52001PC0124

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid /* COM/2001/0124 def. - COD 2000/0195 */

Publicatieblad Nr. 180 E van 26/06/2001 blz. 0182 - 0189


Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

I. INLEIDING

Op 20 juli 2000 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid. Art. 129 van het EG-Verdrag vormt de rechtsgrond van dit besluit. Het Comité van de Regio's heeft op 14 december 2000 advies uitgebracht en het Economisch en Sociaal Comité op 31 januari 2001. Ingevolge de goedkeuring door het Europees Parlement van zijn advies op [14 februari 2001] heeft de Commissie haar oorspronkelijke voorstel thans gewijzigd in overeenstemming met artikel 250 van het EG-Verdrag.

II. AMENDEMENTEN

De verwijzing naar de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten als een van de sterke punten van de werkgelegenheidsstrategie is benadrukt (overweging 5). De rol van het Europees Parlement in het Europese werkgelegenheidsbeleid wordt verduidelijkt (overweging 7).

Een aantal amendementen heeft betrekking op de rol van de sociale partners en de desbetreffende plaatselijke en regionale instanties. Deze hebben betrekking op de wijze waarop de lidstaten met hen samenwerken en op de uitvoering van een actief informatiebeleid (artikel 2, lid 2), alsook op de evaluatie van de nationale actieplannen (artikel 3, lid 1, onder 2). De methoden voor het voeren van een dergelijk actief informatiebeleid zijn gespecificeerd (artikel 4). De toegang van het publiek tot deze evaluatie en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid wordt verduidelijkt (artikel 4, lid 2 bis).

Er wordt speciale aandacht besteed aan de analyse van de plaatselijke werkgelegenheidsdimensie van de werkgelegenheidsstrategie (artikel 3, lid 1, onder 3) en 6).

De relatie tussen dit programma en andere communautaire programma's is verduidelijkt, waarbij met name is vermeden dat de werkgelegenheidsstrategie ondergeschikt wordt gemaakt aan het algemeen economisch beleid. Bovendien zijn de programma's die in dit verband van bijzonder belang zijn, speciaal vermeld (artikel 3, lid 1, onder 2 bis, en artikel 5). In deze amendementen wordt ook de noodzaak erkend van een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de effecten van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

De genderspecifieke elementen van het programma zijn versterkt, terwijl dubbel werk en te veel bijzonderheden inzake specifieke projecten wordt vermeden, onder verwijzing naar de relevante elementen van het gelijkekansenbeleid (artikel 3, lid 2).

2000/0195 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 129,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C ...

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

[2] PB C ...

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

[3] PB C ...

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [4],

[4] PB C ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 3 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap het bevorderen omvat van de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, teneinde het doeltreffender te maken door het ontwikkelen van een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie.

(2) Titel VIII van het Verdrag, en met name artikel 127, bepaalt dat de Gemeenschap de maatregelen van de lidstaten waar nodig aan zal vullen en dat bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en de activiteiten van de Gemeenschap rekening wordt gehouden met de doelstelling van een hoog werkgelegenheidsniveau.

(3) Titel VIII van het Verdrag, en met name artikel 128, stelt de procedures vast volgens welke de lidstaten en de Gemeenschap streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen; de Raad stelt met name richtsnoeren op voor het bereiken van de doelstelling van de ontwikkeling van een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie en kan aanbevelingen tot de lidstaten richten; en de Raad en de Commissie stellen een gezamenlijk jaarverslag aan de Europese Raad op over de werkgelegenheidssituatie.

