ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 344

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
20 november 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1986/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1987/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1988/2004 van de Commissie van 18 november 2004 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1501/2004 van 24 augustus 2004 inzake de stopzetting van de visserij op Noorse garnaal door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1989/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1990/2004 van de Commissie van 19 november 2004 houdende vaststelling van overgangsmaatregelen voor de wijnbouwsector in verband met de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1991/2004 van de Commissie van 19 november 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten

9

 

*

Verordening (EG) nr. 1992/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1993/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft Portugal ( 1 )

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1994/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van landen en gebieden betreft ( 1 )

17

 

*

Verordening (EG) nr. 1995/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot aanvaarding van verbintenissen aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde platen en banden met georiënteerde korrel van siliciumstaal, met een breedte van meer dan 500 mm, uit de Russische Federatie en tot registratie van de invoer van bepaalde elektroplaat met georiënteerde korrel uit de Russische Federatie

21

 

*

Verordening (EG) nr. 1996/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot aanvaarding van verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van ammoniumnitraat uit de Russische Federatie en Oekraïne en tot voortzetting van de registratie van deze invoer

24

 

*

Verordening (EG) nr. 1997/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 14/2004 ten aanzien van de geraamde voorzieningsbalans voor de sector rundvlees op Madeira

28

 

 

Verordening (EG) nr. 1998/2004 van de Commissie van 19 november 2004 tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

30

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/779/EG:
Besluit van de Raad van 15 november 2004 houdende benoeming van twee Tsjechische leden en drie Tsjechische plaatsvervangers van het Comité van de Regio's

31

 

*

2004/780/EG, Euratom:
Besluit van de Raad van 19 november 2004 betreffende de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen

33

 

 

Commissie

 

*

2004/781/EG:
Beschikking van de Commissie van 18 november 2004 tot wijziging van Beschikking 1999/815/EG betreffende maatregelen houdende verbod op het op de markt brengen van speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat bepaalde ftalaten bevat (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4403)
 ( 1 )

35

 

*

2004/782/EG:
Besluit van de Commissie van 19 november 2004 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende siliciumcarbide uit onder meer Oekraïne

37

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 746/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot aanpassing van een aantal verordeningen inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, ten gevolge van de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie ( PB L 122 van 26.4.2004 )

40

 

 

 

*

1 november 2004 — EUR-Lex: nieuwe versie! (Zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/1


VERORDENING (EG) Nr. 1986/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 19 november 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

127,5

070

56,3

204

62,3

999

82,0

0707 00 05

052

100,1

204

46,4

999

73,3

0709 90 70

052

101,8

204

96,8

999

99,3

0805 20 10

204

62,0

999

62,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

72,1

624

99,1

999

85,6

0805 50 10

052

52,5

388

49,8

524

65,7

528

33,0

999

50,3

0806 10 10

052

110,7

400

203,8

508

286,7

999

200,4

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

139,3

400

81,6

404

77,4

720

65,4

800

194,8

804

106,7

999

110,9

0808 20 50

720

69,7

999

69,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/3


VERORDENING (EG) Nr. 1987/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), en met name op artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de mededelingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening 1520/2000 hebben gedaan, blijkt dat in totaal voor 248 761 823 EUR restitutiecertificaten zijn aangevraagd, terwijl slechts 78 594 136 EUR beschikbaar is, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000.

(2)

Daarom wordt een verlagingscoëfficiënt berekend op basis van artikel 8, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000. Deze coëfficiënt dient te worden toegepast op de bedragen die middels een restitutiecertificaat voor de periode vanaf 1 december 2004 zijn aangevraagd, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1520/2000,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de bedragen waarvoor restitutiecertificaten voor de periode vanaf 1 december 2004 zijn aangevraagd, wordt een verlagingscoëfficiënt van 0,685 toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/4


VERORDENING (EG) Nr. 1988/2004 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2004

tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1501/2004 van 24 augustus 2004 inzake de stopzetting van de visserij op Noorse garnaal door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1501/2004 van de Commissie (2) is voorzien in de stopzetting van de visserij op Noorse garnaal in de Noorse wateren bezuiden 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren of die in Zweden zijn geregistreerd.

(2)

Als gevolg van de overdracht van vangstmogelijkheden is het aan Zweden toegewezen quotum niet meer opgebruikt. De visserij op schol in de Noorse wateren bezuiden 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren of die in Zweden zijn geregistreerd, moet derhalve weer worden toegestaan. Verordening (EG) nr. 1501/2004 van de Commissie moet bijgevolg worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1501/2004 van de Commissie wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2004.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(2)  PB L 275 van 25.8.2004, blz. 13.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/5


VERORDENING (EG) Nr. 1989/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 19 november 2004.

Voor de Commissie

Frederik BOLKESTEIN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2004 van de Commissie (PB L 283 van 2.9.2004, blz. 7).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1)

Gekookte bereiding van vlees met de volgende samenstelling (uitgedrukt in gewichtspercenten):

Lever

:

15

Fijngemaakt varkensvlees

:

5

Hals

:

2

Nieren

:

6

Long

:

13

Milt

:

7

Zwoerd

:

20

Vet met zwoerd

:

20

Andere ingrediënten

:

2

Water

:

10

De bereiding is opgemaakt voor de verkoop in blik.

1602 20 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 op hoofdstuk 16, alsmede de tekst van de GN-codes 1602, 1602 20 en 1602 20 90.

Het gehalte aan lever is voldoende om dit product aan te merken als een leverbereiding (zie de GN-toelichtingen op de codes 1602 20 11 tot en met 1602 20 90).

2)

Producten bestaande uit een suikeroplossing en kleine hoeveelheden andere ingrediënten met de volgende samenstelling (uitgedrukt in gewichtspercenten):

 

PRODUCT 1

Suiker

:

31,5

Glucosestroop

:

28,5

Citroenzuur

:

5

Appelzuur

:

2,5

Xanthaangom

:

0,2

Natriumbenzoaat

:

0,05

Acesulfaam kalium

:

0,03

Aspartaam

:

0,009

Smaakstoffen

:

0,5

Kleurstoffen

:

0,002

Water

:

restant

Het product is opgemaakt voor verkoop in het klein in een kunststof flesje voorzien van druppelaar (hoogte = 6 cm; diameter = 2 cm)

(zie foto nr. 1) (1)

 

PRODUCT 2

Suiker

:

34

Citroenzuur

:

5

Appelzuur

:

3

Fumaarzuur

:

0,05

Natriumcarboxymethylcellulose

:

0,07

Kaliumsorbaat

:

0,016

Natriumbenzoaat

:

0,01

Acesulfaam kalium

:

0,03

Aspartaam

:

0,01

Smaakstoffen

:

0,5

Kleurstoffen

:

0,002

Water

:

restant

Het product is opgemaakt voor de verkoop in het klein als een spray in een kunststof flesje

(hoogte = 10 cm; diameter = 1,5 cm)

(zie foto nr. 2) (1)

Beide producten zijn bestemd voor directe consumptie zonder verdere verdunning met water.

2106 90 59

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, alsmede de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 59.

De bereidingen in vloeibare vorm voldoen niet aan de criteria van suikerwerk van post 1704, daar de GS-toelichtingen luiden „deze post omvat het grootste deel van de vaste of halfvaste gesuikerde producten, die in de regel als zodanig worden gebruikt als versnaperingen”.

Zij kunnen ook niet worden beschouwd als alcoholvrije dranken van code 2202 10 00, daar zij niet als zodanig als drank kunnen worden gebruikt vanwege het zuurgehalte (aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 22).

3)

Weiproteïne isolaten, in poedervorm, bevattende meer dan 90 % proteïne, berekend op de droge stof. Het product is verkregen door microfiltratie van wei.

De proteïnesamenstelling is als volgt:

beta-lactoglobuline: 50-60 %

alfa-lactalbumine: 10-25 %

immunoglobuline: 5-7 %

glycopeptides: circa 20 %.

Het lactose- en vetgehalte is minder dan 1 %.

Lecithine kan in kleine hoeveelheden aanwezig zijn als het gebruikt wordt als een bevochtigingmiddel bij de vervaardiging.

Het product is bestemd voor menselijke consumptie.

3502 20 91

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 4 b) op hoofdstuk 4, alsmede de tekst van de GN-codes 3502, 3502 20 en 3502 20 91.

De producten kunnen als concentraten van twee of meer weiproteïnen worden aangemerkt in de zin van de tekst van post 3502 en kunnen niet beschouwd worden als een isolaat van lactoglobulinen van post 3504.

Foto nr. 1

Image

Foto nr. 2

Image


(1)  De foto’s zijn uitsluitend ter informatie.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/8


VERORDENING (EG) Nr. 1990/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

houdende vaststelling van overgangsmaatregelen voor de wijnbouwsector in verband met de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1) is bepaald dat iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep personen die wijn heeft bereid, verplicht is alle bij deze wijnbereiding verkregen bijproducten voor distillatie te leveren.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2), zijn de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot deze distillatie vastgesteld, en is in artikel 49 voorzien in uitzonderingen op deze verplichting.

(3)

Hongarije heeft de nodige maatregelen vastgesteld voor de toepassing van deze distillatie, maar de te bepalen capaciteit van de distilleerders die deze bijproducten moeten behandelen, is ontoereikend. Voor het wijnoogstjaar 2004/2005 wordt bovendien een overvloedige oogst verwacht. Derhalve moet Hongarije toestemming krijgen om bepaalde categorieën producenten uit te sluiten van de verplichting tot distillatie van de bijproducten van de wijnbereiding.

(4)

Om deze aan Hongarije verleende uitzondering het hele wijnoogstjaar te kunnen toepassen, moet de huidige verordening van toepassing worden met ingang van 1 augustus 2004.

