|
Publicatieblad |
NL C-serie |
|
C/2025/4206 |
20.8.2025 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Herindustrialisering van Europa — kansen voor bedrijven, werknemers en burgers in de context van de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud
(initiatiefadvies)
(C/2025/4206)
Rapporteur:
Andrés BARCELÓ DELGADO (ES-I)Corapporteur:
Monika SITÁROVÁ (SK-Cat. 2)|
Adviseurs |
Vega GIL OYAREGUI (voor de rapporteur van groep I) Juan José LUIS DELGADO (voor de corapporteur van categorie 2) |
|
Besluit van de voltallige vergadering |
5.12.2024 |
|
Rechtsgrond |
Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde |
|
Bevoegde afdeling |
Adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI) |
|
Goedkeuring door de afdeling |
4.6.2025 |
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
18.6.2025 |
|
Zitting nr. |
597 |
|
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
197/0/2 |
PREAMBULE
Dit advies maakt deel uit van een breder pakket EESC-adviezen over de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud. In dit pakket onderzoekt het EESC de verschillende aspecten van deze beleidskwestie en doet het een uitgebreide reeks aanbevelingen aan Europese en nationale beleidsmakers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden. Het pakket bestaat uit zeven sectorale adviezen (1), die elk ingaan op een specifiek relevant beleidsterrein. Daarnaast worden in een overkoepelend advies (2) bredere beleidsaanbevelingen gepresenteerd om de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud als geheel aan te pakken en veerkracht op te bouwen tegen toekomstige crises.
1. Conclusies en aanbevelingen
|
1.1. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het kompas voor concurrentievermogen, een initiatief van de Commissie dat gericht is op het verbeteren van het concurrentievermogen van de EU-economie om de kloof met de VS en Azië te dichten. Bij de ontwikkeling ervan moeten duidelijke prestatiegegevens worden gehanteerd, zodat de EU-instellingen en belanghebbenden kunnen nagaan in hoeverre elke taak die in het kompas is opgenomen, is volbracht. Er zijn ook meer particuliere en publieke investeringen nodig om het concurrentievermogen van de EU te verbeteren. |
|
1.2. |
Het werkprogramma van de Commissie voor 2025 omvat een actieplan voor betaalbare energie. Het EESC wil dat de Commissie garandeert dat het plan de elektriciteitsvoorziening veiligstelt en zorgt voor een stabiele, concurrerende en voorspelbare prijs. Het moet ook koolstofarme energie omvatten, via hernieuwbare bronnen en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO’s). |
|
1.3. |
Open strategische autonomie moet centraal staan in het herindustrialiseringsproces, waarbij de toegang tot grondstoffen wordt veiliggesteld, de bronnen worden gediversifieerd en de EU-economie veerkrachtiger wordt gemaakt. Om ondernemingen aan te moedigen hun productie naar de EU te verplaatsen, beveelt het EESC een industriebeleid aan dat gebaseerd is op een waardeketenbenadering. Deze benadering benadrukt het gelijke belang van zowel upstream- als downstreamactiviteiten in de transitie. Dit kan worden bereikt door het aantal partnerschappen met niet-EU-landen te vergroten en de vergunningsprocedures te stroomlijnen, met inachtneming van de arbeids-, sociale en milieunormen, om de groei van de eigen winningsindustrieën van de EU te ondersteunen. |
|
1.4. |
De EU-wetgevers moeten gebruikmaken van de aanstaande wetgevingshandeling inzake een versnelling van industriële decarbonisatie om de duurzaamheid van alternatieve en circulaire bedrijfsmodellen te waarborgen door sneller vergunningen te verlenen en financiële steun en beleidsondersteuning te bieden aan bedrijven die zich inzetten voor de transitie. Het voorstel inzake een wetgevingshandeling op het gebied van de circulaire economie moet een duidelijk signaal afgeven dat circulaire bedrijven worden gesteund, waarbij investeerders worden gerustgesteld dat de EU ideale omstandigheden biedt om schone oplossingen te ontwikkelen. |
