbuis mag zich niet in de directe omgeving van bronnen bevinden om te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt, |
— |
de uitlaatbuis van de monsternemer moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen, |
— |
verkeersgerichte monsternemingspunten moeten ten minste 25 meter van de rand van grote kruispunten en ten minste 4 meter van het midden van de dichtstbijzijnde rijbaan verwijderd zijn; de inlaatbuizen moeten zich op een zodanige plaats bevinden dat ze representatief zijn voor de luchtkwaliteit in de buurt van de rooilijn, |
— |
voor de metingen van deposities in landelijke achtergrondgebieden moeten voorzover uitvoerbaar en voorzover in deze bijlagen niet anders is bepaald, de EMEP-richtsnoeren en -criteria worden toegepast. |
Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden:
— |
storende bronnen; |
— |
veiligheid; |
— |
toegankelijkheid; |
— |
beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen; |
— |
zichtbaarheid in vergelijking met de omgeving; |
— |
veiligheid van het publiek en personeel; |
— |
de wenselijkheid om de monsternemingspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen; |
— |
eisen in verband met ruimtelijke ordening. |
III. Documentatie en evaluatie van de gekozen locaties
De procedures voor de keuze van de locaties moeten tijdens de classificatie volledig worden gedocumenteerd met behulp van bijvoorbeeld windstreekfoto's van de omgeving en een gedetailleerde kaart. De locaties moeten geregeld worden geëvalueerd, waarbij opnieuw documentatie moet worden aangelegd om ervoor te zorgen dat de selectiecriteria in de loop van de tijd geldig blijven.
IV. Criteria voor de bepaling van het aantal bemonsteringspunten voor vaste concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht
Minimumaantal monsternemingspunten voor vaste metingen om in zones en agglomeraties waar vaste meting de enige bron van informatie is, te beoordelen of aan de streefwaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens wordt voldaan.
a) Diffuse bronnen
Bevolking van de agglomeratie of zone |
Als de maximum concentraties hoger liggen dan de bovenste beoordelingsdrempel (1) |
Als de maximum concentraties tussen de bovenste en de onderste beoordelingsdrempel liggen |
||
As, Cd, Ni |
B(a)P |
As, Cd, Ni |
B(a)P |
|
0–749 |
1 |
1 |
1 |
1 |
750–1 999 |
2 |
2 |
1 |
1 |
2 000–3 749 |
2 |
3 |
1 |
1 |
3 750–4 749 |
3 |
4 |
2 |
2 |
4 750–5 999 |
4 |
5 |
2 |
2 |
≥ 6 000 |
5 |
5 |
2 |
2 |
b) Puntbronnen
Voor de beoordeling van de verontreiniging in de omgeving van puntbronnen moet het aantal monsternemingspunten voor vaste metingen worden bepaald met inachtneming van de emissiedichtheid, de waarschijnlijke distributiepatronen van de luchtverontreiniging en de mogelijke blootstelling van de bevolking.
De monsternemingspunten dienen zodanig te worden gekozen, dat monitoring van de toepassing van de BBT als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 96/61/EG mogelijk is.
(1) Minimaal één station voor stedelijke achtergrond, en voor benzo(a)pyreen ook één verkeersgericht station, mits dit niet leidt tot een toename van het aantal monsternemingspunten.
BIJLAGE IV
Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens en eisen ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen
I. Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens
De volgende kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens gelden als richtsnoer voor kwaliteitsborging.
|
Benzo(a)pyreen |
Arseen, cadmium en nikkel |
Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik |
Totale depositie |
— Onzekerheid |
|
|
|
|
Vaste en indicatieve metingen |
50 % |
40 % |
50 % |
70 % |
Modellen |
60 % |
60 % |
60 % |
60 % |
— Minimale gegevensvastlegging |
90 % |
90 % |
90 % |
90 % |
— Minimaal bestreken tijd: |
|
|
|
|
Vaste metingen |
33 % |
50 % |
|
|
Indicatieve metingen (1) |
14 % |
14 % |
14 % |
33 % |
De onzekerheid (uitgedrukt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 %) van de gebruikte methoden voor het beoordelen van luchtconcentraties zal beoordeeld worden in overeenstemming met de principes van de CEN-richtsnoeren voor de uitdrukking van de onzekerheid in metingen (ENV 13005-1999), de methodologie van ISO 5725:1994 en de richtsnoeren in CEN-rapport Air Quality — Approach to uncertainty estimation for ambient air reference measurement methods (CR 14377:2002E). De vermelde percentages voor onzekerheden zijn gegeven voor afzonderlijke metingen, gemiddeld over gangbare bemonsteringstijden, bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 %. De onzekerheid voor de metingen moet worden geïnterpreteerd als geldend in de omgeving van de toepasselijke streefwaarde. De vaste en indicatieve metingen moeten gelijkmatig over het jaar gespreid zijn om een vertekening van de resultaten te voorkomen.
In de eisen voor de minimale gegevensvastlegging en de minimaal bestreken tijd wordt geen rekening gehouden met het verlies van gegevens door de periodieke kalibratie of het normale onderhoud van de apparatuur. Bemonstering gedurende 24 uur is vereist voor het meten van benzo(a)pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Met zorgvuldigheid kunnen individuele monsters die over een periode van maximaal een maand zijn genomen, worden gecombineerd en geanalyseerd als een samengesteld monster, mits de methode waarborgt dat de monsters voor die periode stabiel zijn. De drie congeneren benzo(j)fluorantheen, benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen kunnen analytisch moeilijk op te lossen zijn. In die gevallen kunnen zij als totaal worden gerapporteerd. Bemonstering gedurende 24 uur is eveneens aan te bevelen voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties. De bemonstering moet gelijkmatig over de weekdagen en het jaar gespreid zijn. Voor het meten van deposities worden maandelijkse of wekelijkse monsternemingen gedurende het hele jaar aanbevolen.
De lidstaten mogen wet-only- in plaats van bulkmonsterneming toepassen indien zij kunnen aantonen dat de verschillen daartussen binnen een marge van 10 % liggen. De deposities moeten in de regel worden gegeven als μg/m2 per dag.
De lidstaten mogen een minimaal bestreken tijd toepassen die lager is dan in de tabel is aangegeven, doch niet minder dan 14 % voor de vaste metingen en 6 % voor de indicatieve metingen bedraagt, mits zij kunnen aantonen dat de uitgebreide onzekerheid van 95 % voor het jaarlijkse gemiddelde, berekend uit de kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens in de tabel overeenkomstig ISO 11222:2002 — „Determination of the uncertainty of the time average of air quality measurements”, wordt nageleefd.
