ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 237

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
8 juli 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1245/2004 van de Raad van 28 juni 2004 betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds

1

Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1246/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

8

 

 

Verordening (EG) nr. 1247/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 houdende vaststelling van de verminderingscoëfficiënt die moet worden toegepast in het kader van het communautaire tariefcontingent voor de invoer van gerst, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2305/2003

10

 

*

Verordening (EG) nr. 1248/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 houdende overgangsmaatregelen betreffende bepaalde invoer- en uitvoercertificaten voor het handelsverkeer van landbouwproducten tussen de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004 en Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1249/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt in de sector eieren in Nederland

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1250/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2808/98 met betrekking tot de melkpremie

13

 

*

Verordening (EG) nr 1251/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

14

 

 

Verordening (EG) nr. 1252/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot opening van de aankoop van boter in sommige lidstaten

15

 

 

Verordening (EG) nr. 1253/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

16

 

 

Verordening (EG) nr. 1254/2004 van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van de invoerrechten in de sector rijst

18

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2004/539/EG:Beschikking van de Commissie van 1 juli 2004 tot vaststelling van een overgangsmaatregel voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2365)  ( 1 )

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/1


VERORDENING (EG) Nr. 1245/2004 VAN DE RAAD

van 28 juni 2004

betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37 juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 14 van de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds (2), hebben beide partijen onderhandelingen gevoerd over de noodzakelijke wijzigingen van het vierde protocol (3) tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in die overeenkomst.

(2)

Ter afronding van die onderhandelingen is op 18 juni 2003 een protocol geparafeerd houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds.

(3)

De wijzigingen in het vierde protocol zijn in overeenstemming met de richtsnoeren van de mededeling van de Commissie van 23 december 2002 over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen.

(4)

Het protocol wijzigt de vangstmogelijkheden voor vissers uit de Gemeenschap in de wateren in de exclusieve economische zone van Groenland voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006.

(5)

Het is in het belang van de Gemeenschap dit protocol tot wijziging van het vierde protocol goed te keuren.

(6)

Om de benutting van de vangstmogelijkheden te optimaliseren, dient te worden bepaald dat de Commissie met de betrokken lidstaten overleg pleegt over de mogelijkheid om niet-benutte vangstmogelijkheden van een bepaalde lidstaat tijdens een bepaald visseizoen op verzoek aan een andere lidstaat over te dragen. Een dergelijke overdracht moet tijdelijk zijn en dient de toekomstige verdeling van vangstmogelijkheden onder de lidstaten en de bij artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (4) aan de lidstaten verleende bevoegdheden onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds, (hierna „het wijzigingsprotocol” genoemd) wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het wijzigingsprotocol is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De Commissie en de bevoegde autoriteit van Groenland mogen bij administratief akkoord de vergunningsrechten overeenkomstig artikel 11, lid 5, van het vierde protocol periodiek aanpassen.

Artikel 3

1.   Indien de vangstmogelijkheden in de wateren van de exclusieve economische zone van Groenland in het kader van de quota en vergunningen van een bepaalde lidstaat niet volledig worden benut, pleegt de Commissie overleg met de lidstaten, onverminderd de bij artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan de lidstaten verleende bevoegdheden, teneinde optimale benutting van de vangstmogelijkheden voor te bereiden en met name de mogelijke overdracht van de niet-benutte vangstmogelijkheden van de betrokken lidstaat naar andere lidstaten die daarom verzoeken.

2.   De in lid 1 bedoelde overdracht van vangstmogelijkheden van de ene lidstaat naar de andere laat de toekomstige verdeling van vangstmogelijkheden tussen de lidstaten onverlet, overeenkomstig de relatieve stabiliteit.

Artikel 4

Reders uit de Gemeenschap die een vergunning ontvangen voor een vaartuig om te vissen in de wateren in de exclusieve economische zone van Groenland, betalen een recht overeenkomstig artikel 11, lid 5, van het vierde protocol.

