ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 333

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
9 november 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1930/2004 van de Commissie van 8november 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor debepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1931/2004 van de Commissie van 8november 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1609/88 wat betreftde uiterste datum van de boter die op grond van Verordeningen (EEG) nr. 3143/85en (EG) nr. 2571/97 wordt verkocht

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1932/2004 van de Commissie van 8november 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2771/1999 houdendeuitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzienvan de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room

4

 

 

Verordening (EG) nr. 1933/2004 van de Commissie van 8november 2004 tot vaststelling van de communautaire producenten- eninvoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregelingvoor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël,Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

5

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/752/EG, Euratom:
Besluit van de Raad van 2 november 2004 totinstelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

7

 

*

2004/753/EG, Euratom:
Besluit van de Raad, genomen in onderlinge overeenstemming met de voorgedragenvoorzitter van de Commissie, van 5 november 2004 houdendevaststelling van de lijst van de personen die hij voornemens is tot lid vande Commissie van de Europese Gemeenschappen te benoemen, en houdende intrekkingen vervanging van Besluit 2004/642/EG, Euratom

12

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/1


VERORDENING (EG) Nr. 1930/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 november 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

60,2

204

74,9

999

67,6

0707 00 05

052

88,5

999

88,5

0709 90 70

052

67,2

204

64,0

999

65,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

68,4

528

27,1

624

92,2

999

62,6

0805 50 10

052

54,0

388

46,6

524

64,5

528

30,6

999

48,9

0806 10 10

052

97,6

400

226,9

508

263,7

624

179,5

999

192,0

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

052

90,5

388

122,8

400

98,9

404

80,5

512

82,6

720

49,9

800

205,3

999

104,4

0808 20 50

052

107,2

720

48,0

999

77,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/3


VERORDENING (EG) Nr. 1931/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2004

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1609/88 wat betreft de uiterste datum van de boter die op grond van Verordeningen (EEG) nr. 3143/85 en (EG) nr. 2571/97 wordt verkocht

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2), moet de te koop aangeboden boter vóór een nader te bepalen datum zijn ingeslagen.

(2)

Rekening houdend met de ontwikkeling van de botermarkt en met de beschikbare voorraden moet de datum die is vermeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1609/88 van de Commissie (3), worden gewijzigd ten aanzien van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde boter.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1609/88 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde boter moet vóór 1 januari 2003 zijn ingeslagen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 921/2004 (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 94).

(3)  PB L 143 van 10.6.1988, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1449/2004 (PB L 267 van 14.8.2004, blz. 31).


9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/4


VERORDENING (EG) Nr. 1932/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2771/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie (2) is bepaald dat de te koop aangeboden interventieboter moet zijn ingeslagen vóór 1 juni 2002.

(2)

Gezien de situatie op de botermarkt en de omvang van de interventievoorraden boter, is het dienstig de vóór 1 januari 2003 ingeslagen boter beschikbaar te stellen voor verkoop.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt de datum „1 juni 2002” vervangen door de datum „1 januari 2003”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1448/2004 (PB L 267 van 14.8.2004, blz. 30).


9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/5


VERORDENING (EG) Nr. 1933/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2004

tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 1 ter van Verordening (EEG) nr. 700/88 bedoelde communautaire producenten- en invoerprijzen voor eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers, grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen, voor een periode van twee weken, zijn vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 november 2004.

Zij is van toepassing van 10 tot en met 23 november 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

(2)  PB L 72 van 18.3.1988, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2062/97 (PB L 289 van 22.10.1997, blz. 1).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 november 2004 tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

(EUR/100 stuks)

Periode: 10 tot en met 23 november 2004

Communautaire producentenprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

 

18,01

12,90

32,90

13,48


Communautaire invoerprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

Israël

Marokko

Cyprus

Jordanië

Westelijke Jordaanoever en Gazastrook


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 november 2004

tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

(2004/752/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 225 A en 245,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 140 B en 160,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Hof van Justitie van 12 februari 2004,

Gezien het advies van het Europees Parlement van 30 maart 2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag machtigen de Raad om rechterlijke kamers in te stellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen, de regels voor de samenstelling van dergelijke rechterlijke kamers vast te stellen en de reikwijdte van de hen verleende bevoegdheden te bepalen.

