|
ISSN 1725-2598 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
47e jaargang |
|
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
* |
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
|
Commissie |
|
|
|
* |
2004/686/EG:Beschikking van de Commissie van 29 september 2004 houdende principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op eventuele opneming van proquinazid, IKI-220 (flonicamid) en gamma-cyhalothrin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3384) ( 1 ) |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1754/2004 VAN DE RAAD
van 4 oktober 2004
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 176/2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1015/94 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van televisiecamerasystemen van oorsprong uit Japan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd),
Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORAFGAANDE PROCEDURE
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1015/94 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht ingesteld op televisiecamerasystemen uit Japan. Dit definitieve antidumpingrecht werd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening bevestigd bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 (3). |
|
(2) |
Bij artikel 1, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1015/94 en Verordening (EG) nr. 2042/2000 (hierna „de definitieve verordeningen” genoemd) werden de camerasystemen die in bijlage bij die verordeningen (hierna „de bijlage” genoemd) zijn vermeld, uitdrukkelijk van het definitieve antidumpingrecht uitgesloten. Het betreft hier professionele camerasystemen van het hoogste marktsegment die uit technisch oogpunt onder de productomschrijving van artikel 1, lid 2, van de definitieve verordeningen vallen, maar niet als televisiecamerasystemen kunnen worden aangemerkt. |
|
(3) |
Een producent/exporteur, Ikegami Tsushinki Co. Ltd (hierna „Ikegami” genoemd), heeft schriftelijk het verzoek ingediend, door de Commissie op 15 april 1999 ontvangen, bepaalde nieuwe modellen professionele camerasystemen en toebehoren in de bijlage te vermelden teneinde deze van het definitieve antidumpingrecht uit te sluiten. In januari 2000 heeft de Raad dit verzoek ingewilligd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 (4) waarbij Verordening (EG) nr. 1015/94 in die zin werd gewijzigd (hierna „de wijzigingsverordening” genoemd). Krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 176/2000 trad deze wijziging in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, dat wil zeggen op 28 januari 2000. |
B. ONDERHAVIG ONDERZOEK
|
(4) |
De EG-instellingen hebben vernomen dat het dienstig zou zijn de wijzigingsverordening, voorzover zij een wijziging inhoudt van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1015/94, met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren. |
|
(5) |
Voor de professionele camerasystemen vervaardigd door Ikegami die vóór de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening waren ingevoerd, moest namelijk het definitieve antidumpingrecht worden betaald waarop de wijzigingsverordening van toepassing is, hoewel deze modellen daarna, overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen, van het definitieve antidumpingrecht waren uitgesloten. |
|
(6) |
De betrokken producent/exporteur heeft verwezen naar de vroegere praktijk van de EG-instellingen, volgens welke een wijziging van de bijlage doorgaans met terugwerkende kracht van toepassing werd verklaard vanaf de datum van het verzoek om vrijstelling. Deze producent/exporteur voert derhalve aan dat de wijziging van de bijlage overeenkomstig de wijzigingsverordening op grond van de vaste praktijk van de EG-instellingen van toepassing moet worden verklaard vanaf de datum van ontvangst door de Commissie van het desbetreffende verzoek om vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht, dat wil zeggen 15 april 1999. |
|
(7) |
De Commissie heeft onderzocht of het dienstig is de wijzigingsverordening met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren. In de eerste plaats werd overwogen dat alle professionele cameramodellen die in overweging (5) zijn vermeld, inderdaad als professionele camerasystemen zijn aangemerkt. Zij zijn krachtens artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen van het definitieve antidumpingrecht vrijgesteld omdat zij in de bijlage zijn vermeld. |
|
(8) |
Er wordt op gewezen dat professionele camerasystemen die onder artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen vallen, eerst zijn vrijgesteld vanaf de datum waarop deze uitdrukkelijk, door wijziging van de definitieve verordeningen, zijn vermeld in de bijlage. Aangenomen wordt dat de producenten/exporteurs van tevoren, dat wil zeggen vóór de eerste uitvoer naar de Gemeenschap, hun productiecycli kennen en weten of hun nieuwe modellen zijn te beschouwen als camera’s voor professionele doeleinden in de zin van artikel 1, lid 3, onder e), en of zij een verzoek moeten indienen om deze modellen in de bijlage te doen vermelden. |
|
(9) |
Desalniettemin was het niet de bedoeling van de EG-instellingen een definitief antidumpingrecht toe te passen op professionele camerasystemen die van dit recht kunnen worden vrijgesteld op grond van artikel 1, lid 3, onder e). Erkend wordt dat het noodzakelijk kan zijn een verordening waarbij vrijstelling van een antidumpingrecht wordt verleend met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren vanaf de datum waarop het verzoek om vrijstelling werd ontvangen, daar de EG-instellingen vanaf die datum hebben kunnen toezien op de juistheid van de tariefindeling. Dit was het geval voor de professionele camera¬systemen die in de Gemeenschap zijn ingevoerd tussen de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling en de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening. |
|
(10) |
In onderhavig geval is aangetoond dat Ikegami vóór de bekendmaking van de wijzigingsverordening, maar na de indiening van het verzoek om vrijstelling, professionele camerasystemen heeft ingevoerd die vervolgens, krachtens artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen, van het antidumpingrecht zijn vrijgesteld. De wijzigings¬verordening is in werking getreden op de dag volgend op die van haar bekendmaking, dat wil zeggen op 28 januari 2000. Zoals hierboven vermeld was het niet de bedoeling van de EG-instellingen een antidumpingrecht toe te passen op camerasystemen die op verzoek van dit recht konden worden vrijgesteld. De Commissie heeft de betrokken producenten/ exporteurs onmiddellijk na de instelling van de definitieve maatregelen en de publicatie van de eerste bijlage in 1994 laten weten dat zij voornemens was de definitieve antidumpingrechten terug te betalen die voor onder artikel 1, lid 3, onder e), vallende professionele camerasystemen waren betaald tussen de datum van ontvangst van een volledig gedocumenteerd verzoek om vrijstelling en de bekendmaking van de gewijzigde bijlage. Op te merken valt dat de toepassing met terugwerkende kracht van de wijzigingsverordening, voorzover zij een wijziging inhoudt van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1015/94, de huidige situatie in overeenstemming brengt met de vaste praktijk van de EG-instellingen. |
|
(11) |
De EG-producenten en Ikegami werden van het voorgaande in kennis gesteld en konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken over het voornemen van de diensten van de Commissie. Geen enkele betrokkene heeft opmerkingen gemaakt over voorgaande conclusies. |
C. CONCLUSIE
|
(12) |
Gelet op het voorgaande hebben de EG-instellingen besloten dat de bijlage als gewijzigd door de wijzigingsverordening met terugwerkende kracht van toepassing dient te worden verklaard. |
|
(13) |
Gelet op het voorgaande dient de bijlage als gewijzigd door de wijzigingsverordening van toepassing te worden verklaard op de volgende door Ikegami vervaardigde modellen professionele camerasystemen met ingang van de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht door de Commissie, dat wil zeggen vanaf 15 april 1999:
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 176/2000 wordt vervangen door:
„Artikel 2
1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Voor de hieronder vermelde producten van Ikegami Tsushinki Co. Ltd is deze verordening van toepassing vanaf 15 april 1999:
|
— |
camerakop HC-400, |
|
— |
camerakop HC-400W, |
|
— |
zoeker VF15-46, |
|
— |
bedieningseenheid RCU-390, |
|
— |
camera-adapter CA-400, |
|
— |
camerabesturingseenheid MA-200A”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 4 oktober 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
A. J. DE GEUS
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 111 van 30.4.1994, blz. 106. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 (PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29).
