52002PC0157(01)

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds /* COM/2002/0157 def. */

Publicatieblad Nr. 262 E van 29/10/2002 blz. 0030 - 0032


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Naar aanleiding van de richtsnoeren die de Raad van de Europese Unie op 10 juni 1996 heeft vastgesteld, heeft de Commissie onderhandelingen geopend met Algerije over een Europees-mediterrane associatieovereenkomst. Overeenkomstig de richtsnoeren zijn de onderhandelingen gevoerd in overleg met de lidstaten. Na verschillende onderhandelingsronden en een groot aantal technische vergaderingen zijn de onderhandelingsrichtsnoeren op 14 december 2000 aangevuld. Na nieuwe intensieve onderhandelingen in 2001 is over de laatste punten van onenigheid een politiek akkoord bereikt op de vergadering van de ministeriële trojka van 5 december 2001. De lidstaten zijn in de Maghreb/Mashrek-groep op 10 december 2001 tot een unaniem akkoord gekomen over de ontwerpovereenkomst, die vervolgens op 19 december 2001 is geparafeerd.

2. De Europees-mediterrane overeenkomst brengt een associatie tot stand tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Algerije, anderzijds. De overeenkomst vervangt de in 1976 ondertekende samenwerkingsovereenkomst en de overeenkomst inzake EGKS-producten, die momenteel van kracht zijn. Na de inwerkingtreding van de overeenkomsten met Israël, Tunesië, Marokko en de PLO, de ondertekening van de overeenkomsten met Jordanië en Egypte en de parafering van de overeenkomst met Libanon, is deze overeenkomst opnieuw een voorbeeld van de versterking van het partnerschap dat is ingesteld door de conferentie van Barcelona van 27 en 28 november 1995.

3. De toekomstige overeenkomst zal voor onbepaalde tijd worden gesloten. Zij is gericht op versterking van de banden tussen de Gemeenschap en Algerije door totstandbrenging van betrekkingen die gebaseerd zijn op partnerschap en wederkerigheid. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten is een essentieel element van de overeenkomst.

4. De belangrijkste onderdelen van de overeenkomst zijn:

A) Een regelmatige politieke dialoog.

B) Een vrijhandelszone, die overeenkomstig de WTO-regels geleidelijk tussen de Gemeenschap en Algerije zal worden ingesteld gedurende een periode van maximaal twaalf jaar;

a) de preferentiële regeling voor Algerijnse industrieproducten, ingesteld bij de samenwerkingsovereenkomsten van 1976, wordt gehandhaafd. In ruil daarvoor liberaliseert Algerije de regeling voor invoer uit de Unie, in een tempo dat afhankelijk is van de gevoeligheid van de goederen;

b) voor landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten wordt voorzien in specifieke wederzijdse concessies. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst onderzoeken de partijen de mogelijkheden voor verdere wederzijdse concessies.

C) De overeenkomst bevat bepalingen inzake het vrije verkeer van goederen, de liberalisering van de verlening van diensten, het verkeer van kapitaal, mededingingsregels, intellectuele-eigendomsrechten en overheidsopdrachten.

D) De economische samenwerking heeft als doel Algerije te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling. De economische samenwerking die bij de samenwerkingsovereenkomsten van 1976 is ingesteld, omvatte al industriële samenwerking, samenwerking op het gebied van wetenschap, techniek en technologie, milieubescherming, visserij en energie, bevordering van regionale samenwerking en stimulering van particuliere investeringen. De Europees-mediterrane overeenkomst versterkt die samenwerking. Nieuwe samenwerkingsgebieden zijn: onderwijs en opleiding, normalisatie en conformiteitsbeoordeling, aanpassing van wetgeving, financiële diensten, landbouw, vervoer, telecommunicatie- en informatietechnologieën, toerisme en douane.

E) De bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst van 1976 inzake werknemers, met name wat betreft het discriminatieverbod, arbeidsvoorwaarden, lonen en ontslag en sociale zekerheid, worden gehandhaafd.

Ter aanvulling op die bepalingen wordt bij de nieuwe overeenkomst samenwerking op sociaal gebied ingesteld. Die samenwerking wordt uitgevoerd door middel van een regelmatige dialoog over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor de partijen van belang is. Die dialoog wordt aangevuld met samenwerking op cultureel gebied.

F) Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt financiële samenwerking ten gunste van Algerije ingesteld. Die samenwerking is met name gericht op modernisering van de Algerijnse economie, modernisering van de economische infrastructuur, stimulering van particuliere investeringen en werkgelegenheidsbevorderende activiteiten, verwerking van de gevolgen van de instelling van een vrijhandelszone voor de Algerijnse economie, en begeleiding van het uit te voeren beleid in de sociale sectoren.

G) Een van de specifieke kenmerken van de overeenkomst is dat zij uitgebreide bepalingen bevat over samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Institutionele opbouw en versterking van de rechtsstaat zijn kernpunten op dit gebied. Wat het verkeer van personen betreft komen de partijen overeen te onderzoeken of de procedures voor de afgifte van visa aan personen die aan de uitvoering van de overeenkomst deelnemen, kunnen worden vereenvoudigd en versneld. Er zal worden samengewerkt op het gebied van controle en voorkoming van illegale immigratie. Daartoe zal worden onderhandeld over overnameovereenkomsten. Ook zal worden samengewerkt op juridisch en justitieel gebied en op het gebied van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, het witwassen van geld, racisme en vreemdelingenhaat, drugs en drugsverslaving en corruptie. Bij de samenwerking op het gebied van de bestrijding van het terrorisme zullen de internationale overeenkomsten en de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad worden gerespecteerd.

H) De overeenkomst bevat de gebruikelijke algemene en institutionele bepalingen. De Associatieraad komt op ministerieel niveau indien mogelijk eenmaal per jaar bijeen en bespreekt belangrijke problemen die zich in het kader van de overeenkomst voordoen alsmede vraagstukken van wederzijds belang.

Voor het beheer van de overeenkomst wordt een Associatiecomité ingesteld.

De Associatieraad moet één jaar na de inwerkingtreding van het akkoord een werkgroep sociale zaken instellen.

5. De Commissie meent dat de resultaten van de onderhandelingen voor beide partijen aanvaardbaar zijn. De Commissie heeft de overeenkomst geparafeerd en stelt de Raad voor:

- te besluiten tot ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Europees-mediterrane associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Algerije;

- de Europees-mediterrane associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Algerije namens de Europese Gemeenschap te sluiten.

Het Europees Parlement zal worden verzocht met de sluiting van de overeenkomst in te stemmen.

De overeenkomst kan niet eerder in werking treden dan nadat zij door alle lidstaten is bekrachtigd.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 310 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 10 juni 1996 machtigde de Raad de Commissie onderhandelingen te openen over een Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds. De onderhandelingsrichtsnoeren werden door de Raad op 14 december 2000 aangevuld.

(2) De onderhandelingen zijn afgerond en de overeenkomst is op 19 december 2001 geparafeerd.