(5)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 49, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1623/2000 mag Hongarije voor het wijnoogstjaar 2004/2005 bepalen dat producenten die in de eigen installaties minder dan 500 hl wijn produceren, ontheven worden van de verplichting tot levering van de bijproducten voor distillatie en dat zij deze producten onder controle uit de markt mogen nemen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1774/2004 (PB L 316 van 15.10.2004, blz. 61).


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/9


VERORDENING (EG) Nr. 1991/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 53,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (2), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/89/EG met betrekking tot de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen, voorziet in artikel 6, lid 3 bis, eerste alinea, in de verplichting om alle in bijlage III bis bij deze richtlijn bedoelde ingrediënten in dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % op het etiket te vermelden.

(2)

In artikel 6, lid 3 bis, tweede alinea, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG is met betrekking tot de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde producten bepaald dat de gedetailleerde bepalingen voor de presentatie van de in bijlage III bis bij de genoemde richtlijn bedoelde ingrediënten volgens de procedure van artikel 75 van de genoemde verordening kunnen worden vastgesteld.

(3)

In bijlage VII, punt D 1, en bijlage VIII, punt F 1, bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 is bepaald dat de aanduidingen op het etiket moeten worden vermeld in één of meer officiële talen van de Gemeenschap, zodat de eindverbruiker elke aanduiding gemakkelijk kan begrijpen.

(4)

Verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie (3) moet derhalve worden gewijzigd.

(5)

De onderhavige verordening moet van toepassing zijn met ingang van 25 november 2004, de uiterste datum voor de omzetting van Richtlijn 2003/89/EG.

(6)

Het Comité van beheer voor wijn heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 753/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Het is evenwel toegestaan de verplichte aanduidingen betreffende de importeur, het nummer van de partij en de in artikel 6, lid 3 bis, van Richtlijn 2000/13/EG bedoelde ingrediënten te vermelden buiten het gezichtsveld waarin de andere verplichte aanduidingen zich bevinden”.

b)

Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   Wanneer één van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vermelde producten één of meer in bijlage III bis bij Richtlijn 2000/13/EG opgesomde ingrediënten bevat, moeten deze laatste op het etiket worden vermeld na het woord „bevat”. In het geval van sulfieten kunnen de volgende vermeldingen worden gebruikt: „sulfieten” of „zwaveldioxide”.”.

2)

Artikel 11, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het bepaalde in artikel 3, leden 1 en 3, is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 12 bedoelde verplichte aanduidingen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/89/EG (PB L 308 van 25.11.2003, blz. 15).

(3)  PB L 118 van 4.5.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1429/2004 (PB L 263 van 10.8.2004, blz. 11).


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/11


VERORDENING (EG) Nr. 1992/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op de artikelen 10 en 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie (2) zijn de steunbedragen vastgesteld voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt, rekening houdend met de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 genoemde factoren. In verband met de ontwikkeling van de marktprijs en prijs bij verkoop uit de interventievoorraden voor mageremelkpoeder moeten de steunbedragen worden verlaagd.

(2)

Verordening (EG) nr. 2799/1999 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2799/1999 wordt vervangen door:

„1.   Het steunbedrag wordt vastgesteld op:

a)

3,23 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 35,6 %;

b)

2,85 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 %;

c)

40,00 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 35,6 %;

d)

35,28 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 %.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1839/2004 (PB L 322 van 23.10.2004, blz. 4).


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/12


VERORDENING (EG) Nr. 1993/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft Portugal

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (3), en met name op artikel 23, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2001/376/EG van de Commissie van 18 april 2001 inzake maatregelen die noodzakelijk zijn geworden wegens het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie in Portugal, en tot uitvoering van een aan een datum gerelateerde uitvoerregeling (4) verbiedt de verzending van levende runderen en bepaalde producten daarvan uit Portugal. Die beschikking kwam in de plaats van Beschikking 98/653/EG van de Commissie (5), die was goedgekeurd in verband met de hoge incidentie van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en het ontbreken van een goede aanpak van die ziekte in Portugal op dat moment.

(2)

De Wetenschappelijke Stuurgroep (WS) heeft drie factoren aangegeven die in hoofdzaak het risico op BSE bepalen: ten eerste het risico dat de mens wordt blootgesteld ten gevolge van rechtstreekse consumptie van potentieel besmet materiaal, ten tweede het risico dat de mens verwerkt potentieel besmet materiaal consumeert of daarmee in contact komt en ten derde het risico op verspreiding van de besmetting door recycling van besmet materiaal via diervoeder. Het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) heeft ook voorgesteld om bij de evaluatie van het risico voor mens en dier in een land uit te gaan van de mate van verspreiding van BSE, in combinatie met de maatregelen die zijn genomen om de situatie onder controle te krijgen.

(3)

Op zijn algemene vergadering in mei 2003 heeft het OIE het hoofdstuk BSE van de Animal Health Code gewijzigd en de criteria voor de grens tussen een matig risico en een hoog risico aangepast. Deze grens ligt nu bij een BSE-incidentie over de voorafgaande 12 maanden van 200 gevallen per miljoen dieren in de populatie runderen ouder dan 24 maanden, voor landen waar actief toezicht plaatsvindt.

(4)

Tussen 1 september 2003 en 31 augustus 2004 zijn in Portugal 103 gevallen van BSE gemeld. Dat betekent dat de BSE-incidentie over de afgelopen 12 maanden 131,7 bedraagt. Bovendien blijkt uit de resultaten van actief toezicht en passieve bewaking dat de BSE-incidentie in die lidstaat terugloopt.

(5)

De BSE-incidentie ligt nu dus onder de bovengrens van een matig BSE-risico zoals gedefinieerd in de Animal Health Code van het OIE. De gunstige trend in de BSE-incidentie is een bewijs voor de doeltreffendheid van de door Portugal genomen maatregelen.

(6)

Op 4 december 1998 werd in Portugal een verbod op het vervoederen van eiwitten van zoogdieren aan landbouwhuisdieren en van vet van zoogdieren aan herkauwers van kracht. Tegelijkertijd werd het in bezit hebben, de opslag en het in de handel brengen van eiwitten van zoogdieren en bepaalde vetten verboden en werden de bestaande voorraden uit de handel genomen.

(7)

Uit een in juni 1999 door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) in Portugal uitgevoerd inspectiebezoek is gebleken dat alle bestaande voorraden uit de handel waren genomen en dat de controles op de effectiviteit van het voederverbod op de juiste manier werden uitgevoerd. Het verbod werd geacht vanaf 1 juli 1999 daadwerkelijk te worden toegepast.

(8)

Op 4 december 1998 werd in Portugal een verbod op het gebruik van gespecificeerd risicomateriaal in menselijke voeding en diervoeders van kracht. Dat verbod werd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 verlengd.

(9)

Per 1 juli 1999 is in Portugal een centraal landelijk systeem voor de identificatie en registratie van runderen ingevoerd.

(10)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat bepalingen inzake alle risico's voor de diergezondheid en de volksgezondheid als gevolg van TSE's bij dieren en bestrijkt de hele keten van de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. Met name op communautair niveau zijn voorschriften vastgelegd voor systematisch toezicht op BSE, de verwijdering van specifiek risicomateriaal en verbodsbepalingen met betrekking tot het voederen van dieren.

(11)

Verordening (EG) nr. 999/2001 geldt vanaf 1 juli 2001. Het VVB heeft in Portugal verscheidene inspectiebezoeken gebracht om de uitvoering van de maatregelen van die verordening ten behoeve van de uitroeiing, bestrijding en preventie van TSE's te beoordelen.

(12)

Bij een inspectiebezoek van het VVB in februari 2004 is gebleken dat Portugal, wat betreft de uitvoering van de beschermingsmaatregelen tegen BSE van Verordening (EG) nr. 999/2001, met name op het gebied van BSE-bewaking, verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en het voederverbod, alle nodige maatregelen genomen heeft en alle aanbevelingen naar behoren opgevolgd heeft.

(13)

De drie belangrijke factoren voor de bepaling van het BSE-risico die de WS had aangegeven, namelijk het risico dat de mens wordt blootgesteld ten gevolge van rechtstreekse consumptie van potentieel besmet materiaal, het risico dat de mens verwerkt potentieel besmet materiaal consumeert of daarmee in contact komt en het risico op verspreiding van de besmetting door recycling van besmet materiaal via diervoeder, lijkt Portugal nu goed in de hand te hebben.

(14)

Beschikking 2001/376/EG moet dan ook worden ingetrokken.

(15)

Krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt de wervelkolom van runderen ouder dan 12 maanden als gespecificeerd risicomateriaal beschouwd. Voor Portugal geldt een afwijking waardoor het gebruik van de wervelkolom van runderen jonger dan 30 maanden toegestaan is. Bovendien is in genoemde verordening voor Portugal een uitgebreide lijst van gespecificeerd risicomateriaal vastgesteld.

(16)

Met het oog op de harmonisering van het handelsverkeer moeten de voor de andere lidstaten geldende leeftijdsgrens voor het verwijderen van de wervelkolom van runderen en de lijst van gespecificeerd risicomateriaal ook voor Portugal gelden. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Voor de duidelijkheid en samenhang van de communautaire wetgeving moeten Beschikking 2000/345/EG van de Commissie van 22 mei 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 6, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van bepaalde producten van Portugal naar Duitsland voor verbranding (6), Beschikking 2000/371/EG van de Commissie van 6 juni 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 7, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van vechtstieren van Portugal naar Frankrijk (7) en Beschikking 2000/372/EG van de Commissie van 6 juni 2000 tot vaststelling van de datum waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 7, van Beschikking 98/653/EG mag worden begonnen met de verzending van vechtstieren van Portugal naar Spanje (8) worden ingetrokken.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De Beschikkingen 2000/345/EG, 2000/371/EG, 2000/372/EG en 2001/376/EG worden ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1492/2004 van de Commissie (PB L 274 van 24.8.2004, blz. 3).