II. Eisen ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen
Wanneer voor de beoordeling een luchtkwaliteitsmodel wordt gebruikt, dienen verwijzingen naar de beschrijvingen van het model en gegevens inzake de onzekerheid te worden verzameld. De onzekerheid voor modellen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus over een geheel jaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop de gebeurtenissen zich voordoen.
III. Eisen ten aanzien van objectieve ramingstechnieken
Wanneer er objectieve ramingstechnieken worden gebruikt, mag de onzekerheid niet meer dan 100 % bedragen.
IV. Standaardisatie
Voor stoffen die in de PM10-fractie moeten worden geanalyseerd, verwijst het monstervolume naar de milieuvoorwaarden.
(1) Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.
BIJLAGE V
Referentiemethoden voor de beoordeling van concentraties in de lucht en deposities
I. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht
De referentiemethode voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties in de lucht wordt momenteel door de CEN gestandaardiseerd en zal gebaseerd zijn op handmatige PM10-bemonstering zoals in EN 12341, gevolgd door ontsluiting van de monsters en analyse met behulp van atoomabsorptiespectrometrie of ICP-massaspectrometrie. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-standaardmethoden gebruiken.
Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan de lidstaat kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.
II. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht
De referentiemethode voor het meten van benzo(a)pyreen concentraties in de lucht wordt momenteel gestandaardiseerd door de CEN en zal gebaseerd zijn op handmatige PM10-bemonstering zoals in EN 12341. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is voor benzo(a)pyreen of de andere in artikel 3, lid 1, vermelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-methoden zoals ISO-norm 12884 gebruiken.
Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan de lidstaat kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.
III. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van kwik in de lucht
De referentiemethode voor het meten van concentratiesvan totaal gasvormig kwik in de lucht dient een geautomatiseerde methode te zijn op basis van atoomabsorptiespectrometrie of atoomfluorescentiespectrometrie. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-standaardmethoden gebruiken.
Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan de lidstaat kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.
IV. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen
De referentiemethode voor de bemonstering en analyse van neergeslagen arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen dient te zijn gebaseerd op de blootstelling van cilindervormige depositiemeters met gestandaardiseerde afmetingen. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden gebruiken.
V. Referentietechnieken voor luchtkwaliteitsmodellen
Er kunnen momenteel geen referentietechnieken voor luchtkwaliteitsmodellen worden gespecificeerd. Wijzigingen om dit punt aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang dienen te worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 6.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
26.1.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/17 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 december 2004
betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft
(2005/45/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 juncto artikel 300, leden 2 en 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft de Commissie gemachtigd onderhandelingen met de Zwitserse Bondsstaat aan te gaan over een Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen voor verwerkte landbouwproducten betreft. |
(2) |
Bij Besluit is van de Raad van 20 oktober 2004 (1), en onder voorbehoud van de sluiting op een latere datum, werd de overeenkomst op 26 oktober 2004 namens de Gemeenschap ondertekend. |
(3) |
In de overeenkomst is bepaald dat zij, in afwachting van haar inwerkingtreding, voorlopig wordt toegepast. |
(4) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft, wordt bij dezen namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
Het door de Gemeenschap in te nemen standpunt ten aanzien van besluiten of aanbevelingen van het gemengd comité die zijn gebaseerd op artikel 7 van Protocol nr. 2 bij de overeenkomst zal door de Commissie worden vastgesteld.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad doet namens de Europese Gemeenschap de in artikel 5, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (2).
Artikel 4
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de overeenkomst wordt de overeenkomst, in afwachting van haar inwerkingtreding, met ingang van 1 februari 2005 op voorlopige basis toegepast, mits de in artikel 5, lid 4, van Protocol nr. 2 bedoelde uitvoeringsmaatregelen terzelfder tijd worden aangenomen.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 22 december 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
C. VEERMANN
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(2) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
OVEREENKOMST
tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft
DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „de Gemeenschap” genoemd,
enerzijds, en
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna „Zwitserland” genoemd,
anderzijds,
hierna samen „de overeenkomstsluitende partijen” genoemd,
GELET OP de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en de Gemeenschappelijke Verklaring over toekomstige verdere onderhandelingen, die is gehecht aan de slotaktes van de op 21 juni 1999 te Luxemburg ondertekende overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds,
OVERWEGENDE dat Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, hierna „de Overeenkomst” genoemd, conform de resultaten van de Uruguay-ronde moet worden bijgewerkt en moet worden aangepast wat de lijst van producten betreft,
OVERWEGENDE dat de handelsstromen tussen Zwitserland en de nieuwe lidstaten na de uitbreiding van de Europese Unie moeten worden gehandhaafd,
VERLANGENDE de wederzijdse toegang tot de markt voor verwerkte landbouwproducten te verbeteren,
GELET OP de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 17 maart 2000 tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, betreffende Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
De overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Bijlage I bij de overeenkomst wordt vervangen door de nieuwe bijlage I, die als bijlage 1 aan deze overeenkomst is gehecht. |
2. |
Protocol nr. 2 bij de overeenkomst wordt vervangen door het nieuwe Protocol nr. 2, dat als bijlage 2 aan deze overeenkomst is gehecht. |
Artikel 2
Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden de volgende overeenkomsten ingetrokken:
— |
de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 17 maart 2000 tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, betreffende Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, |
— |
de briefwisseling tussen de Europese Commissie en de Zwitserse federale regering van 29 november 1988 over regelingen ter verbetering van de transparantie van de verschillende prijscompensatiemaatregelen die door de Europese Gemeenschap en Zwitserland worden toegepast en die van invloed zijn op de door Protocol nr. 2 bestreken handel in verwerkte landbouwproducten. |
Artikel 3
De bijlagen bij deze overeenkomst, met inbegrip van de tabellen, de aanhangsels van de tabellen en het aanhangsel van Protocol nr. 2, vormen een integrerend bestanddeel daarvan.
Artikel 4
1. Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, enerzijds, en op het grondgebied van Zwitserland, anderzijds.
2. Deze overeenkomst is ook van toepassing op het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein zolang de douane-unie met Zwitserland in stand blijft.
Artikel 5
1. Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen goedgekeurd volgens hun eigen procedures. Zij treedt in werking op de dag volgende op die waarop de overeenkomstsluitende partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat zij hun hiervoor noodzakelijke interne procedure hebben voltooid.
2. Hangende de in lid 1 bedoelde ratificatieprocedures passen de overeenkomstsluitende partijen deze overeenkomst toe vanaf de eerste dag van de vierde maand volgende op de datum van ondertekening, mits de in artikel 5, lid 4, van Protocol nr. 2 vastgestelde uitvoeringsmaatregelen op dezelfde datum worden goedgekeurd.
Artikel 6
1. Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Nederlandse, Poolse, Portugese, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal, zijnde alle talen gelijkelijk authentiek.
2. De versie van deze overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de overeenkomstsluitende partijen. Die versie zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde talen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder de overeenkomst hebben geplaatst.
Hecho en Luxemburgo, el veintiséis de octubre de dos mil cuatro.
V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.
Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.
Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendundvier.
Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.
Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.
Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.
Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.
Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.
Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.
Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.
Kelt Luxembourgban, a kettőezer negyedik év október havának huszonhatodik napján.
Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.
Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizendvier.
Sporządzono w Luksemburgu w dniu dwudziestym szóstym października roku dwutysięcznego czwartego.
Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.
V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.
V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.
Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.
Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Eυρωπαϊκή Koινóτητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
Az Európai Közösség részéről
Għall-Komunità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
På Europeiska gemenskapens vägnar
Voor de Zwitserse Bondsstaat
Pour la Confédération suisse
Per la Confederazione svizzera
BIJLAGE 1
„BIJLAGE 1
Lijst van de in artikel 2, onder i), van de Overeenkomst bedoelde producten:
GS-code |
Omschrijving |
2905 43 |
– – Mannitol |
2905 44 |
– – D-glucitol (sorbitol) |
3501 |
Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne: |
3501 10 |
– caseïne |
ex 3501 90 |
– andere: – andere dan lijm van caseïne |
3502 |
Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen: – ovoalbumine: |
3502 11 |
– – gedroogd |
3502 19 |
– – andere |
3502 20 |
– lactoalbumine, concentraten van twee of meer weiproteïnen daaronder begrepen |
3505 |
Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel |
3809 |
Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
3809 10 |
– op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen |
3823 |
Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen: – industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils: |
3823 11 |
– – stearinezuur |
3823 12 |
– – oliezuur |
3823 19 |
– – andere |
3823 70 |
– industriële vetalcoholen |
3824 60 |
– sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44 |
5301 |
Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas |
5302 |
Hennep (Cannabis sativa L.) ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep” |
BIJLAGE 2
PROTOCOL Nr. 2
Betreffende bepaalde verwerkte landbouwproducten
Artikel 1
Algemene beginselen
1. De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op de in de tabellen I en II opgenomen producten, tenzij in dit protocol anderszins wordt bepaald.
2. Met name mogen de overeenkomstsluitende partijen met betrekking tot deze producten geen invoerrechten of heffingen van gelijke werking, zoals agrarische elementen, opleggen of uitvoerrestituties of andere algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking verlenen.
3. Totdat Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is op het Vorstendom Liechtenstein, zijn de bepalingen van dit protocol eveneens van toepassing op het Vorstendom Liechtenstein.
Artikel 2
Toepassing van prijscompenserende maatregelen
1. Teneinde rekening te houden met kostenverschillen voor de agrarische grondstoffen die voor de vervaardiging van de in tabel I genoemde producten zijn gebruikt, vormt de overeenkomst geen beletsel voor de toepassing van prijscompenserende maatregelen voor deze producten; dit betreft de heffing van agrarische elementen bij invoer en het verlenen van uitvoerrestituties of de algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking.
2. Indien een overeenkomstsluitende partij interne maatregelen toepast die de prijs van de grondstoffen voor de verwerkende industrie verlagen, wordt bij de berekening van de prijscompenserende bedragen rekening gehouden met deze maatregelen.
Artikel 3
Prijscompenserende maatregelen bij invoer
1. De Zwitserse basisbedragen voor de agrarische grondstoffen die bij de berekening van de agrarische elementen bij invoer in aanmerking worden genomen, overschrijden noch het verschil tussen de Zwitserse binnenlandse referentieprijs en de binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap voor de desbetreffende agrarische grondstof, noch het Zwitserse invoerrecht dat thans wordt toegepast bij de invoer van de agrarische grondstof in onverwerkte staat.
2. De Zwitserse invoerregeling voor de in tabel I genoemde producten is neergelegd in tabel IV.
3. Indien de Zwitserse binnenlandse referentieprijs lager is dan de binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap, mag de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2 prijscompenserende maatregelen invoeren; dit betreft de heffing van agrarische elementen op invoer in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1460/96 en navolgende verordeningen.
Artikel 4
Prijscompenserende maatregelen bij uitvoer
1. De Zwitserse uitvoerrestituties of de algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die worden toegepast op de uitvoer van de in tabel I genoemde producten naar de Gemeenschap, overschrijden niet het verschil tussen de Zwitserse binnenlandse referentieprijs en de binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap voor de agrarische grondstoffen die voor de vervaardiging van deze producten zijn gebruikt, vermenigvuldigd met de feitelijk gebruikte hoeveelheden. Indien de Zwitserse binnenlandse referentieprijs gelijk is aan of lager is dan de binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap, bedraagt de Zwitserse uitvoerrestitutie of de algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking nul.
2. Indien de Zwitserse binnenlandse referentieprijs lager is dan de binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap, mag de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2 prijscompenserende maatregelen invoeren; dit betreft het verlenen van uitvoerrestituties in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1520/2000 en navolgende verordeningen of het verlenen van uitvoerrestituties of de algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking.
3. Voor suiker (GS-codes 1701, 1702 en 1703) die bij de vervaardiging van de in de tabellen I en II genoemde producten wordt gebruikt, mogen de overeenkomstsluitende partijen geen uitvoerrestituties verlenen, noch een algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking.
Artikel 5
Referentieprijzen
1. De binnenlandse referentieprijzen van de Gemeenschap en van Zwitserland voor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde agrarische grondstoffen zijn opgenomen in tabel III.
2. De overeenkomstsluitende partijen verstrekken het gemengd comité periodiek, en ten minste eenmaal per jaar, de binnenlandse referentieprijzen van alle grondstoffen waarvoor prijscompenserende maatregelen worden toegepast. De verstrekte binnenlandse referentieprijzen geven een beeld van de feitelijke prijssituatie op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij. Het gaat om de prijzen die gewoonlijk door de verwerkende industrie in de groothandels- of verwerkingsfase worden betaald. Indien een agrarische grondstof voor de verwerkende industrie of voor een deel daarvan beschikbaar is tegen een prijs die lager is dan die welke voor de rest van de binnenlandse markt geldt, worden de verstrekte binnenlandse referentieprijzen dienovereenkomstig aangepast.
3. Het gemengd comité stelt voor de in tabel III genoemde agrarische grondstoffen de binnenlandse referentieprijzen en de prijsverschillen vast op basis van de door de diensten van de Commissie en de Zwitserse federale regering verstrekte informatie. Indien het voor het behoud van de relatieve preferentiemarges noodzakelijk is, worden de basisbedragen voor de agrarische grondstoffen in tabel IV aangepast.
4. Het gemengd comité herziet de in de artikelen 3 en 4 bedoelde binnenlandse prijzen van agrarische grondstoffen, die zijn opgenomen in tabel III, voordat dit protocol wordt toegepast.
Artikel 6
Speciale bepaling over administratieve samenwerking
Speciale bepalingen over administratieve samenwerking zijn neergelegd in het aanhangsel van dit protocol.
Artikel 7
Wijzigingen
Het gemengd comité kan besluiten de tabellen, de aanhangsels van de tabellen en het aanhangsel van dit protocol te wijzigen.
TABEL I
Producten waarvoor prijscompenserende maatregelen gelden
GS Post nr. |
Omschrijving |
0403 |
Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |
.10 |
– yoghurt: |
ex .10 |
– – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |
.90 |
– andere: |
ex .90 |
– – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |
0405 |
Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's: |
.20 |
– zuivelpasta's: |
ex .20 |
– – met een vetgehalte van 39 of meer gewichtspercenten doch minder dan 75 gewichtspercenten |
1517 |
Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516: |
.10 |
– margarine, andere dan vloeibare margarine: |
ex .10 |
– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
.90 |
– andere: |
ex .90 |
– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
1704 |
Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) |
1806 |
Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |
1901 |
Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen |
1902 |
Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid |
1904 |
Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |
1905 |
Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |
2004 |
Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |
.10 |
– aardappelen: |
ex .10 |
– – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
2005 |
Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |
.20 |
– aardappelen: |
ex .20 |
– – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
2008 |
Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen: – noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd: |
.11 |
– – grondnoten: |
ex .11 |
– – – pindakaas |
2101 |
Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: – extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie: |
.12 |
– – preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |
ex .12 |
– – – bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
.20 |
– extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |
ex .20 |
– bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
2103 |
Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd: |
.20 |
– tomatenketchup en andere tomatensausen |
.90 |
– andere: |
ex .90 |
– – andere dan mangochutney, vloeibaar |
2104 |
Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie |
2105 |
Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |
2106 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
.10 |
– proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen: |
ex .10 |
– – bevattende meer dan 1 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, meer dan 1 gewichtspercent andere vetstoffen of meer dan 5 gewichtspercenten suiker |
.90 |
– andere |
2208 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |
ex .90 |
– andere dan ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol en andere dan geconcentreerd druivensap met toegevoegde alcohol |
3501 |
Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne: |
.10 |
– caseïne |
.90 |
– andere: |
ex .90 |
– – andere dan lijm van caseïne |
TABEL II
Vrijhandelsproducten
GS Post nr. |
Omschrijving |
0501 |
Mensenhaar, onbewerkt, ook indien gewassen of ontvet; afval van mensenhaar |
0502 |
Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar |
0503 |
Paardenhaar (crin) en afval van paardenhaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag |
0505 |
Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren: |
10 |
– veren van de soorten die als opvulmateriaal worden gebruikt; dons |
ex 90 |
– andere (andere dan voor voederdoeleinden) |
0506 |
Beenderen en hoornpitten, ruw, ontvet of eenvoudig voorbehandeld (doch niet in vorm gesneden), met zuur behandeld of ontdaan van gelatine; poeder en afval van deze stoffen |
0507 |
Ivoor, schildpad, walvisbaarden (walvisbaardhaar daaronder begrepen), horens, geweien, hoeven, nagels, klauwen en snavels, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden; poeder en afval van deze stoffen |
0508 |
Koraal en dergelijke stoffen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet verder bewerkt; schelpen en schalen, van schaaldieren, van weekdieren of van stekelhuidigen, alsmede rugplaten van inktvissen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden, alsmede poeder en afval van deze stoffen: |
ex 00 |
– andere dan voor voederdoeleinden |
0509 |
Echte sponsen |
0510 |
Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd |
0710 |
Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren |
40 |
– suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
0711 |
Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie: |
90 |
– andere groenten en mengsels van groenten: |
ex 90 |
– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
0901 |
Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen, van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding |
0902 |
Thee, ook indien gearomatiseerd |
0903 |
Maté |
1212 |
Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit „Cichorium intybus sativum” daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
ex 20 |
– zeewier en andere algen (andere dan voor voederdoeleinden) |
1302 |
Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd |
1401 |
Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de mandenmakerij of voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen) |
1402 |
Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt als opvulmateriaal (bijvoorbeeld kapok, plantenhaar („crin végétal”), zeegras), ook indien in vliezen, al dan niet bevestigd op een onderlaag of tussen twee lagen, van andere stof |
1403 |
Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het vervaardigen van bezems en van borstels (bijvoorbeeld sorghopluimen en -stro, piassava, hondsgras, istle), ook indien in wrongen of in bosjes |
1404 |
Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
10 |
– ruw plantaardig materiaal van de soort hoofdzakelijk gebruikt als verf- of looistof |
20 |
– katoenlinters |
ex 90 |
– andere (andere dan voor voederdoeleinden) |
1505 |
Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen: |
ex 00 |
– andere dan voor voederdoeleinden |
1516 |
Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid: |
20 |
– plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan: |
ex 20 |
– – gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde „opal wax” |
1517 |
Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516: |
90 |
– andere: |
ex 90 |
– – mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen |
1518 |
Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxideerd, gedehydreerd, gezwaveld, geblazen of op andere wijze chemisch gewijzigd, andere dan die bedoeld bij post 1516; mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, niet geschikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
ex 00 |
– linoxyne |
1520 |
Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen |
1521 |
Plantaardige was (andere dan triglyceriden), bijenwas, was van andere insecten, alsmede walschot (spermaceti), ook indien geraffineerd of gekleurd |
1522 |
Dégras; afvallen, afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was |
1702 |
Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel: |
50 |
– chemisch zuivere fructose |
90 |
– andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten: |
ex 90 |
– – chemisch zuivere maltose (andere dan voor voederdoeleinden) |
1803 |
Cacaopasta, ook indien ontvet |
1804 |
Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie |
1805 |
Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |
1903 |
Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |
2001 |
Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur: |
90 |
– andere: |
ex 90 |
– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata); palmharten; broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen bedoeld bij post 0714 |
2004 |
Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |
90 |
– andere groenten en mengsels van groenten: |
ex 90 |
– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
2005 |
Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006: |
80 |
– suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
2006 |
Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd): |
ex 00 |
– suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
2007 |
Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |
2008 |
Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen: – noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd: |
11 |
– – grondnoten: |
ex 11 |
– – – grondnoten, gebrand – andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008 19, daaronder begrepen: |
91 |
– – palmharten |
99 |
– – andere: |
ex 99 |
– – – maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata) |
2101 |
Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan: – extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie: |
11 |
– – extracten, essences of concentraten |
12 |
– – preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie: |
ex 12 |
– – – bevattende geen of minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, geen of minder dan 2,5 gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, geen of minder dan 5 gewichtspercenten suiker of geen of minder dan 5 gewichtspercenten zetmeel |
20 |
– extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté: |
ex 20 |
– – bevattende geen of minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, geen of minder dan 2,5 gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, geen of minder dan 5 gewichtspercenten suiker of geen of minder dan 5 gewichtspercenten zetmeel |
30 |
– gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan |
2102 |
Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002); samengesteld bakpoeder: |
ex 10 |
– levende gist (andere dan bakkersgist en andere dan voor voederdoeleinden) |
ex 20 |
– inactieve gist; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan voor voederdoeleinden) |
30 |
– samengesteld bakpoeder |
2103 |
Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd: |
10 |
– sojasaus |
30 |
– mosterdmeel en bereide mosterd: |
ex 30 |
– – mosterdmeel, andere dan voor voederdoeleinden; bereide mosterd |
90 |
– andere: |
ex 90 |
– – mangochutney, vloeibaar |
2106 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
10 |
– proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen: |
ex 10 |
– – andere dan die welke meer dan 1 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, meer dan 1 gewichtspercent andere vetstoffen of meer dan 5 gewichtspercenten suiker bevatten |
2201 |
Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd; ijs en sneeuw |
2202 |
Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009: |
10 |
– water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd |
ex 90 |
– – andere dan vruchten- of groentesappen verdund met water of met koolzuur verzadigd |
2203 |
Bier van mout |
2205 |
Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen |
2207 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte: |
2208 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: |
20 |
– dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer |
30 |
– whisky |
40 |
– rum en tafia |
50 |
– gin en jenever |
60 |
– wodka |
70 |
– likeuren |
2209 |
Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur |
TABEL III
Binnenlandse referentieprijzen van de Gemeenschap en Zwitserland (4)
Agrarische grondstof |
Binnenlandse referentieprijs van Zwitserland CHF per 100 kg nettogewicht |
Binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap CHF per 100 kg nettogewicht |
Verschil referentieprijs Zwitserland / Gemeenschap CHF per 100 kg nettogewicht |
Zachte tarwe |
64,00 |
19,45 |
44,55 |
Harde tarwe |
43,22 |
28,46 |
14,76 |
Rogge |
58,00 |
15,98 |
42,02 |
Gerst |
32,46 |
11,81 |
20,65 |
Maïs |
38,97 |
18,87 |
20,10 |
Meel van zachte tarwe |
105,88 |
27,23 |
78,65 |
Vollemelkpoeder |
607,00 |
382,77 |
224,23 |
Mageremelkpoeder |
481,04 |
295,49 |
185,55 |
Boter |
922,00 |
336,10 (1)/455,20 |
466,80/585,90 (1) |
Suiker (GS-codes 1701, 1702 en 1703) |
– |
– |
0,00 |
Eieren (2) |
250,75 |
186,70 |
64,05 |
Verse aardappelen |
42,00 |
21,14 |
20,86 |
Plantaardig vet (3) |
360,00 |
147,25 |
212,75 |
TABEL IV
Zwitserse invoerregeling
a) |
Het douanerecht voor de in het aanhangsel van deze tabel opgenomen producten is een agrarisch element dat wordt berekend op basis van het nettogewicht. De standaardsamenstellingen worden in het aanhangsel gespecificeerd. |
b) |
Voor de in het aanhangsel opgenomen producten worden bij de berekening van de agrarische elementen de volgende basisbedragen voor agrarische grondstoffen in aanmerking genomen:
|
c) |
Voor de producten in onderstaande tabel bedraagt het douanerecht nul.
|
d) |
Vanaf het moment dat dit protocol wordt toegepast, worden de douanerechten voor de in onderstaande tabel opgenomen producten in drie gelijke jaarlijkse stappen verlaagd tot nul.
|
e) |
De tariefposten in deze tabel hebben betrekking op die welke op 1 januari 2002 in Zwitserland van toepassing waren. Niettegenstaande artikel 12 bis van de overeenkomst zijn eventuele wijzigingen in de tariefnomenclatuur niet van invloed op de bepalingen in deze tabel. |
(1) Voor producten die steun voor boter ontvangen in het kader van Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen.
(2) Afgeleid van de prijzen voor vloeibare vogeleieren uit de schaal, vermenigvuldigd met een factor 0,85.
(3) Prijzen voor plantaardige vetten (voor bakkerijen en de voedingsmiddelenindustrie) met een vetgehalte van 100 %.
(4) De in de artikelen 3 en 4 bedoelde binnenlandse referentieprijzen van de Gemeenschap en Zwitserland voor agrarische grondstoffen, die zijn opgenomen in tabel III, zijn gebaseerd op gegevens per 1 januari 2002. Zij worden door het gemengd comité herzien voordat dit protocol wordt toegepast.
Aanhangsel van tabel IV
Zwitserse standaardsamenstellingen
De in tabel IV (Zwitserse invoerregeling), onder a), bedoelde standaardsamenstellingen die voor de berekening van de agrarische elementen worden gebruikt, worden in onderstaande tabel gespecificeerd.
Zwitserse tariefpost |
Toelichting |
Zachte tarwe |
Harde tarwe |
Rogge |
Gerst |
Maïs |
Meel van zachte tarwe |
Vollemelkpoeder |
Mageremelkpoeder |
Boter |
Suiker |
Eieren |
Verse aardappelen |
Plantaardig vet |
kg grondstof per 100 kg nettogewicht van het eindproduct |
||||||||||||||
0403.1010 |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
20 |
|
|
|
0403.1020 |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
8 |
|
15 |
|
|
|
0403.9031 |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
18 |
|
|
|
|
0403.9041 |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
8 |
|
|
|
|
|
0403.9049 |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
8 |
|
|
|
|
|
0403.9061 |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
20 |
15 |
|
|
|
ex 0403.9071 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
8 |
12 |
|
15 |
|
|
|
ex 0403.9071 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
15 |
12 |
|
15 |
|
|
|
ex 0405.2010 |
Met een vetgehalte van 39 of meer doch minder dan 75 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
85 |
9 |
|
|
|
ex 0405.2090 |
Met een vetgehalte van 39 of meer doch minder dan 75 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
85 |
9 |
|
|
|
ex 1517.1010 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
80 |
ex 1517.1061 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
80 |
ex 1517.1069 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
80 |
ex 1517.1071 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
40 |
ex 1517.1079 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
40 |
ex 1517.1081 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
25 |
ex 1517.1089 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
25 |
ex 1517.1091 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
10 |
ex 1517.1099 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
10 |
ex 1517.9010 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
85 |
ex 1517.9061 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
85 |
ex 1517.9069 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
|
85 |
1704.1010 |
|
|
|
|
|
16 |
|
|
|
|
74 |
|
|
|
1704.1020 |
|
|
|
|
|
32 |
|
|
|
|
65 |
|
|
|
1704.1030 |
|
|
|
|
|
40 |
|
|
|
|
52 |
|
|
|
1704.9010 |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
45 |
|
|
|
1704.9020 |
|
|
|
|
|
21 |
|
|
|
|
53 |
|
|
|
1704.9031 |
|
|
|
|
|
16 |
|
|
|
|
40 |
|
|
|
1704.9032 |
|
|
|
|
|
16 |
|
|
|
|
10 |
|
|
|
1704.9041 |
|
|
|
|
|
24 |
|
|
|
|
80 |
|
|
|
1704.9042 |
|
|
|
|
|
56 |
|
|
|
|
60 |
|
|
|
1704.9043 |
|
|
|
|
|
72 |
|
|
|
|
37 |
|
|
|
1704.9050 |
|
|
|
|
|
61 |
|
|
|
|
46 |
|
|
10 |
1704.9060 |
|
|
|
|
|
61 |
|
11 |
|
|
45 |
|
|
|
1704.9091 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
80 |
|
|
|
1704.9092 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
60 |
|
|
|
1704.9093 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
40 |
|
|
|
1806.1010 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
90 |
|
|
|
1806.1020 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
60 |
|
|
|
1806.2011 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
1806.2012 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
85 |
15 |
|
|
|
1806.2013 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
30 |
|
|
|
1806.2014 |
|
|
|
|
|
|
|
70 |
|
|
10 |
|
|
|
1806.2015 |
|
|
|
|
|
|
|
25 |
|
|
55 |
|
|
|
1806.2019 |
|
|
|
|
|
|
|
|
70 |
|
10 |
|
|
|
1806.2091 |
|
|
|
|
|
|
|
28 |
|
|
50 |
|
|
|
1806.2092 |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
50 |
|
|
|
1806.2093 |
|
|
|
|
|
|
|
11 |
|
|
55 |
|
|
|
ex 1806.2094 |
Met een vetgehalte van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
20 |
ex 1806.2094 |
Met een vetgehalte van niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
8 |
ex 1806.2095 |
Met een vetgehalte van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
20 |
ex 1806.2095 |
Met een vetgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
8 |
1806.2096 |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
|
ex 1806.2097 |
Met een vetgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
30 |
ex 1806.2097 |
Met een vetgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
10 |
1806.2099 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
|
1806.3111 |
|
|
|
|
|
|
|
12 |
2 |
|
40 |
|
|
5 |
1806.3119 |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
|
1806.3121 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
15 |
1806.3129 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
|
1806.3211 |
|
|
|
|
|
|
|
28 |
|
|
50 |
|
|
|
1806.3212 |
|
|
|
|
|
|
|
17 |
|
|
50 |
|
|
|
1806.3213 |
|
|
|
|
|
|
|
9 |
|
|
55 |
|
|
|
1806.3290 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
|
ex 1806.9011 |
Met een vetgehalte van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
17 |
ex 1806.9011 |
Met een vetgehalte van meer dan 8 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
12 |
ex 1806.9011 |
Met een vetgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 8 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
6 |
1806.9019 |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
8 |
|
45 |
|
|
|
ex 1806.9021 |
Met een vetgehalte van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
17 |
ex 1806.9021 |
Met een vetgehalte van meer dan 8 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
12 |
ex 1806.9021 |
Met een vetgehalte van meer dan 2 doch niet meer dan 8 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
6 |
1806.9029 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
|
1901.1011 |
|
|
|
|
|
|
30 |
50 |
|
|
20 |
|
|
|
ex 1901.1012 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
40 |
15 |
18 |
|
20 |
|
|
4 |
ex 1901.1012 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 6 doch niet meer dan 12 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
40 |
25 |
10 |
|
20 |
|
|
4 |
ex 1901.1013 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 1,5 gewichtspercent |
|
|
|
|
|
40 |
4 |
18 |
|
20 |
|
|
4 |
ex 1901.1013 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1,5 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
40 |
10 |
18 |
|
20 |
|
|
4 |
1901.1021 |
|
|
30 |
|
|
|
55 |
|
|
|
18 |
|
|
|
1901.1022 |
|
|
|
|
|
35 |
65 |
|
|
|
|
|
|
|
1901.2011 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1901.2012 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1901.2018 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1901.2019 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1901.2081 |
|
|
|
|
|
|
55 |
5 |
|
40 |
|
|
|
|
1901.2082 |
|
|
|
|
|
|
70 |
10 |
|
20 |
|
|
|
|
ex 1901.2083 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
52 |
6 |
|
1 |
15 |
8 |
|
5 |
ex 1901.2083 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
52 |
8 |
|
4 |
15 |
8 |
|
5 |
ex 1901.2083 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 6 doch niet meer dan 12 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
52 |
10 |
|
10 |
15 |
8 |
|
5 |
1901.2091 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
50 |
|
|
|
|
1901.2092 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
22 |
25 |
|
|
|
ex 1901.2093 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
55 |
|
|
3 |
20 |
|
|
10 |
ex 1901.2093 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
55 |
|
|
6 |
20 |
|
|
10 |
ex 1901.2093 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 6 doch niet meer dan 12 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
55 |
|
|
12 |
20 |
|
|
10 |
1901.2099 |
|
|
|
|
|
|
75 |
|
|
5 |
20 |
|
|
|
1901.9011 |
|
|
|
|
|
|
60 |
|
5 |
|
|
2 |
|
5 |
1901.9012 |
|
|
|
|
|
|
60 |
|
5 |
|
|
2 |
|
5 |
1901.9018 |
|
|
|
|
|
|
60 |
|
5 |
|
|
2 |
|
5 |
1901.9019 |
|
|
|
|
|
|
60 |
|
5 |
|
|
2 |
|
5 |
1901.9021 |
|
|
|
|
166 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1901.9022 |
|
|
|
|
140 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1901.9031 |
|
|
|
|
|
|
10 |
25 |
|
100 |
|
|
|
|
1901.9032 |
|
|
|
|
|
|
15 |
25 |
|
70 |
|
|
|
|
1901.9033 |
|
|
|
|
|
|
|
25 |
|
40 |
30 |
|
|
|
1901.9034 |
|
|
|
|
|
|
5 |
85 |
|
|
10 |
|
|
|
1901.9035 |
|
|
|
|
|
|
5 |
40 |
|
|
55 |
|
|
|
1901.9036 |
|
|
|
|
|
|
50 |
4 |
40 |
|
10 |
|
|
|
1901.9037 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
40 |
|
10 |
|
|
|
1901.9041 |
|
|
|
|
|
|
15 |
25 |
|
60 |
|
|
|
|
1901.9042 |
|
|
|
|
|
|
15 |
40 |
|
40 |
|
|
|
10 |
1901.9043 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
40 |
|
|
|
|
1901.9044 |
|
|
|
|
|
|
|
40 |
|
10 |
|
|
|
|
1901.9045 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
|
|
1901.9046 |
|
|
|
|
|
|
|
12 |
|
|
15 |
|
|
|
1901.9047 |
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
15 |
|
|
|
1901.9081 |
|
|
|
|
|
|
45 |
5 |
|
50 |
|
|
|
|
1901.9082 |
|
|
|
|
|
|
50 |
15 |
|
20 |
15 |
|
|
|
1901.9089 |
|
|
|
|
|
|
54 |
10 |
8 |
|
15 |
8 |
|
5 |
1901.9091 |
|
|
|
|
|
|
35 |
|
|
60 |
5 |
|
|
|
1901.9092 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
22 |
25 |
|
|
|
1901.9093 |
|
|
|
|
|
15 |
55 |
|
|
|
20 |
|
|
20 |
1901.9094 |
|
|
|
|
|
30 |
60 |
|
|
|
20 |
|
|
|
1901.9095 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
5 |
1901.9096 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
8 |
30 |
|
ex 1902.1100 |
Geen zachte tarwe, rogge, gerst, maïs of aardappelen bevattend; andere dan voor voederdoeleinden |
|
145 |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
ex 1902.1100 |
Andere |
30 |
115 |
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
|
ex 1902.1900 |
Geen zachte tarwe, rogge, gerst, maïs of aardappelen bevattend; andere dan voor voederdoeleinden |
|
160 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ex 1902.1900 |
Andere |
30 |
130 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1902.2000 |
|
|
60 |
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
10 |
1902.3000 |
|
|
60 |
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
10 |
ex 1902.4010 |
Voor menselijke consumptie |
|
160 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ex 1902.4010 |
Andere |
30 |
130 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1902.4090 |
|
|
60 |
|
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
10 |
1904.1010 |
|
25 |
|
|
|
15 |
5 |
|
|
|
13 |
|
|
5 |
1904.1090 |
|
|
|
|
|
110 |
|
|
|
|
20 |
|
|
|
1904.2000 |
|
35 |
|
5 |
5 |
3 |
|
|
2 |
|
6 |
|
|
|
1904.3000 |
|
|
120 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1904.9010 |
|
|
80 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1904.9090 |
|
|
100 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5 |
1905.1010 |
|
|
|
136 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1905.1020 |
|
|
|
125 |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
|
ex 1905.2010 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
35 |
|
|
3 |
25 |
|
|
|
ex 1905.2010 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 9 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
35 |
|
|
8 |
25 |
|
|
|
ex 1905.2010 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 9 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
35 |
|
|
10 |
25 |
|
|
|
1905.2020 |
|
|
|
|
|
|
35 |
|
|
|
25 |
|
|
15 |
1905.2030 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
25 |
|
|
|
ex 1905.3110 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
3 |
20 |
|
|
12 |
ex 1905.3110 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
6 |
20 |
|
|
9 |
ex 1905.3110 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 6 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
15 |
20 |
|
|
3 |
ex 1905.3110 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
20 |
20 |
|
|
|
ex 1905.3190 |
Met een vetgehalte van meer dan 1 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
20 |
|
|
2,5 |
ex 1905.3190 |
Met een vetgehalte van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
20 |
|
|
5 |
ex 1905.3190 |
Met een vetgehalte van meer dan 6 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
20 |
|
|
13 |
ex 1905.3190 |
Met een vetgehalte van meer dan 15 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
20 |
|
|
20 |
1905.3210 |
|
|
|
|
|
|
95 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.3220 |
|
|
|
|
|
|
40 |
|
|
|
20 |
|
|
25 |
1905.4010 |
|
|
|
|
|
|
90 |
|
|
|
|
|
|
5 |
1905.4021 |
|
|
|
|
|
|
80 |
|
|
|
5 |
|
|
5 |
1905.4029 |
|
|
|
|
|
|
40 |
|
|
|
25 |
|
|
15 |
1905.9021 |
|
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9025 |
|
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9029 |
|
|
|
|
16 |
|
95 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9031 |
|
|
|
|
|
|
110 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9032 |
|
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9039 |
|
|
|
|
16 |
|
95 |
|
|
|
|
|
|
|
1905.9071 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1905.9072 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1905.9078 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1905.9079 |
|
|
|
|
|
|
50 |
|
10 |
|
|
8 |
|
5 |
1905.9091 |
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
|
|
370 |
35 |
1905.9092 |
|
|
|
|
|
|
85 |
|
|
|
|
|
|
10 |
1905.9093 |
|
|
|
|
|
|
35 |
|
|
8 |
25 |
8 |
|
|
ex 1905.9094 |
Paneermeel |
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
|
|
|
ex 1905.9094 |
Andere dan paneermeel |
|
|
|
|
|
35 |
|
|
|
25 |
8 |
|
15 |
ex 1905.9095 |
Paneermeel |
|
|
|
|
|
105 |
|
|
|
|
|
|
|
ex 1905.9095 |
Andere dan paneermeel |
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
25 |
|
|
|
ex 2004.1011 |
In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
570 |
|
ex 2004.1019 |
In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
570 |
|
ex 2004.1091 |
In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
570 |
|
ex 2004.1099 |
In de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken |
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
570 |
|
2005.2011 |
|
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
570 |
|
2005.2012 |
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
8 |
410 |
2 |
2008.1110 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
25 |
ex 2101.1210 |
Bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtpercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
45 |
|
|
15 |
ex 2101.1290 |
Bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
35 |
|
|
10 |
ex 2101.2010 |
Bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
55 |
|
|
|
ex 2101.2090 |
Bevattende 1,5 of meer gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
|
35 |
|
|
|
2104.2000 |
|
|
|
|
|
|
5 |
|
|
|
|
|
40 |
3 |
ex 2105.0000 |
Bevattende geen of niet meer dan 3 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen en geen of niet meer dan 3 gewichtspercenten andere vetstoffen |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
20 |
|
|
|
ex 2105.0000 |
Bevattende geen of niet meer dan 3 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen en meer dan 3 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten andere vetstoffen |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
20 |
|
|
7 |
ex 2105.0000 |
Bevattende geen of niet meer dan 3 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen en meer dan 10 gewichtspercenten andere vetstoffen |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
20 |
|
|
13 |
ex 2105.0000 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 7 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
7 |
20 |
|
|
|
ex 2105.0000 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 7 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
11 |
20 |
|
|
|
ex 2105.0000 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 13 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
14 |
20 |
|
|
|
ex 2105.0000 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 13 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
19 |
20 |
|
|
|
2106.1011 |
|
|
|
|
|
10 |
|
12 |
10 |
|
10 |
|
|
5 |
2106.9021 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
75 |
|
|
|
2106.9022 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
55 |
|
|
|
2106.9023 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
45 |
|
|
|
2106.9070 |
|
|
|
|
|
|
15 |
1 |
|
5 |
|
5 |
|
5 |
2106.9081 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
100 |
10 |
|
|
|
ex 2106.9085 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 20 doch niet meer dan 35 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
35 |
|
|
|
40 |
ex 2106.9085 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 35 doch niet meer dan 50 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
40 |
ex 2106.9086 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 20 doch niet meer dan 35 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
35 |
|
|
|
|
ex 2106.9086 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 35 doch niet meer dan 50 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
|
50 |
|
|
|
|
ex 2106.9087 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 3 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
6 |
5 |
|
|
30 |
ex 2106.9087 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 6 doch niet meer dan 12 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
12 |
5 |
|
|
30 |
ex 2106.9087 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 12 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
10 |
|
20 |
5 |
|
|
30 |
ex 2106.9088 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1 doch niet meer dan 1,5 gewichtspercent |
|
|
|
|
|
|
10 |
5 |
|
30 |
|
|
30 |
ex 2106.9088 |
Met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 1,5 doch niet meer dan 3 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
10 |
10 |
|
30 |
|
|
30 |
ex 2106.9091 |
Met een vetgehalte van meer dan 40 doch niet meer dan 60 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
|
|
50 |
ex 2106.9091 |
Met een vetgehalte van meer dan 60 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
|
|
70 |
ex 2106.9092 |
Met een vetgehalte van meer dan 10 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
25 |
6 |
|
18 |
ex 2106.9092 |
Met een vetgehalte van meer dan 25 doch niet meer dan 40 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
15 |
|
25 |
6 |
|
32 |
ex 2106.9093 |
Met een vetgehalte van meer dan 1 doch niet meer dan 5 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
35 |
|
|
5 |
ex 2106.9093 |
Met een vetgehalte van meer dan 5 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten |
|
|
|
|
|
|
|
10 |
|
35 |
|
|
10 |
2106.9094 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
60 |
|
|
|
2106.9095 |
|
|
|
|
|
|
|
|
5 |
|
35 |
|
|
|
2106.9096 |
|
|
|
|
40 |
|
|
|
|
|
|
20 |
|
|
ex 3501.1010 |
Andere dan lijm van caseïne |
|
|
|
|
|
|
|
301 |
|
|
|
|
|
ex 3501.1090 |
Andere dan lijm van caseïne |
|
|
|
|
|
|
|
301 |
|
|
|
|
|
ex 3501.9010 |
Andere dan lijm van caseïne |
|
|
|
|
|
|
|
301 |
|
|
|
|
|
ex 3501.9090 |
Andere dan lijm van caseïne |
|
|
|
|
|
|
|
301 |
|
|
|
|
|
Aanhangsel van Protocol nr. 2
Bepalingen over administratieve samenwerking
1. |
De overeenkomstsluitende partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking cruciaal is voor de tenuitvoerlegging van en het toezicht op de preferentiële behandeling die in het kader van dit protocol wordt verleend. Zij verbinden zich ertoe onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane en daarmee verband houdende kwesties te bestrijden. |
2. |
Indien een overeenkomstsluitende partij op grond van objectieve informatie en in het kader van dit protocol ontbrekende administratieve samenwerking en/of onregelmatigheden of fraude heeft vastgesteld, kan zij de preferentiële behandeling van het betrokken product of de betrokken producten overeenkomstig deze bijlage tijdelijk schorsen. |
3. |
Voor de toepassing van dit aanhangsel wordt onder ontbrekende administratieve samenwerking onder meer verstaan:
In het kader van dit aanhangsel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer er sprake is van een snelle toename, zonder bevredigende verklaring, van de invoer van goederen boven het gebruikelijke productieniveau en de gebruikelijke uitvoercapaciteit van de andere overeenkomstsluitende partij, terwijl er objectieve informatie over onregelmatigheden of fraude is. |
4. |
Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
|
5. |
Tegelijk met de kennisgeving aan het gemengd comité zoals bedoeld onder punt 4a) van dit aanhangsel neemt de betrokken partij in zijn publicatieblad een kennisgeving aan de importeurs op. Hierin wordt voor het desbetreffende product aangegeven dat op grond van objectieve informatie ontbrekende administratieve medewerking en/of onregelmatigheden of fraude zijn vastgesteld. |