|
1.5. |
Om het sociale aspect van de eengemaakte markt te versterken, moet de sociale dialoog, met inbegrip van collectieve onderhandelingen, in het herindustrialiseringsproces worden ingebed. |
|
1.6. |
Voor herindustrialisering is een apart innovatieprogramma nodig met specifieke doelstellingen die betrekking hebben op zowel bestaande industrieën als nieuwe ontwikkelingen en die gebaseerd zijn op de sociale dialoog. Dit programma vraagt om overheidsinvesteringen, die vergezeld moeten gaan van sociale voorwaarden zoals uiteengezet in de Clean Industrial Deal. |
|
1.7. |
Het EESC stelt voor dat de EU programma’s voor publiek-private partnerschappen bevordert om industriële investeringen te stimuleren, met een speciaal onderdeel om het ondernemerschap van jongeren in de maakindustrie te bevorderen. Het programma moet de samenwerking tussen overheidsinstellingen en particuliere ondernemingen bevorderen om innovatie te versnellen en ervoor te zorgen dat nieuwe technologieën sneller op de markt worden gebracht. |
|
1.8. |
Het komende voorstel van de Commissie over de vaardigheidsunie zou volgens het EESC moeten voorzien in de rechtstreekse erkenning en validering van de vaardigheden van werknemers in de hele EU zodra deze door de overheidsdiensten van een lidstaat zijn erkend. Daarmee kan de bureaucratische rompslomp worden teruggedrongen. De Commissie moet een EU-breed programma opzetten om in het bedrijfsleven fatsoenlijk betaalde leerlingplaatsen voor jongeren te bevorderen en zo een veerkrachtigere beroepsbevolking te ondersteunen. Ze moet ook instrumenten ontwikkelen om op veranderingen te anticiperen en er mee om te gaan. Daarbij moet ze een traject voor een rechtvaardige transitie aanbieden dat bij- en omscholing van de beroepsbevolking omvat, als onderdeel van de sociale dialoog. |
|
1.9. |
De regeling voor schone overheidsopdrachten is een kans om de duurzaamheidsinspanningen van ondernemingen in de EU op niet-discriminerende wijze te stimuleren en te erkennen. |
|
1.10. |
Om het concurrentievermogen te vergroten en de industriële productie in de EU te behouden en uit te breiden, zou het EESC graag zien dat de omnibuspakketten zorgen voor samenhang in de regelgeving en rechtszekerheid voor bedrijven en werknemers, de vergunningsprocedures stroomlijnen door ze duidelijker, sneller en voorspelbaarder te maken, de rapporteringsworkflows verminderen en overbodige verslaglegging voorkomen. Het harmoniseren van normen voor schone technologie in de hele EU kan het voor bedrijven ook gemakkelijker maken om toegang te krijgen tot de markt en te voldoen aan de regelgeving. |
2. Algemene opmerkingen
|
2.1. |
Sommige macro-economische indicatoren lijken erop te wijzen dat de EU-economie het acceptabel doet, met een lagere inflatie, een zeer laag werkloosheidspercentage en betere energiekosten dan tijdens de energiecrisis van 2022, maar uit de Eurobarometer-najaarsenquête 2022 van de Europese Commissie bleek dat de stijgende kosten van levensonderhoud de grootste zorg zijn voor 93 % van de EU-burgers (3). Dit gevoel is blijven bestaan: de kosten van levensonderhoud (42 %) en de economische situatie (41 %) waren de belangrijkste onderwerpen die de Europese burgers ertoe hebben aangezet om te gaan stemmen bij de Europese verkiezingen van juni vorig jaar (4). In de laatste grootschalige Eurofound-enquête uit 2024 meldden bovendien meer respondenten dat ze moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen dan het jaar daarvoor: 30 % van de respondenten zei dat het moeilijk of zeer moeilijk was om rond te komen, tegenover 22 % in 2023 (5). |