(3) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 38. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 825/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 12).
(4) PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29.
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 1755/2004 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2004
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 12 oktober 2004.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2004.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
052 |
66,7 |
|
999 |
66,7 |
|
|
0707 00 05 |
052 |
90,0 |
|
999 |
90,0 |
|
|
0709 90 70 |
052 |
80,7 |
|
999 |
80,7 |
|
|
0805 50 10 |
052 |
62,4 |
|
388 |
51,5 |
|
|
524 |
24,4 |
|
|
528 |
44,6 |
|
|
999 |
45,7 |
|
|
0806 10 10 |
052 |
82,5 |
|
400 |
168,8 |
|
|
624 |
85,8 |
|
|
999 |
112,4 |
|
|
0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90 |
388 |
85,2 |
|
400 |
96,0 |
|
|
508 |
97,6 |
|
|
512 |
110,5 |
|
|
524 |
110,5 |
|
|
720 |
37,3 |
|
|
800 |
144,6 |
|
|
804 |
96,9 |
|
|
999 |
97,3 |
|
|
0808 20 50 |
052 |
99,1 |
|
388 |
83,6 |
|
|
999 |
91,4 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 1756/2004 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2004
tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 13 bis, lid 5, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Uit hoofde van Richtlijn 2000/29/EG moeten alle zendingen van in bijlage V, deel B, opgesomde planten, plantaardige producten of materialen in principe identiteits- en fytosanitaire controles ondergaan voordat zij in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht. |
|
(2) |
Teneinde de fytosanitaire controles minder vaak te laten verrichten, is het nodig gedetailleerde voorwaarden op te stellen betreffende aanwijzingen, zoals bedoeld in artikel 13 bis, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG, dat de in bijlage V, deel B, van de richtlijn genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen die de Gemeenschap worden binnengebracht aan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoen. |
|
(3) |
Aangezien planten bestemd voor opplant en planten, plantaardige producten en andere materialen onderworpen aan maatregelen uit hoofde van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG een aanzienlijk risico van binnenbrengen van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen inhouden, mag deze vermindering niet op hen van toepassing zijn. |
|
(4) |
Specifieke voorwaarden worden vastgesteld voor planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan vergunningen voor invoer in de Gemeenschap in het kader van een afwijking overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG. Derhalve mogen voornoemde planten, plantaardige producten en andere materialen niet minder vaak aan fytosanitaire controles worden onderworpen. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deze verordening is van toepassing op de fytosanitaire controles bedoeld in artikel 13 bis, lid 1, onder b), iii), van Richtlijn 2000/29/EG betreffende de in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen, van herkomst uit een bepaald land, grondgebied of deel daarvan (hierna „betrokken producten” genoemd), met uitzondering van:
|
a) |
planten, bestemd voor opplant; |
|
b) |
planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan vergunningen voor invoer in de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG; |
|
c) |
planten, plantaardige producten of andere materialen onderworpen aan tijdelijke maatregelen overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG; |
|
d) |
planten, plantaardige producten of andere materialen die staan vermeld in de lijst, opgesteld overeenkomstig artikel 13 bis, lid 5, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG. |
Artikel 2
1. Elke lidstaat kan bij de Commissie een aanvraag indienen om één van de betrokken producten minder vaak aan fytosanitaire controles te onderwerpen. De aanvraag dient de in bijlage I vermelde gegevens te bevatten.
2. De Commissie stelt, met inachtneming van de in artikel 3 vermelde voorwaarden en de in artikel 4 vermelde criteria, een lijst op van betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd, en stelt de verminderde frequentie vast.
3. De Commissie maakt deze lijst na overleg met het in artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde comité bekend.
