ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 230

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
30 juni 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1196/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1197/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sectoren eieren en slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1198/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van de regeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor slachtpluimvee en bepaalde andere landbouwproducten

5

 

 

Verordening (EG) nr. 1199/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 2497/96

7

 

 

Verordening (EG) nr. 1200/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 houdende opening van openbare inschrijving nr. 52/2004 EG voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik

9

 

*

Verordening (EG) nr. 1201/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor kalveren met een gewicht van niet meer dan 80 kg van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1202/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

19

 

*

Verordening (EG) nr. 1203/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 02062991 (1 juli 2004-30 juni 2005)

27

 

*

Verordening (EG) nr. 1204/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

32

 

*

Verordening (EG) nr. 1205/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 houdende opening van een inschrijving voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, druiven voor tafelgebruik, appelen en perziken)

39

 

*

Verordening (EG) nr. 1206/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

42

 

 

Verordening (EG) nr. 1207/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 tot wijziging van de invoerrechten in de sector granen

52

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten

 

*

2004/524/EG, Euratom:Besluit van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten van de Europese Unie van 23 juni 2004 houdende benoeming van een rechter van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen

55

 

 

Europese Centrale Bank

 

*

2004/525/EG:Besluit van de Europese Centrale Bank van 3 juni 2004 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/11)

56

 

*

2004/526/EG:Besluit van de Europese Centrale Bank van 17 juni 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/12)

61

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1166/2004 van de Commissie van24 juni 2004 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen (PB L 224 van 25.6.2004)

64

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/1


VERORDENING (EG) Nr. 1196/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(in EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0707 00 05

052

102,7

999

102,7

0709 90 70

052

84,6

999

84,6

0805 50 10

382

55,6

388

65,9

528

59,2

999

60,2

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

82,1

400

105,2

404

106,8

508

69,2

512

75,2

528

75,0

720

78,5

804

92,8

999

85,6

0809 10 00

052

249,0

624

104,3

999

176,7

0809 20 95

052

344,6

068

127,8

400

366,6

616

146,8

999

246,5

0809 30 10, 0809 30 90

052

152,4

624

106,4

999

129,4

0809 40 05

512

96,4

624

191,5

999

144,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/3


VERORDENING (EG) Nr. 1197/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sectoren eieren en slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 593/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor producten van de sector eieren en voor ovoalbumine (1), en met name op artikel 5, lid 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/96 van de Commissie van 28 juni 1996 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor producten van de sector slachtpluimvee (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004 worden ingewilligd voor het in de bijlage van deze verordening aangegeven percentage.

2.   In de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004 kunnen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 592/2004 en (EG) nr. 1251/96 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 10.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 136. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1043/2001 (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 24).


BIJLAGE

Groep

Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004

Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004

(in t)

E1

100,00

67 300,00

E2

48,69

1 750,00

E3

100,00

7 161,58

P1

96,27

1 550,00

P2

100,00

1 976,00

P3

2,12

175,00

P4

6,17

250,00


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/5


VERORDENING (EG) Nr. 1198/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van de regeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor slachtpluimvee en bepaalde andere landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1431/94 van de Commissie van 22 juni 1994 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector slachtpluimvee, van de invoerregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor slachtpluimvee en bepaalde andere landbouwproducten (1), en met name op artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van Verordening (EG) nr. 1431/94 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004 worden ingewilligd voor het in de bijlage bij deze verordening aangegeven percentage.

2.   In de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1431/94 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 156 van 23.6.1994, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1043/2001 (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 24).


BIJLAGE

Groep

Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004

Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004

(in t)

1

1,48

1 775,00

2

1,60

1 275,00

3

1,55

825,00

4

1,81

450,00

5

3,92

175,00


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/7


VERORDENING (EG) Nr. 1199/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in juni 2004 worden ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 2497/96

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2497/96 van de Commissie van 18 december 1996 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector slachtpluimvee, van de regeling waarin is voorzien in de Associatieovereenkomst en de Interim-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Israël (1), en met name op artikel 4, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van Verordening (EG) nr. 2497/96 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004 worden ingewilligd voor de in de bijlage aangegeven percentages.

2.   In de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2497/96 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 338 van 28.12.1996, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 361/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 15).


BIJLAGE

Groep

Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004

Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004

(in t)

I1

30,30

360,50

I2

100,00

128,75


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/9


VERORDENING (EG) Nr. 1200/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

houdende opening van openbare inschrijving nr. 52/2004 EG voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1) en met name op artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2), zijn onder meer de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de afzet van de door distillatie als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 ontstane alcoholvoorraden die in het bezit zijn van de interventiebureaus.

(2)

Overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 moeten openbare inschrijvingen voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik worden gehouden om de voorraden communautaire alcohol uit wijnbouwproducten te verkleinen en om het mogelijk te maken dat in de Gemeenschap kleinschalige industriële projecten worden uitgevoerd of dat alcohol wordt verwerkt tot goederen die bestemd zijn voor uitvoer voor industriële doeleinden. De door de lidstaten opgeslagen communautaire alcohol uit wijnbouwproducten bestaat uit hoeveelheden die zijn verkregen bij distillatie als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(3)

Sinds 1 januari 1999 en op grond van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (3), moeten de geboden prijzen en de zekerheden in euro worden uitgedrukt en moeten de betalingen plaatsvinden in euro.

(4)

Het is wenselijk om voor de biedingen minimumprijzen vast te stellen die naar categorie van eindbestemming zijn gedifferentieerd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij openbare inschrijving nr. 52/2004 EG wordt alcohol uit wijnbouwproducten verkocht voor nieuwe vormen van industrieel gebruik. De alcohol is verkregen bij distillatie als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en is in het bezit van het Franse interventiebureau.

De te koop aangeboden hoeveelheid bedraagt 100 000 hl alcohol 100 % vol. De nummers van de opslagtanks, de plaatsen van opslag en de hoeveelheid alcohol 100 % vol in elk van die opslagtanks zijn vermeld in de bijlage.

Artikel 2

De verkoop vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 79, 81, 82, 83, 84, 85, 95, 96, 97, 100 en 101 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2799/98.

Artikel 3

1.   De biedingen moeten worden afgegeven bij het interventiebureau dat in het bezit is van de betrokken alcohol, namelijk:

Onivins-Libourne, Délégation nationale

17, avenue de la Ballastière, boîte postale 231

F-33505 Libourne Cedex

Tel. (33-5) 57 55 20 00

Telex 57 20 25

Fax (33-5) 57 55 20 59,

of bij aangetekend schrijven aan het adres van dit interventiebureau worden toegezonden.

2.   De biedingen moeten zich bevinden in een verzegelde enveloppe met de vermelding „Soumission — adjudication en vue de nouvelles utilisations industrielles, no 52/2004 CE” (bod — openbare inschrijving voor nieuwe vormen van industrieel gebruik nr. 52/2004 EG), welke enveloppe zelf in de enveloppe met het adres van het betrokken interventiebureau moet zijn gedaan.

3.   De biedingen moeten het betrokken interventiebureau bereiken uiterlijk op 27 juli 2004 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

4.   Elk bod moet vergezeld gaan van het bewijs dat bij het interventiebureau dat de betrokken alcohol in zijn bezit heeft, een inschrijvingszekerheid ten bedrage van 4 EUR per hl alcohol 100 % vol is gesteld.

Artikel 4

De laagste prijs die kan worden geboden, bedraagt 8,60 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van bakkersgist, 26 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van scheikundige producten van het type aminen en chloraal voor uitvoer, 32 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van eau de Cologne voor uitvoer en 7,50 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor andere vormen van industrieel gebruik.

Artikel 5

De regeling inzake de bemonstering is vastgesteld bij artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1623/2000. De prijs van de monsters bedraagt 10 EUR per liter.

Het interventiebureau verstrekt alle nuttige inlichtingen over de kenmerken van de te koop aangeboden alcohol.

Artikel 6

De uitvoeringszekerheid bedraagt 30 EUR per hl alcohol à 100 % vol.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 908/2004 (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 56).

(3)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.


BIJLAGE

OPENBARE INSCHRIJVING Nr. 52/2004 EG VOOR DE VERKOOP VAN ALCOHOL VOOR NIEUWE VORMEN VAN INDUSTRIEEL GEBRUIK

Plaats van opslag, hoeveelheid en kenmerken van de te koop aangeboden alcohol

Lidstaat

Plaatsen

Nummer van de opslagtank

Hoeveelheid zuivere alcohol in hl 100 % vol

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1493/1999, artikel:

Type alcohol

Alcohol-volumegehalte

(% vol)

Frankrijk

Onivins — Longuefuye

F-53200 Longuefuye

20

22 410

27

ruw

+ 92

4

22 555

27

ruw

+ 92

10

22 310

28

ruw

+ 92

15

15 155

28

ruw

+ 92

Onivins — Port-la-Nouvelle

Avenue Adolphe Turel

BP 62

F-11210 Port-la-Nouvelle

37

165

27

ruw

+ 92

37

8 100

30

ruw

+ 92

37

550

28

ruw

+ 92

36

120

28

ruw

+ 92

36

8 610

30

ruw

+ 92

36

25

27

ruw

+ 92

Totaal

 

100 000

 

 

 


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/12


VERORDENING (EG) Nr. 1201/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor kalveren met een gewicht van niet meer dan 80 kg van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) en Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (3) voorzien in de opening van tariefcontingenten op jaarbasis, met name voor 178 000 levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg (volgnummer 09.4598) van oorsprong uit bepaalde derde landen met inbegrip van Bulgarije en Roemenië, onder bepaalde, in bijlage A, onder b), bij de respectieve protocollen bij deze besluiten vastgestelde voorwaarden. Bij Verordening (EG) nr. 1128/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen (4) zijn uitvoeringsbepalingen voor deze tariefcontingenten vastgesteld.

(2)

Teneinde rekening te houden met de toetreding van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije, die samen met Bulgarije en Roemenië begunstigden van deze tariefcontingenten zijn, en de toetreding van Cyprus, Malta en Slovenië en in afwachting van de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe tariefconcessies voor Bulgarije en Roemenië, is het dienstig in de uitvoeringsbepalingen voor het beheer van deze tariefcontingenten vast te stellen dat de beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 op passende wijze in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet worden gespreid over het jaar.

(3)

Rekening houdend met de traditionele handelsstromen tussen de Gemeenschap en Bulgarije en Roemenië, zouden de hoeveelheden voor drie perioden moeten worden vastgesteld op basis van het aantal in de referentieperiode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003 geleverde levende dieren van oorsprong uit Bulgarije en Roemenië. Na afronding van de lopende onderhandelingen over aanvullende protocollen bij de respectieve Europaovereenkomsten met deze beide landen en na ratificatie van de resultaten ervan zullen vanaf de datum van inwerkingtreding van de nieuwe concessies nieuwe beheersvoorschriften van toepassing zijn.

(4)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moeten voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen.

(5)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in de loop van het jaar 2003 minimaal 100 dieren hebben ingevoerd, aangezien een partij van 100 dieren als lonend kan worden beschouwd. Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije moeten in de mogelijkheid worden gesteld aanvragen in te dienen op basis van invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

(6)

Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden, moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

(7)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari 2004 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent en dat de certificaten niet overdraagbaar zijn.

(8)

Er dient te worden bepaald dat hoeveelheden waarvoor invoercertificaten kunnen worden aangevraagd, pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5) en Verordening (EG) nr.1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6).

(10)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve actief deelnemen aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt derhalve als primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(11)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(12)

Verordening (EG) nr. 1128/99 moet bijgevolg worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(13)

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 mogen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening 178 000 levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg van GN-code 0102 90 05, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië, worden ingevoerd onder voorbehoud van eventuele overeenkomst tussen de Gemeenschap en deze landen.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4598.

2.   Het douanerecht wordt verlaagd met 90 %.

3.   De in lid 1 vermelde hoeveelheden worden als volgt gespreid over de in datzelfde lid genoemde periode:

a)

5 000 levende runderen voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004;

b)

86 500 levende runderen voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2005;

c)

86 500 levende runderen voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2005.

4.   Indien voor één van de in lid 3, onder a) en b), vermelde perioden certificaataanvragen worden ingediend voor een hoeveelheid die minder bedraagt dan de voor de betrokken periode beschikbare hoeveelheid, wordt de resterende hoeveelheid van die periode opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheid.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de certificaataanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de loop van het jaar 2003 ten minste 100 dieren van GN-onderverdeling 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije mogen aanvragen indienen op basis van de in lid 1 bedoelde invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

3.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

4.   Marktdeelnemers die hun handelsactiviteiten met derde landen in de sector rundvlees per 1 januari 2004 hadden stopgezet, mogen geen aanvraag indienen.

5.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met de in lid 1 vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor invoercertificaten mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor invoercertificaten voor elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode:

a)

moeten betrekking hebben op ten minste 100 dieren;

b)

mogen niet worden ingediend voor een aantal dieren dat meer dan 5 % van het totale beschikbare aantal bedraagt.