|
2.2. |
Europa worstelt momenteel met de dubbele uitdaging om de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud aan te pakken en de langetermijneffecten van de-industrialisering om te buigen. Beide problemen zijn nauw met elkaar verbonden en hebben grote gevolgen voor bedrijven, werknemers en burgers in de hele Unie. |
|
2.3. |
De belangrijkste oorzaken van de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud zijn: |
|
2.3.1. |
De inflatie steeg in 2021, aangewakkerd door het snelle economische herstel na COVID-19, tot 2,9 %. Door de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis steeg de inflatie in 2022 tot 9,2 %. Na een lichte daling tot 6,4 % is de inflatie geleidelijk afgenomen tot 2,6 % in 2024. De gevoelsinflatie is echter zeer sterk, aangezien de prijzen van basisproducten in het boodschappenmandje van huishoudens een permanente opwaartse trend vertonen (6). Dit heeft de koopkracht aanzienlijk aangetast, waardoor huishoudens met een midden- of laag inkomen onder enorme financiële druk zijn komen te staan. |
|
2.3.2. |
Hoewel de groothandelsprijzen voor elektriciteit en gas sinds eind 2022 aanzienlijk zijn gedaald, blijven ze ongeveer dubbel zo hoog als in het verleden, waarbij schommelingen worden beïnvloed door regelgevende maatregelen, marktomstandigheden en aanhoudende geopolitieke spanningen (7). De recente hervorming van de elektriciteitsmarkt heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd, aangezien de volgorde van verdienste (het systeem van marginale prijsstelling) verhindert dat consumenten ten volle profiteren van de uitrol van hernieuwbare energie. Het Draghi-verslag toont de grote kloof in elektriciteits- en gasprijzen tussen de EU en de VS (8). De energiekosten blijven een ernstig probleem, niet alleen voor de industrie, die samen met de transportsector een van de grootste energieverbruikers is, maar ook voor de meest kwetsbare huishoudens. |
|
2.3.3. |
De gevolgen voor de economische ongelijkheid zijn gevarieerd en multidimensionaal: op het gebied van inkomen, toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Verwacht wordt dat de reële lonen in de EU in 2024 nog steeds 1,1 % onder het niveau van 2019 zullen liggen. Veel huishoudens met een laag en middeninkomen ondervinden nog steeds de negatieve gevolgen van de periode van hoge inflatie voor hun koopkracht. Met name de materiële en sociale deprivatie en de financiële moeilijkheden van werknemers blijven hoog ten opzichte van het niveau van vóór 2022 (9). Tegelijkertijd zijn sommige maatschappelijke groepen zwaarder getroffen dan andere. Laaggeschoolde werknemers, vrouwen en jongeren hebben het meest te lijden gehad. De langetermijneffecten moeten nog worden onderzocht (10). |
|
2.3.4. |
De crisis in verband met de kosten van levensonderhoud, de stijgende energieprijzen en de impact van de COVID-19-pandemie hebben de problemen met betrekking tot de betaalbaarheid van huisvesting verergerd. Daarnaast hebben structurele factoren zoals verstedelijking, demografische veranderingen en speculatieve investeringen in onroerend goed de huisvestingskosten opgedreven (11). Buitensporige huisvestingskosten treffen niet alleen huishoudens met een laag inkomen, maar ook huishoudens met een middeninkomen en jongeren. Betaalbare huisvesting is waarschijnlijk de grootste uitdaging voor jongeren, omdat zij hierdoor geen onafhankelijk leven kunnen beginnen. De arbeidsmarktsituatie voor jongeren was eind 2023 gunstiger dan de afgelopen jaren, maar jongeren hadden op weg naar zelfstandigheid nog steeds met vele belemmeringen te maken. Zo stegen de kosten van levensonderhoud en konden zij zich het vaak niet veroorloven om het ouderlijk huis te verlaten (12). |