(2)

De oprichting van een specifieke rechterlijke instantie voor geschillen inzake ambtenarenrecht, waaraan de bevoegdheid wordt verleend om in eerste aanleg uitspraak te doen over deze geschillen, een bevoegdheid die momenteel door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt uitgeoefend, zal bijdragen tot een betere werking van het communautaire rechterlijke stelsel. Zij vormt een antwoord op het verzoek hiertoe dat werd geformuleerd in verklaring 16 bij artikel 225 A van het EG-Verdrag, die bij de ondertekening van het Verdrag van Nice is aangenomen.

(3)

Aan het Gerecht van eerste aanleg dient derhalve een rechterlijke kamer te worden toegevoegd, die uit institutioneel en organisatorisch oogpunt een integrerend deel zal vormen van de instelling Hof van Justitie en waarvan de leden een status zullen hebben die gelijkgesteld is met die van de leden van het Gerecht van eerste aanleg.

(4)

Aan dit nieuwe Gerecht dient een naam te worden gegeven die het onderscheidt van zijn rechtsprekende kamers en van de rechtsprekende kamers van het Gerecht van eerste aanleg.

(5)

Met het oog op de begrijpelijkheid van het rechterlijke stelsel in zijn geheel dienen de bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de rechterlijke kamer als bijlage aan het statuut van het Hof van Justitie te worden gehecht.

(6)

Het aantal rechters van de rechterlijke kamer moet aangepast zijn aan het aantal door haar te behandelen geschillen. Teneinde de besluitvorming door de Raad inzake de benoeming van de rechters te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in de instelling door de Raad van een onafhankelijk adviescomité dat tot taak heeft na te gaan of de ingediende kandidaturen aan de vereiste voorwaarden voldoen.

(7)

De rechterlijke kamer dient uitspraak te doen volgens een procedure die is aangepast aan de bijzondere kenmerken van de geschillen waarvan zij kennis neemt. Zij dient in elke fase van de procedure de mogelijkheden van een minnelijke regeling van het geschil te onderzoeken.

(8)

Overeenkomstig artikel 225 A, derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, derde alinea, van het EGA-Verdrag kan tegen de beslissingen van de rechterlijke kamer bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de voorzieningen die momenteel bij het Hof van Justitie tegen de beslissingen van het Gerecht worden ingesteld. De relevante bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie worden in de aan dit statuut gehechte bijlage betreffende de rechterlijke kamer overgenomen om verwijzingen te vermijden, die de duidelijkheid van de regeling in haar geheel zouden verminderen.

(9)

In dit besluit dient tevens te worden voorzien in de nodige overgangsbepalingen, zodat de rechterlijke kamer haar functies kan uitoefenen zodra zij is opgericht,

BESLUIT:

Artikel 1

Aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt een rechterlijke kamer toegevoegd die uitspraak doet over geschillen inzake het ambtenarenrecht van de Europese Unie, („Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie”). Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie heeft zijn zetel bij het Gerecht van eerste aanleg.

Artikel 2

Het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt als volgt gewijzigd:

1)

de volgende titel wordt ingevoegd:

„TITEL IV bis

RECHTERLIJKE KAMERS

Artikel 62 bis

De bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de krachtens artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag ingestelde rechterlijke kamers zijn in de aan dit statuut gehechte bijlagen opgenomen.”;

2)

bijlage I, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegevoegd.

Artikel 3

1.   De president van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie wordt voor de eerste keer aangewezen voor drie jaren op dezelfde wijze als de rechters, tenzij de Raad beslist dat de procedure van artikel 4, lid 1, van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, van toepassing is.

2.   Onmiddellijk nadat alle rechters van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie de eed hebben afgelegd, gaat de voorzitter van de Raad over tot aanwijzing, bij loting, van drie rechters van dit Gerecht die, in afwijking van artikel 2, tweede alinea, eerste zin, van bijlage I bij het statuut van het Hof, aan het einde van de drie eerste jaren van de ambtstermijn moeten worden vervangen.

3.   De zaken bedoeld in artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn en waarvan de schriftelijke procedure zoals beschreven in artikel 52 van het reglement voor de procesvoering van dit Gerecht nog niet is beëindigd, worden verwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie.

4.   Tot de inwerkingtreding van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie is het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen inzake de alleensprekend rechter.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof treedt in werking op de dag van de bekendmaking, in het Publicatieblad van de Europese Unie, van de vaststelling door de president van het Hof van Justitie dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie regelmatig is samengesteld.