Artikel 3
Het betrokken product mag minder vaak aan fytosanitaire controles worden onderworpen op voorwaarde dat:
|
a) |
het gemiddelde aantal zendingen over een periode van drie jaar van het betrokken product dat jaarlijks de Gemeenschap wordt binnengebracht minstens 200 bedraagt, en |
|
b) |
het minimale aantal zendingen van het betrokken product waarvoor in de afgelopen drie jaren controles zijn uitgevoerd minstens 600 bedraagt, en |
|
c) |
het aantal zendingen van het betrokken product dat, per jaar, besmet is bevonden met de in bijlage I, onder e), genoemde schadelijke organismen minder dan 1% van het totale aantal in de Gemeenschap ingevoerde zendingen van het voornoemde betrokken product bedraagt, en |
|
d) |
de aanvraag voor de betrokken producten, als bedoeld in artikel 2, lid 1, bij de Commissie beschikbaar is. |
Artikel 4
1. De in artikel 2, lid 2, bedoelde verminderde frequentie dient op de volgende criteria te zijn gebaseerd:
|
a) |
het aantal zendingen van het betrokken product waarin schadelijke organismen uit de in bijlage I, onder e), bedoelde lijst zijn vastgesteld; |
|
b) |
de geschatte mobiliteit van de schadelijke organismen uit de in bijlage I, onder e), bedoelde lijst in het meest mobiele stadium waarin het organisme zich op de relevante plant of het relevante plantaardige product kan ontwikkelen; |
|
c) |
het aantal zendingen van de betrokken producten waarop een fytosanitaire controle is uitgevoerd; |
|
d) |
andere relevante factoren voor de bepaling van het fytosanitaire risico van de betrokken handel. |
2. Het type van de verminderde frequentie wordt uitgedrukt als het minimumpercentage van de fytosanitaire controles die door de lidstaten op de betrokken producten mogen worden uitgevoerd. Dit minimumpercentage is voor elke lidstaat van toepassing op alle uit de betrokken producten bestaande zendingen die op zijn grondgebied worden ingevoerd.
Artikel 5
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG leggen de invoerende lidstaten met het oog op monitoring van de invoer van de betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd de Commissie en de overige lidstaten elk jaar uiterlijk op 31 maart de in bijlage II vermelde gegevens voor.
2. Op basis van deze gegevens en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 3 en 4 stelt de Commissie een verslag op en beoordeelt zij of en met welke frequentie fytosanitaire controles voor de betrokken producten overeenkomstig deze verordening ook in de toekomst minder vaak mogen worden uitgevoerd.
3. Als 1 % van het totale aantal ingevoerde zendingen, bestaande uit het betrokken product en onderworpen aan een verminderde frequentie overeenkomstig deze verordening, besmet bevonden is met een van de in de bijlagen I of II bij Richtlijn 2000/29/EG vermelde organismen, wordt het relevante betrokken product niet langer beschouwd als een product waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd.
Artikel 6
Indien op basis van de in artikel 5, lid 2, bedoelde beoordeling of de in artikel 5, lid 3, bedoelde beschouwing of uit recentere kennisgevingen van onderscheppingen in de lidstaten blijkt dat het betrokken product niet langer aan de bepalingen van artikel 3 voldoet, wijzigt de Commissie de lijst van betrokken producten waarvoor fytosanitaire controles minder vaak mogen worden uitgevoerd, en maakt zij deze wijziging bekend.
Artikel 7
Deze verordening wordt uiterlijk op 1 januari 2007 opnieuw bezien.
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2004.
Voor de Commissie
David BYRNE
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/70/EG van de Commissie (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 97).
BIJLAGE I
In de in artikel 2 bedoelde gegevens dienen het volgende te omvatten:
|
a) |
een omschrijving van de betrokken producten; |
|
b) |
de herkomst van de betrokken producten; |
|
c) |
de lijst van lidstaten die het betrokken product invoeren; |
|
d) |
het volume van de invoer in de Gemeenschap van de betrokken producten, uitgedrukt als aantal zendingen en gewicht of stuks of eenheden; |
|
e) |
de lijst van de in bijlage I of II bij Richtlijn 2000/29/EG bedoelde schadelijke organismen die op het betrokken product kunnen voorkomen; |
|
f) |
het aantal zendingen van het betrokken product waarin de onder e) bedoelde schadelijke organismen zijn aangetroffen; |
|
g) |
de geschatte mobiliteit van de onder e) bedoelde schadelijke organismen in het meest mobiele stadium waarin het organisme zich op de relevante plant of het relevante plantaardige product kan ontwikkelen; |
|
h) |
het aantal zendingen van het betrokken product dat is onderschept om andere redenen dan de aanwezigheid van de onder e) bedoelde schadelijke organismen; |
|
i) |
het aantal zendingen van de betrokken producten waarop een fytosanitaire controle is uitgevoerd. |
Voor de onder d), f), h) en i), bedoelde informatie dient het dossier gegevens te verstrekken over een periode van minimaal drie jaar voorafgaand aan het jaar waarin het wordt ingediend.
BIJLAGE II
In de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens moeten voor elk van de betrokken producten het volgende omvatten:
|
a) |
het totale aantal ingevoerde zendingen; |
|
b) |
het totale aantal gecontroleerde zendingen; |
|
c) |
het totale aantal en de gedetailleerde gegevens van de onderscheppingen van in bijlage I of II bij Richtlijn 2000/29/EG genoemde schadelijke organismen in verhouding tot de overeenkomstig deze richtlijn ingevoerde zendingen; |
|
d) |
het totale aantal zendingen van de betrokken producten dat is onderschept om andere redenen dan de aanwezigheid van de onder c), bedoelde schadelijke organismen, en de gedetailleerde gegevens hierover. |
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 1757/2004 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2004
inzake een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In het licht van de huidige marktsituatie voor granen is het dienstig voor gerst een openbare inschrijving te houden voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
|
(2) |
De uitvoeringsbepalingen inzake de procedure voor een openbare inschrijving ten aanzien van de vaststelling van de restitutie bij uitvoer zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1501/95. Inschrijving houdt onder andere de verplichting in een aanvraag om een uitvoercertificaat in te dienen en een zekerheid te stellen. Het bedrag van deze zekerheid dient te worden vastgesteld. |
|
(3) |
De specifieke geldigheidsduur van de in het kader van deze inschrijving afgegeven certificaten moet worden bepaald. Deze geldigheidsduur moet zijn afgestemd op de behoeften van de wereldmarkt voor het verkoopseizoen 2004/2005. |
|
(4) |
Om alle gegadigden een gelijke behandeling te waarborgen, moet de geldigheidsduur van de afgegeven certificaten gelijk zijn. |
|
(5) |
Ter wille van het goede verloop van een inschrijvingsprocedure voor de uitvoer, dienen een minimumhoeveelheid, alsmede de termijn waarbinnen en de vorm waarin de bij de bevoegde diensten ingediende offertes moeten worden doorgegeven, te worden vastgesteld. |
|
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een openbare inschrijving gehouden voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1501/95.
