52002PC0101

Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten (Door de Commissie ingediend krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag) /* COM/2002/0101 def. - COD 2001/0047 */

Publicatieblad Nr. 181 E van 30/07/2002 blz. 0160 - 0175


Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake toegang tot de markt voor havendiensten (Door de Commissie ingediend krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag)

TOELICHTING

Wat de wijzigingen op het aanvankelijke voorstel van de Commissie betreft zijn de doorgestreepte passages als zodanig gemarkeerd en de toegevoegde gedeelten in vetjes en onderstreept weergegeven.

Op de plenaire zitting van 14 november 2001 heeft het Europees Parlement het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten goedgekeurd, mits een aantal wijzigingen wordt aangebracht. Ook door het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's wordt het voorstel gesteund.

Het Europees Parlement kan zich op één punt na verenigen met de belangrijkste elementen uit het voorstel van de Commissie, doch stelt voor om in het wetgevend voorstel een aantal elementen op te nemen met betrekking tot de mededinging tussen de verschillende havens.

Het Europees Parlement heeft een aantal amendementen geformuleerd op basis waarvan de Commissie thans haar oorspronkelijke voorstel wijzigt.

De Commissie neemt een groot aantal amendementen over die ten doel hebben om de oorspronkelijke tekst te verbeteren en te verduidelijken. In deze amendementen wordt onder meer de nadruk gelegd op het belang van de veiligheid op zee, bepaalde verantwoordelijkheden ten opzichte van het milieu en een aantal sociale elementen en worden bepaalde aspecten van de selectieprocedure en de zelfafhandeling alsmede van de neutraliteit van de instantie die verantwoordelijk is voor de selectie van de dienstverleners verduidelijkt.

De Commissie erkent de toegevoegde waarde van wijzigingen die erop gericht zijn om bepaalde aspecten van het voorstel beter te doen uitkomen en er daarbij voor te zorgen dat de daarin gestelde doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt. De wijzigingen hebben betrekking op de volgende elementen van het voorstel:

* De draagwijdte van de richtlijn dient te worden uitgebreid zodat ook de toegang tot de haven vanaf een waterweg wordt opgenomen, welke uitbreiding zal garanderen dat zoveel mogelijk profijt kan worden getrokken uit de voorgestelde maatregelen.

* De definitie van het begrip "havensysteem" dat gewijzigd wordt om twee of meer havens die geografisch dicht bij elkaar liggen en beheerd worden door eenzelfde haveninstantie of -autoriteit te kunnen omvatten, zodat deze voor alle praktische doeleinden beschouwd kunnen worden als één haven.

* De opsomming van de criteria voor het verlenen van vergunningen dient met meer duidelijkheid te gebeuren. Deze criteria mogen, hoewel zij nog steeds beperkt zijn om misbruiken te voorkomen, eventueel verwijzingen bevatten naar werkgelegenheid en sociale aangelegenheden alsmede naar milieueisen. Als gevolg van deze wijziging krijgt de bevoegde autoriteit de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat hierover in de toekomst onenigheid kan worden voorkomen.

* Het recht van een verlener van havendiensten om zelf personeel te kiezen kan afhankelijk worden gemaakt van dezelfde criteria als die welke in het algemeen door de bevoegde autoriteit ten aanzien van dienstverleners worden vastgesteld teneinde te waarborgen dat deze criteria zonder uitzondering worden toegepast. Een dergelijke verduidelijking zal ertoe bijdragen dat misverstanden worden voorkomen.

* Het aantal dienstverleners kan niet alleen worden beperkt om redenen in verband met ruimte- of capaciteitsbeperkingen, doch ook op grond van milieubepalingen of ter wille van de veiligheid van het maritieme verkeer. In het laatste geval beperkt het amendement de uitzondering niet meer tot de technisch-nautische diensten. Het amendement weerspiegelt het algemeen beleid inzake veiligheid en milieuaangelegenheden.

* Het is mogelijk dat een geselecteerde dienstverlener zijn voorganger vergoedt voor de door hem overgenomen onroerende activa. Hoewel een dergelijke verplichting reeds het resultaat is van bestaande algemene rechtsbeginselen, wordt een uitdrukkelijke vermelding dienstig geacht.

* Ondubbelzinnige regels inzake zelfafhandeling garanderen dat iemand die zelfafhandeling verricht zijn eigen personeel en uitrusting gebruikt, doch dezelfde criteria zijn van toepassing als op andere dienstverleners op voorwaarde uiteraard dat deze criteria relevant zijn.