2.4. De-industrialisering in Europa
De afgelopen decennia heeft Europa een proces van de-industrialisering doorgemaakt. Dit proces is nog steeds aan de gang en wordt gekenmerkt door een gestage afname van de bijdrage van de maakindustrie aan de totale economie. In de afgelopen jaren is het aandeel van de industrie in het bbp gedaald van 21 % in 2005 tot 18,5 % in 2022 (13). Sinds 2008 is het aantal banen in de maakindustrie op het hele continent in een onstuitbaar tempo blijven afnemen, en de gevolgen treffen niet alleen laaggeschoolde werknemers, maar ook hooggekwalificeerde professionals (14). Deze verschuiving is het gevolg van verschillende factoren:
|
2.4.1. |
Globalisering: traditioneel hebben ondernemingen hun toeleveringsketens en productiecapaciteit uitbesteed om kosten te besparen. De verplaatsing van de productie naar regio’s met lagere arbeidskosten heeft geleid tot offshoring van de productie, waardoor fabrieken zijn gesloten en banen verloren zijn gegaan in Europa. |
|
2.4.2. |
Vertragingen bij technologische aanpassing en onderinvestering in innovatie: vooruitgang op het gebied van automatisering en digitalisering heeft de vraag naar traditionele industriële banen doen afnemen, waardoor de vaardigheden van de beroepsbevolking en de behoeften van moderne industrieën niet op elkaar zijn afgestemd. |
|
2.4.3. |
Beleidsfocus op diensten: veel Europese economieën hebben steeds meer voorrang gegeven aan dienstensectoren, wat in sommige gevallen ten koste is gegaan van de traditionele be- en verwerkende industrie. Dit heeft bijgedragen aan de achteruitgang van industriële activiteiten en heeft duidelijk gemaakt dat een evenwichtiger beleidsaanpak nodig is. |
|
2.4.4. |
Het handels- en industriebeleid van de EU, het milieu- en regelgevingsbeleid, demografische veranderingen, tekorten aan arbeidskrachten, het gebrek aan adequate investeringen en een afnemend concurrentievermogen hebben ook een belangrijke rol gespeeld in de de-industrialiseringsprocessen. |
|
2.4.5. |
De gevolgen van de-industrialisering zijn ingrijpend geweest. Regio’s die ooit floreerden in de maakindustrie hebben te maken gehad met economische stagnatie, hogere werkloosheidscijfers en grotere regionale verschillen. Het verlies aan industriële capaciteit heeft Europa ook afhankelijker gemaakt van invoer, waardoor het continent kwetsbaarder is geworden in de mondiale toeleveringsketens en energiemarkten, zoals de ervaring tijdens de COVID-19-pandemie heeft aangetoond. |
2.5. De industrie staat weer op de politieke agenda
Herindustrialisering is de beste keuze en biedt een strategisch traject naar:
|
2.5.1. |
Het stimuleren van de economische veerkracht: een stijging van de totale kosten van eigendom, stijgende lonen, ook in niet-EU-landen, stijgende vervoerskosten, hogere invoerrechten en kosten, alsook potentiële verstoringen van de voorziening, hollen het gebruikelijke kostenvoordeel van uitbestede toeleveringsketens uit. Door de lokale productie op te voeren en de afhankelijkheid van volatiele mondiale toeleveringsketens te verminderen, kan Europa zijn economische stabiliteit en strategische autonomie vergroten. |
|
2.5.2. |
Het bevorderen van innovatie: de industrie is de belangrijkste aanjager van innovatie in producten, processen en diensten. De nieuwe uitdagingen op het gebied van digitalisering en artificiële intelligentie, robotica en de circulaire economie bieden de EU essentiële kansen. Industrie 5.0 geeft nu vorm en richting aan de herindustrialisering. Het doel is om een moderne, concurrerende en duurzame industriële basis te creëren. |
|
2.5.3. |
