52002PC0313

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren en daarmee samenhangende maatregelen (door de Commissie ingediend krachtens artikel 250, lid 2, van het Verdrag) /* COM/2002/0313 def. - COD 2000/0326 */

Publicatieblad Nr. 227 E van 24/09/2002 blz. 0487 - 0496


Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren en daarmee samenhangende maatregelen (door de Commissie ingediend krachtens artikel 250, lid 2, van het Verdrag)

TOELICHTING

In zijn plenaire vergadering van 14 juni 2001 heeft het Europees Parlement onder voorbehoud van een aantal amendementen zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren (COPE-fonds) en daarmee samenhangende maatregelen [1]. Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben een gunstig advies over het voorstel uitgebracht. [2]

[1] COM(2000) 802def. - 2000/0326 (COD) van 6 december 2000.

[2] PB C , , blz. en PB C , , blz. .

Het Europees Parlement steunt het initiatief van de Commissie om een fonds in te stellen ter verbetering van de regeling voor vergoeding van schade door olieverontreiniging in de wateren van de EU en een geldboete in te voeren die moet worden opgelegd aan personen die de schade hebben veroorzaakt of daaraan hebben bijgedragen door grove nalatigheid. De Commissie gaat akkoord met een aantal amendementen die de tekst of de reikwijdte van de verordening verduidelijken of anderszins een redactionele verbetering inhouden. Ook zijn er verschillende amendementen die een nuttige aanvulling op de tekst vormen. Deze hebben betrekking op het preciseren van de aard en de activiteiten van het COPE-fonds, de relatie tot het IOPC-fonds, de mogelijkheid vooruitbetalingen te verrichten en de opstelling van een voortgangsverslag over de ontwikkelingen op het gebied van maritieme aansprakelijkheid en schadevergoeding op internationaal niveau.

De volgende amendementen kunnen echter niet door de Commissie worden aanvaard:

* de amendementen waarmee wordt beoogd de door het COPE-fonds geboden dekking uit te breiden tot andere vormen van verontreiniging dan olieverontreiniging door tankers. Verbetering van de schadevergoedingsregeling voor verontreiniging door gevaarlijke en schadelijke stoffen is op zichzelf een doelstelling die door de Commissie wordt onderschreven, maar deze is van mening dat de onderhavige verordening zich niet leent voor de verwezenlijking daarvan. Het COPE-fonds is bedoeld als aanvulling op de bestaande internationale schadevergoedingsregeling en moet als zodanig de betaling van compensatie garanderen bij ongevallen in de wateren van de EU met zware financiële gevolgen. Het completeert en bouwt voort op de internationale regeling door het creëren van een derde schadevergoedingsniveau dat nauw samenhangt met de twee bestaande niveaus (CLC-regeling en IOPC-fonds). Aangezien de internationale regeling alleen van toepassing is op schade door van olietankers afkomstige verontreiniging, moet dit ook gelden voor het COPE-fonds. Door het ontbreken van een internationale regeling voor bunkerolie en andere gevaarlijke stoffen, zoals chemicaliën, is het niet mogelijk een vergelijkbaar systeem op te zetten voor deze typen verontreiniging. De Commissie is het er echter wel mee eens dat zo spoedig mogelijk een regeling dient te worden vastgesteld die een passende schadevergoeding garandeert voor door andere stoffen dan olie veroorzaakte verontreiniging op zee.

* de amendementen die beogen reders de verplichting op te leggen een deel van de schadevergoeding te betalen. Deze amendementen zijn problematisch uit het oogpunt van het internationale recht. De bestaande internationale wettelijke regeling (het CLC-Verdrag) staat niet toe bijkomende schadevergoedingseisen op te leggen aan de reders. De Commissie is het er weliswaar mee eens dat op langere termijn de reders een forsere bijdrage in de betaling moeten leveren, met name wanneer het ongeval te wijten is aan grove nalatigheid van hun kant (de Commissie heeft voorgesteld deze kwestie aan de orde te stellen bij de herziening van de internationale regeling), maar is van mening dat wanneer de reders zouden worden verplicht mee te betalen aan schadevergoeding dit in strijd zou zijn met de thans geldende internationale regels. Ten einde reders een grotere verantwoordelijkheid op te leggen en hen te kunnen bestraffen in geval van nalatigheid, voorziet het voorstel van de Commissie in het opleggen van een financiële sanctie aan een ieder die een ongeval heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen door grove nalatigheid.