De Commissie kan evenwel een aantal van de op de richtlijn voorgestelde wijzigingen niet goedkeuren. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om:

* De amendementen betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen de lidstaten en de havens en de interpretatie van de regels inzake staatssteun uit het Verdrag hebben voornamelijk betrekking op het aspect van de concurrentie tussen havens, terwijl er met de voorgestelde richtlijn naar gestreefd wordt om de vrijheid van het verlenen van havendiensten alsmede het recht op vestiging voor de verleners van havendiensten binnen de havens te garanderen. De Commissie aanvaardt het weliswaar dat het noodzakelijk is om het punt van de mededinging tussen havens verder te verdiepen, doch wijst er tevens op dat die werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd binnen een institutioneel kader en volgens de regels van het Verdrag. Wat de doorzichtigheid betreft zal de Commissie een amendement voorbereiden op de transparantierichtlijn [1] zodat daardoor een aanzienlijk groter aantal havens kan worden bereikt dan thans het geval is. Wat het punt van de staatssteun betreft bestudeert de Commissie de mogelijkheid om de toepassing van de regels van het Verdrag op een meer gedetailleerde wijze te verduidelijken dan thans geschiedt in het hoofdstuk over staatsteun aan havens (hoofdstuk 3, punt 3) van document COM (2001) 35 def. (het zogenaamde "havenpakket").

[1] Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven alsmede betreffende de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen, PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/52/EG, PB L 193 van 24.7.2000, blz. 75.

* Het amendement waarmee de eis wordt geschrapt dat er een vergunning moet worden verleend aan tenminste twee dienstverleners (tenzij er sprake is van speciale omstandigheden) en "het grootste aantal dienstverleners dat onder die bepaalde omstandigheden mogelijk is" moet worden toegestaan, is onbevredigend. De Commissie denkt dat men het risico loopt dat met een dergelijke clausule de huidige situatie wordt bestendigd waarbij "omstandigheden" het schijnen te rechtvaardigen dat men zich, vaak ten onrechte, tot slechts één dienstverlener beperkt. In plaats daarvan is de Commissie van oordeel dat met haar voorstel waarbij tenminste twee dienstverleners worden toegestaan er beter voor zal worden gezorgd dat de doelstellingen van de richtlijn worden verwezenlijkt. In elk geval zou het voorstel van de Commissie het mogelijk maken om rekening te houden met speciale situaties ("...voorzover er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden...") en legt dit geen verplichting op aan de bevoegde autoriteit om een tweede of meer dienstverleners te vinden die gezien de commerciële mogelijkheden daarvoor wellicht geen interesse hebben.

* De amendementen waarmee de loodsdiensten van de reikwijdte van de richtlijn worden uitgesloten zijn niet aanvaardbaar. Het gaat hier om commerciële diensten waarop de regels van het Verdrag van toepassing zijn. De Commissie is zich evenwel bewust van de bijzondere bezorgdheid over de veiligheid welke, naar zij meent, op passende wijze in het voorstel tot uitdrukking komt doordat aan iedere bevoegde autoriteit het recht wordt gegeven de veiligheidssituatie en -eisen te evalueren tegen de achtergrond van de plaatselijke specifieke omstandigheden en de passende conclusies te trekken met betrekking tot een eventuele beperking van het aantal dienstverleners. De Commissie denkt dat er mogelijkheden zijn om de veiligheid te garanderen zonder dat de huidige praktijken worden bestendigd die in veel gevallen de kosten voor de zeescheepvaart onnodig verhogen.

* De Commissie denkt niet dat een uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn tot andere diensten dan die welke een commerciële waarde vertegenwoordigen is gerechtvaardigd.

* Een beperking van het recht op zelfafhandeling tot schepen die onder de vlag van een lidstaat varen kan niet worden aanvaard omdat dit niet in overeenstemming zou zijn met de internationale regels en verplichtingen.

* Een uitbreiding van vijf naar acht jaar van de periode voor de vergunning die verstrekt wordt aan dienstverleners die geen of onbeduidende investeringen hebben verricht, lijkt misplaatst, aangezien met name de periode voor die dienstverleners die belangrijke investeringen in roerende goederen hebben gedaan op tien jaar blijft staan.

De Commissie wijzigt derhalve in overeenstemming met artikel 250, lid 2, van het Verdrag, hierbij haar voorstel.

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake toegang tot de markt voor havendiensten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel [80, lid 2],

Gezien het voorstel van de Commissie [2],

[2] PB C [...], [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

[3] PB C [...], [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [4],

[4] PB C [...], [...], blz. [...].

Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag [5],

[5] PB C [...], [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 49 van het Verdrag heeft ten doel de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap weg te nemen; overeenkomstig artikel 51 van het Verdrag moet dat doel worden verwezenlijkt in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, met eerbiediging van onder meer de regels inzake milieubescherming uit het Verdrag.

(2) Via de Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 4055/86 van 22 december 1986 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen [6] en (EEG) nr. 3577/92 van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) [7] is deze doelstelling gerealiseerd voor zeevervoerdiensten als zodanig.

[6] PB L 378 van 31.12.1986, blz. 1-3. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3573/90 van de Raad, PB L 353 van 17.12.1990, blz. 16.

[7] PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7-10.

(3) Havendiensten zijn van essentieel belang voor een goed functionerend zeevervoer, aangezien zij een onmisbare bijdrage leveren aan het efficiënte gebruik van de zeevervoerinfrastructuur.

