30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 414/1


VERORDENING (EG) Nr. 2027/2006 VAN DE RAAD

van 19 december 2006

betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië hebben onderhandeld over een partnerschapsovereenkomst inzake visserij waarbij aan vissers uit de Gemeenschap vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Republiek Kaapverdië de soevereiniteit bezit, en hebben deze overeenkomst geparafeerd.

(2)

Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(3)

Er dient te worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De in het protocol bij de overeenkomst vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

Type visserij

Vaartuigtype

Lidstaat

Vergunningen of quota

Tonijnvisserij

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de drijvende beug

Spanje

41

Portugal

7

Tonijnvisserij

Vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen

Spanje

12

Frankrijk

13

Tonijnvisserij

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel

Spanje

7

Frankrijk

4

Indien met de door deze lidstaten ingediende vergunningaanvragen niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie vergunningaanvragen van andere lidstaten in aanmerking nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan de vaartuigen op grond van deze overeenkomst vissen, melden de in de Kaapverdische visserijzone gevangen hoeveelheden van elk bestand aan de Commissie op de wijze zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de communautaire vissersvaartuigen in de wateren van derde landen en in volle zee (2).

Artikel 4

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde de Europese Gemeenschap te binden.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  Advies uitgebracht op 30 november 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST

inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „de Gemeenschap” genoemd,

enerzijds, en

de Republiek Kaapverdië, hierna „Kaapverdië” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

GELET OP de nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap en Kaapverdië, met name in het kader van de overeenkomst van Cotonou, en op de wens van beide partijen deze betrekkingen te intensiveren,

GELET OP de wens van beide partijen om d.m.v. samenwerking een verantwoorde exploitatie van de visbestanden te bevorderen,

REKENING HOUDENDE met de bepalingen van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties,

ERKENNEND dat Kaapverdië zijn soevereiniteits- of jurisdictierechten uitoefent in de zone die zich vanaf de basislijnen 200 zeemijlen uitstrekt, overeenkomstig het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties,

VASTBESLOTEN om de beslissingen en aanbevelingen uit te voeren van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan, hierna de „ICCAT” genoemd,

ZICH BEWUST van het belang van de beginselen die zijn vastgelegd in de in 1995 tijdens de conferentie van de FAO goedgekeurde Gedragscode voor een verantwoorde visserij,

VASTBESLOTEN om in hun beider belang samen te werken aan de invoering van een verantwoorde visserij ter waarborging van de instandhouding en de duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen op de lange termijn,

ERVAN OVERTUIGD DAT deze samenwerking de vorm moet aannemen van al dan niet gezamenlijke initiatieven en maatregelen die elkaar aanvullen, met het beleid in overeenstemming zijn en op een synergetische manier worden uitgevoerd,

VASTBESLOTEN daartoe een dialoog op gang te brengen over het door de regering van Kaapverdië goedgekeurde visserijbeleid en passende middelen te kiezen om ervoor te zorgen dat dit beleid doeltreffend wordt uitgevoerd en dat de economische actoren en het maatschappelijk middenveld bij dit proces worden betrokken,

VERLANGENDE voorwaarden en voorschriften vast te stellen voor de visserijactiviteiten van vaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van Kaapverdië, en voor de steun van de Gemeenschap voor een verantwoorde visserij in die wateren,

VASTBERADEN te streven naar een nog nauwere economische samenwerking op visserijgebied en in de daarvan afhankelijke sectoren door de totstandbrenging en ontwikkeling van joint ventures met ondernemingen van beide partijen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze overeenkomst worden de beginselen, regels en procedures vastgesteld inzake:

de economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking op het gebied van de visserij, die tot doel heeft om, ter waarborging van de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, een verantwoorde visserij in de Kaapverdische wateren te bevorderen, en de Kaapverdische visserijsector te ontwikkelen;

de voorwaarden voor de toegang van de vaartuigen van de Gemeenschap tot de wateren van Kaapverdië;

de samenwerking bij het toezicht op de visserij in de wateren van Kaapverdië, die tot doel heeft de bovengenoemde voorschriften te handhaven, de doeltreffendheid van de maatregelen op het gebied van instandhouding en beheer van de visbestanden te garanderen en illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst te bestrijden;

de partnerschappen tussen bedrijven met het oog op de wederzijds bevorderlijke ontwikkeling van de economische activiteiten in de visserijsector en van daarmee verband houdende activiteiten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

„autoriteiten van Kaapverdië”, de regering van Kaapverdië;

b)

„communautaire autoriteiten”, de Europese Commissie;

c)

„wateren van Kaapverdië”, de wateren die, wat de visserij betreft, onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Kaapverdië vallen;

d)

„vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische rijkdommen;

e)

„vaartuig van de Gemeenschap”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd;

f)

„joint venture”, een commerciële vennootschap die in Kaapverdië is opgericht door nationale reders of ondernemingen van de partijen voor de uitoefening van activiteiten in de visserijsector of daarmee verband houdende activiteiten;

g)

„gemengde commissie”: een commissie van vertegenwoordigers van de Gemeenschap en Kaapverdië, waarvan de taken zijn beschreven in artikel 9 van deze overeenkomst;

h)

„overlading”: het overladen van de gedeeltelijke of volledige vangst van een vissersvaartuig op een ander vissersvaartuig, hetzij op zee of in de haven;

i)

„reder”: elke persoon die juridisch verantwoordelijk is voor het vissersvaartuig, de werking ervan controleert en de leiding erover heeft;

j)

„ACS-zeelieden”, elke zeeman uit een niet-Europees land dat de Overeenkomst van Cotonou heeft ondertekend. In die zin is een Kaapverdische zeeman een ACS-zeeman.

Artikel 3

Beginselen en doelstellingen voor de uitvoering van deze overeenkomst

1.   De partijen verbinden zich ertoe een verantwoorde visserij in de wateren van Kaapverdië te bevorderen volgens de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO en zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in de visserijzone actief zijn.

2.   De partijen werken samen bij de follow-up van de resultaten van het sectorale visserijbeleid van de regering van Kaapverdië en gaan een dialoog aan over de noodzakelijke beleidshervormingen. Zij overleggen met elkaar om eventuele maatregelen op dit gebied vast te stellen.

3.   De partijen evalueren ook samen de maatregelen, programma's en acties die op grond van deze overeenkomst worden uitgevoerd. De resultaten van de evaluaties worden in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie geanalyseerd.

4.   De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst uit te voeren volgens de beginselen van goed economisch en sociaal bestuur, met inachtneming van de toestand van de visbestanden.

5.   Als Kaapverdische en/of ACS-zeelieden op vaartuigen van de Gemeenschap worden aangemonsterd, geldt de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk, die van rechtswege van toepassing is op de overeenkomstige contracten en algemene arbeidsvoorwaarden. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

Artikel 4

Wetenschappelijke samenwerking

1.   Tijdens de duur van de overeenkomst werken de Gemeenschap en Kaapverdië samen om de ontwikkeling van de visbestanden in de Kaapverdische visserijzone te volgen.

2.   Op basis van de aanbevelingen en resoluties van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT) en het beste beschikbare wetenschappelijke advies plegen de partijen overleg in het kader van de in artikel 9 bedoelde gemengde commissie of, indien nodig, in een wetenschappelijke vergadering. Kaapverdië kan in overleg met de Gemeenschap maatregelen nemen voor een duurzaam beheer van de visbestanden.

3.   De partijen verbinden zich ertoe om, hetzij rechtstreeks, hetzij in het kader van bevoegde internationale organisaties, het beheer en de instandhouding van de biologische rijkdommen in de Atlantische Oceaan te coördineren en het wetenschappelijk onderzoek terzake te vergemakkelijken.