(4) De buitengewone Europese Raad over werkgelegenheid van 20 en 21 november 1997 in Luxemburg heeft de stoot gegeven tot een algemene strategie voor de werkgelegenheid, de Europese werkgelegenheidsstrategie, die de coördinatie omvat van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten op basis van gemeenschappelijke richtsnoeren (het proces van Luxemburg), de voortzetting en de ontwikkeling van een gecoördineerd macro-economisch beleid dat steunt op een goed werkende interne markt, waardoor de kiel zal worden gelegd voor een duurzame groei, een nieuw dynamisme en een klimaat van vertrouwen waarin het werkgelegenheidsherstel kan gedijen. Deze strategie behelst ook dat systematischer en wilskrachtiger dan in het verleden ten dienste van de werkgelegenheid gebruik wordt gemaakt van het communautaire beleid op alle terreinen, of het nu om kader- dan wel om steunbeleid gaat.

(5) De Europese Raad van Lissabon heeft overeenstemming bereikt over een nieuw strategisch doel voor de Unie, namelijk een concurrerende en dynamische kenniseconomie te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, en aldus opnieuw de voorwaarden te creëren voor volledige werkgelegenheid. Hiertoe heeft hij een nieuwe reeks doelen en benchmarks vastgesteld, en wel in het kader van een nieuwe open coördinatiemethode op alle niveaus, gekoppeld aan een sterkere richtinggevende en coördinerende rol voor de Europese Raad, om te komen tot een coherentere strategische sturing en een doeltreffender monitoring van de vooruitgang. Bovendien heeft hij ertoe opgeroepen met de tussentijdse evaluatie van het proces van Luxemburg een nieuwe impuls te geven door de richtsnoeren nader in te vullen en concretere doelstellingen te geven, zulks door nauwere banden met andere beleidsterreinen tot stand te brengen.

(5 bis) Een van de sterke punten van de Europese werkgelegenheidsstrategie is gelegen in het feit dat de lidstaten samenwerken op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid, maar dat zij het recht behouden beslissingen te nemen die op hun individuele omstandigheden zijn afgestemd. Een ander sterk punt is dat zij lering trekken uit de ervaringen van anderen, waaronder de wijze waarop zij de sociale partners, plaatselijke en regionale overheden en de burgers daarbij betrekken.

(6) Artikel 129 biedt de Raad de mogelijkheid stimuleringsmaatregelen aan te nemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten.

(7) Het Europees Parlement, dat in het verleden de communautaire activiteiten op het gebied van de werkgelegenheid krachtig heeft gesteund, speelt een belangrijke rol in het Europese werkgelegenheidsbeleid en wordt geraadpleegd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

(8) De Europese Raad heeft bepaald dat er vergelijkbare en betrouwbare statistieken en indicatoren op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt moeten worden vastgesteld en verzameld.

(9) Op grond van artikel 130 van het Verdrag is bij Besluit 2000/98/EG van de Raad van 24 januari 2000 het Comité voor de werkgelegenheid ingesteld teneinde de coördinatie van het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid van de lidstaten te bevorderen. [5]

[5] PB L 29 van 04.02.2000, blz. 21-22.

(10) In dit besluit wordt een financieel referentiebedrag opgenomen, onverminderd de in het Verdrag neergelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit.

(11) Besluit 98/171/EG van de Raad 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, dat op het ogenblik in dergelijke activiteiten voorziet, komt op 31 december 2000 te vervallen [6].

[6] PB L 63 van 04.03.1998, blz. 26-28.

(12) Het onderhavige besluit voorziet in de voortzetting en uitbreiding van de activiteiten waarmee uit hoofde van Besluit 98/171/EG van de Raad een begin is gemaakt.

(13) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [7], moeten de maatregelen voor de uitvoering van het onderhavige besluit worden vastgesteld door gebruikmaking van de in artikel 3 van dat besluit bedoelde raadplegingsprocedure,

[7] PB L 184 van 17.07.1999, blz. 23.

BESLUITEN:

Artikel 1 (Vaststelling van communautaire activiteiten)

1. De communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt worden uitgevoerd in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

2. Deze activiteiten leveren ook een bijdrage tot de ontwikkeling van de gecoördineerde strategie ter bevordering van de werkgelegenheid door middel van monitoring en ondersteuning van de in de lidstaten uitgevoerde acties, onder eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten ter zake.

