4.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/158


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 21 april 2004

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2002 (Afdeling I — Europees Parlement)

(2004/729/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien de jaarrekening en de financiële balans voor het begrotingsjaar 2002 (I5-0034/2003 — C5-0088/2004),

Gezien het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2002 en de antwoorden van de instellingen (1) (C5-0583/2003),

Gezien de verklaring van de Rekenkamer inzake de betrouwbaarheid van de rekeningen en de regelmatigheid en wettigheid van de onderliggende verrichtingen overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (C5-0538/2003),

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 275, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78 quinquies, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 179 bis,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977 (2), inzonderheid op artikel 77, het Financieel Reglement van25 juni 2002 (3), inzonderheid op de artikelen 145, 146 en 147, alsmede op de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (4), inzonderheid op artikel 13,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977, inzonderheid op artikel 89, lid 7, volgens welk iedere communautaire instelling alle nodige stappen dient te nemen ingevolge de opmerkingen welke zijn opgenomen in de besluiten tot verlening van kwijting,

Gelet op de artikelen 93 bis en 184, lid 3 van het Reglement, en bijlage V, in de versies die van kracht waren vóór 1 januari 2003 en vanaf die datum,

Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A5-0218/2004),

1.

Verleent zijn secretaris-generaal kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2002;

2.

Formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

Geeft toestemming voor het verlenen van kwijting aan de ordonnateur voor het begrotingsjaar 2001 overeenkomstig de overgangsbepalingen (5) betreffende de kwijtingsprocedure met betrekking tot de periode vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement;

4.

Verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de bijgaande resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Europese Ombudsman en te zorgen voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (reeks L).

De secretaris-generaal

Julian PRIESTLEY

De voorzitter

Pat COX


(1)  PB C 286 van 28.11.2003, blz. 1.

(2)  PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PE 265.492/BUR/def.

(5)  Artikel 267 van de Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).


RESOLUTIE

van het Europees Parlement bij het besluit tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2002 (Afdeling I — Europees Parlement)

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien de jaarrekening en de financiële balans voor het begrotingsjaar 2002 (I5-0034/2003 — C5-0088/2003),

Gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2002 en de antwoorden van de instellingen (1) (C5-0583/2003),

Gezien de verklaring van de Rekenkamer inzake de betrouwbaarheid van de rekeningen en de regelmatigheid en wettigheid van de onderliggende verrichtingen overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (C5-0583/2003),

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 275, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78 quinquies, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 179 bis,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977 (2), inzonderheid op artikel 77 en het Financieel Reglement van 25 juni 2002 (3), inzonderheid op de artikelen 145, 146 en 147, alsmede op de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (4), inzonderheid op artikel 13,

Gelet op het Financieel Reglement van 21 december 1977, inzonderheid op artikel 89, lid 7, volgens welk iedere communautaire instelling alle nodige stappen dient te nemen ingevolge de opmerkingen welke zijn opgenomen in de besluiten tot verlening van kwijting,

Gelet op de artikelen 93 bis en 184, lid 3, van het Reglement, en bijlage V, in de versies die van kracht waren vóór 1 januari 2003 en vanaf die datum,

Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A5-0218/2004),

A.

Overwegende dat het Financieel Reglement, zoals goedgekeurd op 25 juni 2002, en het Reglement van het Parlement, zoals gewijzigd op 23 oktober 2002, met ingang van 1 januari 2003 van toepassing zijn wat betreft de bepalingen inzake de procedure voor de verlening van kwijting;

B.

Overwegende dat de inhoudelijke bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 en het in 2002 geldende Reglement nog steeds de bevoegdheden van de financiële actoren in 2002 regelden;

C.

Overwegende dat het Reglement ingevolge de wijziging van 23 oktober 2002 bepaalt dat de kwijting wordt verleend aan de voorzitter en niet meer aan de secretaris-generaal;

D.

Overwegende dat deze wijziging echter niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast daar zij een inhoudelijke bepaling inzake de verantwoordelijkheid betreft, en dat de kwijting voor het begrotingsjaar 2002 derhalve moet worden verleend aan de secretaris-generaal,

1.

Neemt kennis van de cijfers waarmee de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2002 van het Europees Parlement worden afgesloten, te weten:

(in EUR)

Besteding kredieten

Kredieten voor het begrotingsjaar 2002

Uit het begrotingsjaar 2001 overgedragen kredieten

Artikel 7, lid 1, sub b) Financieel Reglement

Artikel 7, lid 1, sub a) Financieel Reglement (5)

Beschikbare kredieten

992 310 000 (6)

136 621 422

Aangegane betalingsverplichtingen

977 212 022

Verrichte betalingen

876 911 049

126 254 342

Naar 2003 overgeboekte kredieten

 

 

 

Artikel 9 (leden 1 en 4) Financieel Reglement

100 300 973

 

 

Artikel 9 (leden 2a en 5) Financieel Reglement

3 302 900

Vervallen kredieten

11 795 078

10 367 080

Balans per 31 december 2002: 1 403 669 148.

Uitvoering van de begroting

2.

Complimenteert de secretaris-generaal met het doelmatige gebruik van de door het Parlement beschikbaar gestelde begrotingskredieten; bedankt al het personeel in het Parlement voor de doeltreffende ondersteuning van de leden tijdens de zittingsperiode 1999-2004;

3.

Merkt op dat de voornaamste wijzigingen van de kredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde begroting voor het jaar 2002 betrekking hadden op:

de Europese Conventie: voor de financiering hiervan was een aanvullende en gewijzigde begroting (nr. 1) nodig, die een begrotingslijn (artikel 372) toevoegde aan afdeling I van de begroting (Parlement) en voorzag in de overdracht van 1 miljoen EUR uit hoofdstuk 101;

voorbereidingen voor de uitbreiding, met inbegrip van „frontloading”-operaties, waardoor de Commissie op basis van een gewijzigde en aanvullende begroting in 2002 beschikbare kredieten kon gebruiken voor uitgaven die oorspronkelijk gepland waren voor 2003 en eenzelfde bedrag kon worden toegevoegd aan de begroting van het Parlement voor 2003;

4.

Merkt op dat de ontvangsten van het Europees Parlement in 2002 67 256 006 EUR bedroegen (2001: 68 415 805 EUR);

5.

Neemt kennis van de nota van de Rekenkamer van 17 november 2003, overeenkomstig artikel 39, lid 3 van het Financieel Reglement, waarin de vier visumweigeringen in 2002 werden geëvalueerd;

6.

Wijst op de algemene conclusie die de Rekenkamer formuleert in het deel van het Jaarverslag 2002 over de administratieve uitgaven (paragraaf 9.14) met betrekking tot de testresultaten van een steekproef van verrichtingen uit het begrotingsjaar 2002, dat er behoudens specifieke bevindingen geen materiële fouten in de steekproef van onderzochte verrichtingen werden geconstateerd;

7.

Steunt nog steeds het standpunt dat de dienst die tot dusver werd uitgevoerd door de financieel controleur, namelijk het ontdekken van fouten, nu ten minste geëvenaard moet worden door verificatie- en correctiecapaciteit van de eigen diensten van de ordonnateurs;

Presentatie en inhoud van de rekeningen

8.

Juicht de verbeterde leesbaarheid toe van de analyse van het begrotingsbeheer die gevoegd is bij de jaarrekeningen, zoals de Rekenkamer in voorgaande jaarverslagen had gevraagd;

9.

Herhaalt zijn verzoek aan de secretaris-generaal - geformuleerd in paragraaf 16 van het kwijtingsbesluit 2001 van 8 april 2003 (7) - om verslag uit te brengen over de haalbaarheid van de publicatie op de website van het Parlement van de jaarrekeningen van het Parlement, en de analyse van het begrotingsbeheer;

10.

Neemt kennis van het antwoord van de secretaris-generaal op vraag 37 van de vragenlijst voor de kwijting 2002 (PE 338.137) dat het dankzij de formele management- en controleprocedures in het Parlement tot eind 2002 (Aankoop- en gunningsadviescommissie, Financiële controle, Juridische dienst) en het belang dat zowel door de administratie als de controle-instanties wordt gehecht aan een gezond financieel beheer, onwaarschijnlijk is dat zich in het Parlement dezelfde soort situaties kunnen voordoen als bij Eurostat;

Verantwoord bestuur

11.

Verwijst naar de stelling in paragraaf 3 van bovengenoemde kwijtingsresolutie voor 2001 „dat de kwijtingsprocedure niet alleen het management van de secretaris-generaal van het Parlement en de administratie moet omvatten maar ook de besluiten die door de bestuurlijke organen van de instelling, dit wil zeggen de voorzitter, het Bureau en de Conferentie van voorzitters, zijn genomen”;

12.

Merkt op dat overeenkomstig artikel 93 bis, eerste streepje, van het Reglement de kwijting in de toekomst wordt verleend aan de voorzitter van het Europees Parlement en niet aan de secretaris-generaal;

13.

Meent dat er in het kader van de huidige discussies over verantwoord en institutioneel bestuur overtuigende redenen zijn om de verantwoordingsplicht aan te scherpen, niet alleen voor de ordonnateurs met betrekking tot de vastlegging en uitbetaling van begrotingskredieten, maar ook voor de politieke autoriteiten in gevallen waarin zij besluiten nemen met belangrijke financiële consequenties;

14.

Wijst erop dat volgens het Financieel Reglement de ordonnateur tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk is voor zijn handelingen en nalatigheden in die hoedanigheid (artikel 65, lid 2); wijst er voorts op dat de gedelegeerde ordonnateur in de toekomst verantwoording aan zijn instelling moet afleggen in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag (artikel 60, lid 7);

15.

Merkt op dat volgens de taakverdeling (8) van het Bureau nu sommige leden toezien op specifieke sectoren van de werkzaamheden van de administratie, en de mogelijkheid hebben in die hoedanigheid deel te nemen aan onderhandelingen met een derde partij en namens de instelling toezeggingen te doen (in overeenstemming met hun mandaat dat is vastgesteld door het Bureau) waarmee juridische en/of financiële verplichtingen worden aangegaan in zaken die potentieel belangrijke budgettaire gevolgen hebben;

16.

Merkt op dat er momenteel geen omschrijving bestaat van de precieze praktische betekenis van de politieke verantwoordelijkheid van de organen van het Parlement met betrekking tot de uitoefening van bevoegdheden en het nemen van besluiten met belangrijke financiële gevolgen; verzoekt zijn bevoegde commissie en het Bureau zich over deze kwestie te buigen en concrete voorstellen te formuleren;

17.

Is van mening dat met het oog op een grotere transparantie en verantwoordingsplicht deze voorstellen onder meer het volgende kunnen behelzen:

een jaarlijks financieel overzicht van de voorzitter namens het Bureau (analoog aan het rapport van een bestuursraad van een bedrijf aan zijn aandeelhouders) met een uiteenzetting en bespreking van de belangrijkste financiële gebeurtenissen en tendensen, alsmede van positieve en negatieve ontwikkelingen in het betreffende begrotingsjaar;

een behandeling van de veranderingen die noodzakelijk zijn om de politieke verantwoordelijkheid voor financiële zaken hechter in de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting of in zijn Reglement te verankeren, mogelijk met inbegrip van de bepaling dat ondervoorzitters met verantwoordelijkheid voor managementfuncties een jaarlijkse verklaring moeten overleggen;

Follow-up kwijting 2001

18.

Herinnert eraan dat het Parlement in paragraaf 11 van zijn kwijtingsresolutie van 10 april 2002 (9) zijn secretaris-generaal verzoekt de sectorbrief van de Rekenkamer en de antwoorden van de administratie ter beschikking te stellen van de Commissie begrotingscontrole;

19.

Merkt op dat dit verzoek volledig werd ingewilligd in de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2001;

20.

Meent dat het ontbreken van desbetreffende bepalingen in de interne voorschriften (10) voor de uitvoering van de begroting aangenomen door het Bureau op 4 december 2002 niet door de administratie als argument kan worden aangevoerd om in het kader van de huidige kwijtingsprocedure niet te voldoen aan een verzoek in een eerdere tekst van hogere orde (resolutie van het Parlement van 10 april 2002);

21.

Is van mening dat er geen redelijke bezwaren kunnen bestaan tegen de openbaarmaking van de sectorbrief aan de bevoegde commissie of haar rapporteur op vertrouwelijke basis wanneer het jaarverslag van de Rekenkamer eenmaal is gepubliceerd;

22.

Verzoekt de secretaris-generaal duidelijke instructies te geven voor het conform de vertrouwelijkheidsprocedures doorsturen van sectorbrieven aan de bevoegde commissie in het kader van de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2003;

Tenuitvoerlegging van het gewijzigde Financieel Reglement

23.

Onderkent dat de administratie erin geslaagd is alle maatregelen te nemen die nodig waren om het herziene Financieel Reglement in de praktijk te brengen in het korte tijdsbestek tussen de datum van goedkeuring (25 juni 2002) en de datum van inwerkingtreding (1 januari 2003); herinnert er echter aan dat het noodzakelijk is een diepgaande analyse te maken van de gevolgen van de toepassing van de uitvoeringsbepalingen van het nieuwe Financieel Reglement, om een herhaling te voorkomen van gevallen waarin in 2003 bepaalde zaken slecht functioneerden en waarbij de kwestie van de infopunten voor Europa genoemd kan worden als een voorbeeld van een geval waarin niet op de ontwikkelingen vooruit werd gelopen;

24.

a)

Merkt op dat volgens artikel 13, lid 8, van de interne voorschriften (11) voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement, aangenomen door het Bureau op 4 december 2002, het werkterrein van de intern controleur zich niet uitstrekt tot de omstandigheden waaronder gebruik is gemaakt van de kredieten van post 3701 „Secretariaatskosten, huishoudelijke uitgaven, voorlichtingsactiviteiten en uitgaven in verband met de fracties en de niet-ingeschreven leden”;

b)

Merkt voorts op dat de herziene tekst van de regeling inzake het gebruik van kredieten van begrotingspost 3701, aangenomen door het Bureau op 30 juni 2003, in menig opzicht afwijkt van de bepalingen van het Financieel Reglement; is van mening dat elke afwijking van de algemene voorschriften in het Financieel Reglement gebaseerd moet zijn op verstandige juridische en praktische overwegingen;

c)

Uit zijn voldoening over het verslag van de secretarissen-generaal van de fracties van 4 februari 2004, waarin deze een aantal wijzigingen voorstellen op de regels inzake het gebruik van de kredieten van begrotingspost 3701; is van mening dat deze aanpassingen een belangrijke stap zijn in de goede richting;

d)

Verzoekt het Bureau de interne voorschriften van het Parlement en de regeling inzake het gebruik van kredieten van begrotingspost 3701 conform de voorstellen van de secretarissen-generaal meer op een lijn te brengen met de bepalingen van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften;

e)

Verzoekt de secretarissen-generaal van de fracties tegen 1 juli 2004 opnieuw met een verslag te komen waarin wordt aangegeven hoe de nog resterende verschillen tussen het Financieel Reglement en de interne voorschriften van het Parlement kunnen worden weggewerkt, eventueel vergezeld van een aanbeveling omtrent de vraag hoe het Financieel Reglement en/of de interne voorschriften kunnen worden geamendeerd om recht te doen aan de specifieke status van de fracties;

f)

Onderstreept met name de noodzaak de desbetreffende bepalingen inzake begrotingspost 3701 conform de aanwijzingen van het Hof van Justitie op strikt analoge wijze toe te passen voor niet-ingeschreven leden, teneinde iedere vorm van discriminatie bij het gebruik van deze gelden uit te sluiten;

25.

Merkt op dat het werkprogramma voor 2003 van de intern controleur een onderzoek inhield naar het kader voor interne controle in het Parlement, met als belangrijkste doelstelling te evalueren in hoeverre dit in het algemeen voldoet aan de minimumnormen voor interne controle van de Instelling; merkt op dat zijn bevoegde commissie in kennis wordt gesteld van de resultaten van het onderzoek wanneer het jaarverslag van de intern controleur wordt uitgebracht;

26.

Merkt op dat de dienst Interne controle een onderzoek uitvoert naar de aanbestedingsprocedure krachtens het nieuwe Financieel Reglement, waarvan de resultaten worden verwacht in de eerste helft van 2004; dringt erop aan dat de secretaris-generaal de bevoegde commissie van deze resultaten en de op grond daarvan vastgestelde vervolgmaatregelen in kennis stelt, zodra de procedures van de interne voorschriften zijn afgehandeld;

27.

Juicht de toezegging van de secretaris-generaal (12) toe om in de toekomst de Commissie begrotingscontrole op verzoek afschriften te doen toekomen van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de gedelegeerde ordonnateurs opgesteld overeenkomstig artikel 60, lid 7, van het Financieel Reglement;

Personeel en administratie

28.

Verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat alle benoemingen op A1- en A2-posten plaatsvinden op een geheel open, transparante en competitieve wijze, waarbij vertegenwoordigers van het Personeelscomité als waarnemers aanwezig zijn in selectiecomités;

29.

Herinnert eraan dat het Parlement er in paragraaf 28 van de resolutie over de kwijting voor 2001 bij de secretaris-generaal op heeft aangedrongen vóór 1 juli 2003 met voorstellen te komen om de situatie recht te zetten van voormalige LA-ambtenaren die met succes een intern vergelijkend onderzoek hebben afgelegd en vóór de invoering van het „décloisonnement” zijn overgestapt naar een A-post en aldus in de aanvangsrang van categorie A (A7) zijn geplaatst, ongeacht hun anciënniteit in de categorie LA; merkt op dat de secretaris-generaal in zijn antwoord van 18 februari 2004 heeft erkend dat deze LA-ambtenaren zijn benadeeld ten opzichte van andere LA-ambtenaren die wél van het „décloisonnement” gebruik hebben kunnen maken; verzoekt de secretaris-generaal derhalve, ter wille van het beginsel van niet-discriminatie tussen ambtenaren met concrete voorstellen te komen om het „geringe aantal” LA-ambtenaren die door hun ondernemingszin en dynamisme paradoxalerwijs in een zeer ongunstige positie zijn terechtgekomen te compenseren;

30.

Juicht de werkwijze toe van een aantal afdelingen van het directoraat-generaal Vertaling die zijn opgesplitst in gespecialiseerde teams die een afspiegeling zijn van de werkterreinen van de parlementaire commissies; merkt op dat dit systeem geleid heeft tot een verhoging van de productiviteit; verzoekt de administratie van het Parlement te onderzoeken of dit systeem kan worden uitgebreid tot alle afdelingen van de vertaaldienst;

31.

Wijst erop dat de veiligheidsmaatregelen als gevolg van de terroristische aanslagen van 11 september 2001 zijn aangescherpt; doet een beroep op de secretaris-generaal in het licht van de recente gebeurtenissen en het huidige internationale veiligheidsklimaat alle veiligheidsregelingen te herzien en aan te passen; daarbij moet worden vooruitgelopen op potentiële dreigingen, moeten plannen voor rampenbestrijding worden gemaakt onder inwinning van advies van deskundigen en moet er voor worden gezorgd dat goed opgeleid veiligheidspersoneel in de gebouwen van het Parlement te werk worden gesteld;

Boekhouding van de fracties

32.

Wijst erop dat de fracties slechts ten dele hebben geantwoord op de vragenlijst die de Commissie begrotingscontrole hen in het kader van de kwijtingsprocedure 2002 heeft voorgelegd;

33.

Is ingenomen met het feit dat de jaarrekeningen van de fracties nu gepubliceerd worden op de website van het Parlement; betreurt het echter dat er geen actie is ondernomen naar aanleiding van het verzoek in paragraaf 80 (d) van de resolutie van het Parlement van 8 april 2003 waarin werd verzocht de interne voorschriften van de fracties voor het gebruik van de kredieten van begrotingslijn 3701 ook op de website van het Parlement te publiceren;

34.

Acht het ter vermijding van potentiële belangenconflicten noodzakelijk dat dezelfde accountantsbureaus geen aanverwante diensten verlenen;

35.

Verzoekt de secretaris-generaal zich te beraden over de mogelijkheid om door een fractie ingeschakelde accountantsbureaus (of althans degenen die binnen individuele accountantsbureaus verantwoordelijk zijn voor de financiële controle bij die fractie) om de vijf jaar te laten rouleren;

36.

Herinnert aan paragraaf 85 van zijn resolutie van 8 april 2003 waarin zijn terzake bevoegde commissie wordt verzocht ook in het vervolg een deel van het jaarlijkse kwijtingsverslag te wijden aan de boekhouding van de fracties en de niet-ingeschreven leden, en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan specifieke opmerkingen van de Rekenkamer in de het kader van de kwijting voor het begrotingsjaar 2002;

37.

Wijst erop dat het jaarverslag 2002 van de Rekenkamer een gedeelte bevat waarin de follow-up van haar speciaal verslag nr. 13/2000 (13) over de uitgaven van de fracties van het Europees Parlement wordt onderzocht;

38.

Merkt op dat in 2002 de kredieten op begrotingslijn 3701 volgens het besluit van het Bureau van 4 februari 2002 als volgt werden toegewezen:

Totaal beschikbaar: 34 988 000 EUR

Niet-ingeschreven leden: 1 154 604 EUR

Beschikbaar voor de fracties: 33 833 396 EUR

Fractie

Aantal leden

Totaal toegewezen 1 januari 2002

Overgedragen van 2001 (14)

Uitgaven in 2002 (14)

Bestedings-percentage

Overgedragen naar 2003 (14)

PPE

232

12 922 519

7 234 352

15 870 767

122,82

4 775 841

PSE

179

10 067 849

7 592 863

13 575 568

134,84

4 573 736

ELDR

53

3 042 382

1 292 952

3 334 600

110,44

1 079 435

VERTS

45

2 656 812

2 313 851

4 105 303

155,20

952 607

GUE/NGL

44

2 684 778

1 923 255

3 650 792

135,37

1 081 653

UEN

22

1 328 517

1 034 056

2 009 402

151,25

383 067

EDD

18

1 130 539

717 208

1 456 489

128,83

465 517

TOTAAL

593

33 833 396

22 108 537

44 002 921

130,06

13 311 856

39.

Herinnert eraan dat artikel 2.1.6 van de regeling (15) inzake het gebruik van kredieten van begrotingspost 3701 de fracties en de niet-ingeschreven leden toestaat een maximum van 50 % van de uit de begroting van het Europees Parlement ontvangen jaarlijkse kredieten over te dragen; merkt op dat geen enkele fractie de limiet van 50 % van de van 2002 naar 2003 over te dragen kredieten heeft overschreden (16);

40.

Wijst op de volgende opmerking van de Rekenkamer over de boekhouding van 2002 van de fracties (Jaarverslag, paragraaf 9.29 e.v.):

de boekhouding wordt zowel op kas- als op transactiebasis gevoerd (soms een combinatie van beide); dit maakt een vergelijking moeilijk;

in de financiële staten ontbreekt de gedetailleerde informatie over gedecentraliseerde uitgaven die volgens het rekeningstelsel vereist is;

aanzienlijke vooruitgang is geboekt met de verstrekking van informatie over vaste activa in zowel de boekingsbescheiden van de fracties als het inventarissysteem van het Parlement zelf;

wat betreft de externe controle van de boekhouding van de fracties liepen de accountantsverklaringen voor de zeven boekhoudingen (gecertificeerd door vijf verschillende kantoren) inhoudelijk uiteen;

41.

Deelt de mening dat de informatieve waarde van de jaarverslagen van de fracties over het gebruik van de kredieten nog steeds beperkt is, omdat de regels niet voorschrijven dat naast de financiële staten ook informatie moet worden verstrekt over de doelstellingen, de aard en de kosten van de gefinancierde hoofdactiviteiten;

42.

Verzoekt zijn secretaris-generaal te rapporteren over de vraag of het haalbaar is een standaardformule in te voeren waarin is vastgelegd welke zaken moeten worden behandeld in i) de analyse van het begrotingsbeheer die gevoegd is bij de boekhouding van de fracties, en ii) de adviezen van de externe controleurs;

43.

Verzoekt zijn bevoegde organen bij een herziening in de toekomst van de regelgeving voor begrotingspost 3701 het ontbreken van regels over algemene rapportage over het gebruik van de kredieten te corrigeren;

44.

Meent dat tenzij en totdat de fracties een afzonderlijke rechtspersoon worden, de bedragen van de kredieten die worden overgedragen door de fracties onder de activa van de financiële balans van het Europees Parlement moeten worden opgenomen;

45.

Merkt op dat de uitgaven van de nationale delegaties de helft van de totale uitgaven vertegenwoordigen en dat ingevolge specifieke bepalingen een controle ter plaatse is vereist naast de controles in het hoofdkantoor van de fracties; stelt voor de controlebepalingen van de betreffende regelgeving dienovereenkomstig te veranderen;

46.

Merkt op dat krachtens artikel 1.6.2 van de Regeling (17) inzake het gebruik van de kredieten van begrotingspost 3701 de fracties maximaal 5 procent van hun jaarlijkse subsidie aan politieke partijen mogen geven; herinnert eraan dat volgens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2004/2003 (18) een Europese politieke partij geen donaties uit de budgetten van de fracties in het Europees Parlement mogen accepteren; verzoekt zijn bevoegde organen bij de volgende herziening van de betreffende regelgeving rekening te houden met deze bepaling;

Niet-ingeschreven leden

47.

Merkt op dat niet alle niet-ingeschreven leden de noodzakelijke documenten over het begrotingsjaar 2002 hebben overlegd aan de administratie;

48.

Wijst erop dat volgens artikel 2.9.6 van de geldende regelgeving inzake de niet-ingeschreven leden (19), de administratie voor elk lid een staat van ontvangsten en uitgaven en een financiële balans moet opstellen waaruit de regelmatigheid van de boekhouding en de naleving van de voorschriften blijkt;

49.

Herinnert eraan dat vóór de invoering van deze nieuwe regeling ieder niet-ingeschreven lid individueel verantwoordelijk was voor de indiening van de door de regeling inzake begrotingspost 3701 voorgeschreven verslagen en rekeningen;

50.

Betreurt het dat de administratie de verslagen en de boekhouding voor 2002 niet heeft kunnen doorsturen naar de bevoegde commissie omdat nog niet alle niet-ingeschreven leden een bevredigende verslaglegging van hun gebruik van de betreffende kredieten in 2002 hebben verstrekt;

51.

Merkt op dat de boekhouding van de niet-ingeschreven leden, in tegenstelling tot die van de fracties, niet aan een externe controle hoeft te worden onderworpen;

52.

Is van mening dat het gebruik door niet-ingeschreven leden van begrotingspost 3701 binnen het werkterrein van de intern controleur van het Parlement valt en dat artikel 13, lid 8, van de interne voorschriften van het Parlement voor de uitvoering van de begroting dienovereenkomstig moeten worden geïnterpreteerd;

Vergoedingen van de leden

53.

Betreurt het dat de Raad het statuut van de leden niet heeft goedgekeurd, dat de steun van het Parlement had en een billijk stelsel voor alle leden zou zijn geweest;

54.

Meent dat de invoering van een statuut van de leden, samen met een hervorming van de onkostenregeling, zoals ondersteund door het Parlement, de beste manier is om voor alle leden een gelijke en eerlijke behandeling te waarborgen; meent evenwel dat het uitblijven van een goedkeuring door de Raad het Parlement niet ontslaat van zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de EU-middelen op eerlijke en transparante wijze worden besteed;

55.

Verwijst naar paragraaf 104 van de bovengenoemde kwijtingsresolutie van het Parlement voor 2001 en naar de aanbeveling van de Rekenkamer dat er geen verschil mag zijn tussen de reiskosten die het Parlement uitbetaalt en de werkelijk door een lid gemaakte kosten, een kwestie die door het Bureau van het Parlement als enige instantie die bevoegd is om de nodige aanpassingen door te voeren in behandeling is genomen;

56.

Verzoekt het Bureau en de quaestoren over te gaan tot herziening van het gehele systeem van de kosten en vergoedingen van de leden, alsmede de wijze waarop controle wordt uitgeoefend, om te komen tot billijke en toereikende inkomstenbronnen voor wettig erkende parlementaire werkzaamheden, gebaseerd op een doorzichtig stelsel waarbij verantwoording wordt afgelegd en een efficiënte en niet-bureaucratische uitbetalingsprocedure;

57.

Doet, bij ontbreken van overeenstemming over een gemeenschappelijk statuut van de leden, een beroep op het Bureau met spoed nieuwe regels aan te nemen inzake de betaling van kosten en vergoedingen en zich hierbij te baseren op het besluit van het Bureau van 28 mei 2003; is van oordeel dat deze nieuwe regels in werking moeten treden aan het begin van de volgende zittingsperiode en dat zij onder meer moeten voorzien in de vergoeding van reiskosten op basis van de werkelijk gemaakte kosten;

Secretatiaatsvergoeding

58.

Merkt op dat volgens de Vereniging van parlementaire assistenten van het Europees Parlement, de Rekenkamer, de financieel controleur van het Parlement zelf en de ondervoorzitter die verantwoordelijk is voor het assistentenstatuut, de heer Onesta, de nieuwe regeling inzake de uitbetaling van de secretariaatsvergoeding, die op 1 januari 2001 in werking is getreden, nog steeds een aantal problemen oplevert, zowel wat betreft de naleving van het Financieel Reglement en van de desbetreffende nationale wetgeving (belasting, sociale zekerheid, enz.) als uit een oogpunt van gebruiksvriendelijkheid; betuigt derhalve zijn voldoening over de op 9 februari 2004 door het Bureau goedgekeurde wijzigingen in de regeling inzake de uitbetaling van de secretariaatsvergoeding; verzoekt de secretaris-generaal erop toe te zien dat de nieuwe regeling strikt wordt nageleefd; is evenwel van mening dat de nieuwe eis dat dienstverleningscontracten, facturen of kostendeclaraties vergezeld moeten gaan van een attest dat het betrokken personeel reglementair is aangesloten bij een stelsel van sociale zekerheid en dat de belastingen en socialezekerheidsbijdragen op regelmatige wijze worden betaald, niet beperkt mag blijven tot contracten met een looptijd van meer dan zes maanden;

59.

Is van mening dat zodra dit praktisch uitvoerbaar is alle betalingen aan parlementaire assistenten moeten worden verricht door de administratie van het Parlement, of rechtstreeks of via een nationale uitbetalingsinstantie; wijst erop dat binnen een dergelijke regeling het lid verantwoordelijk blijft voor besluiten zoals aanwerving, ontslag, verlof en bezoldiging maar dat de administratie van het Parlement de taak heeft ervoor te zorgen dat alle betalingen overeenstemmen met het Financieel Reglement en met de toepasselijke nationale voorschriften; merkt op dat volgens de administratie van het Parlement (20) de kosten van een dergelijke regeling niet hoger zullen zijn dan 120 EUR per lid per maand;

60.

Is voorts van mening dat met het oog op een maximale transparantie van het gebruik van de secretariaatsvergoeding alle assistenten die met deze vergoeding worden betaald geaccrediteerd moeten zijn bij het Parlement, en dat zonodig een nieuwe categorie „accreditatie op basis van kieskring” moet worden gecreëerd om dit mogelijk te maken; merkt op dat dientengevolge de namen van alle assistenten opgenomen moeten worden in het openbaar assistentenregister;

61.

Verzoekt de secretaris-generaal de Europese Rekenkamer er binnen twee weken na de plenaire goedkeuring van deze resolutie door het Europees Parlement van in kennis te stellen welke geaccrediteerde assistenten in 2002 noch uit de secretariaatsvergoeding, noch uit enigerlei andere, in de verklaring tot bescherming van de financiële belangen genoemde bronnen zijn gefinancierd; verzoekt de Europese Rekenkamer in de door de secretaris-generaal onderzochte gevallen na te gaan uit welke bronnen deze assistenten zijn betaald en of zich daarbij inbreuken hebben voorgedaan op het Reglement van het Europees Parlement dan wel op de nationale voorschriften terzake;

62.

Verzoekt de secretaris-generaal erop toe te zien dat de door de huidige EU-lidstaten opgelegde restricties inzake het vrije verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten het leden uit de nieuwe lidstaten niet onmogelijk zullen maken assistenten uit hun eigen land aan te werven en de betrokken assistenten niet zullen beletten zich vrij te verplaatsen op het grondgebied van de Europese Unie;

Kwijting 2002: Afdeling I (Parlement) — Dagvergoeding

63.

Is van mening dat het centrale register dat beschikbaar is voor ondertekening door de leden voortdurend onder toezicht moet staan van een ambtenaar van het Parlement; stelt vast dat stappen zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat dit thans het geval is;

64.

Is van oordeel dat de verblijfsvergoeding een forfaitair bedrag is dat bedoeld is ter dekking van alle persoonlijke kosten die voor een lid ontstaan wanneer hij aan de parlementaire vergaderingen deelneemt, met inbegrip van taxikosten; acht derhalve de afzonderlijke taxivergoeding (waarbij kwitanties moeten worden voorgelegd) die in september 2003 werd ingevoerd en in januari 2004 werd verlengd overbodig en is van oordeel dat deze moet worden afgeschaft;

Ziektekostenverzekering

65.

Wijst erop dat de leden krachtens de regelgeving van het Parlement recht hebben op een gratis ziektekostenverzekering zelfs als zij een beroep kunnen doen op nationale ziektekostenregelingen; meent dat de ziektekostenverzekering van het Parlement voor de leden een aanvullende verzekering zou moeten zijn op een nationale overheids- of particuliere ziektekostenverzekering, en zou moeten functioneren op basis van marktvoorwaarden; meent voorts dat leden die gebruik willen maken van de regeling van het Parlement een ziektekostenverzekeringspremie moeten betalen; is van mening dat een verandering in die zin van de regelgeving moet worden ingevoerd met ingang van het begin van de volgende parlementaire zittingsperiode;

Systeem van vooruitbetalingen

66.

Is van mening dat het bestaande systeem van vooruitbetalingen, dat voorziet in betaling van aanvragen van de leden door de administratie van het Parlement voordat de bewijsstukken die de aanvraag moeten staven zijn gecontroleerd, vervangen moet worden door een systeem van individuele rekeningen waarin alle bedragen die betaald moeten worden aan of door elk lid worden opgenomen en op basis waarvan eenmaal per maand een betaling aan de leden wordt gedaan;

67.

Meent voorts dat zolang een dergelijk systeem niet is ingevoerd, en om rekening te houden met de bezwaren van de Rekenkamer, de bijdragen van de leden aan de vrijwillige aanvullende pensioenregeling afgetrokken moet worden van de verblijfsvergoeding en niet van de vergoeding voor algemene uitgaven;

Vergaderplaatsen van het Parlement

68.

Verzoekt de administratie van het Parlement het overleg met de buurtbewoners van de Leopoldswijk rond de gebouwen van het Parlement in Brussel voort te zetten en te intensiveren met het oog op de bouwwerkzaamheden voor de nieuwe D4- en D5-gebouwen; meent dat de administratie van het Parlement ervoor moet zorgen dat de leefomstandigheden niet beneden een onaanvaardbaar minimum komen ten gevolge van de bouwwerkzaamheden, en dat alles in het werk gesteld moet worden om aan de wensen van de plaatselijke bewoners tegemoet te komen wat betreft de toekomstige inrichting van, en toegang tot het gebied dat grenst aan de gebouwen van het Parlement;

Werkomgeving

69.

Dringt erop aan dat de totaalevaluatie van het interne milieubeleid van het Parlement door het gespecialiseerde consultantbureau, die verwacht werd voor eind 2003 (21), wordt doorgestuurd aan de Commissie begrotingscontrole;

70.

Wijst erop dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie blootstelling aan tabak de oorzaak is van sterfte, ziekte en handicaps;

71.

Neemt kennis van het besluit van de Europese Ombudsman van 23 januari 2004 over klacht 260/2003 tegen het Europees Parlement, dat een geval van wanbestuur constateert en concludeert dat „het Europees Parlement verzuimd heeft adequate maatregelen te nemen om te stimuleren dat de interne regelgeving inzake roken in de gebouwen van het Europees Parlement wordt nageleefd”;

72.

Is van mening dat het onvermogen van het Europees Parlement om te zorgen voor de naleving van de rookvoorschriften een ernstige bedreiging vormt van de gezondheid van alle gebruikers van de gebouwen van het Europees Parlement en kan leiden tot aanzienlijke schadeclaims;

73.

Neemt kennis van het besluit van de Commissie om met ingang van 1 mei 2004 voor al haar gebouwen (inclusief bars en restaurants) een rookverbod in te stellen; verzoekt de administratie van het Parlement en het College van quaestoren met ingang van 1 mei 2004 voor alle publieke ruimtes in de gebouwen van het Parlement in de drie vergaderplaatsen eveneens een rookverbod in te voeren, en stelt zich op het standpunt dat er speciale rokersruimtes moeten worden ingericht;

74.

Merkt op dat veel officiële documenten nog steeds in papiervorm onder de leden worden verspreid hoewel zij on line beschikbaar zijn; wijst erop dat deze documenten veelal ongebruikt in de prullenbak belanden, en zo resulteren in een grote verspilling van geld en papier; verzoekt het College van quaestoren de administratie opdracht te geven de automatische algemene verspreiding van de volgende documenten te staken in zoverre zij ook on line beschikbaar zijn en/of elektronisch kunnen worden doorgestuurd:

Commissiedocumenten;

Raadsdocumenten;

werkdocumenten en onderzoeksnota's van directoraat-generaal 2 en directoraat-generaal 3;

zittingsdocumenten,

mededelingen van de quaestoren, het Bureau en andere officiële mededelingen;

75.

Dringt erop aan dat in plaats daarvan een beperkt maar voldoende aantal van deze documenten in papiervorm beschikbaar zijn bij de documentenbalie;

76.

Dringt aan op de invoering van een elektronisch systeem voor het plaatsen van handtekeningen, zodat de handtekening van een lid op documenten zoals amendementen en parlementaire vragen kan worden gezet zonder dat deze documenten in papiervorm hoeven te worden doorgestuurd.


(1)  PB C 286 van 28.11.2003, blz. 1.

(2)  PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PE 265.492/BUR/def.

(5)  Financieel Reglement van 21 december 1977.

(6)  Met inbegrip van de gewijzigde en aanvullende begrotingen nrs. 1/2002 en 6/2002.

(7)  PB L 148 van 16.6.2003, blz. 62.

(8)  PE 315.557/BUR/DEF - zie EP website: organen van het Parlement/Bureau/Samenstelling.

(9)  PB L 158 van 17.6.2002, blz. 43.

(10)  PE 324.692/BUR/FIN, zie website directoraat-generaal 8.

(11)  PE 324.692/BUR/FIN, zie website directoraat-generaal 8.

(12)  Bron: antwoord van de secretaris-generaal op paragraaf 5 van de EP-resolutie van 8 april 2003.

(13)  PB L 181 van 28.6.2000, blz. 1.

(14)  Met inbegrip van eigen middelen van de fracties, aanpassingen en terugvorderingen gedurende het jaar (bron: directoraat-generaal 8).

(15)  Notulen Bureau van 1 februari 2001.

(16)  Europees Parlement, directoraat-generaal 8.

(17)  Notulen Bureau van 1 februari 2001 en van 30 juni 2003.

(18)  PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1.

(19)  Notulen Bureau van 30 juni 2003.

(20)  Bron: Vraag nr. 5, vragenlijst kwijting 2002 (PE 338.137).

(21)  Antwoord van de secretaris-generaal op paragraaf 112 van EP-resolutie van 8 april 2003.