Artikel 5

Toegang van vissersvaartuigen van de Gemeenschap tot de wateren van Kaapverdië

1.   Kaapverdië verbindt zich ertoe vaartuigen van de Gemeenschap in zijn visserijzone te laten vissen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en van het aan de overeenkomst gehechte protocol en de bijlage.

2.   De visserijactiviteiten waarop deze overeenkomst betrekking heeft, moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de in Kaapverdië geldende wetten en voorschriften. De Kaapverdische autoriteiten stellen de Gemeenschap in kennis van elke wijziging in voornoemde wetgeving alsmede van elke andere wetgeving die van invloed kan zijn op de visserijwetgeving.

3.   Kaapverdië is verantwoordelijk voor de doeltreffende toepassing van de in het protocol opgenomen bepalingen inzake visserijtoezicht. De vaartuigen van de Gemeenschap werken samen met de voor de uitvoering van dit toezicht bevoegde Kaapverdische autoriteiten.

4.   De Gemeenschap verbindt zich ertoe al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen de bepalingen van deze overeenkomst en de wetgeving inzake de uitoefening van de visserij in de wateren onder de jurisdictie van Kaapverdië in acht nemen.

Artikel 6

Vergunningen

1.   De vaartuigen van de Gemeenschap mogen slechts visserijactiviteiten in de Kaapverdische visserijzone uitoefenen indien zij daarvoor een visserijvergunning op grond van deze overeenkomst hebben gekregen.

2.   De procedure voor het verkrijgen van een visserijvergunning voor een vaartuig, de prijzen en de wijze van betaling door de reder zijn vermeld in de bijlage bij het protocol.

Artikel 7

Financiële tegenprestatie

1.   De Gemeenschap betaalt Kaapverdië een financiële tegenprestatie overeenkomstig de in het protocol en de bijlage vastgestelde voorwaarden en regelingen. Deze financiële tegenprestatie wordt berekend op basis van twee gegevens, namelijk:

a)

de toegang van de vaartuigen van de Gemeenschap tot de visserij in de wateren van Kaapverdië, en

b)

de financiële steun die de Gemeenschap verleent voor de bevordering van een verantwoorde visserij en een duurzame exploitatie van de visbestanden in de wateren van Kaapverdië.

2.   Het in lid 1 hierboven bedoelde gedeelte van de financiële tegenprestatie wordt berekend en beheerd op basis van doelstellingen die de twee partijen in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig het protocol voor het sectoraal visserijbeleid van Kaapverdië vaststellen en op basis van de desbetreffende jaarlijkse en meerjarige programmering van de uitvoering.

3.   De financiële tegenprestatie van de Gemeenschap wordt ieder jaar betaald overeenkomstig de bepalingen van het protocol en onverminderd de bepalingen van deze overeenkomst en van het protocol inzake eventuele wijzigingen van het bedrag van de tegenprestatie op grond van:

a)

abnormale omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, die de visserij in de wateren van Kaapverdië onmogelijk maken;

b)

een verlaging van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap die in onderlinge overeenstemming ten behoeve van het beheer van de desbetreffende bestanden door beide partijen wordt vastgesteld en die op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies nodig wordt geacht voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden;

c)

een verhoging van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap die in onderlinge overeenstemming door beide partijen wordt vastgesteld voor zover dit gezien de toestand van de desbetreffende bestanden volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies mogelijk is;

d)

een herziening van de voorwaarden voor communautaire financiële steun voor de tenuitvoerlegging van een sectoraal visserijbeleid voor Kaapverdië, voor zover dit gerechtvaardigd is op grond van de door beide partijen vastgestelde resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering;

e)

de beëindiging van deze overeenkomst krachtens artikel 12;

f)

de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 13.

Artikel 8

Bevordering van de samenwerking tussen de economische actoren en het maatschappelijk middenveld

1.   De partijen bevorderen economische, technische en wetenschappelijke samenwerking in de visserijsector en verwante sectoren. Zij plegen onderling overleg ter coördinatie van de verschillende maatregelen die hiertoe kunnen worden genomen.

2.   De partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over visserijtechnieken, vistuig, conserveringsmethoden en procédés voor de industriële verwerking van visserijproducten.

3.   De partijen spannen zich in om gunstige voorwaarden voor de technische, economische en commerciële betrekkingen tussen de bedrijven van de partijen te creëren via een voor ondernemingen en investeerders gunstig klimaat.

4.   De twee partijen verbinden zich ertoe een actieplan tussen de Kaapverdische en communautaire actoren uit te voeren om de vaartuigen van de Gemeenschap meer vis te laten aanvoeren in de lokale havens.

5.   De partijen stimuleren met name de oprichting van gemengde vennootschappen van gemeenschappelijk belang zonder afbreuk te doen aan de geldende wetgeving in Kaapverdië en de Gemeenschap.

Artikel 9

Gemengde commissie

1.   Er wordt een gemengde commissie opgericht die wordt belast met het toezicht op de toepassing van de overeenkomst. De gemengde commissie zal:

a)

toezicht uitoefenen op de uitvoering, interpretatie en toepassing van de overeenkomst en met name op de vaststelling en beoordeling van de uitvoering van de in artikel 7, lid 2, bedoelde jaarlijkse en meerjarige programmering;

b)

optreden als contactorgaan voor vraagstukken van gemeenschappelijk belang op visserijgebied;

c)

fungeren als forum voor de minnelijke schikking van geschillen over de interpretatie of toepassing van de overeenkomst;

d)

indien nodig de vangstmogelijkheden en bijgevolg ook de financiële tegenprestatie herzien;

e)

andere taken vervullen indien beide partijen daartoe in onderlinge overeenstemming besluiten.

2.   De gemengde commissie komt minstens éénmaal per jaar bijeen, afwisselend op Kaapverdië en in de Gemeenschap, en wordt voorgezeten door de partij die de vergadering organiseert. Op verzoek van één van beide partijen kan zij een buitengewone vergadering beleggen.

Artikel 10

Geografisch toepassingsgebied

Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op de gebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, en anderzijds op het grondgebied van Kaapverdië.

Artikel 11

Looptijd

Deze overeenkomst is geldig voor een periode van 5 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding; zij kan met perioden van telkens 5 jaar worden verlengd, tenzij zij overeenkomstig artikel 12 wordt beëindigd.

Artikel 12

Opzegging

1.   Deze overeenkomst kan door elke partij wegens abnormale gebeurtenissen worden opgezegd, bijvoorbeeld wanneer de toestand van de desbetreffende visbestanden verslechtert, wanneer wordt geconstateerd dat de aan vaartuigen van de Gemeenschap toegestane vangstmogelijkheden slechts in beperkte mate worden benut of wanneer de door de partijen aangegane verbintenissen tot het bestrijden van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst niet worden nagekomen.

2.   De betrokken partij stelt de andere partij ten minste zes maanden voor het einde van de eerste periode of van iedere volgende periode schriftelijk in kennis van haar voornemen om de overeenkomst op te zeggen.

3.   Na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving treden beide partijen in onderhandeling.

4.   Voor het jaar waarin de opzegging in werking treedt, wordt de in artikel 7 bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 13

Opschorting

1.   De toepassing van deze overeenkomst kan op initiatief van een partij worden opgeschort wanneer tussen de partijen een ernstige onenigheid bestaat over de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst. De toepassing kan pas worden opgeschort indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt. Na ontvangst van deze kennisgeving plegen de partijen overleg met het oog op de minnelijke schikking van hun geschil.