BESLUIT:

Enig artikel

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip wordt de voorzitter van de Raad gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn namens de Europese Gemeenschap over te gaan tot ondertekening van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGEN, PROTOCOLLEN EN VERKLARINGEN

BIJLAGE 1

Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, bedoeld in de artikelen 7 en 14

GS-code 2905.43 (mannitol)

GS-code 2905.44 (sorbitol)

GS-code 2905.45 (glycerol)

GS-post 33.01 (etherische oliën)

GS-code 3302.10 (geurige oliën)

GS-posten 35.01 t/m 35.05 (eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm)

GS-code 3809.10 (appreteermiddelen)

GS-post 38.23 (industriële vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen)

GS-code 3824.60 (sorbitol, andere dan die bedoeld bij 29.05.44)

GS-posten 41.01 t/m 41.03 (huiden en vellen)

GS-post 43.01 (pelterijen, niet gelooid noch anderszins bereid)

GS-posten 50.01 t/m 50.03 (ruwe zijde; afval van zijde)

GS-posten 51.01 t/m 51.03 (wol; fijn haar; grof haar)

GS-posten 52.01 t/m 52.03 (katoen, niet gekaard en niet gekamd; afval van katoen; katoen, gekaard of gekamd)

GS-post 53.01 (ruwe vlas)

GS-post 53.02 (ruwe hennep)

BIJLAGE 2

Producten bedoeld in artikel 9, lid 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3

Producten bedoeld in artikel 9, lid 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 4

Producten bedoeld in artikel 17, lid 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 5

Uitvoeringsbepalingen voor artikel 41

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

1. Doelstellingen

Praktijken die in strijd zijn met artikel 41, lid, punten a) en b), van de Europees-mediterrane overeenkomst worden behandeld volgens de toepasselijke wetgeving, op zodanige wijze dat schadelijke effecten voor het handelsverkeer en de economische ontwikkeling, alsmede mogelijke negatieve gevolgen van die praktijken voor de gewichtige belangen van de andere partij, worden vermeden.

De mededingingsautoriteiten van de partijen zijn bevoegd over deze gevallen te beslissen op grond van het mededingingsrecht van de partijen, ook wanneer dat wordt toegepast op ondernemingen die zich buiten hun grondgebied bevinden, maar waarvan de activiteiten op hun grondgebied een effect hebben.

Het doel van de bepalingen van deze bijlage is het bevorderen van samenwerking en coördinatie tussen de partijen bij de toepassing van het mededingingsrecht, teneinde te voorkomen dat door concurrentiebeperkingen de voordelen waartoe de geleidelijke liberalisering van het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en Algerije moet leiden, worden verminderd of teniet worden gedaan.

2. Definities

In het kader van deze regels wordt verstaan onder:

a) ,mededingingsrecht":

i) voor de Europese Gemeenschap (hierna de Gemeenschap genoemd): de artikelen 81 en 82 van het EG-verdrag, Verordening (EG) nr. 4064/89 en het door de Gemeenschap vastgestelde afgeleide recht;

ii) voor Algerije: Ordonnance nr. 95-06 van 23 sha'baan 1415 (stemt overeen met 25 januari 1995) inzake mededinging, alsmede de uitvoeringsbepalingen daarvan;

iii) alle bepalingen tot wijziging of intrekking van bovengenoemde bepalingen;

b) ,mededingingsautoriteit":

i) voor de Gemeenschap: de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bij de uitvoering van de bevoegdheden die haar door het mededingingsrecht van de Gemeenschap zijn verleend;

ii) voor Algerije: de Conseil de la Concurrence;

c) ,uitvoeringsmaatregelen": alle activiteiten van de mededingingsautoriteit van een partij ter uitvoering van het mededingingsrecht, in de vorm van onderzoek of procedures, die tot oplegging van sancties of corrigerende maatregelen kunnen leiden;

d) ,concurrentiebeperkende handeling": elke activiteit die op grond van het mededingingsrecht van een partij niet is toegestaan en kan leiden tot oplegging van sancties of corrigerende maatregelen.

Hoofdstuk II: Samenwerking en coördinatie

3. Kennisgeving

3.1 De mededingingsautoriteit van iedere partij stelt de mededingingsautoriteit in kennis van de uitvoeringsmaatregelen die zij neemt, indien:

a) de kennisgevende partij oordeelt dat deze maatregelen van belang zijn voor de uitvoeringsmaatregelen van de andere partij;

b) de genomen maatregelen van significante invloed kunnen zijn op de gewichtige belangen van de andere partij;

c) de genomen maatregelen betrekking hebben op concurrentiebeperkingen die rechtstreekse significante gevolgen kunnen hebben op het grondgebied van de andere partij;

d) de genomen maatregelen betrekking hebben op concurrentiebeperkende handelingen die voornamelijk op het grondgebied van de andere partij hebben plaatsgevonden;

e) de genomen maatregelen een handeling op het grondgebied van de andere partij aan bepaalde voorwaarden onderwerpen of verbieden.

3.2 De kennisgeving geschiedt zo veel mogelijk, indien dat niet in strijd is met het mededingingsrecht van de partijen en geen lopend onderzoek schaadt, in de beginfase van de procedure, zodat de mededingingsautoriteit die de kennisgeving ontvangt haar standpunt kenbaar kan maken. De kennisgevende mededingingsautoriteit houdt bij het nemen van haar besluit rekening met het commentaar dat zij heeft ontvangen.

3.3 De kennisgevingen bedoeld in punt 3.1 van dit hoofdstuk moeten zodanig gedetailleerd zijn, dat een beoordeling in het licht van de belangen van de andere partij mogelijk is.

3.4 De partijen verbinden zich ertoe al het mogelijke te doen, afhankelijk van de administratieve middelen waarover zij beschikken, om de genoemde kennisgevingen te doen.

4. Uitwisseling van informatie en vertrouwelijkheid

4.1 De partijen wisselen informatie uit om de toepassing van hun mededingingsrecht te vergemakkelijken en bij te dragen tot een betere kennis van elkaars wet- en regelgeving.

4.2 Op de uitwisseling van informatie zijn de normen inzake vertrouwelijkheid van de wetgeving van de partijen van toepassing. Vertrouwelijke gegevens waarvan de verspreiding uitdrukkelijk verboden is of de partijen schade zou kunnen toebrengen, mogen uitsluitend worden medegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van de bron waarvan de gegevens afkomstig zijn. Iedere mededingingsautoriteit doet al het mogelijke om gegevens die haar op grond van deze regels door de andere mededingingsautoriteit als vertrouwelijk zijn medegedeeld, geheim te houden, en gaat, voor zover dit mogelijk is, niet in op verzoeken van derden om mededeling van die gegevens, tenzij de mededingingsautoriteit die de gegevens heeft verstrekt, daartoe toestemming heeft verleend.

5. Coördinatie van de uitvoeringsmaatregelen

5.1 Iedere mededingingsautoriteit kan de andere mededingingsautoriteit mededelen dat zij de uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van een bepaalde zaak wenst te coördineren. Deze coördinatie belet de mededingingsautoriteiten niet zelfstandig besluiten te nemen.

5.2 Bij het bepalen van de mate van coördinatie houden de mededingingsautoriteiten rekening met:

a) de resultaten die de coördinatie zou kunnen opleveren;

b) de vraag of aanvullende gegevens moeten worden verkregen;

c) de kostenbesparing voor de betrokken mededingingsautoriteiten en economische subjecten, en

d) de termijnen die van toepassing zijn op grond van hun wetgeving.

6. Overleg wanneer de gewichtige belangen van een partij worden geschaad op het grondgebied van de andere partij

6.1 Wanneer een mededingingsautoriteit meent dat een of meer ondernemingen die zich op het grondgebied van een partij bevinden, zich schuldig maken of hebben gemaakt aan concurrentiebeperkende handelingen, ongeacht van welke oorsprong, die de belangen van de partij die zij vertegenwoordigt ernstig schaden, kan zij verzoeken om overleg met de mededingingsautoriteit van de andere partij; deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan eventuele maatregelen op grond van haar concurrentierecht en vormt voor de betrokken mededingingsautoriteit geen beperking van haar recht om in laatste instantie te beslissen. De aangezochte mededingingsautoriteit kan op grond van haar wetgeving passende corrigerende maatregelen nemen.