* de amendementen waarmee wordt beoogd de deelname van de plaatselijke vertegenwoordigers van een door een olieramp getroffen regio aan en hun rol bij de procedures van het Comité van het COPE-fonds, dat een comité van beheer in de zin van Besluit 1999/468/EG is, uit te breiden. Dit besluit voorziet voor comités van beheer niet in het inschakelen van adviseurs, noch in voorafgaand overleg met niet-leden; deze comités bestaan namelijk uitsluitend uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Gezien de taken van het Comité, die deelname aan het besluitvormingsproces omvatten in aangelegenheden met belangrijke juridische en financiële implicaties, is het van belang beproefde procedures met een stevig verankering in het Gemeenschapsrecht te volgen.

* het amendement dat beoogt de vergoedingen voor milieuschade uit te breiden. De Commissie is van mening dat eerst de internationale regeling (en vervolgens dus ook het COPE-fonds) zodanig moet worden aangepast dat de mogelijkheden voor het vergoeden van milieuschade worden verruimd. Uiteenlopende definities in de internationale regeling en in het COPE-fonds, dat als aanvulling daarop bedoeld is, zou echter ernstige praktische en juridische complicaties veroorzaken. Ook zouden aanzienlijke middelen ter beschikking van het COPE-fonds moeten worden gesteld om de geldigheid van schadeclaims te onderzoeken en zouden gedetailleerde richtsnoeren moeten worden opgesteld om aan te geven welke milieuschade zou moeten worden vergoed en op welke wijze. Het COPE-fonds is op een dergelijke taak niet berekend. Het streven moet dan ook zijn de regeling voor het vergoeden van milieuschade te verbeteren naar het model van vergelijkbare regelingen die krachtens het Gemeenschapsrecht moeten worden gerealiseerd door middel van wijzigingen in de internationale regeling, hetgeen dan uiteindelijk in het COPE-fonds moet doorwerken.

* het amendement waarin wordt voorgesteld de periode voor de inning van de bijdragen aan het COPE-fonds te bekorten van een jaar tot zes maanden. Het idee is dat daardoor de uitkering van schadevergoedingen zou worden bespoedigd. De Commissie gelooft echter niet dat dit amendement het gewenste effect zou opleveren. Een schadeclaim kan namelijk niet worden gehonoreerd voordat deze is beoordeeld en de beoordeling kan niet plaatsvinden voordat de claim is ingediend. Gedupeerden hebben meestal enige tijd nodig om hun verliezen te inventariseren. Gezien de duur van een en ander is de Commissie van oordeel dat een termijn van een jaar voldoende kort is en in feite zeer strikt is vergeleken met de voor de internationale regeling geldende termijn. De beperkte toegevoegde waarde van dit amendement heeft ook te maken met de moeilijkheden die de ontvangers van olie zouden ondervinden om op korte termijn mogelijk aanzienlijke bedragen beschikbaar te stellen.

* het amendement waarin de term "bunkerolie" wordt gedefinieerd. De term "bunkerolie" wordt in de verordening niet gebruikt en deze definitie is bijgevolg overbodig.

Bijgevolg wijzigt de Commissie krachtens artikel 250, lid 2, van het Verdrag haar voorstel op dienovereenkomstige wijze.

2000/0326 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot instelling van een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren en daarmee samenhangende maatregelen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 80, lid 2 en 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [3],

[3] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [4],

[4] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [5],

[5] PB C [...] van [...], blz. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [6],

[6] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Er dient zorg voor te worden gedragen dat een zo volledig mogelijke en toereikende vergoeding beschikbaar is voor personen of organisaties die directe of indirecte schade lijden door verontreiniging als gevolg van het verlies of de lozing van olie uit tankers in de Europese wateren.