Artikel 2 (Doelstellingen)

1. Deze activiteiten hangen rechtstreeks samen met de uitvoering van de werkgelegenheidstitel van het EG-Verdrag. Zij zijn voornamelijk gericht op de ontwikkeling, planning, monitoring, follow-up en evaluatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie en zijn sterk toekomstgericht.

2. Met deze activiteiten wordt met name beoogd de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van analyse, onderzoek en monitoring van het arbeidsmarktbeleid te bevorderen, goede praktijken te onderkennen en de uitwisseling en overdracht van informatie en ervaringen te bevorderen, de aanpak en inhoud van de Europese werkgelegenheidsstrategie, waaronder methoden om samen te werken met de sociale partners en desbetreffende plaatselijke en regionale instanties, te ontwikkelen en een actief en transparant informatiebeleid te voeren.

Artikel 3 (Communautaire maatregelen)

1. Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, hebben de communautaire maatregelen betrekking op de volgende activiteiten:

(1) Activiteiten die, in het kader van het overeengekomen beleidsdoel van een grotere werkgelegenheid, als basis moeten dienen voor een meer strategische benadering van het werkgelegenheidsbeleid in de EU via een analyse en evaluatie van de werkgelegenheidstrends, een algemeen beleidskader, de evaluatie van beleidskeuzes en het effect van het communautair beleid. De analyse dient zo veel mogelijk genderspecifiek te zijn.

(2) Activiteiten die erop gericht zijn de inspanningen van de lidstaten voor een consistente en gecoördineerde evaluatie van hun nationale actieplannen te ondersteunen, o.a. de wijze waarop de sociale partners en relevante regionale en plaatselijke instanties bij de uitvoering daarvan betrokken zijn; op de vijfde verjaardag van de werkgelegenheidstop van Luxemburg, als de eerste periode van uitvoering van de richtsnoeren afloopt, zal een speciale evaluatie moeten worden gemaakt.

(2 bis) Een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van alle effecten van de Europese werkgelegenheidsstrategie en een analyse van de samenhang van de Europese werkgelegenheidsstrategie met het algemene economische beleid en met andere beleidsterreinen.

(3) Activiteiten die gericht zijn op de bundeling en uitwisseling van ervaringen in de lidstaten, ook op plaatselijk en regionaal niveau, zowel wat de pijlers als wat de afzonderlijke richtsnoeren betreft, zoals omschreven in de jaarlijkse richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Intensivering van deze samenwerking zal de lidstaten helpen bij de ontwikkeling van hun werkgelegenheidsbeleid in het licht van de getrokken lessen.

(4) Activiteiten die gericht zijn op de monitoring van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de lidstaten, met name via de Europese Waarnemingspost voor de werkgelegenheid.

(5) Technische en wetenschappelijke werkzaamheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke indicatoren, de verbetering en aanvulling van de statistieken, de benchmarking van prestaties en de uitwisseling van informatie over optimale praktijken, aangezien dit kosteneffectiever op communautair niveau kan gebeuren dan op het niveau van de lidstaten afzonderlijk.

(6) Prospectieve analyses op beleidsterreinen die van belang zijn voor de Commissie en de lidstaten, voor de ontwikkeling van de Europese werkgelegenheidsstrategie, waaronder studies over plaatselijke werkgelegenheidsstrategieën en -initiatieven, door middel van vroegtijdige analyses, nieuwe onderzoeksgebieden en de mainstreaming van het werkgelegenheidseffect van het communautair beleid.

(7) Activiteiten ter ondersteuning van de inspanningen van de voorzitterschappen van de Europese Unie om speciaal aandacht te besteden aan prioritaire onderdelen van de strategie, speciale evenementen van groot internationaal belang of van algemeen belang voor de Unie en de lidstaten.