De uitvoeringsbepalingen betreffende dit artikel, met inbegrip van de formaliteiten voor de aanvraag en afgifte van vergunningen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Artikel 5

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om het wijzigingsprotocol te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. CULLEN


(1)  Advies uitgebracht op 1 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.

(3)  PB L 209 van 2.8.2001, blz. 2.

(4)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.


PROTOCOL

houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds

Naar aanleiding van de bijeenkomst van de gemengde commissie van 16 tot en met 18 juni 2003, wordt het vierde protocol (1) met ingang van 1 januari 2004 als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   Dit protocol geldt voor visserijactiviteiten in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2006.

2.   De in artikel 2 van de overeenkomst bedoelde quota worden elk jaar vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke informatie. Zij worden berekend als het overschot van de totale toegestane vangsten van Groenland na aftrek van de in artikel 7, lid 1, van de overeenkomst en in artikel 2 bedoelde hoeveelheden, en bedragen ten hoogste:

(ton)

Soort

Westelijk bestand

(NAFO 0/1)

Oostelijk bestand

(ICES XIV/V)

Kabeljauw

p.m. (2)

 

Roodbaars

0 (3)

25 500 (4)

Groenlandse heilbot

1 500 (5)

9 000 (6)

Garnaal

4 000

5 675

Atlantische heilbot

200 (7)

1 000 (7)

Lodde

 

 (8)

Grenadiersvis

1 350

2 000

Sneeuwkrab

1 000

 

Bijvangsten

2 000 (9)

 

3.   Het quotum voor garnaal uit de wateren ten oosten van Groenland mag worden gevangen in de wateren ten westen van Groenland als per bedrijf regelingen voor quotaruil zijn getroffen tussen reders uit Groenland en uit de Europese Gemeenschap. De plaatselijke regering van Groenland verbindt zich ertoe dergelijke regelingen te vergemakkelijken. De ruil van quota is slechts mogelijk voor ten hoogste 2 000 t per jaar in gebieden ten westen van Groenland. Voor de betrokken visserij door communautaire vissersvaartuigen gelden dezelfde voorwaarden als die welke zijn vastgesteld in de aan de Groenlandse reder afgegeven vergunning.

4.   Vergunningen voor experimentele visserij worden steeds afgegeven voor een proefperiode van maximaal zes maanden overeenkomstig artikel 9 en bijlage V.

5.   Indien de partijen concluderen dat de experimentele visserij positieve resultaten heeft opgeleverd, kent de plaatselijke regering van Groenland tot het einde van de looptijd van dit protocol 50 % van de vangstmogelijkheden voor de nieuwe soorten toe aan de communautaire vloot. Daarbij wordt het in artikel 11, lid 2, bedoelde gedeelte van de financiële compensatie dienovereenkomstig verhoogd.”.

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

De in artikel 7, eerste alinea, van de overeenkomst bedoelde hoeveelheden bedragen per jaar:

(ton)

Soort

Westelijk bestand

(NAFO 0/1)

Oostelijk bestand

(ICES XIV/V)

Kabeljauw

50 000 (10)

 

Roodbaars

2 500

5 000

Groenlandse heilbot

4 700

4 000

Garnaal

25 000

1 500

3)

Artikel 3 wordt geschrapt.

4)

Artikel 9 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 9

De partijen stimuleren de beoefening van experimentele visserij op, onder andere, diepzeesoorten, koppotigen, tweekleppigen en lodde (westelijk bestand) in de wateren van Groenland. Daartoe plegen zij overleg wanneer een van de partijen daarom verzoekt en stellen zij per geval de doelsoorten, de visserijvoorschriften en de overige parameters vast. De partijen voeren de experimentele visserij uit overeenkomstig het bepaalde in bijlage V.”.

5)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde financiële compensatie bedraagt voor de geldigheidsduur van dit protocol 42 820 000 EUR , jaarlijks te betalen aan het begin van het visseizoen.

2.   Een gedeelte van de financiële compensatie ten belope van 31 760 679 EUR wordt beschouwd als bedrag in ruil voor de vangstmogelijkheden. Dit bedrag wordt in de loop van ieder visseizoen aangepast indien de Gemeenschap naast de hoeveelheden in de tabel in artikel 1 extra quota worden toegekend. De aanpassing wordt berekend op basis van de marktprijzen van de verschillende soorten waarvoor extra quota worden toegekend.