6.2 Voor zover mogelijk houdt iedere partij, overeenkomstig haar wetgeving, bij het nemen van uitvoeringsmaatregelen rekening met de gewichtige belangen van de andere partij. Wanneer een mededingingsautoriteit meent dat een uitvoeringsmaatregel die door de mededingingsautoriteit van de andere partij op grond van haar mededingingsrecht is genomen, de gewichtige belangen van de partij die zij vertegenwoordigt kan schaden, maakt zij haar standpunt over de maatregel kenbaar aan de andere mededingingsautoriteit en verzoekt zij om overleg. Zonder dat dit afdoet aan de voortzetting van haar maatregelen ter toepassing van haar mededingingsrecht en onverminderd haar volledige vrijheid om in laatste instantie te beslissen, onderzoekt de aangezochte autoriteit zorgvuldig en welwillend het standpunt van de verzoekende mededingingsautoriteit, met name voorstellen voor andere middelen om het beoogde doel van de uitvoeringsmaatregel te bereiken.

7. Technische samenwerking

7.1 De partijen zorgen in overeenstemming met de hun ter beschikking staande middelen voor technische samenwerking om van elkaars ervaring te kunnen leren en de toepassing van hun mededingingsrecht en hun mededingingsbeleid te versterken.

7.2 De samenwerking heeft betrekking op de volgende activiteiten:

a) opleidingsactiviteiten om ambtenaren in staat te stellen praktijkervaring op te doen

b) studiebijeenkomsten voor met name ambtenaren;

c) studies inzake het mededingingsrecht en het mededingingsbeleid, teneinde de ontwikkeling daarvan te bevorderen.

8. Wijziging en bijwerking van deze regels

Deze uitvoeringsbepalingen kunnen door het Associatiecomité worden gewijzigd.

BIJLAGE 6

BETREFFENDE INTELLECTUELE, INDUSTRIËLE EN COMMERCIËLE EIGENDOM

1. Voor het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst treden Algerije en de Europese Gemeenschappen en/of hun lidstaten toe, indien dit nog niet gebeurd is, tot de volgende multilaterale verdragen en zorgen zij voor adequate en doeltreffende toepassing van de daaruit voortvloeiende verplichtingen:

* Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome 1961) (Verdrag van Rome);

* Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd 1980) (Verdrag van Boedapest);

* Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Marrakesh 15 april 1994), met inachtneming van de overgangsperiode voor ontwikkelingslanden waarin in artikel 65 wordt voorzien;

* Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Madrid 1989) (Protocol bij de Schikking van Madrid);

* Verdrag inzake het merkenrecht (Genève 1994);

* WIPO-verdrag inzake auteursrecht (Genève 1996);

* WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (Genève 1996).

2. De partijen blijven de adequate en doeltreffende toepassing waarborgen van de verplichtingen die voortvloeien uit de hiernavolgende multilaterale overeenkomsten:

* Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève 1977) (Overeenkomst van Nice);

* Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Octrooiensamenwerkingsverdrag) (1970, geamendeerd 1979, gewijzigd 1984);

* Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm van 1967) (Unie van Parijs) (Overeenkomst van Parijs);

* Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) (Berner Conventie);

* Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm 1969, geamendeerd 1979) (Schikking van Madrid);

intussen bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die uit de voornoemde multilaterale verdragen voortvloeien. Het Associatiecomité kan besluiten dat punt 1 op andere multilaterale verdragen op dit gebied van toepassing is.

3. Voor het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst treden Algerije en de Europese Gemeenschappen en/of hun lidstaten toe, indien dit nog niet gebeurd is, tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (Akte van Genève 1991) (UPOV) en zorgen zij voor adequate en doeltreffende toepassing van de daaruit voortvloeiende verplichtingen.

Indien beide partijen daarmee instemmen, kan de toetreding tot dit verdrag worden vervangen voor de toepassing van een adequaat en doeltreffend eigen systeem voor de bescherming van kweekproducten.

PROTOCOL 1

betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten uit Algerije

Artikel 1

1. De in de bijlage bij dit protocol genoemde producten van oorsprong uit Algerije mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in die bijlage zijn vermeld.

2. De douanerechten bij invoer worden afgeschaft of verlaagd volgens de percentages die voor de betrokken producten in kolom a zijn vermeld.

Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een douanerecht ad valorem en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen a en c vermelde verlagingspercentages uitsluitend van toepassing op de douanerechten ad valorem.

3. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom b zijn vermeld.

Voor ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten volledig toegepast.

4. Voor bepaalde andere van douanerechten vrijgestelde producten zijn referentiehoeveelheden vastgesteld, vermeld in kolom d.

Indien de invoer van een bepaald product in een referentiejaar de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het volgende referentiejaar voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In een dergelijk geval wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig toegepast voor ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden.

Artikel 2

Voor het eerste toepassingsjaar wordt de omvang van de tariefcontingenten berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst reeds is verstreken.

Artikel 3

1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 wordt het preferentiële recht naar beneden afgerond op de eerste decimaal.

2. Wanneer de berekening van het preferentiële recht volgens lid 1 tot een van de onderstaande percentages leidt, wordt het betrokken preferentiële recht gelijkgesteld met vrijstelling van rechten:

a) voor rechten ad valorem: 1% of minder;

b) voor specifieke rechten: 1 euro of minder per bedrag.

Artikel 4

1. Wijn van verse druiven van oorsprong uit Algerije, die is aangeduid als wijn met gecontroleerde benaming van oorsprong, dient vergezeld te gaan van een certificaat van oorsprong volgens het model dat in bijlage 2 bij dit protocol is opgenomen, of van een document V I 1 of V I 2, ingevuld overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen.

2. Overeenkomstig de Algerijnse wetgeving dragen de in lid 1 bedoelde wijnen de volgende benamingen: Aïn Bessem-Bouira, Médéa, Coteaux du Zaccar, Dahra, Coteaux de Mascara, Monts du Tessalah, Coteaux de Tlemcen.

PROTOCOL 1:

BIJLAGE 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd. In het kader van deze bijlage zijn de GN-codes bepalend voor de preferentieregeling. Voor ex GN-codes zijn de GN-code en de omschrijving gezamenlijk bepalend.

(2) Op ingevoerde hoeveelheden die de omvang van het contingent overschrijden, is het meestbegunstigingsrecht van toepassing.

(3) Besluit 94/278/EG

(4) Wanneer voor de sector aardappelen communautaire regelgeving wordt toegepast, wordt deze periode verlengd tot 15 april en wordt op het douanerecht dat van toepassing is op hoeveelheden die het tariefcontingent overschrijden, een verlaging van 50% toegepast.

(5) Het verlagingspercentage geldt uitsluitend voor het gedeelte ad valorem van het douanerecht.

(6) Indeling onder deze post is afhankelijk van de voorwaarden van de desbetreffende communautaire voorschriften (zie de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 71) en latere wijzigingen).

(7) Deze concessie heeft uitsluitend betrekking op zaaigoed dat in overeenstemming is met het bepaalde in de richtlijnen inzake de verkoop van zaaigoed en planten.

(8) Het verlagingspercentage geldt voor het gedeelte ad valorem en voor het specifieke douanerecht.

PROTOCOL 1: BIJLAGE 2

Certificaat van oorsprongsbenaming

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Document V I 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aangerekende hoeveelheden (hoeveelheden die in het vrije verkeer zijn gebracht of waarvoor uittreksels zijn afgegeven)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Document V I 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aangerekende hoeveelheden (hoeveelheden die in het vrije verkeer zijn gebracht of waarvoor uittreksels zijn afgegeven)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL 2

betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van landbouwproducten uit de Gemeenschap

Enig artikel

Voor de in de bijlage vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn de douanerechten bij invoer in Algerije niet hoger dan de rechten vermeld in kolom (a) verlaagd volgens het percentage in kolom (b) en in het kader van de tariefcontingenten vermeld in kolom (c).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL 3

betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten uit Algerije

Enig artikel

De hieronder vermelde producten van oorsprong uit Algerije kunnen vrij van douanerechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.