2.   Naar gelang van de duur van de opschorting wordt de in artikel 7 bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 14

Protocol en bijlage

Het protocol en de bijlage vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 15

Geldend nationaal recht

Op de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de wateren van Kaapverdië actief zijn, is het Kaapverdische recht van toepassing, behalve indien dat anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.

Artikel 16

Intrekking

De op 24 juli 1990 in werking getreden Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië inzake de visserij voor de kust van Kaapverdië wordt hierbij ingetrokken en door de onderhavige overeenkomst vervangen.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst, opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, treedt in werking op de dag waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de daartoe vereiste procedures zijn afgewikkeld.

PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië inzake de visserij voor de kust van Kaapverdië, voor de periode van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2011

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

1.   Op grond van artikel 5 van de overeenkomst worden de volgende vangstmogelijkheden toegekend, vanaf 1.9.2006 en voor een periode van 5 jaar:

sterk migrerende soorten (soorten opgenomen in bijlage 1 van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982)

vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen: 25 vaartuigen,

tonijnvisserij met de hengel: 11 vaartuigen,

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 48 vaartuigen.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 4 en 5 van dit protocol.

3.   Vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren, mogen slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Kaapverdië indien daarvoor een vergunning is verleend in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen in de bijlage bij dit protocol.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie bestaat enerzijds, voor de in artikel 1 bedoelde periode, uit een jaarlijks bedrag van 325 000 euro, gelijk aan een referentiehoeveelheid van 5 000 ton per jaar, en anderzijds uit een specifiek bedrag van 60 000 euro per jaar voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van initiatieven in het kader van het sectoraal visserijbeleid van Kaapverdië. Dit specifieke bedrag maakt integrerend deel uit van de in artikel 7 van de overeenkomst gedefinieerde financiële tegenprestatie.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 4, 5 en 7 van dit protocol.

3.   De in lid 1 bedoelde bedragen, samen 385 000 euro, worden, zolang dit protocol van toepassing is, elk jaar door de Gemeenschap betaald.

4.   Indien de vaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van Kaapverdië in totaal meer dan 5 000 ton per jaar vangen, wordt het bedrag van 325 000 van de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 65 euro per extra gevangen ton verhoogd. De Gemeenschap mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 1 vermelde bedrag (650 000 euro). Indien de vaartuigen van de Gemeenschap meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

5.   De in lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie wordt voor het eerste jaar uiterlijk op 30 november 2006 betaald en voor de volgende jaren uiterlijk op 30 juni 2007, 2008, 2009 en 2010.

6.   Onverminderd artikel 6 valt de beslissing over de bestemming van de tegenprestatie onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Kaapverdië.

7.   De financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën bij een door de autoriteiten van Kaapverdië aangewezen financiële instelling.

Artikel 3

Samenwerking met het oog op verantwoorde visserij — Wetenschappelijke vergadering

1.   De twee partijen verbinden zich ertoe een verantwoorde visserij in de wateren van Kaapverdië te bevorderen volgens de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO en zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in de visserijzone actief zijn.

2.   Tijdens de duur van dit protocol werken de Gemeenschap en de Kaapverdische autoriteiten samen om de ontwikkeling van de visbestanden in de Kaapverdische visserijzone te volgen.

3.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen op basis van de aanbevelingen en resoluties van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen (ICCAT) en het beste beschikbare wetenschappelijke advies overleg in het kader van de in artikel 9 bedoelde gemengde commissie en, indien nodig, na een wetenschappelijke vergadering. Kaapverdië kan in overleg met de Gemeenschap maatregelen nemen voor een duurzaam beheer van de door de vaartuigen van de Gemeenschap beviste bestanden.

Artikel 4

Herziening van de vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming

1.   De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen in onderlinge overeenstemming worden verhoogd, indien uit de conclusies van de in artikel 3, lid 3, bedoelde wetenschappelijke vergadering blijkt dat een dergelijke verhoging het duurzame beheer van de Kaapverdische visbestanden niet schaadt. De in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig en pro rata temporis verhoogd. Het totaalbedrag van de door de Europese Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan tweemaal het in artikel 2, lid 1, genoemde bedrag. Indien de vaartuigen van de Gemeenschap meer vangen dan de met het dubbele van het aangepaste jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

2.   Wanneer de partijen daarentegen overeenstemming bereiken over de vaststelling van maatregelen ter verlaging van de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden, wordt de financiële bijdrage evenredig en pro rata temporis verlaagd.

3.   De verdeling van de vangstmogelijkheden tussen verschillende categorieën vaartuigen kan eveneens worden aangepast, mits de twee partijen daartoe samen besluiten en eventuele aanbevelingen van de in artikel 3 bedoelde wetenschappelijke vergadering over het beheer van de desbetreffende visbestanden in acht worden genomen. De partijen spreken af de financiële tegenprestatie verhoudingsgewijze aan te passen, indien de herverdeling van de vangstmogelijkheden dat rechtvaardigt.

Artikel 5

Nieuwe vangstmogelijkheden

1.   Indien vaartuigen van de Gemeenschap belangstelling hebben voor visserijactiviteiten die niet worden vermeld in artikel 1, plegen de partijen onderling overleg vóór de autoriteiten van Kaapverdië beslissen de vergunning al dan niet te verlenen. Zo nodig spreken de partijen voorwaarden voor de nieuwe vangstmogelijkheden af en passen zij dit protocol en de bijlage ervan aan.

2.   De partijen stimuleren de experimentele visserij, met name op diepzeesoorten in de wateren van Kaapverdië. Met het oog hierop en op verzoek van een van de partijen plegen zij overleg en bepalen per geval de soorten, de voorwaarden en andere relevante parameters.

De partijen doen aan experimentele visserij volgens de parameters die door de twee partijen eventueel in een bestuursrechtelijke bepaling zijn vastgesteld. De vergunningen voor experimentele visserij mogen hoogstens zes maanden geldig zijn.

Indien de partijen concluderen dat de experimentele visserij positieve resultaten heeft opgeleverd, kan de regering van Kaapverdië tot het einde van de looptijd van dit protocol vangstmogelijkheden voor de nieuwe soorten aan de communautaire vloot toekennen. De in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie moet in dit geval worden verhoogd.

Artikel 6

Opschorting en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie bij overmacht

1.   Indien ernstige omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, de visserij in de exclusieve economische zone (EEZ) van Kaapverdië onmogelijk maken, kan de betaling van de in artikel 2, lid 1, vermelde financiële tegenprestatie door de Europese Gemeenschap worden opgeschort, na overleg tussen beide partijen binnen twee maanden volgend op het verzoek van een van beide partijen, en op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap op het moment van de opschorting alle verschuldigde bedragen heeft betaald.

2.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de partijen na overleg in onderlinge overeenstemming constateren dat de oorzaken voor de stopzetting van de visserij verdwenen zijn en/of dat er weer kan worden gevist.

3.   De geldigheidsduur van de op grond van artikel 6 van de overeenkomst aan de vaartuigen van de Gemeenschap verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de schorsing van de visserijactiviteiten.

Artikel 7

Bevordering van een verantwoorde visserij in de wateren van Kaapverdië

1.   Tachtig procent (80 %) van het in artikel 2, lid 1, vastgestelde totaalbedrag van de financiële tegenprestatie is jaarlijks bestemd voor initiatieven ter bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in het kader van het sectorale visserijbeleid van de Kaapverdische regering.