3.   Groenland stelt voor de Gemeenschap een hoeveelheid van 20 000 t kabeljauwequivalent beschikbaar, welke door de Gemeenschap mag worden gebruikt om aanvullende vangstmogelijkheden te verwerven. De in lid 2 bedoelde aangepaste compensatie mag voor maximaal 50 % uit deze kabeljauwequivalenten bestaan.

4.   De procedure voor de toewijzing van aanvullende vangstmogelijkheden zoals bedoeld in artikel 8 van de overeenkomst, is vastgesteld in bijlage III.

5.   De bedragen die voortvloeien uit de rechtstreekse betalingen van de vergunningen door de reders, worden in mindering gebracht op de in artikel 11, lid 1, bedoelde totale financiële compensatie door de Gemeenschap. De rechten voor de vergunningen die vaartuigen per soort en per ton worden verleend, worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage VI. De technische uitvoeringsbepalingen voor de verlening van visserijvergunningen worden bij administratief akkoord door beide partijen onderling vastgesteld.

6.   Groenland verleent begrotingssteun aan de visserijsector gedurende de drie laatste jaren van de looptijd van het protocol overeenkomstig de inspanningsverplichting die is vastgelegd in het schrijven van de premier van Groenland aan voorzitter Prodi van 12 juni 2003. De richtsnoeren inzake strategie en doelstellingen van de hervorming van het Groenlandse visserijbeleid, zoals onafhankelijk en autonoom vastgesteld en geprogrammeerd door de plaatselijke regering van Groenland, alsmede de technische bijzonderheden inzake de vaststelling en uitvoering van en het toezicht op de begrotingssteun voor de Groenlandse visserijsector worden bij administratief akkoord door Groenland en de Europese Gemeenschap onderling vastgesteld. Groenland maakt 500 000 EUR vrij ter verruiming van de begroting van het Groenlands Natuurinstituut.”.

6)

Artikel 14 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 14

De partijen evalueren uiterlijk op 30 juni 2005 de tenuitvoerlegging van dit protocol ter voorbereiding van de onderhandelingen over de volgende overeenkomst.”.

7)

Bijlage I wordt geschrapt.

8)

De volgende bijlage V wordt toegevoegd:

„BIJLAGE V

Uitvoeringsbepalingen inzake de experimentele visserij

De plaatselijke regering van Groenland en de Commissie van de Europese Gemeenschappen stellen in onderling overleg de marktdeelnemers van de Europese Gemeenschap, de meest geschikte tijden en de regelingen voor de uitvoering van de experimentele visserij vast. Om de verkenningswerkzaamheden van de vaartuigen te vergemakkelijken, levert de plaatselijke regering van Groenland (via het Groenlands Natuurinstituut) de beschikbare wetenschappelijke en andere elementaire informatie.

De Groenlandse visserijsector wordt hierbij nauw betrokken (coördinatie en dialoog inzake de regelingen voor experimentele visserij).

Duur van de visserij: maximaal zes maanden en minimaal drie maanden, tenzij beide partijen in onderlinge overeenstemming iets anders beslissen.

Selectie van kandidaten voor experimentele visserij:

Aanvragen om vergunningen voor experimentele visserij worden door de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Groenlandse autoriteiten meegedeeld. Het technisch dossier dient te bevatten:

de technische kenmerken van het vaartuig;

de expertise inzake visserij van de officieren aan boord;

het voorstel voor de technische parameters van de experimentele visserij (duur, vistuig, gebieden enz.).

De plaatselijke regering van Groenland zal, indien zij dit nodig acht, een technische dialoog tussen de diensten van de regering van Groenland en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en de reders, anderzijds, organiseren.

Voor het begin van de experimentele visserij dienen de reders bij de autoriteiten van Groenland en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen het volgende in:

een verklaring van de vangsten die zich reeds aan boord bevinden;

de technische kernmerken van het voor de experimentele visserij gebruikte vistuig;

een verklaring dat zij voldoen aan de Groenlandse visserijvoorschriften.

