31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/1


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 22 april 2008

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling I — Europees Parlement

(2009/185/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2006 — Deel I (SEC(2007) 1055 — C6-0363/2007) (2),

gezien het verslag over het budgettaire en financiële beheer voor het jaar 2006, Afdeling I Europees Parlement (3),

gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2006,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (7),

gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2005 over de richtsnoeren voor de Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII(A) en VIII(B) en het voorontwerp van ramingen van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2006 (8),

gelet op artikel 71, artikel 74, lid 3, en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0091/2008),

A.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn audit heeft geconstateerd dat „… alle lidstaten voor 2006 een bevredigend kader voor de controle- en toezichtsystemen hebben ingevoerd, overeenkomstig het Financieel Reglement, en dat de steeksgewijze controles hebben aangetoond dat de foutenmarge niet significatief was. […]” (9),

B.

overwegende dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat er tekortkomingen bestaan in de door het Bureau en de quaestoren vastgestelde regelgeving voor de betaling van de vergoedingen voor parlementaire bijstand, alsook bij de uitvoering daarvan,

C.

overwegende dat de secretaris-generaal op 21 februari 2007 heeft bevestigd dat er een redelijke zekerheid bestaat dat de begroting van het Europees Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van een goed financieel beheer en dat het controle- en toezichtsysteem de nodige garanties biedt ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de operaties,

1.

verleent zijn voorzitter kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2006;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Harald RØMER


(1)  PB L 78 van 15.3.2006.

(2)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 1.

(3)  PB C 318 van 29.12.2007.

(4)  PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.

(5)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 130.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PE 349.540/Bur/bijl./def.

(8)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 156.

(9)  PB C 273 van 15.11.2007, punt 10.6.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 22 april 2008

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, Afdeling I — Europees Parlement

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2006 — Deel I (SEC(2007) 1055 — C6-0363/2007) (2),

gezien het verslag over het budgettaire en financiële beheer voor het jaar 2006, Afdeling I Europees Parlement (3),

gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2006,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (7),

gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2005 over de richtsnoeren voor de Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII(A) en VIII(B) en het voorontwerp van ramingen van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2006 (8),

gelet op artikel 71, artikel 74, lid 3, en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0091/2008),

A.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn audit heeft geconstateerd dat „… alle instellingen in 2006 een toereikend stelsel van toezicht- en controlesystemen hadden ingevoerd, zoals voorgeschreven bij het Financieel Reglement, en dat de onderzochte steekproef geen materieel foutenniveau vertoonde […]” (9),

B.

overwegende dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat er tekortkomingen bestaan in de door het Bureau en de quaestoren vastgestelde regeling voor de betaling van de vergoedingen voor parlementaire bijstand, alsook bij de uitvoering daarvan,

C.

overwegende dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het Bureau er niet voor heeft gezorgd dat de regels voor de betaling van de vergoedingen voor parlementaire bijstand met indiening van adequate bewijsstukken effectief ten uitvoer zijn gelegd,

D.

overwegende dat de secretaris-generaal op 21 februari 2007 heeft bevestigd dat er een redelijke zekerheid bestaat dat de begroting van het Europees Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van een goed financieel beheer en dat het controle- en toezichtsysteem de nodige garanties biedt ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen,

E.

overwegende dat de follow-up van zijn resolutie van 26 september 2006 (10) en van de resolutie van 24 april 2007 (11) over de kwijting voor de begrotingsjaren 2004 en 2005 moet worden gegarandeerd, en dat daarbij de vooruitgang moet worden geëvalueerd die geboekt is met betrekking tot de tenuitvoerlegging van zijn aanbevelingen,

F.

gelet op de politieke prioriteiten voor het begrotingsjaar 2006, te weten: consolidering van de uitbreiding van 2004, voorbereiding van de uitbreiding van 2007, verbetering van het voorlichtings- en communicatiebeleid en verbetering van de bijstand aan de leden,

1.

is tevreden over en steunt de duidelijke toezegging van de voorzitter dat hij ervoor zorg zal dragen dat het statuut van de assistenten, zoals dit door de Commissie is voorgesteld en door de Raad goedgekeurd, tegelijk met het statuut van de leden in werking zal treden (12);

2.

roept de Raad en de Commissie op ten volle samen te werken met het Parlement om te waarborgen dat het nieuwe statuut van de assistenten wordt goedgekeurd vóór de volgende Europese verkiezingen van juni 2009;

De kwijting — een politieke handeling

3.

onderstreept dat het Parlement de enige kwijting verlenende autoriteit is (13) en dat de kwijting een politiek besluit is; neemt, bij het treffen van dit politieke besluit, overeenkomstig artikel 276, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag, kennis van de daar genoemde documenten en van alle andere informatie die het noodzakelijk acht;

4.

is van mening dat alle instellingen en organen bedoeld in de artikelen 70 en 71 van zijn Reglement op voet van gelijkheid moeten worden behandeld volgens dezelfde beginselen en dezelfde procedures als die welke gevolgd worden bij de jaarlijkse kwijtingsprocedure;

5.

herinnert eraan dat alle instellingen en alle organen kunnen overgaan tot de oprichting van de politieke en/of administratieve structuren die het best aan hun behoeften zijn aangepast; onderstreept dat het Parlement daarom, om recht te doen aan deze verschillende structuren, aan deze instellingen en organen als zodanig een kwijting moet verlenen, waarbij zij zich door een bepaalde persoon kunnen laten vertegenwoordigen, die hun een zekere zichtbaarheid verschaft;

6.

bevestigt dat het ook de taak van het Parlement is erop toe te zien dat iedere instelling en elk orgaan het niveau van verantwoordelijkheid vaststelt dat het best beantwoordt aan de opmerkingen die door het Parlement tijdens de kwijtingsprocedure zijn gemaakt;

7.

wijst erop dat het Parlement in zijn voornoemde resolutie van 24 april 2007 verklaard heeft dat de kwijtingsprocedure eveneens betrekking moet hebben op besluiten die genomen zijn door de voorzitter, het Bureau en de Conferentie van voorzitters, want dit zijn gekozen volksvertegenwoordigers, en geen ambtenaren, en zij dragen dus politieke verantwoordelijkheid; verzoekt daarom de voorzitter en de voor begrotingszaken verantwoordelijke ondervoorzitter om deel te nemen aan toekomstige vergaderingen van de Commissie begrotingscontrole ten einde een politieke dialoog op gang te brengen;

8.

wijst erop dat de plenaire vergadering kwijting verleent aan het Parlement, vertegenwoordigd door zijn voorzitter, overeenkomstig artikel 71 van zijn Reglement;

9.

verheugt zich erover dat de voorzitter van het Parlement heeft ingestemd met het beginsel van een politieke dialoog in het kader van de kwijtingsprocedure en dat op zijn verzoek de ondervoorzitter van het Parlement die voor begroting en begrotingscontrole verantwoordelijk is en die ook de voorzitter is van het auditcomité, deelgenomen heeft aan een politieke dialoog met de Commissie begrotingscontrole tijdens een publieke hoorzitting, die op 21 januari 2008 plaatsvond; verlangt dat deze dialoog in de toekomst gebaseerd zal zijn op een schriftelijke documentatie, welke berust op de besluiten van het Bureau en de Conferentie van voorzitters die een financieel effect hebben;

