ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 251

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
27 juli 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1353/2004 van de Raad van 26 juli 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 131/2004 betreffende bepaalde restrictieve maatregelen ten aanzien van Sudan

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1354/2004 van de Commissie van 26 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1355/2004 van de Commissie van 26 juli 2004 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen voor invoercertificaten voor levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, die in juli 2004 zijn ingediend op grond van een bij Verordening (EG) nr. 1204/2004 vastgesteld tariefcontingent

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1356/2004 van de Commissie van 26 juli 2004 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor het toevoegingsmiddel Elancoban van de groep Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen in diervoeders ( 1 )

6

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2004/563/EG, Euratom:Besluit van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van haar reglement van orde

9

 

*

2004/564/EG:Beschikking van de Commissie van 20 juli 2004 inzake communautaire referentielaboratoria voor de epidemiologie van zoönosen en voor salmonella en inzake nationale referentielaboratoria voor salmonella (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2781)  ( 1 )

14

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

2004/565/GBVB:Gemeenschappelijk Optreden 2004/565/GBVB van de Raad van 26 juli 2004 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB

18

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2004/566/JBZ van de Raad van 26 juli 2004 tot wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)

19

 

*

Besluit 2004/567/JBZ van de Raad van 26 juli 2004 houdende wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/1


VERORDENING (EG) Nr. 1353/2004 VAN DE RAAD

van 26 juli 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 131/2004 betreffende bepaalde restrictieve maatregelen ten aanzien van Sudan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60 en 301,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/510/GBVB van de Raad van 10 juni 2004 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/31/GBVB met betrekking tot de instelling van een embargo op wapens, munitie en militaire uitrusting ten aanzien van Sudan (1) ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/31/GBVB van de Raad (2) voorziet in een embargo op wapens, munitie en militaire uitrusting voor Sudan, met inbegrip van een verbod op het leveren van technische en financiële steun die verband houdt met militaire activiteiten in Sudan. Het verbod op het leveren van technische en financiële steun die verband houdt met militaire activiteiten is op communautair niveau ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 131/2004 van 26 januari 2004 betreffende bepaalde restrictieve maatregelen ten aanzien van Sudan (3).

(2)

Gezien de recente ontwikkelingen in Sudan en de regio, met inbegrip van de ondertekening op 8 april 2004 van een humanitaire staakt-het-vuren-overeenkomst betreffende het conflict in Darfur, en gezien de geplande instelling van een door de Afrikaanse Unie geleide staakt-het-vuren-commissie in Sudan, werd Gemeenschappelijk Standpunt 2004/31/GBVB op 10 juni 2004 gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/510/GBVB, waarbij wordt voorzien in een aanvullende vrijstelling van het embargo voor crisisbeheerrsingsoperaties van de Afrikaanse Unie.

(3)

Deze vrijstelling geldt ook voor het embargo op bepaalde financiële en technische bijstand. Verordening (EG) nr. 131/2004 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Teneinde ervoor te zorgen dat de vrijstelling zo spoedig mogelijk effectief wordt, dient deze Verordening onmiddellijk in werking te treden en van toepassing te zijn met ingang van de datum waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2004/510/GBVB werd vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 131/2004 wordt vervangen door:

„Artikel 4

1.   Bij wijze van afwijking van de artikelen 2 en 3 kunnen de in de bijlage genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten het verstrekken van financiering en financiële bijstand en technische bijstand in verband met het onderstaande toestaan:

a)

niet-letale militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitair gebruik of voor beschermingsdoeleinden, of voor programma's van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, de Europese Unie of de Gemeenschap voor institutionele versterking;

b)

materieel bedoeld voor crisisbeheerrsingsoperaties van de Europese Unie of de Verenigde Naties;

c)

ontmijningsuitrusting en materieel voor gebruik bij ontmijning;

d)

crisisbeheerrsingsoperaties van de Afrikaanse Unie, met inbegrip van materieel voor dergelijke operaties.

2.   Er worden geen vergunningen afgegeven voor activiteiten die reeds hebben plaatsgevonden.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 10 juni 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  PB L 209 van 11.6.2004, blz. 28.

(2)  PB L 6 van 10.1.2004, blz. 55. Gemeenschappelijk standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/510/GBVB (PB L 209 van 11.6.2004, blz. 28).

(3)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 1.