Wanneer aanvragen worden ingediend voor een groter aantal dieren dan de in de eerste alinea, onder b), vermelde hoeveelheid, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor invoercertificaten moeten in de eerste tien werkdagen van elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode worden ingediend. Aanvragen voor de eerste periode mogen evenwel niet later dan de tweede donderdag na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

4.   Aanvragers mogen niet meer dan één aanvraag per in artikel 1, lid 3, genoemde periode indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst van de aanvragers en hun adressen, met vermelding van de aangevraagde hoeveelheden.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2.   Voor de in artikel 3 bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot een saldo van minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

3.   Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de aanvaarding van de aanvragen, worden de certificaten zo spoedig mogelijk afgegeven.

Artikel 5

1.   Invoercertificaten worden afgegeven op naam van de marktdeelnemer die de aanvraag heeft ingediend.

2.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong,

b)

in vak 16: de volgende GN-code: 0102 90 05,

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4598) en ten minste één van de in bijlage II aangegeven vermeldingen.

Het certificaat brengt de verplichting met zich om uit het onder a) aangegeven land in te voeren.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerden in de aangiften voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn uit hoofde van artikel 1, lid 3, onder a), afgegeven invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni 2005.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 20 EUR per dier en moet door de aanvrager samen met de certificaataanvraag worden ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op boven de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop die aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld;

c)

kopie nr. 8 van formulier IM 4, met in vak 8 uitsluitend de naam en het adres van de titularis.

Artikel 7

Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Verordening (EG) nr. 1128/1999 wordt ingetrokken. Eventuele uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1128/1999 ingediende aanvragen voor invoerrechten worden automatisch afgewezen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.

(3)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(4)  PB L 135 van 29.5.1999, blz. 50. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1144/2003 (PB L 160 van 28.6.2003, blz. 44).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 13).

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 47 van 6.4.2004, blz. 25).


BIJLAGE I

Fax EG (32-2) 299 85 70

E-mailadres: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1201/2004

Volgnummer: 09.4598

Image


BIJLAGE II

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde vermeldingen

—   in het Spaans: Reglamento (CE) no 1201/2004

—   in het Tsjechisch: Nařízení (ES) č. 1201/2004

—   in het Deens: Forordning (EF) nr 1201/2004

—   in het Duits: Verordnung (EG) Nr. 1201/2004

—   in het Ests: Määrus (EÜ) nr 1201/2004

—   in het Grieks: Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1201/2004

—   in het Engels: Regulation (EC) No 1201/2004

—   in het Frans: Règlement (CE) no 1201/2004

—   in het Italiaans: Regolamento (CE) n. 1201/2004

—   in het Lets: Regula (EK) Nr. 1201/2004

—   in het Litouws: Reglamentas (EB) Nr. 1201/2004

—   in het Hongaars: Az 1201/2004/EK rendelet

—   in het Nederlands: Verordening (EG) nr. 1201/2004

—   in het Pools: Rozporządzenie (WE) nr 1201/2004

—   in het Portugees: Regulamento (CE) n.o 1201/2004

—   in het Slowaaks: Nariadenie (ES) č. 1201/2004

—   in het Sloveens: Uredba (ES) št. 1201/2004

—   in het Fins: Asetus (EY) N:o 1201/2004

—   in het Zweeds: Förordning (EG) nr 1201/2004


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/19


VERORDENING (EG) Nr. 1202/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de WTO-lijst XCL moet de Gemeenschap een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke mestrunderen openen.

(2)

In afwachting van de resultaten van de WTO-onderhandelingen in het kader van artikel XXIV.6 van de GATT na de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije (hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd), waarvan sommige, samen met Roemenië, de belangrijkste leverende landen waren binnen dit contingent in de laatste drie contingentjaren, is het dienstig in de uitvoeringsbepalingen voor het beheer van deze tariefcontingenten vast te stellen dat de beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 op een passende wijze in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet worden gespreid over het jaar.

(3)

Rekening houdend met de traditionele handelsstromen tussen de Gemeenschap en de leverende landen binnen dit contingent en met de noodzaak om het evenwicht op de markt te handhaven, wordt de beschikbare hoeveelheid voor het contingentjaar 2004/2005 gespreid over vier kwartalen. Na afronding van de lopende onderhandelingen in het kader van artikel XXIV.6 en na ratificatie van de resultaten ervan zullen nieuwe beheersvoorschriften van toepassing zijn. In deze voorschriften moet rekening worden gehouden met de resultaten van deze onderhandelingen en de reeds gebruikte hoeveelheden binnen het bij deze verordening geopende contingent.

(4)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moet voor elke aanvraag van invoercertificaten een minimum- en een maximumaantal dieren in acht worden genomen.

(5)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in de loop van het jaar 2003 minimaal 100 dieren hebben ingevoerd, aangezien een partij van 100 dieren als lonend kan worden beschouwd. Marktdeelnemers in Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Cyprus en Malta moeten in de mogelijkheid worden gesteld aanvragen in te dienen op basis van invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

(6)

Met het oog op de controle op de naleving van deze criteria moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

(7)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari 2004 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent en dat de certificaten niet overdraagbaar zijn.

(8)

Er dient te worden bepaald dat hoeveelheden waarvoor invoercertificaten kunnen worden aangevraagd, pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (2) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (3).

(10)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve actief deelnemen aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt derhalve als primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(11)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(12)

Voor de toepassing van dit tariefcontingent is een effectieve controle op de specifieke bestemming van de ingevoerde dieren vereist. De dieren moeten derhalve worden gemest in de lidstaat waar het invoercertificaat is afgegeven.

(13)

Om te waarborgen dat de dieren gedurende ten minste 120 dagen in de vermelde bedrijven worden gemest, moet een zekerheid worden gesteld. Het bedrag van de zekerheid moet het verschil dekken tussen het recht van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) en het verlaagde recht dat geldt op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke runderen van GN-code 0102 90 05, 0102 90 29 of 0102 90 49, die bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden gemest, onder voorbehoud van eventuele tussen de Gemeenschap en haar WTO-partners in het kader van de WTO-onderhandelingen op grond van artikel XXIV.6 overeengekomen verlagingen.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4005.

2.   Voor het in lid 1 bedoelde contingent geldt een invoerrecht van 16 % ad valorem, vermeerderd met 582 EUR per ton nettogewicht.

Het in de eerste alinea vastgestelde recht geldt slechts wanneer de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen worden gemest in de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven.

3.   De in lid 1 vermelde hoeveelheden worden als volgt gespreid over de in datzelfde lid genoemde periode:

a)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2004;

b)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2004;

c)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2005;

d)

42 250 levende runderen voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2005.

4.   Indien voor één van de in lid 3, onder a), b) en c), vermelde periodes certificaataanvragen worden ingediend voor een hoeveelheid die minder bedraagt dan de voor de betrokken periode beschikbare hoeveelheid, wordt de resterende hoeveelheid van die periode opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheid.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de certificaataanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de loop van het jaar 2003 ten minste 100 dieren van GN-code 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije mogen aanvragen voor invoercertificaten indienen op basis van de in lid 1 bedoelde invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

3.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

4.   Marktdeelnemers die hun handelsactiviteiten met derde landen in de sector rundvlees per 1 januari 2004 hadden stopgezet, mogen geen aanvraag indienen.

5.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met de in lid 1 vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor invoercertificaten mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor invoercertificaten voor elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode:

a)

moeten betrekking hebben op ten minste 100 dieren,

b)

mogen niet worden ingediend voor een aantal dieren dat meer dan 5 % van het totale beschikbare aantal bedraagt.

Wanneer aanvragen worden ingediend voor een groter aantal dieren dan de in de eerste alinea, onder b), bedoelde hoeveelheid, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor invoercertificaten moeten in de eerste tien werkdagen van elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode worden ingediend. Aanvragen voor de eerste periode mogen evenwel niet later dan de tweede donderdag na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

4.   Aanvragers mogen niet meer dan één aanvraag per in artikel 1, lid 3, genoemde periode indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde hoeveelheden.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2.   Voor de in artikel 3 bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot een saldo van minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

3.   Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de aanvaarding van de aanvragen, worden de certificaten zo spoedig mogelijk afgegeven.

Artikel 5

1.   Invoercertificaten worden afgegeven op naam van de marktdeelnemer die de aanvraag heeft ingediend.

2.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes: 0102 90 05; 0102 90 29 of 0102 90 49;

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4005) en ten minste één van de in bijlage III aangegeven vermeldingen.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven zij slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer zij op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de aangifte voor het vrije verkeer waarvan zij vergezeld gaan.

2.   Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni 2005.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 20 EUR per dier en moet door de aanvrager worden gesteld op het moment waarop de certificaataanvraag wordt ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op boven de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren, dat op naam van de titularis is gesteld;

c)

kopie nr. 8 van formulier IM 4, met in vak 8 uitsluitend de naam en het adres van de titularis.

Artikel 7

1.   Op het tijdstip van invoer moet de importeur het bewijs leveren dat:

a)

hij zich bij de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven, er schriftelijk toe verbonden heeft haar binnen een maand mee te delen op welke bedrijven de jonge runderen worden gemest;

b)

hij bij de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven, een zekerheid heeft gesteld waarvan het bedrag voor elke in aanmerking komende GN-code in bijlage II is vastgesteld; het mesten van de ingevoerde dieren in die lidstaat gedurende ten minste 120 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer aanvaard is, geldt als primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (4).

2.   Behoudens overmacht wordt de in lid 1, onder b), bedoelde zekerheid pas vrijgegeven als aan de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven, het bewijs is geleverd dat de jonge runderen:

a)

op het/de overeenkomstig lid 1 vermelde bedrijf/bedrijven gemest zijn;

b)

niet binnen 120 dagen na de dag van invoer zijn geslacht, of

c)

binnen deze periode om gezondheidsredenen zijn geslacht of als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

De zekerheid wordt vrijgegeven zodra dergelijk bewijs is geleverd.

Wanneer de in lid 1, onder a), bedoelde periode niet in acht is genomen, wordt de vrij te geven zekerheid evenwel verminderd met:

15 %, en met

2 % van het resterende bedrag voor elke dag waarmee de periode is overschreden.

De niet-vrijgegeven bedragen worden verbeurd en als douanerecht ingehouden.

3.   Als het in lid 2 bedoelde bewijs niet binnen 180 dagen na de dag van invoer wordt geleverd, wordt de zekerheid verbeurd en als douanerecht ingehouden.

Wanneer dit bewijs niet binnen de in de eerste alinea genoemde periode van 180 dagen wordt geleverd, maar wel binnen zes maanden na die periode, wordt het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het zekerheidsbedrag, terugbetaald.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 13).

(3)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 25).

(4)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.


BIJLAGE I

Fax: (32-2) 299 85 70

E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1202/2004

Volgnummer: 09.4005

Image


BIJLAGE II

BEDRAGEN VAN DE ZEKERHEID

Mannelijke mestrunderen

(GN-code)

Bedrag per dier (in EUR)

0102 90 05

28

0102 90 29

56

0102 90 49

105


BIJLAGE III

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde vermeldingen

—   In het Spaans: Bovinos machos vivos de peso vivo inferior o igual a 300 kg [Reglamento (CE) no 1202/2004]

—   in het Tsjechisch: Živí býci s živou váhou nepřevyšující 300 kg na kus, na výkrm (Nařízení (ES) č. 1202/2004)

—   in het Deens: Levende ungtyre til opfedning, med en levende vægt på ikke over 300 kg pr. dyr (forordning (EF) nr. 1202/2004)

—   in het Duits: Lebende männliche Rinder mit einem Gewicht von höchstens 300 kg je Tier, zur Mast bestimmt (Verordnung (EG) Nr. 1202/2004)

—   in het Ests: Elusad isasveised elusmassiga kuni 300 kg, nuumamiseks (määrus (EÜ) nr 1202/2004)

—   in het Grieks: Ζώντα βοοειδή με βάρος ζώντος που δεν υπερβαίνει τα 300 kg ανά κεφαλή, προς πάχυνση [κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1202/2004]

—   in het Engels: Live male bovine animals of a live weight not exceeding 300 kg per head, for fattening (Regulation (EC) No 1202/2004)

—   in het Frans: Bovins mâles vivants d'un poids vif inférieur ou égal à 300 kg par tête, destinés à l'engraissement [Règlement (CE) no 1202/2004]

—   in het Italiaans: Bovini maschi vivi di peso vivo non superiore a 300 kg per capo, destinati all’ingrasso [regolamento (CE) n. 1202/2004]

—   in het Lets: Penėjimui skirti gyvi jaučiai, kurių vieno galvijo gyvasis svoris yra ne didesnis kaip 300 kg (Reglamentas (EB) Nr. 1202/2004)

—   in het Litouws: Jaunbuļļi nobarošanai, kuru dzīvsvars nepārsniedz 300 kg (Regula (EK) Nr. 1202/2004)

—   in het Hongaars: Legfeljebb 300 kg egyedi élőtömegű élő hím szarvasmarhaféle, hizlalás céljára (1202/2004/EK rendelet)

—   in het Nederlands: Levende mannelijke mestrunderen met een gewicht van niet meer dan 300 kg per dier (Verordening (EG) nr. 1202/2004)

—   in het Pools: Żywe młode byki o żywej wadze nieprzekraczającej 300 kg za sztukę bydła, opasowe (rozporządzenie (WE) nr 1202/2004)

—   in het Portugees: Bovinos machos vivos com peso vivo inferior ou igual a 300 kg por cabeça, para engorda [Regulamento (CE) n.o 1202/2004]

—   in het Slowaaks: Živé mladé býčky, ktorých živá hmotnosť nepresahuje 300 kg na kus, určené na výkrm (nariadenie (ES) č. 1202/2004)

—   in het Sloveens: Živo moško govedo za pitanje, katerega živa teža ne presega 300 kg na glavo (Uredba (ES) št. 1202/2004)

—   in het Fins: Lihotettaviksi tarkoitettuja eläviä urospuolisia nautaeläimiä, elopaino enintään 300 kg/eläin (asetus (EY) N:o 1202/2004)

—   in het Zweeds: Levande handjur av nötkreatur som väger högst 300 kg, för gödning (förordning (EG) nr 1202/2004)


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/27


VERORDENING (EG) Nr. 1203/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2004-30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de CXL-lijst van de Wereldhandelsorganisatie moet de Gemeenschap jaarlijks een tariefcontingent openen voor de invoer van 53 000 t bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (volgnummer 09.4003). Voor het contingentjaar 2004/2005, dat op 1 juli 2004 ingaat, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

(2)

Het contingent voor 2003/2004 werd beheerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 780/2003 van de Commissie van 7 mei 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2003-30 juni 2004) (2). In die verordening zijn niet alleen stringente deelnamecriteria vastgesteld om de registratie van fictieve marktdeelnemers te voorkomen, maar ook strengere regels voor het gebruik van de betrokken invoercertificaten om de speculatieve handel in certificaten te verhinderen.

(3)

Uit de ervaring is evenwel gebleken dat de uniforme toepassing van de beheersregels in de verschillende lidstaten niet kon worden gegarandeerd en dat de contingenten gevoelig bleven voor speculatie door de marktdeelnemers, met name wat de in Verordening (EG) nr. 780/2003 vastgestelde methode voor toewijzing van hoeveelheden in het kader van deelcontingent II betreft. Om deze situatie een halt toe te roepen en een efficiënt beheer te verzekeren, moet een wijze van beheer worden ingevoerd die is gebaseerd op de invoerprestatie; met een dergelijk criterium kan ervoor worden gezorgd dat het contingent wordt toegewezen aan professionele marktdeelnemers die in staat zijn om zonder onnodige speculatie rundvlees in te voeren.

(4)

Voor de in aanmerking komende invoer moet een referentieperiode worden vastgesteld die lang genoeg is om de representatieve prestatie te kunnen meten en recent genoeg is om een beeld te kunnen krijgen van de laatste ontwikkelingen in de handel.

(5)

Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen) moeten de mogelijkheid krijgen om aanvragen in te dienen op basis van de invoer uit landen die voor hen tot 30 april 2004 derde landen waren.

(6)

Omwille van de controle moeten aanvragen om rechten tot invoer worden ingediend in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het nationale BTW-register is ingeschreven.

(7)

Om speculatie te voorkomen, moet met betrekking tot de rechten tot invoer een zekerheid worden vastgesteld voor elke marktdeelnemer die in het kader van het contingent een aanvraag indient.

(8)

De marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor alle hoeveelheden waarvoor rechten op invoer zijn toegewezen; deze verplichting moet worden beschouwd als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (3).

(9)

De op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten moeten, behoudens afwijkingen, voldoen aan Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4) en aan Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5).

(10)

Het Comité van beheer voor rundvlees heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 wordt voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 een tariefcontingent geopend van 53 000 t, uitgedrukt in vlees zonder been.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4003.

2.   Voor het in lid 1 vermelde contingent bedraagt het toe te passen recht van het gemeenschappelijk douanetarief 20 % ad valorem.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening:

a)

stemt 100 kg vlees met been overeen met 77 kg vlees zonder been;

b)

wordt onder „bevroren vlees” verstaan vlees in bevroren toestand dat een kerntemperatuur van ten hoogste – 12 °C heeft op het moment waarop het in het douanegebied van de Gemeenschap wordt binnengebracht.

Artikel 3

1.   Een communautaire marktdeelnemer mag een aanvraag voor rechten tot invoer indienen op basis van een referentiehoeveelheid die overeenstemt met de hoeveelheden rundvlees van GN code 0201, 0202, 0206 10 95 of 0206 29 91, die hij voor eigen rekening overeenkomstig de betrokken douanebepalingen heeft ingevoerd in de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 april 2004.

Marktdeelnemers in de nieuwe lidstaten mogen een aanvraag voor rechten tot invoer indienen op basis van de hoeveelheden van de in de eerste alinea bedoelde producten die zij in de in de eerste alinea vermelde periode hebben ingevoerd uit landen die voor hen tot 30 april 2004 derde landen waren.

2.   Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk over een referentie-invoer beschikken, mag deze referentie-invoer gebruiken als basis voor zijn aanvraag.

3.   Samen met de aanvraag voor rechten tot invoer moet het in lid 1 bedoelde bewijs van invoer worden ingediend, in de vorm van een voor de geadresseerde bestemde naar behoren geviseerde kopie van de douaneaangifte voor het vrije verkeer.

Artikel 4

1.   Elke invoerrechtenaanvraag wordt uiterlijk op de tweede vrijdag volgende op de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, om 13.00 uur (Brusselse tijd), ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvrager in het nationale BTW-register is ingeschreven.

De hoeveelheden die overeenkomstig artikel 3 als referentiehoeveelheid worden gepresenteerd, vormen de rechten op invoer waarop de aanvraag betrekking heeft.

2.   Na de ingediende documenten te hebben gecontroleerd, dienen de lidstaten uiterlijk op de vierde vrijdag volgende op die van de bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie bij de Commissie een lijst in van degenen die een aanvraag hebben ingediend in het kader van het in artikel 1, lid 1, bedoelde contingent, met vermelding van hun naam, adres en de hoeveelheden tijdens de betrokken referentieperiode ingevoerd in aanmerking komend vlees.

3.   De in lid 2 bedoelde mededelingen, ook de mededelingen dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden met gebruikmaking van een formulier volgens het in bijlage I opgenomen model.

Artikel 5

De Commissie neemt zo spoedig mogelijk een besluit over de mate waarin de aanvragen voor rechten op invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent kunnen worden gehonoreerd. Wanneer de hoeveelheden waarvoor rechten op invoer zijn aangevraagd, groter zijn dan de in artikel 1, lid 1, vermelde beschikbare hoeveelheid, stelt de Commissie dienovereenkomstig een verminderingscoëfficiënt vast.

Artikel 6

1.   De aanvraag voor rechten op invoer is slechts geldig, indien hiervoor een zekerheid van 6 EUR per 100 kg vlees wordt gesteld, uitgedrukt in vlees zonder been.

2.   Wanneer, na toepassing van de in artikel 5 bedoelde verminderingscoëfficiënt, voor kleinere hoeveelheden rechten op invoer worden toegewezen dan waarvoor aanvragen waren ingediend, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

3.   Het aanvragen van één of meer invoercertificaten voor alle hoeveelheden waarvoor rechten op invoer zijn toegewezen, is een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Artikel 7

1.   Voor de invoer van de toegewezen hoeveelheden moeten één of meer invoercertificaten worden overgelegd.

2.   Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar aan de aanvrager rechten op invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent zijn toegewezen.

De hoeveelheid waarvoor rechten op invoer zijn verworven, wordt bij iedere afgifte van een invoercertificaat met een overeenkomstige hoeveelheid verminderd.

3.   In de certificaataanvragen en de certificaten worden de volgende gegevens opgenomen:

a)

in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen;

b)

in vak 16, één van de onderstaande groepen GN-codes:

0202 10 00, 0202 20,

0202 30, 0206 29 91.

Artikel 8

1.   De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening iets anders is bepaald.

2.   Overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op hoeveelheden die bovenop de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheden worden ingevoerd, het volle recht van het gemeenschappelijk douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer is aanvaard.

3.   De invoercertificaten zijn niet meer geldig na 30 juni 2005.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 114 van 8.5.2003, blz. 8.

(3)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 25).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 13).


BIJLAGE I

Fax (32-2) 299 85 70

E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1203/2004

Volgnummer: 09.4003

Image


BIJLAGE II

In artikel 7, lid 3, onder a), bedoelde vermeldingen

—   In het Spaans: Carne de vacuno congelada [Reglamento (CE) no 1203/2004]

—   in het Tsjechisch: Zmražené hovězí maso (nařízení (ES) č. 1203/2004)

—   in het Deens: Frosset oksekød (forordning (EF) nr. 1203/2004)

—   in het Duits: Gefrorenes Rindfleisch (Verordnung (EG) Nr. 1203/2004)

—   in het Ests: Külmutatud veiseliha (määrus (EÜ) nr 1203/2004)

—   in het Grieks: Κατεψυγμένο βόειο κρέας [κανονισμός (EK) αριθ. 1203/2004]

—   in het Engels: Frozen meat of bovine animals (Regulation (EC) No 1203/2004)

—   in het Frans: Viande bovine congelée [Règlement (CE) no 1203/2004]

—   in het Italiaans: Carni bovine congelate [Regolamento (CE) n. 1203/2004]

—   in het Lets: Saldēta liellopu gaļa (Regula (EK) Nr. 1203/2004)

—   in het Litouws: Sušaldyta galvijiena (Reglamentas (EB) Nr. 1203/2004)

—   in het Hongaars: Fagyasztott szarvasmarhahús (1203/EK rendelet)

—   in het Nederlands: Bevroren rundvlees (Verordening (EG) nr. 1203/2004)

—   in het Pools: Mrożone mięso wołowe i cielęce (rozporządzenie (WE) nr 1203/2004)

—   in het Portugees: Carne de bovino congelada [Regulamento (CE) n.o 1203/2004]

—   in het Slowaaks: Zmrazené hovädzie mäso (Smernica (ES) č. 1203/2004)

—   in het Sloveens: Zamrznjeno goveje meso (Uredba (ES) št. 1203/2004)

—   in het Fins: Jäädytettyä naudanlihaa (asetus (EY) N:o 1203/2004)

—   in het Zweeds: Fryst kött av nötkreatur (förordning (EG) nr 1203/2004)


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/32


VERORDENING (EG) Nr. 1204/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor levende mannelijke runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) en Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (3) voorzien in de opening van tariefcontingenten op jaarbasis, met name voor 153 000 levende runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg (volgnummer 09.4537), van oorsprong uit bepaalde derde landen met inbegrip van Bulgarije en Roemenië, onder bepaalde, in bijlage A, onder b), bij de respectieve protocollen bij deze besluiten vastgestelde voorwaarden. Bij Verordening (EG) nr. 1247/1999 van de Commissie van 16 juni 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent levende runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, van oorsprong uit bepaalde derde landen (4) zijn uitvoeringsbepalingen voor deze tariefcontingenten vastgesteld.

(2)

Teneinde rekening te houden met de toetreding van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije, die samen met Bulgarije en Roemenië begunstigden van deze tariefcontingenten zijn, en de toetreding van Cyprus, Malta en Slovenië, en in afwachting van de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe tariefconcessies voor Bulgarije en Roemenië, is het dienstig in de uitvoeringsbepalingen voor het beheer van deze tariefcontingenten vast te stellen dat de voor Bulgarije en Roemenië beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 op passende wijze in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet worden gespreid over het jaar.

(3)

Rekening houdend met de traditionele handelsstromen tussen de Gemeenschap en Bulgarije en Roemenië, zouden de hoeveelheden voor drie periodes moeten worden vastgesteld op basis van het aantal in de referentieperiode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003 geleverde levende dieren van oorsprong uit Bulgarije en Roemenië. Na afronding van de lopende onderhandelingen over aanvullende protocollen bij de respectieve Europaovereenkomsten met deze beide landen en na ratificatie van de resultaten ervan zullen vanaf de datum van inwerkingtreding van de nieuwe concessies nieuwe beheersvoorschriften van toepassing zijn.

(4)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moeten voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen.

(5)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in de loop van het jaar 2003 minimaal 100 dieren hebben ingevoerd, aangezien een partij van 100 dieren als lonend kan worden beschouwd. Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije moeten in de mogelijkheid worden gesteld aanvragen in te dienen op basis van invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

(6)

Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden, moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven;

(7)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari 2004 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent en dat de certificaten niet overdraagbaar zijn.

(8)

Er dient te worden bepaald dat hoeveelheden waarvoor invoercertificaten kunnen worden aangevraagd, pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5) en Verordening (EG) nr.1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6).

(10)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve actief deelnemen aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt derhalve als primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(11)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(12)

Verordening (EG) nr. 1247/1999 moet bijgevolg worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 mogen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening 153 000 levende runderen met een gewicht van meer dan 80 kg doch niet meer dan 300 kg, van GN-code 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 of 0102 90 49, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië, worden ingevoerd onder voorbehoud van eventuele tussen de Gemeenschap en deze landen overeengekomen verlagingen.

Dit tariefcontingent heeft het volgnummer 09.4537.

2.   Het douanerecht wordt verlaagd met 90 %.

3.   De in lid 1 vermelde hoeveelheden worden als volgt gespreid over de in datzelfde lid genoemde periode:

a)

33 000 levende runderen voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004;

b)

60 000 levende runderen voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2005;

c)

60 000 levende runderen voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2005.

4.   Indien voor één van de in lid 3, onder a) en b), vermelde periodes certificaataanvragen worden ingediend voor een hoeveelheid die minder bedraagt dan de voor de betrokken periode beschikbare hoeveelheid, wordt de resterende hoeveelheid van die periode opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheid.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de certificaataanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de loop van het jaar 2003 ten minste 100 dieren van GN-onderverdeling 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije mogen aanvragen indienen op basis van de in lid 1 bedoelde invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

3.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

4.   Marktdeelnemers die hun handelsactiviteiten met derde landen in de sector rundvlees per 1 januari 2004 hadden stopgezet, mogen geen aanvraag indienen.

5.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met de in lid 1 vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor invoercertificaten mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor invoercertificaten voor elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode:

a)

moeten betrekking hebben op ten minste 100 dieren;

b)

mogen niet worden ingediend voor een aantal dieren dat meer dan 5 % van het totale beschikbare aantal bedraagt.

Wanneer aanvragen worden ingediend voor een groter aantal dieren dan de in de eerste alinea, onder b), vermelde hoeveelheid, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor invoercertificaten moeten in de eerste tien werkdagen van elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode worden ingediend. Aanvragen voor de eerste periode mogen evenwel niet later dan de tweede donderdag na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

4.   Aanvragers mogen niet meer dan één aanvraag per in artikel 1, lid 3, genoemde periode indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst toe van de aanvragers en hun adressen, met vermelding van de aangevraagde hoeveelheden.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2.   Voor de in artikel 3 bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot een saldo van minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

3.   Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de aanvaarding van de aanvragen, worden de certificaten zo spoedig mogelijk afgegeven.

Artikel 5

1.   Invoercertificaten worden afgegeven op naam van de marktdeelnemer die de aanvraag heeft ingediend.

2.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16, de volgende groep GN-codes: 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41, 0102 90 49;

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4537) en ten minste één van de in bijlage II aangegeven vermeldingen.

Het certificaat brengt de verplichting met zich om uit het onder a) aangegeven land in te voeren.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven zij slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer zij op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerden in de aangiften voor het vrije verkeer waarvan zij vergezeld gaan.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn uit hoofde van artikel 1, lid 3, onder a), afgegeven invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni 2005.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 20 EUR per dier en moet door de aanvrager samen met de certificaataanvraag worden ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op boven de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden het volle recht van het gemeenschappelijk douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop die aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper,

b)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld,

c)

kopie nr. 8 van formulier IM 4, met in vak 8 uitsluitend de naam en het adres van de titularis.

Artikel 7

Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening

Artikel 9

Verordening (EG) nr. 1247/1999 wordt ingetrokken. Eventuele uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1247/1999 ingediende aanvragen voor invoerrechten worden automatisch afgewezen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.

(3)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(4)  PB L 150 van 17.6.1999, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1144/2003 (PB L 160 van 28.6.2003, blz. 44).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 852/2003 (PB L 123 van 17.5.2003, blz. 9).

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 325/2003 (PB L 47 van 21.2.2003, blz. 21).


BIJLAGE I

Fax: (32-2) 299 85 70

E-mail: HYPERLINK „mailto:AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int” AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1204/2004

Volgnummer: 09.4537

Image


BIJLAGE II

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde vermeldingen

—   in het Spaans: Reglamento (CE) no 1204/2004

—   in het Tsjechisch: Nařízení (ES) č. 1204/2004

—   in het Deens: Forordning (EF) nr. 1204/2004

—   in het Duits: Verordnung (EG) Nr. 1204/2004

—   in het Ests: Määrus (EÜ) nr 1204/2004

—   in het Grieks: Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1204/2004

—   in het Engels: Regulation (EC) No 1204/2004

—   in het Frans: Règlement (CE) no 1204/2004

—   in het Italiaans: Regolamento (CE) n. 1204/2004

—   in het Lets: Regula (EK) Nr. 1204/2004

—   in het Litouws: Reglamentas (EB) Nr. 1204/2004

—   in het Hongaars: Az 1204/2004/EK rendelet

—   in het Nederlands: Verordening (EG) nr. 1204/2004

—   in het Pools: Rozporządzenie (WE) nr 1204/2004

—   in het Portugees: Regulamento (CE) n.o 1204/2004

—   in het Slowaaks: Nariadenie (ES) č. 1204/2004

—   in het Sloveens: Uredba (ES) št. 1204/2004

—   in het Fins: Asetus (EY) N:o 1204/2004

—   in het Zweeds: Förordning (EG) nr 1204/2004


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/39


VERORDENING (EG) Nr. 1205/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

houdende opening van een inschrijving voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, druiven voor tafelgebruik, appelen en perziken)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 35, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie (2) zijn de uitvoeringsbepalingen voor de uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit vastgesteld.

(2)

Op grond van artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 kan, voorzover dit nodig is om een economisch significante uitvoer mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag, een uitvoerrestitutie worden betaald voor de door de Gemeenschap uitgevoerde producten.

(3)

Overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 is het dienstig erop toe te zien dat de eerder door de restitutieregeling op gang gebrachte handelsstromen niet worden verstoord. Daarom, en wegens de seizoengebondenheid van de uitvoer van groenten en fruit, moeten contingenten per product worden vastgesteld, op basis van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (3). Deze hoeveelheden moeten worden verdeeld met inachtneming van de bederfelijkheid van de betrokken producten.

(4)

Krachtens artikel 35, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bij de vaststelling van de restituties rekening gehouden met de situatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot de prijzen van groenten en fruit op de markt van de Gemeenschap en de beschikbare hoeveelheden enerzijds, en de prijzen in de internationale handel anderzijds. Voorts moeten ook de afzet- en vervoerskosten en het economische aspect van de beoogde uitvoer in aanmerking worden genomen.

(5)

Overeenkomstig artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bij het bepalen van de marktprijzen van de Gemeenschap rekening gehouden met de prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn.

(6)

Wegens de omstandigheden in de internationale handel of specifieke vereisten van bepaalde markten, kan het nodig zijn de restitutie voor een bepaald product te differentiëren naar gelang van de bestemming van dat product.

(7)

Voor tomaten, sinaasappelen, druiven voor tafelgebruik, appelen en perziken van de kwaliteitsklassen Extra, I en II van de gemeenschappelijke handelsnormen kan de uitvoer economisch significant zijn.

(8)

Met het oog op een optimaal gebruik van de beschikbare middelen en gelet op de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap is het dienstig een inschrijving te houden en het indicatieve restitutiebedrag en de verwachte hoeveelheden voor de betrokken periode vast te stellen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een inschrijving geopend voor de toekenning van uitvoercertificaten van het A3-stelsel. In de bijlage worden de betrokken producten, de periode voor de indiening van de offertes, de indicatieve eenheidsbedragen van de restitutie en de verwachte hoeveelheden vastgesteld.

2.   Certificaten die in het kader van de voedselhulp worden afgegeven, zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4), worden niet afgeboekt op de in de bijlage bij deze verordening bedoelde hoeveelheden.

3.   Onverminderd het bepaalde in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1961/2001 bedraagt de geldigheidsduur van de certificaten van het A3-stelsel drie maanden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 537/2004 (PB L 86 van 24.3.2004, blz. 9).

(3)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2180/2003 (PB L 335 van 22.12.2003, blz. 51).

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.


BIJLAGE

TOEKENNING VAN UITVOERCERTIFICATEN VAN HET A3-STELSEL IN DE SECTOR GROENTEN EN FRUIT (TOMATEN, SINAASAPPELEN, DRUIVEN VOOR TAFELGEBRUIK, APPELEN EN PERZIKEN)

Periode voor de indiening van de offertes: 5 en 6 juli 2004

Productcode (1)

Bestemming (2)

Indicatief restitutiebedrag

(in EUR/t netto)

Verwachte hoeveelheden

(in t)

0702 00 00 9100

F08

30

1 874

0805 10 10 9100

0805 10 30 9100

0805 10 50 9100

A00

25

615

0806 10 10 9100

A00

19

6 627

0808 10 20 9100

0808 10 50 9100

0808 10 90 9100

F04, F09

30

2 541

0809 30 10 9100

0809 30 90 9100

F03

13

9 708


(1)  De codes van de producten zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

(2)  De codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3846/87. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

F03

Alle bestemmingen met uitzondering van Zwitserland.

F04

Hongkong, Singapore, Maleisië, Sri Lanka, Indonesië, Thailand, Taiwan, Papoea-Nieuw-Guinea, Laos, Cambodja, Vietnam, Japan, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Mexico en Costa Rica.

F08

Alle bestemmingen met uitzondering van Bulgarije.

F09

De volgende bestemmingen:

Noorwegen, IJsland, Groenland, Faeröer, Roemenië, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië en Montenegro, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Rusland, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan, Oekraïne, Saoedi-Arabië, Bahrein, Qatar, Oman, Verenigde Arabische Emiraten (Abu Dhabi, Dubai, Sharjah, Ajman, Umm al-Qaiwayn, Ras al-Khaimah en Fujairah), Koeweit, Jemen, Syrië, Iran, Jordanië, Bolivia, Brazilië, Venezuela, Peru, Panama, Ecuador en Colombia,

landen en gebieden van Afrika, met uitzondering van Zuid-Afrika,

bestemmingen in de zin van artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/42


VERORDENING (EG) Nr. 1206/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de CXL-lijst van de Wereldhandelsorganisatie moet de Gemeenschap jaarlijks een tariefcontingent openen voor de invoer van 50 700 ton voor verwerking bestemd bevroren rundvlees. Voor het contingentjaar 2004/2005, dat ingaat op 1 juli 2004, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

(2)

Voor de invoer van bevroren rundvlees in het kader van het tariefcontingent gelden de invoerrechten en voorwaarden die zijn vastgesteld in het derde deel, bijlage 7, volgnummer 13, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (2). De contingenthoeveelheid moet over de hierboven bedoelde regelingen worden verdeeld in het licht van de ervaring die met soortgelijke invoertransacties is opgedaan.

(3)

Om speculatie te voorkomen, moet de toegang tot de contingenten beperkt worden tot actieve verwerkers die de producten verwerken in een verwerkingsbedrijf dat is erkend overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 77/99/EEG van de Raad van 21 december 1976 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vleesproducten (3), en tot actieve verwerkers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië of Slowakije die erkend zijn voor de uitvoer van verwerkte vleesproducten naar de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens en van vers vlees uit derde landen (4).

(4)

Voor in het kader van het tariefcontingent in de Gemeenschap ingevoerde producten moet overeenkomstig artikel 29, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 een invoercertificaat worden overgelegd. Certificaten moeten kunnen worden afgegeven na de toewijzing van rechten tot invoer op basis van aanvragen door voor de regeling in aanmerking komende verwerkers. De op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten moeten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5) en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (6).

(5)

Om speculatie te voorkomen, mag de verwerker met het aan hem afgegeven invoercertificaat niet méér invoeren dan de hoeveelheid waarvoor hem rechten tot invoer zijn toegekend. Bovendien moet om dezelfde reden, bij de indiening van de aanvraag om rechten tot invoer, een zekerheid worden gesteld. De overeenstemming tussen de hoeveelheid waarvoor een invoercertificaat wordt aangevraagd, en de toegewezen rechten dient beschouwd te worden als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (7).

(6)

Met het oog op de volledige benutting van het contingent moet een uiterste datum voor de indiening van aanvragen om invoercertificaten worden vastgesteld en moeten de hoeveelheden waarvoor op die datum geen certificaten zijn aangevraagd, opnieuw worden toegewezen. De ervaring leert dat voor de toewijzing alleen verwerkers in aanmerking mogen komen die alle hun oorspronkelijk toegewezen invoerrechten in invoercertificaten hebben omgezet.

(7)

De toepassing van het tariefcontingent vereist een scherp toezicht op de invoer en doeltreffende controles op het gebruik en de bestemming van de ingevoerde producten. Daarom moet worden bepaald dat de producten alleen in het in het invoercertificaat vermelde bedrijf mogen worden verwerkt.

(8)

Om te garanderen dat het ingevoerde vlees wordt gebruikt overeenkomstig de bepalingen inzake het tariefcontingent, moet een zekerheid worden gesteld. Bij de vaststelling van het bedrag van de zekerheid moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de douanerechten die gelden binnen het contingent en daarbuiten.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 wordt onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden een tariefcontingent, hierna „het contingent” te noemen, geopend voor de invoer van 50 700 ton voor verwerking in de Gemeenschap bestemd bevroren rundvlees, uitgedrukt in equivalent vlees met been, van GN-code 0202 20 30, 0202 30 10, 0202 30 50, 0202 30 90 of 0206 29 91.

Artikel 2

1.   Voor de toepassing van deze verordening worden als A-producten aangemerkt: verwerkte producten van GN-code 1602 10, 1602 50 31, 1602 50 39 of 1602 50 80, die geen ander vlees dan rundvlees bevatten, met een collageen/eiwitverhouding van maximaal 0,45 % en met ten minste 20 gewichtspercenten mager vlees met uitzondering van slachtafvallen en vet, waarbij het vlees en de gelei ten minste 85 % van het totale nettogewicht uitmaken.

Het collageengehalte is het hydroxyprolinegehalte vermenigvuldigd met de factor 8. Het gehalte aan hydroxyproline wordt bepaald volgens ISO-methode 3496-1994.

Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald volgens de procedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (8).

Afvallen omvatten: hoofden en delen daarvan (met inbegrip van oren), poten, staarten, harten, uiers, levers, nieren, zwezeriken (thymus en pancreas), hersenen, longen, middenriffen, milten, tongen, darmvliezen, ruggenmergen, eetbare huiden, voortplantingsorganen (d.w.z. baarmoeders, eierstokken en teelballen), schildklieren, hypofyses.

Het product wordt onderworpen aan een zodanige warmtebehandeling dat de stolling van de vleeseiwitten in het hele product gewaarborgd is en dat, wanneer het product op het dikste gedeelte wordt doorgesneden, op het snijvlak geen sporen van een roseachtige vloeistof waar te nemen zijn.

2.   Voor de toepassing van deze verordening worden als B-producten aangemerkt: verwerkte producten die rundvlees bevatten, andere dan:

a)

de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1254/1999 van de Raad, vermelde producten;

b)

de in lid 1 bedoelde producten.

Verwerkte producten van GN-code 0210 20 90, die zodanig zijn gedroogd of gerookt dat de kleur en consistentie van vers vlees volledig zijn verdwenen, en die een water/eiwitverhouding van niet meer dan 3,2 hebben, worden als B-producten beschouwd.

Artikel 3

1.   De in artikel 1 vermelde totale hoeveelheid wordt opgesplitst in twee hoeveelheden:

a)

40 000 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van A-producten;

b)

10 700 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van B-producten.

2.   Het contingent heeft het volgnummer:

09.4057 voor de in lid 1, onder a), vermelde hoeveelheid;

09.4058 voor de in lid 1, onder b), vermelde hoeveelheid.

3.   Voor in het kader van het tariefcontingent ingevoerd bevroren rundvlees gelden de invoerrechten die zijn vastgesteld in het derde deel, bijlage 7, volgnummer 13, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.

Artikel 4

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer in het kader van het contingent mogen alleen worden ingediend door of voor de volgende verwerkingsbedrijven:

a)

overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 77/99/EEG erkende verwerkingsbedrijven die sedert 1 juli 2003 minstens eenmaal rundvlees bevattende verwerkte producten hebben geproduceerd;

b)

overeenkomstig de hoofdstukken 4 en 5 van Richtlijn 72/462/EEG voor de invoer naar de Gemeenschap erkende verwerkingsbedrijven in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië of Slowakije die sedert 1 juli 2003 minstens eenmaal rundvlees bevattende verwerkte producten hebben geproduceerd.

Met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, vermelde hoeveelheden mag van elk erkend verwerkingsbedrijf slechts één invoerrechtenaanvraag voor hoogstens 10 % van elke beschikbare hoeveelheid worden aanvaard.

Een invoerrechtenaanvraag mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar de verwerker in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Bij het indienen van de invoerrechtenaanvraag wordt een zekerheid van 6 euro per 100 kg gesteld.

3.   Bij het indienen van de invoerrechtenaanvraag wordt bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat is voldaan aan de in lid 1, eerste alinea, vastgestelde voorwaarden.

De bevoegde nationale autoriteit bepaalt welk document mag worden aanvaard als bewijs van naleving van deze voorwaarden.

Artikel 5

1.   In elke aanvraag voor rechten tot invoer met het oog op de vervaardiging van A-producten of B-producten worden de hoeveelheden uitgedrukt in equivalent vlees met been.

Voor de toepassing van dit lid wordt 100 kg vlees met been gelijkgesteld aan 77 kg vlees zonder been.

2.   Elke aanvraag voor rechten tot invoer met het oog op de vervaardiging van A-producten of B-producten wordt uiterlijk op de tweede vrijdag volgende op de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, om 13.00 uur (Brusselse tijd), bij de bevoegde autoriteit ingediend.

3.   De lidstaten dienen uiterlijk op de vierde vrijdag volgende op die van de bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie bij de Commissie een lijst in van de aanvragers en de in het kader van elk van beide productklassen aangevraagde hoeveelheden, samen met het erkenningsnummer van de betrokken verwerkingsbedrijven.

Alle mededelingen, ook de mededelingen dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of per e-mail toegezonden met gebruikmaking van een formulier volgens het in de bijlagen I en II opgenomen model.

4.   De Commissie beslist zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden aanvaard, zo nodig door vaststelling van een percentage van de gevraagde hoeveelheden.

Artikel 6

1.   Voor de invoer van bevroren rundvlees waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend overeenkomstig artikel 5, lid 4, moet een invoercertificaat worden overgelegd.

2.   Wat de in artikel 4, lid 2, bedoelde zekerheid betreft, wordt de overeenstemming tussen de hoeveelheid waarvoor een invoercertificaat wordt aangevraagd, en de toegewezen rechten tot invoer beschouwd als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Wanneer de Commissie op grond van artikel 5, lid 4, een verminderingscoëfficiënt vaststelt, wordt de zekerheid vrijgegeven voor de aangevraagde rechten die niet zijn toegekend.

3.   Een verwerker mag in het kader van de toegewezen rechten tot invoer tot uiterlijk 18 februari 2005 een aanvraag voor invoercertificaten indienen.

4.   De aan de verwerker toegewezen rechten tot invoer geven aanspraak op invoercertificaten voor de met deze rechten overeenkomende hoeveelheid.

Een certificaataanvraag mag slechts worden ingediend:

a)

in de lidstaat waar de aanvraag voor rechten tot invoer is ingediend;

b)

door of voor een verwerker aan wie rechten tot invoer zijn toegewezen.

5.   Bij de invoer moet bij de bevoegde autoriteit een zekerheid worden gesteld om te waarborgen dat de verwerker aan wie rechten tot invoer zijn toegewezen, binnen drie maanden na de dag van invoer, de volledige hoeveelheid ingevoerd vlees tot de vereiste eindproducten verwerkt in het in de certificaataanvraag vermelde bedrijf.

De bedragen van de zekerheid zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 7

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 8

1.   In de certificaataanvraag en het certificaat moeten de volgende gegevens worden vermeld:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één van de in artikel 1 vermelde in aanmerking komende GN-codes;

c)

in vak 20: ten minste één van de in bijlage IV opgenomen vermeldingen.

2.   De invoercertificaten zijn geldig gedurende een periode van 120 dagen die ingaat op de dag van de feitelijke afgifte ervan in de zin van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000. Ze zijn evenwel niet meer geldig na 30 juni 2005.

3.   Overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op de hoeveelheden die bovenop de in het invoercertificaat vermelde hoeveelheden worden ingevoerd, het volledige recht van het gemeenschappelijk douanetarief toegepast dat geldt op de datum van het in het vrije verkeer brengen.

Artikel 9

1.   Voor de hoeveelheden waarvoor op de in artikel 5, lid 2, vastgestelde uiterste datum nog geen invoerrechtenaanvraag is ingediend en de hoeveelheden waarvoor op 18 februari 2005 nog geen aanvraag voor een invoercertificaat is ingediend, worden de invoerrechten opnieuw toegewezen.

Daartoe delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 25 februari 2005 gegevens mee betreffende de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ontvangen.

2.   De Commissie besluit zo spoedig mogelijk hoe de in lid 1 bedoelde hoeveelheden zullen worden verdeeld in hoeveelheden die bestemd zijn voor de vervaardiging van A-producten of B-producten. Daarbij mag rekening worden gehouden met het effectieve gebruik van de op grond van artikel 5, lid 4, voor elk van beide productklassen toegewezen rechten tot invoer.

3.   De overblijvende hoeveelheden worden uitsluitend toegewezen aan verwerkers die voor alle hun op grond van artikel 5, lid 4, toegekende rechten invoercertificaten hebben aangevraagd.

4.   Voor de invoer van de overblijvende hoeveelheden geldt het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8.

Als in artikel 5, lid 2, bedoelde termijn voor de aanvraag geldt dan evenwel 18 maart 2005 en als in artikel 5, lid 3, bedoelde mededelingstermijn geldt dan 25 maart 2005.

Artikel 10

De lidstaten stellen een regeling voor fysieke controles en controles van de documenten in om ervoor te zorgen dat binnen drie maanden na de dag van invoer al het vlees in het in het betrokken invoercertificaat vermelde bedrijf wordt verwerkt tot de producten van de daarin vermelde productklasse.

De regeling moet fysieke controles van hoeveelheid en kwaliteit bij het begin van de verwerking en tijdens en na de verwerking omvatten. Daartoe moeten de verwerkers te allen tijde de identiteit en het gebruik van het ingevoerde vlees kunnen aantonen aan de hand van adequate productieregisters.

Bij de technische controle van de productiemethode door de bevoegde autoriteit kan, zo nodig, rekening worden gehouden met dripverliezen en afsnijdsels.

Voor het verifiëren van de kwaliteit van het eindproduct en van de overeenstemming met het recept van de verwerker, gaan de lidstaten over tot het nemen van representatieve monsters en tot het analyseren van deze producten. De kosten van deze controles zijn voor rekening van de betrokken verwerker.

Artikel 11

1.   De in artikel 6, lid 5, bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven voor de hoeveelheid vlees waarvoor binnen een op de dag van invoer ingaande termijn van zeven maanden ten genoegen van de bevoegde autoriteit het bewijs is geleverd dat het binnen drie maanden na de dag van invoer in het betrokken bedrijf is verwerkt tot de betrokken producten.

Indien het vlees evenwel is verwerkt na de in de eerste alinea vermelde termijn van drie maanden, wordt de zekerheid vrijgegeven, verminderd met 15 % en, voor de overblijvende hoeveelheid, met 2 % voor elke dag waarmee de termijn is overschreden.

Wanneer wordt aangetoond dat de verwerking binnen de in de eerste alinea vermelde termijn van zeven maanden heeft plaatsgevonden, maar het bewijs daarvan pas wordt overgelegd binnen 18 maanden na deze termijn van zeven maanden, wordt het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het bedrag van de zekerheid, terugbetaald.

2.   Het niet vrijgegeven deel van de in artikel 6, lid 5, bedoelde zekerheid wordt verbeurd en als douanerecht geïnd.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2344/2003 (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 38).

(3)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 85. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(4)  PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003.

(5)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 9).

(6)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 13).

(7)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).

(8)  PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39.


BIJLAGE I

EC Fax: (32 2) 299 85 70

E-mail: Agri-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1206/2004

A-producten — Volgnummer: 09.4057

Image


BIJLAGE II

EC Fax: (32 2) 299 85 70

E-mail: Agri-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1206/2004

B-producten — Volgnummer 09.4058

Image


BIJLAGE III

BEDRAGEN VAN DE ZEKERHEID (1)

(in euro/1000 kg netto)

Product

(GN-code)

Voor de vervaardiging van A-producten

Voor de vervaardiging van B-producten

0202 20 30

1 414

420

0202 30 10

2 211

657

0202 30 50

2 211

657

0202 30 90

3 041

903

0206 29 91

3 041

903


(1)  De toe te passen wisselkoers is de wisselkoers van de dag voorafgaande aan die waarop de zekerheid wordt gesteld.


BIJLAGE IV

In artikel 8, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen

—   in het Spaans: Certificado válido en … (Estado miembro expedidor) / carne destinada a la transformación … [productos A] [productos B] (táchese lo que no proceda) en … (designación exacta y número de registro del establecimiento en el que vaya a procederse a la transformación) / Reglamento (CE) no 1206/2004

—   in het Tsjechisch: Licence platná v … (vydávající členský stát) / Maso určené ke zpracování … [výrobky A] [výrobky B] (nehodící se škrtněte) v (přesné určení a číslo schválení zpracovatelského zařízení, v němž se má zpracování uskutečnit) / nařízení (ES) č. 1206/2004

—   in het Deens: Licens gyldig i … (udstedende medlemsstat) / Kød bestemt til forarbejdning til (A-produkter) (B-produkter) (det ikke gældende overstreges) i … (nøjagtig betegnelse for den virksomhed, hvor forarbejdningen sker) / forordning (EF) nr. 1206/2004

—   in het Duits: In … (ausstellender Mitgliedstaat) gültige Lizenz / Fleisch für die Verarbeitung zu [A-Erzeugnissen] [B-Erzeugnissen] (Unzutreffendes bitte streichen) in … (genaue Bezeichnung des Betriebs, in dem die Verarbeitung erfolgen soll) / Verordnung (EG) Nr. 1206/2004

—   in het Ests: Litsents on kehtiv … (välja andev liikmesriik) / Liha töötlemiseks … [A toode] [B toode] (kustuta mittevajalik) … (ettevötte asukoht ja loanumber, kus toimub töötlemine / määrus (EÜ) nr. 1206/2004

—   in het Grieks: Η άδεια ισχύει … (κράτος μέλος έκδοσης) / Κρέας που προορίζεται για μεταποίηση … [προϊόντα Α] [προϊόντα Β] (διαγράφεται η περιττή ένδειξη) … (ακριβής περιγραφή και αριθμός έγκρισης της εγκατάστασης όπου πρόκειται να πραγματοποιηθεί η μεταποίηση) / Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1206/2004

—   in het Engels: Licence valid in … (issuing Member State) / Meat intended for processing … [A-products] [B-products] (delete as appropriate) at … (exact designation and approval No of the establishment where the processing is to take place) / Regulation (EC) No 1206/2004

—   in het Frans: Certificat valable … (État membre émetteur) / viande destinée à la transformation de … [produits A] [produits B] (rayer la mention inutile) dans … (désignation exacte et numéro d’agrément de l’établissement dans lequel la transformation doit avoir lieu) / règlement (CE) no 1206/2004

—   in het Italiaans: Titolo valido in … (Stato membro di rilascio) / Carni destinate alla trasformazione … [prodotti A] [prodotti B] (depennare la voce inutile) presso … (esatta designazione e numero di riconoscimento dello stabilimento nel quale è prevista la trasformazione) / Regolamento (CE) n. 1206/2004

—   in het Lets: Atļauja derīga … (dalībvalsts, kas izsniedz ievešanas atļauju) / pārstrādei paredzēta gaļa … [A produktu] [B produktu] ražošanai (nevajadzīgo nosvītrot) … (precīzs tā uzņēmuma apzīmējums un apstiprinājuma numurs, kurā notiks pārstrāde) / Regula (EK) Nr. 1206/2004

—   in het Litouws: Licencija galioja … (išdavusioji valstybė narė) / Mėsa skirta perdirbimui … [produktai A] [produktai B] (ištrinti nereikalingą) … (tikslus įmonės, kurioje bus perdirbama, pavadinimas ir registracijos Nr.) / Reglamentas (EB) Nr. 1206/2004

—   in het Hongaars: Az engedély … (kibocsátó tagállam) területén érvényes. / Feldolgozásra szánt hús … [A-termék][B-termék] (a nem kívánt törlendő) … (pontos rendeltetési hely és a feldolgozást végző létesítmény engedélyezési száma) / 1206/2004/EK rendelet

—   in het Nederlands: Certificaat geldig in … (lidstaat van afgifte) / Vlees bestemd voor verwerking tot [A-producten] [B-producten] (doorhalen wat niet van toepassing is) in … (nauwkeurige aanduiding en toelatingsnummer van het bedrijf waar de verwerking zal plaatsvinden) / Verordening (EG) nr. 1206/2004

—   in het Pools: Pozwolenie ważne w … (wystawiające Państwo Członkowskie) / Mięso przeznaczone do przetworzenia … [produkty A] [produkty B] (niepotrzebne skreślić) w … (dokładne miejsce przeznaczenia i nr zatwierdzenia zakładu, w któreym ma mieć miejsce przetwarzanie) / rozporządzenie (WE) nr 1206/2004

—   in het Portugees: Certificado válido em … (Estado-Membro emissor) / carne destinada à transformação … [produtos A] [produtos B] (riscar o que não interessa) em … (designação exacta e número de aprovação do estabelecimento em que a transformação será efectuada) / Regulamento (CE) n.o 1206/2004

—   in het Slowaaks: Licencia platná v … (vydávajúci členský štát) / Mäso určené na spracovanie … [výrobky A] [výrobky B] (nehodiace sa prečiarknite) v … (presné určenie a číslo schválenia zariadenia, v ktorom spracovanie prebehne) / nariadenie (ES) č. 1206/2004

—   in het Sloveens: Dovoljenje velja v … (država članica, ki ga je izdala) / Meso namenjeno predelavi … [proizvodi A] [proizvodi B] (črtaj neustrezno) v … (točno namembno območje in št. odobritve obrata, kjer bo predelava potekala) / Uredba (ES) št. 1206/2004

—   in het Fins: Todistus on voimassa … (myöntäjäjäsenvaltio) / Liha on tarkoitettu [A-luokan tuotteet] [B-luokan tuotteet] (tarpeeton poistettava) jalostukseen …:ssa (tarkka ilmoitus laitoksesta, jossa jalostus suoritetaan, hyväksyntänumero mukaan lukien) / Asetus (EY) N:o 1206/2004

—   in het Zweeds: Licensen är giltig i … (utfärdande medlemsstat) / Kött avsett för bearbetning … [A-produkter] [B-produkter] (stryk det som inte gäller) vid … (exakt angivelse av och godkännandenummer för anläggningen där bearbetningen skall ske) / Förordning (EG) nr 1206/2004


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/52


VERORDENING (EG) Nr. 1207/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

tot wijziging van de invoerrechten in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1114/2004 (3).

(2)

In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is bepaald dat, indien in de loop van een toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, een overeenkomstige aanpassing wordt uitgevoerd. Dit verschil heeft zich voorgedaan. De in Verordening (EG) nr. 1114/2004 vastgestelde invoerrechten moeten derhalve worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij de Verordening (EG) nr. 1114/2004 worden vervangen door de bijlagen I en II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).

(3)  PB L 214 van 16.6.2004, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1189/2004 (PB L 228 van 29.6.2004, blz. 3).


BIJLAGE I

Invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(in EUR/ton)

1001 10 00

Harde tarwe van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

9,06

1001 90 91

Zachte tarwe, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden

0,00

1002 00 00

Rogge

29,47

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

44,23

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed (2)

44,23

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

29,47


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of

2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Berekeningselementen

periode van 15 juni 2004 tot en met 28 juni 2004

1.

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Beursnotering

Minneapolis

Chicago

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Product (eiwitgehalte bij 12 % vocht)

HRS2 (14 %)

YC3

HAD2

Van gemiddeldekwaliteit (1)

Van lage kwaliteit (2)

US barley 2

Notering (EUR/t)

138,61 (3)

91,55

155,80 (4)

145,80 (4)

125,80 (4)

106,14 (4)

Golfpremie (EUR/t)

9,56

 

 

Grote-Merenpremie (EUR/t)

9,13

 

 

2.

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico-Rotterdam: 21,78 EUR/t; Grote Meren-Rotterdam: 31,52 EUR/t.

3.

Subsidies bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

0,00 EUR/t (HRW2)

0,00 EUR/t (SRW2).


(1)  Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(4)  Fob Duluth.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten

30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/55


BESLUIT VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LID-STATEN VAN DE EUROPESE UNIE

van 23 juni 2004

houdende benoeming van een rechter van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen

(2004/524/EG, Euratom)

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 224,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 140,

Gelet op de Akte van toetreding van 2003, en met name op artikel 46, lid 1, en lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 46, lid 1, van de Akte van toetreding van 2003 voorziet in de benoeming van tien rechters bij het Gerecht van eerste aanleg. Lid 2, onder b), van dat artikel bepaalt dat de ambtstermijn van vijf van die rechters op 31 augustus 2004 afloopt. Deze rechters worden door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechters loopt af op 31 augustus 2007.

(2)

Voor de periode van 1 mei 2004 tot en met 31 augustus 2007 zijn bij Besluit 2004/490/EG, Euratom (1) slechts vier rechters bij het Gerecht van eerste aanleg benoemd. De benoeming van de vijfde rechter moest namelijk worden uitgesteld.

(3)

De benoeming van de vijfde rechter moet thans plaatsvinden,

BESLUITEN:

Artikel 1

Mevrouw Verica TRSTENJAK wordt benoemd tot rechter van het Gerecht van eerste aanleg voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 augustus 2007.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op 1 juli 2004.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 juni 2004.

De voorzitster

A. ANDERSON


(1)  PB L 169 van 1.5.2004, blz. 23.


Europese Centrale Bank

30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/56


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 juni 2004

betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank

(ECB/2004/11)

(2004/525/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999, betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (1), inzonderheid op artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 6,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.3 en op artikel 36.1,

Gelet op de bijdrage van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB), overeenkomstig artikel 47.2, vijfde streepje van de statuten,

Gelet op het advies van het Personeelscomité van de ECB,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1073/1999 (hierna de „OLAF-verordening” te noemen) bepaalt dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna het „Bureau” te noemen) bij instellingen, organen en instanties, die bij het EG-Verdrag of het Euratom-Verdrag of op basis daarvan zijn opgericht, administratieve fraudeonderzoeken (hierna „interne onderzoeken” te noemen) dient te openen en te verrichten ter bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad. Overeenkomstig de OLAF-verordening kunnen interne onderzoeken ernstige feiten betreffen in verband met de uitoefening van werkzaamheden in dienstverband die onverenigbaar kunnen zijn met de plichten van personeelsleden van die instellingen, organen en instanties en aanleiding kunnen geven tot disciplinaire of, in voorkomende gevallen, strafrechtelijke sancties, dan wel kunnen interne onderzoeken ernstige feiten betreffen, die onverenigbaar kunnen zijn met de analoge verplichtingen van de leden van instellingen, organen en instanties, de hoofden van instanties of personeelsleden van instellingen, organen en instanties die niet vallen onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Statuut” te noemen).

(2)

Inzake de ECB zijn die werkzaamheden en verplichtingen in dienstverband, met name de verplichtingen in verband met gedragsregels en beroepsgeheim, vastgelegd in a) de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, b) de personeelsverordeningen en -regelingen van de Europese Centrale Bank, c) bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden inzake kortetermijntewerkstelling, d) de regelingen van de Europese Centrale Bank inzake kortetermijntewerkstelling, en voorts fungeren als leidraad, e) de Gedragscode van de Europese Centrale Bank (2), en f) de Gedragscode voor de leden van de Raad van Bestuur (3) (hierna gezamenlijk de „arbeidsvoorwaarden van de ECB” te noemen).

(3)

De OLAF-verordening bepaalt in artikel 4, lid 1, dat in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van fraude en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, het Bureau „binnen de instellingen, organen en instanties administratieve onderzoeken verricht”; en in artikel 4, lid 6, dat elke instelling, orgaan en instantie een besluit dient vast te stellen dat „met name regels vaststelt betreffende: a) de verplichting voor de leden, ambtenaren en personeelsleden van de instellingen en organen en voor de hoofden, ambtenaren en personeelsleden van de instanties om aan de personeelsleden van het Bureau hun medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken; b) de door de personeelsleden van het Bureau bij het verrichten van interne onderzoeken in acht te nemen procedures en de waarborgen inzake de rechten van personen die in een intern onderzoek betrokken zijn”. Overeenkomstig communautaire jurisprudentie, kan het Bureau slechts een onderzoek openen op grond van voldoende ernstige vermoedens (4).

(4)

De OLAF-verordening bepaalt (artikel 4, lid 1, tweede alinea) dat interne onderzoeken dienen te worden verricht met eerbiediging van de Verdragen, en met name het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en het Statuut. Interne onderzoeken door het Bureau zijn tevens onderworpen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan andere beginselen en gemeenschappelijke fundamentele rechten van de lidstaten, die zijn erkend door het Hof van Justitie, bijvoorbeeld de vertrouwelijkheid van juridisch advies („legal privilege”).

(5)

Interne onderzoeken worden gevoerd overeenkomstig de procedures, die zijn neergelegd in de OLAF-verordening en in door elke instelling, orgaan of instantie ter uitvoering van de OLAF-verordening vastgestelde besluiten. Bij de vaststelling van dit uitvoeringsbesluit is de ECB gehouden elke beperking ten aanzien van interne onderzoeken te rechtvaardigen, die de bij artikel 105 en 106 van het Verdrag aan de ECB opgedragen taken en plichten betreffen. Die beperkingen beogen enerzijds de voor bepaalde ECB-gegevens noodzakelijke vertrouwelijkheid te verzekeren, en anderzijds uitvoering te geven aan het oogmerk van de wetgever de fraudebestrijding te versterken. Afgezien van deze specifieke taken en plichten dient de ECB ook binnen het kader van dit besluit te worden behandeld als een met andere communautaire instellingen en organen gelijk te stellen openbaar lichaam.

(6)

In uitzonderlijke gevallen, waarin vertrouwelijke gegevens, waarover de ECB voor het uitvoeren van haar taken beschikt, buiten de ECB zouden circuleren, zou dat het functioneren van de ECB ernstig kunnen ondermijnen. In dergelijke gevallen besluit de directie het Bureau toegang te verschaffen tot gegevens, dan wel het Bureau gegevens toe te sturen. Toegang zal worden verschaft tot gegevens die ouder zijn dan één jaar op het gebied van bijvoorbeeld monetaire beleidsbeslissingen, of transacties in verband met het beheer van externe reserves en interventies op de deviezenmarkten. Beperkingen in andere gebieden, bijvoorbeeld omtrent van bedrijfseconomische toezichthouders afkomstige gegevens betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel of individuele kredietinstellingen, en gegevens betreffende de technische specificaties van bestaande en toekomstige eurobankbiljetten, gelden voor onbepaalde tijd. Alhoewel die gegevens, die het functioneren van de ECB ernstig zouden kunnen ondermijnen indien zij buiten de ECB zouden circuleren, in dit besluit beperkt zijn tot specifieke ECB-werkterreinen, is het noodzakelijk het besluit aan onvoorziene omstandigheden aan te kunnen passen teneinde te verzekeren dat de ECB de aan haar bij het Verdrag toegekende taken blijft vervullen.

(7)

Dit besluit houdt er rekening mee dat de leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB, die niet tevens lid zijn van de directie van de ECB, naast hun ESCB-functies, nationale functies uitoefenen. Het uitoefenen van dergelijke nationale functies is een aangelegenheid van nationaal recht die buiten het bereik van de interne onderzoeken van het Bureau valt. Dit besluit is derhalve slechts van toepassing op de werkzaamheden in dienstverband van die personen, die worden verricht in hun hoedanigheid als leden van de bestuursorganen van de ECB. Voorzover de interne onderzoeken van het Bureau mogelijkerwijze leden van de Algemene Raad betreffen, is dit besluit opgesteld rekening houdend met de bijdragen van die leden.

(8)

Artikel 38.1 van de statuten bepaalt dat leden van de bestuursorganen en personeelsleden van de ECB gehouden zijn, ook na beëindiging van hun taken, inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken. Krachtens artikel 8 van de OLAF-verordening zijn het Bureau en zijn personeelsleden onderworpen aan dezelfde voorwaarden inzake vertrouwelijkheid en geheimhoudingsplicht, die van toepassing zijn op personeelsleden van de ECB, zulks krachtens de statuten en de arbeidsvoorwaarden van de ECB.

(9)

Krachtens artikel 6, lid 6, van de OLAF-verordening verlenen de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, het Bureau bijstand bij zijn onderzoeken van de ECB. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de ECB zijn ondertekenende partijen bij een zetelovereenkomst van 18 september 1998 (5), die uitvoering geeft aan het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van de ECB en bevat bepalingen inzake de onschendbaarheid van de gebouwen, archieven, gegevensverwerking van de ECB, en inzake de diplomatieke voorrechten en immuniteiten van de directieleden van de ECB.

(10)

Overeenkomstig artikel 14 van de OLAF-verordening kan iedere ambtenaar en ieder ander personeelslid van de Europese Gemeenschappen volgens de procedure van artikel 90, lid 2, van het Statuut bij de directeur van het Bureau een klacht indienen tegen een door het Bureau in het kader van een intern onderzoek verrichte handeling waardoor die ambtenaar, respectievelijk dat personeelslid zich bezwaard acht. Bij wijze van analogie dienen dezelfde procedures ook van toepassing te zijn op klachten, die ECB-werknemers of leden van een besluitvormend orgaan van de ECB bij de directeur van het Bureau ingediend hebben en de naar aanleiding van deze klachten genomen besluiten dienen onder artikel 91 van het Statuut te vallen,

BESLUIT:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Dit besluit is van toepassing op:

leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB in aangelegenheden die verband houden met hun functie als leden van die besluitvormende organen;

leden van de directie van de ECB;

leden van de bestuursorganen of enig personeelslid van de nationale centrale banken die als plaatsvervanger en/of bijstand verlenende personen deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB in aangelegenheden die verband houden met die functie,

(hierna gezamenlijk „deelnemers aan de besluitvormende organen te noemen”), en

vaste of tijdelijke ECB-personeelsleden, die zijn onderworpen aan de arbeidsvoorwaarden van de ECB;

personen die op een andere basis dan een arbeidscontract werkzaamheden voor de ECB verrichten, in aangelegenheden die verband houden met hun werk voor de ECB,

(hierna gezamenlijk „ECB-werknemers” te noemen).

Artikel 2

Verplichting tot samenwerking met het Bureau

Onverminderd de relevante Verdragsbepalingen, de bepalingen van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, van de statuten, en behoudens de procedures in de OLAF-verordening en de regels neergelegd in dit besluit, werken deelnemers aan de besluitvormende organen en ECB-werknemers ten volle samen met de personeelsleden van het Bureau bij het uitvoeren van een intern onderzoek en verlenen de voor het onderzoek nodige bijstand.

Artikel 3

Verplichting enige informatie inzake onwettige activiteiten te rapporteren

1.   ECB-werknemers stellen de directeur Interne audit, de bevoegde senior manager van de betrokken werkeenheid dan wel het lid van de directie dat primair verantwoordelijk is voor de betrokken werkeenheid onverwijld in kennis van feiten, waarvan zij kennis hebben, die het bestaan doen vermoeden van mogelijke gevallen van fraude, corruptie of van enige andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschap worden geschaad, of van ernstige feiten die deze financiële belangen schaden en die verband houden met de uitoefening van werkzaamheden in dienstverband die kunnen worden aangemerkt als zijnde onverenigbaar met de plichten van een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen en welke aanleiding kunnen geven tot disciplinaire en, in voorkomend geval, strafrechtelijke sancties. De directeur Interne audit, de bevoegde senior manager van de betrokken werkeenheid dan wel het lid van de directie dat primair verantwoordelijk is voor de betrokken werkeenheid geven deze feiten onverwijld door aan de directeur-generaal Secretariaat en talendienst. ECB-werknemers mogen in geen geval wegens een in dit artikel bedoelde mededeling op onbillijke of discriminerende wijze worden behandeld.

2.   Deelnemers aan de besluitvormende organen die kennis verkrijgen van de in lid 1 bedoelde feiten stellen de directeur-generaal Secretariaat en talendienst of de president van de ECB daarvan in kennis.

3.   Indien de directeur-generaal Secretariaat en talendienst of, indien toepasselijk, de president van de ECB, overeenkomstig lid 1 of 2 in kennis wordt gesteld van feiten, geven zij, onder voorbehoud van artikel 4 van dit besluit, deze feiten onverwijld door aan het Bureau en stellen het directoraat Interne audit en, indien toepasselijk, de president van de ECB daarvan in kennis.

4.   Wanneer een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen kennis hebben van concrete feiten die het vermoeden staven van een geval van fraude of corruptie of enige andere onwettige activiteit zoals bedoeld in lid 1, en, tegelijkertijd, redelijkerwijze mag veronderstellen dat de in de voornoemde bepalingen bedoelde procedure in dat concrete geval een passende rapportage van dergelijke feiten aan het Bureau zou verhinderen, kunnen zij ongeacht artikel 4 direct aan het Bureau rapporteren.

Artikel 4

Samenwerking met het Bureau met betrekking tot gevoelige informatie

1.   In uitzonderlijke gevallen, waarin bepaalde gegevens buiten de ECB zouden circuleren hetgeen het functioneren van de ECB ernstig zou kunnen ondermijnen, zal de directie besluiten het Bureau al dan niet toegang tot die gegevens te verschaffen of het Bureau die gegevens door te sturen. Dit geldt voor: gegevens omtrent monetaire beleidsbeslissingen, of transacties in verband met het beheer van externe reserves en interventies op de deviezenmarkten, indien die informatie minder dan 1 jaar oud is, gegevens die de ECB heeft ontvangen van bedrijfseconomische toezichthouders betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel of van individuele kredietinstellingen, of gegevens betreffende beveiligingskenmerken en technische specificaties van eurobankbiljetten.

2.   Enig besluit van de directie van dien aard houdt rekening met alle relevante aspecten, waaronder de mate van gevoeligheid van de voor het onderzoek door het Bureau verlangde informatie, het belang van de informatie voor het onderzoek en de ernst van het vermoeden zoals het Bureau, een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen zulks aan de president van de ECB uiteen hebben gezet, en het mogelijke risico voor het toekomstige functioneren van de ECB. Indien geen toegang wordt verschaft, omkleedt het besluit de weigering met redenen. Met betrekking tot de van bedrijfseconomische toezichthouders afkomstige gegevens inzake de stabiliteit van het financiële stelsel of inzake individuele kredietinstellingen, kan de directie besluiten het Bureau toegang te verschaffen, tenzij de betrokken bedrijfseconomische toezichthouder van mening is dat het vrijgeven van de gegevens de stabiliteit van het financiële stelsel of de individuele kredietinstelling in gevaar brengt.

3.   In zeer uitzonderlijke gevallen, omtrent gegevens met betrekking tot specifieke ECB-werkterreinen die dezelfde mate van gevoeligheid hebben als de gegevenscategorieën van lid 1, kan de directie voorlopig besluiten het Bureau geen toegang te verschaffen tot die gegevens. Lid 2 is van toepassing op die besluiten die voor ten hoogste zes maanden gelden. Daarna krijgt het Bureau toegang tot de betrokken gegevens, tenzij de Raad van Bestuur inmiddels het onderhavige besluit heeft gewijzigd middels de toevoeging van de betrokken gegevenscategorie aan de categorieën die vallen onder lid 1. De Raad van Bestuur omkleedt de aanpassing van dit besluit met redenen.

Artikel 5

Bijstand van de ECB in interne onderzoeken

1.   In geval een intern onderzoek van de ECB wordt geopend, verleent de voor de beveiliging van de ECB verantwoordelijke manager de personeelsleden van het Bureau toegang tot de gebouwen van de ECB, na vertoon van een schriftelijke bevoegdheidsverklaring, waarin hun identiteit en hun hoedanigheid als personeelslid van het Bureau zijn vermeld, en van een door de directeur van het Bureau verstrekte schriftelijke machtiging, waarin het voorwerp van het onderzoek is vermeld. De president, de vice-president en de directeur Interne audit worden onmiddellijk ingelicht.

2.   Het directoraat Interne audit verleent het Bureau bijstand bij de feitelijke organisatie van onderzoeken.

3.   ECB-werknemers en deelnemers aan de besluitvormende organen verstrekken alle door de personeelsleden van het Bureau, die een onderzoek uitvoeren, verlangde gegevens, tenzij de verlangde gegevens gevoelig zouden kunnen zijn in de betekenis van artikel 4, in welk geval de directie beslist. Het directoraat Interne audit slaat alle verstrekte gegevens op.

Artikel 6

Inlichting van de betrokkenen

1.   Wanneer de mogelijkheid van persoonlijke betrokkenheid van een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan is gebleken, moet de betrokkene, wanneer zulks geen nadeel voor het onderzoek dreigt op te leveren, spoedig worden ingelicht. In geen geval kunnen na afloop van het onderzoek conclusies worden getrokken waarin een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan met name wordt genoemd zonder dat de betrokkenen in de gelegenheid zijn gesteld zich over alle hen betreffende feiten uit te spreken, waaronder alle feiten die tegen hen spreken. Belanghebbende partijen hebben het recht te zwijgen, hoeven niet aan hun eigen veroordeling mee te werken en hebben het recht persoonlijke rechtsbijstand te vragen.

2.   In alle gevallen waarin met het oog op het onderzoek absolute geheimhouding is vereist en waarin gebruik moet worden gemaakt van opsporingsmiddelen die tot de bevoegdheid van een nationale rechterlijke instantie behoren, kan de verplichting om een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan de gelegenheid te geven zich uit te spreken in overeenstemming met de president of de vice-president voor een beperkte periode worden opgeschort.

Artikel 7

Kennisgeving van seponering van het onderzoek

Indien, na afloop van een intern onderzoek, een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan geen element ten laste kan worden gelegd, wordt het hem betreffende interne onderzoek geseponeerd op grond van een besluit van de directeur van het Bureau, die de betrokken ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan daarvan schriftelijk in kennis stelt.

Artikel 8

Opheffing van vrijstelling van rechtsvervolging

Elk van een nationale politiële of gerechtelijke autoriteit uitgaand verzoek tot opheffing van de vrijstelling van rechtsvervolging van een ECB-werknemer of een lid van de directie, de Raad van Bestuur of de Algemene Raad in verband met eventuele gevallen van fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit, waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, wordt voor advies aan de directeur van het Bureau meegedeeld. De president of de vice-president van de ECB neemt een besluit ten aanzien van de vrijstelling van rechtsvervolging van ECB-werknemers, en de Raad van Bestuur neemt een besluit ten aanzien van de vrijstelling van rechtsvervolging van leden van de directie, de Raad van Bestuur of de Algemene Raad.

Artikel 9

Wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB

De arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB worden als volgt gewijzigd:

1)

De volgende zin wordt toegevoegd na de tweede zin van artikel 4, onder a):

„Zij zijn gebonden aan de bepalingen neergelegd in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank.”.

2)

De aanhef van artikel 5, onder b), wordt als volgt vervangen:

„b)

Tenzij anders bepaald in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, zullen personeelsleden zonder voorafgaandelijke toestemming van de directie geen:”.

Artikel 10

Wijziging van bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB

Bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden van de ECB inzake de voorwaarden voor kortetermijn tewerkstelling wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende zin wordt toegevoegd na de tweede zin van artikel 4:

„Zij zijn gebonden aan de bepalingen neergelegd in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank.”.

2)

De aanhef van artikel 10, onder b), wordt als volgt vervangen:

„b)

Tenzij anders bepaald in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, zullen personeelsleden zonder voorafgaandelijke toestemming van de directie geen:”.