(2) De internationale regeling van aansprakelijkheid voor en vergoeding van schade door verontreiniging door olie uit schepen, zoals ingesteld door het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992 en het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971, zoals gewijzigd bij het Protocol daarbij, voorzien in een aantal belangrijke waarborgen in dit verband.

(3) De maximumvergoeding op grond van de internationale regeling wordt onvoldoende geacht om volledig de kosten te dekken van te voorziene voorvallen in Europa.

(4) Een eerste stap om de bescherming te verbeteren van de slachtoffers in geval van een olieverlies in Europa is het aanzienlijk verhogen van het bij dergelijke verliezen voor schadevergoeding beschikbare maximumbedrag. Dit kan gebeuren door ter aanvulling van de huidige internationale regeling een bijkomend internationaal fonds te creëren. Tot een dergelijk internationaal fonds volledig operationeel is in alle betrokken lidstaten van de EU en voldoende bescherming biedt bij ongevallen in de wateren van de EU moet een Europees Fonds worden ingesteld dat de schuldeisers vergoedt die krachtens de internationale schadevergoedingsregeling geen volledige schadevergoeding kunnen verkrijgen omdat de totaliteit van geldige vorderingen het bedrag van de vergoeding die krachtens het Fondsverdrag beschikbaar is, overschrijdt.

(5) Een Europees Fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging dient op dezelfde regels, beginselen en procedures te zijn gebaseerd als die van het IOPC-fonds (Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie) teneinde onzekerheid te vermijden voor de slachtoffers die schadevergoeding eisen en teneinde de ineffectiviteit of het overdoen te voorkomen van de werkzaamheden die in het kader van het IOPC-fonds worden verricht.

(6) Met het oog op het beginsel dat de vervuiler betaalt, moeten de kosten van olieverliezen worden gedragen door de industrie die betrokken is bij het vervoer van olie over zee.

(7) De geharmoniseerde Gemeenschapsmaatregelen om te voorzien in bijkomende vergoeding van de schade door Europese verliezen dienen de kosten van dergelijke verliezen over alle lidstaten te verdelen.

(8) Een Gemeenschapswijd schadevergoedingsfonds (COPE-fonds) dat gebaseerd is op de bestaande internationale regeling is thans de meest efficiënte weg om deze doelstellingen te bereiken.

(9) De uitgaven uit het COPE-fonds moeten kunnen worden gerecupereerd bij de partijen die betrokken zijn bij de voorvallen van verontreiniging door olie voor zover dit veroorloofd is krachtens het internationale recht.

(10) Aangezien de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van het Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [7], moeten zij worden aangenomen met gebruikmaking van de beheersprocedure waarin artikel 4 van dat besluit voorziet. Te zijner tijd zal de Commissie de mogelijkheden onderzoeken om het dagelijks beheer van het COPE-fonds te delegeren aan het bij Verordening/EG/XXX ingestelde Europees Agentschap voor de veiligheid van de scheepvaart.

[7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11) Aangezien de toereikende schadevergoeding van slachtoffers van olieverliezen individuele overzeese oliehandelaars niet noodzakelijk voldoende stimuleert om zich toegewijd te gedragen, is een afzonderlijke bepaling nodig die voorziet in geldboetes welke moeten worden opgelegd aan elke persoon die aan een voorval heeft bijgedragen door zijn onrechtmatige opzettelijke of grovelijk nalatige handelingen of verzuimen.

(12) Een verordening van het Europees Parlement en de Raad is, in het licht van het subsidiariteitsbeginsel, het meest passende wettelijke instrument aangezien zij verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat en bijgevolg het risico dat dit instrument in de lidstaten verschillend wordt toegepast tot een minimum wordt beperkt.