Gedaan te Brussel, 2 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


BIJLAGE

„BIJLAGE I

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 1

Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (hierna het „Gerecht voor ambtenarenzaken” genoemd) oefent in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 236 van het EG-Verdrag en artikel 152 van het EGA-Verdrag, uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie bevoegd is verklaard.

Artikel 2

Het Gerecht voor ambtenarenzaken bestaat uit zeven rechters. Indien het Hof van Justitie hierom verzoekt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen het aantal rechters verhogen.

De rechters worden benoemd voor een periode van zes jaar. De aftredende rechters zijn herbenoembaar.

In elke vacante zetel wordt voorzien door benoeming van een nieuwe rechter voor een periode van zes jaar.

Artikel 3

1.   De rechters worden benoemd door de Raad, die na raadpleging van het in onderhavig artikel bedoelde comité een besluit neemt overeenkomstig artikel 225 A, vierde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, vierde alinea, van het EGA-Verdrag. Bij de benoeming van rechters ziet de Raad toe op een evenwichtige samenstelling van het Gerecht op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding onder de onderdanen van de lidstaten en met betrekking tot de vertegenwoordigde nationale rechtsstelsels.

2.   Iedere persoon die burger van de Unie is en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 225 A, vierde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, vierde alinea, van het EGA-Verdrag kan zich kandidaat stellen. De Raad stelt, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van het Hof, de voorwaarden en de nadere regels voor de indiening en de behandeling van kandidaturen vast.

3.   Er wordt een comité opgericht dat bestaat uit zeven leden, die voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht van eerste aanleg zijn, of personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden. De Raad benoemt de leden van het comité en bepaalt de werkwijze ervan bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de president van het Hof van Justitie.

4.   Het comité geeft advies over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van het ambt van rechter in het Gerecht voor ambtenarenzaken. Het comité voegt bij dit advies een lijst van de kandidaten met de meest passende ervaring op hoog niveau. Het aantal kandidaten op deze lijst dient het dubbele te bedragen van het aantal door de Raad te benoemen rechters.

Artikel 4

1.   De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht voor ambtenarenzaken. Hij is herkiesbaar.

2.   Het Gerecht voor ambtenarenzaken houdt zitting in kamers bestaande uit drie rechters. In sommige, door het reglement voor de procesvoering bepaalde, gevallen kan het in een plenaire zitting, in een kamer van vijf rechters of met een alleensprekend rechter zitting houden.

3.   De president van het Gerecht voor ambtenarenzaken is tevens president van de plenaire zitting en van de kamer van vijf rechters. De presidenten van de kamers van drie rechters worden gekozen overeenkomstig lid 1. Indien de president van het Gerecht voor ambtenarenzaken bij een kamer van drie rechters wordt ingedeeld, zit hij deze kamer voor.

4.   Het reglement voor de procesvoering regelt de bevoegdheid en het quorum van de plenaire zitting alsmede de samenstelling van de kamers en bepaalt van welke zaken de kamers kennis nemen.

Artikel 5

De artikelen 2 tot en met 6, 14, 15, artikel 17, eerste, tweede en vijfde alinea, en artikel 18 van het statuut van het Hof van Justitie zijn van toepassing op het Gerecht voor ambtenarenzaken en op zijn leden.

De eed, bedoeld in artikel 2 van het statuut, wordt afgelegd voor het Hof van Justitie en de beslissingen bedoeld in de artikelen 3, 4 en 6 worden genomen door het Hof van Justitie, het Gerecht voor ambtenarenzaken gehoord.

Artikel 6

1.   Het Gerecht voor ambtenarenzaken maakt gebruik van de diensten van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg. De president van het Hof of, in voorkomend geval, de president van het Gerecht van eerste aanleg bepaalt in onderlinge overeenstemming met de president van het Gerecht voor ambtenarenzaken de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden bij het Hof of het Gerecht van eerste aanleg in het belang van de dienst hun diensten aan het Gerecht voor ambtenarenzaken verlenen. Sommige ambtenaren of andere personeelsleden vallen onder de bevoegdheid van de griffier van het Gerecht voor ambtenarenzaken onder het gezag van de president van het Gerecht van eerste aanleg.

2.   Het Gerecht voor ambtenarenzaken benoemt de griffier en bepaalt diens positie. Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 van het statuut van het Hof zijn van toepassing op de griffier van dit Gerecht.

Artikel 7

1.   De procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken wordt geregeld in titel III van het statuut van het Hof van Justitie, met uitzondering van de artikelen 22 en 23. Zij wordt, voorzover nodig, gepreciseerd en aangevuld door het reglement voor de procesvoering van dit Gerecht.

2.   De bepalingen inzake de talenregeling van het Gerecht van eerste aanleg zijn eveneens van toepassing op het Gerecht voor ambtenarenzaken.

3.   Het schriftelijke gedeelte van de procedure omvat de indiening van het verzoekschrift en van het verweerschrift, tenzij het Gerecht voor ambtenarenzaken beslist dat een tweede schriftelijke memoriewisseling nodig is. Na de tweede memoriewisseling kan het Gerecht voor ambtenarenzaken, met de instemming van de partijen besluiten zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

4.   Het Gerecht voor ambtenarenzaken kan in alle fasen van de procedure, en dit vanaf de indiening van het verzoekschrift, de mogelijkheden voor een minnelijke regeling van het geschil onderzoeken en voor de vergemakkelijking van een dergelijke regeling zorgen.

5.   Het Gerecht voor ambtenarenzaken doet uitspraak ten aanzien van de proceskosten. Behoudens de bijzondere bepalingen in het reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover zulks gevorderd is.

Artikel 8

1.   Wanneer een tot het Gerecht voor ambtenarenzaken gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Hof of van het Gerecht van eerste aanleg, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Gerecht voor ambtenarenzaken. Evenzo, wanneer een tot het Hof of tot het Gerecht van eerste aanleg gericht verzoekschrift of ander processtuk bij vergissing wordt neergelegd bij de griffier van het Gerecht voor ambtenarenzaken, wordt het door deze onverwijld doorgezonden naar de griffier van het Hof of van het Gerecht van eerste aanleg.

2.   Wanneer het Gerecht voor ambtenarenzaken vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien waarvan het Hof of het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is, verwijst het de zaak naar het Hof of het Gerecht van eerste aanleg. Evenzo, wanneer het Hof of het Gerecht van eerste aanleg vaststelt dat een beroep tot de bevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken behoort, verwijst de rechterlijke instantie bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, de zaak naar dit Gerecht, dat zich dan niet onbevoegd kan verklaren.

3.   Wanneer bij het Gerecht voor ambtenarenzaken en het Gerecht van eerste aanleg zaken aanhangig worden gemaakt die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het Gerecht voor ambtenarenzaken, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Gerecht van eerste aanleg het arrest heeft gewezen.

Wanneer bij het Gerecht voor ambtenarenzaken en het Gerecht van eerste aanleg zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben, verklaart het Gerecht voor ambtenarenzaken zich onbevoegd zodat het Gerecht van eerste aanleg zich over deze zaken kan uitspreken.

Artikel 9

Uiterlijk binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing kan bij het Gerecht van eerste aanleg een verzoek om hogere voorziening worden ingediend tegen eindbeslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken, alsmede tegen beslissingen die het geding ten gronde slechts gedeeltelijk beslechten of die een einde maken aan een procesincident ter zake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid.

Hogere voorziening staat open voor iedere partij die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. Voor andere tussenkomende partijen dan lidstaten en instellingen van de Gemeenschappen staat hogere voorziening evenwel slechts open wanneer de beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken hun situatie rechtstreeks aantast.

Artikel 10

1.   Hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg staat open tegen beslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken waarbij een verzoek tot tussenkomst wordt afgewezen. Het verzoek om hogere voorziening moet door degene wiens verzoek is afgewezen worden ingediend binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de afwijzende beslissing.

2.   Tegen elke beslissing die door het Gerecht voor ambtenarenzaken krachtens artikel 242, artikel 243 of artikel 256, vierde alinea, van het EG-Verdrag dan wel krachtens artikel 157, artikel 158 of artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag wordt genomen, staat voor de partijen in het geding hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg open gedurende twee maanden vanaf de betekening ervan.

3.   De president van het Gerecht van eerste aanleg kan in een summiere procedure, voorzover nodig afwijkend van sommige regels van deze bijlage, welke wordt vastgesteld bij het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, uitspraak doen over de in de leden 1 en 2 bedoelde hogere voorzieningen.

Artikel 11

1.   Het verzoek aan het Gerecht van eerste aanleg om hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen. Het kan gebaseerd zijn op middelen ontleend aan onbevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken, onregelmatigheden in de procedure voor dit Gerecht waardoor aan de belangen van de betrokken partij afbreuk is gedaan, dan wel schending van het Gemeenschapsrecht door het Gerecht voor ambtenarenzaken.