10.

juicht het voorstel toe dat de secretaris-generaal tijdens de hoorzitting van 21 januari 2008 heeft gedaan, dat erin bestaat om buiten de normale jaarlijkse kwijtingsprocedure regelmatige bijeenkomsten te organiseren met de Commissie begrotingscontrole over de tenuitvoerlegging van de begroting van het Parlement, en aanvaardt dit voorstel;

11.

neemt eveneens kennis van het initiatief van de voorzitter van het Parlement om de banden tussen het Bureau en de Begrotingscommissie enerzijds, en het Bureau en de Commissie begrotingscontrole anderzijds nauwer aan te halen door de oprichting van een werkgroep die tot taak heeft deze contacten op duurzame wijze te consolideren; toont zich verheugd over de eerste gezamenlijke discussie die op 14 januari 2008 is gehouden en de sfeer van vertrouwen en samenwerking die hiermee is gecreëerd tussen de desbetreffende organen; verwacht dat deze beraadslagingen worden voortgezet en wacht de daaruit voortvloeiende conclusies af;

12.

is van oordeel dat de begrotingsprocedure en de kwijtingsprocedure als complementaire operaties moeten worden beschouwd: een begroting kan niet worden goedgekeurd zonder dat er een onderzoek is gedaan naar de reeds goedgekeurde kwijtingsbesluiten, en een kwijtingsbesluit moet worden genomen met kennis van de politieke doelstellingen die tijdens de begrotingsprocedure zijn vastgesteld voor het jaar waarop de kwijting betrekking heeft; verlangt een sterkere interoperabiliteit tussen de begrotingsprocedure en de kwijtingsprocedure;

De begrotingsprioriteiten voor het jaar 2006

13.

onderstreept dat het volgende begrotingsprioriteiten heeft goedgekeurd voor het jaar 2006 (14)

posten te voorzien in verband met de uitbreiding en meer in het bijzonder een voldoende aantal gekwalificeerde tolken en vertalers in alle officiële talen, opdat de leden actief kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het Parlement,

invoering van een voorlichtings- en communicatiebeleid om het Parlement dichter bij de burger te brengen; in dit verband moet de rol van de externe bureaus en de samenwerking met de Commissie verder worden ontwikkeld,

onderzoeken of er verandering moet worden gebracht in de structuur van administratie of dat er een grotere steun moet worden verleend aan zijn basisactiviteiten om de werkzaamheden van de Instelling te optimaliseren,

het bestaan te garanderen van een toereikende ondersteuning en een toereikende beschikbaarheid van experts om toe te zien op de kwaliteit van de wetgevingswerkzaamheden,

een statuut voor de assistenten in te voeren, en

een financiële vastlegging te verzekeren tot dekking van de kosten van de deelneming van de delegaties van het Parlement aan vergaderingen die buiten zijn plaatsen van werkzaamheden worden georganiseerd;

Presentatie van de rekeningen van het Europees Parlement

14.

constateert dat de ontvangsten van het Parlement in 2006 een bedrag van 126 126 604 EUR beliepen (112 393 557 EUR in 2005; d.w.z. een stijging met 12,2 %);

15.

neemt kennis van de onderstaande cijfers, waarmee de rekeningen van het Parlement voor het financieel jaar 2006 werden afgesloten:

(in EUR)

Besteding van de kredieten 2006 (15)

I.

Kredieten 2006

 

initiële kredieten

1 321 600 000

gewijzigde begroting

geen

definitieve kredieten

1 321 600 000

II.

Definitieve kredieten 2006

 

vastleggingen

1 306 325 432

(% van de definitieve kredieten)

(98,76 %)

betalingen

1 117 578 610

(% van de vastleggingen)

(85,49 %)

III.

Overdrachten naar 2007

 

automatische overdracht naar 2007

188 746 822

(in % van de definitieve kredieten)

(14,26 %)

(in % van de vastleggingen)

(14,43 %)

niet-automatische overdrachten (niet vastgelegde kredieten die werden overgedragen)

4 817 000

(in % van de definitieve kredieten)

(0,36 %)

IV.

Annuleringen

 

geannuleerde kredieten

15 274 568

(in % van de definitieve kredieten)

(1,15 %)

V.

Overdrachten naar 2006

 

automatische overdrachten

307 163 636

betalingen uit hoofde van deze overdrachten

285 578 104

(in % van de overdrachten)

(92,95 %)

niveau annuleringen

21 585 532

VI.

Bestemmingsontvangsten in 2006

 

bestemmingsontvangsten

40 017 311

vastleggingen

30 778 877

(in % van de bestemmingsontvangsten)

(73,86 %)

betalingen

5 858 229

(in % van de bestemmingsontvangsten)

(18,75 %)

beschikbare kredieten afkomstig uit de bestemmingsontvangsten

9 238 434

VII.

Kredieten van bestemmingsontvangsten die naar 2007 zijn overgedragen

 

kredieten van de overgedragen bestemmingsontvangsten

34 831 297

VIII.

Kredieten van de bestemmingsontvangsten die naar 2006 zijn overgedragen

 

overgedragen bestemmingsontvangsten

32 288 714

vastleggingen

32 054 298

betalingen

31 086 918

(in % van de vastleggingen)

(96,36 %)

16.

merkt op dat de presentatie van de rekeningen, zoals die gegeven wordt in het verslag over het budgettaire en financiële beheer, in vergelijking met het vorige jaar veranderd is; wenst dat de administratie een presentatie opstelt en handhaaft, die een gemakkelijke vergelijking van de uitvoering van de begroting over de verschillende jaren mogelijk maakt;

17.

merkt op dat in 2006 voor 98,76 % van de op de begroting van het Parlement ingeschreven kredieten vastleggingen zijn verricht, d.w.z. dat het annuleringspercentage 1,15 % bedroeg en dat, net als in de vorige begrotingsjaren, een zeer hoog niveau van uitvoering van de begroting werd gerealiseerd;

18.

herinnert echter eraan dat dit hoge uitvoeringsniveau voor een deel het gevolg is van de sinds 1992 regelmatig toegepaste praktijk van het „bijeenvegen”, een operatie die eruit bestaat om alle aan het eind van een jaar beschikbare kredieten over te maken naar de begrotingslijnen voor gebouwen, vooral om vervroegde kapitaalsaflossingen te doen ter vermindering van de toekomstige betaling van interesten; merkt op dat in dit verband een bedrag van 37 246 425 EUR in 2006 werd „bijeengeveegd”;

19.

wijst erop dat in 2006 een bedrag van 124 071 425 EUR (71,4 % van de overschrijvingen) gebruikt is ter versterking van een aantal begrotingslijnen op het gebied van het onroerendgoedbeleid (van dit bedrag was 38 603 580 EUR afkomstig uit de voorzieningen); herinnert eraan dat de aanvankelijk op deze begrotingslijn ingeschreven kredieten voor 2 0 0 1-2 0 0 8 slechts 14 287 887 EUR beliepen;