(4) In haar Groenboek Havens en maritieme infrastructuur van december 1997 [8] heeft de Commissie het voornemen kenbaar gemaakt een voorstel voor een regelgevingskader in te dienen met het oog op het verschaffen van toegang tot de markt voor havendiensten in havens in de Gemeenschap die internationaal verkeer verwerken. Volgens dit Groenboek dienen havendiensten te worden gedefinieerd als diensten met commerciële waarde die normaal tegen betaling in een haven worden verleend.

[8] COM(97) 678 def. van 10 december 1997.

(5) Door de toegang tot de markt voor havendiensten op communautair niveau te vergemakkelijken moeten de belangrijkste beperkende factoren worden weggenomen die de toegang van exploitanten van havendiensten belemmeren, moet de kwaliteit van de aan de havengebruikers verleende diensten worden verbeterd, moeten efficiëntie en flexibiliteit worden verhoogd, moet een bijdrage worden geleverd aan het verlagen van de kosten en moeten zodoende de korte vaart en het gecombineerd vervoer worden bevorderd.

(6) Wanneer krachtens deze richtlijn een vergunning wordt verleend in de vorm van een contract dat onder de toepassing valt van de Richtlijnen 92/50/EEG [9], 93/36/EEG [10], 93/37/EEG [11] and 93/38/EEG [12], gelden die richtlijnen. In voorkomend geval zijn ook de Richtlijnen 89/48/EEG [13], 92/51/EEG [14] en 99/42/EG [15] inzake wederzijdse erkenning door de lidstaten van beroepsopleidingen van toepassing.

[9] Richtlijn 92/50/EEG van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG (PB L 328 van 28.11.1997)

[10] Richtlijn 93/36/EEG van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (PB L199 van 9.8.1993, blz.1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG (PB L328 of 28.11.1997).

[11] Richtlijn 93/37/EEG van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/52/EG (PB L328 van 28.11.1997)

[12] Richtlijn 93/38/EEG van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/4/EG (PB L 101 van 1.4.1998)

[13] Richtlijn 89/48/EEG van 21 december 1989 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van tenminste drie jaar worden afgesloten.

[14] Richtlijn 92/51/EEG van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG.

[15] Richtlijn 99/42/EG van 7 juni 1999 betreffende de invoering van een regeling voor de erkenning van diploma's betreffende beroepswerkzaamheden die binnen de werkingssfeer van de liberaliseringsrichtlijnen en van de richtlijnen houdende overgangsmaatregelen vallen en tot aanvulling van het algemene stelsel van erkenning van diploma's.

(7) Variaties in nationale wetgeving en praktijk hebben geleid tot discrepanties in de toegepaste procedures en hebben rechtsonzekerheid doen ontstaan ten aanzien van de rechten van de verleners van havendiensten en de plichten van de bevoegde instanties. Het is dan ook in het belang van de Gemeenschap een communautair regelgevingskader vast te stellen dat basisregels bevat met betrekking tot de toegang tot de markt voor havendiensten, de rechten en verplichtingen van de huidige en toekomstige dienstverleners, de havenbeheerders, alsook de bij de vergunningverlening en selectieprocessen te volgen procedures.

(8) Het doel van de voorgestelde maatregel, namelijk toegang tot de markt voor havendiensten voor elke in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon kan, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel, beter worden verwezenlijkt wanneer er gemeenschappelijke beginselen voor alle lidstaten worden gehanteerd. De richtlijn beperkt zich tot het voor de verwezenlijking van deze doelstelling vereiste minimum en gaat niet verder dan wat daarvoor noodzakelijk is.

(9) De communautaire wetgeving inzake toegang tot havendiensten sluit de toepassing van andere communautaire regels niet uit. De concurrentieregels, met inbegrip van die welke betrekking hebben op diensten van algemeen economisch belang, zijn reeds eerder toegepast op havendiensten en zijn met name relevant in monopoliesituaties.

(10) In het belang van een efficiënt en veilig havenbeheer kunnen de lidstaten bepalen dat dienstverleners een vergunning moeten verkrijgen. De criteria voor de verlening van die vergunning moeten objectief, transparant, niet-discriminerend, relevant en proportioneel zijn en moeten openbaar worden gemaakt.

(11) Aangezien havens een beperkt geografisch gebied beslaan kan toegang tot de markt in bepaalde gevallen worden belemmerd door capaciteits- en ruimteproblemen alsook door met de veiligheid van het verkeer samenhangende beperkingen. In dergelijke gevallen kan het mede met het oog op het garanderen van een algehele efficiency in de havens dus noodzakelijk zijn het aantal vergunninghoudende verleners van havendiensten te beperken terwijl de openbaredienstverplichtingen van een dienstverlener of van de beherende haveninstantie en de geldende milieuregels worden geëerbiedigd.

(12) De criteria voor een dergelijke beperking moeten objectief, transparant, niet-discriminerend, relevant en proportioneel zijn. Wat vrachtafhandeling betreft, mag, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, het aantal dienstverleners per vrachtafhandelingscategorie niet tot minder dan twee volledig onafhankelijke dienstverleners worden beperkt.

(13) Dienstverleners dienen het recht te hebben zelf hun personeel te kiezen. Zij dienen de geldende regels inzake opleiding, vakbekwaamheid en arbeidsomstandigheden na te leven.

(14) Wanneer een beperking op het aantal verleners van havendiensten geldt, moeten deze door de bevoegde instantie worden geselecteerd door middel van een transparante, objectieve, open en eerlijke selectieprocedure met niet-discriminerende regels.

(15) Om ervoor te zorgen dat besluiten en proceduremaatregelen krachtens deze richtlijn door onafhankelijke instanties worden genomen en daarover geen twijfel te laten bestaan, dient de positie van een havenbeheerder die zelf als verlener van havendiensten optreedt of wil optreden nader te worden omschreven. In dat geval moeten op de havenbeheerder dezelfde voorwaarden en procedures van toepassing zijn als die welke gelden voor andere dienstverleners, met dien verstande dat de havenbeheerder het goed functioneren van de haven moet kunnen blijven waarborgen. Derhalve moet een onafhankelijke instantie wordt belast met een eventuele beslissing over beperking van het aantal dienstverleners en met de selectie zelf; de havenbeheerder mag niet discrimineren tussen dienstverleners en tussen havengebruikers.

(16) Het is bijgevolg noodzakelijk ervoor te zorgen dat niet wordt gediscrimineerd tussen de havenbeheerder en onafhankelijke exploitanten en tussen de beheerders van verschillende havens.

(17) Op financieel gebied moet aan de beheerders van onder deze richtlijn vallende havens die ook optreden als dienstverleners de verplichting worden opgelegd gescheiden boekhoudingen te voeren voor hun als havenbeheerder uitgevoerde activiteiten enerzijds en hun op basis van vrije concurrentie verrichte werkzaamheden anderzijds.

(18) Bij Richtlijn 2000/52/EG van de Commissie van 26 juli 2000 wordt een aantal ondernemingen de verplichting opgelegd gescheiden boekhoudingen te voeren; deze verplichting geldt alleen voor ondernemingen waarvan de totale jaarlijkse omzet in elk van de afgelopen twee jaar meer dan 40 miljoen euro bedroeg. Gezien de invoering van de vrije verlening van havendiensten in de Gemeenschap moet ervoor worden gezorgd dat het principe van gescheiden boekhoudingen van toepassing is op alle havens die onder de toepassing van de onderhavige richtlijn vallen en moeten de havens regels inzake transparantie worden opgelegd die niet minder stringent zijn dan die welke zijn vastgesteld in Richtlijn 2000/52/EG .

(19) Het voorschrift een boekhouding te voeren voor activiteiten op het gebied van havendiensten dient te gelden voor alle ondernemingen die zijn geselecteerd voor het verlenen van dergelijke diensten.

(20) Zelfafhandeling moet worden toegestaan overeenkomstig de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden en de voor zelfafhandelaars geldende criteria moeten dezelfde zijn als die welke op verleners van havendiensten van toepassing zijn voor dezelfde of een vergelijkbare dienst.

(21) Via een selectieprocedure verleende vergunningen moeten in de tijd beperkt zijn. Het is redelijk om bij het bepalen van de looptijd van een vergunning rekening te houden met het feit of de dienstverlener al dan niet in activa heeft moeten investeren, en zo ja, of het roerende of onroerende activa betreft.

(22) De huidige situatie in de havens in de Gemeenschap, die wordt gekenmerkt door een veelheid van vergunnings- en selectiemethodes en -periodes, vereist dat duidelijke overgangsperiodes worden vastgesteld. De desbetreffende overgangsregels dienen onderscheid te maken tussen havens waar het aantal dienstverleners beperkt is en havens waar dit niet het geval is.

(23) Wanneer het aantal dienstverleners niet beperkt is, is er geen reden om de bestaande vergunningen te wijzigingen; nieuwe vergunningen dienen echter overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn te worden verleend.

(24) Wanneer het aantal dienstverleners beperkt is, dienen de overgangsperiodes te worden gedifferentieerd al naargelang de vergunningen al dan niet via een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure zijn verleend, de dienstverlener al dan niet aanzienlijke investeringen heeft verricht en deze investeringen betrekking hadden op roerende dan wel onroerende activa. Ter wille van de rechtszekerheid moet in elk geval een maximale looptijd worden vastgesteld, waarbij de nationale instanties een aanzienlijke manoeuvreerruimte wordt gelaten om op adequate wijze rekening te kunnen houden met de specifieke aspecten van elke zaak.

(25) De lidstaten moeten de bevoegde instanties die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn aanwijzen.

(26) Er dient in beroepsprocedures tegen besluiten van de bevoegde instanties te worden voorzien.

(27) De lidstaten moeten zorgen voor een adequaat niveau van sociale zekerheid voor het personeel van ondernemingen die havendiensten verlenen en moeten erop toezien dat de vakbekwaamheid op een adequaat niveau wordt gehandhaafd, met name indien dienstverleners elkaar opvolgen.

(28) De bepalingen van deze richtlijn laten de rechten en verplichtingen van de lidstaten wat betreft ordehandhaving, veiligheid en beveiliging in de havens alsmede milieubescherming geheel onverlet.

(29) Deze richtlijn laat de toepassing van de regels van het Verdrag onverlet; de Commissie zal met name op de naleving van deze regels blijven toezien door waar nodig alle haar bij artikel 86 van het Verdrag verleende bevoegdheden uit te oefenen.

(30) Op basis van verslagen van de lidstaten over de toepassing van deze richtlijn moet de Commissie een evaluatie opstellen die in voorkomend geval samen met een voorstel voor een herziening van de richtlijn moet worden ingediend,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 - Doelstelling

1. Vrije verlening van havendiensten geldt voor verleners van havendiensten in de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn. Verleners van havendiensten hebben toegang tot haveninstallaties in de mate die nodig is voor de uitoefening van hun activiteiten.

2. Met de bepalingen van deze richtlijn wordt uiteengezet dat de vrijheid om havendiensten te verlenen in bepaalde gevallen kan worden beperkt op grond van capaciteits- en ruimteproblemen in de haven of het havensysteem en eventueel rekening moet houden met de eisen inzake veiligheid, milieubescherming en openbare dienstverplichtingen.

Artikel 2 - Reikwijdte

1. Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage vermelde havendiensten die ten behoeve van gebruikers van de haven worden verleend, hetzij binnen het havengebied, hetzij op de waterwegen naar en van de haven of het havensysteem.

2. Deze richtlijn geldt voor op het grondgebied van een lidstaat gevestigde zeehavens of havensystemen die geopend zijn voor het algemene commerciële maritieme vervoer, mits de haven in de afgelopen drie jaar jaarlijks niet minder dan 3 miljoen ton of 500.000 passagiersbewegingen heeft verwerkt.

3. Wanneer een haven de in lid 2 vermelde vrachtverkeersdrempel haalt, maar beneden de corresponderende drempel voor passagiersbewegingen blijft, zijn de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing op havendiensten die uitsluitend voor passagiers zijn gereserveerd. Wanneer de drempel voor passagiersbewegingen wel, maar de vrachtvervoerdrempel niet werd bereikt, zijn de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing op havendiensten die uitsluitend voor vracht zijn bestemd. Ter informatie publiceert de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst van de in dit artikel bedoelde havens en havensystemen die gebaseerd is op de door de lidstaten verstrekte gegevens. Deze lijst wordt voor het eerst drie maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens jaarlijks gepubliceerd.

4. De lidstaten kunnen eisen dat de verleners van havendiensten in de Gemeenschap zijn gevestigd en dat vaartuigen die uitsluitend voor de verlening van havendiensten worden gebruikt zijn geregistreerd in en onder de vlag varen van een lidstaat.

Artikel 3

1. Deze richtlijn laat de verplichtingen van de bevoegde instanties die voortvloeien uit Richtlijn 92/50/EEG, Richtlijn 93/36/EEG, Richtlijn 93/37/EEG en Richtlijn 93/38/EEG onverlet.

2. Wanneer op grond van een van de in lid 1 genoemde richtlijnen een dienstverleningscontract verplicht moet worden aanbesteed, zijn artikel 8, leden 1, 2, 3, 4 en 5, artikel 12, lid 1 en lid 2, en artikel 13 van deze richtlijn niet van toepassing op de gunning van dat contract. De lidstaten mogen bij de aanbesteding van dit soort contracten evenwel specifieke bepalingen met betrekking tot hun havens doen opnemen.

3. De richtlijn laat de verplichtingen van de bevoegde instanties die voortvloeien uit de Richtlijnen 89/48/EEG, 92/51/EEG en 99/42/EG inzake wederzijdse erkenning door de lidstaten van beroepsopleidingen onverlet.

Artikel 4 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) "zeehaven" (in deze richtlijn "haven" genoemd: een uit land en water bestaand gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van deze goederen via de binnenvaart en het in- en ontschepen van passagiers:

(2) "havensysteem": twee of meer havens in hetzelfde gebied die onder eenzelfde havenbeheerder vallen ;

(3) "havenautoriteit" of "havenbeheerder" (hierna "havenbeheerder" genoemd): een instantie waarvan de doelstelling overeenkomstig de nationale wet- of regelgeving, al dan niet in combinatie met andere activiteiten, bestaat in de administratie en het beheer van de haveninfrastructuur en de coördinatie en controle van de activiteiten van de verschillende in de betrokken haven of het betrokken havensysteem opererende exploitanten. Zij kan bestaan uit verschillende afzonderlijke lichamen of verantwoordelijk zijn voor meer dan één haven;

(4) "havendiensten": de in de bijlage vermelde diensten met commerciële waarde die normaal tegen betaling in een haven worden verleend;

(5) "verlener van havendiensten": elke natuurlijke of rechtspersoon die een of meer categorieën havendiensten verleent of wil verlenen;

(6) "openbare dienstverplichting": een door een bevoegde instantie opgelegde verplichting die een adequate verlening van bepaalde categorieën havendiensten moet waarborgen;

(7) "zelfafhandeling": de situatie waarin een havengebruiker met eigen personeel en eigen apparatuur in overeenstemming met de in deze richtlijn neergelegde criteria voor zichzelf één of meer categorieën havendiensten verzorgt, en waarin normaal geen contract van enigerlei aard met een derde wordt gesloten voor de verlening van dergelijke diensten;

(8) "vergunning": elke toestemming, met inbegrip van een contract, op grond waarvan een natuurlijke of rechtspersoon havendiensten mag verlenen of aan zelfafhandeling mag doen.

Artikel 5 - Bevoegde instanties

De lidstaten wijzen de met de uitvoering van de artikelen 6, 7, 8, 10, 11, 12 en 19 van deze richtlijn belaste bevoegde instantie of instanties aan.

Artikel 6 - Vergunningverlening

1. De lidstaten kunnen eisen dat een verlener van havendiensten vooraf een vergunning verkrijgt onder de in de leden 2, 3, 4 en 5 vermelde voorwaarden. Aan overeenkomstig artikel 8 geselecteerde dienstverleners wordt automatisch een vergunning verleend.

2. De criteria voor de toekenning van een vergunning door de bevoegde instantie moeten transparant, niet-discriminerend, objectief, relevant en proportioneel zijn. De criteria mogen alleen betrekking hebben op

(a) de beroepskwalificaties van de dienstverlener, zijn financiële positie en verzekeringsdekking;

(b) de maritieme veiligheid of de veiligheid van de haven of van de toegang tot die haven, de installaties, uitrusting en personen;

(c) de werkgelegenheid en sociale aangelegenheden, indien van toepassing;

(d) de eisen op milieugebied, indien van toepassing;

(e) de ontwikkelingsplannen met betrekking tot de haven.

De vergunning kan openbare dienstverplichtingen met betrekking tot veiligheid, regelmatigheid, continuïteit, kwaliteit en prijs omvatten, alsook de voorwaarden waaronder de dienst mag worden verleend.

3. Wanneer de vereiste beroepskwalificaties specifieke plaatselijke kennis of ervaring met plaatselijke omstandigheden omvatten, moet de bevoegde instantie een passende opleiding voor aspirant-dienstverleners verzorgen.

4. De in lid 2 bedoelde criteria worden openbaar gemaakt en de verleners van havendiensten worden van tevoren ingelicht over de procedure voor het verkrijgen van de vergunning. Dit voorschrift geldt eveneens voor een vergunning waarbij de dienstverlening wordt gekoppeld aan investeringen in onroerende activa die na het verstrijken van de vergunning aan de haven toevallen.

5. De verlener van havendiensten heeft het recht zelf personeel te kiezen voor de uitvoering van de dienst waarop de vergunning betrekking heeft, mits hij voldoet aan de criteria die in lid 2 uiteen zijn gezet.

Artikel 7 - Beperkingen

1. De lidstaten kunnen het aantal verleners van havendiensten alleen beperken om redenen in verband met ruimte- of capaciteitsbeperkingen of in verband met de veiligheid van het maritieme verkeer, dan wel op grond van de geldende milieuverordeningen. De bevoegde instantie moet:

(a) de belanghebbende partijen er met opgaaf van redenen van op de hoogte stellen voor welke categorie of categorieën havendiensten en voor welk specifiek gedeelte van de haven de beperkingen gelden;

(b) het in de gegeven omstandigheden hoogst haalbare aantal dienstverleners toelaten.

2. Wanneer er ruimte- of capaciteitsbeperkingen bestaan verleent de bevoegde instantie, voor zover er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden wat verkeersvolume en categorieën vracht betreft, een vergunning aan tenminste twee volledig van elkaar onafhankelijke dienstverleners per vrachtcategorie.

3. Wanneer de bevoegde instantie die belast is met de besluitvorming over beperkingen met betrekking tot de betrokken haven tevens havenbeheerder is en de havenbeheerder zelf of een dienstverlener waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft of waarbij hij betrokken is tevens als dienstverlener in die haven optreedt of wil optreden, wijzen de lidstaten een andere bevoegde instantie aan die zij belasten met de besluitvorming of goedkeuring van de besluitvorming over eventuele beperkingen. Deze nieuwe bevoegde instantie moet onafhankelijk zijn van de havenbeheerder en mag:

(a) geen havendiensten verlenen die vergelijkbaar zijn met die welke door een in de betrokken haven opererende dienstverlener worden verstrekt; en

(b) geen directe of indirecte zeggenschap hebben over of betrokken zijn bij een in de betrokken haven opererende dienstverlener.