GN-code 2002 // Omschrijving

Hoofdstuk 3 // Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

// - - producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3:

0511 91 10 // - - - visafvallen

0511 91 90 // - - - andere

// Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit:

// - vis, geheel of in stukken, doch niet fijngemaakt:

1604 11 00 // - - zalm

1604 12 // - - haring

// - - sardines, sardinella's en sprot:

1604 13 90 // - - - andere

1604 14 // - - tonijn, boniet en bonito (Sarda spp.)

1604 15 // - - makreel

1604 16 00 // - - ansjovis

1604 19 // - - andere

// - andere bereidingen en conserven van vis:

1604 20 05 // - - bereidingen van surimi

// - - andere:

1604 20 10 // - - - van zalm

1604 20 30 // - - - van andere zalmvissen

1604 20 40 // - - - van ansjovis

ex 1604 20 50 // - - - van bonito (Sarda spp.), van makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus en van vis van de soort Orcynopsis unicolor

1604 20 70 // - - - van tonijn, van boniet en van andere vis van het geslacht Euthynnus

1604 20 90 // - - - van andere vissoorten

1604 30 // - kaviaar en kaviaarsurrogaten:

1605 // Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren:

// Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid:

// - gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid):

1902 20 10 // - - bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren

// Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen:

2301 20 00 // - meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

PROTOCOL 4

betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van visserijproducten uit de Gemeenschap

Enig artikel

De hieronder vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap kunnen in Algerije worden ingevoerd op de aangegeven voorwaarden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL 5

inzake de handel in bewerkte landbouwproducten tussen Algerije en de Europese Gemeenschap

Artikel 1

Bij de invoer in de Gemeenschap van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit Algerije worden de in bijlage 1 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

Artikel 2

Bij de invoer in Algerije van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden de in bijlage 2 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

Artikel 3

De in de bijlagen 1 en 2 vermelde rechtenverlagingen worden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst toegepast op het basisrecht zoals dat is vastgesteld in artikel 18 van de overeenkomst.

Artikel 4

De overeenkomstig de leden 1 en 2 toegepaste douanerechten kunnen worden verlaagd wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije de heffingen op basislandbouwproducten verlaagd worden of wanneer deze verlagingen het gevolg zijn van wederzijdse concessies op het gebied van bewerkte landbouwproducten.

De in lid 1 bedoelde verlaging, de lijst van betrokken producten en in voorkomend geval de tariefcontingenten waarvoor de verlagingen gelden, worden door de Associatieraad vastgesteld.

Artikel 5

De Europese Gemeenschap en Algerije stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten.

Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en flexibel mogelijk te zijn.

Protocol 5 -- bijlage 1: Schema van de EU

Preferentiële rechten die de EU toepast op Algerijnse producten

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd. In het kader van dit protocol zijn de GN-codes, zoals die bestaan op het tijdstip van goedkeuring van deze overeenkomst, bepalend voor de preferentieregeling.

Lijst 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Protocol 5 -- bijlage 2: Schema van Algerije

Preferentiële rechten die Algerije toepast op producten uit de EU

Lijst 1: onmiddellijke concessies

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst 2: uitgestelde concessies (artikel 15 van de overeenkomst)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL 6

betreffende de definitie van het begrip ,producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking

INHOUD

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

TITEL II OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP ,PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2 Algemene voorwaarden

Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong

Artikel 4 Cumulatie met materialen van oorsprong uit Marokko of Tunesië

Artikel 5 Cumulatie van be- of verwerkingen

Artikel 6 Geheel en al verkregen producten

Artikel 7 Toereikende bewerking of verwerking

Artikel 8 Ontoereikende bewerking of verwerking

Artikel 9 Determinerende eenheid

Artikel 10 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Artikel 11 Stellen en assortimenten

Artikel 12 Neutrale elementen

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 13 Territorialiteitsbeginsel

Artikel 14 Rechtstreeks vervoer

Artikel 15 Tentoonstellingen

TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 16 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 17 Algemene voorwaarden

Artikel 18 Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 19 Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 20 Afgifte van duplicaten van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 21 Afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van eerder opgestelde of afgegeven bewijzen van oorsprong

Artikel 22 Voorwaarden voor het opstellen van factuurverklaringen

Artikel 23 Toegelaten exporteurs

Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong

Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong

Artikel 26 Invoer in deelzendingen

Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong

Artikel 28 Leveranciersverklaring en inlichtingenblad

Artikel 29 Bewijsstukken

Artikel 30 Bewaring van bewijs van oorsprong en bewijsstukken

Artikel 31 Verschillen en vormfouten

Artikel 32 In euro uitgedrukte bedragen

TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 33 Wederzijdse bijstand

Artikel 34 Controle van bewijzen van oorsprong

Artikel 35 Beslechting van geschillen

Artikel 36 Sancties

Artikel 37 Vrije zones

TITEL VII CEUTA EN MELILLA

Artikel 38 Toepassing van het protocol

Artikel 39 Bijzondere voorwaarden

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Wijziging van het protocol

Artikel 41 Comité Douanesamenwerking

Artikel 42 Tenuitvoerlegging van het protocol

Artikel 43 Regelingen met Marokko en Tunesië

Artikel 44 Goederen in doorvoer of in opslag

BIJLAGEN

Bijlage I Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II

Bijlage II Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen

Bijlage III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage IV Factuurverklaring

Bijlage V Leveranciersverklaring

Bijlage VI Inlichtingenblad

Bijlage VII Gemeenschappelijke verklaringen

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a) ,vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b) ,materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

c) ,product": het verkregen product, ook indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

d) ,goederen": zowel materialen als producten;

e) ,douanewaarde": de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

f) ,prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Algerije in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

g) ,waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Algerije is betaald;

h) ,waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

i) ,toegevoegde waarde": de prijs af fabriek van de producten, verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit andere landen dan die waarin die producten zijn verkregen;

j) ,hoofdstukken" en ,posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol ,geharmoniseerd systeem" of ,GS" genoemd;

k) ,ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

l) ,zending": producten die gelijktijdig door een exporteur naar dezelfde geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;

m) ,gebieden": ook de territoriale wateren.

TITEL II

OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP ,PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2

Algemene voorwaarden

1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:

a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 6;

b) in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7.

2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Algerije:

a) geheel en al in Algerije verkregen producten in de zin van artikel 6;

b) in Algerije verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Algerije een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 7.

Artikel 3

Bilaterale cumulatie van de oorsprong

1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Algerije, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

2. Materialen van oorsprong uit Algerije worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 4

Cumulatie met materialen van oorsprong uit Marokko of Tunesië

1. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), en onder voorbehoud van de leden 3 en 4 worden materialen van oorsprong uit Marokko en Tunesië in de zin van protocol 4 bij de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en is het niet noodzakelijk dat deze in de Gemeenschap een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.

2. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), en onder voorbehoud van de leden 3 en 4 worden materialen van oorsprong uit Marokko en Tunesië in de zin van protocol 4 bij de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit Algerije en is het niet noodzakelijk dat deze in Algerije een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.

3. De bepalingen van de leden 1 en 2 betreffende materialen van oorsprong uit Tunesië zijn uitsluitend van toepassing indien in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Tunesië en tussen Algerije en Tunesië dezelfde oorsprongsregels gelden.