20.

herinnert eveneens eraan dat er in totaal machtiging is verleend voor 37 overschrijvingen over een bedrag van 173 751 700 EUR (d.w.z. met 13 % van de definitieve kredieten; bij de Commissie bedragen de overschrijvingen ongeveer 4 % van de betalingskredieten); merkt op dat een hoog niveau van de overschrijvingen afbreuk zou kunnen doen aan de begrotingsbeginselen;

Opmerkingen van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2006

21.

merkt op dat de Rekenkamer geconstateerd heeft dat „… alle instellingen in 2006 een toereikend stelsel van toezicht- en controlesystemen hadden ingevoerd, zoals voorgeschreven bij het Financieel Reglement, en dat de onderzochte steekproef geen materieel foutenniveau vertoonde […]” (16);

22.

merkt op dat de Rekenkamer het volgende zwakke punt heeft vastgesteld bij de toekenning van de vergoedingen voor parlementaire bijstand: „De Rekenkamer constateert … dat het Bureau niet heeft gezorgd voor een effectieve uitvoering van de regels die overlegging van toereikende bewijsstukken voorschrijven … Het Bureau moet actie ondernemen om de stukken te verkrijgen die van essentieel belang worden geacht om te bewijzen dat de uitgaven gerechtvaardigd waren …” (17);

23.

verwijst voor een gedetailleerd commentaar in dit verband naar de opmerkingen van de interne financiële controleur, in paragrafen 56 tot en met 68;

Het jaarverslag van de interne financieel controleur

24.

merkt op dat in 2006 de dienst voor interne financiële controle 16 auditverslagen heeft goedgekeurd, of in de vorm van een ontwerp heeft gepubliceerd; onder deze verslagen bevonden zich de audits van procedures voor de gunning van aanbestedingen, de audit van de vergoeding voor parlementaire bijstand en het gevolg dat gegeven is aan 452 individuele acties die voortvloeien uit het onderzoek van de regeling voor interne controle, die op het niveau van de instelling werd uitgevoerd;

25.

verheugt zich erover dat de interne financieel controleur de conclusies van zijn jaarverslag voor 2006 officieel heeft kunnen presenteren aan de Commissie begrotingscontrole, waarmee hij heeft aangetoond dat zijn verslag niet alleen een instrument van intern beheer is, maar ook een belangrijk referentie-element voor de jaarlijkse kwijtingsprocedure;

26.

deelt de opvatting van de interne financieel controleur over het toegenomen belang dat moet worden toegekend aan de invoering van een krachtige regeling voor interne controle; verwijst in dit verband naar de maatregelen tot verbetering van de controlenormen en -doelstellingen; merkt op dat de tenuitvoerlegging van de 20 acties met beslissend karakter die door de interne financieel controleur in zijn eerste follow-up-audit genoemd worden het onderwerp zal vormen van een tweede follow-up in 2008; neemt kennis van de informatie van de administratie dat 18 van deze 20 acties ten uitvoer zijn gelegd en dat de uitvoering van de twee resterende acties thans gaande is;

27.

is tevreden over de vooruitgang die door de administratie wordt gemeld met betrekking tot de procedures voor het gunnen van aanbestedingen, en meer in het bijzonder de oprichting van een forum voor openbare aanbestedingen; merkt op dat de interne financieel controleur in 2008 een nieuwe audit zal verrichten naar het gevolg dat is gegeven aan de uitvoering van de 144 individuele acties die voortvloeien uit de audit van de procedures voor de gunning van aanbestedingen;

Het financiële beheer van het Parlement en de activiteitsrapporten van de directeuren-generaal

28.

herinnert zijn ter zake bevoegde organen aan zijn besluit (18) dat „uitbetalingen met betrekking tot gebouwen … zouden moeten worden vastgesteld in het kader van de begrotingsstrategie”; betreurt dat zijn ter zake bevoegde organen nooit uitvoering hebben gegeven aan de besluiten van de plenaire vergadering en zijn voortgegaan met hun praktijk van „non-budgettisering” van het onroerendgoedbeleid van het Parlement voor zijn toekomstige verwervingen (de begrotingslijn getiteld „Verwerving van onroerend goed” bevat voor de jaren 2005, 2006 en 2007 slechts „pro memorie”-vermeldingen);

29.

merkt op dat de secretaris-generaal, tijdens een publieke hoorzitting voor de Commissie begrotingscontrole op 21 januari 2008, een strategisch plan heeft aangekondigd voor het onroerendgoedbeleid van het Europees Parlement; verzoekt de secretaris-generaal om dit plan bij gelegenheid van de kwijtingsprocedure voor het jaar 2007 aan de Commissie begrotingscontrole voor te leggen;

30.

herhaalt zijn verzoek om wijziging van artikel 16 van de interne voorschriften met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Parlement, opdat elk onroerendgoedproject met belangrijke financiële gevolgen voor de begroting van het Parlement aan de goedkeuring van de Begrotingscommissie wordt onderworpen;

31.

verheugt zich erover dat de secretaris-generaal en alle directeuren-generaal bevestigd hebben een redelijke verzekering te hebben dat de middelen die voor de respectieve activiteiten beschikbaar werden gesteld ook voor de geplande doelen zijn gebruikt, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer; merkt met tevredenheid op dat zij eveneens bevestigd hebben dat de toegepaste controleprocedures voldoende garanties bieden met betrekking tot de rechtmatigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

32.

verlangt dat zijn administratie de begrotingsbeginselen respecteert en een ontwerpbegroting op zodanige wijze opstelt dat de in deze ontwerpbegroting opgenomen bedragen zo goed mogelijk de reële behoeften van de verschillende activiteitssectoren van het Parlement weerspiegelen; verlangt van de gedelegeerde ordonnateurs dat zij in hun jaarlijkse activiteitsverslagen, in een afzonderlijke overzichtstabel aan het begin van hun verslagen, de definitieve kredieten, de vastgelegde kredieten, de betalingen, de overdrachten en de geannuleerde kredieten aangeven, alsmede het bedrag dat het Directoraat-generaal ter beschikking stelt van de „ramassage” (algemene overschrijving);

33.

verheugt zich erover dat de directeuren-generaal de lijst van langlopende contracten opnieuw onder de loep hebben genomen;

34.

verzoekt zijn Directoraten-generaal om opvoering van hun inspanningen om ervoor te zorgen dat hun verslagen zich niet beperken tot een gemeenschappelijke structuur, maar ook vergelijkbare informatieve elementen bevatten, zodat zij aan leesbaarheid winnen;

35.

verheugt zich erover dat de interne financieel controleur en de diensten het eens geworden zijn over de uitvoering van actieplannen om het Parlement te voorzien van een krachtig mechanisme voor interne controle (intern controlekader); merkt op dat in dit verband in 2003 en 2004 besloten is tot 452 individuele acties; merkt op dat van deze 452 acties 225 volledig gerealiseerd zijn en 121 gedeeltelijk in 2006; merkt ook op dat de interne financieel controleur 20 acties had geïdentificeerd als zijnde „van beslissende aard” met betrekking tot beleidsgebieden die aan hoge risico’s zijn blootgesteld; constateert in dit stadium dat de administratie verklaart dat 18 van deze 20 acties ten uitvoer zijn gelegd, terwijl de interne financieel controleur deze tijdens een tweede follow-up-audit in 2008 zal onderzoeken;