2.   Het verzoek om hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de veroordeling in of het bedrag van de proceskosten.

Artikel 12

1.   Onverminderd de artikelen 242 en 243 van het EG-Verdrag en de artikelen 157 en 158 van het EGA-Verdrag, heeft het verzoek om hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg geen opschortende werking.

2.   In geval van hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken omvat de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Onder de in het reglement voor de procesvoering bepaalde voorwaarden kan het Gerecht van eerste aanleg, de partijen gehoord, zonder mondelinge behandeling beslissen.

Artikel 13

1.   In geval van gegrondheid van het verzoek om hogere voorziening vernietigt het Gerecht van eerste aanleg de beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken en doet het de zaak zelf af. Het verwijst de zaak uitzonderlijk voor afdoening naar het Gerecht voor ambtenarenzaken wanneer deze niet in staat van wijzen is.

2.   Indien de zaak wordt verwezen, is het Gerecht voor ambtenarenzaken gebonden aan de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg over de rechtsvragen.”


9.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/12


BESLUIT VAN DE RAAD,

genomen in onderlinge overeenstemming met de voorgedragen voorzitter van de Commissie,

van 5 november 2004

houdende vaststelling van de lijst van de personen die hij voornemens is tot lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen te benoemen, en houdende intrekking en vervanging van Besluit 2004/642/EG, Euratom

(2004/753/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 213, lid 1, alsmede artikel 214, lid 2, tweede alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name artikel 126, lid 1, alsmede artikel 127, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er dient een nieuwe Commissie, bestaande uit één onderdaan van iedere lidstaat, te worden benoemd voor de periode vanaf de datum van haar benoeming tot en met 31 oktober 2009.

(2)

De Raad, in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, heeft op 29 juni 2004 de heer José Manuel DURÃO BARROSO voorgedragen als de persoon die hij voornemens is te benoemen tot voorzitter van de Commissie (1).

(3)

Het Parlement heeft bij resolutie van 22 juli 2004 deze voordracht goedgekeurd.

(4)

Bij Besluit 2004/642/EG, Euratom (2) heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de voorgedragen voorzitter van de Commissie, de lijst vastgesteld van de overige personen die hij voornemens is te benoemen tot lid van de Commissie.

(5)

In onderlinge overeenstemming met de voorgedragen voorzitter van de Commissie, dient Besluit 2004/642/EG, Euratom te worden ingetrokken voordat de daarin opgenomen lijst ter goedkeuring aan een stemming van het Europees Parlement wordt onderworpen, en te worden vervangen door het huidige besluit.

(6)

Bij de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa loopt de ambtstermijn af van het lid van de Commissie dat dezelfde nationaliteit heeft als de toekomstige minister van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, die vice-voorzitter van de Commissie wordt,

BESLUIT:

Artikel 1

De volgende personen zijn door de Raad, in onderlinge overeenstemming met de voorgedragen voorzitter van de Commissie, de heer José Manuel DURÃO BARROSO, voorgedragen als personen die hij voornemens is te benoemen tot lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de periode vanaf de datum van benoeming van de nieuwe Commissie tot en met 31 oktober 2009:

 

de heer Joaquín ALMUNIA AMANN

 

de heer Jacques BARROT

 

de heer Joe BORG

 

de heer Stavros DIMAS

 

mevrouw Benita FERRERO-WALDNER

 

de heer Ján FIGEĽ

 

mevrouw Mariann FISCHER BOEL

 

de heer Franco FRATTINI

 

mevrouw Dalia GRYBAUSKAITÉ

 

mevrouw Danuta HÜBNER

 

de heer Siim KALLAS

 

de heer László KOVÁCS

 

mevrouw Neelie KROES

 

de heer Markos KYPRIANOU

 

de heer Peter MANDELSON

 

de heer Charlie McCREEVY

 

de heer Louis MICHEL

 

de heer Andris PIEBALGS

 

de heer Janez POTOČNIK

 

mevrouw Viviane REDING

 

de heer Olli REHN

 

de heer Vladimír ŠPIDLA

 

de heer Günther VERHEUGEN

 

mevrouw Margot WALLSTRÖM.

Artikel 2

Besluit 2004/642/EG, Euratom wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 november 2004.

Voor de Raad,

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB L 236 van 7.7.2004, blz. 15.

(2)  PB L 294 van 17.9.2004, blz. 30.