4. De bepalingen van de leden 1 en 2 betreffende materialen van oorsprong uit Marokko zijn uitsluitend van toepassing indien in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko en tussen Algerije en Marokko dezelfde oorsprongsregels gelden.

Artikel 5

Cumulatie van be- of verwerkingen

1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), worden in Algerije uitgevoerde be- en verwerkingen en, indien aan de voorwaarden van artikel 4, lid 3 of lid 4, is voldaan, in Marokko of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in de Gemeenschap te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in de Gemeenschap worden be- of verwerkt.

2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder b), worden in de Gemeenschap uitgevoerde be- en verwerkingen en, indien aan de voorwaarden van artikel 4, lid 3 of lid 4, is voldaan, in Marokko of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in Algerije te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in Algerije worden be- of verwerkt.

3. Wanneer bij toepassing van de leden 1 en 2 producten van oorsprong in twee of meer van de in deze leden bedoelde landen of in de Gemeenschap zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit de staat of de Gemeenschap waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voorzover deze meer inhoudt dan de in artikel 8 genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 6

Geheel en al verkregen producten

1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Algerije verkregen worden beschouwd:

a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Algerije door hun schepen uit de zee gewonnen producten;

g) producten die uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

2. De termen ,hun schepen" en ,hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Algerije zijn ingeschreven of geregistreerd;

b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije voeren;

c) die voor ten minste 50 percent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Algerije of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten toebehoort;

d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije; et

e) waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Algerije.

Artikel 7

Toereikende bewerking of verwerking

1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

Deze voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

a) wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het product;

b) wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

Dit lid is niet van toepassing op producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing behoudens het bepaalde in artikel 8.

Artikel 8

Ontoereikende bewerking of verwerking

1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 7 is voldaan:

a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);

b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen en assortimenten van artikelen), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;

ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes en dergelijke, en alle andere handelingen in verband met de opmaak;

d) het aanbrengen van merken, etiketten en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Algerije te worden beschouwd;

f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;

g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;

h) het slachten van dieren.

2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- en verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Algerije heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 9

Determinerende eenheid

1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt:

a) wanneer een product dat uit een groep of verzameling van artikelen bestaat onder één post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, is het geheel de determinerende eenheid;

b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.

2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 10

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 11

Stellen en assortimenten

Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 12

Neutrale elementen

Om de oorsprong van een product te bepalen behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:

a) energie en brandstof;

b) fabrieksuitrusting;

c) machines en werktuigen;

d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 13

Territorialiteitsbeginsel

1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van het karakter van product van oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Algerije zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 4 en 5.

2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 4 en 5 worden producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije die naar een ander land worden uitgevoerd en teruggezonden, niet als van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en

b) de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

Artikel 14

Rechtstreeks vervoer

1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Algerije of over het grondgebied van een in de artikelen 4 en 5 genoemd ander land zijn vervoerd. Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Algerije worden vervoerd.

2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

a) hetzij een enkel vervoersdocument onder dekking waarvan het vervoer vanuit het land of gebied van uitvoer of via het land van doorvoer heeft plaatsgevonden;

b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat dat de volgende gegevens bevat:

i) een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

ii) de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen; en

iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven; of

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 15

Tentoonstellingen

1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 4 en 5 genoemd landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Algerije worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Algerije naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

b) deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Algerije;

c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en

d) dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV

TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 16

Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 4 en 5 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Algerije niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Algerije van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 9, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 10 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 11, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing gedurende de zes jaar die volgen op de inwerkingtreding van de overeenkomst.

7. Na de inwerkingtreding van de bepalingen van dit artikel mag Algerije, in afwijking van lid 1, regelingen toepassen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking op materialen die bij de vervaardiging van producten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud:

a) een douanerecht van 5%, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;

b) een douanerecht van 10%, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

Voor het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst wordt de toepassing van de bepalingen van dit artikel geëvalueerd.

TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 17

Algemene voorwaarden

1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Algerije worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Algerije die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:

a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of

b) in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna ,factuurverklaring" genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.

2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 18

Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De goederen moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.

3. Exporteurs die om afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat wordt afgegeven, te allen tijde alle vereiste documenten over kunnen leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van Algerije, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de andere in artikel 4 of artikel 5 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Zij kunnen daarvoor bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 19

Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

1. In afwijking van artikel 18, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of

b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2. Bij toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de goederen waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de reden van zijn aanvraag.

3. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

4. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

ES ,EXPEDIDO A POSTERIORI"

DA ,UDSTEDT EFTERFØLGENDE"

DE ,NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT"

EL ,ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ"

EN ,ISSUED RETROSPECTIVELY"

FR ,DÉLIVRÉ A POSTERIORI"

IT ,RILASCIATO A POSTERIORI"

NL ,AFGEGEVEN A POSTERIORI"

PT ,EMITIDO A POSTERIORI"

FI ,ANNETTU JÄLKIKÄTEEN"

SV ,UTFÄRDAT I EFTERHAND"

DZ ,

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

"

5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak ,Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 20

Afgifte van duplicaten van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

ES ,DUPLICADO"

DA ,DUPLIKAT"

DE ,DUPLIKAT"

EL ,ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ"

EN ,DUPLICATE"

FR ,DUPLICATA"

IT ,DUPLICATO"

NL ,DUPLICAAT"

PT ,SEGUNDA VIA"

FI ,KAKSOISKAPPALE"

SV ,DUPLIKAT"

DZ ,

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

"

3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak ,Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.

Artikel 21

Afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van eerder opgestelde of afgegeven bewijzen van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Algerije onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Algerije. Deze vervangingscertificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen.

Artikel 22

Voorwaarden voor het opstellen van factuurverklaringen

1. Factuurverklaringen als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder b), kunnen worden opgesteld door:

a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23;

b) alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 euro bedraagt.

2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de in de artikelen 4 en 5 genoemde landen, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Toegelaten exporteurs als bedoeld in artikel 23 behoeven deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits zij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doen toekomen waarin zij de volle verantwoordelijkheid op zich nemen voor alle op hun naam opgestelde factuurverklaringen, alsof zij deze eigenhandig hadden ondertekend.

6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 23

Toegelaten exporteurs

1. Aan exporteurs die veelvuldig goederen verzenden waarop de overeenkomst van toepassing is en die naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige garanties bieden in verband met de controle op de oorsprong van de goederen en de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol, kan door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer vergunning worden verleend factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken goederen; deze exporteurs worden ,toegelaten exporteurs" genoemd.

2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.

4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24

Geldigheid van bewijzen van oorsprong

1. Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 25

Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van oorsprong wordt vertaald. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26

Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten als bedoeld in algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27

Vrijstelling van bewijs van oorsprong

1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

3. Bovendien mag de totale waarde van de betrokken goederen niet meer bedragen dan 500 euro voor kleine zendingen en 1 200 euro voor de inhoud van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 28

Leveranciersverklaring en inlichtingenblad

1. Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een factuurverklaring wordt opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen zijn gebruikt die in een of meer van de landen bedoeld in artikel 5 een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het karakter van product van oorsprong te hebben verkregen, dient rekening te worden gehouden met de leveranciersverklaring betreffende deze goederen, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel. De leveranciersverklaring, waarvan een model in bijlage V is opgenomen, wordt door de exporteur in het land van herkomst opgesteld op de handelsfactuur voor de goederen of op een bijlage bij die factuur.

2. Het betrokken douanekantoor kan de exporteur evenwel verzoeken om overlegging van het inlichtingenblad dat overeenkomstig lid 3 is afgegeven en waarvan het model in bijlage VII is opgenomen, hetzij om de echtheid en de juistheid van de gegevens in de in lid 1 bedoelde verklaring te controleren, hetzij om aanvullende gegevens te verkrijgen.