Gunning van aanbestedingen

36.

herinnert eraan dat de instellingen, overeenkomstig de artikelen 54 en 119 van de uitvoeringsbepalingen van het Financieel Reglement (19), aan de begrotingsautoriteit verslagen moeten overleggen over de op onderhandse overeenkomsten berustende procedures en de contracten die niet vallen onder de richtlijnen met betrekking tot de openbare aanbestedingen; herinnert er ook aan dat een lijst van contractanten aan wie aanbestedingen gegund zijn voor een bedrag van meer dan 50 000 EUR, maar lager dan de in bovengenoemde richtlijnen genoemde drempel, in het Publicatieblad wordt gepubliceerd en dat voor aanbestedingen met een waarde van tussen 13 800 en 50 000 EUR een publicatie op de Internetsite van de instellingen vereist is;

37.

stelt vast dat het jaarverslag de volgende informatie bevat over de in 2006 gegunde aanbestedingen:

Type contract

Aantal

[2005 tussen haakjes]

Percentage

[2005 tussen haakjes]

Bedrag in EUR

[2005 tussen haakjes]

Percentage

[2005 tussen haakjes]

Diensten

199 (199)

69 % (64 %)

67 315 809

(89 551 639)

23 % (44 %)

Leveringen

56 (53)

20 % (17 %)

61 441 090

(29 036 604)

21 % (14 %)

Werkzaamheden

31 (48)

11 % (15 %)

20 026 192

(13 763 856)

7 % (7 %)

Onroerend goed

1 (12)

0 % (4 %)

143 125 000

(73 149 658)

49 % (35 %)

Totaal

287 (312)

100 %

291 908 091

(205 501 756)

100 %

38.

stelt vast dat de verdeling van de in 2006 gegunde aanbestedingen naar gebruikt type procedure (uitgezonderd de aanbestedingen voor onroerend goed die op grond van onderhandse overeenkomsten worden gegund — de aankoop van gebouwen te Straatsburg — die een waarde van 143 125 000 EUR beloopt) als volgt is geweest:

Type procedure

Aantal

[2005 tussen haakjes]

Percentage

[2005 tussen haakjes]

Bedrag in EUR

[2005 tussen haakjes]

Percentage

[2005 tussen haakjes]

Gemiddeld bedrag

[2005 tussen haakjes]

Open

73 (64)

25 % (21 %)

93 681 193

(94 187 176)

62 % (71 %)

1 283 304

(1 471 675)

Beperkt

84 (112)

30 % (37 %)

7 044 607

(26 676 276)

5 % (20 %)

83 863

(238 181)

Door onderhandelingen

129 (124)

45 % (42 %)

48 057 291

(11 488 646)

33 % (9 %)

372 537

(92 650)

Totaal

286 (300)

100 %

148 783 091

(132 352 098)

100 %

520 220

(441 174)

39.

merkt op dat er in 2006 128 aanbestedingen zijn gegund voor een waarde gelijk aan of hoger dan 50 000 EUR en 159 aanbestedingen voor een waarde van tussen de 13 800 EUR en 50 000 EUR; onderstreept dat uit deze cijfers blijkt dat de aanbestedingen van minder dan 50 000 EUR slechts 1,7 % van de totale waarde vertegenwoordigen, maar niet minder dan 55 % van het totale aantal door het Parlement toegekende aanbestedingen;

40.

constateert dat, in termen van waarde, 67 % van de aanbestedingen werden gegund op basis van open procedures (62 %) en beperkte procedures (5 %); betreurt evenwel dat in termen van waarde 33 % van de aanbestedingen gegund is volgens de procedure op basis van een onderhandse overeenkomst; verzoekt de secretaris-generaal om uit te leggen waarom dit percentage ten opzichte van het vorige jaar is toegenomen;

41.

merkt evenwel op dat voor 2006 de in artikel 54 geëiste vergelijking van de uitvoeringsbepalingen van het Financieel Reglement (tussen het aantal aanbestedingen dat door de gedelegeerde ordonnateur is toegekend tijdens het jaar n en het jaar n-1) niet mogelijk is geweest vanwege de reglementaire wijzigingen die in het betrokken jaar werden goedgekeurd, wijzigingen die slechts aanbestedingen betreffen die vanaf 22 augustus zijn gestart; merkt op dat het Parlement in 2006 de procedure op basis van een onderhandse overeenkomst heeft gebruikt voor 74 contracten (2005: 136 contracten);

42.

herinnert eraan dat de interne financieel controleur een audit heeft opgesteld van de procedures voor de gunning van aanbestedingen op het niveau van de instelling; is tevreden over het akkoord tussen de interne financieel controleur en de diensten over een uitgebreid actieplan dat 144 individuele acties omvat die ten uitvoer moeten worden gelegd; verheugt zich erover dat een van de voornaamste taken die in het werkprogramma van de interne financieel controleur voor 2008 zijn opgenomen een nieuwe audit is van de procedures voor de toekenning van aanbestedingen, zodat er een onderzoek kan worden gedaan naar de gerealiseerde vooruitgang;

43.

verzoekt de secretaris-generaal een uiteenzetting te geven van de vooruitgang die geboekt is bij de invoering van een database over de aanbestedingen, overeenkomstig artikel 95 van het Financieel Reglement; merkt ook op dat het herziene Financieel Reglement bepaalt dat er een enkele centrale database moet worden opgericht voor alle instellingen, welke door de Commissie wordt beheerd;

Politieke fracties (onderzoek van de rekeningen en procedures — begrotingspost 4 0 0 0)

44.

bevestigt dat de politieke fracties verantwoordelijk zijn voor het beheer en het gebruik van de aan hen toegekende kredieten uit de begroting van het Parlement en dat het actieveld van de interne auditdienst van het Parlement zich niet uitstrekt tot de voorwaarden van het gebruik van begrotingspost 4 0 0 0;

45.

verheugt zich erover dat de politieke fracties hun externe auditverslagen en hun rekeningen voor 2006 op de Internetsite van het Parlement hebben gepubliceerd;

46.

merkt op dat de voor 2006 op begrotingspost 4 0 0 0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

(in duizenden EUR)

Beschikbaar totaalbedrag op de begroting 2006

70 900

Niet-ingeschreven leden

1 644

Bedragen beschikbaar voor de fracties

69 256

Fractie

Toegekende kredieten op de begroting van het Parlement

Eigen middelen en overgedragen kredieten van de fracties

Uitgaven 2006

Gebruikmakingspercentage van de beschikbare kredieten

Plafond van de overdrachten (20)