2. De inschrijving heeft betrekking op gerst voor uitvoer naar Algerije, Saudi-Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Irak, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Qatar, Syrië, Tunesië en Jemen.
3. De inschrijving wordt gehouden tot en met 23 juni 2005. Tot die tijd worden wekelijks deelinschrijvingen gehouden en de hoeveelheden en de data voor het indienen van de offertes daarvoor worden in het bericht van inschrijving vastgesteld.
In afwijking van artikel 4, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1501/95 verstrijkt de termijn voor het indienen van de offertes voor de eerste deelinschrijving op 14 oktober 2004.
Artikel 2
Een offerte is slechts geldig indien zij ten minste 1 000 t betreft.
Artikel 3
De in artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde zekerheid bedraagt 12 EUR per ton.
Artikel 4
1. In afwijking van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (3) worden de overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1501/95 afgegeven uitvoercertificaten, voor de bepaling van de geldigheidsduur ervan, geacht te zijn afgegeven op de dag van de indiening van de offerte.
2. De in het kader van de in deze verordening bedoelde openbare inschrijving afgegeven uitvoercertificaten zijn geldig vanaf de dag van afgifte in de zin van lid 1 tot het einde van de vierde daaropvolgende maand.
Artikel 5
De lidstaten doen de ingediende offertes uiterlijk anderhalf uur na het verstrijken van de wekelijkse termijn voor het indienen van de offertes, die in het bericht van inschrijving is vermeld, aan de Commissie toekomen met gebruikmaking van een formulier volgens het in de bijlage vastgestelde model.
Indien geen offertes zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie daarvan eveneens binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn in kennis.
De termijnen voor het indienen van de offertes hebben betrekking op de Belgische tijd.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2004.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
(3) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.
BIJLAGE
FORMULIER (1)
Openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen
(Verordening (EG) nr. 1757/2004)
(Einde van de termijn voor het indienen van offertes)
|
1 |
2 |
3 |
|
Volgnummer van de inschrijvers |
Hoeveelheid in t |
Bedrag van de uitvoerrestitutie (in EUR/t) |
|
1 2 3 enz. |
|
|
(1) Toe te zenden aan het volgende e-mailadres:
|
|
AGRI-C1-REVENTE-MARCHE-UE@cec.eu.int |
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 1758/2004 VAN DE COMMISSIE
van 8 oktober 2004
inzake de stopzetting van de visserij op tong door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (2) zijn voor 2004 quota vastgesteld voor tong. |
|
(2) |
Om te garanderen dat de bepalingen inzake de kwantitatieve beperking van de vangsten van een bestand waarvoor een quotum geldt, in acht worden genomen, moet de Commissie de datum vaststellen waarop de vangsten van de vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, geacht worden het toegewezen quotum te hebben bereikt. |
|
(3) |
Volgens de aan de Commissie meegedeelde gegevens, hebben de hoeveelheden tong die in de wateren van de ICES-sector VII e zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, het voor 2004 toegewezen quotum bereikt. Frankrijk heeft de vangst uit dit bestand verboden met ingang van 12 augustus 2004. Deze datum moet derhalve worden aangehouden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De hoeveelheden tong die in de wateren van de ICES-sector VII e zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, worden geacht het voor 2004 aan Frankrijk toegewezen quotum te hebben bereikt.
De visserij op tong in de wateren van de ICES-sector VII e door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, alsmede het aan boord houden, het overladen en het lossen van vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, zijn verboden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 12 augustus 2004.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 oktober 2004.
Voor de Commissie
Jörgen HOLMQUIST
Directeur-generaal Visserij
(1) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).
(2) PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1691/2004 (PB L 305 van 1.10.2004, blz. 3).
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 1759/2004 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2004
tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 1 ter van Verordening (EEG) nr. 700/88 bedoelde communautaire producenten- en invoerprijzen voor eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers, grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen, voor een periode van twee weken, zijn vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 12 oktober 2004.
Zij is van toepassing van 13 tot en met 26 oktober 2004.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2004.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw
(1) PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).