(4)  PB L 132 van 15.5.2001, blz. 17. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/653/EG (PB L 298 van 23.9.2004, blz. 25).

(5)  PB L 311 van 20.11.1998, blz. 23.

(6)  PB L 121 van 23.5.2000, blz. 9.

(7)  PB L 134 van 7.6.2000, blz. 34.

(8)  PB L 134 van 7.6.2000, blz. 35.


BIJLAGE

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage XI, deel A, punten 1 en 2, worden vervangen door:

„1.

a)

De onderstaande weefsels worden aangewezen als gespecificeerd risicomateriaal:

i)

de schedel, exclusief de onderkaak, maar inclusief de hersenen en de ogen, de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia en het ruggenmerg van runderen van meer dan twaalf maanden, alsmede de amandelen, de darmen vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd;

ii)

de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de amandelen en het ruggenmerg van schapen en geiten van meer dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en het ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

De in punt i) voor de verwijdering van de wervelkolom van runderen vastgestelde leeftijd kan door wijziging van deze verordening worden aangepast in het licht van de statistische kans dat zich in de betrokken leeftijdsgroepen van de communautaire runderpopulatie een geval van BSE voordoet, op basis van de resultaten van het toezicht op BSE overeenkomstig hoofdstuk A, deel I, van bijlage III.

b)

Behalve het onder a) vermelde gespecificeerde risicomateriaal moeten in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de volgende weefsels als gespecificeerd risicomateriaal worden aangewezen: de gehele kop, exclusief de tong, maar inclusief de hersenen, de ogen en de ganglia semilunaria; de zwezerik, de milt en het ruggenmerg van runderen van meer dan zes maanden.

2.

In afwijking van punt 1, onder a) i), kan overeenkomstig de procedure van artikel 24, lid 2, het gebruik worden toegestaan van de wervelkolom en achterwortelganglia van runderen:

a)

die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in lidstaten waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er hoogst onwaarschijnlijk, of onwaarschijnlijk hoewel niet uitgesloten is, of

b)

die geboren zijn na het daadwerkelijk van kracht worden van het verbod op het vervoederen van van zoogdieren afkomstige eiwitten aan herkauwers, in lidstaten waar BSE bij inheemse dieren is vastgesteld of waarvoor blijkens wetenschappelijk onderzoek vaststaat dat het uitbreken van BSE bij inheemse runderen er waarschijnlijk is.

Het Verenigd Koninkrijk en Zweden kunnen van deze afwijking gebruikmaken op grond van eerder ingediende en geëvalueerde bewijsstukken. Andere lidstaten kunnen een aanvraag tot deze afwijking indienen door de Commissie terzake overtuigende bewijsstukken betreffende punt a) of b), al naar het geval, voor te leggen.

De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, moeten naast de in bijlage III, hoofdstuk A, deel I, vastgestelde vereisten tevens garanderen dat alle runderen van meer dan 30 maanden onderzocht worden met één van de in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, opgesomde goedgekeurde snelle tests, voorzover deze runderen:

i)

op het landbouwbedrijf of tijdens het transport zijn gestorven, doch niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, met uitzondering van dode dieren in afgelegen gebieden waar de veedichtheid gering is, en in lidstaten waar het uitbreken van BSE onwaarschijnlijk is;

ii)

normaal geslacht zijn met het oog op menselijke consumptie.

Deze afwijking mag niet worden verleend om het gebruik toe te staan van de wervelkolom en achterwortelganglia van runderen ouder dan 30 maanden afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk.

Deskundigen van de Commissie kunnen overeenkomstig artikel 21 controles ter plaatse uitvoeren om de ingediende bewijsstukken verder te verifiëren.”.

2)

In bijlage XI, deel D, punt 1, worden de verwijzingen naar de Beschikkingen 2000/345/EG, 2000/371/EG, 2000/372/EG en 2001/376/EG geschrapt.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/17


VERORDENING (EG) Nr. 1994/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van landen en gebieden betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op de artikelen 10 en 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 998/2003 stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, alsmede de regels betreffende de controle van dat verkeer. Bijlage II, deel C, bij die verordening bevat een lijst van derde landen waarvan is vastgesteld dat het risico dat rabiës de Gemeenschap binnenkomt door verkeer van gezelschapsdieren uit hun grondgebied niet groter is dan het risico bij dergelijk verkeer tussen lidstaten.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 998/2003 diende vóór 3 juli 2004 een lijst van derde landen te worden vastgesteld. Om op deze lijst te worden geplaatst, dienen derde landen het bewijs te leveren van hun situatie met betrekking tot rabiës en aan te tonen dat ze beantwoorden aan bepaalde voorwaarden inzake kennisgeving, toezicht, veterinaire diensten, voorkoming van en controle op rabiës en voorschriften betreffende vaccins.

(3)

Teneinde onnodige verstoringen van het verkeer van gezelschapsdieren te voorkomen en derde landen de tijd te geven om indien nodig bijkomende garanties te leveren, dient een voorlopige lijst van derde landen te worden opgesteld. Die lijst moet gebaseerd zijn op de gegevens van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE), de resultaten van de inspecties van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie in de betrokken derde landen en informatie die door de lidstaten is verzameld.

(4)

De lijst moet ook gebaseerd zijn op de gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het WHO-samenwerkingscentrum voor surveillance van en onderzoek naar rabiës in Wusterhausen, en het Rabies Bulletin.

(5)

Op de voorlopige lijst van derde landen dienen landen te worden opgenomen die vrij zijn van rabiës, alsmede landen waarvan is vastgesteld dat het risico dat rabiës de Gemeenschap binnenkomt door verkeer uit hun grondgebied niet groter is dan het risico bij verkeer tussen lidstaten.

(6)

Ingevolge de verzoeken van de bevoegde autoriteiten van Chili, Hongkong en de Verenigde Arabische Emiraten om te worden opgenomen in bijlage II, deel C, bij Verordening (EG) nr. 998/2003 lijkt het aangewezen de overeenkomstig artikel 10 opgestelde voorlopige lijst te wijzigen.

(7)

Voorts is Malta bij Beschikking 2004/650/EG van de Raad van 13 september 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 998/2003 (2) toegevoegd aan de lijst van landen in bijlage II, deel A, bij de verordening. Dientengevolge moeten de specifieke bepalingen voor de binnenkomst van gezelschapsdieren in Ierland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk worden uitgebreid tot Malta.

(8)

Dankzij de maatregelen die Spanje in Ceuta en Melilla heeft genomen inzake de binnenkomst uit Marokko en de controles op zwerfhonden in die gebieden alsook het verkeer van gezelschapsdieren uit die gebieden naar Marokko, kan de situatie met betrekking tot rabiës van deze gebieden als vergelijkbaar met de situatie van de lidstaten in continentaal Europa worden beschouwd. Bijgevolg is het aangewezen Ceuta en Mellila op te nemen in de lijst van bijlage II, deel B, afdeling 1, bij Verordening (EG) nr. 998/2003.

(9)

Voor de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving dient bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 volledig te worden vervangen.

(10)

Verordening (EG) nr. 998/2003 dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 2004/650/EG van de Raad (PB L 298 van 23.9.2004, blz. 22).

(2)  PB L 298 van 23.9.2004, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

LIJST VAN LANDEN EN GEBIEDEN

DEEL A

IE — Ierland

MT — Malta

SE — Zweden

UK — Verenigd Koninkrijk

DEEL B

Afdeling 1

a)

DK — Denemarken, inclusief GL — Groenland en FO — Faeröereilanden;

b)

ES — Spanje, inclusief het continentale grondgebied, de Balearen, de Canarische Eilanden, Ceuta en Melilla;

c)

FR — Frankrijk, inclusief GF — Frans Guyana, GP — Guadeloupe, MQ — Martinique en RE — Réunion;

d)

GI — Gibraltar;

e)

PT — Portugal, inclusief het continentale grondgebied, de Azoren en Madeira;

f)

Andere dan de onder deel A en de punten a), b), c) en e) van deze afdeling genoemde lidstaten.

Afdeling 2

AD — Andorra

CH — Zwitserland

IS — IJsland

LI — Liechtenstein

MC — Monaco

NO — Noorwegen

SM — San Marino

VA — Vaticaanstad

DEEL C

AC — Ascension

AE — Verenigde Arabische Emiraten

AG — Antigua en Barbuda

AN — Nederlandse Antillen

AU — Australië

AW — Aruba

BB — Barbados

BH — Bahrein

BM — Bermuda

CA — Canada

CL — Chili

FJ — Fiji

FK — Falklandeilanden

HK — Hongkong

HR — Kroatië

JM — Jamaica

JP — Japan

KN — Saint Kitts en Nevis

KY — Caymaneilanden

MS — Montserrat

MU — Mauritius

NC — Nieuw-Caledonië

NZ — Nieuw-Zeeland

PF — Frans-Polynesië

PM — Saint-Pierre en Miquelon

SG — Singapore

SH — Sint-Helena

US — Verenigde Staten van Amerika

VC — Saint Vincent en de Grenadines

VU — Vanuatu

WF — Wallis en Futuna

YT — Mayotte”


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/21


VERORDENING (EG) Nr. 1995/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot aanvaarding van verbintenissen aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde platen en banden met georiënteerde korrel van siliciumstaal, met een breedte van meer dan 500 mm, uit de Russische Federatie en tot registratie van de invoer van bepaalde elektroplaat met georiënteerde korrel uit de Russische Federatie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op de artikelen 8 en 21 en artikel 22, onder c),

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 990/2004 (2) heeft de Raad na tussentijdse herzieningsonderzoeken Verordening (EG) nr. 151/2003 van de Raad (3) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde elektroplaten met georiënteerde korrel, met een breedte van meer dan 500 mm, (hierna „het betrokken product” genoemd) uit de Russische Federatie (Rusland) gewijzigd.