2. Bij bovengenoemde activiteiten zal aandacht worden geschonken aan de inspanningen van de lidstaten inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, met inbegrip van inspanningen met betrekking tot de integratie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en de continuïteit van hun beroepsactiviteit, alsook de bevordering van een gezinsvriendelijk beleid.

3. Bij de toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt de Commissie rekening met statistische gegevens, studies en acties van internationale organisaties zoals de OESO en de IAO.

Artikel 4 (Output)

1. De output van de in artikel 3 genoemde activiteiten verschilt naar gelang van het soort activiteit. Hij omvat het verslag Werkgelegenheid in Europa en andere publicaties, werkdocumenten, aan de Raad en de Commissie voor te leggen verslagen - met name het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid -, nationale seminars bijvoorbeeld ter voorbereiding van de nationale actieplannen, seminars over het werkgelegenheidsbeleid of de organisatie van belangrijke internationale evenementen over prioritaire onderwerpen of onderwerpen van algemeen belang. Voor een betere verspreiding van de resultaten zal meer gebruik moeten worden gemaakt van internetfaciliteiten (web-publishing, chats en seminars via internet) ter bevordering van de uitwisseling van informatie en de samenwerking.

2a. Teneinde de transparantie te verbeteren, zorgt de Commissie ervoor dat de evaluatie van de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid en de jaarverslagen over de werkgelegenheid voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk zijn.

Artikel 5 (Samenhang en complementariteit)

De Commissie ziet in samenwerking met de lidstaten toe op de algemene samenhang met andere beleidsonderdelen, instrumenten en acties van de Unie en de Gemeenschap, met name met de relevante activiteiten in verband met onderzoek, gelijkheid van mannen en vrouwen, sociale integratie, cultuur, onderwijs, opleiding en het jeugdbeleid en op het gebied van de externe betrekkingen van de Gemeenschap.

Artikel 6 (Deelname van derde landen) [uitbr.]

1. De activiteiten staan open voor deelname door:

-de landen van de Europese Economische Ruimte,

-de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstig de voorwaarden in de Europaovereenkomsten, de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de respectievelijke Associatieraden,

-Cyprus, Malta en Turkije op basis van met deze landen te sluiten bilaterale overeenkomsten,

-andere mediterrane landen in het kader van de betrekkingen van de Europese Unie met die landen.

2. De kosten van de in lid 1 bedoelde deelneming komen ten laste hetzij van de betrokken landen zelf, hetzij van de communautaire begrotingslijnen betreffende de uitvoering op het betrokken gebied van de samenwerkings-, associatie- of partnerschapsovereenkomsten met deze landen.

Artikel 7 (Uitvoering)

1. De Commissie voert deze activiteiten uit overeenkomstig dit besluit.

2. De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité, bestaande uit de vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna "het comité").

3. Wanneer naar dit lid verwezen wordt, is overeenkomstig artikel 7, lid 3, en artikel 8 de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van toepassing.

4. De vertegenwoordiger van de Commissie raadpleegt het comité met name over:

-de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma;

-de jaarlijkse begrotingen en de verdeling van de middelen over de maatregelen;

-het jaarlijks werkplan voor de uitvoering van de acties van het programma en de voorstellen van de Commissie betreffende de selectiecriteria voor financiële steun.

5. Om de in artikel 5 bedoelde samenhang en complementariteit van dit programma met andere maatregelen te waarborgen, houdt de Commissie het comité regelmatig op de hoogte van andere relevante communautaire acties. Waar nodig zal de Commissie zorg dragen voor regelmatige en gestructureerde samenwerking tussen dit comité en de comités voor andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

Artikel 8 (In te stellen contacten)

De Commissie draagt zorg voor de nodige contacten met het Comité voor de werkgelegenheid en met de sociale partners in het kader van de in dit besluit bedoelde activiteiten.

De Commissie informeert de Europese sociale partners op hun verzoek over de resultaten van haar uitvoeringsactiviteiten.