Het bevorderen van duurzaamheid: de integratie van duurzame praktijken en de circulaire economie in industriële activiteiten kan de EU helpen haar ambitieuze klimaatdoelstellingen te halen en tegelijkertijd minder afhankelijk van grondstoffen te worden en nieuwe marktkansen te creëren. |
|
2.5.4. |
Het bieden van hoogwaardige en zekere banen, in combinatie met een permanente sociale dialoog: de industrie stimuleert de werkgelegenheid en zorgt voor sociale integratie en stabiliteit. |
|
2.5.5. |
In sommige landen zijn bedrijfsovernames door een coöperatie van werknemers succesvol gebleken. Deze methode kan ook worden toegepast in andere EU-landen. Als deze methode goed gestructureerd verloopt, kan zij banen redden en productielocaties veiligstellen. |
2.6. Strategische beleidscontext:
Door middel van beleidsinitiatieven in overeenstemming met het Draghi-verslag over het concurrentievermogen van de EU en initiatieven van de Europese Commissie moet de industrie in de EU de kloof met haar belangrijkste handelspartners, zoals de VS en China, dichten.
|
2.6.1. |
De Clean Industrial Deal stelt een duidelijk traject voor om in te zetten op decarbonisatie, schone technologieën en het stimuleren van investeringen. De Commissie zal helpen een groeibevorderend regelgevingskader op te zetten en de industrie ondersteunen bij haar inspanningen om te innoveren, op te schalen, producten te vervaardigen en diensten te verlenen. Daarbij zal zij samenwerken met alle belanghebbenden om te zorgen voor gerichte oplossingen voor elke waardeketen. |
|
2.6.2. |
Het “kompas voor concurrentievermogen” bouwt voort op de aanbevelingen in het verslag van Mario Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen. Daarin worden drie belangrijke actiegebieden vastgesteld: innovatie, decarbonisatie en concurrentievermogen, veiligheid en veerkracht, en vijf horizontale doelstellingen: vereenvoudiging, vermindering van de belemmeringen voor de interne markt, financiering van het concurrentievermogen, bevordering van vaardigheden en hoogwaardige banen, en harmonisatie en coördinatie van het beleid op Europees en nationaal niveau. Het zal leiden tot een “ongekende” vermindering van de administratieve rompslomp, met bijzondere aandacht voor Europese kmo’s, en zal een instrument voor de coördinatie van het concurrentievermogen omvatten om de lidstaten te helpen samenwerken aan projecten van gemeenschappelijk strategisch belang. |
3. Specifieke opmerkingen
|
3.1. |
Door de onderliggende oorzaken van de-industrialisering en de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud aan te pakken, kan Europa dit moment aangrijpen om zijn economie nieuw leven in te blazen, zijn beroepsbevolking te versterken en de levenskwaliteit van zijn burgers te verbeteren. Dit zijn enkele belangrijke aspecten en kansen: |
Voor bedrijven:
|
3.1.1. |
Herindustrialisering biedt de mogelijkheid om geavanceerde technologieën te benutten, innovatie te bevorderen en het mondiale concurrentievermogen te vergroten. Europese industrieën kunnen een voortrekkersrol spelen in de groene en digitale transformatie. |
|
3.1.2. |
Door de productie weer op gang te brengen en te verplaatsen, kunnen bedrijven de risico’s van mondiale verstoringen van de toeleveringsketen beperken en de kosten stabiliseren. |
|
3.1.3. |
Door duurzame praktijken toe te passen die zijn afgestemd op de klimaatdoelstellingen van de EU, kunnen nieuwe markten voor milieuvriendelijke producten en diensten worden ontsloten. |
Voor werknemers:
|
3.1.4. |
Een hernieuwde focus op de industrie kan zorgen voor goedbetaalde, stabiele banen in verschillende sectoren. Werkgelegenheidsproblemen die door de de-industrialisering zijn verergerd, kunnen zo worden aangepakt. |
|
3.1.5. |
Investeringen in onderwijs en beroepsopleiding zorgen ervoor dat de beroepsbevolking kan voldoen aan de eisen van moderne industrieën. |