Artikel 11

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 juni 2004.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(2)  PB C 76 van 8.3.2001, blz. 12.

(3)  PB C 123 van 24.5.2002, blz. 9.

(4)  In zaak C-11/00: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europese Centrale Bank, Jurispr. 2003, blz. I-7147.

(5)  Bundesgesetzblatt nr. 45, 1998 van 27.10.1998 en nr. 12, 1999 van 6.5.1999.


30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/61


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 juni 2004

houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank

(ECB/2004/12)

(2004/526/EG)

DE ALGEMENE RAAD VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 46.4,

BESLUIT:

Enig artikel

Het reglement van orde van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank van 1 september 1998 wordt als volgt vervangen en treedt op 1 juli 2004 in werking.

„REGLEMENT VAN ORDE VAN DE ALGEMENE RAAD VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

INLEIDEND HOOFDSTUK

Artikel 1

Definities

Dit reglement van orde is een aanvulling op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De in dit reglement van orde gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in het Verdrag en de statuten.

HOOFDSTUK I

DE ALGEMENE RAAD

Artikel 2

Tijd en plaats van vergaderingen van de Algemene Raad

1.   Op voorstel van de president stelt de Algemene Raad de data vast waarop zijn vergaderingen worden gehouden.

2.   De president roept een vergadering van de Algemene Raad bijeen wanneer hierom door ten minste drie leden van de Algemene Raad wordt verzocht.

3.   De president kan tevens vergaderingen van de Algemene Raad bijeenroepen wanneer hij/zij dit nodig acht.

4.   De Algemene Raad vergadert in beginsel in de gebouwen van de Europese Centrale Bank (ECB).

5.   Vergaderingen kunnen tevens worden gehouden in de vorm van een teleconferentie, tenzij ten minste drie presidenten van een centrale bank hiertegen bezwaar maken.

Artikel 3

Aanwezigheid bij vergaderingen van de Algemene Raad

1.   Behoudens het hierin bepaalde, is aanwezigheid bij de vergaderingen van de Algemene Raad voorbehouden aan zijn leden, de overige leden van de directie, de voorzitter van de Raad van de Europese Unie en een lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

2.   Iedere president van een centrale bank is in beginsel gerechtigd zich door één persoon te laten bijstaan.

3.   Indien een lid van de Algemene Raad verhinderd is een vergadering bij te wonen, is hij/zij gerechtigd schriftelijk een plaatsvervanger aan te stellen om de vergadering bij te wonen en namens hem/haar te stemmen. Deze schriftelijke mededeling wordt de president tijdig voor het begin van de vergadering toegezonden. Deze plaatsvervanger is in beginsel gerechtigd zich door één persoon te laten bijstaan.

4.   De president wijst een personeelslid van de ECB als secretaris aan. De secretaris staat de president bij de voorbereiding van de vergaderingen van de Algemene Raad bij en stelt de notulen van die vergaderingen op.

5.   De Algemene Raad kan, indien dit wenselijk wordt geacht, tevens andere personen voor de vergaderingen uitnodigen.

Artikel 4

Stemming

1.   De Algemene Raad kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden of hun plaatsvervangers aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen waar besluiten worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.

2.   Tenzij in de statuten anders is bepaald, worden besluiten met gewone meerderheid van stemmen genomen.

3.   De Algemene Raad gaat op verzoek van de president tot stemming over. De president laat tevens tot stemming overgaan, indien een lid van de Algemene Raad zulks verzoekt.

4.   Besluiten kunnen eveneens door middel van een schriftelijke procedure worden genomen, tenzij ten minste drie leden van de Algemene Raad hiertegen bezwaar maken. Voor een schriftelijke procedure geldt het volgende:

i)

in beginsel staan ieder lid van de Algemene Raad niet minder dan tien werkdagen ter beschikking om zich te kunnen beraden. In dringende gevallen, hetgeen in het verzoek moet worden gerechtvaardigd, kan de periode worden teruggebracht tot vijf werkdagen, en

ii)

persoonlijke ondertekening door ieder lid van de Algemene Raad, en

iii)

een dergelijk besluit dient te worden vermeld in de notulen van de volgende vergadering van de Algemene Raad.

Artikel 5

Organisatie van vergaderingen van de Algemene Raad

1.   De Algemene Raad stelt de agenda voor elke vergadering vast. De president stelt een voorlopige agenda op en deze wordt, tezamen met de bijhorende documenten, toegestuurd aan de leden van de Algemene Raad en andere gevolmachtigde deelnemers. Dit geschiedt ten minste acht dagen vóór de desbetreffende vergadering, behoudens buitengewone omstandigheden, in welk geval de president naar deze omstandigheden handelt. Op voorstel van de president of een ander lid van de Algemene Raad kan de Algemene Raad besluiten punten van de voorlopige agenda af te voeren of daaraan toe te voegen. Een punt wordt van de agenda afgevoerd, indien ten minste drie leden van de Algemene Raad daarom verzoeken, in het geval dat de desbetreffende documenten niet tijdig aan de leden van de Algemene Raad zijn toegezonden.

2.   De notulen van de beraadslagingen van de Algemene Raad worden in de volgende vergadering (of, indien nodig, eerder, door middel van een schriftelijke procedure) ter goedkeuring aan de leden voorgelegd en door de president getekend.

HOOFDSTUK II

BETROKKENHEID VAN DE ALGEMENE RAAD BIJ DE TAKEN VAN HET EUROPEES STELSEL VAN CENTRALE BANKEN

Artikel 6

Betrekkingen tussen de Algemene Raad en de Raad van bestuur

1.   Zonder afbreuk te doen aan de overige verantwoordelijkheden van de Algemene Raad, met inbegrip van de taken op grond van artikel 44 van de statuten, verleent de Algemene Raad met name zijn medewerking aan de in artikel 6.2 tot en met 6.8 opgesomde taken.

2.   De Algemene Raad verleent medewerking aan de adviestaken van de ECB krachtens artikel 4 en artikel 25.1 van de statuten.

3.   De medewerking van de Algemene Raad aan de statistische taken van de ECB bestaat uit:

het versterken van de samenwerking tussen alle nationale centrale banken van de Europese Unie met het oog op het ondersteunen van de taken van de ECB op het gebied van statistiek,

het, waar nodig, bijdragen aan de harmonisatie van de regels en werkwijzen voor het verzamelen, opmaken en verspreiden van statistieken door alle nationale centrale banken van de Europese Unie, en

het voorleggen van opmerkingen aan de Raad van bestuur betreffende ontwerp-aanbevelingen op statistisch gebied, krachtens artikel 42 van de statuten, voordat deze worden goedgekeurd.

4.   De Algemene Raad verleent medewerking aan het voldoen aan de rapportageverplichtingen van de ECB krachtens artikel 15 van de statuten door de Raad van bestuur opmerkingen voor te leggen betreffende het jaarverslag voordat dit wordt goedgekeurd.

5.   De Algemene Raad verleent medewerking aan de standaardisatie van de regels inzake financiële administratie en verslaglegging van de uitgevoerde werkzaamheden krachtens artikel 26.4 van de statuten door de Raad van bestuur opmerkingen voor te leggen betreffende de ontwerp-regels voordat deze worden goedgekeurd.

6.   De Algemene Raad verleent medewerking aan het treffen van andere maatregelen in het kader van artikel 29.4 van de statuten door de Raad van bestuur opmerkingen voor te leggen betreffende dergelijke ontwerp-maatregelen voordat deze worden goedgekeurd.

7.   De Algemene Raad verleent medewerking aan het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de Europese Centrale Bank door de Raad van bestuur opmerkingen voor te leggen betreffende de ontwerp-voorwaarden voordat deze worden goedgekeurd.

8.   De Algemene Raad verleent medewerking aan de voorbereidingen voor het onherroepelijk vaststellen van wisselkoersen krachtens artikel 47.3 van de statuten door de Raad van bestuur opmerkingen voor te leggen betreffende:

ontwerp-adviezen van de ECB krachtens artikel 123, lid 5, van het Verdrag, en

alle overige ontwerp-adviezen van de ECB met betrekking tot communautaire rechtshandelingen, die dienen te worden goedgekeurd wanneer een derogatie wordt ingetrokken, en

besluiten op grond van punt 10 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

9.   Wanneer de Algemene Raad krachtens bovengenoemde leden wordt verzocht medewerking te verlenen aan de taken van de ECB, wordt hem een redelijke periode geboden waarbinnen dit plaats dient te hebben, welke niet minder dan tien werkdagen mag zijn. In dringende gevallen, hetgeen in het verzoek moet worden gerechtvaardigd, kan de periode worden teruggebracht tot vijf werkdagen. De president kan tot de schriftelijke procedure besluiten

10.   Overeenkomstig artikel 47.4 van de statuten stelt de president de Algemene Raad in kennis van de besluiten van de Raad van bestuur.

Artikel 7

Betrekkingen tussen de Algemene Raad en de directie

1.   De Algemene Raad van de ECB wordt de mogelijkheid geboden opmerkingen voor te leggen voordat de directie:

–rechtshandelingen van de Raad van bestuur ten uitvoer legt waarvoor, overeenkomstig artikel 12.1 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank, de inbreng van de Algemene Raad is vereist;

op grond van door de Raad van bestuur overeenkomstig artikel 12.1 van de statuten gedelegeerde bevoegdheden, rechtshandelingen goedkeurt waarvoor, overeenkomstig artikel 12.1 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank, de inbreng van de Algemene Raad is vereist.

2.   Wanneer de Algemene Raad krachtens het eerste lid van dit artikel wordt verzocht opmerkingen voor te leggen, wordt hem een redelijke periode geboden waarbinnen dit plaats dient te hebben, welke niet minder dan tien werkdagen mag zijn. In dringende gevallen, hetgeen in het verzoek moet worden gerechtvaardigd, kan de periode worden teruggebracht tot vijf werkdagen. De president kan tot een schriftelijke procedure besluiten.

Artikel 8

Comités van het Europees Stelsel van centrale banken

1.   Binnen zijn bevoegdheden is de Algemene Raad gerechtigd comités die door de Raad van bestuur op grond van artikel 9 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank zijn opgericht, om studies over specifieke onderwerpen te verzoeken.

2.   De nationale centrale banken van alle niet-deelnemende lidstaten kunnen ten hoogste twee personeelsleden aanwijzen om deel te nemen aan de vergaderingen van een comité wanneer aangelegenheden worden behandeld die tot de bevoegdheden van de Algemene Raad behoren en wanneer de voorzitter van een comité en de directie dit wenselijk achten.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 9

Rechtsinstrumenten

1.   Besluiten van de ECB krachtens artikel 46.4 en artikel 48 van de statuten en krachtens dit reglement van orde, alsook door de Algemene Raad krachtens artikel 44 van de statuten goedgekeurde aanbevelingen en adviezen van de ECB worden door de president getekend.

2.   Alle rechtsinstrumenten van de ECB worden genummerd, bekendgemaakt en gepubliceerd overeenkomstig artikel 17.7 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank.

Artikel 10

Vertrouwelijkheid van en toegang tot ECB-documenten

1.   De handelingen van de Algemene Raad en van comités of groepen die aangelegenheden behandelen die binnen de bevoegdheden van de Algemene Raad vallen, zijn vertrouwelijk tenzij de Algemene Raad de president machtigt het resultaat van de beraadslagingen openbaar te maken.

2.   Toegang van het publiek tot documenten die zijn opgesteld door de Algemene Raad en door comités of groepen die aangelegenheden behandelen die binnen de bevoegdheden van de Algemene Raad vallen, wordt bepaald door een besluit van de Raad van bestuur krachtens artikel 23.2 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank.

3.   Documenten die zijn opgesteld door de Algemene Raad en door comités of groepen die aangelegenheden behandelen die binnen de bevoegdheden van de Algemene Raad vallen, worden geclassificeerd en behandeld in overeenstemming met de regels neergelegd in de krachtens artikel 23.3 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank vastgestelde administratieve circulaire. Deze documenten zijn na een periode van 30 jaar vrij toegankelijk, tenzij door de besluitvormende organen anders wordt besloten.

Artikel 11

Einde van de toepasselijkheid

Wanneer, overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag, alle derogaties door de Raad van de Europese Unie worden ingetrokken en wanneer de in het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland voorziene besluiten worden genomen, wordt de Algemene Raad ontbonden en is dit reglement van orde niet langer van toepassing.”

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 juni 2004.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


Rectificaties

30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/64


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1166/2004 van de Commissie van 24 juni 2004 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 224 van 25 juni 2004 )

Bladzijde 18, overweging 5:

in plaats van:

„Het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,”

te lezen:

„De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,”

Bladzijde 19, bijlage, voetnoot (1):

Bestemming 02 moet als volgt worden gelezen:

„02 Koeweit, Bahrein, Oman, Katar, de Verenigde Arabische Emiraten, Jemen, Turkije, Hongkong SAR en Rusland”.

Bestemming 03 moet als volgt worden gelezen:

„03 Zuid-Korea, Japan, Maleisië, Thailand, Taiwan en de Filipijnen”.