Kaapverdië beheert het bedrag op basis van door de twee partijen overeengekomen doelstellingen en de desbetreffende jaarlijkse en meerjaarlijkse programmering.

2.   Met het oog op de tenuitvoerlegging van lid 1 hierboven stellen de Gemeenschap en Kaapverdië in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit protocol een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast met:

a)

jaarlijkse en meerjarige richtsnoeren voor het gebruik van het in lid 1 genoemde deel van de financiële tegenprestatie en van de specifieke bedragen voor initiatieven in 2007;

b)

jaarlijkse en meerjarige doelstellingen die verwezenlijkt moeten worden om een duurzame en verantwoorde visserij op termijn te bevorderen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten van het Kaapverdische visserijbeleid en van andere beleidsgebieden die een duurzame en verantwoorde visserij bevorderen of kunnen beïnvloeden;

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

3.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma of van het gebruik van de specifieke bedragen voor de initiatieven in 2007, moeten in de gemengde commissie door de twee partijen worden goedgekeurd.

4.   Elk jaar beslist Kaapverdië over de toewijzing van het deel dat overeenstemt met het in lid 1 bedoelde percentage, aan de tenuitvoerlegging van het meerjarige programma. Voor het eerste jaar van het protocol moet deze toewijzing aan de Gemeenschap worden medegedeeld wanneer het meerjarige sectorale programma in de gemengde commissie wordt goedgekeurd. Voor elk daaropvolgend jaar meldt Kaapverdië de toewijzing uiterlijk op 1 mei van het jaar daarvoor aan de Gemeenschap.

5.   Wanneer de jaarlijkse beoordeling van de resultaten van het meerjarige sectorale programma dat rechtvaardigt, kan de Europese Gemeenschap een aanpassing van de in artikel 2, lid 1, van het protocol bedoelde financiële tegenprestatie vragen om het daadwerkelijk aan het programma toegewezen bedrag aan die resultaten aan te passen.

Artikel 8

Geschillen — Opschorting van de toepassing van het protocol

1.   De partijen moeten in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie, zo nodig in een bijzondere zitting ervan, overleg plegen over eventuele onderlinge geschillen inzake de interpretatie en de toepassing van de in dit protocol vastgestelde bepalingen.

2.   Onverminderd artikel 9 kan de toepassing van het protocol op initiatief van een partij worden opgeschort, wanneer het geschil tussen de twee partijen als ernstig wordt beschouwd en het overeenkomstig lid 1 in de gemengde commissie gevoerde overleg niet is uitgemond in een minnelijke schikking.

3.   De toepassing van het protocol kan pas worden opgeschort, indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt.

4.   Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd, afhankelijk van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.

Artikel 9

Opschorting van de toepassing van het protocol bij niet-betaling

Onverminderd artikel 6 kan, wanneer de Gemeenschap de in artikel 2 bedoelde betalingen niet verricht, de toepassing van dit protocol als volgt worden opgeschort:

a)

de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië stellen de Europese Commissie in kennis van het feit dat de betaling niet heeft plaatsgevonden. De Commissie verricht de nodige controles en gaat zo nodig binnen 60 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving, over tot betaling;

b)

indien binnen de in artikel 2, lid 5, gestelde termijn het verschuldigde bedrag niet is betaald of indien niet is gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd, hebben de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië het recht om de toepassing van het protocol op te schorten. Zij stellen de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis;

c)

de toepassing van het protocol wordt hervat zodra het desbetreffende bedrag is betaald.

Artikel 10

Geldend nationaal recht

Op de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die op grond van dit protocol in de wateren van Kaapverdië actief zijn, is het Kaapverdische recht van toepassing, behalve indien dat anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.

Artikel 11

Herzieningsclausule

De partijen kunnen de bepalingen van het protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels opnieuw bezien en eventueel halverwege de looptijd wijzigen.

Artikel 12

Intrekking

De bijlage bij de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië inzake de visserij voor de kust van Kaapverdië wordt ingetrokken en vervangen door de bijlage bij dit protocol.

Artikel 13

Inwerkingtreding

1.   Het protocol en de bijlage erbij treden in werking op de datum waarop de partijen de voltooiing van de in dit verband te volgen procedures melden.

2.   Zij zijn van toepassing met ingang van 1 september 2006.

BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN KAAPVERDIË DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

HOOFDSTUK I

FORMALITEITEN VOOR HET AANVRAGEN EN HET AFGEVEN VAN DE VERGUNNINGEN

Afdeling 1

Afgifte van de vergunningen

1.

Alleen vaartuigen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen een vergunning krijgen om in de wateren van Kaapverdië te vissen in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië inzake de visserij voor de kust van Kaapverdië, voor de periode van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2011.

2.

Een schip komt alleen voor een vergunning in aanmerking als het de reder, de kapitein of het vaartuig niet verboden is in de wateren van Kaapverdië aan visserij te doen. Zij moeten voldoen aan de bestuursrechtelijke bepalingen van Kaapverdië, in die zin dat zij in het verleden bij hun visserijactiviteiten in de wateren van Kaapverdië alle verplichtingen in het kader van de met de Gemeenschap gesloten visserijovereenkomsten zijn nagekomen.

3.

Vaartuigen uit de Gemeenschap waarvoor een visserijvergunning wordt aangevraagd, moeten worden vertegenwoordigd door een op Kaapverdië verblijvende gemachtigde agent. De naam en het adres van deze vertegenwoordiger worden in de vergunningsaanvraag vermeld. Vaartuigen uit de Gemeenschap waarvoor een visserijvergunning wordt aangevraagd en die in een haven van Kaapverdië vangsten willen overladen of aanvoeren, moeten worden vertegenwoordigd door een op Kaapverdië verblijvende gemachtigde agent.

4.

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap dienen ten minste 15 dagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij het ministerie van Visserij van Kaapverdië een aanvraag in voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wil vissen.

5.

Voor het indienen van de aanvragen bij het ministerie van Visserij wordt gebruik gemaakt van het formulier in aanhangsel I.

6.

Elke vergunningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

het betalingsbewijs van de visrechten voor de geldigheidsduur van de vergunning;

voor elke eerste aanvraag die in het kader van dit protocol wordt ingediend, een recente kleurenfoto met een zijaanzicht van het vaartuig. Deze foto moet minstens 15 × 10 cm groot zijn;

elk ander document of attest dat op grond van dit protocol voor de verschillende soorten vaartuigen vereist is.

7.

Het bedrag van de visrechten wordt overgemaakt op de door de autoriteiten van Kaapverdië opgegeven rekening overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het protocol.

8.

De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen. Havengeld, rechten voor overlading en kosten voor dienstverlening zijn echter niet in deze rechten inbegrepen.

9.

De vergunningen worden binnen vijftien dagen na de datum van ontvangst van de in punt 6 bedoelde documenten door het ministerie van Visserij van Kaapverdië via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Kaapverdië aan de reders of hun vertegenwoordigers afgegeven.

10.

Mochten de kantoren van de delegatie van de Europese Commissie gesloten zijn wanneer de vergunning moet worden ondertekend, kan de vergunning direct naar de gemachtigde agent van het vaartuig worden gestuurd; een kopie ervan wordt dan aan de delegatie toegezonden.

11.

De vergunning wordt afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

12.

Wanneer wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, kan de vergunning van een vaartuig op verzoek van de Europese Gemeenschap worden vervangen door een nieuwe vergunning op naam van een ander vaartuig van dezelfde categorie als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten moeten worden betaald. In dit geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in aanmerking genomen voor het bepalen van de eventueel door de Gemeenschap te verrichten aanvullende betalingen.