Overdrachten naar 2007

PPE-DE

18 088

7 203

16 345

64,6 %

9 044

8 947

PSE

13 989

6 934

14 191

67,8 %

6 995

6 732

ELDR/ALDE

6 526

3 145

6 383

66,1 %

3 263

3 263

Verts/ALE

2 836

1 157

2 716

68,0 %

1 418

1 278

GUE/NGL

2 582

1 265

3 189

77,5 %

1 426

928

UEN

1 896

454

1 863

79,3 %

948

487

IND/DEM

2 034

875

1 912

65,7 %

1 017

997

NI

1 384

260

1 222

74,3 %

692

136

Totaal

49 606

21 294

47 821

67,4 %

24 803

22 767

47.

stelt vast dat de externe financieel controleurs bevestigd hebben dat de rekeningen van de politieke fracties in overeenstemming waren met de geldende bepalingen en de internationale boekhoudkundige normen;

48.

merkt op dat de politieke fracties gemiddeld slechts 67,4 % van de te hunner beschikking staande kredieten hebben gebruikt (vergeleken met 66 % in 2005 en 74 % in 2004);

49.

merkt op dat het Bureau op 9 juli 2007 een onderzoek heeft ingesteld naar de verslagen van de fracties over de uitvoering van de begroting en de verslagen die door de respectieve financieel controleurs werden opgesteld; merkt in dit verband op dat de Raad de ordonnateur gelast heeft over te gaan tot de terugvordering bij de fractie ALDE van een bedrag van 25 403,77 EUR aan niet-gebruikte kredieten, aangezien dit bedrag niet kon worden overgedragen;

Politieke partijen op Europees niveau

50.

stelt vast dat de rekeningen bij de sluiting van het begrotingsjaar 2006 er als volgt uitzien:

Uitvoering van de begroting 2006 in het kader van de Conventie

(in EUR)

Partij (21)

Eigen middelen

Subsidies van het EP, totaal

Totaal van de ontvangsten

Subsidies in percentage van de daarvoor in aanmerking komende uitgaven (max. 75 %)

PPE

1 106 891,41

2 914 059,56

4 020 950,97

72,50 %

PSE

932 781,81

2 580 000,00

3 512 781,81

71,49 %

ELDR

340 782,87

883 500,00

1 224 282,87

71,97 %

EFGP

240 204,29

581 000,00

821 204,29

71,20 %

GE

172 875,00

439 018,54

611 893,54

71,82 %

PDE

55 189,84

163 570,75

218 760,59

75,00 %

AEN

49 385,00

144 808,81

194 193,81

74,57 %

ADIE

59 513,36

125 016,22

184 529,58

75,00 %

EFA

69 665,67

220 913,67

290 579,34

75,00 %

EUD

47 597,22

29 670,24

77 267,46

62,59 %

Totaal

3 074 886,47

8 081 557,78

11 156 444,25

72,13 %

51.

onderstreept dat de externe financiële controleurs bevestigd hebben dat de rekeningen van de partijen in overeenstemming zijn met de bepalingen die genoemd worden in de artikelen 6, 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende de status en de financiering van de politieke partijen op Europees niveau (22) en dat zij een waarachtig en betrouwbaar beeld geven van de financiële situatie van de politieke partijen bij de sluiting van het financieel jaar 2006;

52.

verheugt zich erover dat de politieke partijen op Europees niveau een hoog niveau van gebruik van de hun ter beschikking gestelde kredieten hebben bereikt;

53.

merkt echter op dat de ordonnateur belast werd met:

de terugvordering van een overschot van 248 953,91 EUR bij de PDE, een overschot van 215 498,59 EUR bij de AEN, van 69 317,14 EUR bij de ADIE en van 24 799,11 EUR bij de EUD,

en een terugvordering van 121 670,10 EUR bij de EUD en van 70 902,64 EUR bij de ADIE wegens non-conformiteit met artikel 3, lid 1, punt b) van Verordening (EG) nr. 2004/2003;

54.

vraagt de secretaris-generaal of deze bedragen inderdaad werden teruggevorderd;

55.

merkt op dat de interne financiële controleur een onderzoek heeft ingesteld naar de uitvoering van de bepalingen met betrekking tot de bijdragen ten gunste van de politieke partijen op Europees niveau en in augustus 2007 hierover een verslag heeft uitgebracht; verheugt zich erover dat dit geleid heeft tot een gedetailleerd actieplan dat door de administratie werd goedgekeurd; verlangt dat de resultaten van deze audit deel uitmaken van de kwijtingsprocedure voor 2007;

56.

merkt op dat de begroting van een politieke partij op Europees niveau vanaf 2008 voor maximaal 85 % kan worden gefinancierd uit de begroting van het Europees Parlement (tot eind 2007 was dit 75 %); onderstreept dat dit niveau van subsidies van het Europees Parlement tot gevolg heeft dat van de partijen een grotere verantwoordingsplicht kan worden geëist voor hun activiteiten;

De vergoedingen voor parlementaire bijstand (VPB)

57.

neemt kennis van het feit dat de Rekenkamer ontoereikendheden heeft vastgesteld en bekritiseerd in het door het Bureau opgestelde regelgevende kader en dat het grootste gedeelte van het bedrag dat uit hoofde van de VPB aan de leden is uitgekeerd later niet kon worden gestaafd door bevredigende bewijsstukken voor de namens het betrokken lid gemaakte uitgaven; erkent tegelijkertijd dat het Bureau en de administratie in 2007 een inspanning hebben gedaan om verbetering te brengen in deze situatie: verheugt zich erover dat voor het jaar 2006 de administratie meedeelt tegen het einde van 2007 ruim 99 % van de bewijsstukken te hebben ontvangen;

58.

merkt echter op dat voor de jaren 2004 en 2005 de administratie slechts respectievelijk 57 % en 51 % van de vereiste documenten heeft weten te verkrijgen; wijst in dit verband op het politiek besluit om de op 13 december 2006 goedgekeurde regeling met terugwerkende kracht toe te passen op de periode 2004-2005;

59.

wenst dat alle leden met betrekking tot hun verplichting om bewijsstukken voor te leggen voor het gebruik van hun VPB in 2004 en 2005 een mededeling ontvangen waarin duidelijk wordt gemaakt of zij de bewijsstukken voor deze periode nog aan de administratie moeten voorleggen of dat hun dossier in orde is;

60.

roept de administratie op de regels inzake de kosten en vergoedingen voor de leden (PEAM) (23) correct en consistent toe te passen en onregelmatigheden en verzuiming direct vast te stellen;

61.

verzoekt de administratie een procedure op te stellen die een betere en zichtbaardere communicatie met de leden behelst en waarmee de in de PEAM-Regeling vastgestelde termijnen voor het indienen van de bewijsstukken systematisch worden gerespecteerd, zodat deze worden ingediend volgens de procedure en de verplichte agenda van de Rekenkamer voor het opstellen van het jaarverslag, met een uiteindelijke bevestiging aan de leden wanneer hun dossier is afgesloten;

62.