(2)

In maart 2004 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) aangekondigd dat zij een procedure zou inleiden voor de gedeeltelijke tussentijdse herziening van de maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit Rusland, teneinde na te gaan of deze zouden moeten worden aangepast naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten.

(3)

De Raad heeft geconcludeerd dat het in het belang van de Gemeenschap zou zijn om de geldende maatregelen tijdelijk aan te passen om direct na de uitbreiding een plotse en overdreven negatieve impact op importeurs en verwerkende bedrijven in de nieuwe lidstaten te vermijden. De Raad achtte aanvaarding van door medewerkende partijen aangeboden verbintenissen met kwantitatieve plafonds de beste wijze om dit te bewerkstelligen.

(4)

De Commissie heeft dienovereenkomstig bij Verordening (EG) nr. 1000/2004 (5) bij wijze van speciale maatregel verbintenissen voor de korte termijn aanvaard van i) één producent/exporteur van het betrokken product in Rusland (Novolipetsk Iron & Steel Corporation) samen met een onderneming in Zwitserland (Stinol AG) en ii) een tweede producent/exporteur van het betrokken product in Rusland (OOO Viz Stal) samen met diens verbonden onderneming in Zwitserland (Duferco SA).

(5)

Om zorg te dragen voor vrijstelling van de antidumpingrechten die kan worden verleend dankzij de aanvaarding van de verbintenissen, is Verordening (EG) nr. 151/2003 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 989/2004 (6).

(6)

In Verordening (EG) nr. 1000/2004 wordt bepaald dat de aanvaarding van de verbintenissen beperkt is tot een aanvankelijke periode van zes maanden (hierna „de oorspronkelijke periode” genoemd), dat zij geen afbreuk doen aan de normale looptijd van de maatregelen en dat zij na deze periode vervallen, tenzij de Commissie het dienstig acht de toepassing van de bijzondere maatregel te verlengen.

(7)

De Commissie heeft onderzocht of de uitzonderlijke en negatieve voorwaarden voor eindverbruikers, distributeurs en consumenten in de EU-10 die leidden tot de aanvaarding van de verbintenissen, nog steeds bestaan. Een evaluatie van de naleving van de verbintenissen door de betrokken ondernemingen maakte ook deel uit van de algemene beoordeling.

B.   BEOORDELING

1.   Inhoud van de huidige verbintenissen

(8)

Door de bestaande aangeboden verbintenissen zijn de ondernemingen onder andere verplicht bij hun export hun traditionele handelspatroon met afnemers in de EU-10 te blijven volgen, binnen het kader van kwantitatieve plafonds die zijn vastgesteld op grond van voorgaande, traditionele exportstromen naar de EU-10.

(9)

De betrokken ondernemingen zijn volgens de voorwaarden van de verbintenissen ook verplicht de Commissie periodiek uitvoerige informatie te verstrekken, in de vorm van maandelijkse verslagen over hun handel met de EU-10 (of wederverkoop door gelieerde partijen in de Gemeenschap), en controlebezoeken door de Commissie toe te staan. Om de doeltreffendheid van de verbintenissen volledig te kunnen controleren, hebben ook de traditionele afnemers in de EU-10 van de betrokken ondernemingen schriftelijk toestemming gegeven voor controles ter plaatse.

2.   Naleving van de huidige verbintenissen

(10)

Uit controlebezoeken bij de producenten/exporteurs en een aantal van hun traditionele afnemers in de EU-10 bleek dat de door de betrokken ondernemingen uitgevoerde volumes naar de EU-10 de kwantitatieve plafonds in de verbintenissen niet hadden overschreden. Tevens bleek dat de ondernemingen over het algemeen hun traditionele handelspatronen met individuele afnemers in de EU-10 hadden gerespecteerd. Bovendien waren er volgens de beschikbare informatie geen zichtbare verschuivingen opgetreden van de EU-10 naar de EU-15 van de invoer van het betrokken product dat dankzij de verbintenissen was vrijgesteld van de antidumpingrechten.

3.   Analyse van voorwaarden voor verlenging van verbintenissen

(11)

Uit de analyse van de maandelijkse verslagen van de betrokken ondernemingen aan de Commissie, officiële statistische gegevens en de bevindingen van de controles ter plaatse bleek dat het volume van het door de betrokken ondernemingen naar de EU-10 uitgevoerde betrokken product na de uitbreiding was afgenomen en dat de in de verbintenissen vastgestelde hoeveelheden niet volledig benut waren. Mede vanwege deze achterblijvende benutting van de kwantitatieve plafonds in de eerste maanden van de oorspronkelijke periode heeft een van de twee producenten/exporteurs zijn verkoopactiviteiten gereorganiseerd. Deze producent/exporteur heeft echter verklaard dat hij voornemens was het vastgestelde kwantitatieve plafond voor de exportvolumes in het tweede deel van de oorspronkelijke periode wel volledig te benutten.

(12)

Zoals aangegeven in overweging 23 van Verordening (EG) nr. 989/2004 zijn er bovendien voorafgaand aan de uitbreiding, in 2003 en in de eerste maanden van 2004, abnormale stijgingen van de exportvolumes naar de EU-10 geconstateerd. Dit kan ook hebben bijgedragen aan de afname van de invoer naar de EU-10 na de uitbreiding.

C.   CONCLUSIE

1.   Aanvaarding van verbintenissen

(13)

Gezien het voorgaande en de beperkte invoer naar de EU-10, is het te vroeg om te concluderen dat de overgangsmaatregelen doelmatig zijn geweest en dat de negatieve voorwaarden die aanleiding waren voor aanvaarding van de verbintenissen, niet langer bestaan. Daarom, en aangezien de voorwaarden van de verbintenissen in de aanvankelijke periode van hun toepassing zijn nageleefd door de betrokken ondernemingen, wordt geconcludeerd dat verlenging van de aanvaarding van de door de betrokken ondernemingen aangeboden verbintenissen gerechtvaardigd is.

(14)

Wat betreft de duur van de verlenging, zou een toepassingsperiode van meer dan zes maanden afbreuk doen aan het feit dat het hier overgangsmaatregelen betreft. Daarom zullen de verbintenissen worden aanvaard voor de periode van 21 november 2004 tot en met 20 mei 2005 (hierna „de laatste periode” genoemd).

(15)

Wat betreft het niveau van de kwantitatieve plafonds voor de laatste periode, dient te worden opgemerkt dat deze zijn berekend volgens dezelfde methode als voor de berekening van de plafonds voor de oorspronkelijke periode. Echter, in de oorspronkelijke periode zijn de traditionele volumes verlaagd teneinde rekening te houden met abnormale invoervolumes voorafgaand aan de uitbreiding. Dergelijke aanpassingen zijn niet toegepast bij de berekening van de kwantitatieve plafonds voor de laatste periode.

(16)

In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 989/2004 verplichten de verbintenissen alle producenten/exporteurs ertoe de invoerplafonds in acht te nemen. Met het oog op het toezicht op de verbintenissen hebben zij er ook mee ingestemd om globaal genomen niet af te wijken van hun traditionele verkooppatronen aan hun individuele afnemers in de EU-10. De producenten/exporteurs zijn er zich eveneens van bewust dat, indien wordt vastgesteld dat deze verkooppatronen sterk veranderen of het toezicht op hun verbintenissen om welke reden dan ook moeilijk of onmogelijk wordt, de Commissie de aanvaarding van de verbintenis van de onderneming mag intrekken, wat tot gevolg heeft dat definitieve antidumpingrechten worden geheven, of dat zij het plafond mag aanpassen dan wel anderszins corrigerend mag optreden.

(17)

De verbintenissen omvatten ook de voorwaarde dat, wanneer zij op enigerlei wijze worden geschonden, de Commissie het recht heeft de aanvaarding ervan in te trekken, wat tot gevolg heeft dat definitieve antidumpingrechten worden geheven.

(18)

De ondernemingen moeten de Commissie tevens op gezette tijden gedetailleerde gegevens over hun uitvoer naar de Gemeenschap verstrekken, zodat de Commissie effectief toezicht op de verbintenissen kan houden.

(19)

Om de Commissie in staat te stellen effectief toezicht uit te oefenen op de naleving van de verbintenissen door de ondernemingen, kunnen de goederen waarop een verbintenis betrekking heeft pas worden vrijgesteld van het recht wanneer bij de aangifte voor het vrije verkeer bij de bevoegde douaneautoriteiten ook een factuur wordt overgelegd die ten minste de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 989/2004 vermelde gegevens bevat. De douane heeft dergelijke gedetailleerde informatie nodig om met de vereiste nauwkeurigheid te kunnen nagaan of de zendingen in overeenstemming zijn met de handelsdocumenten. Wanneer een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, of wanneer deze niet met de aangeboden goederen overeenstemt, is het toepasselijke antidumpingrecht verschuldigd.

2.   Bekendmaking aan belanghebbenden

(20)

Alle belanghebbenden die zich eerder gemeld hadden, zijn op de hoogte gesteld van het voornemen om de verbintenissen te aanvaarden. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geen negatieve opmerkingen gemaakt over de aanvaarding van de verbintenissen. Er zijn geen opmerkingen van enige andere belanghebbende ontvangen op grond waarvan de Commissie haar visie op deze kwestie zou aanpassen.

D.   REGISTRATIE VAN DE INVOER

(21)

In Verordening (EG) nr. 1000/2004 hebben douaneautoriteiten de instructie gekregen de invoer in de Gemeenschap te registreren van het betrokken product uit Rusland, dat is uitgevoerd door de ondernemingen waarvan verbintenissen aanvaard zijn en waarvoor vrijstelling is aangevraagd van de antidumpingrechten ingesteld bij Verordening (EG) nr. 151/2003.