(13) Parallel aan het vaststellen van de maatregelen in deze verordening dient de bestaande internationale regeling van aansprakelijkheid voor en vergoeding van schade door verontreiniging door olie te worden herzien om een nauwer verband tot stand te brengen tussen de verantwoordelijkheden en handelingen van de deelnemers aan het zeevervoer en hun blootstelling aan aansprakelijkheid. Meer in het bijzonder dient de aansprakelijkheid van de reder onbegrensd te zijn indien is aangetoond dat de schade door verontreiniging het gevolg is van grove nalatigheid van zijn kant, moet de aansprakelijkheidsregeling niet expliciet een aantal andere centrale deelnemers aan het zeevervoer beschermen en moet het vergoeden van schade aan het milieu als zodanig opnieuw worden bekeken en verruimd in het licht van vergelijkbare schadevergoedingsregelingen die krachtens het Gemeenschapsrecht zijn ingesteld; daarnaast moet vooruitgang worden geboekt ten aanzien van een regeling inzake aansprakelijkheid voor en vergoeding van schade bij het vervoer van schadelijke en gevaarlijke stoffen.

(13bis) Deze richtlijn dient te worden aangepast aan de wijzigingen die worden aangebracht in de daaraan ten grondslag liggende internationale regeling voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie ten einde discrepanties tussen de twee regelingen te voorkomen.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel1 Doelstelling

Het doel van deze verordening is zorg te dragen voor de toereikende vergoeding van schade door verontreiniging in de wateren van de EU die het gevolg is van het vervoer van olie over zee, door de bestaande internationale aansprakelijkheids- en schadevergoedingsregeling op communautair niveau aan te vullen en een geldboete in te voeren die moet worden opgelegd aan elke persoon die aantoonbaar aan een voorval van verontreiniging door olie heeft bijgedragen door zijn onrechtmatige opzettelijke of grovelijk nalatige handelingen of verzuimen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing:

1. op schade door verontreiniging veroorzaakt:

(a) op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van een lidstaat, en

(b) binnen de exclusieve economische zone van een lidstaat, ingesteld overeenkomstig het internationale recht, of, indien een lidstaat een zodanige zone niet heeft ingesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die staat, door die staat vastgesteld overeenkomstig het internationale recht, en dat zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen, waarvan de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten;

2. op preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of ter beperking van zodanige schade.

Artikel 3 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. "Aansprakelijkheidsverdrag": het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992.

2. "Fondsverdrag": het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971, zoals gewijzigd bij het Protocol daarbij.

3. "Olie": persistente uit koolwaterstoffen bestaande minerale olie zoals ruwe olie, stookolie, zware dieselolie en smeerolie, ongeacht of deze aan boord van een schip als lading dan wel in de bunkers van een dergelijk schip wordt vervoerd.

4. "Bijdragende olie": ruwe olie en stookolie zoals gedefinieerd onder (a) en (b):

(a) "Ruwe olie": elk vloeibaar mengsel van koolwaterstoffen dat in natuurlijke staat in de aarde voorkomt, en dat al dan niet is behandeld om het geschikt te maken voor vervoer. Tevens wordt onder "ruwe olie" begrepen: ruwe olie waaraan bepaalde distillaatfracties zijn onttrokken (soms aangeduid als "afgetopte ruwe olie" of "topped crude") of waaraan bepaalde distillaatfracties zijn toegevoegd (soms aangeduid als "gereconditioneerde ruwe olie" of "spiked crude" of "reconstituted crude").

(b) "Stookolie": zware distillaten of residuen van ruwe olie of mengsels van zodanige producten, bestemd om als brandstof te worden gebruikt voor de opwekking van warmte of energie, van een kwaliteit welke overeenkomt met de specificatie van de "American Society for Testing and Materials" voor "Number Four Fuel Oil (Designation D 396-69)", of zwaarder.

5. "Ton": met betrekking tot olie, een metrieke ton.

6. "Laad- of losinrichting": een voor opslag in bulk dienende inrichting welke geschikt is tot het ontvangen van over water vervoerde olie, met inbegrip van elke buiten de kust gelegen installatie die met een zodanige inrichting is verbonden.