27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/3


VERORDENING (EG) Nr. 1354/2004 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

096

42,5

999

42,5

0707 00 05

052

83,4

092

101,8

999

92,6

0709 90 70

052

76,5

999

76,5

0805 50 10

382

64,7

388

55,6

508

39,2

524

54,5

528

49,8

999

52,8

0806 10 10

052

151,8

220

122,1

616

105,2

624

129,7

800

99,3

999

121,6

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

90,5

400

114,1

404

128,1

508

76,9

512

85,2

524

56,0

528

79,3

720

69,7

804

85,7

999

87,3

0808 20 50

052

134,0

388

98,9

512

88,2

999

107,0

0809 10 00

052

182,6

092

189,7

094

69,5

999

147,3

0809 20 95

052

290,6

400

288,5

404

322,5

616

183,0

999

271,2

0809 30 10, 0809 30 90

052

156,5

999

156,5

0809 40 05

512

91,6

624

177,4

999

134,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/5


VERORDENING (EG) Nr. 1355/2004 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2004

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen voor invoercertificaten voor levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, die in juli 2004 zijn ingediend op grond van een bij Verordening (EG) nr. 1204/2004 vastgesteld tariefcontingent

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1204/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005) (2), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1204/2004 is bepaald hoeveel levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië, voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004 onder speciale voorwaarden mogen worden ingevoerd.

(2)

De hoeveelheden waarvoor in juli 2004 aanvragen voor invoercertificaten zijn ingediend, overschrijden de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moet op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1204/2004 een uniform percentage worden vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Iedere aanvraag om certificaten voor invoer die is ingediend op grond van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1204/2004 wordt gehonoreerd voor 3,1833 % van de aangevraagde hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 230 van 30.6.2004, blz. 32.


27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/6


VERORDENING (EG) Nr. 1356/2004 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2004

tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor het toevoegingsmiddel Elancoban van de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in diervoeders

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 9.G, lid 5, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn coccidiostatica die vóór 1 januari 1988 in bijlage I van die richtlijn zijn opgenomen, vanaf 1 april 1998 voorlopig toegelaten en naar bijlage B, hoofdstuk I, overgebracht om opnieuw te worden geëvalueerd als toevoegingsmiddel waarvoor een persoonsgebonden vergunning wordt afgegeven aan degene die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen. Het op monensin-natrium gebaseerde product Elancoban is een toevoegingsmiddel dat behoort tot de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in hoofdstuk I van bijlage B bij Richtlijn 70/524/EEG.

(2)

De voor het in het verkeer brengen van Elancoban verantwoordelijke persoon heeft overeenkomstig artikel 9.G, leden 2 en 4, van die richtlijn een vergunningaanvraag en een dossier ingediend.

(3)

Indien om redenen die niet verwijtbaar zijn aan de houder van de vergunning, geen uitspraak over het verzoek om verlenging kan worden gedaan vóór het verstrijken daarvan, wordt de geldigheidsduur van de vergunning van de betrokken toevoegingsmiddelen krachtens artikel 9.G, lid 6, van Richtlijn 70/524/EEG automatisch verlengd tot de Commissie een uitspraak doet. Deze bepaling is van toepassing op de vergunning voor Elancoban. De Commissie heeft het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding op 26 april 2001 verzocht een volledige risico-evaluatie te verrichten; dat verzoek is overgedragen aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. In de loop van de nieuwe evaluatie is herhaaldelijk om aanvullende informatie verzocht, waardoor die evaluatie niet binnen de in artikel 9.G gestelde termijn kon worden afgerond.

(4)

Het wetenschappelijk panel voor toevoegingsmiddelen en producten of stoffen die in diervoeding worden gebruikt van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft een positief advies uitgebracht over de veiligheid en werkzaamheid van Elancoban voor mestkippen, opfokleghennen en kalkoenen.

(5)

Uit de door de Commissie verrichte nieuwe evaluatie van Elancoban is gebleken dat aan de desbetreffende voorwaarden van Richtlijn 70/524/EEG is voldaan. Elancoban moet dus voor tien jaar worden toegelaten als toevoegingsmiddel waarvoor een persoonsverbonden vergunning wordt verleend en worden opgenomen in hoofdstuk I van de lijst als bedoeld in artikel 9.T, onder b), van die richtlijn.

(6)

Aangezien de vergunning voor het toevoegingsmiddel nu gebonden is aan een persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen en in de plaats gekomen is van de vorige vergunning, die niet persoonsgebonden was, moet de eerdere vergunning worden ingetrokken.

(7)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn om het op monensin-natrium gebaseerde product onmiddellijk uit de handel te nemen, kan een overgangsperiode van zes maanden worden toegestaan om de bestaande voorraden van het toevoegingsmiddel op te maken.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage B, hoofdstuk I, van Richtlijn 70/524/EEG wordt als volgt gewijzigd:

Het toevoegingsmiddel monensin-natrium, behorende tot de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen”, wordt geschrapt.

Artikel 2

Voor het tot de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” behorende toevoegingsmiddel Elancoban dat in de bijlage wordt vermeld, kan onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding worden verleend.