Artikel 9 (Financiering)

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in dit besluit bedoelde communautaire activiteiten voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 beloopt 55 miljoen euro.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

3. De Commissie kan een beroep doen op technische en/of administratieve bijstand, in het wederzijds belang van de Commissie en de begunstigden, en op ondersteuningsuitgaven.

Artikel 10 (Evaluatie en verslaglegging)

1. De Commissie stelt prestatie-indicatoren vast, volgt de behaalde resultaten en laat onafhankelijke evaluaties verrichten in het derde (tussentijdse evaluatie) en laatste jaar (evaluatie achteraf) van het programma. De evaluaties gaan in het bijzonder na welke effecten zijn bereikt en in hoeverre de middelen doelmatig zijn ingezet, en verschaffen besluitgerichte aanbevelingen voor aanpassingen en de eventuele uitbreiding van het programma.

2. De Commissie maakt de resultaten van de ondernomen acties en de evaluatieverslagen openbaar.

3. In het licht van de evaluaties kan de Commissie een uitbreiding van het programma voorstellen.

4. De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2003 een tussentijds verslag over de resultaten van deze activiteiten in bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's alsmede, uiterlijk op 31 december 2006, een eindverslag. In deze verslagen neemt zij informatie op over de communautaire financiering in het kader van het programma en over de samenhang en complementariteit met andere relevante programma's, acties en initiatieven, alsmede de relevante resultaten van de evaluaties.

Artikel 11 (Publicatie)

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Titel van de maatregel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid

2. Begrotingsonderdeel

B5-5020 Werkgelegenheid en arbeidsmarkt

B5-502A Werkgelegenheid en arbeidsmarkt - Uitgaven voor administratief beheer

3. Rechtsgrond

Artikel 129 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG).

4. Omschrijving van de maatregel

4.1 Algemene doelstelling

De communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid bestrijken activiteiten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de werkgelegenheidstitel van het EG-Verdrag. Het voornaamste doel is de ontwikkeling, planning, monitoring, follow-up en evaluatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie met een sterke toekomstgerichte benadering. Zij zijn met name gericht op de bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten bij de analyse, het onderzoek en de monitoring van de arbeidsmarkt, de identificatie van optimale praktijken en de bevordering van de uitwisseling en overdracht van informatie en ervaringen, de ontwikkeling van de aanpak en de inhoud van de Europese werkgelegenheidsstrategie, en de uitvoering van een actief informatiebeleid op dit gebied.

Deze activiteiten zijn een vervolg op de activiteiten waarmee een begin is gemaakt bij Besluit 98/171/EG van de Raad van 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten ter zake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, dat geldig is tot 31 december 2000.

4.2 Looptijd en verlenging

De periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

5. Indeling van de uitgaven/ontvangsten

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

6. Aard van de uitgaven/ontvangsten

-Contracten voor studies en dienstverlening, voor vergaderingen van deskundigen en de organisatie van conferenties en seminars, alsmede voor publicaties en verspreiding

-Subsidies van minder dan 75% van de totale kosten voor de gezamenlijke financiering met andere bronnen in de publieke en/of private sector

7. Financiële gevolgen

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)

Bij de ramingen is uitgegaan van de ervaringen in het verleden en met name van de bedragen op begrotingsonderdeel B5-5020 in de periode 1998-2000. Zij houden rekening met de nieuwe behoeften die voortvloeien uit Titel VIII van het Verdrag. De ontwikkeling in de begrotingsbedragen dient uitsluitend ter indicatie (en is verenigbaar met het maximum dat is vastgesteld in punt 3 van de financiële ramingen).

Verdeling van de begroting voor 2001 in miljoenen euro's (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Totale kosten van de maatregel in miljoenen euro's (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2 Kostenverdeling (artikel B5-502)

Onderstaande kostenverdeling heeft betrekking op de in artikel 3, lid 1, van het voorgestelde besluit genoemde uitgaven. De punten van dat artikel zijn terug te vinden in onderstaande tabel.

Vastleggingskredieten in miljoenen euro's (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanvullende specificaties:

Ad 1: gebaseerd op een bedrag van EUR 500.000 per jaar voor de opstelling van het verslag Werkgelegenheid in Europa, en 3 of 4 studies per jaar ter waarde van EUR 200.000 elk.

Ad 2: financiële ondersteuning van de lidstaten om hen te helpen bij de uitvoering van een coherente en gecoördineerde evaluatie van hun NAP's. Voor de hoofdevaluatie van de eerste periode (1997-2002) van uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren in 2001/2002, is een bedrag van EUR 7,6 miljoen gepland. Voor de jaren daarna wordt de steun op EUR 0,8 miljoen per jaar geraamd.

Ad 4: hoofdzakelijk samenwerking met Eurostat; voor de periode 2003-2005 wordt een aanvullend jaarlijks bedrag van EUR 800.000 geraamd ter voorbereiding van nieuwe enquête-instrumenten (arbeidskostenenquête, loonstructuurenquête, modules van de arbeidskrachtenenquête, enquête over de vraag naar arbeidskrachten).

Ad 5: grotendeels in het kader van de integratie van de werkgelegenheid in het communautair beleid (op grond van artikel 127 B van het EG-Verdrag).

Ad 6: geraamde steun voor 4 conferenties van EUR 150.000 elk; EUR 200.000 voor andere belangrijke evenementen; voor twee evenementen inzake de openbare diensten voor de arbeidsvoorziening van EUR 150.000 elk; en EUR 200.000 voor een belangrijk evenement in het kader van de evaluatie van de eerste periode van uitvoering van de Europese werkgelegenheidsstrategie in 2001.

Ad 7: op basis van de huidige kostenniveaus, publicatie van de bovengenoemde projecten (incl. editing, desktop publishing, drukken, voorbereiding van de plaatsing op internet).

7.3 Uitgaven voor technische en/of administratieve bijstand en ondersteuning (artikel B5-502A)

Vastleggingskredieten in miljoenen euro's (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Tijdschema voor de vastleggings-/betalingskredieten

Betalingskredieten in miljoenen euro's (lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

Alle gesteunde maatregelen worden van tevoren, tussentijds en achteraf door de bevoegde diensten onderzocht ten aanzien van de kwaliteit van de inhoud en de kosteneffectiviteit. Deze maatregelen worden aangevuld met de werkzaamheden, met inbegrip van controle ter plaatse, door de financiële diensten van de Commissie en de Rekenkamer. De documenten die de Commissie en de begunstigden van de betalingen contractueel binden, voorzien in fraudebestrijdingsmaatregelen om ervoor te zorgen dat de bijdragen van de Commissie correct worden gebruikt.

9. Elementen van de kosteneffectiviteitsanalyse

De volgende elementen betreffen alleen de overeenkomstig dit besluit ingestelde begrotingslijn. Er zij evenwel op gewezen dat een aantal acties een aanvulling vormen op andere programma's, met name die betreffende het Europees Sociaal Fonds, andere communautaire initiatieven (EQUAL en artikel 13) en in het kader van het Vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

Gezien de beperkte financiële middelen zal er bij de uitvoering van de in het kader van dit mechanisme te bevorderen acties op worden toegezien dat enerzijds de beginselen van de kosteneffectiviteitsanalyse in acht worden genomen en dat anderzijds de activiteiten steng worden geselecteerd zodat een aanzienlijk multipliereffect en een hoge toegevoegde waarde ontstaan.

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

De werkgelegenheidstimulerende maatregelen hebben betrekking op activiteiten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de werkgelegenheidstitel van het Verdrag en zullen bijdragen tot de ontwikkeling, planning, monitoring, follow-up en evaluatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Om de lopende ontwikkeling van de werkgelegenheidsstrategie te waarborgen, is het belangrijk de toekomstgerichte aanpak daarvan te versterken. De werkgelegenheidstimulerende maatregelen zijn niet bedoeld voor de financiering van algemeen onderzoek, waarvoor de Commissie andere instrumenten ter beschikking staan.

De werkgelegenheidstimulerende maatregelen zijn met name bedoeld ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten bij de analyse, het onderzoek en de monitoring van het arbeidsmarktbeleid, de identificatie van optimale praktijken en de bevordering van de uitwisseling en overdracht van informatie en ervaringen, de ontwikkeling van de aanpak en inhoud van de Europese werkgelegenheidsstrategie en de vaststelling van een actief informatiebeleid op dit gebied.

De eindbegunstigden van de communautaire financiële bijdrage zijn universitaire of onderzoeksinstellingen, consultantsbureaus, de sociale partners, projectleiders, NGO's, plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten, enz. De eindgebruikers van deze activiteiten zijn de Commissie en de lidstaten, alsook (voor het verspreide materiaal) het grote publiek.

9.2 Motivering van de maatregel

Volgens art.129 EG kan de Raad:

"stimuleringsmaatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten".

Dit is een noodzakelijk beleidsinstrument om de in de werkgelegenheidstitel van het EG-Verdrag (artikelen 125-130) bedoelde Europese werkgelegenheidsstrategie te ontwikkelen en te ondersteunen. Het zal gaan om activiteiten met een duidelijke toegevoegde waarde op communautair niveau, die aldus de bestaande activiteiten in de lidstaten aanvullen.

Dit programma omvat hoofdzakelijk analyse, onderzoek en identificatie en uitwisseling van optimale praktijken, maar het zal ook voortbouwen op andere observatie-instrumenten. Met name zullen de resultaten van andere communautaire initiatieven als input dienen voor de uitgevoerde acties en zullen de resultaten van dit programma mogelijk als input dienen voor andere communautaire initiatieven.

De werkgelegenheidstimulerende maatregelen zouden experimenteel onderzoek zoals proef- en demonstratieprojecten kunnen omvatten, aangezien deze duidelijk uit hoofde van artikel 129 van het EG-Verdrag gefinancierd kunnen worden. Vergelijkbare projecten worden echter via artikel 6 ESF gefinancierd en teneinde overlappingen te voorkomen zijn deze proefprojecten niet in de werkgelegenheidstimulerende maatregelen opgenomen.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

Gezien de aard van het programma worden de monitoring- en evaluatiefuncties opgenomen in de uitgevoerde activiteiten, teneinde daarvan maximaal profijt te kunnen trekken. Wat de evaluatie van de inhoud van acties betreft, zullen twee benaderingen worden gevolgd:

-een efficiëntieanalyse om de resultaten van elke activiteit te toetsen aan de daarvoor gestelde doelen;

-een effectiviteitsanalyse om het effect van de activiteiten op de beleidsontwikkeling te bepalen.

Er zijn een tussentijdse en eindevaluatie van het gehele programma gepland, die zullen worden uitgevoerd door een externe beoordelaar.

De Commissie zal uiterlijk 31 december 2003 bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een tussentijds verslag indienen over de resultaten van de activiteiten, en uiterlijk 31 december 2006 een eindverslag.

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, deel A, van de begroting)

De nodige administratieve en personele middelen zullen worden vrijgemaakt uit de middelen die reeds aan de beherende dienst zijn toegewezen.

10.1 Gevolgen voor de personeelssterkte

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen van het personeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel

Het beheer van de acties en het gebruik van de resultaten ervan geschiedt door het personeel van directoraat A van het DG Werkgelegenheid en sociale zaken, zo nodig in samenwerking met andere betrokken diensten van de Commissie.

Er zijn extra vergaderingen van een werkgroep in het kader van het Comité voor de werkgelegenheid gepland. Aangezien het financieel memorandum van dat comité reeds voorziet in de oprichting van werkgroepen en de financiering van hun vergaderingen, vallen geen extra uitgaven te verwachten.