7. "Voorval": elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak die schade door verontreiniging veroorzaken of een ernstig en imminent gevaar dat dergelijke schade wordt veroorzaakt doen ontstaan. Voor de vaststelling van de datum van een voorval dat bestaat uit een opeenvolging van feiten wordt dit voorval geacht te hebben plaatsgevonden op de datum van het eerste feit.

8. "Persoon": elk individu of partnerschap of elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instantie, met of zonder rechtspersoonlijkheid, inclusief een staat of een van zijn samenstellende onderverdelingen.

9. "IOPC-fonds": het bij het Fondsverdrag ingestelde fonds.

Artikel 4 Instelling van een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren

Er wordt een Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren (hierna "het COPE-fonds") ingesteld met de volgende doelstellingen:

(a) het verschaffen van vergoeding voor schade door verontreiniging voor zover het Aansprakelijkheidsverdrag en het Fondsverdrag onvoldoende bescherming bieden; en

(b) het uitvoeren van de hiermee verband houdende taken waarin deze verordening voorziet.

Artikel 5 Schadevergoeding

1. Het COPE-fonds betaalt schadevergoeding aan iedere persoon die krachtens het Fondsverdrag recht heeft op de vergoeding van de schade door verontreiniging, maar krachtens dat verdrag geen volledige en toereikende schadevergoeding heeft kunnen verkrijgen omdat de totaliteit van geldige vorderingen het bedrag van de schadevergoeding die krachtens het Fondsverdrag beschikbaar is, overschrijdt.

2. De beoordeling of een persoon recht heeft op schadevergoeding krachtens het Fondsverdrag gebeurt onder de voorwaarden van het Fondsverdrag en in overeenstemming met de procedures waarin dit verdrag voorziet.

3. De schadevergoeding wordt door het COPE-fonds pas betaald nadat de in lid 2 bedoelde desbetreffende beoordeling door de Commissie in overeenstemming met artikel 9, lid 2 is goedgekeurd.

4. Onverminderd de leden 1 en 2 kan de Commissie besluiten geen schadevergoeding te betalen aan de reder, beheerder of exploitant van het bij het voorval betrokken schip of aan hun vertegenwoordigers. De Commissie kan eveneens besluiten een persoon die met betrekking tot het vervoer gedurende hetwelk het voorval zich heeft voorgedaan een contractuele relatie had met de vervoerder of elke andere persoon die direct of indirect bij dat vervoer betrokken was niet te vergoeden. De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 9, lid 2 vast welke eventuele schuldeisers onder deze categorieën vallen en neemt dienovereenkomstig een besluit.

5. Het totale schadevergoedingsbedrag dat door het COPE-fonds moet worden betaald is per voorval zodanig beperkt dat de som van dit bedrag en het schadevergoedingsbedrag dat krachtens het Aansprakelijkheidsverdrag en het Fondsverdrag voor schade door verontreiniging werkelijk wordt uitbetaald binnen het toepassingsgebied van deze verordening niet meer bedraagt dan EUR 1 miljard.

6. Wanneer het bedrag van erkende vorderingen het totale bedrag dat ingevolge lid 5 aan vergoeding betaald moet worden te boven gaat, wordt het bedrag dat op grond van deze verordening beschikbaar is op basis van de erkende vorderingen naar evenredigheid onder alle schuldeisers verdeeld

6 bis. Onverminderd artikel 6 dient het COPE-fonds te voorzien in de mogelijkheid van vooruitbetalingen aan schuldeisers binnen een termijn van zes maanden nadat de vordering overeenkomstig lid 2 is erkend.

Artikel 6 Bijdragen door de ontvangers van olie

1. Elke persoon die jaarlijks meer dan 150.000 ton bijdragende olie ontvangt welke over zee wordt aangevoerd naar havens of laad- en losinstallaties op het grondgebied van een lidstaat en verplicht is om bij te dragen in het IOPC-fonds is verplicht om bij te dragen in het COPE-fonds.