3. Het inlichtingenblad betreffende de be- of verwerkte producten wordt op verzoek van de exporteur van die producten door het bevoegde douanekantoor van de staat van uitvoer van deze producten afgegeven, hetzij in de in lid 2 bedoelde gevallen, hetzij op initiatief van de exporteur. Het inlichtingenblad wordt in twee exemplaren opgemaakt. Een exemplaar wordt aan de aanvrager gegeven, die het aan de exporteur van het eindproduct doet toekomen, of aan het douanekantoor waarbij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 voor deze producten is aangevraagd. Het tweede exemplaar wordt door het douanekantoor van afgifte gedurende ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 29

Bewijsstukken

De in artikel 18, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 4 en 5 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de goederen te verkrijgen;

b) in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

c) in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Algerije blijkt;

d) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Algerije zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 4 en 5 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;

e) leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen waaruit blijkt welke be- of verwerkingen de bij de vervaardiging van de betrokken goederen gebruikte materialen hebben ondergaan, die in de landen bedoeld in artikel 4 overeenkomstig het bepaalde in dit protocol zijn opgesteld.

Artikel 30

Bewaring van bewijs van oorsprong en bewijsstukken

1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 18, lid 3 bedoelde bewijsstukken ten minste drie jaar te bewaren.

2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.

3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 18, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.

4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 31

Verschillen en vormfouten

1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens.

Artikel 32

In euro uitgedrukte bedragen

1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Algerije of van de andere landen bedoeld in de artikelen 4 en 5 jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

3. De te gebruiken tegenwaarde van de euro in een nationale valuta is de tegenwaarde van de euro in die valuta op de eerste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.

4. Een land mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, de omrekening van dit bedrag vóór afronding leidt tot een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

5. De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Algerije worden herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 33

Wederzijdse bijstand

1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Algerije doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Algerije elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.

Artikel 34

Controle van bewijzen van oorsprong

1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Zij kunnen daarvoor bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten.

4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In die mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de in artikel 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

7. De controle achteraf van de in artikel 28 bedoelde inlichtingenbladen wordt uitgevoerd in de in lid 1 bedoelde gevallen en volgens methoden die overeenkomen met in de leden 2 tot en met 6 genoemde methoden.

Artikel 35

Beslechting van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 34 bedoelde controles die de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die met deze controle zijn belast niet onderling kunnen regelen, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Comité Douanesamenwerking voorgelegd.

Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de staat van invoer is in alle gevallen de wetgeving van de staat van invoer van toepassing.

Artikel 36

Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 37

Vrije zones

1. De Gemeenschap en Algerije nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Algerije die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 38

Toepassing van het protocol

1. De in artikel 2 gebruikte term ,Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

2. Producten van oorsprong uit Algerije die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Algerije past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 9.

Artikel 39

Bijzondere voorwaarden

1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, worden beschouwd als:

(1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 7; of

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Algerije of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 8, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

(2) producten van oorsprong uit Algerije:

a) geheel en al in Algerije verkregen producten;

b) in Algerije verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 7; of

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 8, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen.

2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt ,Algerije" en ,Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.

4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

Wijziging van het protocol

De Associatieraad kan besluiten de toepassing van de bepalingen van dit protocol te wijzigen op verzoek van een van beide partijen of van het Comité Douanesamenwerking.

Artikel 41

Comité Douanesamenwerking

1. Er wordt een Comité Douanesamenwerking ingesteld, dat belast is met de tenuitvoerlegging van de administratieve samenwerking met het oog op de correcte en uniforme toepassing van dit protocol en dat met elke andere taak op douanegebied kan worden belast.

2. Het Comité bestaat uit enerzijds douanedeskundigen van de lidstaten en met douanezaken belaste ambtenaren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds douanedeskundigen van Algerije.

Artikel 42

Tenuitvoerlegging van het protocol

De Gemeenschap en Algerije nemen ieder voor zich de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit protocol.

Artikel 43

Regelingen met Marokko en Tunesië

De partijen bij deze overeenkomst nemen de nodige maatregelen om met Marokko en Tunesië regelingen met het oog op de toepassing van dit protocol te treffen. Zij stellen elkaar van deze maatregelen in kennis.

Artikel 44

Goederen in doorvoer of in opslag

De overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst onderweg zijn, of in de Gemeenschap of in Algerije of tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.

BIJLAGE I

Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II

Aantekening 1

In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 7 van het protocol.

Aantekening 2

2.1 De eerste twee kolommen in de lijst beschrijven het verkregen product. Kolom 1 geeft het in het geharmoniseerde systeem gebruikte postnummer of het hoofdstuknummer en kolom 2 geeft de in dat systeem voor die post of dat hoofdstuk gebruikte omschrijving van de goederen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door ,ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van de post dat in kolom 2 is omschreven.

2.2 Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

2.3 Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder streepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.

2.4 Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3

3.1 Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 7 van het protocol van toepassing, ongeacht of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Algerije.

Voorbeeld:

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40% van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ,ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap van niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

3.2 De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is. Een verdergaande be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong, maar een minder vergaande be- of verwerking kan geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium dus ook worden gebruikt, maar niet hetzelfde materiaal in een later productiestadium.

3.3 Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat wanneer volgens de regel ,materialen van een willekeurige post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voorzover de regel verder geen beperkingen inhoudt. ,Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post ..." betekent echter dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2.

3.4 Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Voorbeeld:

Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

3.5 Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit echter niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen (zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielstoffen).

Voorbeeld:

De regel voor post 1904 sluit het gebruik van granen en graanderivaten uitdrukkelijk uit. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd, mogen echter wel worden gebruikt.

Deze regel geldt echter niet voor producten die niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, maar wel uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Voorbeeld:

Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, het gebruik van uitsluitend garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies -- ook al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval moet het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

3.6 Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1 De term ,natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term ,natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2 De term ,natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol en fijn en grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3 De termen ,textielmassa", ,chemische stoffen" en ,materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4 De term ,synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabels van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5

5.1 Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10% van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2 De in aantekening 5.1 genoemde tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardenhaar (crin),

- katoen,

- papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

- kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- synthetische stapelvezels van polypropyleen,

- synthetische stapelvezels van polyester,

- synthetische stapelvezels van polyamide,

- synthetische stapelvezels van polyacrylonitriel,

- synthetische stapelvezels van polyimide,

- synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,

- synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfide,

- synthetische stapelvezels van polyvinylchloride,

- andere synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels van viscose,

- andere kunstmatige stapelvezels,

- garens van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,

- garens van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,

- producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,

- andere producten van post 5605.

Voorbeeld:

Garens van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, zijn gemengde garens. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Voorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Voorbeeld:

Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, zijn slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld:

Indien de getufte textielstof is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

Voorbeeld:

Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een later stadium van de vervaardiging dan de regel bepaalt, is toegestaan, mits het totaalgewicht ervan niet meer bedraagt dan 10% van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Dus kunnen in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd zijn, mits aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.

5.3 Voor producten die garens bevatten ,van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen 20%.

5.4 Voor weefsels met ,strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof", bedraagt de tolerantie voor de strippen 30%.

Aantekening 6

6.1 Wordt voor een textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt als zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8% van de prijs af fabriek van het product.

6.2 Onverminderd het bepaalde in aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt, ongeacht of zij textiel bevatten.

Voorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3 Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7

7.1 Onder ,aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing,

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren.

7.2 Onder ,aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing,

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

ij) isomeriseren,

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85% wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T),

l) uitsluitend voor producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld ,hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30% van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading,

p) olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie, uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten.

7.3 Voor de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

BIJLAGE II

LIJST VAN OORSPRONGVERLENENDE BE- EN VERWERKINGEN

Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de overeenkomst. De lijst dient daarom tezamen met de andere onderdelen van de overeenkomst te worden gelezen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

.

BIJLAGE III

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 EN AANVRAAG VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

Aanwijzingen voor het drukken

1. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m . Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

2. De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap en van Algerije kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Elk formulier dient te zijn voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze geïdentificeerd kan worden. De certificaten worden voorts van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien, aan de hand waarvan zij onderling kunnen worden onderscheiden.

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

13. VERZOEK OM CONTROLE, toe te zenden aan: // 14. UITSLAG VAN DE CONTROLE

// Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat(1):

| | door het aangegeven douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn

| | niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie opmerkingen)

Verzocht wordt de echtheid en juistheid van dit certificaat te controleren.

Plaats datum

Stempel

(handtekening) // Plaats datum

Stempel

(handtekening)

(1) Aankruisen wat van toepassing is.

AANTEKENINGEN

1. In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste vermelding en, in voorkomend geval, door toevoeging van de juiste vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die het certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.

2. Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen ruimte worden gelaten, en de artikelen dienen doorlopend genummerd te worden. Onmiddellijk onder het laatste artikel dient een horizontale lijn getrokken te worden. Onbeschreven gedeelten dienen te worden doorgehaald, zodat latere toevoegingen onmogelijk worden.

3. De goederen worden met hun gebruikelijke handelsbenaming aangeduid en voldoende nauwkeurig omschreven om ze te kunnen identificeren.

AANVRAAG VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Geef voor niet-verpakte goederen het aantal voorwerpen aan of vermeld ,bulk".

VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen,

VERKLAART dat de goederen voldoen aan voorwaarden voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat;

LICHT TOE de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen:

LEGT OVER de volgende bewijsstukken [2]:

[2] Bijvoorbeeld invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, verklaringen van de fabrikant en dergelijke betreffende de be- of verwerkte producten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde producten.

VERBINDT ZICH ERTOE op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding controleren en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van bovenbedoelde goederen heeft plaatsgevonden;

VERZOEKT voor deze goederen om de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.

Plaats datum

(handtekening)

BIJLAGE IV

Factuurverklaring

Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet in de verklaring te worden overgenomen.

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. (1), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële oorsprong zijn (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera n° (1) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial (2)

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. (1) erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. (1), der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte Ursprungswaren sind (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Griekse versie

Ï åîáãùãÝáò ôùí ðñïúüíôùí ðïõ êáëýðôïíôáé áðü ôï ðáñüí Ýããñáöï (Üäåéá ôåëùíåßïõ õð´áñéè. (1)äçëþíåé üôé, åêôüò åÜí äçëþíåôáé óáöþò Üëëùò, ôá ðñïúüíôá áõôÜ åßíáé ðñïôéìçóéáêÞò êáôáãùãÞò (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorization No.(1) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of preferential origin (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Franse versie

L'exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière n° (1) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Italiaanse versie

L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. (1) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale (2)

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Portugese versie

O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira n° (1) declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial (2)

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o (1) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja alkuperätuotteita (2)

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. (1) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande ursprung (2)

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 38 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters ,CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

Arabische versie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE V

MODEL VAN DE VERKLARING

Ondergetekende verklaart dat de op deze factuur vermelde goederen verkregen zijn

en (aangeven wat van toepassing is)

a) beantwoorden aan de definitie van geheel en al verkregen producten (1)

of

b) vervaardigd zijn uit de volgende producten (2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

en de volgende bewerkingen hebben ondergaan:

(geef bewerking aan)

in

Plaats , datum

(handtekening)

(1) Zie artikel 22, lid 5 van het protocol. Indien de exporteur niet behoeft te tekenen, behoeft ook diens naam niet te worden vermeld.

(2) Indien nodig invullen.

BIJLAGE VI

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CONTROLEVERZOEK

Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verzoekt de echtheid en de juistheid van dit inlichtingenblad te controleren.

Plaats ................................. datum .....................

............................. (handtekening van de ambtenaar)

// UITSLAG VAN DE CONTROLE

Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verklaart op grond van de door hem ingestelde controle dat dit inlichtingenblad:

a) door het aangegeven douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn*

b) niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie opmerkingen)*.

Plaats ....................................... datum ..................

..............................

(handtekening van de ambtenaar)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

VERWIJZINGEN VAN DE VOORZIJDE

1 Naam of firmanaam en volledig adres.

2 Vermelding facultatief.

3 Kilogram, hectoliter kubieke meter of andere maten.

4 De verpakking met de daarin verpakte goederen wordt als een geheel beschouwd. Deze bepaling geldt echter niet voor andere dan de gebruikelijke verpakkingsmiddelen die niet alleen als verpakking kunnen worden gebruikt, maar die op zich een blijvende gebruikswaarde hebben.

5 Indien nodig invullen. In dit verband geldt het volgende:

- indien de goederen van oorsprong zijn uit een land waarop de overeenkomst van toepassing is, geef dan het land aan;

- indien de goederen van oorsprong zijn uit een ander land, vermeld dan ,derde land".

6 De waarde moet worden vermeld overeenkomstig de bepalingen betreffende de regels van oorsprong.

BIJLAGE VII

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra

1. Producten van oorsprong uit Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Algerije aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol 6 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

1. Producten van oorsprong uit San Marino worden door Algerije aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol 6 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

Gemeenschappelijke verklaring inzake cumulatie van de oorsprong

De Gemeenschap en Algerije erkennen het belang van cumulatie van de oorsprong en bevestigen dat zij voornemens zijn een stelsel in te voeren voor diagonale cumulatie van de oorsprong tussen partners die ermee instemmen gelijke oorsprongsregels toe te passen. Deze diagonale cumulatie wordt ingevoerd ofwel voor alle mediterrane partners die aan het proces van Barcelona deelnemen, ofwel voor deze partners en de deelnemers aan het pan-Europese cumulatiestelsel. Dit is afhankelijk van de resultaten van de werkzaamheden van de werkgroep Euro-Med betreffende de oorsprongsregels.

De Gemeenschap en Algerije zullen hiertoe zo spoedig mogelijk overleg openen om de procedures voor de toetreding van Algerije tot het gekozen stelsel van diagonale cumulatie vast te stellen. Protocol 6 zal dienovereenkomstig worden gewijzigd.

PROTOCOL 7

Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a) ,douanewetgeving": de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

b) ,verzoekende autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;

c) ,aangezochte autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;

d) ,persoonsgegevens": alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;

e) ,met de douanewetgeving strijdige handeling": elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. De partijen verlenen elkaar op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden bijstand, op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, met het oog op correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van handelingen in strijd met deze wetgeving.

2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor alle administratieve autoriteiten van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor gegevens die zijn verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van gerechtelijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

3. Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes.

Artikel 3

Bijstand op verzoek

1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.

2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

a) of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd op correcte wijze op het grondgebied van een andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;

b) of goederen die op het grondgebied van een der partijen zijn ingevoerd op correcte wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op toezicht op:

a) natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of zouden kunnen zijn opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;

c) goederen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 4

Bijstand op eigen initiatief

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wet- en regelgeving, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

- activiteiten die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die voor een andere partij van belang zouden kunnen zijn;

- nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving;

- goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;

- natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

- middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5

Toezending van documenten en kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor:

- verstrekking van documenten of

- kennisgeving van besluiten

die van de verzoekende autoriteit uitgaan en onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hiernavolgende gegevens:

a) de naam van de verzoekende autoriteit;

b) de gevraagde maatregel;

c) het voorwerp en de reden van het verzoek;

d) de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;

e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.

4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7

Behandeling van verzoeken

1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek op grond van dit protocol doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.

2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.

3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een der partijen kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn, en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.

4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met de toestemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit schriftelijk mede en legt alle relevante documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten of andere stukken over.

2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.

3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9

Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

1. Bijstand kan worden geweigerd of er kunnen voorwaarden of eisen aan worden verbonden, wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van deze overeenkomst:

a) de soevereiniteit van Algerije of van een lidstaat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen schenden; of

b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of

c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10

Uitwisseling van informatie en geheimhouding

1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of mag niet dan met beperking en worden verspreid, overeenkomstig de regelgeving van elk van de partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze gegevens op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die de gegevens verstrekt deze in het betrokken geval beschermt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.

3. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een partij dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

4. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden. De partijen kunnen dan bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van informatie die op grond van dit protocol is verkregen en documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

Artikel 11

Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om binnen de grenzen van de hem verleende machtiging als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12

Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13

Tenuitvoerlegging

1. Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Algerije en anderzijds de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten belast. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

2. De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.

Artikel 14

Andere overeenkomsten

1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende:

- zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;

- zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten;

- zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die in het kader van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.

3. In geval van problemen in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen overleg om de gerezen moeilijkheden op te lossen in het bij artikel 41 van Protocol 6 bij de associatieovereenkomst ingestelde Comité Douanesamenwerking.

SLOTAKTE

De gevolmachtigden van:

HET KONINKRIJK BELGIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie,

hierna ,lidstaten" genoemd, en van

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna ,de Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van de DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE,

anderzijds,

bijeengekomen te ... op ..., voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, hierna ,de overeenkomst" genoemd,

hebben bij de ondertekening de volgende teksten aangenomen:

de overeenkomst,

de hierna genoemde bijlagen 1 tot en met 6:

Bijlage 1 Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, bedoeld in de artikelen 7 en 14

Bijlage 2 Producten bedoeld in artikel 9, lid 1

Bijlage 3 Producten bedoeld in artikel 9, lid 2

Bijlage 4 Producten waarvoor een voorlopig aanvullend recht geldt, bedoeld in artikel 17, lid 4

Bijlage 5 Uitvoeringsbepalingen voor artikel 41

Bijlage 6 Intellectuele, industriële en commerciële eigendom: overeenkomsten bedoeld in artikel 44

en de hierna genoemde protocollen 1 tot en met 7:

Protocol 1 Landbouwproducten van oorsprong uit Algerije (artikel 14, lid 1)

Protocol 2 Landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (artikel 14, lid 2)

Protocol 3 Visserijproducten van oorsprong uit Algerije (artikel 14, lid 3)

Protocol 4 Visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (artikel 14, lid 4)

Protocol 5 Bewerkte landbouwproducten (artikel 14, lid 5)

Protocol 6 Oorsprongsregels (artikel 28)

Protocol 7 Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (artikel 63)

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Algerije hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende het begrip ,onderdanen" in verband met de toepassing van het Gemeenschapsrecht (artikel 84)

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 (racisme en vreemdelingenhaat)

VERKLARING VAN ALGERIJE

Verklaring van Algerije betreffende artikel 9

Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije

Verklaring van Algerije betreffende artikel 41

Verklaring van Algerije betreffende artikel 84 (overname)

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst

De partijen komen overeen dat in het kader van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, rechten met betrekking tot gegevensbanken, fabrieks- en handelsmerken, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, industriële tekeningen en modellen, octrooien, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming van niet-openbaargemaakte informatie en bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967), alsmede de bescherming van vertrouwelijke gegevens inzake knowhow.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen

De partijen onderzoeken de opportuniteit van de totstandkoming van overeenkomsten inzake het uitzenden van Algerijnse werknemers om een tijdelijke arbeidsplaats te vervullen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 84 van de overeenkomst

De partijen verklaren dat het begrip ,onderdanen van derde landen die rechtstreeks van het grondgebied van een der partijen afkomstig zijn" nader zal worden uitgewerkt in het kader van de overeenkomsten bedoeld in artikel 84, lid 2.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst

1. Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat ,bijzonder dringende gevallen", als bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

- verbreking van de overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht;

- schending van de essentiële elementen van de overeenkomst bedoeld in artikel 2.

2. De partijen komen overeen dat de maatregelen bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst maatregelen zijn die in overeenstemming zijn met het internationale recht. Indien een partij een maatregel neemt in een bijzonder dringend geval als bedoeld in artikel 104, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst

In deze overeenkomst is rekening gehouden met de voordelen die voor Algerije voortvloeien uit de regelingen die Frankrijk toekent op grond van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende goederen van oorsprong en van herkomst uit bepaalde landen, waarop bij invoer in de lidstaten een bijzondere regeling van toepassing is. Deze bijzondere regeling dient derhalve bij de inwerkingtreding van de overeenkomst als ingetrokken te worden beschouwd.

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije

De Gemeenschap wijst erop dat Turkije, overeenkomstig de douane-unie die tussen de Gemeenschap en Turkije is ingesteld, verplicht is zich ten aanzien van landen die geen lid zijn van de Gemeenschap aan te passen aan het gemeenschappelijk douanetarief, en geleidelijk ook aan het stelsel van douanepreferenties van de Gemeenschap, door de noodzakelijke maatregelen te nemen en met de betrokken landen overeenkomsten te sluiten op basis van wederzijds voordeel. De Gemeenschap verzoekt Algerije daarom zo snel mogelijk onderhandelingen met Turkije te openen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO

De Europese Gemeenschap en haar lidstaten uiten hun steun voor de snelle toetreding van Algerije tot de WTO en komen overeen daartoe alle nodige bijstand te verlenen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41 van de overeenkomst

De Gemeenschap verklaart dat zij in het kader van de interpretatie van artikel 41, lid 1, alle met dat artikel strijdige praktijken zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de afgeleide wetgeving.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 84, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst

Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van artikel 84, lid 1, eerste streepje, uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 van de overeenkomst (racisme en vreemdelingenhaat)

De bepalingen van artikel 88 zijn van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen en voorwaarden betreffende de toelating tot het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en het verblijf op dat grondgebied van onderdanen van derde landen en stateloze personen, of aan de behandeling die verbonden is aan de juridische status van de betrokken onderdanen van derde landen en stateloze personen.

VERKLARINGEN VAN ALGERIJE

Verklaring van Algerije betreffende artikel 9 van de overeenkomst

Algerije is van oordeel dat toename van de Europese rechtstreekse investeringen in Algerije een van de wezenlijke doelstellingen van de associatieovereenkomst is. Algerije verzoekt de Gemeenschap en haar lidstaten steun te verlenen aan de concrete verwezenlijking van deze doelstelling, met name in het kader van de liberalisering van het handelsverkeer en de afschaffing van de douanerechten. De Associatieraad onderzoekt dit vraagstuk indien daaraan behoefte is.

Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije

Algerije neemt nota van de Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije. Algerije merkt op dat deze verklaring voortvloeit uit het bestaan van een douane-unie tussen die twee partijen en zal dit vraagstuk te zijner tijd in overweging nemen.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 41 van de overeenkomst

Bij de toepassing van zijn concurrentiewetgeving zal Algerije zich inspireren op de richtsnoeren van het concurrentiebeleid zoals die door de Europese Unie zijn ontwikkeld.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 91 van de overeenkomst

Algerije is van oordeel dat opheffing van het bankgeheim een wezenlijk onderdeel is van de bestrijding van corruptie.