|
3.1.6. |
Lokale en veerkrachtige industrieën bieden stabielere werkgelegenheid en verminderen de afhankelijkheid van volatiele wereldmarkten. |
|
3.1.7. |
Met een focus op duurzame en ethische praktijken kunnen werknemers profiteren van betere arbeidsomstandigheden en meer werkzekerheid. |
Voor burgers:
|
3.1.8. |
Een bloeiende industriële sector bevordert de algemene economische stabiliteit, verbetert de levensstandaard en vermindert de armoede. |
|
3.1.9. |
De industrie zorgt voor hoogwaardige banen die, samen met de belastinginkomsten uit de industrie, overheidsinvesteringen in infrastructuur en diensten veiligstellen. |
|
3.1.10. |
Gerevitaliseerde industriegebieden kunnen leiden tot betere infrastructuur, betere openbare diensten en een dynamische lokale economie. |
|
3.2. |
Over het algemeen kan herindustrialisering aanzienlijke voordelen op lange termijn opleveren. Herindustrialisering brengt echter ook uitdagingen met zich mee die gecoördineerde inspanningen op het niveau van zowel de EU als de lidstaten vereisen en die moeten worden aangepakt met een doordachte beleids- en strategische planning: |
|
3.2.1. |
Een van de grootste uitdagingen is het aantrekken en behouden van geschoolde werknemers. De industrie concurreert met andere economische activiteiten om toptalent aan te trekken en te behouden, hetgeen vereist dat stabiele banen, concurrerende salarissen en loopbaanontwikkeling worden aangeboden. De routekaart voor hoogwaardige banen is een mooi initiatief van de Europese Commissie, want banen van goede kwaliteit en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden zijn cruciaal om werknemers aan te trekken. Daarnaast moeten er maatregelen worden genomen om specifieke bevolkingsgroepen die zich buiten de arbeidsmarkt bevinden, te activeren en uit te rusten en hen de nodige vaardigheden bij te brengen. Het gaat hierbij vooral om vrouwen, jongeren, migranten en andere kwetsbare groepen. Bovendien moeten de lidstaten bereid zijn om geschoolde werknemers uit niet-EU-landen op een gestroomlijnde, niet-bureaucratische manier te ontvangen. Dit houdt onder meer in dat werkvergunningen sneller moeten worden afgegeven, buitenlandse kwalificaties moeten worden erkend en gelijke behandeling moet worden gewaarborgd. De EU moet ernaar streven om voor geschoolde werknemers wereldwijd de favoriete bestemming te worden. |
|
3.2.2. |
Werknemers opleiden en hun de kans geven om zowel hun technische als zgn. zachte vaardigheden te ontwikkelen, en hen daarnaast ook een duidelijk loopbaantraject en professionele vooruitzichten bieden: Veranderingen in de sector vereisen voortdurende opleiding en bijscholing van de werknemers om ervoor te zorgen dat hun vaardigheden voldoen aan de eisen van de arbeidsmarkt. Een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking is met name van cruciaal belang in sectoren die met de dubbele transitie worden geconfronteerd. Bovendien zijn wij ingenomen met de oproep van de Commissie om de staatssteunregels te wijzigen en sociale voorwaarden vast te stellen in verband met overheidsinvesteringen, zodat de industrie meer wordt gestimuleerd om te investeren in bij- en omscholing, hoogwaardige banen en het aanwerven van werknemers met het oog op een rechtvaardige transitie. De vaardigheidsunie en het strategisch plan voor STEM-onderwijs moeten dit doel nastreven. Deze opleidingen moeten de directe erkenning en validering van de vaardigheden van werknemers in de hele EU mogelijk maken zodra deze door de overheidsdiensten van een lidstaat zijn erkend. Daarmee kan de bureaucratische rompslomp worden teruggedrongen. |
|
3.2.3. |