(2) PB L 72 van 18.3.1988, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2062/97 (PB L 289 van 22.10.1997, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de communautaire producenten- en invoerprijzen voor anjers en rozen met het oog op de toepassing van de invoerregeling voor bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
|
(EUR/100 stuks) |
||||
|
Periode: 13 tot en met 26 oktober 2004 |
||||
|
Communautaire producentenprijzen |
Eenbloemige anjers (standaard) |
Veelbloemige anjers (tros) |
Grootbloemige rozen |
Kleinbloemige rozen |
|
|
14,89 |
11,72 |
16,78 |
12,40 |
|
Communautaire invoerprijzen |
Eenbloemige anjers (standaard) |
Veelbloemige anjers (tros) |
Grootbloemige rozen |
Kleinbloemige rozen |
|
Israël |
— |
— |
— |
— |
|
Marokko |
— |
— |
— |
— |
|
Cyprus |
— |
— |
— |
— |
|
Jordanië |
— |
— |
— |
— |
|
Westelijke Jordaanoever en Gazastrook |
— |
— |
— |
— |
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/16 |
RICHTLIJN 2004/103/EG VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2004
betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 13 quater, lid 2, onder d) en e), en lid 4, vierde en vijfde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Ingevolge Richtlijn 2000/29/EG moeten de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van de in bijlage V, deel B, bij die richtlijn opgenomen planten, plantaardige producten of andere materialen die uit derde landen komen, in beginsel plaatsvinden op de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats. |
|
(2) |
In geval van douanevervoer (het overbrengen) van niet-communautaire goederen kunnen de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles ten kantore van de officiële instantie van bestemming of op een andere dichtbijgelegen plaats worden uitgevoerd; in sommige andere gevallen kunnen deze controles worden uitgevoerd op de plaats van bestemming, zoals een plaats van productie, mits aan specifieke garanties en documenten met betrekking tot het vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen wordt voldaan. |
|
(3) |
Het is noodzakelijk te specificeren in welke gevallen de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles op de plaats van bestemming mogen worden uitgevoerd. |
|
(4) |
Om ervoor te zorgen dat er zich tijdens het vervoer geen schadelijke organismen verspreiden, moeten er bepalingen of specifieke garanties en documenten ten aanzien van het vervoer worden vastgesteld. |
|
(5) |
Voor de uitvoering van de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles moeten minimumeisen worden vastgesteld, zowel ten aanzien van de technische vereisten die aan de met de inspectie op de plaatsen van bestemming belaste verantwoordelijke officiële instanties worden gesteld, als ten aanzien van de voorzieningen en apparatuur met behulp waarvan die verantwoordelijke officiële instanties de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles uitvoeren. |
|
(6) |
Er moeten gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld voor de samenwerking tussen de verantwoordelijke officiële instanties en de douaneautoriteiten, met inbegrip van de modelformulieren van de documenten die bij die samenwerking moeten worden gebruikt, de wijze van verzending van die documenten en de procedures voor de uitwisseling van informatie. |
|
(7) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze richtlijn is van toepassing op planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, die zijn opgenomen in bijlage V, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG (hierna de „desbetreffende producten” genoemd). In de in deze richtlijn omschreven gevallen en omstandigheden kunnen de lidstaten bepalen dat de in artikel 13 bis, lid 1, onder b), ii) en iii), van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde inspecties van de desbetreffende producten op een andere plaats mogen worden uitgevoerd. In het geval van douanevervoer (het overbrengen) van niet-communautaire goederen, als bedoeld in artikel 13 quater, lid 2, onder c), van Richtlijn 2000/29/EG, kan de inspectie plaatsvinden ten kantore van de officiële instantie van bestemming of op een dichtbijgelegen plaats wanneer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden wordt voldaan. In de in artikel 13 quater, lid 2, onder d), van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde gevallen kan de inspectie plaatsvinden op de plaats van bestemming, zoals een plaats van productie wanneer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.
2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn:
|
a) |
wanneer de officiële instanties van de plaats van binnenkomst en van bestemming besluiten, in voorkomend geval in overleg tussen de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten, dat de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles (hierna de „controles” genoemd) zorgvuldiger zouden kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of een dichtbijgelegen plaats, en |
|
b) |
wanneer een importeur van een zending van de desbetreffende producten of een ander persoon die verantwoordelijk is voor de plaats of het kantoor waar de controles moeten worden uitgevoerd (hierna de „aanvrager” genoemd) via een goedkeuringsprocedure als omschreven in artikel 2, lid 2, toestemming heeft gekregen voor de uitvoering van de controles op „een goedgekeurde plaats van inspectie”, zijnde hetzij:
en |
|
c) |
wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden ten aanzien van specifieke garanties en documenten met betrekking tot het vervoer van een zending van de desbetreffende producten (hierna de „zending” genoemd) naar de goedgekeurde plaats van inspectie, en, eventueel, aan minimumeisen betreffende de opslag van deze producten op deze plaats van inspectie. |
3. De in lid 2, onder c), bedoelde specifieke garanties en documenten en minimumeisen luiden:
|
a) |
de verpakking van de zending of het vervoermiddel dat voor de zending wordt gebruikt, is op zodanige wijze gesloten of verzegeld dat de desbetreffende producten tijdens hun vervoer naar de goedgekeurde plaats van inspectie geen plaag of besmetting kunnen veroorzaken en hun identiteit ongewijzigd blijft. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de bevoegde officiële instanties van de lidstaten zendingen toestaan die niet gesloten of verzegeld zijn, mits de desbetreffende producten tijdens het vervoer naar de goedgekeurde plaats van inspectie geen plaag of besmetting kunnen veroorzaken; |
|
b) |
de zending wordt naar de goedgekeurde plaats van inspectie gezonden. Verandering van de plaats van inspectie is niet toegestaan, tenzij na goedkeuring door de bevoegde officiële instanties van de plaats van binnenkomst en van de verlangde bestemming en door de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor het gebied waar de verlangde plaats van bestemming is gelegen; |
|
c) |
de zending gaat, afgezien van de in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG voorgeschreven certificaten, vergezeld van een fytosanitair vervoersdocument, dat de overeenkomstig het model in de bijlage bij deze richtlijn vereiste informatie bevat. Het document wordt in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap ingevuld met de typemachine of in met de hand geschreven leesbare hoofdletters, dan wel, in overleg met de bevoegde officiële instanties van de plaats van binnenkomst en van bestemming, elektronisch; |
|
d) |
de relevante rubrieken van het in onder c) bedoelde document worden onder toezicht van de bevoegde officiële instantie van de plaats van binnenkomst door de importeur van de zending ingevuld en ondertekend; |
|
e) |
in de in lid 2, onder b), tweede streepje, bedoelde gevallen wordt de zending op de goedgekeurde plaats van inspectie zodanig opgeslagen dat deze afgescheiden is van zowel communautaire goederen als zendingen die door schadelijke organismen zijn aangetast of die van aantasting verdacht zijn. |
Artikel 2
1. De lidstaten zien erop toe dat er overeenkomstig de specificaties in de leden 2, 3 en 4 een goedkeuringsprocedure wordt vastgesteld, teneinde vanuit fytosanitair oogpunt te beoordelen of de als goedgekeurde plaats van inspectie voorgestelde plaatsen geschikt zijn voor de uitvoering van controles, en hier in voorkomend geval goedkeuring aan te verlenen.
2. In de in lid 1 bedoelde procedure wordt aangegeven dat, indien de controles op goedgekeurde plaatsen van inspectie moeten worden uitgevoerd, de aanvrager de met de uitvoering van deze controles belaste officiële instanties moet verzoeken de controles op de in het verzoek genoemde plaatsen uit te voeren.