(22)

Aangezien de aanvaarding van de verbintenissen voor de oorspronkelijke periode gold vanaf 21 mei 2004 en de aanvaarding van de verbintenissen voor de laatste periode direct aansluitend op de oorspronkelijke periode zal gelden, dienen deze twee perioden te worden gezien als één ononderbroken periode. Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening bedraagt de maximale periode voor registratie echter negen maanden; daarom eindigt de registratie van de invoer door de douaneautoriteiten op 20 februari 2005,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verbintenissen die de onderstaande producenten/exporteurs hebben aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van koudgewalste platen en banden met georiënteerde korrel van siliciumstaal, met een breedte van meer dan 500 mm, uit de Russische Federatie worden aanvaard.

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Russische Federatie

Vervaardigd door Novolipetsk Iron & Steel Corporation, Lipetsk, Rusland, en verkocht door Stinol AG, Lugano, Zwitserland, aan de eerste afnemer in de Gemeenschap die als importeur optreedt

A524

Russische Federatie

Vervaardigd door OOO Viz Stal, Ekaterinburg, Rusland, en verkocht door Duferco SA, Lugano, Zwitserland, aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap die als importeur optreedt

A525

2.   Op grond van artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te blijven nemen voor de registratie, tot 20 februari 2005, van de invoer in de Gemeenschap van koudgewalste platen en banden met georiënteerde korrel van siliciumstaal, met een breedte van meer dan 500 mm, van oorsprong uit Rusland en ingedeeld onder de GN-codes 7225 11 00 (plaat met een breedte van 600 mm of meer) en ex 7226 11 00 (plaat met een breedte van meer dan 500 mm doch minder dan 600 mm), voorzover deze worden vervaardigd en verkocht door de in lid 1 genoemde ondernemingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van kracht tot en met 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 182 van 19.5.2004, blz. 5.

(3)  PB L 25 van 30.1.2003, blz. 7.

(4)  PB C 70 van 20.3.2004, blz. 15.

(5)  PB L 183 van 20.5.2004, blz. 10.

(6)  PB L 182 van 19.5.2004, blz. 1.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/24


VERORDENING (EG) Nr. 1996/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot aanvaarding van verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van ammoniumnitraat uit de Russische Federatie en Oekraïne en tot voortzetting van de registratie van deze invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op de artikelen 8 en 21 en artikel 22, lid c),

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 132/2001 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat uit Oekraïne. Bij Verordening (EG) nr. 658/2002 (3) heeft de Raad, na een onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen en een tussentijds onderzoek, een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat uit de Russische Federatie (hierna „Rusland” genoemd).

(2)

In maart 2004 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) de opening aangekondigd van een tussentijds onderzoek voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op ammoniumnitraat uit Rusland en Oekraïne; bij dit onderzoek zou worden nagegaan of deze maatregelen moesten worden aangepast om rekening te houden met bepaalde gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten (hierna „de uitbreiding” genoemd).

(3)

De Raad concludeerde dat het in het belang van de Gemeenschap was om de antidumpingmaatregelen tijdelijk aan te passen om te voorkomen dat de positie van importeurs en verwerkende bedrijven in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie onmiddellijk na de uitbreiding plotseling zeer ongunstig zou worden. Er werd geoordeeld dat dit doel het best bereikt kon worden door aanvaarding van door medewerkende bedrijven aangeboden verbintenissen die een minimuminvoerprijs en een kwantitatief plafond inhielden.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 1001/2004 (5) heeft de Commissie daarom, als bijzondere maatregel, verbintenissen op korte termijn aanvaard van i) een producent/exporteur in Oekraïne (OJSC „Azot”), ii) een producent/exporteur in Rusland (OJSC MCC Eurochem) voor ammoniumnitraat dat in zijn productie-installatie van JSC Nak Azot, Rusland, wordt vervaardigd en door een gelieerde onderneming verkocht (Cumberland Sound Ltd, Britse Maagdeneilanden), iii) twee gelieerde Russische producenten/exporteurs tezamen (Joint Stock Company „Acron” en Joint Stock Company „Dorogobuzh”).

(5)

Om vrijstelling van de antidumpingrechten door de aanvaarding van verbintenissen mogelijk te maken, werden Verordening (EG) nr. 658/2002 en Verordening (EG) nr. 132/2001 bij Verordening (EG) nr. 993/2004 gewijzigd.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 1001/2004 werd bepaald dat de aanvaarding van de verbintenissen beperkt was tot een beginperiode van zes maanden (hierna „de beginperiode” genoemd), dat de verbintenissen geen afbreuk zouden doen aan de normale looptijd van de antidumpingmaatregelen en na de beginperiode zouden vervallen, tenzij de Commissie het raadzaam zou achten de toepassingsduur te verlengen.

(7)

Zoals vermeld in overweging 15 van Verordening (EG) nr. 1001/2004 zou een verlenging van de aanvaarding van de verbintenissen afhankelijk zijn van een onderzoek aan het einde van de beginperiode waarbij zou worden nagegaan of gebruikers in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie nog steeds te maken hadden met de uitzonderlijk ongunstige omstandigheden die tot de aanvaarding van de verbintenissen hebben geleid. Ook zou worden nagegaan of de betrokken ondernemingen hun verbintenissen zijn nagekomen.

B.   ONDERZOEK

1.   Inhoud van de verbintenissen

(8)

Bij de verbintenissen hebben de ondernemingen zich er onder meer toe verplicht hun traditionele exportpatroon naar de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie te handhaven en minimuminvoerprijzen in acht te nemen. De minimuminvoerprijzen dragen er in belangrijke mate toe bij dat de gevolgen van schadelijke dumping, die in het kader van de oorspronkelijke onderzoeken werd vastgesteld, worden weggenomen. Bij deze uitvoer dienden ook kwantitatieve plafonds in acht te worden genomen die werden vastgesteld aan de hand van de vroegere, traditionele uitvoer naar de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie.

(9)

De ondernemingen hebben zich er ook toe verbonden de Commissie regelmatig nauwkeurige gegevens te verstrekken over hun uitvoer naar de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie (of wederverkoop door gelieerde bedrijven in de Gemeenschap) in de vorm van een maandelijks verslag en controlebezoeken van de Commissie te aanvaarden. Ook de traditionele afnemers van de exporteurs in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie hebben schriftelijk ingestemd met een controle door de Commissie in hun bedrijven om de Commissie in staat te stellen de naleving van de verbintenissen te controleren.

2.   Naleving van de verbintenissen

(10)

Bij controles bij de producenten/exporteurs bleek dat zij de minimuminvoerprijzen in acht hadden genomen en dat de uitvoer naar de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie de in de verbintenissen vastgelegde kwantitatieve plafonds niet had overschreden. Bovendien werd vastgesteld dat de ondernemingen hun traditionele export naar afzonderlijke afnemers in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie in grote lijnen hadden aangehouden. Volgens de beschikbare gegevens waren er bovendien, bij de invoer in de Gemeenschap van ammoniumnitraat waarvoor in het kader van de verbintenissen vrijstelling van antidumpingrechten was verleend, geen zichtbare „verschuivingen” opgetreden van de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie naar de 15 lidstaten van de Europese Unie.

3.   Verlenging van de verbintenissen

(11)

Bij analyse van de maandelijkse verslagen die de betrokken ondernemingen de Commissie hebben toegezonden en vergelijking met officiële statistische gegevens bleek dat er nog steeds een duidelijk verschil is tussen de prijzen van ammoniumnitraat in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie en in de 15 lidstaten van de Europese Unie, hoewel dit verschil iets minder groot is geworden. Bovendien werd vastgesteld dat de invoer vanuit Rusland en Oekraïne in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie sedert de uitbreiding is gedaald. Daar de onderzochte periode echter een „laagseizoen” is, wat ammoniumnitraat betreft, is deze invoer nog steeds aanzienlijk. Voorts, zoals vermeld in overweging 28 van Verordening (EG) nr. 993/2004, werd vóór de uitbreiding, in 2003 en de eerste maanden van 2004, een abnormale stijging waargenomen van de invoer vanuit Rusland en Oekraïne in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Er werd geoordeeld dat dit mede de oorzaak kon zijn geweest van de daling van de invoer vanuit Rusland en Oekraïne in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie na de uitbreiding.

C.   CONCLUSIE

1.   Aanvaarding van verbintenissen

(12)

Aangezien de uitzonderlijke ongunstige omstandigheden die vóór de uitbreiding bestonden en die de verbintenissen noodzakelijk maakten nog steeds voortduren en de ondernemingen de voorwaarden van de verbintenissen in de beginperiode in acht hebben genomen, wordt geoordeeld dat de verbintenissen die deze ondernemingen voor een nieuwe termijn hebben aangeboden kunnen worden aanvaard.

(13)

Indien de duur van deze nieuwe termijn meer dan zes maanden bedraagt, kan de verbintenis echter niet meer worden beschouwd als een verbintenis voor een overgangsperiode; derhalve geldt de aanvaarding slechts van 21 november 2004 tot en met 20 mei 2005 (hierna „de slotperiode” genoemd).

(14)

De kwantitatieve plafonds voor de slotperiode werden op dezelfde wijze berekend als die voor de beginperiode (bij de vaststelling van de kwantitatieve plafonds voor de slotperiode werd echter geen aftrek toegepast op de traditionele hoeveelheden ter compensatie van de abnormale omvang van de invoer vóór de uitbreiding). Niettemin werd bij de vaststelling van de kwantitatieve plafonds voor de slotperiode rekening gehouden met een groeifactor gezien de ontwikkeling in de richting van een groter verbruik van ammoniumnitraat in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie.

(15)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 993/2004 hebben de producenten/exporteurs zich ertoe verbonden invoerplafonds en minimuminvoerprijzen in acht nemen en, om de Commissie in staat te stellen de verbintenissen te controleren, ermee ingestemd hun traditionele exportpatroon naar afzonderlijke afnemers in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie in grote lijnen te handhaven. Deze producenten/exporteurs zijn ervan op de hoogte dat wanneer hun exportpatronen opvallende wijzigingen vertonen of wanneer naleving van de verbintenissen op de een of andere wijze niet of moeilijk kan worden gecontroleerd de Commissie haar aanvaarding van de verbintenissen kan intrekken en deze door definitieve antidumpingrechten vervangen. De Commissie mag ook het invoerplafond aanpassen of andere maatregelen nemen om de situatie te herstellen.

(16)

Ook kan de Commissie haar aanvaarding van de verbintenissen intrekken indien deze worden geschonden en deze door definitieve antidumpingrechten vervangen.

(17)

De ondernemingen dienen de Commissie ook regelmatig nauwkeurige gegevens te verstrekken over hun uitvoer naar de Gemeenschap zodat de Commissie de naleving van de verbintenissen kan controleren.

(18)

Om de Commissie in staat te stellen de naleving van de verbintenissen te controleren wordt vrijstelling van het recht - wanneer een aangifte voor het vrije verkeer in het kader van een van de verbintenissen bij de douane wordt ingediend – uitsluitend verleend op overlegging van een factuur die ten minste de gegevens bevat die zijn vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 993/2004. Deze gegevens moeten ook worden verstrekt om de douane in staat te stellen erop toe te zien dat de aangeboden goederen met de handelsdocumenten overeenstemmen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd of niet overeenstemt met de goederen die bij de douane worden aangeboden moet het toepasselijke antidumpingrecht worden betaald.

2.   Overleg met de lidstaten

(19)

Overeenkomstig overweging 15 van Verordening (EG) nr. 1001/2004 werden de lidstaten geraadpleegd over het voorstel tot verlenging van de verbintenissen. Enkele lidstaten waren van oordeel dat de minimuminvoerprijzen verhoogd moesten worden. Er wordt evenwel op gewezen dat deze verbintenissen niet gelijkwaardig zijn met antidumpingrechten, daar de minimuminvoerprijzen lager zijn dan gewoonlijk het geval is. Het zijn „bodemprijzen” waaronder de prijzen in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie niet mogen dalen. In verband hiermee en gelet op de korte termijn van de verbintenissen en de uitzonderlijke omstandigheden waarin ze werden aanvaard, wordt een herziening van de minimuminvoerprijzen momenteel niet raadzaam geacht.

3.   Mededeling aan belanghebbenden

(20)

Alle belanghebbenden die zich hadden aangemeld werd medegedeeld dat de Commissie voornemens was de verbintenissen te aanvaarden. De organisatie van EG-producenten deelde mede dat zij geen bezwaar had tegen de verlenging van de verbintenissen mits dit geen nadelige gevolgen had voor de situatie van haar leden. Een nationale producentenorganisatie in Polen steunde het standpunt van enkele lidstaten dat de minimuminvoerprijzen verhoogd moesten worden omdat de producenten tegen die prijzen de kosten niet konden dekken. Om de in de vorige overweging vermelde redenen is het momenteel echter niet raadzaam de minimuminvoerprijzen te herzien.

(21)

Een producent/exporteur in Rusland heeft de Commissie medegedeeld dat hij voornemens was ammoniumnitraat naar de Gemeenschap uit te voeren via zijn pas opgerichte handelsmaatschappij in Zwitserland.

(22)

Er werd geen andere opmerkingen ontvangen op grond waarvan de Commissie haar standpunt moest wijzigen.

D.   REGISTRATIE VAN DE INVOER

(23)

Bij Verordening (EG) nr. 1001/2004 werd de douane de opdracht gegeven de invoer te registreren van ammoniumnitraat uit Rusland en Oekraïne dat werd uitgevoerd door ondernemingen waarvan verbintenissen waren aanvaard en waarvoor om vrijstelling van de antidumpingrechten werd verzocht die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 132/2001 en Verordening (EG) nr. 658/2002, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 993/2004.

(24)

Daar de beginperiode van de verbintenissen op 21 mei 2004 inging en de slotperiode rechtstreeks op de beginperiode zal aansluiten, moeten deze twee perioden als één doorlopende periode worden beschouwd. Volgens artikel 14, lid 5, van de basisverordening is de maximumperiode vóór registratie evenwel negen maanden; derhalve mag de douane deze invoer slechts tot 20 februari 2005 registreren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verbintenissen die werden aangeboden door de hieronder vermelde producenten/exporteurs in het kader van de antidumpingprocedure betreffende ammoniumnitraat uit Oekraïne en de Russische Federatie worden aanvaard:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Oekraïne

Vervaardigd en uitgevoerd door OJC „Azot”, Cherkassy, Oekraïne, naar de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap die optreedt als importeur

A521

Russische Federatie

Vervaardigd door OJSC MCC Eurochem, Moskou, Rusland, in haar productie-installatie van JSC Nak Azot, Novomoskovsk, Rusland en verkocht door Cumberland Sound Ltd., Tortola, Britse Maagdeneilanden, of door EuroChem Trading GmbH, Zug, Zwitserland, aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap die optreedt als importeur

A522

Russische Federatie

Vervaardigd en uitgevoerd door Joint Stock Company „Acron”, Veliky Novgorod, Rusland of door Joint Stock Company „Dorogobuzh” Verkhnedneprovsky, Smolensk Region, Rusland, aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap die optreedt als importeur

A532

2.   De douane wordt de opdracht gegeven overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 de nodige maatregelen te nemen om tot en met 20 februari 2005 de invoer te registreren van ammoniumnitraat, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit de Russische Federatie en Oekraïne, dat wordt vervaardigd en verkocht, of vervaardigd en uitgevoerd, door de in lid 1 genoemde ondernemingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en blijft tot en met 20 mei 2005 van kracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 23 van 25.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 993/2004 (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 28).

(3)  PB L 102 van 18.4.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 993/2004 (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 28).

(4)  PB C 70 van 20.3.2004, blz. 15.

(5)  PB L 183 van 20.5.2004, blz. 13.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/28


VERORDENING (EG) Nr. 1997/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 14/2004 ten aanzien van de geraamde voorzieningsbalans voor de sector rundvlees op Madeira

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1453/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Azoren en Madeira en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1600/92 (Poseima) (1), en met name op artikel 3, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Onder meer voor de Azoren en Madeira zijn bij Verordening (EG) nr. 14/2004 van de Commissie van 30 december 2003 tot vaststelling van de voorzieningsbalansen en van de communautaire steun voor de voorziening van bepaalde essentiële producten voor menselijke consumptie, voor verwerking of voor verbruik als productiemiddel in de landbouw en voor de levering van levende dieren en eieren aan de ultraperifere regio’s overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 1453/2001 van de Raad (2) een geraamde voorzieningsbalans en de communautaire steun vastgesteld voor de producten die onder de specifieke voorzieningsregeling vallen.

(2)

Blijkens de uitvoering tot dusver van de op de jaarbalans gebaseerde maatregelen voor de voorziening van Madeira met bevroren rundvlees is de vraag naar dit product groter dan was verwacht, zodat de in de voorzieningsbalans vastgestelde hoeveelheid van dit product kleiner is dan de behoeften.

(3)

De bovenbedoelde hoeveelheid dient derhalve te worden aangepast aan de werkelijke behoeften van het betrokken ultraperifere gebied.

(4)

Verordening (EG) nr. 14/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 14/2004, bijlage III, wordt deel 7 vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 26. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004 (PB L 305 van 1.10.2004, blz. 1).

(2)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1796/2004 (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 23).


BIJLAGE

„DEEL 7

Sector rundvlees

Geraamde voorzieningsbalans en communautaire steun voor de voorziening met producten uit de Gemeenschap per kalenderjaar

MADEIRA

Omschrijving

Code (1)

Hoeveelheid

(t)

Steun

(EUR/t)

I

II

III

Vlees:

vlees van runderen, vers of gekoeld

0201

0201 10 00 9110 (1)

0201 10 00 9120

0201 10 00 9130 (1)

0201 10 00 9140

0201 20 20 9110 (1)

0201 20 20 9120

0201 20 30 9110 (1)

0201 20 30 9120

0201 20 50 9110 (1)

0201 20 50 9120

0201 20 50 9130 (1)

0201 20 50 9140

0201 20 90 9700

4 800

153

171

 (2)

0201 30 00 9100 (2) (6)

0201 30 00 9120 (2) (6)

0201 30 00 9060 (6)

123

141

 (2)

vlees van runderen, bevroren

0202

0202 10 00 9100

0202 10 00 9900

0202 20 10 9000

0202 20 30 9000

0202 20 50 9100

0202 20 50 9900

0202 20 90 9100

1 400

119

137

 (2)

0202 30 90 9200 (6)

95

113

 (2)


(1)  De betekenis van de productcodes en de voetnoten zijn die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1) zoals gewijzigd.

(2)  Het bedrag is gelijk aan de op grond van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 toegekende restitutie voor producten van dezelfde GN-code. In geval van differentiatie van de op grond van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 toegekende restitutie is het steunbedrag gelijk aan het restitutiebedrag dat bij de indiening van de steunaanvraag geldt voor producten van dezelfde code van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties met bestemming B03.”


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/30


VERORDENING (EG) Nr. 1998/2004 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (2), en met name op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt op gezette tijden een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald, rekening houdende met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. Deze historische verhouding is vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (3). Als de wereldmarktprijs niet op die wijze kan worden bepaald, wordt hij bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald voor een product met bepaalde kenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de gunstigste, voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen. Om deze prijs te bepalen, wordt het gemiddelde berekend van de aanbiedingen en noteringen op één of meer Europese beurzen voor in een haven van Noord-Europa cif-geleverde producten uit de verschillende, voor de internationale handel als meest representatief beschouwde productielanden. Evenwel is bepaald dat deze criteria voor het bepalen van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen worden aangepast, om rekening te houden met de verschillen op grond van de kwaliteit van het geleverde product en de aard van de aanbiedingen en noteringen. In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr 1591/2001 is bepaald welke aanpassingen kunnen plaatsvinden.