dringt er bij de werkgroep van het Bureau over het statuut van de leden op aan om zijn conclusies voor te leggen, opdat er spoedig een passend gevolg kan worden gegeven aan de opmerkingen die de interne financieel controleur geformuleerd heeft in zijn verslag over de VPB; bevestigt in het licht van de werkzaamheden van deze werkgroep en in de context van een nieuwe regeling die door de bevoegde politieke organen moet worden opgesteld, dat de administratie de verantwoordelijkheid heeft zich ervan te verzekeren dat de VPB toegekend worden met inachtneming van de beginselen van een goed financieel beheer, wettigheid en regelmatigheid; begrijpt de problemen en moeilijkheden die zich voordoen bij het harmoniseren van de VPB met de sociale en fiscale wetgeving van elk der 27 lidstaten; verlangt dat onmiddellijk een begin wordt gemaakt met de noodzakelijke onderhandelingen met de lidstaten en de Belgische staat; verlangt dat deze operatie, die zeker gecompliceerd is, geen hindernis mag vormen voor een parallelle uitvoering van een nieuwe regeling voor de VPB;

63.

merkt op dat in het verslag van de interne financieel controleur een evolutie in twee fasen wordt aanbevolen van de arbeidsvoorwaarden van de parlementaire assistenten: in een eerste fase moet het contractuele dienstverband tussen de assistent of assistenten en het lid stelselmatig gebaseerd zijn op een arbeidscontract dat gebruik maakt van een verplicht voorgeschreven verbeterd contractmodel; in een tweede fase is het doel de assistenten te integreren in de categorie van personeel die valt onder de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;

64.

wijst erop dat voor bijstand aan de leden flexibiliteit en mobiliteit zijn vereist terwijl het nieuwe statuut van de assistenten minimumnormen moet bevatten inzake bezoldiging en sociale rechten, overeenkomstig de relevante Europese wetgeving;

65.

verwijst naar de eenstemmige besluiten van de Conferentie van Voorzitters en het Bureau, van respectievelijk 6 en 10 maart 2008:

waarin er bij de administratie op wordt aangedrongen om zorg te dragen voor een consequente toepassing en tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Reglement van het Parlement inzake de vergoeding van de uitgaven voor parlementaire bijstand;

waarin aan de secretaris-generaal een mandaat wordt verleend om contact op te nemen met de Commissie en de Raad om de mogelijkheid te verkennen van de invoering van een nieuwe reeks regels voor de assistenten van de leden door wijziging van de regeling voor contractueel personeel, waarbij wel de vrijheid van de leden gehandhaafd blijft om zelf hun assistenten aan te werven en onafhankelijk vast te stellen hoe hoog hun salaris zal zijn;

waarin hun werkgroep inzake het statuut van de leden, het statuut van de assistenten en het pensioenfonds de opdracht krijgt om dringend een evaluatie op te stellen over de gedetailleerde werking van de bestaande regels en om — gezien het belang van deze kwestie — voorstellen in te dienen voor de door deze werkgroep noodzakelijk geachte veranderingen;

dringt erop aan dat ook leden van de Commissie begrotingscontrole, als voor de kwijtingbevoegde commissie, als waarnemer deel moeten uitmaken van deze werkgroep; herinnert het Bureau in dit verband aan zijn commentaren met betrekking tot Afdeling I — Europees Parlement, die gegeven werden in zijn resolutie van 25 oktober 2007 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 (24) en zijn resolutie van 26 september 2006 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2004, Afdeling I — Europees Parlement (25); verzoekt de bevoegde autoriteiten om uiterlijk tegen het eind van 2008 aan de Commissie begrotingscontrole verslag uit te brengen over de hierbij geboekte vooruitgang;

66.

dringt er met name op aan dat:

het Parlement, overeenkomstig paragraaf 76 van bovengenoemde resolutie van 26 september 2006, uitsluitend kaderovereenkomsten moet sluiten met in de lidstaten gevestigde ondernemingen die gespecialiseerd zijn in het beheer — op grond van de toepasselijke nationale wetgeving — van met arbeidscontracten samenhangende fiscale kwesties en kwesties in verband met de sociale zekerheid, en verwacht dat zijn administratie uiterlijk op 1 september 2008 een tijdplan opstelt voor de volledige tenuitvoerlegging van deze paragraaf;

aangezien de tekortkomingen die bij de financiële controle aan het licht zijn gekomen hoofdzakelijk dienstverleners betreffen, de dienstverleningscontracten voorlopig beheerd worden door de betalingsgemachtigden in de lidstaten, totdat er een permanente oplossing zal zijn gevonden voor dit probleem; dat het de verantwoordelijkheid van de betalingsgemachtigde is om erop toe te zien dat de dienstverleningscontracten in overeenstemming zijn met de fiscale en sociale wetgeving van de desbetreffende lidstaat en met de PEAM-regels, die in dit verband nog moeten worden gewijzigd; dat geen dienstverleningscontract mag worden geaccepteerd dat niet aan deze voorschriften voldoet;

de administratie van het Parlement in de positie moet worden gebracht waarin zij tegenover de Rekenkamer kan bewijzen welke bedragen door de leden werden uitbetaald aan hun assistenten, hun betalingsgemachtigden en dienstverleners, en onder welke voorwaarden;

er geen familieleden van leden van de Instelling in dienst mogen worden genomen;

strijdigheid met de wetgeving van de lidstaten en/of de (tegen dan gewijzigde) PEAM-voorschriften automatisch moet leiden tot opschorting van de betalingen en invordering van ten onrechte betaalde bedragen;

67.

verlangt dat de voorschriften van de toepassingsbepalingen van het statuut van de leden van het Europees Parlement (26) met een financieel effect officieel voor voorafgaand advies aan de Commissie begrotingscontrole moeten worden voorgelegd;

68.

verheugt zich erover dat het Bureau op 25 september 2006 zijn goedkeuring heeft gegeven aan het Handvest voor de assistenten en parlementaire stagiaires bij het Europees Parlement en dat de leden een exemplaar van dit handvest hebben ontvangen;

69.

verzoekt zijn secretaris-generaal om uiterlijk tegen et eind van 2008 de Commissie begrotingscontrole in kennis te stellen tot het aantal uitgevaardigde terugvorderingsopdrachten en het totale bedrag dat hiermee is gemoeid;

Vrijwillig pensioenfonds

70.

stelt vast dat er in november 2006 659 personen waren aangesloten bij het vrijwillig pensioenfonds; stelt vast dat de maandelijkse bijdrage aan het fonds per lid 3 354,21 EUR bedroeg en als volgt was samengesteld: een derde, d.w.z. 1 118,07 EUR betaald door de afgevaardigde en thans ingehouden op zijn onkostenvergoeding en twee derde, d.w.z. 2 236,14 EUR, gestort door het Parlement;

71.

vestigt de aandacht op de punten met betrekking tot transparantie en bronnen van inkomsten waarvan in bovengenoemde resolutie van 24 april 2007 sprake is;

72.