Gezien de snelle technologische vooruitgang moeten industrieën zich voortdurend aanpassen en innoveren. De industrie moet de digitale transformatie, met inbegrip van het gebruik van nieuwe technologieën, omarmen, met bijzondere aandacht voor een robuuste cyberbeveiligingsaanpak om de integriteit van gegevens en de volledige eerbiediging van persoonlijke rechten te waarborgen. |
|
3.2.4. |
Het is een uitdaging om de EU tegelijkertijd te herindustrialiseren en koolstofvrij te maken. Industrieën moeten groei in evenwicht brengen met ecologische en sociale duurzaamheid. De integratie van duurzame praktijken in industriële processen is essentieel om te voldoen aan de milieuregelgeving en de verwachtingen van de consument. Dit omvat de invoering van groene technologieën, de vermindering van de koolstofvoetafdruk en de bevordering van de beginselen van de circulaire economie. Circulaire producten en innovatieve bedrijfsmodellen op basis van circulariteit moeten worden bevorderd, zodat ze kunnen blijven concurreren met traditionele en winstgevende bedrijfsmodellen en “groene” en “schone” producten en diensten betaalbaar worden. |
|
3.2.5. |
Regelgevings- en administratieve lasten en grensoverschrijdende kwesties: het regelgevingskader en de administratieve goedkeuringsprocedures in de EU worden vaak gezien als complex en omslachtig. 32 % van de EU-bedrijven noemt de regelgeving een “grote belemmering” voor hun investeringsactiviteiten (15). Bedrijven worden geconfronteerd met aanzienlijke nalevingskosten en administratieve vertragingen bij het verkrijgen van vergunningen en goedkeuringen, hetgeen investeringen en innovatie kan ontmoedigen. Ondanks de eengemaakte markt leiden verschillen in nationale regelgeving, normen en procedures tot belemmeringen om de markt te betreden en hogere kosten voor bedrijven die in meerdere EU-landen actief zijn. Vereenvoudiging is niet synoniem met deregulering. Het gaat er niet om de Green Deal of essentiële sociale waarborgen te ontmantelen of Europa meer op de VS te laten lijken. Het gaat erom dat de bureaucratie, waar niemand baat bij heeft, wordt teruggedrongen. |
|
3.2.6. |
Herindustrialisering kan leiden tot nieuwe arbeidsplaatsen, maar ook tot technologische verdringing, waarbij bepaalde soorten arbeid worden vervangen door automatisering en geavanceerde technologieën. Om dit probleem aan te pakken zijn specifieke programma’s voor omscholing en sociaal beleid nodig. |
|
3.2.7. |
Naarmate industrieën concurrerender worden, kan de druk van mondiale concurrenten toenemen. Om een concurrentievoordeel te behouden, zijn voortdurende inspanningen op het gebied van innovatie en investeringen nodig. |
|
3.2.8. |
De sociale dialoog, met inbegrip van collectieve onderhandelingen, moet worden ingebed in het herindustrialiseringsproces, zodat een participatieve aanpak gewaarborgd is. Werkgevers en werknemers moeten zich ertoe verbinden concurrerende opleidingsprogramma’s op te zetten en uit te voeren die de industriële, sociale en territoriale cohesie bevorderen door middel van collectieve onderhandelingen en werknemersparticipatie op bedrijfsniveau. In een nieuw sociaal contract moet ook rekening worden gehouden met het maatschappelijk middenveld, de stem van jongeren, en met name de regio’s die het zwaarst door transities worden getroffen. |
|
3.3. |
De rol van de industrie als aanjager van innovatie en diensten met toegevoegde waarde: |
|
3.3.1. |
De industrie is van cruciaal belang voor de herindustrialisering van Europa en bevordert economische groei, innovatie en duurzaamheid. Ze ondersteunt de ontwikkeling van hoogwaardige diensten, vermindert de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud en bestrijdt de-industrialisering door meer innovatie aan te moedigen, lokale economieën nieuw leven in te blazen, banen te scheppen en de bevolking aan te moedigen in industriegebieden te blijven wonen: |