(3)

Op grond van bovenbedoelde criteria moet de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen op het hieronder aangegeven niveau worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt vastgesteld op 16,930 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.

(3)  PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 november 2004

houdende benoeming van twee Tsjechische leden en drie Tsjechische plaatsvervangers van het Comité van de Regio's

(2004/779/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Tsjechische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het besluit van de Raad van 22 januari 2002 (1) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's,

(2)

In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van lid vrijgekomen door het aftreden van de heer Jan BŘEZINA, waarvan de Raad op 22 juli 2004 in kennis is gesteld, en van de heer Oldřich VLASÁK, waarvan de Raad op 30 augustus 2004 in kennis is gesteld. In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het aftreden van de heer Petr DUCHOŇ, waarvan de Raad op 30 augustus 2004 in kennis is gesteld. In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door de voordracht van de heren František SLAVÍK en Tomáš ÚLEHLA als lid,

BESLUIT:

Enig artikel

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd:

a)

als lid:

1)

de heer František SLAVÍK,

President of the Regional Council of Zlínský kraj

ter vervanging van de heer Jan BŘEZINA

2)

de heer Tomáš ÚLEHLA,

Mayor of the City of Zlín, Zlínský kraj

ter vervanging van de heer Oldřich VLASÁK;

b)

als plaatsvervanger:

1)

mevrouw Ivana ČERVINKOVÁ,

Mayor of the Municipality of Kostelec nad Orlicí, Královehradecký kraj

ter vervanging van de heer Petr DUCHOŇ,

2)

de heer Ivan KOSATÍK,

2nd Deputy of the President of the Regional Council of Olomoucký kraj

ter vervanging van de heer František SLAVÍK,

3)

de heer Petr OSVALD,

Member of the local authority of the City of Plzeň, Plzeňský kraj

ter vervanging van de heer Tomáš ÚLEHLA,

voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 15 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitster

M. VAN DER HOEVEN


(1)  PB L 24 van 26.1.2002, blz. 38.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 november 2004

betreffende de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen

(2004/780/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 213, lid 1, alsmede artikel 214, lid 2, derde alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 126, lid 1, alsmede artikel 127, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er dient een nieuwe Commissie, bestaande uit één onderdaan van iedere lidstaat, te worden benoemd voor de periode vanaf de datum van haar benoeming tot en met 31 oktober 2009.

(2)

De Raad, in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, heeft op 29 juni 2004 de heer José Manuel DURÃO BARROSO voorgedragen als de persoon die hij voornemens is te benoemen tot voorzitter van de Commissie (1).

(3)

Het Europees Parlement heeft bij resolutie van 22 juli 2004 deze voordracht goedgekeurd.

(4)

Bij Besluit 2004/753/EG, Euratom (2), waarbij Besluit 2004/642/EG, Euratom (3) is ingetrokken en vervangen, heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de voorgedragen voorzitter van de Commissie, de lijst vastgesteld van de overige personen die hij voornemens is te benoemen tot lid van de Commissie.

(5)

Het Europees Parlement heeft op 18 november 2004 zijn goedkeuring gehecht aan het aldus gevormde college, zijnde de voorzitter en de overige leden van de Commissie.

(6)

Derhalve moeten de voorzitter en de overige leden van de Commissie worden benoemd.

(7)

Bij de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa loopt de ambtstermijn af van het lid van de Commissie dat dezelfde nationaliteit heeft als de toekomstige minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, die vice-voorzitter van de Commissie wordt,

BESLUIT:

Artikel 1

De volgende personen worden voor de periode van 22 november 2004 tot en met 31 oktober 2009 benoemd tot lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

voorzitter:

de heer José Manuel DURÃO BARROSO

lid:

de heer Joaquín ALMUNIA AMANN

de heer Jacques BARROT

de heer Joe BORG

de heer Stavros DIMAS

mevrouw Benita FERRERO-WALDNER

de heer Ján FIGEĽ

mevrouw Mariann FISCHER BOEL

de heer Franco FRATTINI

mevrouw Dalia GRYBAUSKAITĖ

mevrouw Danuta HÜBNER

de heer Siim KALLAS

de heer László KOVÁCS

mevrouw Neelie KROES

de heer Markos KYPRIANOU

de heer Peter MANDELSON

de heer Charlie McCREEVY

de heer Louis MICHEL

de heer Andris PIEBALGS

de heer Janez POTOČNIK

mevrouw Viviane REDING

de heer Olli REHN

de heer Vladimír ŠPIDLA

de heer Günther VERHEUGEN

mevrouw Margot WALLSTRÖM.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op 22 november 2004.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

J. P. H. DONNER


(1)  PB L 236 van 7.7.2004, blz. 15.

(2)  PB L 333 van 9.11.2004, blz. 12.

(3)  PB L 294 van 17.9.2004, blz. 30.


Commissie

20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/35


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2004

tot wijziging van Beschikking 1999/815/EG betreffende maatregelen houdende verbod op het op de markt brengen van speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat bepaalde ftalaten bevat

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4403)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/781/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 december 1999 heeft de Commissie op grond van artikel 9 van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad (2) Beschikking 1999/815/EG (3) goedgekeurd, waarbij de lidstaten worden verplicht het op de markt brengen van speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat een of meer van de stoffen diisononylftalaat (DINP), diethylhexylftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP), diisodecylftalaat (DIDP), di-n-octylftalaat (DNOP) en butylbenzylftalaat (BBP) bevat, te verbieden.

(2)

De geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG was tot drie maanden beperkt, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/59/EEG. Dientengevolge had de geldigheidsduur van de beschikking op 8 maart 2000 moeten aflopen.

(3)

Bij de vaststelling van Beschikking 1999/815/EG was evenwel voorzien dat de geldigheidsduur ervan zo nodig verlengd kon worden. De geldigheidsduur van de bij Beschikking 1999/815/EG vastgestelde maatregelen werd bij verscheidene beschikkingen met telkens drie of zes maanden en de laatste keer met drie maanden verlengd en zal daarom nu op 20 november 2004 aflopen.

(4)

Er hebben zich een aantal relevante ontwikkelingen voorgedaan betreffende de validatie van testmethoden voor ftalaatmigratie, de risico-evaluatie van vervangende stoffen en de risico-evaluatie van ftalaten uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico’s van bestaande stoffen (4).

(5)

In afwachting van de goedkeuring door het Parlement en de Raad van permanente maatregelen en de inwerkingtreding van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen in de lidstaten, en om de doelstellingen van Beschikking 1999/815/EG en haar verlengingen te waarborgen, dient het verbod op het op de markt brengen van de producten in kwestie te worden gehandhaafd.

(6)

Sommige lidstaten hebben Beschikking 1999/815/EG uitgevoerd door middel van maatregelen die van kracht zijn tot 20 november 2004. Daarom is het noodzakelijk te waarborgen dat de geldigheidsduur van deze maatregelen wordt verlengd.

(7)

Het is daarom noodzakelijk de geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG te verlengen teneinde te waarborgen dat alle lidstaten het in die beschikking bedoelde verbod handhaven.

(8)

Artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG, waardoor Richtlijn 92/59/EEG per 15 januari 2004 is ingetrokken en vervangen, bepaalt dat beschikkingen van de Commissie waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om de aan sommige producten verbonden ernstige risico’s te voorkomen, ten hoogste één jaar geldig zijn en dat die geldigheidsduur telkens met ten hoogste één jaar kan worden verlengd. De geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG dient met tien maanden te worden verlengd om voldoende tijd in te ruimen voor de vaststelling en tenuitvoerlegging van de in overweging 5 bedoelde permanente maatregelen.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 5 van Beschikking 1999/815/EG worden de woorden „20 november 2004” vervangen door „20 september 2005”.

Artikel 2

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maken deze maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 november 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(3)  PB L 315 van 9.12.1999, blz. 46. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/624/EG (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 34).

(4)  PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/37


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2004

tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende siliciumcarbide uit onder meer Oekraïne

(2004/782/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), met name op de artikelen 8 en 21 en artikel 22, lid c,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1100/2000 (2) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld op siliciumcarbide uit onder meer Oekraïne.

(2)

In maart 2004 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) de opening aangekondigd van een onderzoek voor de eventuele tussentijdse herziening van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit Oekraïne; bij dit onderzoek zou worden nagegaan of deze maatregelen gewijzigd moesten worden om rekening te houden met bepaalde gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten („de uitbreiding”).

(3)

De Raad concludeerde dat het in het belang van de Gemeenschap was om deze maatregelen tijdelijk aan te passen om te voorkomen dat de positie van importeurs en verwerkende bedrijven in de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie onmiddellijk na de uitbreiding plotseling zeer ongunstig zou worden. Er werd geoordeeld dat dit doel het best bereikt kon worden door aanvaarding van een door een medewerkend bedrijf aangeboden verbintenis die een kwantitatief plafond inhield.

(4)

Bijgevolg heeft de Commissie bij Besluit 2004/498/EG (4), als bijzondere maatregel, een verbintenis op korte termijn aanvaard van een producent/exporteur in Oekraïne, de Open Joint Stock Company Zaporozhsky Abrasivny Combinat.

(5)

Om vrijstelling van de antidumpingrechten door aanvaarding van een verbintenis mogelijk te maken, werd Verordening (EG) nr. 1100/2000 bij Verordening (EG) nr. 991/2004 gewijzigd.