3. De aanvraag omvat een technisch dossier met de nodige informatie om te beoordelen of de voorgestelde plaatsen geschikt zijn als goedgekeurde plaats van inspectie, en met name:
|
a) |
informatie over de in te voeren desbetreffende producten en over de plaatsen waar deze zullen worden opgeslagen of bewaard in afwachting van de definitieve resultaten van de controles, en in het bijzonder hoe de in artikel 1, lid 3, onder e), bedoelde afscheiding wordt gegarandeerd, en |
|
b) |
indien van toepassing, wanneer de desbetreffende producten bestemd zijn voor iemand die de status van „toegelaten geadresseerde” is verleend en voldoen aan de in artikel 406 van Verordening (EG) nr. 2454/93 (2) vastgestelde voorwaarden, of wanneer voor de desbetreffende plaatsen een in artikel 497 van die verordening bedoelde vergunning nodig is, afdoend bewijs daarvan. |
4. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 2 bedoelde aanvraag wordt geregistreerd en dat de verantwoordelijke officiële instanties:
|
a) |
de in de aanvraag verstrekte informatie onderzoeken; |
|
b) |
de geschiktheid van de voorgestelde plaatsen van inspectie voor de uitvoering van controles beoordelen; deze moeten ten minste voldoen aan de in de bijlage, punt 3, onder b) en c), bij Richtlijn 98/22/EG van de Commissie (3) neergelegde minimumeisen, dan wel aan nadere eisen die de lidstaten op niet-discriminerende wijze kunnen vaststellen en die gerechtvaardigd zijn met het oog op efficiënte inspecties; |
|
c) |
de aanvrager antwoorden door:
|
5. De lidstaten houden een bijgewerkte lijst van goedgekeurde plaatsen van inspectie bij en stellen deze op verzoek ter beschikking van de Commissie en de lidstaten.
6. De lidstaten zien erop toe dat de verantwoordelijke officiële instanties de nodige maatregelen nemen indien de indruk bestaat dat bepaalde elementen indruisen tegen een goede uitvoering van de controles op de goedgekeurde plaatsen van inspectie op hun grondgebied.
De lidstaten stellen de Commissie en de betrokken lidstaten in kennis van alle belangrijke gevallen waarin de eisen ten aanzien van een goedgekeurde plaats van inspectie niet worden nageleefd.
Artikel 3
De lidstaten zien erop toe dat de importeur van zendingen ten aanzien waarvan besloten is dat de controles ervan op een goedgekeurde plaats van inspectie kunnen worden uitgevoerd, behalve aan de in Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie (4) neergelegde verplichtingen ook voldoen aan de volgende verplichtingen:
|
a) |
de importeur stelt de bevoegde officiële instantie van bestemming ruim van tevoren in kennis van het binnenbrengen van de desbetreffende producten; deze kennisgeving bevat met name:
|
|
b) |
de importeur deelt de bevoegde officiële instantie van bestemming alle wijzigingen in de ingevolge onder a) verstrekte informatie mee. |
Artikel 4
De lidstaten zien erop toe dat de op de goedgekeurde plaats van inspectie uitgevoerde controles van de desbetreffende producten ten minste voldoen aan de in de bijlage, punt 1, punt 2 en punt 3, onder a), bij Richtlijn 98/22/EG van de Commissie neergelegde minimumeisen, dan wel aan nadere eisen die de lidstaten op niet-discriminerende wijze kunnen vaststellen en die gerechtvaardigd zijn met het oog op efficiënte inspecties.
Artikel 5
De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen wanneer deze noodzakelijk worden geacht om een voorgestelde plaats als goedgekeurde plaats van inspectie aan te wijzen.
Artikel 6
1. De lidstaten zien erop toe dat er in voorkomend geval samenwerking is tussen:
|
a) |
de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en de officiële instantie van bestemming, en |
|
b) |
de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van de plaats van binnenkomst, en |
|
c) |
de officiële instantie van bestemming en het douanekantoor van bestemming, en |
|
d) |
de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van bestemming, |
door uitwisseling van relevante informatie, schriftelijk of elektronisch met behulp van het in artikel 1, lid 3, onder c), bedoelde fytosanitaire vervoersdocument, over de voor invoer bestemde planten, plantaardige producten of andere materialen, hun verpakking en het gebruikte vervoermiddel.
2. Indien de plaats van binnenkomst van de desbetreffende producten in de Gemeenschap en de goedgekeurde plaats van inspectie in verschillende lidstaten gelegen zijn, mag de zending naar een goedgekeurde plaats van inspectie worden gezonden en mogen de controles daar worden uitgevoerd op grond van een overeenkomst tussen de verantwoordelijke officiële instanties van de betrokken lidstaten. Van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke officiële instanties van de betrokken lidstaten wordt melding gemaakt op het fytosanitaire vervoersdocument.
3. Na de inspectie van de producten op de goedgekeurde plaats van inspectie verklaart de officiële instantie van bestemming op het fytosanitaire vervoersdocument dat de in artikel 13 bis, lid 1, onder b), ii) en iii), van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde controles van de identiteit en fytosanitaire controles zijn uitgevoerd; hiertoe stempelt en dateert zij dit document. Het eindoordeel van de controles wordt vermeld in het vak getiteld „Besluit”. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing indien ook is voldaan aan de in artikel 13 quater, lid 2, onder a), van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde controles van de documenten.
4. Indien het in lid 3 bedoelde resultaat van de controles „Vrijgegeven” luidt, worden de zending en het begeleidende fytosanitaire vervoersdocument voorgelegd aan de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het gebied waar de „goedgekeurde plaats van inspectie” ligt, zodat de zending onder de in artikel 13, lid 1, van richtlijn 2000/29/EG bedoelde relevante douaneprocedure kan worden geplaatst. Het fytosanitaire vervoersdocument hoeft de zending niet langer te begeleiden en dit document of een kopie ervan wordt ten minste een jaar door de officiële instantie van de plaats van bestemming bewaard.
5. Indien de producten na de in lid 3 bedoelde controles naar een bestemming buiten de Gemeenschap moeten worden gebracht, blijven zij onder douanetoezicht totdat de wederuitvoer heeft plaatsgevonden.
Artikel 7
Deze richtlijn wordt uiterlijk op 1 januari 2007 herzien.
Artikel 8
1. De lidstaten dragen zorg voor de vaststelling en bekendmaking, uiterlijk op 31 december 2004, van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2005.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 9
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 10
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2004.
Voor de Commissie
David BYRNE
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/70/EG (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 97).
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).
(3) PB L 126 van 28.4.1998, blz. 26.
(4) PB L 344 van 26.11.1992, blz. 38.
BIJLAGE
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/21 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 29 september 2004
houdende principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op eventuele opneming van proquinazid, IKI-220 (flonicamid) en gamma-cyhalothrin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3384)
(Voor de EER relevante tekst)
(2004/686/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een communautaire lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen. |
|
(2) |
Op 9 januari 2004 heeft DuPont (UK) Ltd bij de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een dossier ingediend met een aanvraag om de werkzame stof proquinazid op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Op 23 december 2003 heeft ISK Biosciences Europe SA bij de autoriteiten van Frankrijk een dossier ingediend met een aanvraag om de werkzame stof IKI-220 (flonicamid) op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Op 4 november 2003 heeft Pytech Chemicals GmbH bij de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een dossier ingediend met een aanvraag om de werkzame stof gamma-cyhalothrin op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. |
|
(3) |
De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben de Commissie meegedeeld dat de dossiers betreffende deze werkzame stoffen op grond van een eerste onderzoek blijken te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. De ingediende dossiers blijken ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat één van de betreffende werkzame stoffen bevat, ook te voldoen aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG hebben de aanvragers de dossiers aan de Commissie en de andere lidstaten toegezonden en heeft de Commissie deze dossiers aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd. |
|
(4) |
Met deze beschikking wordt op het niveau van de Gemeenschap officieel bevestigd dat de dossiers in beginsel voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat één van de betreffende werkzame stoffen bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften. |
|
(5) |
Deze beschikking laat onverlet het recht van de Commissie om de aanvrager te verzoeken aanvullende gegevens of informatie in te dienen teneinde bepaalde punten uit het dossier te verduidelijken. |
|
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Onverminderd artikel 6, lid 4, van Richtlijn 91/414/EEG voldoen de dossiers betreffende de in de bijlage bij deze beschikking genoemde werkzame stoffen, die aan de Commissie en de lidstaten zijn voorgelegd met het oog op opneming van deze stoffen in bijlage I bij die richtlijn, in beginsel aan de in bijlage II bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.
Elk van de dossiers voldoet ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat één van de betrokken werkzame stoffen bevat, rekening houdend met het beoogde gebruik van dat middel, ook aan de in bijlage III bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.
Artikel 2
De rapporterende lidstaten bestuderen de betrokken dossiers grondig en delen de conclusies van hun onderzoek, vergezeld van eventuele aanbevelingen over het al dan niet opnemen van de betrokken werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen één jaar na de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie, aan de Commissie mee.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, op 29 september 2004.
Voor de Commissie
David BYRNE
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/71/EG van de Commissie (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 104).
BIJLAGE
Onder deze beschikking vallende werkzame stoffen
|
Nr. |
Benaming, CIPAC-identificatienummer |
Aanvrager |
Datum aanvraag |
Rapporterende lidstaat |
|
1 |
Proquinazid CIPAC nr. 764 |
DuPont (UK) Ltd. |
9.1.2004 |
UK |
|
2 |
IKI-220 (flonicamid) CIPAC-nr. nog niet toegewezen |
ISK Biosciences Europe SA |
23.12.2003 |
FR |
|
3 |
Gamma-cyhalothrin CIPAC-nr. nog niet toegewezen |
Pytech Chemicals GmbH |
4.11.2003 |
UK |
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/23 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 6 oktober 2004
tot vaststelling, voor het wijnoogstjaar 2004/2005, van een indicatieve financiële toewijzing per lidstaat, voor een bepaald aantal hectaren, voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3661)
(2004/687/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De regels met betrekking tot de herstructurering en omschakeling van wijngaarden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 en Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel (2). |
|
(2) |
Bij de in Verordening (EG) nr. 1227/2000 vastgestelde uitvoeringsbepalingen voor de financiële planning en voor de deelneming in de financiering van de regeling voor herstructurering en omschakeling is bepaald dat de verwijzingen naar een begrotingsjaar gelden als verwijzingen naar betalingen die de lidstaten van 16 oktober tot en met 15 oktober van het daaropvolgende jaar daadwerkelijk hebben verricht. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt bij de toewijzing van de financiële middelen aan de lidstaten terdege rekening gehouden met het aandeel van de betrokken lidstaat in het wijnbouwoppervlak in de Gemeenschap. |
|
(4) |
Met het oog op de toepassing van artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is het van belang dat de financiële toewijzingen voor een bepaald aantal hectaren worden verleend. |
|
(5) |
Krachtens artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is de deelname van de Gemeenschap in de herstructurerings- en omschakelingskosten hoger in de regio's die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen met betrekking tot de structuurfondsen (3) als doelstelling 1-regio's worden aangemerkt. |
|
(6) |
Er dient rekening te worden gehouden met de compensatie voor het inkomstenverlies dat wijnbouwers lijden tijdens de periode waarin de wijngaarden nog niet in productie zijn. |
|
(7) |
In artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 is vastgesteld dat, indien de werkelijke uitgaven van een lidstaat voor een bepaald begrotingsjaar lager zijn dan een drempel van 75 % van de oorspronkelijke toewijzing, de voor het volgende begrotingsjaar te erkennen uitgaven en de daarmee overeenstemmende totale oppervlakte worden verlaagd met eenderde van het verschil tussen deze drempel en de werkelijke uitgaven in de loop van dat begrotingsjaar. Aangezien in Griekenland de werkelijke uitgaven voor het begrotingsjaar 2004 slechts 71,47 % van de oorspronkelijke toewijzing bedragen, is deze bepaling voor het wijnoogstjaar 2004/2005 van toepassing op Griekenland. |
|
(8) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt de eerste toewijzing aangepast aan de werkelijke uitgaven en aan de hand van door de lidstaten ingediende herziene uitgavenramingen, waarbij met het doel van de regeling en met de beschikbare middelen rekening wordt gehouden, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De indicatieve financiële toewijzingen aan de betrokken lidstaten, voor het wijnoogstjaar 2004/2005 en voor een bepaald aantal hectaren, voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999 worden vastgesteld in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 6 oktober 2004.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).
(2) PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1389/2004 (PB L 255 van 31.7.2004, blz. 7).
(3) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1105/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 3).
BIJLAGE
Indicatieve financiële toewijzingen voor het wijnoogstjaar 2004/2005
|
Lidstaat |
Oppervlakte (ha) |
Financiële toewijzing (EUR) |
|
Tsjechië |
189 |
1 743 010 |
|
Duitsland |
1 971 |
12 671 756 |
|
Griekenland |
1 360 |
9 704 037 |
|
Spanje |
19 379 |
145 492 269 |
|
Frankrijk |
13 541 |
107 042 204 |
|
Italië |
14 529 |
103 020 889 |
|
Cyprus |
196 |
2 378 955 |
|
Luxemburg |
14 |
112 000 |
|
Hongarije |
1 261 |
10 086 046 |
|
Malta |
17 |
171 637 |
|
Oostenrijk |
1 271 |
7 224 984 |
|
Portugal |
6 987 |
44 532 820 |
|
Slovenië |
172 |
2 919 879 |
|
Slowakije |
801 |
2 899 514 |
|
TOTAAL |
61 688 |
450 000 000 |
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/25 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 6 oktober 2004
tot vaststelling, voor het begrotingsjaar 2004, van de definitieve financiële toewijzingen per lidstaat, voor een bepaald aantal hectaren, voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3663)
(2004/688/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 14, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De regels met betrekking tot de herstructurering en omschakeling van wijngaarden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 en Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel (2). |
|
(2) |
Bij de in Verordening (EG) nr. 1227/2000 vastgestelde uitvoeringsbepalingen voor de financiële planning en voor de deelneming in de financiering van de regeling voor herstructurering en omschakeling, is bepaald dat de verwijzingen naar een begrotingsjaar gelden als verwijzingen naar betalingen die de lidstaten van 16 oktober tot en met 15 oktober van het daaropvolgende jaar daadwerkelijk hebben verricht. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kent de Commissie de lidstaten jaarlijks een eerste toewijzing toe aan de hand van objectieve criteria waarbij met specifieke situaties en behoeften en met de in het licht van het doel van de regeling te leveren inspanningen rekening wordt gehouden. |
|
(4) |
De Commissie heeft de indicatieve financiële toewijzingen voor het wijnoogstjaar 2003/2004 vastgesteld bij Beschikking 2003/628/EG (3). |
|
(5) |
Krachtens artikel 17, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1227/2000, worden de daadwerkelijk gedane en betaalbaar gestelde uitgaven van de lidstaten beperkt tot het bedrag van hun toewijzingen, zoals vastgesteld in Beschikking 2003/628/EG. Voor het begrotingsjaar 2004 is deze beperking van toepassing op Duitsland en Italië, waar de betaalbaar gestelde uitgaven respectievelijk met 125 227 en met 182 679 EUR zijn verlaagd om de totale uitgaven te beperken tot de oorspronkelijke toewijzingen, en op Portugal, waar de daadwerkelijk gedane uitgaven met 140 EUR zijn verlaagd. |
|
(6) |
Krachtens artikel 16, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1227/2000 kunnen de lidstaten voor het lopende begrotingsjaar een tweede aanvraag indienen. Krachtens artikel 17, lid 3, van voornoemde verordening wordt deze aanvraag voor de lidstaten die hun oorspronkelijke toewijzing hebben uitgegeven, naar rato van de door hen gevraagde bedragen gefinancierd uit de kredieten die overblijven nadat alle overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a) en b), van voornoemde verordening gemelde bedragen, eventueel gecorrigeerd overeenkomstig artikel 17, leden 1 en 3, zijn afgetrokken van het totaal van de financiële toewijzingen aan de lidstaten. Deze bepaling is voor het begrotingsjaar 2004 van toepassing op Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal. |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De definitieve financiële toewijzingen per lidstaat, voor het wijnoogstjaar 2003/2004 en voor een bepaald aantal hectaren, voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999 worden voor het begrotingsjaar 2004 vastgesteld in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 6 oktober 2004.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).
(2) PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1389/2004 (PB L 255 van 31.7.2004, blz. 7).
(3) PB L 217 van 29.8.2003, blz. 73.
BIJLAGE
Definitieve financiële toewijzingen voor het wijnoogstjaar 2003/2004 (begrotingsjaar 2004)
|
Lidstaat |
Oppervlakte (ha) |
Financiële toewijzing (EUR) |
|
Duitsland |
2 198 |
13 989 772 |
|
Griekenland |
1 519 |
7 176 037 |
|
Spanje |
22 482 |
152 001 024 |
|
Frankrijk |
21 058 |
111 840 613 |
|
Italië |
17 990 |
120 341 710 |
|
Luxemburg |
10 |
81 856 |
|
Oostenrijk |
1 837 |
7 798 847 |
|
Portugal |
4 854 |
29 967 725 |
|
TOTAAL |
71 948 |
443 197 584 |
Rectificaties
|
12.10.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 313/27 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1735/2004 van de Commissie van 5 oktober 2004 houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 310 van 7 oktober 2004 )
Bladzijde 4, bijlage, rubriek 1.30 „Uien (andere dan plantuitjes)”:
Het bedrag in GBP moet „26,59” luiden.