Artikel 3

De bestaande voorraden monensin-natrium mogen nog gedurende zes maanden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2002 (PB L 265 van 3.10.2002, blz. 1).


BIJLAGE

Registratienummer van het toevoegingsmiddel

Naam en registratienummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving

Diersoort of categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Andere bepalingen

Duur van de vergunning

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder

Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen

„E 757

Eli Lilly and Company Limited

Monensin-natrium

Werkzame stof:

 

C36H61O11Na

natriumzout van monocarbonzuurpolyether, geproduceerd door Streptomyces cinnamonensis, ATCC 15413, in korrelvorm

 

Samenstelling:

 

monensin A: minimaal 90 %

 

monensin A + B: minimaal 95 %

Mestkippen

100

125

Toediening verboden vanaf ten minste drie dagen vóór het slachten. In de gebruiksaanwijzing vermelden: „Gevaarlijk voor paardachtigen”. Dit voeder bevat een ionofoor: gelijktijdige toediening met tiamuline vermijden en toezien op eventuele bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met andere geneeskrachtige stoffen

30.7.2014”

Elancoban G100

Elancoban 100

Elancogran 100

Samenstelling toevoegingsmiddel:

 

monensin in korrelvorm (gedroogd fermentatieproduct), overeenkomend met een monensinactiviteit van 10 % (m/m)

 

minerale olie 1-3 % (m/m)

 

kalksteenkorrels 13-23 % (m/m)

 

rijstdoppen of kalksteenkorrels qs 100 % (m/m)

Opfokleghennen

16 weken

100

120

In de gebruiksaanwijzing vermelden: „Gevaarlijk voor paardachtigen”. Dit voeder bevat een ionofoor: gelijktijdige toediening met tiamuline vermijden en toezien op eventuele bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met andere geneeskrachtige stoffen

Elancoban G200

Elancoban 200

 

monensin in korrelvorm (gedroogd fermentatieproduct), overeenkomend met een monensinactiviteit van 10 % (m/m)

 

minerale olie 1-3 % (m/m)

 

rijstdoppen of kalksteenkorrels qs 100 % (m/m)

Kalkoenen

16 weken

60

100

Toediening verboden vanaf ten minste drie dagen vóór het slachten.

In de gebruiksaanwijzing vermelden: „Gevaarlijk voor paardachtigen”. Dit voeder bevat een ionofoor: gelijktijdige toediening met tiamuline vermijden en toezien op eventuele bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met andere geneeskrachtige stoffen


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot wijziging van haar reglement van orde

(2004/563/EG, Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 218, lid 2,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 131,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 1,

BESLUIT:

Artikel 1

De bepalingen van de Commissie betreffende elektronische en gedigitaliseerde documenten, waarvan de tekst in de bijlage bij dit besluit is opgenomen, worden als bijlage bij het reglement van orde van de Commissie gevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Romano PRODI

De voorzitter


BIJLAGE

Bepalingen van de Commissie betreffende elektronische en gedigitaliseerde documenten

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het algemene gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën door de Commissie voor het eigen functioneren en bij de uitwisseling van documenten met de buitenwereld, met name met de communautaire bestuursdiensten, met inbegrip van organen die belast zijn met de tenuitvoerlegging van Gemeenschapsbeleid, en met de nationale overheden, heeft tot gevolg dat de documentatieruimte van de Commissie steeds meer elektronische en gedigitaliseerde documenten bevat.

(2)

Naar aanleiding van het Witboek over de hervorming van de Commissie (1), waarvan de actiepunten 7, 8 en 9 betrekking hebben op de overgang naar de „e-Commissie”, en de mededeling „Naar de Commissie on line: Strategie voor de uitvoering in de periode 2001-2005 (acties 7, 8 en 9 van het Witboek over de hervorming)” (2), heeft de Commissie in het kader van het interne functioneren en de betrekkingen tussen haar diensten, de ontwikkeling van computersystemen geïntensiveerd die het mogelijk maken de documenten en de procedures met behulp van elektronische middelen te beheren.

(3)

Bij Besluit 2002/47/EG, EGKS, Euratom (3) heeft de Commissie bij haar reglement van orde bepalingen betreffende het documentenbeheer gevoegd, teneinde met name te garanderen dat zij te allen tijde informatie kan verstrekken over aangelegenheden waarvoor zij verantwoordelijk is. In haar mededeling over de vereenvoudiging en modernisering van het documentenbeheer (4) heeft de Commissie zich op middellange termijn tot doel gesteld een elektronische archivering van de documenten in te voeren die is gebaseerd op een aantal gemeenschappelijke voorschriften en procedures welke voor alle diensten gelden.