merkt op dat men erin geslaagd is het actuariële tekort van het vrijwillige pensioenfonds (dat sinds 2001 een tekort vertoont) terug te brengen van 43 756 745 EUR in 2004 en 28 875 471 EUR in 2005 tot 26 638 000 in 2006, waardoor de actuariële financieringssituatie is verbeterd, waarbij de dekking is toegenomen van 76,8 % in 2004 en 86,1 % in 2005 tot 88,4 % in 2006; onderstreept dat in de afgelopen jaren de beurskoersen heel instabiel zijn geweest en dat er daarom geen enkele zekerheid bestaat over de richting waarin het actuariële tekort van het fonds zich zal ontwikkelen; onderstreept in dit verband dat het fonds voor 73 % in aandelen heeft belegd; verzoekt de beheerders van het fonds het tot aan eind december 2007 bestaande actuariële tekort nog voor 15 maart 2008 te actualiseren;

73.

vestigt de aandacht van zijn Bureau op paragraaf 84 van zijn voornoemde resolutie van 24 april 2007, volgens welke is vastgesteld dat na de inwerkingtreding van het statuut van de leden van het Parlement, het vrijwillige pensioenfonds zich zou moeten beperken tot het honoreren van de bestaande (tot op juni 2009 verworven) rechten, hetgeen betekent dat noch de huidige leden, noch de andere aangeslotenen bijdragen kunnen blijven storten voor het fonds;

74.

heeft met verbazing kennis genomen van de recente aanbeveling die de Conferentie van voorzitters op 13 maart 2008 heeft gedaan, na te zijn geraadpleegd door de Werkgroep van het Bureau voor het statuut van de leden, de assistenten en het pensioenfonds, volgens welke de bij het Vrijwillige Pensioenfonds aangesloten leden nog meer nieuwe pensioenrechten zouden kunnen verwerven wanneer het Statuut van de leden in werking zal treden; herinnert het Bureau, dat het orgaan is dat in deze kwestie gerechtigd is besluiten te nemen, aan de wens van het Parlement, zoals die tot uitdrukking is gebracht in zijn resoluties over de verlening van kwijting voor de begroting van het Parlement voor de financiële jaren 2004 en 2005, dat het Vrijwillige Pensioenfonds geleidelijk aan zou moeten worden geliquideerd en zich daarom, na de inwerkingtreding van het Stauut van de leden, zou moeten beperken tot het uitbetalen van de verworven rechten; dringt er bij de werkgroep van het Bureau op aan om de nodige maatregelen voor te bereiden overeenkomstig de besluiten van het Parlement;

Voorbereiding van de uitvoering van het Verdrag van Lissabon

75.

herinnert eraan dat het Parlement in 2006 de bereidheid uitsprak „… te onderzoeken of er wijzigingen moeten worden aangebracht in zijn administratieve structuren of dat er verdere steun moet worden gegeven ten behoeve van zijn kernactiviteiten om het werk van de instelling zo goed mogelijk te laten verlopen …” (27); wijst er tegelijkertijd op dat het van oordeel was „… het met het oog op de toegenomen verantwoordelijkheid van het Europees Parlement op het gebied van de besluitvorming over wetgeving vereist is dat er veel meer middelen worden toegewezen ter ondersteuning van deze kernactiviteit …” (28);

76.

neemt kennis van het antwoord van de administratie op de uitvoering van het Interinstitutioneel Akkoord „Betere wetgeven”;

77.

herinnert eveneens eraan dat het Verdrag van Lissabon tot een aanzienlijke verbreding leidt van het bereik van de medebeslissing en dat dit de normale wetgevingsprocedure gaat worden; het gevolg is dat het Europees Parlement medewetgever op voet van gelijkheid wordt voor 95 % van de Europese wetgeving;

78.

verzoekt in dit verband de administratie om voor 30 november 2008 voor te leggen:

een personeelstabel van het Parlement (ambtenaren en andere personeelsleden), gespecificeerd naar rang, directoraat-generaal, nationaliteit en geslacht, met een daarbij gaande evaluatie,

een analyse van de wijze waarop het budget voor studies in de verschillende directoraten-generaal werd gebruikt;

79.

herinnert eraan dat het Europees Parlement in de loop van de begrotingsprocedure van 2007 de Commissie heeft verzocht om een evaluatie op middellange termijn te verrichten van zijn personeelsbehoeften en een gedetailleerd verslag uit te brengen over zijn ondersteunend personeel en de coördinatiefuncties; verzoekt zijn administratie om met gebruikmaking van dezelfde instrumenten op basis hiervan een evaluatie van zijn personeelsbestand uit te voeren; wenst dat er op tijd voor de kwijting voor 2007 een evaluatieverslag wordt voorgelegd aan de Commissie begrotingscontrole; wenst in dit verband te vernemen hoeveel ambtenaren en andere personeelsleden tot taak hebben de parlementsleden te helpen bij hun arbeid als medewetgever, hoeveel ambtenaren voor de parlementaire delegaties werken en hoeveel ambtenaren de administratieve ondersteuning van het Parlement verzekeren;

Follow-up van de kwijting voor 2005

80.

is tevreden over de daling van de geraamde operationele kosten in verband met de vereiste om verschillende plaatsen en werkzaamheden te handhaven, welke kosten gedaald zijn van 203 000 000 EUR in 2002 tot 155 000 000 EUR in 2007; benadrukt dat dit een vermindering met 24 % betekent over een periode van vijf jaar; dringt bij de administratie aan op voortzetting van dit rationalisatieproces; onderstreept dat de vereiste om diverse plaatsen van werkzaamheden te onderhouden in de Verdragen is vastgelegd; is van oordeel dat er gestreefd moet worden naar een optimale coördinatie tussen deze plaatsen van werkzaamheden; vestigt de aandacht op het feit dat de burgers niet begrijpen waarom het Europees Parlement drie plaatsen van werkzaamheden moet hebben;

81.

neemt kennis van het antwoord van zijn administratie (29) over de mogelijkheid om een Europese autoriteit op te richten voor het onroerendgoedbezit, waarin gesteld wordt dat de oprichting van een enkel groot bureau dat verantwoordelijk is voor de bouw en het onderhoud van de burelen van de instelling en de organen van de Europese Unie niet beantwoordt aan de wensen die werden geformuleerd ten aanzien van een economisch en beter beheer; stelt tegelijkertijd vast dat een nauwere samenwerking wenselijk en gewenst is;

82.

merkt op dat er geen enkele vooruitgang kon worden waargenomen in de voortgang van de onderhandelingen met de Belgische staat over het terrein dat bezet wordt door de gebouwen D4-D5 en over een betere gebruikmaking ervan; verzoekt de voor het onroerendgoedbeleid verantwoordelijke ondervoorzitter om hierover zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de nieuwe Belgische regering;

83.

neemt kennis van de vooruitgang die geboekt kon worden om gevolg te geven aan zijn verzoek tot oprichting van een Kyoto-plus-plan; herinnert eraan dat het Bureau op 18 juni 2007:

de secretaris-generaal verzocht een aanbesteding te lanceren voor een evaluatie van de CO2-uitstoot die door het Europees Parlement wordt veroorzaakt,

kennis nam van de herziening, door de administratie, van de milieudoelstellingen en de acties die van kardinaal belang voor de toekomst zijn, en deze goedkeurde,

het tijdschema goedkeurde voor de toekomstige stadia van de EMAS,

de secretaris-generaal verzocht een gedetailleerd actieplan op te stellen,

tot oprichting besloot van een werkgroep die belast is met de follow-up van de CO2-uitstoot, welke zal zijn samengesteld uit twee leden van het Bureau die in een later stadium van het EMAS-proces zullen worden benoemd,

zijn goedkeuring hechtte aan het beginsel om alle milieu-initiatieven in EMAS op te nemen en instemde met de noodzaak ervoor te zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om EMAS te verbeteren;

84.

verlangt dat alle overige vooruitgang ook aan de Commissie begrotingscontrole wordt gemeld;

Meertaligheid

85.

onderstreept het toegenomen belang van de gedragscode inzake meertaligheid voor de parlementaire werkzaamheden van de leden; is verontrust over het feit dat de twee halfjaarlijkse verslagen van het jaar 2006 over de tenuitvoerlegging van de gedragscode tekortkomingen hebben aangetoond bij de doelmatige gebruikmaking van de tolkendienst; stelt vast dat de beschikbare kredieten daarom niet op de meest economische wijze konden worden ingezet en dat de door deze tekortkoming het ernstigst getroffen sectoren die van de commissies en de parlementaire delegaties waren, maar ook de fracties; verzoekt in dat verband, mede rekening houdend met het op 5 september 2006 goedgekeurde verslag over de meertaligheid, aan de secretaris-generaal om tezamen met de gebruikers'een oplossing te zoeken;

Voorlichtings- en communicatiebeleid

86.

herinnert eraan dat de activiteiten in het kader van het voorlichtings- en communicatiebeleid van het Parlement zijn uitgebreid en dat er nieuwe voorlichtingsinstrumenten zijn opgericht, die een belangrijk financieel effect hebben op de begroting voor 2006 (bezoekerscentrum, Web TV, audiovisuele installaties); verzoekt de secretaris-generaal om uiterlijk eind juli 2008 een verslag uit te brengen over de uitvoering van het voorlichtings- en communicatiebeleid, alsmede over de evaluatie daarvan;

Informatietechnologie

87.

onderstreept het belang van de informatietechnologie voor het Europees Parlement in het algemeen, en voor de parlementaire werkzaamheden in het bijzonder; betreurt het dat de aangebrachte verbeteringen hoofdzakelijk de presentatie van de instelling op het Internet en Intranet betreffen, in plaats van de mogelijkheid om de wetgevingsarbeid te vergemakkelijken en efficiënter te maken;

Diversen

88.

verzoekt de secretaris-generaal om aan de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole een kopie voor te leggen van alle verslagen van het Bureau, met inbegrip van de verslagen van de werkgroepen, en van de Conferentie van voorzitters, die een financieel effect hebben;

89.

merkt op dat de zaak van het verschil van 4 136 125 BEF dat in 1982 werd geconstateerd tussen de kas en de bijhorende documenten, in 2007 kon worden opgelost en daarom onderdeel zal uitmaken van de kwijting voor het begrotingsjaar 2007;

Conclusies van de discussies over het ontwerpverslag binnen de Commissie

90.

wijst nogmaals op het belang van begrotingsprioriteiten voor de kwijtingsprocedure en blijft tegelijkertijd van oordeel dat het resultaat van de kwijtingsprocedure essentieel is voor de begrotingsprocedure; toont zich dan ook verheugd over het feit dat in het Verdrag van Lissabon een groter belang wordt gehecht aan nauwe samenwerking tussen de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole;

91.

is verheugd over de vooruitgang die is geboekt met de tenuitvoerlegging van de begrotingsprioriteiten voor 2006; blijft echter streven naar bewerkstelliging van alle prioriteiten;

92.

neemt kennis van het (vertrouwelijke) verslag van de interne financieel controleur over de VPB, waarin de regelingen voor interne controle op dit terrein onder de loep worden genomen en mogelijke verbeteringen worden voorgesteld; benadrukt dat de administratie van het Parlement in alle fasen van het opstellen van het ontwerpverslag openheid heeft betracht en volledig met de rapporteur heeft samengewerkt; benadrukt tevens dat het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer is verzocht het interne auditverslag te bestuderen en gepaste actie te ondernemen in het licht van hun conclusies; betreurt dat er inbreuk is gemaakt op de vertrouwelijkheidsbepalingen in het Reglement van het Parlement en dat er persoonlijke en politieke interpretaties van vertrouwelijke informatie zijn gepubliceerd; is van mening dat deze interpretaties een verkeerde indruk geven van de doelstellingen en conclusies van het verslag;

93.

dringt er bij de bevoegde instanties op aan gepaste maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de goedkeuring ter plenaire vergadering, overeenkomstig bijlage VII, afdeling A, paragraaf 1, 4e alinea, van het Reglement van het Parlement, van de door het Bureau op 13 november 2006 aangenomen „Regels voor de administratieve behandeling van vertrouwelijke documenten”, op tijd plaats vindt voor de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2007;

94.

betreurt dat er geen vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen met de Belgische regering over de grond voor de D4/D5-gebouwen en voor de ontwikkeling van deze locatie; dringt er bij de Belgische regering op aan vast te houden aan de politieke beloften die aan het Parlement zijn gedaan.


(1)  PB L 78 van 15.3.2006.

(2)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 1.

(3)  PB C 318 van 29.12.2007.

(4)  PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.

(5)  PB C 274 van 15.11.2007, blz. 130.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PE 349.540/Bur/bijl./def.

(8)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 156.

(9)  PB C 273 van 15.11.2007, punt 10.6.

(10)  PB L 177 van 6.7.2007, blz. 3.

(11)  PB C 187 van 15.7.2008, blz. 3.

(12)  Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende goedkeuring van het statuut voor de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

(13)  Artikel 276, lid 1, van het EG-Verdrag.

(14)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 156.

(15)  PB C 318 van 29.12.2007, blz. 3.

(16)  PB C 273 van 15.11.2007, punt 10.6.

(17)  PB C 273 van 15.11.2007, punt 10.12.

(18)  Paragraaf 5 van zijn reeds aangehaalde resolutie van 24 april 2007.

(19)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende een Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).

(20)  Overeenkomstig artikel 2.1.6 van de regeling inzake de besteding van kredieten uit post 4 0 0 0

(21)  PPE: Europese Volkspartij; PSE: Europese Socialistische Partij; ELDR: Europese Partij van Liberalen en democraten; EFGP: Federatie van Groene Partijen in Europa; GE: Partij van Europees Links; PDE: Europese Democratische Partij; AEN: Alliantie voor een Europa van de naties; ADIE: Alliantie van Onafhankelijke Democraten in Europa; EFA: Europese Vrije Alliantie; EUD: Europese Unie Democraten

(22)  PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1.

(23)  Document PE 113.116/BUR/rev XXIV/03-2007 van 1 maart 2007.

(24)  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0474, en met name de paragrafen 23 en 24 daarvan.

(25)  PB L 177 van 6.7.2007, blz. 3, paragrafen 73 tot en met 79.

(26)  PE 388.087/BUR/GT/REV 10.

(27)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 156, paragraaf 19.

(28)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 156, paragraaf 20.

(29)  Brief van de secretaris-generaal van 29 oktober 2007 (317 124).