Tijdens de experimentele visserij dienen de reders van de betrokken vaartuigen:

het Groenlands Natuurinstituut, de autoriteiten van Groenland en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wekelijks verslag uit te brengen over de vangsten per dag en per trek, onder vermelding van de technische parameters van de visserij (positie, diepte, datum en tijd, vangsten en andere waarnemingen of opmerkingen);

de positie, snelheid en koers van het vaartuig per VMS mee te delen;

één Groenlandse wetenschappelijke waarnemer of een door de Groenlandse autoriteiten aangewezen waarnemer aan boord te nemen. De waarnemer heeft tot taak wetenschappelijke informatie over de vangsten te verzamelen en de vangsten te bemonsteren. De waarnemer krijgt dezelfde behandeling als de officieren aan boord van het vaartuig en de reder dekt de kosten van het levensonderhoud van de waarnemer tijdens diens verblijf aan boord. Het tijdstip en de duur van het verblijf aan boord en de wijze van inscheping en ontscheping van de waarnemers worden in overleg met de Groenlandse autoriteiten vastgesteld. Tenzij de partijen iets anders besluiten, kan een vaartuig niet worden verplicht meer dan eenmaal om de twee maanden een haven aan te doen;

de vaartuigen te laten inspecteren bij het verlaten van de Groenlandse wateren, indien de Groenlandse autoriteiten daarom verzoeken;

een verklaring af te geven dat zij voldoen aan de Groenlandse visserijvoorschriften.

De tijdens de experimentele visserij gedane vangsten en bijvangsten blijven eigendom van de reder.

De autoriteiten van Groenland wijzen een contactpersoon aan voor de afhandeling van onvoorziene problemen die de ontwikkeling van de experimentele visserij zouden kunnen belemmeren.”.

9)

De volgende bijlage VI wordt toegevoegd:

„BIJLAGE VI

Vergunningsrechten

De volgende rechten (11) zijn verschuldigd:

Soort

EUR/t

Roodbaars

52

Groenlandse heilbot

85

Garnaal

74

Atlantische heilbot

199

Lodde

7

Grenadiersvis

10

Sneeuwkrab

122


(1)  PB L 209 van 2.8.2001, blz. 2.

(2)  Indien het bestand zich herstelt, mag de Gemeenschap maximaal 31 000 t vissen, waarbij het in artikel 11, lid 2, bedoelde gedeelte van de financiële compensatie dienovereenkomstig wordt verhoogd. Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

(3)  De Gemeenschap mag eind november voor het volgende jaar verzoeken om een verhoging van dit quotum tot maximaal 5 500 t, waarbij het in artikel 11, lid 2, bedoelde gedeelte van de financiële compensatie dienovereenkomstig wordt verhoogd.

(4)  Mag ten oosten of ten westen van Groenland worden gevangen, waarvan maximaal 20 000 t met de pelagische trawl. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden gemeld. De Gemeenschap mag eind november voor het volgende jaar verzoeken om een verhoging van dit quotum tot maximaal 47 320 t, waarbij het in artikel 11, lid 2, bedoelde gedeelte van de financiële compensatie dienovereenkomstig wordt verhoogd.

(5)  500 t mag in overeenstemming met de Groenlandse autoriteiten hetzij in de noordelijke hetzij in de zuidelijke wateren worden gevangen.

(6)  Deze hoeveelheid mag worden gewijzigd na overeenstemming tussen de betrokken kuststaten over de toewijzing van de vangstmogelijkheden. De visserij wordt beheerd door een beperking van het aantal vaartuigen dat tegelijkertijd mag vissen.

(7)  Indien de bijvangsten aan Atlantische heilbot van de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars groter zijn dan de communautaire quota voor Atlantische heilbot, voorzien de Groenlandse autoriteiten in oplossingen om ervoor te zorgen dat de communautaire vissers hun quota voor kabeljauw en roodbaars desondanks kunnen opvissen.

(8)  7,7 % van de totaal toegelaten vangst (TAC) voor lodde van het betrokken seizoen.

(9)  Betreft het totaal van de vangsten aan kabeljauw, katvis, rog, leng en torsk. De bijvangsten aan kabeljauw mogen niet meer dan 100 t bedragen. Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

(10)  Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.”.

(11)  De tarieven kunnen bij administratief akkoord door beide partijen onderling periodiek worden aangepast, daarbij rekening houdend met de situatie op de markt en met betrekking tot de bestanden.”.


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/8


VERORDENING (EG) Nr. 1246/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 7 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(in EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

57,9

999

57,9

0707 00 05

052

78,4

999

78,4

0709 90 70

052

83,4

999

83,4

0805 50 10

388

53,0

508

48,1

524

57,8

528

59,0

999

54,5

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

85,9

400

108,7

404

116,6

508

67,7

512

87,8

528

75,1

720

88,8

804

90,6

999

90,2

0808 20 50

388

101,5

512

87,6

528

84,6

999

91,2

0809 10 00

052

222,4

624

203,1

999

212,8

0809 20 95

052

312,5

400

332,5

999

322,5

0809 30 10, 0809 30 90

052

120,2

624

75,4

999

97,8

0809 40 05

512

91,6

624

193,1

999

142,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/10


VERORDENING (EG) Nr. 1247/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

houdende vaststelling van de verminderingscoëfficiënt die moet worden toegepast in het kader van het communautaire tariefcontingent voor de invoer van gerst, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2305/2003

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie van 29 december 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van gerst uit derde landen (2), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2305/2003 is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van 300 000 t gerst van GN-code 1003 00.

(2)

De overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 op 5 juli 2004 aangevraagde hoeveelheden overschrijden de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moet worden bepaald voor welke hoeveelheden certificaten kunnen worden afgegeven door de verminderingscoëfficiënt vast te stellen die op de aangevraagde hoeveelheden moet worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan elke aanvraag voor een invoercertificaat in het kader van het tariefcontingent voor gerst, die overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 bij de Commissie is ingediend op 5 juli 2004, wordt voldaan tot 0,120440 van de aangevraagde hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7.


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/11


VERORDENING (EG) Nr. 1248/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

houdende overgangsmaatregelen betreffende bepaalde invoer- en uitvoercertificaten voor het handelsverkeer van landbouwproducten tussen de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004 en Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slovakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tot en met 30 april 2004 diende in het kader van het handelsverkeer van landbouwproducten tussen de Gemeenschap en Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije een invoer- of uitvoercertificaat te worden overgelegd. Met ingang van 1 mei 2004 mogen die certificaten niet meer worden gebruikt in het kader van dat handelsverkeer.

(2)

Sommige certificaten, waarvan de geldigheidsduur pas na 30 april 2004 verstrijkt, zijn niet volledig of helemaal niet gebruikt. De aan deze certificaten verbonden verplichtingen dienen normaliter in acht te worden genomen, zoniet wordt de gestelde zekerheid verbeurdverklaard. Aangezien deze verbintenissen evenwel geen voorwerp meer hebben, moeten zij worden ingetrokken en moeten de gestelde zekerheden worden vrijgegeven.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De zekerheden die met betrekking tot invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten zijn gesteld, worden op verzoek van de betrokkenen vrijgegeven, op voorwaarde dat:

op de betrokken certificaten als land van bestemming, van oorsprong of van herkomst, één van de volgende landen is vermeld: Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

de geldigheidsduur van de certificaten op 1 mei 2004 nog niet is verstreken,

zij op voornoemde datum nog niet volledig of helemaal niet zijn gebruikt.

De eerste alinea geldt ook voor certificaten waarop als bestemming, oorsprong of herkomst de vermelding „PECO” is aangebracht, op voorwaarde dat de marktdeelnemer aan de bevoegde autoriteiten het bewijs levert dat het een transactie betreft naar of van herkomst uit één van de in de eerste alinea vermelde lidstaten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/12


VERORDENING (EG) Nr. 1249/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt in de sector eieren in Nederland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In verband met het uitbreken van aviaire influenza in bepaalde productiegebieden in Nederland, zijn bij Beschikking 2003/153/EG van de Commissie van 3 maart 2003 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met een sterk vermoeden van besmetting met aviaire influenza in Nederland (2) veterinaire en commerciële beperkende maatregelen vastgesteld voor de betrokken lidstaat. Het vervoer en het in de handel brengen van broedeieren in Nederland zijn derhalve tijdelijk verboden.

(2)

De uit de toepassing van de veterinaire maatregelen voortvloeiende beperkingen inzake het vrije verkeer van broedeieren dreigden de markt voor broedeieren in Nederland ernstig te verstoren. De Nederlandse autoriteiten hebben marktondersteunende maatregelen vastgesteld die van toepassing zijn zolang als strikt noodzakelijk is en die uitsluitend gelden voor broedeieren. Deze maatregelen voorzagen in de mogelijkheid om broedeieren die niet mochten worden geïncubeerd, te gebruiken voor verwerking tot eiproducten.

(3)

Deze maatregelen hebben een gunstig effect gehad op de markt voor broedeieren en voor eieren in het algemeen. Derhalve mogen deze maatregelen worden opgenomen in de buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt in de zin van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2771/75 en mag steun worden verleend om een deel van het economisch verlies dat voortvloeit uit het gebruik van broedeieren voor verwerking tot eiproducten, te compenseren.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor eieren en slachtpluimvee,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het krachtens een beslissing van de Nederlandse autoriteiten in het kader van de toepassing van Beschikking 2003/153/EG toegestane gebruik van broedeieren van GN-code 0407 00 19 voor verwerking in de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2003, wordt aangemerkt als een buitengewone maatregel ter ondersteuning van de markt in de zin van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2771/75.

2.   Op grond van de in lid 1 bedoelde maatregel wordt een vergoeding van 0,081 EUR per broedei uitgekeerd voor ten hoogste 37 040 000 stuks.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 59 van 4.3.2003, blz. 32.


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/13


VERORDENING (EG) Nr. 1250/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2808/98 met betrekking tot de melkpremie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor de landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (2), betreft onder meer een melkpremie en extra betalingen in de vorm van een premietoeslag, die met ingang van 1 januari 2004 van toepassing zijn.

(2)

De melkpremie was in eerste instantie ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (3), in verband met de geleidelijke verlaging van de marktsteun in de zuivelsector. Tot 2007 wordt de premie jaarlijks verhoogd om die verlaging van de marktsteun te compenseren, welke verlaging telkens plaatsvindt op 1 juli, zijnde de eerste dag van het melkprijsjaar.

(3)

Het is derhalve wenselijk te bepalen dat voor de melkpremie het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaatsvindt op 1 juli van het jaar waarvoor de steun wordt verleend. Met het oog op de onderlinge samenhang moet ook worden bepaald dat voor de melkpremie en voor de extra betalingen hetzelfde ontstaansfeit voor de wisselkoers geldt.

(4)

Verordening (EG) nr. 2808/98 van de Commissie van 22 december 1998 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector (4) moet bijgevolg worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2808/98 wordt de volgende tekst als derde alinea toegevoegd:

„Voor de melkpremie en de extra betalingen als bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 juli van het jaar waarvoor de steun wordt verleend.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48).

(3)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(4)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 36. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2304/2003 (PB L 342 van 30.12.2003, blz. 6).


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/14


VERORDENING (EG) Nr 1251/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie (2) zijn de steunbedragen vastgesteld voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt, rekening houdend met de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 genoemde factoren. Aangezien de interventieprijs voor ondermelk per 1 juli 2004, wordt verlaagd, moeten deze steunbedragen worden verlaagd.

(2)

Verordening (EG) nr. 2799/1999 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2799/1999 wordt vervangen door:

„1.   Het steunbedrag wordt vastgesteld op:

a)

3,97 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 35,6 %;

b)

3,51 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 %;

c)

49,22 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 35,6 %;

d)

43,41 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte over de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 %.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1079/2004 (PB L 203 van 8.6.2004, blz. 13).


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/15


VERORDENING (EG) Nr. 1252/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot opening van de aankoop van boter in sommige lidstaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 is bepaald dat de Commissie de aankoop aan 90 % van de interventieprijs in een lidstaat opent of schorst zodra is geconstateerd dat de marktprijs in die lidstaat gedurende twee opeenvolgende weken naar gelang van het geval beneden dan wel op of boven 92 % van de interventieprijs ligt.

(2)

Op basis van de marktprijzen die de nieuwe lidstaten vanaf 1 mei 2004 hebben meegedeeld, heeft de Commissie geconstateerd dat de prijzen in Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Tsjechië gedurende twee opeenvolgende weken beneden 92 % van de interventieprijs liggen. Bijgevolg moet in die lidstaten de interventieaankoop worden geopend,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 6, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde aankoop van boter wordt geopend in Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Tsjechië.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004 (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 138).


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/16


VERORDENING (EG) Nr. 1253/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1423/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten uit de sector suiker, andere dan melasse (2), en met name op artikel 1, lid 2, tweede alinea, tweede zin, en artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2004/2005 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 van de Commissie (3).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1423/95 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1423/95 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 624/98 (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 5).

(3)  PB L 232 van 1.7.2004, blz. 11.


BIJLAGE

Met ingang van 8 juli 2004 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

17,39

7,61

1701 11 90 (1)

17,39

13,77

1701 12 10 (1)

17,39

7,42

1701 12 90 (1)

17,39

13,26

1701 91 00 (2)

20,89

15,78

1701 99 10 (2)

20,89

10,34

1701 99 90 (2)

20,89

10,34

1702 90 99 (3)

0,21

0,43


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt I, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/18


VERORDENING (EG) Nr. 1254/2004 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2004

tot wijziging van de invoerrechten in de sector rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1503/96 van de Commissie van 29 Juli 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad met betrekking tot de invoerrechten in de rijstsector (2), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector rijst zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1220/2004 van de Commissie (3).

(2)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1503/96 is bepaald dat, indien in de loop van een toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 10 ecu per ton verschilt van het vastgestelde recht, een overeenkomstige aanpassing wordt uitgevoerd. Dit verschil zich heeft voorgedaan. De in Verordening (EG) nr. 1220/2004 vastgestelde invoerrechten derhalve moeten worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1220/2004 worden vervangen door de bijlagen I en II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordning laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(2)  PB L 189 van 30.7.1996, blz. 71. Verordning laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2294/2003 (PB L 340 van 24.12.2003, blz. 12).

(3)  PB L 232 van 1.7.2004, blz. 34.


BIJLAGE I

Invoerrechten voor rijst en breukrijst

(in EUR/t)

GN-code

Invoerrechten (5)

Derde landen (behalve ACS en Bangladesh) (3)

ACS (1)  (2)  (3)

Bangladesh (4)

Basmati

India en Pakistan (6)

Egypte (8)

1006 10 21

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 23

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 25

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 27

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 92

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 94

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 96

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 98

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 20 11

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 13

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 15

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 17

191,62

62,73

91,47

0,00

143,72

1006 20 92

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 94

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 96

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 98

191,62

62,73

91,47

0,00

143,72

1006 30 21

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 23

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 25

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 27

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 42

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 44

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 46

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 48

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 61

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 63

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 65

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 67

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 92

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 94

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 96

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 98

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 40 00

 (7)

41,18

 (7)

 

96,00


(1)  Het invoerrecht op rijst van oorsprong uit de ACS-staten wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad (PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5) en Verordening (EG) nr. 638/2003 van de Commissie (PB L 93 van 10.4.2003, blz. 3) vastgestelde regelingen.

(2)  Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1706/98 worden de invoerrechten niet toegepast op producten van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan die rechtstreeks in het overzeese departement Réunion worden ingevoerd

(3)  Het recht bij invoer van rijst in het overzeese departement Réunion is vastgesteld in artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 3072/95.

(4)  Het invoerrecht op rijst, met uitzondering van breukrijst (GN-code 1006 40 00), van oorsprong uit Bangladesh, wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1) en de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 862/91 van de Commissie (PB L 88 van 9.4.1991, blz. 7) vastgestelde regelingen.

(5)  De invoer van producten van oorsprong uit de LGO is vrijgesteld van invoerrechten overeenkomstig artikel 101, lid 1, van het gewijzigde Besluit 91/482/EEG van de Raad (PB L 263 van 19.9.1991, blz. 1).

(6)  Voor gedopte Basmati-rijst, van oorsprong uit India en Pakistan, wordt een vermindering van 250 EUR/t toegepast (artikel 4 bis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1503/96).

(7)  Recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(8)  Het invoerrecht op rijst van oorsprong en herkomst uit Egypte wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2184/96 van de Raad (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 196/97 van de Commissie (PB L 31 van 1.2.1997, blz. 53) vastgestelde regelingen.


BIJLAGE II

Berekening van de invoerrechten in de sector rijst

 

Padie

Indica-rijst

Japonica-rijst

Breukrijst

Gedopt

Volwit

Gedopt

Volwit

1.

Invoerrecht (EUR/t)

 (1)

191,62

416,00

264,00

416,00

 (1)

2.   

Berekeningselementen:

a)

Cif-prijs Arag (EUR/t)

359,81

216,09

290,44

371,68

b)

Fob-prijs (EUR/t)

266,07

347,31

c)

Kosten van zeevervoer (EUR/t)

24,37

24,37

d)

Bron

USDA en operateurs

USDA en operateurs

Operateurs

Operateurs


(1)  Recht van het gemeenschappelijk douanetarief.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

8.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 237/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2004

tot vaststelling van een overgangsmaatregel voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2365)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/539/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 998/2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren is van toepassing met ingang van 3 juli 2004.

(2)

Ondanks de maatregelen die zijn goedgekeurd ter vergemakkelijking van de overgang van de bestaande voorschriften naar die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 998/2003, vereist de uitvoering daarvan met name de beschikbaarheid van het paspoortdocument in alle veterinaire bureaus, de afgifte van nieuwe modellen van invoercertificaten voor binnenkomst uit derde landen en de uitvoering van post-vaccinatietests voor dieren uit derde landen die niet zijn opgenomen in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003.

(3)

Het blijkt dat ondanks de door de lidstaten geleverde inspanningen nog onzekerheden over deze voorschriften blijven bestaan, met name rekening houdend met het aanzienlijke aantal mensen dat in deze periode van het jaar voor hun zomervakantie met hun gezelschapsdier op reis zal gaan. De jaarlijkse piek in het verkeer van gezelschapsdieren zou bijgevolg tot talrijke administratieve moeilijkheden kunnen leiden.

(4)

Daarom is het raadzaam dat de thans van toepassing zijnde nationale voorschriften zo nodig gedurende een voldoende lange periode van kracht blijven. Als gevolg daarvan wordt tijdens deze periode het verkeer van gezelschapsdieren toegestaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 998/2003 respectievelijk de nationale voorschriften die vóór 3 juli 2004 van kracht waren. Dienovereenkomstig moet de in Beschikking 2004/301/EG bedoelde afwijking van de Beschikkingen van de Commissie 2003/803/EG (2) en 2004/203/EG (3) ten aanzien van de vorm van certificaten en paspoorten voor het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten worden uitgesteld.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onverminderd het bepaalde in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 998/2003 staan de lidstaten tot 1 oktober 2004 het binnenbrengen op hun grondgebied van gezelschapsdieren van de in bijlage I bij die verordening vermelde soorten toe overeenkomstig de nationale voorschriften die vóór 3 juli 2004 van kracht waren.

Artikel 2

In artikel 1, eerste alinea, onder a), van Beschikking 2004/301/EG wordt de datum „3 juli 2004” vervangen door de datum „1 oktober 2004”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 592/2004 van de Commissie (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 7).

(2)  PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1.

(3)  PB L 65 van 3.3.2004, blz. 13. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2004/301/EG (PB L 98 van 2.4.2004, blz. 55).