Artikel 8 - Selectieprocedure

1. Wanneer het aantal verleners van havendiensten overeenkomstig artikel 7 door de bevoegde instantie is beperkt, neemt deze de nodige maatregelen om te zorgen voor een transparante en objectieve selectieprocedure in de vorm van een aanbesteding aan de hand van proportionele, niet-discriminerende en relevante criteria.

2. De bevoegde instantie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een uitnodiging aan de belanghebbende partijen om aan het selectieproces deel te nemen. In deze uitnodiging kan melding worden gemaakt van de internetpagina van de bevoegde instantie of van de haven zelf dan wel, wanneer geen internetpagina voorhanden is, van enige andere wijze waarop de nodige informatie tijdig ter beschikking kan worden gesteld van eenieder die in het selectieproces geïnteresseerd is.

3. De bevoegde instantie vermeldt in haar uitnodiging

(a) de vergunningscriteria overeenkomstig artikel 6, lid 2, alsmede selectiecriteria die de minimumeisen van die instantie weergeven;

(b) gunningscriteria die de basis vormen waarop de instantie een keuze zal maken uit de aan de selectiecriteria beantwoordende offertes;

(c) voorwaarden die aangeven welke dienstverleningsverplichtingen in het contract worden opgenomen en welke infrastructuur en uitrusting ter beschikking van de geselecteerde inschrijver worden gesteld, onder vermelding van de daarbij geldende voorwaarden en regels;

(d) boetes en de voorwaarden voor annulering indien niet aan de criteria wordt voldaan; en

(e) de periode waarop de vergunning betrekking heeft.

4. De procedure dient te voorzien in een tussenpoos van tenminste 52 dagen tussen de verschijning van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen en de uiterste indieningstermijn.

5. De bevoegde instantie verstrekt bij de voorlichting van potentiële dienstverleners alle relevante informatie waarover zij beschikt.

6. Wanneer de bevoegde instantie die voor de betrokken haven de selectieprocedure voor een specifieke havendienst uitvoert tevens havenbeheerder is en de havenbeheerder zelf of een dienstverlener waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft of waarbij hij betrokken is als verlener van dezelfde of een soortgelijke dienst in die haven optreedt of wil optreden, wijzen de lidstaten een andere bevoegde instantie aan die zij met de selectieprocedure belasten. Deze nieuwe bevoegde instantie moet onafhankelijk zijn van de havenbeheerder en mag:

(a) geen havendiensten verlenen die vergelijkbaar zijn met die welke door een in de betrokken haven opererende dienstverlener worden verstrekt, en

(b) geen directe of indirecte zeggenschap hebben over of betrokken zijn bij een in de betrokken haven opererende dienstverlener.

Artikel 9 - Looptijd van de vergunning

Verleners van havendiensten worden geselecteerd voor een beperkte periode die wordt vastgesteld aan de hand van de volgende criteria.

1. Wanneer de dienstverlener voor het verlenen van de betrokken diensten geen of onbeduidende investeringen verricht, bedraagt de maximale looptijd van de vergunning vijf jaar.

2. Wanneer de dienstverlener aanzienlijke investeringen verricht in

(a) roerende activa, bedraagt de maximale looptijd tien jaar;

(b) onroerende activa, bedraagt de maximale looptijd 25 jaar, ongeacht of de eigendom daarvan na afloop al dan niet aan de haven toevalt.

Artikel 10 - Boekhoudkundige bepalingen

De bevoegde instantie legt de geselecteerde dienstverleners de verplichting op voor elk van de betrokken havendiensten een afzonderlijke boekhouding te voeren. De boekhoudkundige procedures moeten in overeenstemming zijn met de gangbare commerciële praktijk en algemeen aanvaarde boekhoudprincipes.

Artikel 11 - Zelfafhandeling

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zelfafhandeling overeenkomstig deze richtlijn toe te staan.

2. Voor zelfafhandeling kan een vergunning verplicht worden gesteld waarvoor de criteria dezelfde moeten zijn als die welke gelden voor verleners van dezelfde of een vergelijkbare havendienst.

Artikel 12 - Havenbeheerder

1. Wanneer de havenbeheerder havendiensten verleent, moet deze voldoen aan de criteria van artikel 6 en voor elk van de door hem verleende havendiensten een afzonderlijke boekhouding voeren. De boekhoudkundige procedures moeten in overeenstemming zijn met de gangbare commerciële praktijk en algemeen aanvaarde boekhoudprincipes, om ervoor te zorgen dat:

(a) de interne rekeningen voor de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

(b) alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

(c) de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhouding wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

2. In het accountantsverslag over de jaarrekeningen moeten eventuele financiële stromen tussen de activiteiten op het gebied van havendiensten van de havenbeheerder en diens andere activiteiten worden vermeld. Het accountantsverslag moet door de lidstaten worden bewaard en op verzoek aan de Commissie ter beschikking worden gesteld.

3. Wanneer na afloop van een selectieprocedure als bedoeld in artikel 1 voor een specifieke havendienst geen geschikte dienstverlener is gevonden, kan de bevoegde instantie, met inachtneming van de voorwaarden van lid 1 van dit artikel, de verlening van deze dienst gedurende een periode van maximaal vijf jaar reserveren voor de havenbeheerder.