(4)

De documenten moeten worden beheerd met inachtneming van de voor de Commissie noodzakelijke veiligheidsvoorschriften, met name op het gebied van de rubricering van documenten overeenkomstig haar Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom (5), de bescherming van informatiesystemen overeenkomstig haar Besluit C(95) 1510 en de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6). De documentatieruimte van de Commissie moet dus zodanig worden ontworpen, dat de documentatie toevoerende informatiesystemen, netwerken en verzendingsmiddelen door afdoende veiligheidsmaatregelen zijn beschermd.

(5)

Het is belangrijk dat voorschriften worden vastgesteld die niet alleen de voorwaarden voor de geldigheid, ten aanzien van de Commissie, van de elektronische en gedigitaliseerde of langs elektronische weg verzonden documenten bepalen, wanneer deze voorwaarden niet elders zijn vastgelegd, maar ook de voorwaarden voor de bewaring ervan die de integriteit en de leesbaarheid in de tijd van deze documenten en begeleidende metadata gedurende de gehele vereiste bewaartermijn garanderen,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel

Deze bepalingen leggen de voorwaarden vast voor de geldigheid van elektronische en gedigitaliseerde documenten ten aanzien van de Commissie. Zij strekken eveneens ertoe de authenticiteit, integriteit en leesbaarheid in de tijd van deze documenten en de begeleidende metadata te garanderen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze bepalingen zijn van toepassing op elektronische en gedigitaliseerde documenten die de Commissie heeft opgesteld of ontvangen en in bezit heeft.

Zij kunnen, bij overeenkomst, van toepassing zijn op elektronische en gedigitaliseerde documenten die andere met de uitvoering van Gemeenschapsbeleid belaste organen in bezit hebben, of op documenten die worden uitgewisseld in het kader van telematicanetwerken tussen bestuursdiensten waarvan de Commissie deel uitmaakt.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze bepalingen wordt verstaan onder:

1)   „document”: een document zoals het is gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) en in artikel 1 van de bepalingen betreffende het documentenbeheer die bij het reglement van orde van de Commissie zijn gevoegd, hierna „bepalingen betreffende het documentenbeheer” genoemd;

2)   „elektronisch document”: een samenstel van gegevens die met behulp van een computersysteem of soortgelijke apparatuur op allerlei soorten dragers zijn ingevoerd of opgeslagen en die door een persoon of door een dergelijk systeem of apparaat kunnen worden gelezen of waargenomen, alsmede iedere visuele weergave en uitvoer, gedrukt of anderszins, van deze gegevens;

3)   „digitalisering van documenten”: het proces waarbij een papieren document of een ander conventioneel type drager in elektronisch beeld wordt omgezet. De digitalisering geldt voor alle soorten documenten en kan worden uitgevoerd op basis van verschillende dragers, zoals papier, fax, microvormen (microfiche, microfilm), foto’s, video- of audiocassettes en films;

4)   „levenscyclus van een document”: alle stadia of perioden in het bestaan van een document, vanaf de ontvangst of de formele opstelling in de zin van artikel 4 van de bepalingen betreffende het documentenbeheer tot de overdracht aan de historische archieven van de Commissie en het toegankelijk maken ervan voor het publiek of tot de vernietiging in de zin van artikel 7 van de genoemde bepalingen;

5)   „documentatieruimte van de Commissie”: het samenstel van documenten, dossiers en metadata die de Commissie heeft opgesteld, ontvangen, geregistreerd, geordend en bewaard;

6)   „integriteit”: het feit dat de in het document en de begeleidende metadata vervatte informatie compleet (alle gegevens zijn aanwezig) en juist (geen enkel gegeven is gewijzigd) is;

7)   „leesbaarheid in de tijd”: het feit dat de in het document en de begeleidende metadata vervatte informatie gemakkelijk leesbaar blijft voor iedere persoon die er toegang toe moet of kan hebben gedurende de gehele levenscyclus van de genoemde documenten, vanaf de formele opstelling of ontvangst tot de overdracht aan de historische archieven van de Commissie en het toegankelijk maken voor het publiek of tot de naar gelang van de vereiste bewaartermijn toegestane vernietiging;

8)   „metadata”: de gegevens die de context, de inhoud en de structuur van de documenten alsook het beheer ervan in de tijd beschrijven, zoals zij in de uitvoeringsbepalingen van de bepalingen betreffende het documentenbeheer zijn vastgelegd en zullen worden aangevuld met de uitvoeringsbepalingen van de onderhavige bepalingen;

9)   „elektronische handtekening”: een elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (8);

10)   „geavanceerde elektronische handtekening”: een elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 1999/93/EG.

