31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/87


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 22 april 2008

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling VIII — Europese Ombudsman

(2009/195/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2006 — Deel I (C6-0369/2007) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Ombudsman aan de kwijtingsautoriteit over de in 2006 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 en de speciale verslagen van de Rekenkamer, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op artikel 272, lid 10 en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0092/2008),

1.

verleent de Europese Ombudsman kwijting voor de uitvoering van diens begroting voor het begrotingsjaar 2006;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Harald RØMER


(1)  PB L 78 van 15.3.2006.

(2)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 1.

(3)  PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.

(4)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 130.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 22 april 2008

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling VIII — Europese Ombudsman

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2006 — Deel I (C6-0369/2007) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Ombudsman aan de kwijtingsautoriteit over de in 2006 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 en de speciale verslagen van de Rekenkamer, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op artikel 272, lid 10 en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0092/2008),

1.

stelt vast dat de Europese Ombudsman (de Ombudsman) in 2006 kon beschikken over vastleggingskredieten ten bedrage van in totaal 7 682 538 EUR (2005: 7 224 554 EUR), waarvan 88,13 % is besteed, een percentage dat lager is dan het gemiddelde van de andere instellingen;

2.

stelt vast dat de jaarrekening van de Ombudsman over 2006 een negatief economisch resultaat voor het jaar laat zien (1 214 375 EUR) en identieke totaalbedragen voor activa en passiva (2 308 799 EUR);

3.

stelt vast dat in de periode 2003 tot 2006 de vastleggingskredieten geleidelijk zijn verhoogd van 4 438 653 EUR tot 7 682 538 EUR (+ 73 %) en dat het aantal posten is gestegen van 31 tot 57 (+ 84 %), terwijl het aantal klachten is toegenomen van 2 436 tot 3 830 (+ 57 %) en het aantal nieuwe onderzoeken dat is geopend van 253 tot 258 (+ 2 %);

4.

wijst erop dat de Europese Rekenkamer in haar jaarverslag opmerkt dat de controle ten aanzien van de Ombudsman geen aanleiding gaf tot opmerkingen van materieel belang;

5.

wijst erop dat het bureau van de Ombudsman vanaf januari 2006 volledig aansprakelijk is voor zijn personeelsbeleid; merkt in dit verband op dat volgens het rapport van de intern auditeur aan de instelling nr. 06/04 de audit die is verricht om de doelmatigheid te bepalen van de bestuurs- en controleprocedures voor het vaststellen van de individuele rechten van het personeel „geen enkel gebied met grote risico’s bij de bestuurs- en controleprocedures heeft vastgesteld, maar wel bevestigt dat de instelling een aantal specifieke kwesties moet aanpakken”;

6.

wijst op de informatie die de gedelegeerd hoofdordonnateur in zijn activiteitenoverzicht over 2006 heeft gegeven, waaruit blijkt dat de diensten van de Ombudsman begin 2007 opnieuw zelf hebben onderzocht hoe efficiënt hun interne controlekader is en dat het algemene beeld dat hieruit naar voren kwam een over de hele linie bevredigend uitvoeringsniveau van de interne controlenormen toont (85 % tegen 76 % in 2004); wijst er verder op dat op bepaalde gebieden de effectiviteit wel verbeterd moet worden (identificatie van gevoelige functies); moedigt de Ombudsman aan alles in het werk te stellen om de efficiëntie van het interne controlekader van zijn instelling verder te verbeteren;

7.

stelt met voldoening vast dat in 2005 is onderhandeld over een nieuwe kaderovereenkomst van onbeperkte duur inzake samenwerking tussen de Ombudsman en het Europees Parlement bij de levering van bepaalde administratieve diensten zoals kantoorruimte, IT, communicatie, rechtsbijstand, medische diensten, opleiding, vertaling en vertolking, dat deze overeenkomst in maart 2006 is ondertekend en op 1 april 2006 in werking is getreden; stelt verder vast dat de Ombudsman de nieuwe overeenkomst volkomen bevredigend noemt;

8.

stelt met voldoening vast dat op 1 augustus 2006 de eerste secretaris-generaal van de Ombudsman is benoemd;

9.

leest met bezorgdheid in het jaarverslag van de Ombudsman dat zijn instelling in 2006 problemen ondervond bij de aanwerving van personeel, met name van gekwalificeerde juristen, en wel als gevolg van twee uitbreidingsgolven na elkaar (afronding van de aanwerving in de landen die in 2004 zijn toegetreden en voorbereiding van de aanwerving voor 2007), personeelsverloop en de moeite die het kostte om in Straatsburg personeel op een tijdelijk contract aan te trekken en te behouden; merkt op dat de Ombudsman verwacht in de komende jaren minder moeite met de aanwerving van personeel te zullen hebben;

10.

verwelkomt de aanneming door de Ombudsman op 14 december 2007 van een besluit inzake de jaarlijkse opgave van de financiële belangen van de Ombudsman; stelt met voldoening vast dat deze verklaring is gepubliceerd op de website van de Ombudsman;

11.

begroet de bereidheid van de Ombudsman om toe te treden tot het interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (6) met het oog op de toepassing van de regeling die in ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1073/1999 (7); stelt met voldoening vast dat de Ombudsman OLAF bij schrijven van 9 januari 2008 heeft verzocht zijn mening te geven over de zinnigheid van een mogelijke toetreding van de Ombudsman tot dit akkoord en de wijze waarop dit kan gebeuren.


(1)  PB L 78 van 15.3.2006.

(2)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 1.

(3)  PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.

(4)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 130.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(7)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).