|
3.3.2. |
De industrie is een belangrijke aanjager van innovatie en loopt vaak voorop bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe technologieën en processen. Deze innovatie kan overslaan naar andere sectoren en een cultuur van voortdurende verbetering en technologische vooruitgang bevorderen. |
|
3.3.3. |
De industrie bevordert vaak diensten met toegevoegde waarde die de totale waardeketen verbeteren. Dit omvat alles van geavanceerde productietechnieken tot service na verkoop. Dit helpt om de productiekosten te verlagen en leidt tot producten van hogere kwaliteit en een grotere klanttevredenheid. |
|
3.3.4. |
Industriële banen, vooral die in de hightechsector en geavanceerde maakindustriesectoren, bieden meestal hogere lonen dan veel banen in de dienstensector. Dit kan helpen om de levensstandaard te verbeteren en de inkomensongelijkheid te verminderen. |
|
3.3.5. |
De industriële sector biedt aanzienlijke mogelijkheden voor professionele groei en loopbaanontwikkeling. Werknemers kunnen profiteren van permanente educatie, ontwikkeling van vaardigheden en de mogelijkheid om door te stromen naar hogere functies. |
Brussel, 18 juni 2025.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Oliver RÖPKE
(1) EESC-adviezen over Herindustrialisering van Europa – kansen voor bedrijven, werknemers en burgers in de context van de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud , De crises te boven komen – maatregelen voor een veerkrachtige, samenhangende en inclusieve Europese economie (PB C, C/2025/3195, 2.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3195/oj), Hoe disfuncties van de eengemaakte markt bijdragen tot de stijgende kosten van levensonderhoud (PB C, C/2025/3189, 2.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3189/oj), Geleidelijk afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen en tegelijkertijd het Europese concurrentievermogen waarborgen, de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud beperken en een rechtvaardige transitie bevorderen (PB C, C/2025/3191, 2.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3191/oj), Versnippering van toeleveringsketens en gevolgen voor de kosten van levensonderhoud (PB C, C/2025/4209, 17.8.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4209/oj), Aanpak van het verlies aan koopkracht en van het risico op toenemende ongelijkheid, uitsluiting en marginalisering (PB C, C/2025/4208, 17.8.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4208/oj), Stijging van de vervoers-, energie- en huizenprijzen: de rol van hoogwaardige openbare diensten bij de aanpak van de hoge kosten van levensonderhoud (PB C, C/2025/3192, 2.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3192/oj).
(2) ECO/660 Aanbevelingen van het maatschappelijk middenveld om de crisis in verband met de kosten van levensonderhoud aan te pakken (in voorbereiding).
(5) “Quality of life in the EU in 2024: Results from the Living and Working in the EU e-survey”, 2025, Eurofound.
(7) Energy prices and costs in Europe, 2024, Europese Commissie.
(8) Draghi-verslag over de toekomst van het Europese concurrentievermogen.
(9) Labour market and wage developments in Europe – Annual report 2024. DG Werkgelegenheid, Europese Commissie.
(10) Europees Instituut voor gendergelijkheid, 2021.
(11) EPRS, Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, 2024.
(12) Eurofound (2023).
(13) National accounts and GDP, Eurostat, 2024.
(14) The changing structure of employment in the EU: Annual Review 2023, Eurofound, 2023.
(15) Jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen 2025, Europese Commissie.
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4206/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)