4. De havenbeheerder discrimineert niet tussen dienstverleners. Met name onthoudt hij zich van discriminatie ten gunste van een onderneming of instantie waarin hij een belang heeft.

5. De bepalingen van deze richtlijn laten de rechten en verplichtingen van de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2000/52/EG (de "transparantierichtlijn") volledig onverlet.

Artikel 13 - Beroepsprocedures

1. De lidstaten waarborgen dat elke partij die hierbij een gewettigd belang heeft, gerechtigd is tegen de overeenkomstig deze richtlijn door de bevoegde instanties of de havenbeheerder genomen besluiten of individuele maatregelen in beroep te gaan.

2. Wanneer overeenkomstig deze richtlijn een verzoek om toegang tot de markt voor havendiensten wordt afgewezen, wordt de aanvrager in kennis gesteld van de redenen waarom hij geen vergunning heeft verkregen of niet is geselecteerd. Deze redenen moeten objectief, niet-discriminerend en gegrond zijn en moeten terdege worden gemotiveerd. Voor de aanvrager moeten beroepsprocedures beschikbaar zijn. Het moet mogelijk zijn in beroep te gaan bij een nationale rechtbank of een overheidsinstantie die qua organisatie, financiering, juridische structuur en besluitvorming onafhankelijk is van de bevoegde instantie of beheerder van de betrokken haven, alsook van enige dienstverlener.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat door de beroepsinstanties genomen besluiten onderworpen zijn aan rechterlijke toetsing.

Artikel 14 - Veiligheid, beveiliging en milieubescherming

De bepalingen van deze richtlijn laten de rechten en verplichtingen van de lidstaten en van de bevoegde autoriteiten die door hen zijn aangesteld ten aanzien van ordehandhaving, veiligheid en beveiliging in havens, alsook ten aanzien van milieubescherming volledig onverlet.

Artikel 15 -Sociale bescherming

Onverminderd de toepassing van deze richtlijn en behoudens de overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de toepassing van hun sociale wetgeving te waarborgen. De sociale normen moeten niet lager liggen dan die welke in de toepasselijke communautaire wetgeving zijn neergelegd.

Artikel 16 - Overgangsmaatregelen

1. Wanneer het aantal verleners van havendiensten niet beperkt is wegens ruimte- of capaciteitsbeperkingen dan wel met de maritieme veiligheid samenhangende beperkingen, kunnen bestaande vergunningen ongewijzigd van kracht blijven tot op het moment dat het aantal dienstverleners wel wordt beperkt. Nieuwe vergunningen moeten voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn.

2. Wanneer het aantal verleners van havendiensten in een haven beperkt is, gelden de voorschriften van de punten a) t/m e).

a) Wanneer een bestaande vergunning na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend en voorts in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn, kan die vergunning ongewijzigd van kracht blijven.

b) Wanneer een bestaande vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn werd verleend en de dienstverlener geen of slechts onbeduidende investeringen heeft verricht, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen twee jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen vier jaar in alle andere gevallen.

c) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in roerende activa heeft verricht, geldt het volgende:

(i) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn, maar wel na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, bedraagt de maximale looptijd van de bestaande vergunning tien jaar;

(ii) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en niet na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen drie jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen vijf jaar in alle andere gevallen.

d) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in onroerende activa heeft verricht, geldt het volgende:

(i) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn, maar wel na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, bedraagt de maximale looptijd van de bestaande vergunning 25 jaar;

(ii) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en niet na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen vijf jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen acht jaar in alle andere gevallen.

e) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in roerende en onroerende activa heeft verricht, is punt d) van toepassing.

Artikel 17 - Vergoeding

Een geselecteerde dienstverlener betaalt zo nodig een vergoeding voor de door hem overgenomen onroerende activa. De bevoegde autoriteit kan de waarde daarvan vaststellen voordat de selectieprocedure wordt opgestart.

Artikel 18 - Verslaglegging en herziening

De lidstaten dienen uiterlijke drie jaar na de omzettingsdatum bij de Commissie een verslag over de toepassing van deze richtlijn in.

Op basis van de verslagen van de lidstaten stelt de Commissie een evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten op, die in voorkomend geval samen met een voorstel voor de herziening van de richtlijn wordt ingediend.

Artikel 19 - Tenuitvoerlegging

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn daaraan te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 21 - Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[...] [...]

BIJLAGE

LIJST VAN ONDER DEZE RICHTLIJN VALLENDE HAVENDIENSTEN

(1) Technisch-nautische diensten

(a) loodsen

(b) slepen

(c) afmeren

(2) Vrachtafhandeling met inbegrip van

(a) laden en lossen;

(b) stuwen, overslag en ander vervoer binnen de terminal;

(c) opslag, ook in depot en entrepot, afhankelijk van de vrachtcategorie;

(d) groepage.

(3) Passagiersdiensten (inclusief inschepen en ontschepen).