Artikel 4

Geldigheid van elektronische documenten

1.   In de gevallen waarin een toepasselijk communautair of nationaal voorschrift het ondertekende origineel van een document vereist, voldoet een door de Commissie opgesteld of ontvangen elektronisch document aan dit vereiste indien het betreffende document een geavanceerde elektronische handtekening bevat die op een gekwalificeerd certificaat is gebaseerd en met behulp van een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen is gecreëerd, dan wel een elektronische handtekening die gelijkwaardige garanties biedt met betrekking tot de functionaliteiten van een handtekening.

2.   In de gevallen waarin een toepasselijk communautair of nationaal voorschrift vereist dat een document schriftelijk is opgesteld, zonder evenwel het ondertekende origineel te vereisen, voldoet een door de Commissie opgesteld of ontvangen elektronisch document aan dit vereiste indien de persoon waarvan het uitgaat naar behoren is geïdentificeerd en indien het document is opgesteld in zodanige omstandigheden dat de integriteit van de inhoud en de begeleidende metadata is gegarandeerd, en het wordt bewaard in de in artikel 7 vastgelegde omstandigheden.

3.   Dit artikel is van toepassing vanaf de dag volgende op die van de vaststelling van de in artikel 9 bedoelde uitvoeringsbepalingen.

Artikel 5

Geldigheid van elektronische procedures

1.   In de gevallen waarin volgens een procedure van de Commissie de handtekening van een gemachtigd persoon of het akkoord van een persoon in een of meer fasen van de bedoelde procedure is vereist, kan deze procedure met behulp van computersystemen worden beheerd, op voorwaarde dat elke persoon op duidelijke en ondubbelzinnige wijze is geïdentificeerd en dat het betrokken systeem de onaantastbaarheid van de inhoud garandeert, ook wat de verschillende procedurefasen betreft.

2.   In de gevallen waarin bij een procedure de Commissie en andere organen zijn betrokken en de handtekening van een gemachtigd persoon of het akkoord van een persoon in een of meer fasen van de genoemde procedure is vereist, kan deze procedure worden beheerd met behulp van computersystemen waarvan de technische voorwaarden en garanties bij overeenkomst zijn vastgesteld.

Artikel 6

Verzending langs elektronische weg

1.   De verzending van documenten door de Commissie naar een intern of extern adres kan geschieden via het voor de omstandigheden meest geschikte communicatiemiddel.

2.   Voor de verzending van documenten naar de Commissie kan gebruik worden gemaakt van alle communicatiemiddelen, hieronder begrepen langs elektronische weg — fax, elektronische post (e-mail), elektronisch formulier, website.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer bijzondere verzendingsmiddelen of bijzondere formaliteiten in verband met de verzending zijn vereist door een toepasselijk communautair of nationaal voorschrift dan wel op grond van een overeenkomst of een akkoord tussen de partijen.

Artikel 7

Bewaring

1.   De bewaring van elektronische en gedigitaliseerde documenten door de Commissie moet gedurende de gehele vereiste bewaartermijn in de volgende omstandigheden zijn gegarandeerd:

a)

het document wordt bewaard in de vorm waarin het is opgesteld, verzonden of ontvangen of in een vorm die de integriteit van niet alleen de inhoud van dit document maar ook de begeleidende metadata onaangetast laat;

b)

de inhoud van het document en de begeleidende metadata zijn gedurende de gehele bewaartermijn leesbaar door iedereen die gemachtigd is daartoe toegang te hebben;

c)

indien het een langs elektronische weg verzonden of ontvangen document betreft, maken de gegevens die het mogelijk maken de herkomst en de bestemming ervan alsmede de datum en het uur van verzending of ontvangst te bepalen, deel uit van de te bewaren minimale metadata;

d)

indien het met behulp van computersystemen beheerde elektronische procedures betreft, moeten de gegevens over de formele procedurefasen worden bewaard in zodanige omstandigheden dat de identificatie van deze fasen alsook de identificatie van de auteurs en interveniënten is gegarandeerd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 voert de Commissie een elektronisch bewaarsysteem in, dat voor de gehele levenscyclus van elektronische en gedigitaliseerde documenten geldt.

De technische voorwaarden voor het elektronische bewaarsysteem worden vastgesteld door de in artikel 9 bedoelde uitvoeringsbepalingen.

Artikel 8

Veiligheid

De elektronische en gedigitaliseerde documenten worden beheerd met inachtneming van de voor de Commissie noodzakelijke veiligheidsvoorschriften. Daartoe worden de documentatie toevoerende informatiesystemen, netwerken en verzendingsmiddelen beschermd met behulp van afdoende veiligheidsmaatregelen op het gebied van rubricering van documenten, bescherming van informatiesystemen en bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 9

Uitvoeringsbepalingen

De uitvoeringsbepalingen van de onderhavige bepalingen worden opgesteld in overleg met de directoraten-generaal en daarmee gelijkgestelde diensten en vastgesteld door de secretaris-generaal van de Commissie in overeenstemming met de directeur-generaal die bij de Commissie bevoegd is voor informatica.

Zij worden regelmatig bijgewerkt naar gelang van de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën en de nieuwe verplichtingen die de Commissie kunnen worden opgelegd.

Artikel 10

Tenuitvoerlegging binnen de diensten

Elke directeur-generaal of elk diensthoofd neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de documenten, procedures en elektronische systemen waarvoor hij verantwoordelijk is, aan de eisen van de onderhavige bepalingen en de uitvoeringsbepalingen voldoen.

Artikel 11

Uitvoering van de bepalingen

Het secretariaat-generaal van de Commissie is belast met het toezicht op de uitvoering van de onderhavige bepalingen in overleg met de directoraten-generaal en de daarmee gelijkgestelde diensten, met name met het directoraat-generaal dat bij de Commissie bevoegd is voor informatica.


(1)  C(2000) 200.

(2)  SEC(2001 )924.

(3)  PB L 21 van 24.1.2002, blz. 23.

(4)  C(2002) 99 def.

(5)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(7)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(8)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.


27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2004

inzake communautaire referentielaboratoria voor de epidemiologie van zoönosen en voor salmonella en inzake nationale referentielaboratoria voor salmonella

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2781)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/564/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (1), en met name artikel 10, leden 1, 2, en 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (2), en met name artikel 11, leden 1, 2, en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (3) zijn een communautair referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönosen en een communautair referentielaboratorium voor salmonella aangewezen. Richtlijn 2003/99/EG voorziet in de intrekking van Richtlijn 92/117/EEG met ingang van 12 juni 2004.

(2)

Krachtens Richtlijn 2003/99/EG moet de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid verantwoordelijkheid krijgen voor taken vergelijkbaar met die door het communautaire referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönosen worden uitgevoerd. Om een vlotte overgang naar de nieuwe situatie te waarborgen, is het echter wenselijk de aanwijzing van het huidige communautaire referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönosen gedurende een overgangsperiode te handhaven. Om die reden zou dit laboratorium tijdelijk opnieuw moeten worden aangewezen als communautair referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönosen.

(3)

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (4) wijst met ingang van 1 januari 2006 het communautaire referentielaboratorium voor salmonella aan dat bij Richtlijn 92/117/EEG als het communautaire referentielaboratorium voor de analyse van en het testen op zoönosen (salmonella) was aangewezen. Om een vacuüm te vermijden, moet dit laboratorium tot die datum tijdelijk opnieuw worden aangewezen als het communautaire referentielaboratorium voor salmonella.

(4)

Om redenen van financieel beheer is het wenselijk te verduidelijken dat de heraanwijzing van de communautaire referentielaboratoria waarvan hierboven sprake is ingaat op de datum waarop Richtlijn 92/117/EEG wordt ingetrokken.

(5)

Het is wenselijk dat de verantwoordelijkheden en taken van het communautaire referentielaboratorium voor salmonella en de daarmee overeenstemmende nationale referentielaboratoria precies worden gedefinieerd binnen het nieuwe regelgevende kader van Richtlijn 2003/99/EG en Verordening (EG) nr. 2160/2003. Het communautaire referentielaboratorium voor salmonella is voornamelijk actief op het gebied van levend pluimvee en het is niet aangewezen dit werkprogramma voor 2004 aan te passen. De nieuwe bevoegdheidsgebieden voor dit communautaire referentielaboratorium en voor de nationale referentielaboratoria voor salmonella zouden daarom pas moeten ingaan vanaf 1 januari 2005.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het „Bundesinstitut für Risikobewertung” in Berlijn, Duitsland, wordt aangewezen als communautair referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönosen tot en met 31 december 2004.

Artikel 2

1.   Het „Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu” in Bilthoven, Nederland, wordt aangewezen als communautair referentielaboratorium voor salmonella tot en met 31 december 2005.

2.   De verantwoordelijkheden en taken van het in lid 1 bedoelde communautaire referentielaboratorium worden beschreven in bijlage I. Met ingang van 1 januari 2005 worden zij van toepassing voor andere gebieden dan levend pluimvee.

Artikel 3

De verantwoordelijkheden en taken van de nationale referentielaboratoria voor salmonella worden beschreven in bijlage II. Met ingang van 1 januari 2005 worden zij van toepassing voor andere gebieden dan levend pluimvee.

Artikel 4

Deze beschikking gaat in vanaf 12 juni 2004.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.

(2)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(3)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(4)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE I

De verantwoordelijkheden en taken van het communautaire referentielaboratorium voor salmonella zijn krachtens Richtlijn 2003/99/EG en Verordening (EG) nr. 2160/2003 de volgende

1)

Bevoegdheidsgebieden

a)

de identificatie en ontwikkeling van bacteriologische methoden voor de detectie en eventueel de meting van zoönotische salmonella in vee, diervoeders, levensmiddelen en milieumonsters

b)

subtypering van zoönotische salmonella, in het bijzonder serotypering, en andere vormen van subtypering, m.i.v. fenotypering en genetische methoden

c)

het testen van isolaten van zoönotische salmonella op antimicrobiële gevoeligheid

d)

de identificatie en ontwikkeling van immunologische methoden voor zoönotische salmonella

e)

de identificatie en ontwikkeling van bemonsteringsmethoden

2)

Algemene taken en verplichtingen

a)

de nationale referentielaboratoria details bezorgen van analysemethoden, m.i.v. referentiemethoden

b)

de toepassing door de nationale referentielaboratoria van de onder punt a) genoemde methoden coördineren, in het bijzonder door het uitvoeren van vergelijkende tests en door een aangepaste nacontrole daarvan overeenkomstig internationaal aanvaarde protocollen, indien die beschikbaar zijn

c)

binnen het eigen bevoegdheidsgebied de praktische regelingen coördineren die nodig zijn voor de toepassing van nieuwe analysemethoden en de nationale referentielaboratoria in kennis stellen van de vooruitgang op dit gebied

d)

cursussen voor initiële opleiding en bijscholing opzetten voor het personeel van de nationale referentielaboratoria en voor deskundigen uit ontwikkelingslanden

e)

de Commissie wetenschappelijke en technische bijstand verlenen, speciaal in die gevallen wanneer lidstaten de analyseresultaten aanvechten

f)

samenwerken met laboratoria met hetzelfde takenpakket in derde landen

3)

Specifieke taken en verplichtingen

a)

de Commissie technische bijstand verlenen voor de organisatie van systemen voor de bewaking van salmonella en daarmee samenhangende antimicrobiële resistentie voornamelijk krachtens de artikelen 4, 5 en 7 van Richtlijn 2003/99/EG

b)

de Commissie technische bijstand verlenen in het kader van de vastlegging van de communautaire doelstellingen krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2160/2003

c)

de Commissie advies verstrekken over aspecten die verband houden met salmonellavaccinstammen en indien nodig andere specifieke controlemethoden

d)

de Commissie technische bijstand verlenen voor en eventueel deelnemen aan internationale fora die verband houden met die in punt 1 genoemde bevoegdheidsgebieden, meer bepaald voor de standaardisering van analysemethoden en hun toepassing

e)

gegevens en informatie verzamelen over de werkzaamheden en gebruikte methoden in de nationale referentielaboratoria en de Commissie daarvan in kennis stellen

f)

op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van de epidemiologie van salmonella

g)

indien gewenst samenwerken met de communautaire structuren die zijn betrokken bij de bewaking van salmonella, meer bepaald met het Netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap, opgericht bij Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 (1), m.i.v. de relevante specifieke netwerken voor surveillance.

4)

Het communautaire referentielaboratorium moet een systeem voor kwaliteitsborging toepassen en uiterlijk tegen 12 december 2005 overeenkomstig norm EN ISO/IEC 17025 geaccrediteerd zijn.


(1)  PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE II

De verantwoordelijkheden en taken van de nationale referentielaboratoria voor salmonella zijn krachtens Richtlijn 2003/99/EG en Verordening (EG) nr. 2160/2003 de volgende

1)   Algemene verplichtingen

a)

binnen het eigen bevoegdheidsgebied samenwerken met het communautaire referentielaboratorium

b)

desgewenst de werkzaamheden van de voor de monsteranalyse verantwoordelijke laboratoria coördineren meer bepaald overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 7 van Richtlijn 2003/99/EG

c)

de werkzaamheden van de voor de monsteranalyse verantwoordelijke laboratoria coördineren overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003/EG

d)

indien nodig vergelijkende tests organiseren tussen de onder punt b) en c) genoemde laboratoria en een passende nacontrole daarvan verzekeren

e)

de verspreiding verzekeren onder de bevoegde autoriteit en de onder punt b) en c) genoemde laboratoria van de informatie die door het communautaire referentielaboratorium wordt verstrekt

f)

binnen het eigen bevoegdheidsgebied de nationale bevoegde autoriteit wetenschappelijke en technische bijstand verlenen

2)   Specifieke taken en verplichtingen

a)

desgewenst deelnemen aan de systemen voor de bewaking van salmonella en daarmee samenhangende antimicrobiële resistentie krachtens Richtlijn 2003/99/EG, en voor de analyse van en het testen op salmonella krachtens Verordening (EG) nr. 2160/2003

b)

indien nodig opleidingscursussen organiseren ten behoeve van het personeel van de relevante laboratoria

c)

het communautaire referentielaboratorium indien nodig in kennis stellen van aspecten die verband houden met salmonellavaccinstammen en andere specifieke controlemethoden

d)

gegevens en informatie verzamelen over de werkzaamheden en gebruikte methoden in relevante laboratoria en het communautaire referentielaboratorium daarvan in kennis stellen

e)

op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van de epidemiologie van salmonella.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/18


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2004/565/GBVB VAN DE RAAD

van 26 juli 2004

houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB (1) aangenomen houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(2)

Op 26 januari 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/86/GBVB (2) aangenomen houdende benoeming van de heer Søren JESSEN-PETERSEN tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, wiens mandaat op 31 juli 2004 verstrijkt.

(3)

Op 12 juli 2004 is de Raad overeengekomen de heer Michael SAHLIN te benoemen tot nieuwe speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, ter vervanging van de heer Søren JESSEN-PETERSEN.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het GBVB als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 1

De heer Michael SAHLIN wordt benoemd tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, van 1 augustus 2004 tot en met 28 februari 2005.”

Artikel 2

Artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB wordt hierbij vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt EUR 530 000. De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 augustus 2004.”

Artikel 3

Dit Gemeenschappelijk Optreden treedt in werking op 1 augustus 2004.

Artikel 4

Dit Gemeenschappelijk Optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 39.

(2)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 30.


Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/19


BESLUIT 2004/566/JBZ VAN DE RAAD

van 26 juli 2004

tot wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder c), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van Ierland (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Politieacademie (EPA), opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ (3) bezit momenteel geen rechtspersoonlijkheid.

(2)

Bij de evaluatie van de activiteiten van de eerste drie jaar, is het ontbreken van rechtspersoonlijkheid aangemerkt als één van de belangrijkste hinderpalen voor een goede werking van de EPA.

(3)

De EPA behoort de handelingsbekwaamheid te krijgen waarover rechtspersonen beschikken.

(4)

Deze wijziging vormt geen beletsel voor eventuele verdere wijzigingen, in het bijzonder wijzigingen die wellicht noodzakelijk worden geacht naar aanleiding van de evaluatie van de activiteiten van de eerste drie jaar,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2000/820/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 4 bis

1.   De EPA bezit rechtspersoonlijkheid.

2.   In elk der lidstaten heeft de EPA de ruimste handelingsbekwaamheid welke naar het nationale recht van die staat aan rechtspersonen wordt toegekend. De EPA kan met name roerende en onroerende zaken verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.

3.   De in artikel 4, lid 2, bedoelde administratieve directeur vertegenwoordigt de EPA in en buiten rechte.”.

2)

In artikel 5, lid 4,

a)

wordt punt d) vervangen door:

„d)

algemene werking van het secretariaat, onverminderd punt f);”;

b)

wordt punt f) vervangen door:

„f)

de beloning van de leden van het secretariaat en/of de vergoeding van de onkosten van de lidstaat/lidstaten die zorgt/zorgen voor de beloning van de leden van het secretariaat, naar rato van de bijdragen van de lidstaten.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  PB C 1 van 6.1.2004, blz. 8.

(2)  Advies uitgebracht op 20 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 1.


27.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/20


BESLUIT 2004/567/JBZ VAN DE RAAD

van 26 juli 2004

houdende wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder c), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van het Verenigd Koninkrijk (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2004/97/EG, Euratom (3) hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen op 13 december 2003, overeenstemming bereikt over de vestigingsplaatsen van bepaalde bureaus en organen van de Europese Unie, onder meer van de zetel van de EPA.

(2)

Dit besluit dient te worden opgenomen in Besluit 2000/820/JBZ (4),

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2000/820/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Er wordt een Europese Politieacademie (EPA) opgericht. Zij is gevestigd in Bramshill, Verenigd Koninkrijk.”.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De raad van bestuur stelt een permanent secretariaat in dat de EPA bijstaat in haar administratieve taken die noodzakelijk zijn voor haar werking en voor de uitvoering van het jaarprogramma en, in voorkomend geval, van de aanvullende programma's en initiatieven. Dit secretariaat is gevestigd in Bramshill.

De bepalingen betreffende de huisvesting van de EPA in het Verenigd Koninkrijk en met betrekking tot de voorzieningen die het Verenigd Koninkrijk moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de leden van de organen van de EPA, op de administratieve directeur en op de personeelsleden en hun familieleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen de EPA en het Verenigd Koninkrijk, die gesloten wordt nadat de raad van bestuur deze met eenparigheid van stemmen heeft goedgekeurd.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  PB C 20 van 24.1.2004, blz. 18.

(2)  Advies uitgebracht op 20 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 29 van 3.2.2004, blz. 15.

(4)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 1.