2. De bijdragen worden enkel geïnd nadat zich een onder het toepassingsgebied van deze verordening vallend voorval heeft voorgedaan waarvan de schade de maximumvergoedingsgrenzen van het IOPC-fonds overschrijdt of dreigt te overschrijden. Met betrekking tot de voor elk dergelijk voorval in totaal te heffen bijdragen wordt door de Commissie in overeenstemming met artikel 9, lid 2 een besluit genomen. Op basis van dat besluit berekent de Commissie voor elke persoon als bedoeld in lid 1 de bijdrage, uitgaande van een vast bedrag per ton door de betrokken persoon ontvangen bijdragende olie.

3. De bedragen bedoeld in lid 2 worden verkregen door het totaal van de verschuldigde bijdragen te delen door de totale hoeveelheid bijdragende olie die in het betrokken jaar in alle lidstaten is ontvangen.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat een persoon die op zijn grondgebied in zodanige hoeveelheden bijdragende olie ontvangt dat hij verplicht is in het COPE-fonds bij te dragen vermeld wordt op een lijst die door de Commissie in overeenstemming met de navolgende bepalingen van dit artikel wordt samengesteld en geactualiseerd.

5. Elke lidstaat doet aan de Commissie mededeling van de naam en het adres van elke persoon die met betrekking tot deze staat ingevolge dit artikel gehouden is bij te dragen in het COPE-fonds alsmede van de gegevens betreffende de ontvangen hoeveelheden bijdragende olie die gedurende het voorafgaande kalenderjaar door een dergelijke persoon zijn ontvangen.

6. Teneinde vast te stellen welke personen op een bepaald tijdstip gehouden zijn bij te dragen in het COPE-fonds en, zo nodig, te bepalen welke hoeveelheden olie in aanmerking moeten worden genomen ten aanzien van elke zodanige persoon bij het vaststellen van de door hem verschuldigde bijdrage, geldt de lijst als bewijs van de daarin vermelde gegevens totdat het tegendeel bewezen is.

7. De bijdragen worden betaald aan het COPE-fonds en de inning dient uiterlijk te zijn voltooid één jaar nadat het besluit om de bijdragen te heffen door de Commissie is genomen.

8. De bijdragen als bedoeld in dit artikel worden alleen gebruikt voor het vergoeden van schade door verontreiniging als bedoeld in artikel 5.

9. Elk potentieel surplus aan bijdragen die voor een bepaald voorval zijn geheven en niet zijn gebruikt voor de vergoeding van schade met betrekking tot dat voorval of elke rechtstreeks daarmee verband houdende doelstelling wordt uiterlijk 6 maanden na de voltooiing van de vergoedingswerkzaamheden betreffende dat voorval terugbetaald aan de persoon die de bijdrage heeft betaald.

10. Wanneer een lidstaat niet voldoet aan zijn verplichtingen in verband met het COPE-fonds en dit leidt tot een financieel verlies voor het COPE-fonds is die lidstaat aansprakelijk voor de vergoeding van een zodanig verlies aan het COPE-fonds.

11. De financiële aansprakelijkheid van het COPE-fonds ten aanzien van een voorval beperkt zich tot de krachtens dit artikel voor dat voorval geïnde en ontvangen bijdragen.

Artikel 7 Subrogatie

Het COPE-fonds treedt voor elk bedrag dat het aan schadevergoeding in overeenstemming met artikel 5 heeft betaald bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed op grond van het Aansprakelijkheidsverdrag of het Fondsverdrag zou hebben kunnen doen gelden.

Artikel 8 Vertegenwoordiging en beheer van het COPE-fonds

1. De Commissie is de vertegenwoordiger van het COPE-fonds. In dat verband vervult zij de taken waarin deze verordening voorziet of die in andere opzichten nodig zijn voor de goede werking en functionering van het COPE-fonds.