(6)

Volgens Besluit 2004/498/EG was de aanvaarding van de verbintenis beperkt tot een beginperiode van zes maanden („de beginperiode”), zou de verbintenis geen afbreuk doen aan de normale looptijd van de antidumpingmaatregelen en zou zij na deze periode vervallen, tenzij de Commissie het raadzaam zou achten de toepassingsduur te verlengen.

(7)

De Commissie is bijgevolg nagegaan of belanghebbenden in de tien nieuwe Lidstaten nog steeds te maken hebben met de uitzonderlijk ongunstige omstandigheden die tot de aanvaarding van de verbintenis hebben geleid. Als onderdeel van de algemene beoordeling werd ook nagegaan of de betrokken onderneming de verbintenis is nagekomen.

B.   EVALUATIE

1.   Inhoud van de verbintenis

(8)

De thans geldende verbintenis verplicht de betrokken onderneming er onder meer toe haar traditionele exportpatroon naar de tien nieuwe Lidstaten te handhaven met inachtneming van een kwantitatief plafond dat werd vastgesteld aan de hand van de vroegere, traditionele uitvoer naar de tien nieuwe Lidstaten.

(9)

De onderneming heeft zich er ook toe verbonden de Commissie regelmatig nauwkeurige gegevens te verstrekken over haar uitvoer naar de tien nieuwe Lidstaten (of wederverkoop door gelieerde bedrijven in de Gemeenschap) in de vorm van een maandelijks verslag en controlebezoeken van de Commissie te aanvaarden. Ook de traditionele afnemers van de onderneming in de tien nieuwe Lidstaten hebben schriftelijk ingestemd met een controle door de Commissie in hun bedrijven om de Commissie in staat te stellen de doeltreffendheid van de verbintenis te controleren.

2.   Naleving van de verbintenis

(10)

Bij controles bij de producent/exporteur en bij sommige van zijn traditionele afnemers in de tien nieuwe Lidstaten bleek dat de betrokken onderneming het in de verbintenis vastgelegde kwantitatieve plafond niet had overschreden. Ook had de onderneming haar traditionele exportpatroon naar de EU10 in grote lijnen gehandhaafd. Volgens de beschikbare gegevens waren er bovendien bij invoer in de Gemeenschap van siliciumcarbide uit Oekraïne, waarvoor in het kader van de verbintenis vrijstelling van antidumpingrechten was verleend, geen zichtbare „verschuivingen” opgetreden van de tien nieuwe Lidstaten naar de EU15.

3.   Verlenging van de verbintenis

(11)

Uit de analyse van de maandelijkse verslagen die de betrokken onderneming de Commissie heeft toegezonden en vergelijking met officiële statistische gegevens bleek dat er nog steeds een duidelijk verschil is tussen de prijzen van siliciumcarbide in de tien nieuwe Lidstaten en de EU15. Bovendien bleek de omvang van de invoer uit Oekraïne in de tien nieuwe Lidstaten sedert de uitbreiding te zijn gedaald. Deze invoer was echter, zoals vermeld in overweging 30 van Verordening (EG) nr. 991/2004, vóór de uitbreiding, in 2003 en de eerste maanden van 2004, abnormaal gestegen. Er werd geoordeeld dat dit mede de oorzaak kon zijn geweest van de daling van de invoer vanuit Oekraïne in de tien nieuwe Lidstaten na de uitbreiding.

C.   CONCLUSIE

1.   Aanvaarding van de verlenging

(12)

Aangezien de uitzonderlijke ongunstige omstandigheden die vóór de uitbreiding bestonden en die de verbintenis noodzakelijk maakten nog steeds voortduren en de onderneming de voorwaarden van de verbintenis in de beginperiode in acht heeft genomen, wordt geoordeeld dat het gerechtvaardigd is de verbintenis te aanvaarden die de betrokken onderneming voor een nieuwe termijn heeft aangeboden.

(13)

Indien de duur van deze nieuwe termijn meer dan zes maanden bedraagt, kan de verbintenis echter niet meer worden beschouwd als een verbintenis voor een overgangsperiode; derhalve geldt de aanvaarding slechts van 21 november 2004 tot en met 20 mei 2005 („de slotperiode”).

(14)

Het kwantitatieve plafond voor de slotperiode werd op dezelfde wijze berekend als dat voor de beginperiode.

(15)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 991/2004 heeft de producent/exporteur zich ertoe verbonden invoerplafonds in acht nemen en, om de Commissie in staat te stellen de verbintenis te controleren, ermee ingestemd haar traditionele exportpatroon naar afzonderlijke afnemers in de tien nieuwe Lidstaten in grote lijnen te handhaven. Deze onderneming is ervan op de hoogte dat wanneer haar exportpatroon opvallende wijzigingen vertoont of wanneer naleving van de verbintenis op de een of andere wijze niet of moeilijk kan worden gecontroleerd, de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis kan intrekken en deze door definitieve antidumpingrechten vervangen. De Commissie mag ook het invoerplafond aanpassen of andere maatregelen nemen om de situatie te herstellen.

(16)

Ook kan de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis intrekken indien deze wordt geschonden en deze door een definitief antidumpingrecht vervangen.

(17)

De onderneming dient de Commissie ook regelmatig nauwkeurige gegevens te verstrekken over haar uitvoer naar de Gemeenschap zodat de Commissie de naleving van de verbintenis kan controleren.

(18)

Om de Commissie in staat te stellen de naleving van de verbintenis te controleren wordt vrijstelling van het recht — wanneer een aangifte voor het vrije verkeer in het kader van de verbintenis bij de douane wordt ingediend — uitsluitend verleend op overlegging van een factuur die ten minste de gegevens bevat die zijn vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 991/2004. Deze gegevens moeten ook worden verstrekt om de douane in staat te stellen erop toe te zien dat de aangebrachte goederen met de handelsdocumenten overeenstemmen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd of niet overeenstemt met de goederen die bij de douane worden aangebracht, moet het toepasselijke antidumpingrecht worden betaald.

2.   Mededeling aan belanghebbenden

(19)

Alle belanghebbenden die zich hadden aangemeld, werd medegedeeld, dat de Commissie voornemens was de verbintenis te aanvaarden. De EG-producenten uitten hun bezorgdheid over het feit dat siliciumcarbide uit Oekraïne misschien toch de EU15 was binnengekomen; bij een controlebezoek van de Commissie was evenwel gebleken dat bedoeld siliciumcarbide niet van Oekraïense oorsprong was. De EG-producenten waren niettemin van oordeel dat geen verbintenis mocht worden aanvaard.

(20)

Er is nota genomen van het standpunt van de EG-producenten over de aanvaarding van de verbintenis, maar er dient ook rekening te worden gehouden met de omstandigheden en behoeften van importeurs en verwerkende bedrijven in de tien nieuwe Lidstaten. Bij afweging van de verschillende belangen weegt de noodzaak van een ononderbroken levering aan afnemers in de tien nieuwe Lidstaten zwaarder dan de bezorgdheid van de EG-producenten.

(21)

Er werd geen andere opmerkingen ontvangen op grond waarvan de Commissie haar standpunt moest wijzigen.

BESLUIT:

Artikel 1

De verbintenis die werd aangeboden door de hieronder vermelde producent/exporteur in het kader van de antidumpingprocedure betreffende siliciumcarbide uit Oekraïne wordt aanvaard:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-Code

Oekraïne

Vervaardigd en uitgevoerd door de Open Joint Stock Company „Zaporozhsky Abrasivny Combinat”, Zaporozhye, Oekraïne, naar de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap die als importeur optreedt

A523

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en blijft van kracht tot en met 20 mei 2005.

Gedaan te Brussel, 19 november 2004.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 125 van 26.5.2000, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 991/2004 (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 18).

(3)  PB C 70 van 20.3.2004, blz. 15.

(4)  PB L 183 van 20.5.2004, blz. 88.


Rectificaties

20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/40


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 746/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot aanpassing van een aantal verordeningen inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, ten gevolge van de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 122 van 26 april 2004 )

Bladzijde 14, artikel 1, lid 2, wordt vervangen door de volgende tekst:

„2.

Deel B.3.1 wordt vervangen door:

„B.3.1   Eentalige aanduidingen:

ES

:

AGRICULTURA ECOLÓGICA

CS

:

EKOLOGICKÉ ZEMĚDĚLSTVÍ

DA

:

ØKOLOGISK JORDBRUG

DE

:

BIOLOGISCHE LANDWIRTSCHAFT, ÖKOLOGISCHER LANDBAU

ET

:

MAHEPÕLLUMAJANDUS, ÖKOLOOGILINE PÕLLUMAJANDUS

EL

:

ΒΙΟΛΟΓΙΚΗ ΓΕΩΡΓΙΑ

EN

:

ORGANIC FARMING

FR

:

AGRICULTURE BIOLOGIQUE

IT

:

AGRICOLTURA BIOLOGICA

LV

:

BIOLOĞISKĀ LAUKSAIMNIECĪBA

LT

:

EKOLOGINIS ŽEMĖS ŪKIS

HU

:

ÖKOLÓGIAI GAZDÁLKODÁS

MT

:

AGRIKULTURA ORGANIKA

NL

:

BIOLOGISCHE LANDBOUW

PL

:

ROLNICTWO EKOLOGICZNE

PT

:

AGRICULTURA BIOLÓGICA

SK

:

EKOLOGICKÉ POĽNOHOSPODÁRSTVO

SL

:

EKOLOŠKO KMETIJSTVO

FI

:

LUONNONMUKAINEN MAATALOUSTUOTANTO

SV

:

EKOLOGISKT JORDBRUK”. ”.


20.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/s3


1 november 2004 — EUR-Lex: nieuwe versie!

europa.eu.int/eur-lex/lex/

De nieuwe site geeft u eveneens toegang tot Celex, waar u gratis, gemakkelijk en in 20 talen de grootste documentaire database van het EU-recht kan raadplegen.