13.

De reder van het te vervangen vaartuig of diens vertegenwoordiger zendt de geannuleerde vergunning via de delegatie van de Europese Commissie terug aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië.

14.

De nieuwe vergunning gaat in op de datum waarop de reder de geannuleerde vergunning terugbezorgt aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië. De delegatie van de Europese Commissie in Kaapverdië wordt van de vergunningsoverdracht in kennis gesteld.

15.

De vergunning moet permanent aan boord worden bewaard. Vanaf de ontvangst van de kennisgeving van de Europese Commissie aan de autoriteiten van Kaapverdië dat het voorschot is betaald, wordt het vaartuig evenwel opgenomen op een lijst van visgerechtigde vaartuigen die aan de met de visserijcontrole belaste autoriteiten van Kaapverdië wordt medegedeeld. Per fax kan een kopie van de desbetreffende vergunning worden toegestuurd in afwachting van de ontvangst van de eigenlijke vergunning; deze kopie wordt aan boord bewaard.

Afdeling 2

Vergunningsvoorwaarden — visrechten en voorschotten

1.

De vergunningen zijn een jaar geldig. Zij kunnen worden vernieuwd.

2.

De rechten bedragen 35 EUR per ton vis die door vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug in de visserijzone van Kaapverdië wordt gevangen en 25 EUR per ton vis die door vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel in die wateren wordt gevangen.

3.

De vergunningen worden afgegeven na betaling van de volgende forfaitaire bedragen aan de bevoegde nationale autoriteiten:

3 950 EUR per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen (waarvan 100 EUR voor de financiering van het waarnemersprogramma), wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 110 ton sterk migrerende en aanverwante soorten per jaar;

2 900 EUR per vaartuig voor de visserij met de drijvende beug (waarvan 100 EUR voor de financiering van het waarnemersprogramma), wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 80 ton sterk migrerende en aanverwante soorten per jaar;

500 EUR per vaartuig voor de tonijnvisserij met de hengel (waarvan 100 EUR voor de financiering van het waarnemersprogramma), wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 16 ton sterk migrerende en aanverwante soorten per jaar.

4.

De definitieve afrekening van de rechten die voor een bepaald visseizoen verschuldigd zijn, wordt uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar door de Europese Commissie opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften die zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen van de lidstaten, zoals het Institut de Recherche pour le Développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) en het Instituto de Investigação das Pescas e do Mar (IPIMAR) en het Instituto Nacional de Desenvolvimento das Pescas van Kaapverdië (INDP), via de delegatie van de Europese Commissie.

5.

Deze afrekening wordt tegelijkertijd aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië en aan de reders ter controle en goedkeuring toegezonden. De autoriteiten van Kaapverdië kunnen aan de hand van goed gemotiveerde argumenten bezwaar aantekenen tegen de afrekening tot 30 dagen na de datum van verzending. Indien geen overeenstemming wordt bereikt wordt de kwestie aan de gemengde commissie voorgelegd. Indien binnen de termijn van 30 dagen geen bezwaren worden geformuleerd, wordt de afrekening geacht te zijn aanvaard.

6.

Eventuele aanvullende betalingen worden uiterlijk op 30 september van het volgende jaar door de reders ten gunste van de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië overgemaakt op de in punt 7 van afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde rekening.

7.

Als het bedrag van de afrekening kleiner is dan het in punt 3 van deze afdeling bedoelde voorschot, wordt het verschil echter niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK II

VISSERIJZONES

1.

De vaartuigen van de Gemeenschap mogen hun visserijactiviteiten uitoefenen in de onderstaande zones:

buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen.

HOOFDSTUK III

REGELING INZAKE DE VANGSTAANGIFTEN

1.

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder de duur van een visreis van een vaartuig van de Gemeenschap het volgende verstaan:

de tijd tussen het binnenvaren en het uitvaren van de visserijzone van Kaapverdië, ofwel

de tijd tussen het binnenvaren van de visserijzone van Kaapverdië en het overladen van de vangst, ofwel

de tijd tussen het binnenvaren van de visserijzone van Kaapverdië en het aanvoeren van de vangst op Kaapverdië.

2.

Alle vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de wateren van Kaapverdië mogen vissen moeten aangifte doen van hun vangsten aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië zodat deze autoriteiten de gevangen hoeveelheden kunnen controleren die door de bevoegde wetenschappelijke instellingen worden gevalideerd overeenkomstig de procedure als bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 2, punt 4 van deze bijlage. De vangsten worden als volgt aangegeven:

2.1.

Tijdens een jaarlijkse geldigheidsperiode van de vergunning in de zin van hoofdstuk I, afdeling 2, punt 1 van deze bijlage hebben de aangiften betrekking op de tijdens elke visreis door het vaartuig gedane vangsten. De op een fysieke drager aangebrachte originele exemplaren van de aangiften worden uiterlijk 30 dagen na de laatste in die periode gemaakte visreis aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië toegezonden. Kopieën worden tegelijkertijd elektronisch of per fax aan de vlaglidstaat en aan het ministerie van Visserij van Kaapverdië toegezonden.

2.2.

De vaartuigen geven hun vangsten aan met behulp van het formulier volgens het model in aanhangsel 2 (komt overeen met de desbetreffende bladzijde uit het logboek). Voor de perioden waarin het vaartuig zich niet in de wateren van de (kuststaat) bevond, wordt de vermelding „Buiten de Kaapverdische EEZ” in het logboek aangebracht.

2.3.

De formulieren moeten leesbaar en in hoofdletters worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden ondertekend.

3.

Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van Kaapverdië zich het recht voor om de vergunning van het desbetreffende vaartuig op te schorten totdat de formaliteit is vervuld en om ten aanzien van de reder van het vaartuig de sanctie toe te passen waarin door de Kaapverdische regelgeving is voorzien. De vlaglidstaat en de Europese Commissie worden hiervan in kennis gesteld.

HOOFDSTUK IV

AANVOER

De twee partijen werken samen om de aanvoer- en overladingsmogelijkheden in de Kaapverdische havens te verbeteren.

1.   Aanvoer:

 

De vaartuigen van de Gemeenschap voor de tonijnvisserij die vrijwillig hun vangsten in een Kaapverdische haven aanvoeren, hebben op het bedrag dat vermeld wordt in afdeling 2, punt 2 van hoofdstuk I recht op een korting van 5 EUR per in de Kaapverdische wateren gevangen ton vis.

 

Een extra korting van 5 EUR wordt verleend bij de verkoop van de visserijproducten in een visverwerkingsfabriek van Kaapverdië.

 

Dit mechanisme is voor elk vaartuig van de Gemeenschap van toepassing tot een bedrag van 50 % van de eindafrekening van de vangsten (zoals omschreven in hoofdstuk III van de bijlage) vanaf het eerste jaar van dit protocol.

2.   De wijze waarop de controle van de aangevoerde of overladen tonnen vis moet worden uitgevoerd, wordt tijdens de eerste bijeenkomst van de gemengde commissie vastgesteld.

3.   Evaluatie:

Het niveau van de financiële prikkels en het maximale percentage van de eindafrekening van de vangsten worden in de gemengde commissie aangepast op grond van het sociaal-economische effect van de aanvoer in het desbetreffende jaar.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug verbinden zich ertoe onderdanen van ACS-landen, waaronder Kaapverdië, in dienst te nemen onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

op de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Kaapverdië op tonijn wordt gevist, ten minste zes zeelieden uit de ACS-landen aangemonsterd;

op de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Kaapverdië op tonijn wordt gevist, ten minste drie zeelieden uit de ACS-landen aangemonsterd;

op de vloot van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Kaapverdië op tonijn wordt gevist, ten minste vier zeelieden uit de ACS-landen aangemonsterd.

2.

De reders spannen zich in om bovenop dit aantal nog Kaapverdische zeelieden in dienst te nemen.

3.

De reders kiezen vrij de op hun vaartuigen aan te monsteren zeelieden aan de hand van door de bevoegde autoriteiten van de ACS-landen, waaronder Kaapverdië, overgelegde lijsten.

4.

Wat de tijdelijke aanstelling van Kaapverdische onderdanen betreft, overeenkomstig punt 1 van dit artikel, geeft de reder of diens vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteit van Kaapverdië de namen op van de op het desbetreffende vaartuig aangemonsterde lokale zeelieden, met vermelding van hun inschrijving op de bemanningslijst.

5.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vissersvaartuigen van de Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

6.

De arbeidsovereenkomsten van de overeenkomstig punt 1 van dit artikel aangemonsterde Kaapverdische zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een kopie ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van Kaapverdië. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

7.

Het loon van de zeelieden komt ten laste van de reder. Het wordt vóór de afgifte van de vergunningen in onderling overleg vastgesteld tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de autoriteiten van het desbetreffende ACS-land. De bezoldigingsvoorwaarden van de lokale zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke worden toegepast voor Kaapverdische bemanningen, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

8.

De op de vaartuigen van de Gemeenschap aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

9.

Als om andere dan de in het vorige punt genoemde redenen geen zeelieden uit de ACS-landen worden aangemonsterd, moeten de reders van de vaartuigen van de Gemeenschap voor elke dag van de visreis in de wateren van het desbetreffende ACS-land een bedrag van 20 EUR betalen. Dit bedrag wordt betaald binnen de in hoofdstuk I, afdeling 2, punt 6, van deze bijlage bedoelde termijn.

10.

Het bedrag wordt gebruikt voor de opleiding van lokale vissers en wordt overgemaakt op de door de autoriteiten van het desbetreffende ACS-land opgegeven rekening.

HOOFDSTUK VI

TECHNISCHE MAATREGELEN

De vaartuigen van de Gemeenschap moeten de maatregelen en aanbevelingen van de ICCAT voor de regio met betrekking tot het vistuig en de technische specificaties daarvan in acht nemen evenals alle andere, voor hun visserijactiviteiten geldende technische maatregelen.

HOOFDSTUK VII

WAARNEMERS

1.   De vaartuigen die op grond van de overeenkomst een vergunning hebben om in de Kaapverdische visserijzones te vissen, nemen overeenkomstig de onderstaande voorwaarden waarnemers aan boord die door de bevoegde regionale visserijorganisatie (RVO) zijn aangewezen.

1.1.   Op verzoek van de RVO wordt op vaartuigen van de Gemeenschap een door deze organisatie aangewezen waarnemer aan boord genomen om de in de wateren van Kaapverdië behaalde vangsten te controleren.

1.2.   De lijst van schepen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen en de lijst van waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan, worden door de bevoegde RVO vastgesteld. Deze lijsten worden bijgewerkt. Zij worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens, rekening houdend met de eventuele bijwerking ervan, om de drie maanden aan de Europese Commissie bezorgd.

1.3.   Bij de afgifte van de vergunning of uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, deelt de bevoegde RVO aan de betrokken reder of diens vertegenwoordiger de naam van de waarnemer mee die is aangewezen om aan boord te gaan van het desbetreffende vaartuig.

2.   De waarnemer blijft gedurende één visreis aan boord. Op expliciet verzoek van de bevoegde RVO kan de periode aan boord, naar gelang van de verwachte gemiddelde duur van de visreizen voor een bepaald vaartuig, evenwel tot meerdere visreizen worden uitgebreid. Een dergelijk verzoek wordt door de bevoegde RVO gedaan bij de opgave van de naam van de waarnemer die is aangewezen om aan boord van het desbetreffende vaartuig te gaan.

3.   De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer worden door de reder of diens vertegenwoordiger en de bevoegde RVO in onderlinge overeenstemming vastgesteld.

4.   De waarnemer gaat aan boord in een door de reder gekozen haven aan het begin van de eerste visreis in de Kaapverdische viswateren na de bekendmaking van de lijst van aangewezen vaartuigen.

5.   De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de havens in de subregio te melden die voor het aan boord nemen van de waarnemers zijn vastgesteld, met dien verstande dat deze melding ten minste tien dagen vóór de waarnemers aan boord gaan, plaatsvindt.

6.   Indien de waarnemer in een land buiten de subregio aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een regionale waarnemer aan boord heeft de regionale visserijzone verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk op kosten van de reder naar zijn land kan terugkeren.

7.   Indien de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting hem aan boord te nemen.

8.   De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Hij verricht de volgende taken:

8.1.

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

8.2.

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

8.3.

hij verricht bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's;

8.4.

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

8.5.

hij controleert de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten die in de Kaapverdische wateren zijn gedaan;

8.6.

hij verifieert de percentages van de bijvangsten en maakt een schatting van de hoeveelheid teruggegooide verhandelbare vis;

8.7.

hij deelt per fax, radio of e-mail een keer per week als het vaartuig zich in de Kaapverdische wateren bevindt, de visserijgegevens mede, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

9.   De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen.

10.   De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein laat de waarnemer de communicatiemiddelen gebruiken die deze voor zijn werk nodig heeft, stelt hem de documenten ter beschikking die direct met de visserijactiviteit van het vaartuig verband houden, met inbegrip van het logboek en het navigatieboek, en verleent hem toegang tot de delen van het vaartuig waar hij voor de uitoefening van zijn taak moet zijn.

11.   Hierbij:

11.1.

zorgt de waarnemer ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen,

11.2.

laat de waarnemer de goederen en uitrusting aan boord ongemoeid, en eerbiedigt hij het vertrouwelijke karakter van alle documenten van het desbetreffende vaartuig.

12.   Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt hij, vóór hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op dat aan de bevoegde RVO wordt overgelegd en waarvan een kopie aan de kapitein van het vaartuig wordt bezorgd.

13.   De reder moet, op zijn kosten en volgens de mogelijkheden van het vaartuig, zorgen voor kost en logies van de waarnemers, die op dit punt als officieren worden behandeld.

14.   Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van de bevoegde RVO.

15.   De twee partijen gaan zo snel mogelijk met de belanghebbende derde landen aan tafel zitten om een systeem van regionale waarnemers vast te stellen en de bevoegde regionale visserijorganisatie te kiezen. Zolang er nog geen systeem van regionale waarnemers ontwikkeld is, nemen de vaartuigen die op grond van de overeenkomst een vergunning hebben om in de Kaapverdische visserijzones te vissen, in plaats van regionale waarnemers, waarnemers aan boord die door de bevoegde Kaapverdische autoriteiten zijn aangewezen, overeenkomstig de hierboven uiteengezette regels.

HOOFDSTUK VIII

CONTROLE

1.   De Europese Gemeenschap houdt een lijst bij van vaartuigen waarvoor een visvergunning is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van dit protocol. Deze lijst wordt meteen na de vaststelling ervan en vervolgens na elke bijwerking ervan medegedeeld aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van Kaapverdië.

2.   Binnenvaren en verlaten van de zone:

2.1.

De vaartuigen van de Gemeenschap die voornemens zijn de wateren van Kaapverdië binnen te varen of te verlaten, delen dit ten minste drie uur van tevoren mee aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van Kaapverdië. Zij delen eveneens de gevangen hoeveelheden en soorten aan boord mee.

2.2.

Wanneer het vaartuig zijn voornemen om de wateren te verlaten mededeelt, geeft het tegelijkertijd zijn positie door. Deze mededelingen worden bij voorkeur per fax doorgestuurd; vaartuigen die daarmee niet zijn uitgerust, mogen hun gegevens via de radio en per e-mail mededelen.

2.3.

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij de bevoegde autoriteit van Kaapverdië hebben gemeld en toch op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen die in overtreding zijn.

2.4.

De fax- en telefoonnummers en het e-mailadres worden eveneens medegedeeld bij het afgeven van de visvergunning.

3.   Controleprocedures

3.1.

De kapiteins van de vaartuigen van de Gemeenschap die in de Kaapverdische visserijwateren vissen, moeten iedere met de inspectie en controle van de visserijactiviteiten belaste Kaapverdische ambtenaar het aan boord gaan toestaan en vergemakkelijken en hem bijstaan bij het vervullen van zijn taken.

3.2.

Deze ambtenaren mogen niet langer aan boord blijven dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is.

3.3.

Na elke inspectie en controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

4.   Satellietcontrole

4.1

Alle op grond van deze overeenkomst visgerechtigde vaartuigen van de Gemeenschap worden overeenkomstig de bepalingen die in het eerste jaar van het protocol worden goedgekeurd, via satelliet gevolgd. Die bepalingen treden in werking op de tiende dag nadat de autoriteiten van Kaapverdië aan de delegatie van de Europese Commissie in Kaapverdië hebben gemeld dat het met de satellietcontrole belaste orgaan met zijn activiteiten is begonnen.

5.   Aanhouding

5.1.

Wanneer een vaartuig van de Gemeenschap in de wateren van Kaapverdië wordt aangehouden of een sanctie op een dergelijk vaartuig wordt toegepast, stellen de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië de Europese Commissie en de vlagstaat binnen uiterlijk 24 uur schriftelijk daarvan in kennis.

5.2.

De vlagstaat en de Europese Commissie ontvangen tegelijkertijd een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

6.   Proces-verbaal van de aanhouding

6.1.

De kapitein van het vaartuig moet het proces-verbaal waarin de geconstateerde feiten door de bevoegde autoriteit van Kaapverdië zijn opgetekend, ondertekenen.

6.2.

Deze ondertekening heeft geen consequenties ten aanzien van de rechten en de middelen die de kapitein te zijner verdediging kan doen gelden met betrekking tot de overtreding die hem ten laste wordt gelegd.

6.3.

De kapitein moet zijn vaartuig naar de door de autoriteiten van Kaapverdië opgegeven haven brengen. Bij een lichte overtreding kan de bevoegde autoriteit van Kaapverdië het aangehouden vaartuig toestaan zijn visserijactiviteiten voort te zetten.

7.   Overlegvergadering bij aanhouding

7.1.

Voordat ten aanzien van de kapitein, de bemanning van het vaartuig, de lading of de uitrusting van het vaartuig maatregelen in overweging worden genomen — tenzij het maatregelen betreft om bewijsmateriaal over de vermoedelijke overtreding veilig te stellen — wordt één werkdag na ontvangst van de hierboven bedoelde gegevens een overlegvergadering gehouden tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.

7.2.

Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of zijn vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de uitkomst van dit overleg en van alle maatregelen die naar aanleiding van de aanhouding kunnen worden getroffen.

8.   Afwikkeling van de aanhouding

8.1.

Voor een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk binnen drie dagen na de aanhouding zijn afgewikkeld.

8.2.

Bij een minnelijke schikking wordt het bedrag van de boete vastgesteld overeenkomstig de Kaapverdische regelgeving.

8.3.

Als de zaak niet via een minnelijke schikking kan worden afgehandeld en door een bevoegde rechterlijke instantie in behandeling moet worden genomen, stelt de reder bij een door de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië opgegeven bank een bankgarantie die wordt vastgesteld met inachtneming van de met de aanhouding gepaard gaande kosten, de boete en de vergoedingen die moeten worden betaald door degenen die de overtreding hebben veroorzaakt.

8.4.

De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is afgesloten. De bankgarantie wordt vrijgegeven indien de procedure niet tot een veroordeling heeft geleid. Als bij veroordeling de boete kleiner is dan de gestelde bankgarantie, wordt het saldo na de uitspraak door de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië vrijgegeven.

8.5.

Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning kan de haven verlaten:

zodra aan de bij de minnelijke schikking vastgestelde verplichtingen is voldaan, of

zodra, in afwachting van de voltooiing van de gerechtelijke procedure, een bankgarantie als bedoeld in punt 8.3 is gesteld en deze door de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië is aanvaard.

9.   Overlading

9.1.

Vaartuigen van de Gemeenschap die hun vangsten in de wateren van Kaapverdië willen overladen, doen dat in een Kaapverdische haven.

9.2.

De reders van die vaartuigen stellen de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië ten minste 2 werkdagen van tevoren in kennis van:

de naam van de vissersvaartuigen waaruit wordt overgeladen;

de naam van het vrachtschip waarop wordt overgeladen;

de overgeladen hoeveelheid (in ton) van elke soort;

de dag waarop wordt overgeladen;

het gezondheidscertificaat van het schip waarop wordt overgeladen.

9.3.

Overladen wordt beschouwd als het uitvaren van de Kaapverdische visserijzone. De vaartuigen moeten derhalve de vangstaangiften bij de bevoegde autoriteiten van Kaapverdië indienen en deze autoriteiten op de hoogte brengen van hun voornemen de visserij voort te zetten of de wateren van Kaapverdië te verlaten.

9.4.

Overladen op andere dan de hierboven beschreven wijze is niet toegestaan in de visserijzone van Kaapverdië. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende Kaapverdische regelgeving voorziet.

10.   De kapiteins van de vaartuigen van de Gemeenschap die hun vangst in een Kaapverdische haven aanlanden of overladen, moeten de controle op deze activiteiten door Kaapverdische inspecteurs toestaan en vergemakkelijken. Na elke inspectie en controle in de haven wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

Aanhangsels

1.

Formulier voor het aanvragen van een vergunning

2.

ICCAT-logboek

3.

Coördinaten van de visserijzone van Kaapverdië (door de Kaapverdische autoriteiten te verstrekken vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst en het VMS-protocol).

Aanhangsel 1

Ministerie van visserij

Aanvraag voor een vergunning voor buitenlandse vaartuigen die de industriële visserij beoefenen:

1.

Naam van de reder:

2.

Adres van de reder:

3.

Naam van de vertegenwoordiger of plaatselijke zaakgelastigde van de reder:

4.

Adres van de vertegenwoordiger of plaatselijke zaakgelastigde van de reder:

5.

Naam van de kapitein:

6.

Naam van het vaartuig:

7.

Registratienummer:

8.

Datum en plaats van constructie:

9.

Vlagstaat:

10.

Haven van registratie:

11.

Uitrustingshaven:

12.

Lengte (over alles):

13.

Breedte:

14.

Brutotonnage:

15.

Nettotonnage:

16.

Inhoud van het scheepsruim:

17.

Koel- en vriescapaciteit:

18.

Motortype en -vermogen:

19.

Vistuig:

20.

Aantal zeelieden:

21.

Communicatiesysteem:

22.

Roepnaam:

23.

Herkenningstekens:

24.

Uit te voeren visserijactiviteiten:

25.

Plaats van aanvoer van de vangsten:

26.

Visserijzones:

27.

Soorten waarop zal worden gevist:

28.

Geldigheidsduur:

29.

Speciale voorwaarden:

30.

Andere activiteiten van de gegadigde in Kaapverdië:

Advies van het directoraat-generaal voor de visserij:

Opmerkingen van het ministerie van Visserij, Landbouw en Plattelandsontwikkeling:

Aanhangsel 2

Image

Aanhangsel 3

Protocol (VMS)

tot vaststelling van de bepalingen voor het volgen per satelliet van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in de EEZ van Kaapverdië vissen.

1.

De bepalingen van dit protocol zijn een aanvulling op het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië inzake de visserij voor de kust van Kaapverdië, voor de periode van 1 september 2006 tot en met 31 augustus 2011, en zijn van toepassing overeenkomstig punt 4.1 van „hoofdstuk VII — Controle” van de bijlage ervan.

2.

Alle vissersvaartuigen met een totale lengte van meer dan 15 m die visserijactiviteiten uitvoeren in het kader van de visserijovereenkomst EG/Kaapverdië worden per satelliet gevolgd wanneer ze zich in de Kaapverdische EEZ bevinden.

Hiertoe geven de Kaapverdische autoriteiten de coördinaten (lengte- en breedtegraad) van de Kaapverdische EEZ door aan de Gemeenschap.

De Kaapverdische autoriteiten verstrekken deze gegevens in elektronische vorm, uitgedrukt in decimale graden, in het systeem WGS-84.

3.

De partijen zullen gegevens uitwisselen inzake de X.25-adressen en de parameters voor de elektronische communicatie tussen hun controlecentra, volgens de voorwaarden van de punten 5 en 7. Deze gegevens omvatten, voorzover mogelijk, de namen, telefoon-, telex- en faxnummers en de elektronische adressen (IP of X.400) die kunnen worden gebruikt voor de algemene communicatie tussen de controlecentra.

4.

De positie van de vaartuigen wordt bepaald met een foutenmarge van minder dan 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %.

5.

Wanneer een op grond van de overeenkomst vissend vaartuig dat overeenkomstig de geldende Gemeenschapswetgeving via satelliet wordt gevolgd, de Kaapverdische EEZ binnenvaart, meldt het controlecentrum van de vlagstaat de positie ervan met een interval van maximaal 3 uur aan het Centrum voor visserijtoezicht van Kaapverdië (VCC) (identificatie van het vaartuig, breedtegraad, lengtegraad, vaarrichting en -snelheid). De berichten worden geïdentificeerd met de vermelding „Positierapport”.

6.

De in punt 5 bedoelde berichten worden langs elektronische weg in X.25-formaat of volgens een ander beveiligd protocol verstuurd. De transmissie gebeurt in real time en in het formaat dat in tabel II wordt gedefinieerd.

7.

Indien de aan boord van een vissersvaartuig aanwezige satellietapparatuur voor permanente positiebepaling onklaar is, meldt de kapitein van het vaartuig te gelegener tijd de in punt 5 bedoelde informatie aan het controlecentrum van de vlagstaat en aan het VCC van Kaapverdië. In dat geval moet om de 9 uur een algemeen positierapport worden verzonden. Dit algemene positierapport omvat de positierapporten die om de 3 uur door de kapitein van het vaartuig zijn geregistreerd en moet voldoen aan de in punt 5 gestelde voorwaarden.

Het controlecentrum van de vlagstaat verzendt deze berichten naar het Kaapverdische VCC. Onklare apparatuur wordt gerepareerd of vervangen binnen maximaal 1 maand. Wanneer die termijn verstreken is moet het desbetreffende vaartuig de Kaapverdische EEZ verlaten.

8.

De controlecentra van de vlagstaten controleren de bewegingen van hun vaartuigen in de wateren van Kaapverdië. Indien de vaartuigen niet volgens de vastgestelde voorwaarden kunnen worden gevolgd, wordt het Kaapverdische VCC daarvan onmiddellijk in kennis gesteld en wordt de procedure van punt 7 van toepassing.

9.

Indien het Kaapverdische VCC vaststelt dat de vlagstaat de in punt 5 bedoelde informatie niet verstrekt, worden de bevoegde diensten van de Europese Commissie daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.

10.

De overeenkomstig deze bepalingen aan de andere partij gemelde gegevens dienen uitsluitend om de autoriteiten van Kaapverdië in staat te stellen de op grond van de visserijovereenkomst EG/Kaapverdië visgerechtigde vaartuigen van de Gemeenschap te controleren en te bewaken.

11.

De componenten van de software en van de apparatuur van het satellietvolgsysteem moeten betrouwbaar zijn; het moet onmogelijk zijn de posities te vervalsen en manueel te bewerken.

Het systeem moet volledig automatisch en permanent operationeel zijn en mag niet worden beïnvloed door milieu- en klimaatfactoren. Het is verboden het satellietvolgsysteem te vernielen, te beschadigen, buiten werking te stellen of te beïnvloeden.

De kapiteins van de vaartuigen zien er op toe dat:

de gegevens niet worden gewijzigd;

de antenne(s) van de satellietvolgapparatuur niet worden gestoord;

de elektrische voeding van de satellietvolgapparatuur niet wordt onderbroken;

de satellietvolgapparatuur niet wordt gedemonteerd.

12.

De partijen komen overeen elkaar op verzoek de gegevens betreffende de gebruikte satellietvolgapparatuur mede te delen, om na te gaan of alle apparatuur compatibel is met de in het kader van deze bepalingen aan de partijen gestelde eisen.

13.

De partijen plegen met elkaar overleg over mogelijke geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze bepalingen. Dit overleg vindt plaats in de gemengde commissie die is ingesteld bij artikel 9 van de overeenkomst.

14.

De partijen komen overeen deze bepalingen indien nodig te herzien.

MELDING VAN DE VMS-GEGEVENS AAN KAAPVERDIË

POSITIERAPPORT

Gegeven

Code

Verplicht/facultatief

Opmerkingen

Header

SR

V

Systeeminformatie — geeft het begin van de record aan

Adressaten

AD

V

Berichtinformatie — geadresseerde. ISO-alfa-3-landcode

Afzender

FR

V

Berichtinformatie — verzender. ISO-alfa-3-landcode

Vlagstaat

FS

F

 

Berichttype

TM

V

Berichtinformatie — berichttype „POS”

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig

Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij

IR

F

Vaartuiginformatie — uniek volgnummer van de overeenkomstsluitende partij (ISO3-code van de vlagstaat, gevolgd door een nummer)

Extern registratienummer

XR

V

Vaartuiginformatie — kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Breedtegraad

LA

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten N/Z GGMM (WGS-84)

Lengtegraad

LO

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten O/W GGGMM (WGS-84)

Vaarrichting

CO

V

Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Vaarsnelheid

SP

V

Vaarsnelheid van het vaartuig, in tientallen knopen

Datum

DA

V

Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijd

TI

V

Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Tailer

ER

V

Systeeminformatie — geeft het einde van de record aan

Tekenset: ISO 8859.1

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

een dubbele schuine streep (//) en een code geven het begin van de transmissie aan,

een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en data.

De facultatieve gegevens moeten worden opgenomen tussen de header en de tailer.

GRENZEN VAN DE KAAPVERDISCHE EEZ

COÖRDINATEN VAN DE EEZ

GEGEVENS VAN HET KAAPVERDISCHE VCC

Naam van het VCC:

Tel. VMS:

Fax VMS:

E-mail VMS:

Tel. DSPCM:

Fax DSPCM:

Adres X25 =

Meldingen van het binnenvaren/uitvaren: