52000PC0798

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het vervoer per spoor /* COM/2000/0798 def. - COD 2001/0048 */

Publicatieblad Nr. 180 E van 26/06/2001 blz. 0094 - 0107


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de statistiek van het vervoer per spoor

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Algemene motivering en doelstelling

1. De bevordering van het vervoer per spoor is niet alleen vanwege de economische efficiëntie, maar ook vanwege de beperking van het energieverbruik en van de nadelige milieueffecten van het vervoer een belangrijk onderdeel van het gemeenschappelijk vervoerbeleid. Deze algemene doelstelling lag ten grondslag aan een reeks maatregelen van de Gemeenschap, met name Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap [1] en aan beleidsdocumenten van de Commissie, zoals het Witboek Een strategie om de spoorwegen in de Gemeenschap weer vitaal te maken [2]. In 1998 heeft de Commissie een aanvullend pakket maatregelen voorgesteld om het effect van Richtlijn 91/440/EEG [3] te versterken. Deze maatregelen worden momenteel door het Europees Parlement en de Raad behandeld [4].

[1] PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25.

[2] COM(96) 421 def. van 30.7.1996.

[3] COM(98) 480 def. van 22.7.1998.

[4] Zie COM(2000) 575 def. van 15.9.2000

Bovendien is het vervoer per spoor ook bevorderd door aanzienlijke investeringen in de spoorweginfrastructuur in het kader van het onderdeel vervoer van de trans-Europese netwerken en van de structuurfondsen en het Cohesiefonds.

2. Ter beoordeling van het effect van de in punt 1 genoemde communautaire maatregelen en tevens als houvast bij de voorbereiding van nieuwe maatregelen zijn er communautaire statistische gegevens over het vervoer per spoor nodig waarmee ontwikkelingen in de spoorwegsector kunnen worden gevolgd.

Statistische gegevens over het vervoer per spoor zullen met name worden gebruikt als input voor een Europees waarnemingssysteem voor het spoorvervoer, als bedoeld in de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap4.

3. De verbetering van de veiligheid is een ander onderwerp dat in het communautair beleid inzake het vervoer per spoor een steeds belangrijkere rol speelt. Geharmoniseerde gegevens over de veiligheid van het vervoer per spoor zijn een allereerste vereiste om de ontwikkelingen op dit gebied te volgen, om de veiligheid van alle vervoerswijzen met elkaar te vergelijken en om benchmarking tussen de lidstaten en tussen de spoorwegexploitanten toe te passen. Het ontbreken van vergelijkbare statistische informatie hierover wordt algemeen als een tekortkoming in de statistiek van het vervoer per spoor gezien. Met deze verordening wordt daar verandering in gebracht.

4. Statistische gegevens over het vervoer per spoor worden krachtens Richtlijn 80/1177/EEG [5] verzameld, maar deze richtlijn heeft enkele tekortkomingen:

[5] PB L 350 van 23.12.1980, blz. 23.

- zij geldt alleen voor het goederenvervoer, terwijl voor de communautaire maatregelen voor het vervoer per spoor ook gegevens over het reizigersvervoer en de veiligheid nodig zijn;

- zij bevat een lijst van spoorwegmaatschappijen waarover statistieken moeten worden opgesteld. Als gevolg van de opsplitsing van de spoorwegsector in infrastructuurbeheerders en spoorwegexploitanten en het verschijnen op de markt van nieuwe exploitanten zijn sommige spoorwegmaatschappijen verdwenen terwijl andere nieuwe taken hebben gekregen en nu de markt met exploitanten delen die niet op de lijst staan;

- de op grond van de richtlijn op te stellen statistieken voorzien niet in de huidige behoefte op dit gebied;

- gebleken is dat de kwaliteit van deze statistieken beneden het vereiste peil is;

- de richtlijn bevat geen bepaling op grond waarvan zij door middel van een comitéprocedure kan worden aangepast.

Daar de communautaire maatregelen ter bevordering van het vervoer per spoor een regionale dimensie hebben, is een verdere regionale uitsplitsing gerechtvaardigd dan Richtlijn 80/1117 voorschrijft, zodat de goederen- en reizigersstromen in de toekomst in de gehele EU van regio tot regio in kaart kunnen worden gebracht.

Op grond van deze tekortkomingen wordt het voorstel gedaan om Richtlijn 80/1177/EEG te vervangen.

5. Naast de in Richtlijn 80/1177/EEG aangegeven statistieken verstrekken de lidstaten Eurostat op vrijwillige basis ook andere statistieken over het vervoer per spoor. Tijdens het overleg over de vraag wat voor Richtlijn 80/1177/EEG in de plaats moest komen, is de mogelijkheid overwogen om alle statistische gegevens over het vervoer per spoor op vrijwillige basis te verzamelen. Deze optie is verworpen omdat bij een commerciële exploitatie van de spoorwegen voor alle spoorwegexploitanten dezelfde duidelijke wettelijke verplichtingen moeten gelden en ondernemingen die op vrijwillige basis gegevens ter beschikking stellen, niet het risico mogen lopen om daarvan economische schade te ondervinden.

6. In nieuwe wetgeving op dit gebied kan bovendien een comitéprocedure worden opgenomen en duidelijkheid worden verschaft over de rol die de nationale instanties bij het opstellen van deze statistieken en de indiening ervan bij Eurostat spelen.

Rechtsgrond en vorm van de voorgestelde wetgeving

7. De rechtsgrond voor de verordening betreffende de statistiek van het vervoer per spoor is artikel 285 van het EG-Verdrag over de productie van communautaire statistieken. Het voorstel maakt deel uit van het Werkprogramma van de Commissie 2000 [6].

[6] COM(2000) 155 def., bijlage, programma nr. 2000/233.

8. Omdat het de bedoeling is dat de nieuwe wetgeving in iedere lidstaat rechtstreeks toepasselijk is zonder dat het in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet, is voor een verordening in plaats van een richtlijn gekozen. De nationale instanties behouden echter de vrijheid om bij de opstelling van de vereiste statistieken methoden toe te passen waarbij met de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten rekening is gehouden. Het feit dat voor een verordening is gekozen, ligt in de lijn van andere wetgevingsbesluiten betreffende de statistiek die sinds 1997 zijn vastgesteld.

belangrijkste aspecten van de verordening

9. De verordening bevat gemeenschappelijke regels voor de statistiek van het vervoer per spoor en bijlagen met statistische tabellen. De regels behelzen definities, bepalingen voor de verzameling van gegevens, indiening en verspreiding en een comitéprocedure voor de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voor het wijzigen van de verordening in de toekomst. De verordening bevat ook bepalingen inzake de handhaving van de kwaliteit van de statistieken, de beoordeling ervan en de rapportage aan het Europees Parlement en de Raad. Tevens is in de verordening vastgelegd op welk vervoer per spoor zij betrekking heeft.

10. Artikel 2 bevat definities. Aanvullende technische definities, die moeten waarborgen dat de statistieken in redelijke mate zijn geharmoniseerd, zullen door middel van de comitéprocedure (artikel 11) worden vastgesteld, aangezien het niet haalbaar wordt geacht om voor alle bij de verzameling van de statistische gegevens gebruikte termen een juridisch bindende definitie op te leggen. Wat de statistieken over ongevallen (bijlage H) betreft, was men het erover eens dat gezien de verschillende nationale methoden, gedurende een periode van vijf jaar de momenteel gebruikte nationale definities mogen worden gerapporteerd, hoewel op de lange termijn naar gemeenschappelijke definities wordt gestreefd.

11. Wat de verzameling van gegevens betreft, is in artikel 5 van de verordening voor een zeer flexibele aanpak gekozen waarbij de kosten voor de nationale instanties en exploitanten tot een minimum worden beperkt en van de reeds bestaande gegevensverzamelingsactiviteiten gebruik kan worden gemaakt. Hoewel de nationale instanties uiteindelijk voor de coördinatie en de kwaliteitscontrole verantwoordelijk zijn, mogen andere organisaties bij de verzameling van de gegevens worden ingeschakeld. Sommige lidstaten zullen er vermoedelijk voor kiezen om statistische gegevens over het vervoer per spoor op te vragen bij de infrastructuurbeheerder, die toch al bepaalde gegevens voor eigen gebruik verzamelt. Andere lidstaten zullen hiervoor misschien gespecialiseerde organisaties inschakelen. Ook wordt erop gewezen dat voor het opstellen van de vereiste statistieken naar eigen goeddunken verschillende soorten gegevensbronnen mogen worden gecombineerd.

12. Zoals ook bij andere wetgeving inzake de statistiek moet de technische regeling voor de indiening van de statistieken bij Eurostat (artikel 6) door middel van de comitéprocedure op een later tijdstip worden vastgesteld. Dat is ook wenselijk omdat dan met de lidstaten overleg over de codelijsten en de bestandsformaten kan worden gevoerd en deze kunnen worden getest voordat de definitieve versies worden vastgesteld.

13. De verordening voorziet in de verspreiding van alle gegevens van de bijlagen A tot en met H (artikel 7), behalve voor gegevens waarvoor spoorwegexploitanten uitdrukkelijk om geheimhouding hebben verzocht. De voorgestelde tabellen zijn bewust weinig gedetailleerd teneinde verspreiding ervan te vergemakkelijken zonder dat commercieel gevoelige informatie wordt prijsgegeven. De informatie in bijlage I kan niet worden verspreid tenzij later door middel van de comitéprocedure met het oog hierop specifieke bepalingen worden vastgesteld.

14. Met de bepalingen inzake kwaliteit en rapportage (artikelen 8 en 9) wordt ten eerste benadrukt dat het van belang is dat bij de tenuitvoerlegging van de verordening ook niet-bindende methodologische aanbevelingen bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de statistieken. Een tweede belangrijk aspect is de beoordeling van de kwaliteit, de kosten en de baten van deze statistieken.

15. Door middel van de comitéprocedure (artikelen 10 en 11) wordt gewaarborgd dat de bepalingen van de verordening in het licht van de bij de tenuitvoerlegging opgedane ervaring kunnen worden gewijzigd. Met name zal Eurostat geharmoniseerde technische definities, voorschriften voor een vereenvoudigde rapportage en technische normen voor de indiening van de gegevens voorstellen nadat deze uitvoerig zijn getest. De Commissie stelt een regelgevingsprocedure overeenkomstig Besluit 1999/468/EG [7] van de Raad voor omdat deze in dit geval het meest geschikt is.

[7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

16. Een aantal bepalingen betreft het toepassingsgebied van de verordening. In artikel 2 wordt als algemene doelstelling genoemd dat de verordening de gehele spoorwegsector in de Europese Unie bestrijkt en iedere lidstaat over het vervoer per spoor op het eigen grondgebied rapporteert. Indien een exploitant in meer dan een lidstaat actief is - een situatie die zich steeds vaker zal voordoen - moeten de nationale instanties deze verzoeken om voor ieder land afzonderlijk gegevens in te dienen waarmee nationale statistieken kunnen worden opgesteld.

Om de kosten te beperken mogen de lidstaten ook spoorwegcategorieën die van ondergeschikt belang zijn, evenals de kleinste exploitanten bij hun rapportage buiten beschouwing laten indien deze samen minder dan 2% van de markt uitmaken. Indien nodig kan deze drempel door middel van de comitéprocedure worden aangepast. Doordat de kleinste exploitanten buiten beschouwing worden gelaten, zullen de statistieken enigszins worden vertekend, maar toch zal het resultaat een aanzienlijke verbetering zijn in vergelijking met de huidige situatie waarbij vaak niet eens gegevens over grote exploitanten beschikbaar zijn.

Om de kosten voor kleinere exploitanten te beperken, is bepaald dat deze voor een vereenvoudigde rapportage (artikel 4, bijlagen B en D) in aanmerking komen. De voorschriften voor een vereenvoudigde rapportage dienen door middel van de comitéprocedure te worden vastgesteld.

In bijlage I wordt aangegeven welke spoorwegexploitanten de in de bijlagen gevraagde gegevens moeten leveren, zodat de statistische tabellen op de juiste manier kunnen worden geïnterpreteerd.

17. De verordening voorziet in een geheel nieuwe reeks communautaire statistieken over het reizigersvervoer per spoor. In de bijlagen C en D is bepaald welke gegevens hierover dienen te worden verstrekt. Bij de opzet ervan is rekening gehouden met de methodologische beperkingen bij de verzameling van gegevens over het reizigersvervoer per spoor. Het ligt in de bedoeling dat in de toekomst aanvullende statistieken over het reizigersvervoer worden opgesteld die ook gegevens over het vervoer per hogesnelheidstrein bevatten of waarin een onderscheid tussen stadsdiensten en intercitydiensten wordt gemaakt. Deze statistieken maken echter nu nog geen deel uit van de verordening omdat Eurostat het noodzakelijk acht aan de hand van vrijwillig ingediende gegevens eerst een methode hiervoor te ontwikkelen.

Te verzamelen gegevens

18. In de bijlagen A tot en met H is aangegeven waarover gegevens dienen te worden verzameld (artikel 4). De belangrijkste jaarstatistieken over het goederen- en reizigersvervoer staan in de tabellen van de bijlagen A tot en met D, terwijl bijlage E de belangrijkste kwartaalindicatoren bevat. Statistieken over het intermodaal goederenvervoer vallen nu onder de bijlage A en B.

19. De bijlagen F en G zijn bedoeld voor de verzameling van gegevens over de regionale spreiding van het vervoer per spoor, met inbegrip van de interregionale verkeersstromen op NUTS 2-niveau en over de verkeersstromen op het spoorwegnet.

De gegevens over de verkeersstromen op het spoorwegnet zijn in wezen vergelijkbaar met de gegevens die op dit moment worden verzameld over het wegvervoer in het kader van de door de UNECE gecoördineerde tellingen voor het wegvervoer die om de vijf jaar op de E-wegen worden uitgevoerd. Eurostat is van plan om een aanbeveling te doen voor een adequate methode voor de verzameling van dergelijke gegevens voor het spoorwegnet, waarbij de ervaring die is opgedaan tijdens een in de jaren 1997 - 1998 uitgevoerde studie en bij het lopende onderzoek van de UNECE als uitgangspunt wordt genomen. Bijlage G biedt daarvoor de vereiste rechtsgrond zonder dat de gevraagde gegevens volledig worden gespecificeerd.

Kosten en baten van de verordening

20. De tenuitvoerlegging van deze verordening zal voor de nationale instanties die voor de statistiek van het vervoer per spoor verantwoordelijk zijn en voor spoorwegexploitanten extra kosten met zich meebrengen.

21. In sommige lidstaten zijn de nationale instanties al met de opstelling van communautaire statistieken over het vervoer per spoor belast, die niet alleen de in het kader van Richtlijn 80/1177/EEG vereiste gegevens, maar ook op vrijwillige basis gegevens aan Eurostat toezenden. Voor deze landen zullen de extra kosten voor de bijlagen A tot en met H gering zijn omdat de totale hoeveelheid gegevens slechts licht zal stijgen. Er hoeven immers voornamelijk extra gegevens te worden verzameld over nieuwe exploitanten die nog niet eerder in de statistieken zijn opgenomen.

In andere lidstaten worden de gegevens van Richtlijn 80/1177/EEG rechtstreeks aan Eurostat toegezonden door de grootste spoorwegexploitant die in de plaats is gekomen van de vroegere spoorwegmaatschappij. De nationale instanties van deze landen zullen krachtens de verordening nieuwe taken krijgen op het gebied van de coördinatie en de zorg voor de kwaliteit van de gegevens, hoewel het werk om deze te verzamelen ingevolge artikel 5 kan worden uitbesteed. Het is van essentieel belang dat de nationale instanties hierbij worden betrokken om de volledigheid en de kwaliteit van de statistiek van het vervoer per spoor te waarborgen wanneer diverse commerciële exploitanten het vervoer per spoor verzorgen; om die reden is het onvermijdelijk dat de nationale instanties van deze landen met enige extra kosten te maken krijgen.

22. Spoorwegexploitanten moeten op basis van gegevens uit hun interne informatiesystemen samenvattende verslagen opstellen en deze indienen bij de nationale instanties die zijn belast met de opstelling van de spoorwegstatistieken die zij aan Eurostat moeten toezenden. In de praktijk stellen de meeste exploitanten dergelijke verslagen al op voor hun eigen management en aandeelhouders. Ook verstrekken zij deze gegevens al aan gespecialiseerde organisaties zoals de Internationale Spoorwegunie (UIC). De exploitanten krijgen dan ook waarschijnlijk nauwelijks met extra kosten te maken.

23. De bepaling dat kleinere exploitanten voor een vereenvoudigde rapportage in aanmerking komen, zal er ook toe bijdragen dat de kosten die met de tenuitvoerlegging zijn gemoeid zowel voor de exploitanten als voor de nationale instanties binnen de perken blijven.

24. De opstelling van de statistieken van de bijlagen F en G brengt voor alle lidstaten en exploitanten enige extra kosten met zich mee, maar deze gegevens hoeven niet jaarlijks te worden verzameld zodat de gemiddelde kosten per jaar in verhouding tot de informatiewaarde meevallen.

25. De belangrijkste argumenten voor vaststelling van deze verordening worden in de punten 1 tot en met 5 genoemd, maar daarnaast zijn de in het kader van deze verordening te verzamelen statistische gegevens ook van nut voor vele belanghebbenden in de lidstaten, waaronder de spoorwegexploitanten. Tijdens het overleg met de betrokken partijen is duidelijk geworden dat de voordelen de beschikbaarstelling omvatten van informatie:

- over de markt voor het vervoer per spoor;

- waarmee de exploitanten hun verrichtingen kunnen afzetten tegen de gemiddelde waarden in deze bedrijfstak;

- die kan worden gebruikt om aan financiering voor grote projecten te komen; door onafhankelijke instanties gevalideerde statistische gegevens zijn voor banken nuttig aangezien deze objectieve informatie bieden over de haalbaarheid van projecten.

2001/0048 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de statistiek van het vervoer per spoor

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie [8],

[8] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [9],

[9] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [10],

[10] PB C van , blz. .

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [11],

[11] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Spoorwegen vormen een belangrijk onderdeel van de vervoersnetwerken in de Gemeenschap.

(2) De Commissie heeft statistieken nodig over het vervoer van goederen en reizigers per spoor om het gemeenschappelijk vervoerbeleid en de vervoersaspecten van het regionale beleid en van het beleid inzake de trans-Europese netwerken te volgen en hieraan verder gestalte te geven.

(3) De Commissie heeft statistieken nodig over de veiligheid van het vervoer per spoor om communautaire maatregelen op het gebied van de vervoersveiligheid voor te bereiden en de uitvoering ervan te volgen.

(4) Er is ook behoefte aan statistieken over het vervoer per spoor voor een Europees waarnemingssysteem voor het spoorvervoer overeenkomstig Richtlijn xx/xxx/EEG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap [12].

[12] PB L van , blz. .

(5) Communautaire statistieken over alle vervoerswijzen moeten volgens gemeenschappelijke concepten en normen worden opgesteld zodat de verschillende vervoerswijzen zo goed mogelijk met elkaar kunnen worden vergeleken.

(6) De herstructurering van de spoorwegsector ingevolge Richtlijn 91/440/EEG van de Raad [13] evenals het feit dat de Commissie en andere gebruikers van de communautaire statistiek van het vervoer per spoor aan een ander soort informatie behoefte hebben, heeft tot gevolg dat de bepalingen van Richtlijn 80/1177/EEG van de Raad [14] wat de verzameling van statistische gegevens over de belangrijkste met name genoemde spoorwegmaatschappijen betreft, achterhaald zijn.

[13] PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25.

[14] PB L 350 van 23.12.1980, blz. 23.

(7) Doordat publiek- en privaatrechtelijke spoorwegexploitanten naast elkaar op een commerciële markt voor spoorwegvervoer opereren, dient expliciet te worden vastgelegd welke statistische informatie door de spoorwegexploitanten moet worden ingediend en door Eurostat moet worden verspreid.

(8) Op grond van het in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel is de opstelling van gemeenschappelijke statistische normen waarmee geharmoniseerde gegevens kunnen worden geproduceerd, een maatregel die alleen op communautair niveau doeltreffend kan worden uitgevoerd; deze normen moeten in iedere lidstaat onder toezicht van de organisaties en instellingen die zich met de opstelling van officiële statistieken bezighouden, worden toegepast.

(9) Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek [15] biedt een referentiekader voor de bepalingen van deze verordening.

[15] PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.

(10) De maatregelen die voor de tenuitvoerlegging van deze verordening nodig zijn, zijn maatregelen met algemene strekking in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [16]. Deze maatregelen moeten daarom overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit worden vastgesteld.

[16] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23

(11) Het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom [17] opgerichte Comité statistisch programma is overeenkomstig artikel 3 van het voornoemde besluit geraadpleegd,

[17] PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Doel

Het doel van deze verordening is de vaststelling van gezamenlijke regels voor het opstellen van communautaire statistieken over het vervoer per spoor.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening heeft betrekking op alle spoorwegen in de Europese Unie. Iedere lidstaat dient statistieken over het vervoer op zijn grondgebied in. Lidstaten mogen de volgende spoorwegen van het toepassingsgebied van deze verordening uitsluiten:

- spoorwegexploitanten die geheel of grotendeels binnen industriële of soortgelijke complexen met inbegrip van havens operationeel zijn;

- spoorwegexploitanten die lokale diensten aan toeristen leveren, zoals historische stoomtreinen;

- overige spoorwegexploitanten die samen minder dan 2% van het totale goederen- of reizigersvervoer per spoor in het rapporterende land voor hun rekening nemen, gemeten in respectievelijk ton- en reizigerskilometer. Deze drempel kan worden aangepast overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure.

Artikel 3

Definities

1. In deze verordening worden de volgende definities gehanteerd:

- "rapporterend land": de lidstaat die de gegevens bij Eurostat indient;

- "nationale instanties": nationale bureaus voor de statistiek en andere organisaties die in de lidstaten voor de opstelling van communautaire statistieken verantwoordelijk zijn;

- "spoorwegexploitant": iedere publiek- of privaatrechtelijke onderneming die spoorwegdiensten voor goederen- en/of reizigersvervoer levert;

2. De definities in lid 1 kunnen worden gewijzigd en aanvullende definities die moeten waarborgen dat de statistieken zijn geharmoniseerd kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure.

Artikel 4

Verzameling van gegevens

1. De te verzamelen statistische gegevens zijn in de bijlagen bij deze verordening opgenomen. Het gaat daarbij om de volgende soorten gegevens:

- jaarstatistieken over het goederenvervoer - gedetailleerde rapportage (bijlage A);

- jaarstatistieken over het goederenvervoer - vereenvoudigde rapportage (bijlage B);

- jaarstatistieken over het reizigersvervoer - gedetailleerde rapportage (bijlage C);

- jaarstatistieken over het reizigersvervoer - vereenvoudigde rapportage (bijlage D);

- kwartaalstatistieken over het goederen- en reizigersvervoer (bijlage E);

- regionale statistieken over het goederen- en reizigersvervoer (bijlage F);

- statistieken over verkeersstromen op het spoorwegnet (bijlage G);

- statistieken over ongevallen (bijlage H).

2. In de bijlagen B en D zijn de gegevens opgenomen die bij een vereenvoudigde rapportage moeten worden verstrekt en die voor de lidstaten als alternatief kunnen dienen voor de gebruikelijke gedetailleerde rapportage van bijlage A, respectievelijk C. De door de lidstaten te hanteren regels die bepalen of voor een spoorwegexploitant een vereenvoudigde rapportage kan gelden, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure.

3. Voor alle soorten gegevens wordt in de bijlagen het volgende gespecificeerd:

- de lijst van variabelen en de bijbehorende meeteenheden;

- de referentieperiode en de frequentie;

- de lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing;

- de termijn voor de indiening van de gegevens;

- de eerste referentieperiode waarvoor gegevens moeten worden ingediend;

- indien nodig, aanvullende opmerkingen;

4. De lidstaten verstrekken ook een lijst met spoorwegexploitanten waarover statistische gegevens worden ingediend, zoals aangegeven in bijlage I.

5. Voor de toepassing van deze verordening worden goederen volgens bijlage J geclassificeerd. Gevaarlijke goederen worden bovendien volgens bijlage K geclassificeerd.

6. De inhoud van de bijlagen kan overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure worden aangepast.

Artikel 5

Gegevensbronnen

1. De lidstaten mogen bij de verzameling van de in het kader van deze verordening vereiste gegevens een publiek- of privaatrechtelijke organisatie inschakelen.

2. Voor het verkrijgen van de benodigde gegevens mogen de volgende gegevensbronnen worden gecombineerd:

- verplichte enquêtes;

- administratieve gegevens, met inbegrip van de door regelgevende instanties verzamelde gegevens;

- statistische schattingen;

- gegevens van gespecialiseerde organisaties in de spoorwegsector;

- ad-hocstudies.

3. De nationale instanties nemen maatregelen om de gebruikte gegevensbronnen te coördineren en de kwaliteit van de bij Eurostat ingediende gegevens te waarborgen.

Artikel 6

Indiening van de statistieken bij Eurostat

1. De lidstaten dienen de in artikel 4 genoemde statistieken bij Eurostat in.

2. De regeling voor de indiening van de in artikel 4 genoemde statistieken wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, lid 2.

Artikel 7

Verspreiding

1. Eurostat verspreidt de gegevens van de bijlagen A tot en met H van deze verordening. Indien een spoorwegexploitant de nationale instanties hierom verzoekt, zullen gegevens waaruit indirect blijkt op welke onderneming deze betrekking hebben en die in de lidstaat zelf niet openbaar zijn, niet worden verspreid of zodanig worden aangepast dat door verspreiding ervan het belang van statistische geheimhouding niet wordt geschaad. De nationale instanties melden dergelijke met de nodige informatie ondersteunde verzoeken aan Eurostat.

2. Verspreiding van de informatie van bijlage I vindt alleen plaats indien hiervoor overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure, bijzondere bepalingen worden vastgesteld.

Artikel 8

Kwaliteit van de statistieken

1. Eurostat zorgt voor het opstellen en publiceren van methodologische aanbevelingen die voor de lidstaten als hulpmiddel kunnen dienen om de kwaliteit van de statistieken op dit gebied te handhaven. In deze aanbevelingen zal met de beste werkwijzen van de nationale instanties, spoorwegexploitanten en gespecialiseerde organisaties in de spoorwegsector rekening worden gehouden.

2. Eurostat beoordeelt de kwaliteit van de statistische gegevens. Indien Eurostat hiertoe om meer informatie vraagt over de methoden die bij de opstelling van de statistieken zijn toegepast, dienen de lidstaten deze te verstrekken.

Artikel 9

Rapportage

Na over een periode van drie jaar gegevens te hebben verzameld, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de opgedane ervaring met de in het kader van deze verordening verrichte werkzaamheden, waarin ook de resultaten van de in artikel 8 genoemde kwaliteitsbeoordeling zijn opgenomen. Tevens zullen hierin het nut van statistieken op dit gebied, de prijs voor het verkrijgen ervan en de daaruit voortvloeiende belasting voor de ondernemingen worden geëvalueerd.

Artikel 10

Uitvoeringsbepalingen

De volgende uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure:

- wijziging van de drempel voor de statistische dekking van het vervoer per spoor (artikel 2);

- wijziging van de definities en vaststelling van aanvullende definities (artikel 3);

- wijziging van de inhoud van de bijlagen (artikel 4);

- vaststelling van de regels die bepalen wanneer een vereenvoudigde rapportage mag worden ingediend (artikel 4);

- regeling voor de indiening van de gegevens bij Eurostat (artikel 6);

- de verspreiding van de informatie van bijlage I (artikel 7).

Artikel 11

Procedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 1 van Besluit 89/382/EEG, Euratom [18] van de Raad opgerichte Comité statistisch programma.

[18] PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingssprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van de Raad [19] van toepassing, met inachtneming van artikel 7, lid 3, en artikel 8 van dat besluit.

[19] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG van de Raad bedoelde periode bedraagt drie maanden.

Artikel 12

Richtlijn 80/1177/EEG

1. De lidstaten dienen de resultaten voor het jaar 2001 overeenkomstig Richtlijn 80/1177/EEG in.

2. Richtlijn 80/1177/EEG wordt met ingang van 1 januari 2002 ingetrokken.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE A JAARSTATISTIEKEN OVER HET GOEDERENVERVOER - GEDETAILLEERDE RAPPORTAGE

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde goederen: - ton - tonkilometer

aantal getransporteerde intermodale vervoerseenheden in: - aantal - TEU (voor containers en wissellaadbakken)

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel A1: vervoerde goederen naar soort vervoer

tabel A2: vervoerde goederen naar goederensoort (bijlage J)

tabel A3: vervoerde goederen (voor internationaal vervoer en doorvoer) naar land van lading en land van lossing

tabel A4: vervoerde goederen naar categorie gevaarlijke goederen (bijlage K)

tabel A5: vervoerde goederen naar soort verzending

tabel A6: met intermodale vervoerseenheden getransporteerde goederen naar soort vervoer en naar soort vervoerseenheid

tabel A7: aantal met lading getransporteerde intermodale vervoerseenheden naar soort vervoer en naar soort vervoerseenheid

tabel A8: aantal zonder lading getransporteerde intermodale vervoerseenheden naar soort vervoer en naar soort vervoerseenheid

Termijn voor indiening van de gegevens // 5 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2002

Opmerkingen // 1. Soort vervoer wordt als volgt uitgesplitst: - binnenlands; - internationaal - uit het buitenland; - internationaal - naar het buitenland; - doorvoer.

2. Soort verzending wordt als volgt uitgesplitst: - gesloten trein; - wagonlading; - overige.

3. Soort vervoerseenheid wordt als volgt uitgesplitst: - containers en wissellaadbakken; - opleggers (niet begeleid); - wegvoertuigen (begeleid).

4. Voor tabel A3 kunnen Eurostat en de lidstaten bepaalde regelingen treffen om de consolidatie van de gegevens van ondernemingen uit een andere lidstaat te vergemakkelijken. Hierdoor kan de onderlinge samenhang van deze gegevens worden gewaarborgd.

5. Voor tabel A4 geven de lidstaten in voortkomend geval aan welke verkeerscategorieën niet door de gegevens zijn gedekt.

BIJLAGE B JAARSTATISTIEKEN OVER HET GOEDERENVERVOER - VEREENVOUDIGDE RAPPORTAGE

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde goederen in: - ton - tonkilometer

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel B1: vervoerde goederen naar soort vervoer

tabel B2: met intermodale vervoerseenheden getransporteerde goederen naar soort vervoer

Termijn voor indiening van de gegevens // 5 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2002

Opmerkingen // Soort vervoer wordt als volgt uitgesplitst: - binnenlands; - internationaal - uit het buitenland; - internationaal - naar het buitenland; - doorvoer.

BIJLAGE C JAARSTATISTIEKEN OVER HET REIZIGERSVERVOER - GEDETAILLEERDE RAPPORTAGE

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde reizigers in: - aantal reizigers - reizigerskilometer

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel C1: vervoerde reizigers naar soort vervoer (voorlopige gegevens, alleen het aantal reizigers)

tabel C2: internationaal reizigersvervoer naar land van instappen en naar land van uitstappen (voorlopige gegevens, alleen het aantal reizigers)

tabel C3: vervoerde reizigers naar soort vervoer (volgens definitieve geconsolideerde gegevens)

tabel C4: internationaal vervoerde reizigers naar land van instappen en naar land van uitstappen (definitieve geconsolideerde gegevens, alleen het aantal reizigers)

Termijn voor indiening van de gegevens // 8 maanden na afloop van de referentieperiode (tabellen C1 en C2)

14 maanden na afloop van de referentieperiode (tabellen C3 en C4)

Eerste referentieperiode // 2003

Opmerkingen // 1. Soort vervoer wordt als volgt uitgesplitst: - binnenlands - internationaal

2. Bij de tabellen C1 and C2 kunnen de lidstaten voorlopige gegevens verstrekken die alleen op de in het rapporterende land verkochte treinkaartjes zijn gebaseerd. Bij de tabellen C3 en C4 verstrekken de lidstaten de definitieve gegevens, waarbij ook met de buiten het rapporterende land verkochte kaartjes rekening is gehouden. Deze informatie kan ofwel direct bij de nationale instanties van andere landen worden opgevraagd ofwel aan de hand van internationale regelingen voor het verrekenen van treinkaartjes zelf worden samengesteld.

BIJLAGE D JAARSTATISTIEKEN OVER HET REIZIGERSVERVOER - VEREENVOUDIGDE RAPPORTAGE

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde reizigers in: - aantal reizigers - reizigerskilometer

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel D1: vervoerde reizigers

Termijn voor indiening van de gegevens // 8 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2003

Opmerkingen // Evenals bij tabel C1 kunnen de lidstaten bij tabel D1 gegevens verstrekken die alleen op de in het rapporterende land verkochte treinkaartjes zijn gebaseerd.

BIJLAGE E KWARTAALSTATISTIEKEN OVER HET GOEDEREN- EN REIZIGERSVERVOER

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde goederen in: - ton - tonkilometer

vervoerde reizigers in: - aantal reizigers - reizigerskilometer

Referentieperiode // kwartaal

Frequentie // ieder kwartaal

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel E1: vervoerde goederen

tabel E2: vervoerde reizigers

Termijn voor indiening van de gegevens // 3 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // eerste kwartaal van 2002

Opmerkingen // 1. De tabellen E1 en E2 kunnen op voorlopige gegevens en op schattingen worden gebaseerd. Tabel E2 kan op de alleen in het rapporterende land verkochte treinkaartjes zijn gebaseerd.

2. Deze statistische gegevens hebben betrekking op de exploitanten die door de bijlagen A en C worden gedekt.

BIJLAGE F REGIONALE STATISTIEKEN OVER HET GOEDEREN- EN REIZIGERSVERVOER

Lijst van variabelen en meeteenheden // vervoerde goederen in: - ton

vervoerde reizigers in: - aantal reizigers

Referentieperiode // jaar

Frequentie // om de vijf jaar

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel F1: binnenlands goederenvervoer naar regio van lading en regio van lossing (NUTS 2)

tabel F2: internationaal goederenvervoer naar regio van lading en regio van lossing (NUTS 2)

tabel F3: binnenlands reizigersvervoer naar regio van instappen en regio van uitstappen (NUTS 2)

tabel F4: internationaal reizigersvervoer naar regio van instappen en regio van uitstappen (NUTS 2)

Termijn voor indiening van de gegevens // 12 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2003

Opmerkingen // 1. Indien de plaats van lading of lossing (tabellen F1 en F2) of van instappen of uitstappen (tabellen F3 en F4) buiten de Europese Economische Ruimte ligt, geven de lidstaten alleen het land aan.

2. Om de lidstaten bij het invullen van deze tabellen te helpen, stelt Eurostat een lijst met UIC-stationscodes en de bijbehorende NUTS-codes ter beschikking.

3. Bij de tabellen F3 and F4 kunnen de gegevens op de verkochte treinkaartjes zijn gebaseerd.

4. Deze statistische gegevens hebben betrekking op exploitanten die door de bijlagen A en C worden gedekt.

BIJLAGE G STATISTIEKEN OVER VERKEERSSTROMEN OP HET SPOORWEGNET

Lijst van variabelen en meeteenheden // goederenvervoer: - aantal treinen

reizigersvervoer: - aantal treinen

Referentieperiode // jaar

Frequentie // om de vijf jaar

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel G1: goederenvervoer naar netsegment

tabel G2: reizigersvervoer naar netsegment

Termijn voor indiening van de gegevens // 18 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2005

Opmerkingen // 1. De lidstaten definiëren een geheel van netsegmenten waarvan in ieder geval het trans-Europese spoorwegnet (TEN) op het eigen grondgebied deel uitmaakt. Ze delen Eurostat het volgende mee: - de geografische coördinaten en andere gegevens die nodig zijn om ieder segment afzonderlijk evenals de verbindingen ertussen te lokaliseren en in kaart te brengen; - informatie over de kenmerken van de treinen (inclusief de capaciteit) die op het desbetreffende segment rijden.

2. Indien een segment deel uitmaakt van het trans-Europese spoorwegnet moet dit speciaal in een recordrubriek worden aangegeven zodat het verkeer op het trans-Europese spoorwegnet kan worden gekwantificeerd.

BIJLAGE H STATISTIEKEN OVER ONGEVALLEN

Lijst van variabelen en meeteenheden // - aantal ongevallen (tabellen H1 en H2)

- aantal dodelijke slachtoffers (tabel H3)

- aantal zwaargewonden (tabel H4)

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // tabel H1: aantal ongevallen naar soort ongeval

tabel H2: aantal ongevallen bij het vervoer van gevaarlijke goederen

tabel H3: aantal dodelijke slachtoffers naar soort ongeval en naar categorie personen

tabel H4: aantal zwaargewonden naar soort ongeval en naar categorie personen

Termijn voor indiening van de gegevens // 5 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2002

Opmerking // 1. Soort ongeval wordt als volgt uitgesplitst: - botsingen (met uitzondering van ongevallen op spoorwegovergangen); - ontsporingen; - ongevallen op spoorwegovergangen; - ongevallen veroorzaakt door rijdend materieel waarvan personen het slachtoffer zijn; - overige; - totaal.

2. Tabel H2 wordt als volgt uitgesplitst: - totaal aantal ongevallen met ten minste een spoorwegvoertuig dat gevaarlijke goederen zoals vermeld in bijlage K vervoert; - aantal van dergelijke ongevallen waarbij gevaarlijke goederen zijn vrijgekomen.

3. Categorie personen wordt als volgt uitgesplitst: - reizigers - werknemers (inclusief ingehuurd personeel) - overige; - totaal.

4. De in tabel H1 t/m H4 gevraagde gegevens worden ingediend voor alle spoorwegen waarop deze verordening van toepassing is.

5. Gedurende de eerste vijf jaar waarin deze verordening van toepassing is, mogen de lidstaten deze statistieken volgens nationale definities verstrekken, indien geen gegevens volgens geharmoniseerde definities (goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure) beschikbaar zijn.

BIJLAGE I LIJST VAN SPOORWEGEXPLOITANTEN

Lijst van variabelen en meeteenheden // zie hieronder

Referentieperiode // jaar

Frequentie // jaarlijks

Lijst van tabellen, telkens met uitsplitsing // zie hieronder

Termijn voor indiening van de gegevens // 5 maanden na afloop van de referentieperiode

Eerste referentieperiode // 2002

Opmerking // De onderstaande gegevens (tabel I1) worden ingediend voor iedere spoorwegexploitant waarvoor gegevens overeenkomstig de bijlagen A t/m H worden verstrekt.

Deze gegevens worden gebruikt om:

- te controleren welke exploitanten door de bijlagen A t/m H zijn gedekt;

- de dekkingsgraad van de bijlagen A en C met betrekking tot de totale omvang van het vervoer per spoor te valideren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE J CLASSIFICATIE VAN GOEDEREN

De onderstaande goederengroepen zullen worden gehanteerd zolang er geen nieuwe classificatie is vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bepaalde procedure.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE K CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN

1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen

2 Samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen

3 Brandbare vloeistoffen

4.1 Brandbare vaste stoffen

4.2 Voor zelfontbranding vatbare stoffen

4.3 Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen

5.1 Stoffen die de verbranding bevorderen

5.2 Organische peroxiden

6.1 Giftige stoffen

6.2 Besmettelijke stoffen

7 Radioactieve stoffen

8 Corrosieve stoffen

9 Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen

Opmerking: Deze categorieën komen overeen met de classificatie in het reglement betreffende het internationaal spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen, gewoonlijk RID genoemd, dat in het kader van Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en in latere wijzigingen ervan is vastgesteld [20].

[20] PB L 235 van 17.9.1996, blz. 25. De laatste wijzigingen zijn opgenomen in Richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13.12.1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/49/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, PB L 335 van 24.12.1996, blz. 45.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Benaming van de maatregel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het vervoer per spoor

2. Begrotingsonderdeel

Afdeling III (Commissie), Deel A

Artikelen B5-600 en B5-600A

3. Rechtsgrond

Artikel 285 van het EG-Verdrag

4. Omschrijving van de maatregel

4.1 Algemeen doel

Doel van de voorgestelde verordening is de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de opstelling van communautaire statistieken betreffende het vervoer per spoor. Deze statistieken zijn nodig om te kunnen beoordelen wat het effect is van het communautaire beleid inzake het vervoer per spoor (met inbegrip van het intermodale vervoer) en ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van nieuw beleid op dit gebied.

De verordening vervangt de huidige richtlijn (Richtlijn 80/1177/EEG van de Raad van 4 december 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer per spoor in het kader van een regionale statistiek), die alleen op het goederenvervoer van toepassing is en niet meer volledig ten uitvoer kan worden gelegd omdat krachtens de richtlijn bepaalde spoorwegmaatschappijen gegevens moeten indienen, terwijl deze niet meer bestaan.

De verordening bevat een reeks statistische tabellen over het goederen- en reizigersvervoer per spoor en over spoorwegongevallen, met daarbij de belangrijkste definities, die moeten waarborgen dat de statistieken met elkaar vergelijkbaar zijn. Er zijn regels opgenomen die bepalen welke spoorwegexploitanten statistieken moeten verstrekken en welke rol de nationale instanties en andere organisaties bij de verzameling en indiening van gegevens spelen. Verder is in de verordening bepaald dat er regels zullen worden vastgesteld voor de bij de indiening van de gegevens te gebruiken formaten en dat deze verordening later kan worden aangepast, bijvoorbeeld wat de definities of de tabellen betreft.

4.2 Looptijd, vernieuwing of verlenging

De eerste referentieperiode voor de in het kader van deze verordening te verzamelen statistieken is het jaar 2002. De verordening blijft van kracht tot ze wordt ingetrokken. De bepalingen kunnen volgens een comitéprocedure worden aangepast.

5. Indeling van uitgaven en ontvangsten

5.1 Verplichte/niet-verplichte uitgaven

Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste/niet-gesplitste kredieten

Gesplitste kredieten

5.3 Verwachte ontvangsten

De verkoop van statistieken in de vorm van publicaties en databanken zal de productiekosten voor rekening van Eurostat gedeeltelijk dekken.

6. Aard van uitgaven en ontvangsten

Het ligt in de bedoeling dat de door de nationale instanties te verrichten werkzaamheden in verband met de verzameling en indiening van de gegevens door de lidstaten worden gefinancierd zonder financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Alle door Eurostat te verrichten werkzaamheden in verband met de ontwikkeling en documentatie van de communautaire methodiek en met de verwerking, analyse en verspreiding van de gegevens worden volledig gefinancierd. Indien nodig, wordt het werk door middel van onderzoeks- en dienstverleningscontracten uitgevoerd. De kosten voor de vergaderingen van deskundigen worden ook volledig gefinancierd.

7. Financiële gevolgen

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)

De kosten van de door de nationale instanties te verrichten werkzaamheden worden hier niet vermeld omdat hiervoor geen financiële middelen worden uitgetrokken.

De kosten van de door Eurostat te verrichten werkzaamheden zijn berekend op basis van de ervaring die in het kader van de huidige Richtlijn 80/1177/EEG van de Raad is opgedaan.

7.2 Kostenverdeling

Vastleggingskredieten (mln euro, lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Beleidsuitgaven voor studies, deskundigen enz., opgenomen in deel B van de begroting

Vastleggingskredieten (mln euro, lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

mln euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

Er zijn of worden nieuwe voorschriften en procedures vastgesteld voor de belangrijkste begrotingsprocessen (aanbestedingen, subsidies, vastleggingskredieten, overeenkomsten en betalingen). Iedereen die met de financiering te maken heeft, krijgt een handboek waarin deze procedures zijn beschreven, zodat de betrokkene weet waar zijn verantwoordelijkheden liggen, hoe de workflow kan worden vereenvoudigd en wat de belangrijkste controlepunten zijn. Deze handboeken worden regelmatig herzien en bijgewerkt.

9. Elementen voor kosteneffectiviteitsanalyse

9.1 Specifieke (en kwantificeerbare) doelstellingen, doelgroep

De specifieke doelstellingen van deze maatregel zijn:

(1) de gebruikers communautaire statistieken over het goederen- en reizigersvervoer per spoor en over spoorwegongevallen verschaffen, waaronder:

- gedetailleerde jaarstatistieken over het goederenvervoer per spoor, met inbegrip van het intermodale vervoer;

- gedetailleerde jaarstatistieken over het reizigersvervoer per spoor;

- beknopte kwartaalstatistieken over het goederen- en reizigersvervoer;

- statistieken over interregionale goederen- en reizigersstromen;

- statistieken over het goederen- en reizigersverkeer op het trans-Europese spoorwegnet (TEN);

- statistieken over spoorwegongevallen;.

(2) ervoor zorgen dat deze statistieken volgens geharmoniseerde concepten en definities worden verzameld en verspreid.

De begunstigden van deze maatregel zijn gebruikers van statistieken over het vervoer per spoor, zoals de instellingen van de Gemeenschap, regeringen van de lidstaten, regelgevende instanties voor de spoorwegsector en instanties voor het beheer van de spoorweginfrastructuur in de lidstaten, spoorwegexploitanten, gespecialiseerde organisaties, ondernemingen en particulieren die van de diensten van de spoorwegexploitanten voor het reizigers- en goederenvervoer gebruik maken, toeleveranciers van de spoorwegsector, onderzoeksinstituten en de media.

De Gemeenschap trekt hiervoor geen financiële middelen uit.

9.2 Motivering van de maatregel

- Noodzaak van de communautaire steun, met name in het licht van het subsidiariteitsbeginsel.

De Gemeenschap trekt hiervoor geen financiële middelen uit.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

De kwaliteit van de in het kader van deze verordening verzamelde statistische gegevens zal worden geëvalueerd, waarbij ook de methode die in de lidstaten voor de opstelling van de statistieken is toegepast, opnieuw zal worden bekeken (artikel 8 van de verordening).

Na drie jaar zal bij het Europees Parlement en de Raad een verslag worden ingediend met de resultaten van de kwaliteitsbeoordeling en een kosten-batenanalyse van deze statistieken waarbij ook de belasting voor de ondernemingen wordt betrokken (artikel 9).

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, Deel A, van de begroting)

De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing voor het DG dat met het beheer is belast (Eurostat).

De effectieve beschikbaarstelling van de vereiste administratieve middelen is afhankelijk van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, rekening houdend met de personele en extra financiële middelen die door de begrotingsautoriteit worden toegekend.

10.1 Gevolgen voor de personeelssterkte

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen van de personele middelen

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel

Er worden geen verdere huishoudelijke uitgaven verwacht. De uitgaven voor werkgroepen, dienstreizen enz. zullen op hetzelfde niveau blijven als bij Richtlijn 80/1177/EEG van de Raad, die door de nieuwe verordening zal worden vervangen. De huidige uitgaven bedragen ongeveer EUR 9 000 per jaar voor de bijeenkomsten van werkgroepen en EUR 3 000 per jaar voor dienstreizen.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van het vervoer per spoor

Referentienummer van het document

COM(2000)nnn

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen-

Communautaire statistiekwetgeving is nodig om gemeenschappelijke statistische normen voor gegevens vast te stellen, waarbij de in de verschillende lidstaten verzamelde gegevens in hoge mate met elkaar vergelijkbaar zijn. Om dergelijke vergelijkbare gegevens wordt door alle belanghebbenden gevraagd, niet alleen op communautair niveau, maar ook in de lidstaten en door het bedrijfsleven. Als bovendien alle ondernemingen uitdrukkelijk worden verplicht om gegevens te verstrekken, hebben ze de zekerheid dat ze daarvan geen concurrentienadeel ondervinden. Dit laatste kan een rol spelen indien gegevens alleen op vrijwillige basis worden ingediend.

Doel van de voorgestelde verordening is de vaststelling van gemeenschappelijke normen voor de opstelling van communautaire statistieken betreffende het vervoer per spoor. De verordening bevat een reeks statistische tabellen over het goederen- en reizigersvervoer per spoor en over spoorwegongevallen, met daarbij de belangrijkste definities die moeten waarborgen dat de statistieken met elkaar vergelijkbaar zijn. Er zijn regels opgenomen die bepalen welke spoorwegexploitanten statistieken moeten verstrekken en welke rol de nationale instanties en andere organisaties bij de verzameling en indiening van gegevens spelen. Verder is in de verordening bepaald dat er regels zullen worden vastgesteld voor de bij de indiening van de gegevens te gebruiken formaten en dat deze verordening later kan worden aangepast, bijvoorbeeld wat de definities of de tabellen betreft.

Effect op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed:

- Welke bedrijfstakken-

Spoorwegexploitanten

- Welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)-

In het verleden werd het vervoer per spoor in elke lidstaat verzorgd door een enkele spoorwegmaatschappij, die ook de statistieken bij de nationale instanties en bij Eurostat indiende. Door de voortschrijdende deregulering en herstructurering van de spoorwegen in de afgelopen jaren hebben de meeste lidstaten nu een infrastructuurbeheerder en een aantal spoorwegexploitanten die in omvang variëren van zeer groot (de opvolgers van de vroegere spoorwegmaatschappijen) tot klein. In de meeste gevallen is er een exploitant (soms twee afzonderlijke exploitanten voor het goederen- en het reizigersvervoer) die met een marktaandeel van 80% of meer (volume) een dominante positie op de markt innemen. Niettemin spelen de kleinere exploitanten al een belangrijke rol, en hun marktaandeel zal naar verwachting groeien. De verordening is onder meer bedoeld om deze groei nauwgezet te volgen.

Door de verordening wordt alle spoorwegexploitanten de verplichting opgelegd om min of meer gelijke gegevens te verstrekken, maar de lidstaten kunnen ervoor kiezen om de exploitanten die (bij elkaar) minder dan 10% (volume) van de totale markt in handen hebben voor een vereenvoudigde rapportage in aanmerking te laten komen. Bovendien mogen de lidstaten de kleinste exploitanten (met in totaal een marktaandeel van minder dan 2%) bij hun rapportage buiten beschouwing laten. Dit geldt ook voor bepaalde categorieën spoorwegexploitanten zoals die welke alleen diensten aan toeristen verlenen.

- Zijn er bijzondere geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen-

Nee.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen-

Spoorwegexploitanten moeten op basis van gegevens uit hun interne informatiesystemen samenvattende verslagen opstellen en deze indienen bij de nationale instanties die zijn belast met de opstelling van de spoorwegstatistieken die zij aan Eurostat moeten toezenden. In de praktijk stellen de meeste exploitanten dergelijke verslagen al op voor hun eigen management en aandeelhouders. Ook verstrekken zij deze gegevens al aan gespecialiseerde organisaties zoals de UIC. De ondernemingen krijgen dan ook waarschijnlijk nauwelijks met extra kosten te maken.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

- Voor de werkgelegenheid-

Geen.

- Voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven-

Geen

- Voor het concurrentievermogen van de bedrijven-

De statistieken die als gevolg van deze verordening beschikbaar komen, kunnen door de spoorwegexploitanten worden gebruikt om hun verrichtingen af te zetten tegen de gemiddelde waarden in deze bedrijfstak. Om die reden kan deze verordening ertoe bijdragen dat het concurrentievermogen van de bedrijven in deze sector wordt vergroot.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van het midden- en kleinbedrijf (minder zware of andere eisen enz.)

Ja, het bevat bepalingen op grond waarvan kleinere exploitanten voor een vereenvoudigde rapportage in aanmerking komen (zie punt 2 boven).

Raadpleging

6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

Community of European Railways (CER): heeft medegedeeld dat de technische raadpleging over dit voorstel aan de UIC wordt gedelegeerd.

Internationale Spoorwegunie (UIC): dit is de belangrijkste gespecialiseerde organisatie die zich met technische zaken betreffende de spoorwegen, waaronder de statistiek, bezighoudt. Eurostat werkt nauw samen met de UIC bij alle projecten op het gebied van de statistiek van het vervoer per spoor en de UIC neemt regelmatig deel aan de Eurostatwerkgroep voor de statistiek van het vervoer per spoor. De raadpleging van de UIC over dit voorstel is als volgt verlopen:

- De UIC heeft actief deelgenomen aan vier vergaderingen van de Eurostatwerkgroep voor de statistiek van het vervoer per spoor waarin het voorstel is besproken (november 1997, januari 1999, januari 2000 en april 2000). Tijdens deze vergaderingen heeft de UIC haar steun uitgesproken voor de hoofdlijnen van de verordening en heeft ze voorstellen voor verbetering van de ontwerp-tekst gedaan, die gedeeltelijk in het definitieve ontwerp zijn verwerkt.

- Eurostat heeft de belangrijkste aspecten van de verordening tijdens een in september 1999 gehouden seminar van de UIC over statistiek en geheimhouding gepresenteerd. Het bleek dat de deelnemers aan het seminar (vertegenwoordigers van de spoorwegexploitanten) in grote lijnen de opvatting van Eurostat (en de UIC) deelden dat alle exploitanten er baat bij hebben indien de gegevens over de exploitatie gedeeltelijk openbaar worden gemaakt en dat hun commerciële belangen daardoor niet worden geschaad.

- In september 1999 heeft Eurostat aan de stuurgroep van de Werkgroep statistiek van de UIC een eerste ontwerp-voorstel gepresenteerd. De leden van de stuurgroep hadden geen bezwaar tegen de hoofdlijnen van de verordening, maar hebben wel een aantal kritische op- en aanmerkingen gemaakt en voorstellen voor verbetering gedaan, waarmee in veel gevallen bij latere wijzigingen van de tekst rekening is gehouden. Aansluitend op deze bijeenkomst heeft de UIC het ontwerp-voorstel onder haar leden verspreid met een verzoek om commentaar. Ook toen zijn weer op- en aanmerkingen gemaakt, die hoofdzakelijk details betroffen. Deze zijn via de UIC bij Eurostat binnengekomen dan wel rechtstreeks kenbaar gemaakt tijdens de in januari 2000 gehouden vergadering van de Eurostatwerkgroep voor de statistiek van het vervoer per spoor (zie hieronder).

Enkele grote spoorwegexploitanten en infrastructuurbeheerders (SNCB-B, DB Cargo-D, SNCF-F, FS Italia-I, RHK-FIN, VR-FIN, SJ-S) hebben aan de reguliere bijeenkomsten van de Eurostatwerkgroep voor de statistiek van het vervoer per spoor deelgenomen. Zij hebben weliswaar hun steun uitgesproken voor de hoofdlijnen van de verordening, maar tijdens de vergadering van januari 2000 hebben ze hun bezorgdheid geuit vooral over de technische moeilijkheden om gedetailleerde gegevens over reizigers te verstrekken, over de overdreven detaillering van sommige soorten gegevens (intermodaal vervoer, regionale gegevens) en over de voorgestelde definities van sommige variabelen. In de in april 2000 aan de werkgroep gepresenteerde nieuwe versie is een aantal wijzigingen aangebracht om aan deze bezwaren tegemoet te komen.