2. De volgende besluiten betreffende de werking van het COPE-fonds worden door de Commissie genomen in overeenstemming met de procedure in artikel 9, lid 2:

a. besluiten houdende vaststelling van de bijdragen die moeten worden geheven in overeenstemming met artikel 6;

b. besluiten houdende goedkeuring van de regeling van vorderingen in overeenstemming met artikel 5, lid 3 en besluiten in verband met de verdeling onder de schuldeisers van het voor schadevergoeding beschikbare bedrag in overeenstemming met artikel 5, lid 6;

c. besluiten in verband met de betaling van schuldeisers als bedoeld in artikel 5, lid 4; en

d. besluiten houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder voorlopige betalingen met betrekking tot vorderingen worden gedaan teneinde ervoor te zorgen dat de slachtoffers zo vlug mogelijk worden vergoed

Artikel 9 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor het COPE-fonds bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Waar verwezen wordt naar dit lid is, overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van het Besluit 1999/468/EG, de beheersprocedure die is vastgesteld in artikel 4 ervan van toepassing

De termijn als bedoeld in artikel 4, lid 3 bedraagt één maand.

2 bis. De Commissie legt jaarlijks een verslag over haar werkzaamheden voor aan de Raad en het Europees Parlement.

Artikel 9 bis Samenwerking met het IOPC-fonds

In hechte samenwerking met het IOPC-fonds stelt het COPE-fonds duidelijke administratieve regels op voor de samenwerking tussen beide fondsen. Deze regels moeten gebaseerd zijn op de beginselen van transparantie, efficiëntie en kosteneffectiviteit.

Artikel 10 Boetes

1. De lidstaten stellen een systeem van geldboetes vast die moeten worden opgelegd aan iedere persoon die door een rechtbank schuldig is bevonden aan het door zijn onrechtmatige opzettelijke of grovelijk nalatige handelingen of verzuimen bijdragen aan een voorval dat verontreiniging door olie in een gebied als bedoeld in artikel 2, lid 1 heeft veroorzaakt of gedreigd te veroorzaken.

2. De in overeenstemming met lid 1 opgelegde boetes doen geen afbreuk aan de wettelijke aansprakelijkheid van de betrokken partijen als bedoeld in deze verordening of elders, en houden geen verband met de door het voorval veroorzaakte schade. Zij zijn voldoende hoog om de persoon te ontraden een overtreding te plegen of daarmee door te gaan.

3. De boetes als bedoeld in lid 1 zijn niet verzekerbaar.

4. De gedaagde heeft het recht in beroep te gaan tegen boetes als bedoeld in lid 1.

Artikel 10 bis Beoordeling

1. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie een verslag voor over de op internationaal niveau met de verbetering van de internationale aansprakelijkheids- en vergoedingsregeling geboekte vooruitgang. In dit verslag wordt met name de vooruitgang beoordeeld met betrekking tot:

a. uitbreiding van de aansprakelijkheid van scheepseigenaren in het kader van de aansprakelijkheidsovereenkomst;

b. het schrappen van het verbod op het instellen van vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging tegen de bevrachter, beheerder of exploitant van het schip in artikel III, lid 4, onder c, van het aansprakelijkheidsverdrag;

c. verhoging van de bedragen van de beschikbare vergoedingen uit het IOPC-fonds;

d. uitbreiding van de vergoedingen voor milieuschade in navolging van vergelijkbare, in het Gemeenschapsrecht vastgelegde vergoedingsregelingen;

e. de tenuitvoerlegging van doeltreffende aansprakelijkheids- en vergoedingsregelingen voor schade door verontreiniging die niet gedekt wordt door de bestaande regeling, met name schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen anders dan olie en schade door olie die wordt gebruikt voor de exploitatie of aandrijving van schepen, ongeacht het type of de omvang daarvan.

2. Indien de Commissie concludeert dat de in lid 1 bedoelde vooruitgang onvoldoende is, dan legt zij het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor voor gemeenschappelijke wettelijke voorschriften betreffende de invoering van een Europese aansprakelijkheids- en vergoedingsregeling voor verontreiniging van de zee.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing op [12 maanden na de datum van inwerkingtreding ervan].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter