European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2024/5462

10.10.2024

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023

(C/2024/5462)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 2
MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR 3
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN 33
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 34
BALANS 35
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 36
KASSTROOMOVERZICHT 37
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 38
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 39
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN 138
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 220
LIJST VAN AFKORTINGEN 224

VOORWOORD

Image 1

Het jaar 2023 heeft opnieuw bevestigd dat Europese eenheid en solidariteit de sterkste troeven van de Europese Unie zijn. We bleven onze partners in Oekraïne terzijde staan en steunen in hun reactie op de wrede oorlog en de aanhoudende agressie van Rusland.

Om de gevolgen van de oorlog en van andere mondiale politieke ontwikkelingen te verlichten, hebben wij een tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader voorgesteld, waarbij we ons concentreren op de urgentste politieke prioriteiten:

krachtige en stabiele steun aan Oekraïne in de vorm van de faciliteit voor Oekraïne;

bevordering van het Europese concurrentievermogen via het platform voor strategische technologieën voor Europa;

middelen om migratie en externe uitdagingen het hoofd te bieden;

meer middelen voor crisisbeheersing;

een robuust mechanisme opdat NextGenerationEU-leningen worden terugbetaald in een context van hogere rentetarieven.

Door een mix van herschikkingen binnen de EU-begroting en extra middelen hebben de EU-leiders alle politieke prioriteiten bekrachtigd die de Commissie op 1 februari 2024 tijdens een buitengewone Europese Raad had voorgesteld.

In 2023 heeft de EU haar activiteiten op het gebied van het opnemen en verstrekken van leningen met grote inzet voortgezet. Op de financiële markten werd een aanvullende 110,5 miljard EUR opgehaald voor EU-beleidsprogramma’s en financiële bijstand aan derde landen. Hierdoor kon de EU Oekraïne 18 miljard EUR aan steun verlenen in maandelijkse tranches van 1,5 miljard EUR, om ervoor te zorgen dat de openbare diensten in het land de Oekraïense burgers kunnen blijven bedienen.

NextGenerationEU bleef de groene en de digitale transitie van de EU stimuleren. Uit de tussentijdse evaluatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit bleek dat deze 1,3 miljoen Europeanen had geholpen bij het vinden van een baan. De herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten hebben de minimumstreefdoelen voor digitale en groene uitgaven overtroffen, en er zijn al meer dan 1 150 mijlpalen en streefdoelen verwezenlijkt.

Naast de crisisrespons en daarmee samenhangende activiteiten van de EU, is de EU-begroting blijven bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene beleidsdoelstellingen van de EU. In het derde jaar van het huidige MFK 2021-2027 kwam de uitvoering van de vastleggingen uit op 332,3 miljard EUR, waarbij optimaal gebruik werd gemaakt van de beschikbare jaarlijkse begroting.

De EU-begroting blijft de concrete uitdrukking van Europese solidariteit tussen de EU-lidstaten onderling en met onze internationale partners. Het is mij een genoegen om de jaarrekening 2023 van de Europese Unie te presenteren, met daarin een gedetailleerde uiteenzetting van de effecten ervan. De jaarrekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU, met inbegrip van informatie over voorwaardelijke verplichtingen, financiële vastleggingen en andere verplichtingen van de Unie, evenals over de uitvoering van de EU-begroting in het afgelopen jaar. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket aan financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het hoogontwikkelde systeem van financiële transparantie en verantwoording.

Johannes HAHN

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR

Het doel van dit onderdeel over markante financiële feiten, dat is opgesteld op basis van de beginselen die zijn uiteengezet in de IPSASB Recommended Practice Guideline (RPG) 2 “Financial Statement Discussion and Analysis”, is de lezer inzicht te verschaffen in de operationele, financiële en beleggingsactiviteiten van de EU en hoe deze tot uiting komen in de verschillende elementen van de geconsolideerde financiële staten van de EU. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

1.

KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR 4

2.

HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027, NextGenerationEU EN STEUN AAN OEKRAÏNE 6

3.

UITVOERING VAN NGEU 8

3.1.1.

Samenvatting 8

3.1.2.

Uitbetalingen van niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit/REPowerEU 8

3.1.3.

Uitbetalingen van leningen in het kader van de RRF/REPowerEU 10

3.1.4.

NGEU-bijdragen aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting 11

4.

VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN 11

4.1.

Opgenomen en verstrekte leningen 12

4.2.

Begrotingsgaranties 17

4.3.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds 18

5.

JAARREKENINGANALYSE 19

5.1.

Ontvangsten 19

5.2.

Uitgaven 20

5.3.

Activa 20

5.4.

Passiva 23

6.

SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING 25

6.1.

Ontvangsten 25

6.2.

Uitgaven 27

7.

POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 29

7.1.

Het politieke en financiële kader 29

7.2.

Governance en verantwoordingsplicht 30

1.   KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR

Geconsolideerde financiële staten

De geconsolideerde financiële staten van de EU bestrijken meer dan vijftig entiteiten (waaronder het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de EU-agentschappen). De geconsolideerde financiële staten zijn opgesteld op grond van door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels op transactiebasis, die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS).

Zoals kan worden gezien op de balans hieronder en nader wordt toegelicht in de analyse van de financiële staten (hoofdstuk 5), wordt de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor 2023 met name gekenmerkt door een toename van de opgenomen leningen als gevolg van de voortgezette uitvoering van NextGenerationEU en de aanvullende financiële steun aan Oekraïne:

(miljard EUR)

 

2023

2022

ACTIVA

 

 

Financiële activa

285,4

235,4

Voorfinanciering

91,7

100,5

Kortlopende vorderingen

35,2

48,2

Geldmiddelen en kasequivalenten

39,6

46,5

Materiële vaste activa en andere activa

15,8

15,2

Totaal

467,7

445,9

PASSIVA

 

 

Vergoedingen na uitdiensttreding

90,8

80,6

Financiële verplichtingen

458,4

352,3

Crediteuren

50,5

55,3

Overlopende posten

76,8

86,2

Andere verplichtingen

3,3

2,8

Totaal

679,8

577,2

NETTOACTIVA

 

 

Reserves

1,1

1,3

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

(213,2 )

(132,6 )

Totaal

(212,2 )

(131,3 )

→ zie analyse van de financiële staten, hoofdstuk 5

Voornaamste ontwikkelingen in 2023

Voortzetting van de succesvolle uitgifte van EU-obligaties, EU-schuldpapieren en groene NextGenerationEU-obligaties

Image 2

→ zie hoofdstuk 4


Verwezenlijking van de NGEU-doeleinden

 

Toekenning van financiële bijstand aan Oekraïne

Image 3

Image 4

→ zie hoofdstuk 3

 

→ zie hoofdstuk 4

2.   HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027, NextGenerationEU EN STEUN AAN OEKRAÏNE

De langetermijnbegroting 2021-2027 van de EU heeft, samen met het herstelinstrument NextGenerationEU (“NGEU”), een omvang van 2,018 biljoen EUR in lopende prijzen (1,8 biljoen EUR in prijzen van 2018).

Het pakket omvat de langetermijnbegroting, het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, bestaande uit 1,211 biljoen EUR in lopende prijzen (1,074 biljoen EUR in prijzen van 2018), in combinatie met het tijdelijke herstelinstrument NGEU ten belope van maximaal 806,9 miljard EUR in lopende prijzen (750 miljard EUR in prijzen van 2018). Dit initiële bedrag is aangepast tot 712 miljard EUR, aangezien de totale beschikbare steun in de vorm van leningen niet volledig is opgevraagd door de lidstaten.

Image 5

De begroting is opgezet als een respons op de prioriteiten en de meest urgente behoeften van Europa:

meer dan 50 % van het totale bedrag van de volgende langetermijnbegroting en NGEU zal worden gebruikt om de modernisering van de Europese Unie te ondersteunen door middel van onderzoek en innovatie, een billijke klimaattransitie en een billijke digitale transitie, paraatheid, en herstel- en veerkrachtmaatregelen;

30 % van de EU-begroting zal worden besteed aan de bestrijding van klimaatverandering — het grootste aandeel van de grootste EU-begroting ooit;

20 % van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), die 90 % van NGEU vertegenwoordigt, zal worden geïnvesteerd in de digitale transformatie;

in 2026 en 2027 zal 10 % van de jaarlijkse begrotingsuitgaven bijdragen aan het tegenhouden en omkeren van biodiversiteitsverlies, en

voor de eerste keer ooit maken nieuwe en versterkte prioriteiten het grootste deel van de langetermijnbegroting uit, namelijk 32 %.

Herziening van de EU-begroting 2021-2027

Sinds de vaststelling van de langetermijnbegroting van de EU voor 2021-2027 in 2020 is de EU geconfronteerd met ongekende en onvoorziene crises: van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de gevolgen daarvan tot de versnelling van de inflatie en de hogere rentetarieven tot migratie en externe uitdagingen zoals het conflict in het Midden-Oosten. Het aangaan van deze diverse uitdagingen heeft de middelen van de EU-begroting tot het uiterste gerekt, waardoor zelfs de dringendste uitdagingen niet kunnen worden aangepakt. Om ervoor te zorgen dat de EU-begroting de meest essentiële doelstellingen kan blijven verwezenlijken, heeft de Europese Commissie in juni 2023 voorgesteld de langetermijnbegroting van de EU te versterken.

Op 1 februari 2024 hebben de EU-leiders alle prioriteiten van het voorstel van de Commissie bekrachtigd en overeenstemming bereikt over de allereerste herziening ooit van de langetermijnbegroting van de EU, die op 27 februari 2024 ook door het Europees Parlement is goedgekeurd. De nieuwe elementen omvatten:

kritieke steun voor Oekraïne: een nieuwe faciliteit voor Oekraïne op basis van subsidies, leningen en garanties, met een totale capaciteit van 50 miljard EUR over de periode 2024-2027, zal voorzien in de onmiddellijke behoeften, het herstel en de modernisering van Oekraïne op zijn pad naar toetreding tot de EU;

versterking van de soevereiniteit en het concurrentievermogen: het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) zal het concurrentievermogen van de EU op lange termijn op het gebied van kritieke technologieën, digitale technologieën en deeptech, schone technologie en biotech stimuleren, met nieuwe flexibiliteit en stimulansen voor cohesiefinanciering en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, alsmede een verhoging van het Europees Defensiefonds met 1,5 miljard EUR;

verdere maatregelen op het gebied van migratie en externe uitdagingen: een verhoging met 9,6 miljard EUR zal de interne en de externe dimensie van migratie ondersteunen en partners in de Westelijke Balkan, het zuidelijke nabuurschap en andere landen helpen;

krachtigere respons op crises: om de EU-begroting in staat te stellen om te blijven reageren op onvoorziene omstandigheden — zoals de energiecrisis, de voedselcrises en de nasleep van de Russische oorlog te midden van stijgende inflatie en rentekosten — zal het flexibiliteitsinstrument worden versterkt met 2 miljard EUR, terwijl het plafond van de reserve voor noodhulp met 1,5 miljard EUR zal worden verhoogd, en de reserve zal worden opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp;

grotere crisisbestendigheid: een noodmechanisme in drie stappen en een nieuw instrument zullen duidelijkheid verschaffen over de begrotingsmechanismen voor de financiering van de aan NextGenerationEU gerelateerde kosten;

de herziening zal worden gefinancierd door een combinatie van nieuwe middelen en herschikkingen binnen de EU-begroting. Hierdoor zal de EU de dringendste prioriteiten kunnen blijven aanpakken en tegelijkertijd de gevolgen voor de nationale begrotingen tot een minimum kunnen beperken, ten bate van de Europese burgers en van burgers daarbuiten.

De herziening van de EU-begroting is op 1 maart 2024 in werking getreden en is met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 januari 2024.

NextGenerationEU

Met een initiële begroting van 806,9 miljard EUR heeft NextGenerationEU (NGEU) tot doel om de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de coronapandemie te helpen herstellen en op die manier bij te dragen tot een Europa dat na COVID-19 groener, digitaler en veerkrachtiger is en beter is toegerust om de huidige en komende uitdagingen aan te gaan. Het grootste deel van de middelen wordt gekanaliseerd via de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF). Een deel van de middelen, tot maximaal 338,0 miljard EUR, wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare steun of subsidies. Het andere deel, tot maximaal 385,8 miljard EUR, wordt gebruikt om leningen van de Unie aan individuele lidstaten te verstrekken. De termijn voor de lidstaten om leningen aan te vragen liep in augustus 2023 af, wat betekent dat 94,9 miljard EUR aan leningen niet langer kan worden uitbetaald. Als gevolg hiervan bedraagt de totale omvang van de leningen nu 290,9 miljard EUR en is het aangepaste totale bedrag voor niet-terugvorderbare steun 712 miljard EUR. Deze leningen zullen door die lidstaten pas na de huidige MFK-periode worden terugbetaald en strekken zich over een lange periode uit (2032-2053) (zie punt 3.1.3). Daarnaast versterkt NGEU diverse bestaande EU-programma’s en -beleidsdomeinen, en wel als volgt:

het cohesiebeleid, uit hoofde van de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), om de economische gevolgen van COVID-19 in de eerste jaren van het herstel te helpen ondervangen;

het Fonds voor een rechtvaardige transitie, om te waarborgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit iedereen ten goede komt;

het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, om landbouwers verder te ondersteunen;

InvestEU, om de investeringsinspanningen van onze bedrijven te ondersteunen;

Horizon Europa, om ervoor te zorgen dat de EU over de capaciteit beschikt om meer excellentie op het gebied van onderzoek te financieren, en

RescEU, om te waarborgen dat het EU-mechanisme voor civiele bescherming grootschalige noodsituaties het hoofd kan bieden.

Daarnaast worden de RRF-subsidies nu aangevuld met REPowerEU-maatregelen, die ook worden gefinancierd uit de inkomsten uit het emissiehandelssysteem (ETS) en de toewijzingen van de Brexit-aanpassingsreserve (BAR), samen met NGEU-toewijzingen. De lidstaten hebben in totaal 290,9 miljard EUR aan NGEU-leningen aangevraagd, die ook REPowerEU-elementen omvatten. Zie hoofdstuk 3 voor nadere informatie over de uitvoering van NGEU en hoofdstuk 4 over het opnemen van leningen via de uniforme financieringsaanpak.

Steun voor Oekraïne

Sinds het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne is de steun voor de EU-crisisrespons in Oekraïne op alle fronten zeer sterk opgevoerd in de EU-begroting. In het kader van een “Team Europa”-aanpak hadden de EU, haar lidstaten en financiële instellingen eind 2023 samen in totaal bijna 88 miljard EUR aan steun voor Oekraïne en de Oekraïense bevolking geactiveerd — een duidelijke blijk van de blijvende solidariteit van de EU. Deze steun omvat het volgende:

43,3 miljoen EUR aan financiële bijstand, begrotingssteun en humanitaire hulp, gefinancierd uit de EU-begroting en rechtstreeks door de EU-lidstaten in de vorm van subsidies, leningen en garanties (waarvan 25,2 miljard EUR in de vorm van nieuwe leningen voor macrofinanciële bijstand ter ondersteuning van de Oekraïense economie, die eind 2023 volledig zijn uitbetaald);

28 miljard EUR aan militaire bijstand die rechtstreeks door de EU-lidstaten wordt verleend, waarvan 6,1 miljard EUR via de Europese Vredesfaciliteit (deze steun maakt geen deel uit van de EU-begroting), en

17 miljard EUR die door de EU en de lidstaten beschikbaar is gesteld voor steun aan burgers die Oekraïne ontvluchten.

Daarnaast is de nieuwe faciliteit voor Oekraïne een specifiek financieringsinstrument om samenhangende, voorspelbare en flexibele steun aan Oekraïne te verlenen, met een voorziene steun tot 50 miljard EUR voor de periode 2024-2027, waarvan 33 miljard EUR in de vorm van leningen en 17 miljard EUR in de vorm van niet-terugvorderbare steun, om Oekraïne te helpen bij het weerstaan van de agressie en het opbouwen van een modern, welvarend land.

3.   UITVOERING VAN NGEU

3.1.1.   Samenvatting

Tot eind 2023 had de Commissie in totaal 263,1 miljard EUR aan financiële steun uitbetaald (2022: 162,0 miljard EUR). Het grootste deel van dit bedrag, 220,8 miljard EUR, is uitbetaald in het kader van de RRF (met inbegrip van steun voor REPowerEU-hervormingen en -investeringen), waarvan 141,6 miljard EUR als niet-terugvorderbare steun en 79,2 miljard EUR als financiële steun in de vorm van leningen). Nog eens 42,3 miljard EUR (exclusief terugvorderingen ten belope van 1,0 miljard EUR) werd uitbetaald als MFK-betalingen in het kader van bestaande programma’s.

3.1.2.   Uitbetalingen van niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit/REPowerEU

De totale niet-terugvorderbare steun die in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen van de 27 lidstaten is goedgekeurd, bedroeg 356,8 miljard EUR. Van dit bedrag hield 337,9 miljard EUR verband met de oorspronkelijke RRF-toewijzingen. Het resterende bedrag van 18,9 miljard EUR omvat de toewijzingen uit het emissiehandelssysteem (ETS) ten bedrage van 17,3 miljard EUR en de overdrachten uit de reserve voor aanpassing aan de Brexit (BAR) ten bedrage van 1,6 miljard EUR, die beide zullen worden gebruikt voor het ondersteunen van REPowerEU-hervormingen en -investeringen. In het geval van Spanje en Portugal zal het resterende deel van de oorspronkelijke toewijzing uit de RRF, ten belope van respectievelijk 2,6 miljard EUR en 0,1 miljard EUR, eveneens worden gebruikt om REPowerEU-hervormingen en -investeringen te ondersteunen. De begrotingsvastleggingen bedroegen per 31 december 2023 356,4 miljard EUR.

Eind 2023 had de Commissie in totaal 141,6 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun uitbetaald aan 23 lidstaten (2022: 93,5 miljard EUR aan 22 lidstaten). Met 139,9 miljard EUR had bijna dit gehele bedrag betrekking op mijlpaal- en streefdoelbetalingen in het kader van de RRF. De overige 1,7 miljard EUR werd uitbetaald als voorfinanciering in het kader van REPowerEU:

(miljard EUR)

Lidstaat

Totale waarde van subsidies (1)

waarvan: RRF-toewijzing

waarvan: ETS/BAR-toewijzing

Begrotingsvastleggingen 31.12.2023 ()

Uitbetaald in het kader van de RRF

Uitbetaald in het kader van REPowerEU

Totaal uitbetaald 31.12.2023

Oostenrijk

4,0

3,8

0,2

4,0

1,1

0,0

1,2

België

5,0

4,5

0,5

4,9

0,8

-

0,8

Bulgarije

5,7

5,7

-

5,7

1,4

-

1,4

Kroatië

5,8

5,5

0,3

5,8

2,9

-

2,9

Cyprus

1,0

0,9

0,1

1,0

0,2

-

0,2

Tsjechië

8,4

7,7

0,7

8,4

1,8

0,1

2,0

Denemarken

1,6

1,4

0,2

1,6

0,5

0,0

0,5

Estland

1,0

0,9

0,1

1,0

0,4

0,0

0,4

Finland

1,9

1,8

0,1

1,9

0,3

-

0,3

Frankrijk

40,3

37,4

2,8

40,3

22,8

0,6

23,4

Duitsland

28,0

28,0

-

28,0

6,2

-

6,2

Griekenland

18,2

17,4

0,8

18,2

7,4

-

7,4

Hongarije

6,5

5,8

0,7

6,5

-

-

-

Ierland

0,9

0,9

-

0,9

-

-

-

Italië

71,8

69,0

2,8

71,8

41,0

-

41,0

Letland

2,0

1,8

0,1

2,0

0,4

-

0,4

Litouwen

2,3

2,1

0,2

2,3

0,8

0,0

0,9

Luxemburg

0,1

0,1

-

0,1

0,0

-

0,0

Malta

0,3

0,3

0,1

0,3

0,1

0,0

0,1

Nederland

5,4

4,7

0,7

5,3

-

-

-

Polen

25,3

22,5

2,8

25,3

-

0,6

0,6

Portugal (††)

16,3

15,5

0,8

16,3

5,9

0,2

6,1

Roemenië

13,6

12,1

1,4

13,6

5,5

-

5,5

Slowakije

6,4

6,0

0,4

6,4

2,6

0,1

2,7

Slovenië

1,6

1,5

0,1

1,6

0,5

0,0

0,5

Spanje (††)

79,9

77,2

2,6

79,9

37,0

-

37,0

Zweden

3,4

3,2

0,3

3,4

-

-

-

Totaal

356,8

337,9

18,9

356,4

139,9

1,7

141,6

Opmerkingen bij bovenstaande tabel:

In 2023 heeft de Commissie niet-terugvorderbare steun uitgekeerd voor een totaalbedrag van 48,0 miljard EUR (2022: 47,2 miljard EUR). Dit bedrag bestond voornamelijk uit de mijlpaal- en streefdoelbetalingen in het kader van de RRF aan Italië (derde en vierde betaling: 12,0 miljard EUR), Frankrijk (tweede betaling: 10,3 miljard EUR), Spanje (derde betaling: 6,0 miljard EUR), Duitsland (eerste betaling: 4,0 miljard EUR), Portugal (tweede, derde en vierde betaling: 3,6 miljard EUR), Griekenland (tweede en derde betaling: 3,4 miljard EUR) en Roemenië (tweede betaling: 1,9 miljard EUR).

3.1.3.   Uitbetalingen van leningen in het kader van de RRF/REPowerEU

De totale niet-terugvorderbare steun die in het kader van de plannen is goedgekeurd, bedroeg 290,9 miljard EUR (2022: 165,3 miljard EUR). Het gehele bedrag wordt gedekt door ondertekende leningsovereenkomsten (2022: 153,9 miljard EUR).

Eind 2023 had de Commissie 79,2 miljard EUR aan financiële steun via leningen uitbetaald aan negen lidstaten (2022: 45,2 miljard EUR aan vijf lidstaten). Van dit bedrag had 73,8 miljard EUR betrekking op financiële steun via leningen in het kader van de RRF (2022: 45,2 miljard EUR) en 5,4 miljard EUR op financiële steun in de vorm van leningen in het kader van REPowerEU (2022: n.v.t.):

(miljard EUR)

Lidstaat

Totaal subsidies

waarvan: RRF-steun

waarvan: REPowerEU-steun

Totaal ondertekend per 31.12.2023

Uitbetaald voor RRF 31.12.2023

Uitbetaald voor REPowerEU 31.12.2023

Totaal uitstaand per 31.12.2023

België

0,3

0,0

0,2

0,3

-

-

-

Kroatië

4,3

1,6

2,6

4,3

-

-

-

Cyprus

0,2

0,2

-

0,2

0,0

-

0,0

Tsjechië

0,8

0,8

-

0,8

-

-

-

Griekenland

17,7

17,7

-

17,7

7,3

-

7,3

Hongarije

3,9

0,0

3,9

3,9

-

0,8

0,8

Italië

122,6

114,2

8,4

122,6

60,9

-

60,9

Litouwen

1,6

1,0

0,5

1,6

-

0,1

0,1

Polen

34,5

12,0

22,5

34,5

-

4,5

4,5

Portugal

5,9

5,9

-

5,9

1,7

-

1,7

Roemenië

14,9

14,4

0,6

14,9

3,6

-

3,6

Slovenië

1,1

1,1

-

1,1

0,3

-

0,3

Spanje

83,2

81,5

1,7

83,2

-

-

-

Totaal

290,9

250,4

40,5

290,9

73,8

5,4

79,2

In 2023 heeft de Commissie nieuwe financiële steun verstrekt in de vorm van leningen ten belope van 34,1 miljard EUR, waarvan 28,7 miljard EUR in het kader van de RRF na het behalen van mijlpalen en streefdoelen. Nog eens 5,4 miljard EUR bestond uit uitbetaalde voorfinancieringen in verband met REPowerEU-leningen. De belangrijkste uitbetalingen betroffen de derde en vierde RRF-tranche aan Italië (23 miljard EUR), de REPowerEU-voorfinanciering aan Polen (4,5 miljard EUR) en de tweede en derde RRF-tranche aan Griekenland (3,8 miljard EUR).

Volgens de leningsovereenkomsten zullen de lidstaten vanaf tien jaar na de uitbetalingsdatum jaarlijks 5 % van de uitbetaalde bedragen terugbetalen. Dit resulteert in een terugbetalingsperiode die loopt van 2032 tot en met 2053.

3.1.4.   NGEU-bijdragen aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting

Eind 2023 bedroegen de totale nettobetalingen aan andere programma’s in het kader van het MFK 42,3 miljard EUR (2022: 23,3 miljard EUR). Deze bijdrage, na aftrek van terugvorderingen van 1,0 miljard EUR (2022: 0,2 miljard EUR), had voornamelijk betrekking op React-EU, dat het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF, inclusief het FEAD) financiert:

(miljard EUR)

MFK-programma

Totale toewijzing

Totale nettovastleggingen 31.12.2023

Totale nettobetalingen 31.12.2023

React-EU

50,6

50,6

31,4

waarvan EFRO

30,0

30,0

20,9

waarvan ESF (inclusief FEAD)

20,6

20,6

10,4

Fonds voor een rechtvaardige transitie

10,9

10,8

0,3

Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

8,1

8,1

3,3

InvestEU

6,1

6,1

2,6

Horizon Europa

5,4

5,4

3,8

RescEU

2,0

2,0

0,9

Totaal

83,1

82,9

42,3

In 2023 heeft de Commissie voor een totaalbedrag van 19,0 miljard EUR betalingen verricht aan andere MFK-programma’s. Dit bedrag omvatte de betalingen in verband met React-EU (13,1 miljard EUR, waarvan 7,3 miljard EUR in het kader van het EFRO en 5,8 miljard EUR in het kader van het ESF, inclusief het FEAD), plattelandsontwikkeling (2,0 miljard EUR), Horizon Europa (1,9 miljard EUR), InvestEU (1,2 miljard EUR), RescEU (0,6 miljard EUR) en het Fonds voor een rechtvaardige transitie (0,1 miljard EUR).

4.   VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN

De afgelopen jaren heeft de EU in toenemende mate gebruikgemaakt van financiële instrumenten (zoals leningen, garanties en investeringen in aandelenkapitaal) als middel om haar beleid uit te voeren en EU-doelstellingen na te streven. De leningen van de EU aan haar lidstaten of partnerlanden zijn bijvoorbeeld bedoeld om de financiële stabiliteit te herstellen of het economisch herstel na crisissituaties te bevorderen. De belangrijkste doelstelling van de EU-garantieprogramma’s is het stimuleren van investeringen en het verbeteren van de toegang tot financiering om marktfalen op de belangrijkste beleidsterreinen tegen te gaan.

Wanneer de EU steun verleent in de vorm van leningen of garanties, verwacht zij een grote meerwaarde van haar financiële bijdrage. In tegenstelling tot traditionele methoden zonder terugvordering voor de uitvoering van de begroting, zoals de subsidies, ontvangt de eindbegunstigde namelijk, dankzij het zogenaamde hefboomeffect, voor elke euro die uit de EU-begroting wordt uitgegeven meer dan het nominale bedrag van de financiële steun van de EU.

Hoewel de EU verwacht dat de uitgaven lager zullen zijn dan het bedrag van de verstrekte financiering, kan de EU-begroting nog steeds verliezen lijden wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen die niet volledig onder de controle van de EU vallen. Dit geldt voor de programma’s waarbij de EU leningen aangaat ter financiering van leningen aan lidstaten en derde landen (zie punt 4.1 hieronder) en wanneer zij garanties verstrekt aan financiële instellingen (zie punt 4.2 hieronder). Aangezien het onwaarschijnlijk is dat verliezen als gevolg van niet-terugbetaling door eindbegunstigden de volledige bedragen zullen beslaan, houdt de EU geen activa aan voor het geheel van die potentiële verplichtingen (2), maar slechts tot het niveau dat nodig is om verwachte verliezen te dekken, plus een toereikende veiligheidsbuffer voor onverwachte verliezen. Mochten de verliezen echter boven de voorziene activa uitkomen, dan zullen zij door de lidstaten worden gedekt via toekomstige EU-begrotingen. In die zin creëren zij “voorwaardelijke begrotingsverplichtingen” voor de EU-begroting.

De EU monitort regelmatig de houdbaarheid van haar voorwaardelijke verplichtingen en de toereikendheid van de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF) aangehouden activa (3) (zie punt 4.3 hieronder).

Eind 2023 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in de EU-begroting 363,7 miljard EUR, waarvan 255,4 miljard EUR betrekking had op de uitstaande leningen aan overheden (254,1 miljard EUR nominaal en 1,3 miljard EUR opgelopen rente) en 108,3 miljard EUR op de maximumbedragen (plafonds) van de verleende garanties. De voorzieningen bedroegen 19,0 miljard EUR.

De EU gaat ook andere verplichtingen aan, die niet voorwaardelijk van aard zijn, maar die — vanwege hun langetermijnkarakter — alleen door de lidstaten via toekomstige begrotingen worden gefinancierd. Dit heeft voornamelijk betrekking op de pensioenverplichting (90,8 miljard EUR per 31 december 2023) en op de NGEU-leningen waarmee RRF/REPowerEU-subsidies en enkele andere MFK-programma’s werden gefinancierd (182,2 miljard EUR per 31 december 2023, zie de punten 3.1.2 en 3.1.4).

4.1.   Opgenomen en verstrekte leningen

4.1.1.   Aangaan van leningen

De Commissie neemt leningen op door effecten uit te geven op de internationale kapitaalmarkten. De EU-begroting staat uiteindelijk garant voor alle door de Commissie opgenomen leningen. Tot en met 2020 werden deze opgenomen leningen alleen gebruikt om leningen te financieren, zie punt 4.1.2. Na de invoering van het NGEU-instrument worden de opgenomen leningen nu ook gebruikt voor de financiering van niet-terugvorderbare steun, zie punt 3.1.2.

Uniforme financieringsaanpak

Back-to-back

Uniforme financieringsaanpak

Image 6

Tot en met 2020 volgde de Commissie een “back-to-back”-aanpak, waarbij zij één obligatie uitgaf om één leningsovereenkomst te financieren. De Commissie maakte het geld rechtstreeks over aan het begunstigde land, onder dezelfde voorwaarden (rentevoet, looptijd). De timing, het volume en de looptijden van de obligatie-uitgiften werden daarom volledig bepaald door de behoeften van de begunstigde.

Voor het NGEU-instrument hanteert de Commissie een gediversifieerde, gebundelde financieringsaanpak waarbij de leningen niet rechtstreeks worden gebruikt voor de financiering van specifieke uitbetalingen. In plaats daarvan wordt de schuld uitgegeven volgens halfjaarlijkse financieringsplannen, met langlopende obligaties en kortlopende waardepapieren. Voor de uitgifte van deze effecten maakt de Commissie gebruik van veilingen en syndicaten. Vervolgens worden de kosten volgens de met de lidstaten overeengekomen kostentoewijzingsmethode (4) doorberekend aan de begunstigden, voor de leningen, en aan de EU-begroting voor de niet-terugvorderbare steun. Deze aanpak met gebundelde financiering biedt mogelijkheden voor meer flexibiliteit en coherentie bij het opnemen en verstrekken van leningen. Ook zorgt deze aanpak voor betere financieringskosten en kan een beter risico- en nalevingskader worden ontworpen. Deze financieringsflexibiliteit vereist ook een liquiditeitsbuffer voor een efficiënt liquiditeitsbeheer.

Na de wijziging van het Financieel Reglement (EU, Euratom) 2022/2434 van het Europees Parlement en de Raad (5) in december 2022 kan de Commissie deze aanpak gebruiken voor alle in de toekomst op te nemen leningen. Op deze manier kunnen de macrofinanciële bijstand+ (“MFB+”) voor Oekraïne en andere toekomstige leningsprogramma’s profiteren van dit flexibele en kostenefficiënte schuldbeheer, waardoor een uniforme financieringsaanpak voor alle door de EU opgenomen leningen wordt gecreëerd.

In 2023 zijn de uitstaande leningen van de Commissie gestegen met 110,5 miljard EUR, waardoor het totale nominale bedrag aan uitstaande leningen per 31 december 2023 458,5 miljard EUR was. De uitgiften omvatten 48,9 miljard EUR aan groene NGEU-obligaties. Deze uitgiften zijn gebaseerd op het NGEU-kader voor groene obligaties, dat is afgestemd op de Green Bond Principles zoals vastgesteld door de International Capital Market Association (ICMA) (6). Met de middelen die worden opgehaald door de uitgifte van groene NGEU-obligaties worden klimaatmaatregelen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen (RRP’s) uit hoofde van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) gefinancierd.

Onderstaande tabel toont het aflossingsschema voor de uitstaande EU-leningen per 31 december 2023:

(miljard EUR)

 

UNIFORME FINANCIERING

SURE

EFSM

MFB

BB

EURATOM

TOTAAL

2024

15,2

-

2,6

0,6

-

-

18,4

2025

18,0

8,0

2,4

-

0,2

-

28,6

2026

28,1

8,0

6,2

0,1

-

-

42,4

2027

16,9

-

3,0

0,2

-

-

20,1

2028

22,8

10,0

2,3

0,2

-

0,1

35,4

2029

17,7

8,2

1,4

0,9

-

-

28,2

2030

7,2

10,0

-

0,1

-

0,1

17,4

2031

20,0

-

7,3

1,2

-

0,1

28,6

2032

18,4

-

3,0

0,7

-

-

22,1

2033

9,5

-

2,1

0,5

-

-

12,1

2034

12,4

-

-

0,7

-

-

13,1

2035

-

8,5

2,0

2,0

-

-

12,5

2036

-

9,0

5,7

1,3

-

-

16,0

2037

18,4

8,7

-

0,9

-

-

28,0

2038

10,7

-

1,8

0,3

-

-

12,8

2039

-

-

-

-

-

-

0,0

2040

-

7,0

-

0,5

-

-

7,5

2041

16,0

-

-

-

-

-

16,0

2042

12,0

-

3,0

2,0

-

-

17,0

2043

7,0

-

-

-

-

-

7,0

2044

4,0

-

-

-

-

-

4,0

2045

-

-

-

-

-

-

0,0

2046

-

5,0

-

-

-

-

5,0

2047

-

6,0

-

-

-

-

6,0

2048

14,0

-

-

-

-

-

14,0

2049

-

-

-

-

-

-

0,0

2050

-

10,0

-

-

-

-

10,0

2051

14,0

-

-

-

-

-

14,0

2052

9,0

-

-

0,5

-

-

9,5

2053

10,3

-

-

2,5

-

-

12,8

Totaal

301,6

98,4

42,8

15,2

0,2

0,3

458,5

4.1.2.   Verstrekken van leningen

De Commissie verstrekt bilaterale leningen overeenkomstig de besluiten van het Europees Parlement en de Raad. In 2023 heeft de Commissie, handelend namens de EU, zes belangrijke programma’s uitgevoerd in het kader waarvan zij leningen kan verstrekken:

bijstand van SURE;

bijstand van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM);

macrofinanciële bijstand (MFB);

de betalingsbalanssteun (BB);

Euratom, en

NGEU (RRF en REPowerEU), zie punt 3.1.3.

Per 31 december 2023 was het nominale bedrag van de leningen:

(miljard EUR)

 

Totaal ondertekend

Totaal uitbetaald per jaareinde

Totaal terugbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

SURE

 

 

 

 

België

8,2

8,2

-

8,2

Bulgarije

1,0

1,0

-

1,0

Kroatië

1,6

1,6

-

1,6

Cyprus

0,6

0,6

-

0,6

Tsjechië

4,5

4,5

-

4,5

Estland

0,2

0,2

-

0,2

Griekenland

6,2

6,2

-

6,2

Hongarije

0,7

0,7

-

0,7

Ierland

2,5

2,5

-

2,5

Italië

27,4

27,4

-

27,4

Letland

0,5

0,5

-

0,5

Litouwen

1,1

1,1

-

1,1

Malta

0,4

0,4

-

0,4

Polen

11,2

11,2

-

11,2

Portugal

6,2

6,2

-

6,2

Roemenië

3,0

3,0

-

3,0

Slowakije

0,6

0,6

-

0,6

Slovenië

1,1

1,1

-

1,1

Spanje

21,3

21,3

-

21,3

 

98,4

98,4

-

98,4

EFSM

 

 

 

 

Ierland

22,5

22,5

(2,0 )

20,5

Portugal

24,3

24,3

(2,0 )

22,3

 

46,8

46,8

(4,0 )

42,8

MFB

 

 

 

 

Oekraïne

12,2

12,2

(0,6 )

11,6

Oekraïne — MFB+

18,0

18,0

-

18,0

Tunesië

1,4

1,4

-

1,4

Jordanië

1,1

1,1

-

1,1

Overige

1,5

1,4

(0,3 )

1,1

 

34,2

34,1

(0,9 )

33,2

BB

 

 

 

 

Letland

2,9

2,9

(2,7 )

0,2

 

2,9

2,9

(2,7 )

0,2

EURATOM

 

 

 

 

Energoatom en K2R4 — Oekraïne

0,4

0,4

(0,1 )

0,3

Overige

0,4

0,4

(0,4 )

0

 

0,8

0,8

(0,5 )

0,3

NGEU-LENINGEN

290,9

79,2

-

79,2

Totaal

474,0

262,2

(8,1 )

254,1

SURE

SURE is in 2020 opgericht om financiële bijstand te verlenen aan lidstaten die op hun grondgebied worden geconfronteerd met, of ernstig worden bedreigd door, een grote economische verstoring als gevolg van de COVID-19-pandemie. Het instrument vormt een aanvulling op de nationale maatregelen van de getroffen lidstaten.

De beschikbaarheid van het instrument is op 31 december 2022 geëindigd, en er zijn geen lopende uitbetalingen. De looptijd van de leningen varieert tussen 5 jaar en 30 jaar.

EFSM

Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden. Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van bestaande leningen en het verstrekken van overbruggingsleningen. In 2023 bereikten leningen van 2,0 miljard EUR aan Ierland en 1,5 miljard EUR aan Portugal het einde van hun looptijd en zijn volledig afgelost. In 2023 hebben er geen looptijdverlengingen plaatsgevonden.

MFB

Het MFB-programma is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een uitkeringsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Oekraïne

In 2022 bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over drie pakketten financiële bijstand aan Oekraïne (7), voor een totaalbedrag van 7,2 miljard EUR, om de onmiddellijke veerkracht van het land te versterken na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland. Alle leningen zijn aan het eind van 2022 aan Oekraïne uitbetaald. De looptijd van deze leningen aan Oekraïne varieert tussen tien en dertig jaar.

Om de EU-steun aan Oekraïne in 2023 voort te zetten, hebben het Europees Parlement en de Raad op 14 december 2022 een nieuw pakket financiële bijstand van 18 miljard EUR goedgekeurd (Verordening (EU) 2022/2463 van het Europees Parlement en de Raad (8)). De Commissie en Oekraïne hebben begin 2023 een memorandum van overeenstemming en een leningfaciliteitsovereenkomst ondertekend, en in 2023 is 18 miljard EUR aan leningen uitbetaald. De MFB+-leningen worden gefinancierd volgens de uniforme financieringsaanpak, terwijl alle eerdere MFB-leningen nog werden gefinancierd volgens de back-to-back-financieringsbenadering.

Eind 2023 bedroegen de totale aan Oekraïne uitstaande MFB-leningen 29,6 miljard EUR (nominaal bedrag).

Op 29 februari 2024 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad (9) tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne vastgesteld. Dit nieuwe instrument bestrijkt de jaren 2024 tot en met 2027 en biedt tot 50 miljard EUR aan financiële steun aan Oekraïne, waaronder tot 33 miljard EUR aan overheidsleningen. Per 31 mei 2024 is voor 6 miljard EUR aan leningen aan Oekraïne uitbetaald. De overheidsleningen van de faciliteit voor Oekraïne worden gefinancierd door middel van leningen in het kader van de uniforme financieringsaanpak.

BB

Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor lidstaten buiten de eurozone die worden geconfronteerd met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. Betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. De betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het IMF en andere internationale instellingen/landen. In 2023 hebben geen nieuwe verrichtingen of terugbetalingen van leningen plaatsgevonden. Het programma zal naar verwachting eindigen in 2025, wanneer de uitstaande lening en de daarmee verband houdende leningen komen te vervallen.

Euratom

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, evenals aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties.

Liquiditeitsbuffer

In de uniforme financieringsstrategie wordt een bepaald bedrag van de opbrengsten van leningen aangehouden op een bankrekening bij de Europese Centrale Bank. Deze liquiditeitsbuffer zorgt ervoor dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan alle komende uitbetalingen te voldoen en tegelijkertijd dat overtollige saldi worden voorkomen. Bij het beheer van deze liquiditeitsbuffer houdt de Commissie rekening met de verwachte uitbetalingsbehoeften en de opportuniteitskosten van kassaldi. Eind 2023 bedroeg het tegoed op de bankrekening 12,5 miljard EUR.

4.1.3.   Beschermingsstelsel

Opgenomen leningen van de EU zijn rechtstreekse en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten. De leningen die worden opgenomen om leningen te financieren, worden terugbetaald door de tijdige inning van de hoofdsom van de verstrekte leningen en de verschuldigde rente. Mocht een begunstigd land echter in gebreke blijven met zijn terugbetalingen of die uitstellen, dan is er een aantal waarborgen om de betaling van de kosten van de EU-schuld te waarborgen, samengevat in de onderstaande tabel. Op de korte termijn worden de opgenomen leningen terugbetaald uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Vervolgens worden opgenomen leningen in verband met de leningen aan derde landen (met uitzondering van MFB+-leningen aan Oekraïne) terugbetaald uit de activa in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF), terwijl de Commissie in het geval van MFB+-leningen en leningen aan lidstaten aanvullende middelen van de lidstaten kan opvragen tot de beschikbare marge van de eigen middelen (“begrotingsruimte”). Voor sommige programma’s worden ook garanties afgegeven door de lidstaten. De investeerders zijn daardoor alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de leningen.

EU-programma gefinancierd door leningen

Beschermingsstelsel

NGEU (RRF en REPowerEU)

Begrotingsruimte onder het tijdelijke plafond van de eigen middelen van de EU-begroting — 0,6 % extra van het bni van de EU boven het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

SURE

Garantie van alle EU-lidstaten (25 %) + begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

MFB (standaard)

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 % van de lening aan het derde land)

Buitengewone MFB aan Oekraïne

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 %) + garanties van alle lidstaten (61 %)

MFB+ aan Oekraïne

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

BB

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

EFSM

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

Euratom-leningen aan derde landen (staatsbedrijven)

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 % van de lening) en tegengaranties van het derde land)

Euratom-leningen aan lidstaten

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

4.2.   Begrotingsgaranties

In het kader van dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU garanties aan financiële instellingen (uitvoerende partners) voor hun financieringen (leningen) en investeringen (in eigenvermogensinstrumenten) om haar beleidsdoelstellingen na te streven.

De EU heeft garanties afgegeven in het kader van de volgende programma’s:

het mandaat voor externe leningen (ELM) dat wordt verleend aan de EIB voor de verstrekking van leningen buiten de EU, voornamelijk aan staten of lagere overheden;

het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) die aan de EIB-groep is verleend voor haar verrichtingen ter ondersteuning van extra investeringen in de EU en toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen;

de InvestEU-garantie, verleend aan de EIB-groep, de EBWO en verscheidene nationale stimuleringsbanken in de EU-lidstaten en de EVA-landen om particuliere investeringen aan te trekken voor de groene en de digitale transitie, innovatie en sociale investeringen en vaardigheden. De InvestEU-garantie kan worden verhoogd met bijdragen en tegengaranties van EVA-landen en lidstaten;

het externe optreden in het kader van de NDICI-verordening, die garanties aan de EIB regelt, voor haar financieringen en investeringen buiten Europa, aan begunstigden in zowel de publieke als de private sector, en aan verscheidene andere wederpartijen, met als doel om duurzame investeringen in de partnerlanden van de EU te bevorderen;

het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO): een garantie die aan verscheidene wederpartijen is afgegeven om investeringen in Afrika en in de Europese nabuurschapslanden te ondersteunen.

Op 31 december 2023 lag het nominale uitstaande bedrag van die garanties op het aan die financiële instellingen toegestane maximumniveau van 108,3 miljard EUR, waarvan 66,2 miljard EUR betrekking had op financierings- of investeringsverrichtingen die door de uitvoerende partners waren ondertekend (EFDO-, InvestEU- en NDICI-garanties bevinden zich nog in de investeringsperiode, waarin de partners nieuwe verrichtingen kunnen opnemen in het kader van de garantie).

Image 7

De lidstaten en de EER-landen kunnen ook aan het InvestEU-programma bijdragen. Tot en met 31 december 2023 heeft de EU met die landen bijdrageovereenkomsten gesloten voor een bedrag van in totaal 2,3 miljard EUR, waarvan 1,7 miljard EUR betrekking heeft op contante bijdragen en 0,6 miljard EUR op tegengaranties.

4.3.   Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Om tijdig te kunnen voldoen aan garantieverzoeken om verliezen van de uitvoerende partners te dekken, worden EU-voorzieningen gefinancierd uit de begroting. Vanaf 2021 worden alle begrote activa aangehouden in het GVF, dat functioneert als één portefeuille, waarbij de activa voornamelijk in de schuldinstrumenten worden belegd. Momenteel combineert het fonds een voorziening voor alle begrotingsgaranties van de EU met een aantal financiële bijstandsprogramma’s. De middelen van het GVF worden toegewezen aan compartimenten, zodat de bedragen betreffende de bijdragende begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand traceerbaar zijn.

Per 31 december 2023 houdt de Commissie in het GVF 18,8 miljard EUR aan financiële activa aan voor de volgende compartimenten:

Garantiefonds voor externe maatregelen — 2,8 miljard EUR (voor het mandaat voor externe leningen en MFB- en Euratom-leningen van vóór 2021 aan derde landen)

EFDO — 9,2 miljard EUR

EFDO — 0,7 miljard EUR

InvestEU-compartimenten — 3,7 miljard EUR (inclusief contante bijdragen van de lidstaten en EER-landen)

NDICI EFDO+ — 2,2 miljard EUR

MFB-leningen van na 2020 — 0,1 miljard EUR

Daarnaast wordt 106 miljoen EUR aangehouden op de centrale kasrekening van de Commissie als liquiditeitsbuffer ter dekking van onmiddellijke garantieberoepen.

5.   JAARREKENINGANALYSE

5.1.   Ontvangsten

De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn. De vijfjarige trend van de belangrijkste categorieën ontvangsten uit niet-ruiltransacties (bni-middelen, traditionele eigen middelen, btw-middelen, eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, geldboetebedragen en terugvordering van uitgaven) is als volgt:

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit de belangrijkste niet-ruiltransacties (1)

Image 8

(1)

Cijfers voor 2020 tot en met 2023: exclusief ontvangsten in verband met de terugtrekking van het VK uit de EU.

Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten.

Belangrijkste ontwikkelingen in 2023

In 2023 bedroegen de totale ontvangsten, die alle ontvangstencategorieën omvatten, 171,9 miljard EUR, tegen 171,2 miljard EUR over het voorgaande jaar. De belangrijkste ontwikkelingen die de daling van 0,7 miljard EUR of 0,4 % verklaren, waren:

de traditionele eigen middelen uit geldboeten stegen van 23,5 miljard EUR in 2022 tot 19,8 miljard EUR in 2023;

de btw-bijdragen stegen van 19,7 miljard EUR in 2022 naar 22,5 miljard EUR in 2023;

de ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen), de belangrijkste component van de operationele ontvangsten van de EU, stegen van 103,9 miljard EUR in 2022 tot 101,3 miljard EUR in 2023. De daling met 2,6 miljard EUR, of 2,5 %, houdt verband met de stijging van de andere ontvangstencategorieën, aangezien de ontvangsten uit bni worden gebruikt voor het financieren van het deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt, en

de financiële opbrengsten stegen met 4,4 miljard EUR, voornamelijk dankzij hogere rentebaten (als gevolg van de gestegen rente sinds eind 2022).

5.2.   Uitgaven

De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door uitgaven onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF); ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (Elfpo); iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze middelen maakten in 2023 125,4 miljard EUR of 51,7 % van de totale uitgaven van 242,5 miljard EUR uit (2022: 114,8 miljard EUR, 43,6 % van de totale uitgaven). De uitsplitsing van de uitgaven onder gedeeld beheer en de relatieve gewichten ervan worden hieronder weergegeven:

Belangrijkste uitgaven onder gedeeld beheer voor het begrotingsjaar 2023

Image 9

De stijging van de uitgaven onder gedeeld beheer is voornamelijk toe te schrijven aan lagere uitgaven in verband met het EFRO en het Cohesiefonds (9,3 miljard EUR) en het ESF (3 miljard EUR), terwijl de uitvoering van de nieuwe programmeringsperiode op snelheid begint te komen. De uitgaven in verband met het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling en het ELGF daalden met respectievelijk 1,5 miljard EUR en 0,3 miljard EUR. De daling met 1,5 miljard EUR voor het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling is te verklaren door vertragingen bij de uitvoering van de programma’s, aangezien 2023 het eerste jaar van de nieuwe strategische GLB-plannen was.

De uitgaven onder direct beheer, die de begrotingsuitvoering door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en de trustfondsen vertegenwoordigen, namen af van 94,0 miljard EUR in 2022 tot 61,9 miljard EUR in 2023. De daling met 32,1 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit van NGEU, die 36,0 miljard EUR bedroeg (2022: 69,5 miljard EUR). Ondanks deze aanzienlijke daling van de RRF-uitgaven verliep de uitvoering van de programma’s over het algemeen volgens schema, waarbij de voortgang met betrekking tot de meeste mijlpalen en streefdoelen in overeenstemming met de verwachtingen was.

Uitgaven onder indirect beheer vertegenwoordigen de begrotingsuitvoering door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. In 2023 bedroegen de uitgaven onder indirect beheer 15,2 miljard EUR, (2022: 13,6 miljard EUR). De stijging kan voornamelijk worden verklaard uit de hogere uitgaven aan onderzoek.

5.3.   Activa

Per 31 december 2023 bedroegen de totale activa 467,7 miljard EUR (2022: 445,9 miljard EUR) — de toename is het gevolg van de verstrekking van verdere leningen in het kader van het NGEU-instrument en de nieuwe leningen aan Oekraïne in het kader van het MFB+-instrument. De belangrijkste activa op de EU-balans waren andere financiële activa dan geldmiddelen en kasequivalenten (285,4 miljard EUR), voorfinanciering (91,7 miljard EUR), vorderingen en verhaalbare bedragen (35,2 miljard EUR) en geldmiddelen en kasequivalenten (39,6 miljard EUR). De post andere activa, ten belope van 15,8 miljard EUR, omvat voornamelijk vaste bedrijfsmiddelen en immateriële activa.

Samenstelling van de activa op 31 december 2023

Image 10

De toename van de totale activa met 21,9 miljard EUR of 4,9 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

de uitstaande leningen stegen van 204,4 miljard EUR in 2022 tot 246,9 miljard EUR in 2023. De stijging van 42,5 miljard EUR of 20,8 % is voornamelijk het gevolg van de uitgifte van verdere leningen aan lidstaten in het kader van de RRF en REPowerEU (34,1 miljard EUR) en nieuwe leningen aan Oekraïne ten belope van 18,0 miljard EUR in het kader van het MFB+-programma, waartegenover EFSM-terugbetalingen van 3,5 miljard EUR en bijzondere waardeverminderingen op de nieuwe leningen aan Oekraïne stonden;

de totale voorfinanciering daalde van 100,5 miljard EUR in 2022 naar 91,7 miljard EUR in 2023. Dit houdt voornamelijk verband met de daling met 3,8 miljard EUR van de niet-terugvorderbare financiële steun die in het kader van de RRF is verleend als gevolg van verrekeningen in het jaar nadat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen hadden bereikt. Daarnaast was er sprake van een aanzienlijke daling van de andere voorschotten aan de lidstaten (4,2 miljard EUR), die voornamelijk betrekking heeft op het cohesiegebied voor het MFK 2014-2020 en voortvloeit uit het feit dat de periode de afsluitingsfase heeft bereikt en de meeste betaalde bedragen derhalve als uitgevoerd worden beschouwd;

de post geldmiddelen en kasequivalenten steeg van 46,5 miljard EUR in 2022 tot 39,6 miljard EUR in 2023. De daling met 6,9 miljard EUR of 14,8 % is voornamelijk toe te schrijven aan de lagere liquiditeitsbuffer in verband met de uniforme financieringsaanpak (19,9 miljard EUR op de bankrekening van de ECB in 2022 tegen 12,5 miljard EUR eind 2023), die het gevolg was van het hoge niveau van uitbetalingen aan de lidstaten in het kader van NGEU tegen het einde van het jaar, en

vorderingen en verhaalbare bedragen daalden van 48,2 miljard EUR tot 35,2 miljard EUR. De daling van 13,0 miljard EUR, of 27,0 %, is voornamelijk het gevolg van de daling van de bedragen die het VK verschuldigd is op grond van het terugtrekkingsakkoord, aangezien het VK zijn verplichtingen op maandelijkse basis betaalt — zie hieronder.

Terugtrekking van het VK uit de EU

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) zich teruggetrokken uit de Europese Unie. De voorwaarden van het vertrek zijn vastgelegd in een akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ook “het terugtrekkingsakkoord” of “TA” genoemd. In het kader van deze overeenkomst stemde het VK ermee in alle financiële verplichtingen na te komen die het was aangegaan toen het lid van de EU was. De overeenkomst is op 31 januari 2020 in werking getreden. Het VK zal blijven bijdragen aan de EU-begroting en gebruik blijven maken van EU-programma’s en -uitgaven van vóór 2021 alsof het een lidstaat was. Het VK zal ook bepaalde welomschreven bedragen terugkrijgen die het aan de EU-begroting heeft betaald of die de EU-begroting heeft ontvangen en die verband houden met de periode waarin het lid was. De EU brengt tweemaal per jaar verslag uit aan het VK over de verschuldigde bedragen en het VK betaalt deze maandelijks. De verslaglegging wordt jaarlijks bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

De verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord leiden voor de EU tot passiva en vorderingen die moeten worden berekend en weergegeven in de jaarrekening van de EU en hebben met name betrekking op de volgende gebieden:

eigen middelen (artikel 136);

nog betaalbaar te stellen vastleggingen (artikel 140);

mededingingsboeten (artikel 141);

verplichtingen van de Unie (artikel 142);

voorwaardelijke financiële verplichtingen en financiële instrumenten (artikelen 143 en 144);

nettoactiva van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (artikel 145);

investering van de EU in het Europees Investeringsfonds, EIF (artikel 146);

Voorwaardelijke verplichtingen in verband met rechtszaken (artikel 147).

(miljoen EUR)

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2023

31.12.2022

Verschuldigd door het VK

8 340

10 411

115

18 867

26 683

Verschuldigd aan het VK

-

-

(3 394 )

(3 394 )

(2 812 )

Totaal

8 340

10 411

(3 279 )

15 473

23 871

Langlopend

4 588

10 102

(1 602 )

13 088

14 810

Kortlopend

3 753

309

(1 677 )

2 385

9 061

Voorfinanciering

In 2023 bedroeg de voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) 89,4 miljard EUR (2022: 94,1 miljard EUR), welk bedrag nagenoeg volledig betrekking had op activiteiten van de Commissie. De daling met 4,7 miljard EUR of 5,0 % houdt verband met de daling van het bedrag van de voorfinancieringen onder gedeeld beheer van 40,6 miljard EUR in 2022 tot 36,6 miljard EUR in 2023, in een periode dat de programma’s van het vorige MFK de afsluitingsfase bereiken.

Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Image 11

Het niveau van de in het kader van MFK-programma’s toegekende voorfinanciering wordt aanzienlijk beïnvloed door de respectieve MFK-cyclus — zo zullen aan het begin van een MFK-periode naar verwachting grote voorschotten aan de lidstaten worden betaald in het kader van het cohesiebeleid, en deze bedragen blijven voor de lidstaten beschikbaar tot de afsluiting van de programma’s. Daarnaast wordt er jaarlijks een voorfinanciering uitbetaald, die binnen een jaar moet worden gebruikt of het volgende jaar wordt teruggevorderd in het kader van de jaarlijkse cyclus van afsluiting van de rekeningen. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de voorfinanciering op een passend niveau wordt gehandhaafd. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

5.4.   Passiva

Per 31 december 2023 bedroegen de totale passiva 679,8 miljard EUR (2022: 577,2 miljard EUR) — de stijging is voornamelijk het gevolg van de leningen die in 2023 zijn opgenomen in het kader van NGEU en MFB+. De belangrijkste passiva bestonden uit leningen voor NGEU en financiële bijstand (450,6 miljard EUR), pensioenverplichtingen en andere verplichtingen na uitdiensttreding (90,8 miljard EUR), overlopende posten (76,8 miljard EUR) en crediteuren (50,5 miljard EUR).

Samenstelling van de passiva op 31 december 2023

Image 12

De stijging van 102,6 miljard EUR of 17,8 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

de opgenomen leningen stegen van 344,3 miljard EUR in 2022 tot 450,6 miljard EUR in 2023. De stijging met 106,3 miljard EUR of 30,9 % heeft voornamelijk betrekking op de nieuwe uitgiften in het kader van de uniforme financieringsaanpak (voor NGEU en MFB+), na aftrek van terugbetalingen en mutaties in de boekwaarde, van 109,6 miljard EUR, verminderd met EFSM-terugbetalingen van 3,5 miljard EUR;

de overlopende posten namen af van 86,2 miljard EUR in 2022 tot 76,8 miljard EUR in 2023. De daling met 9,4 miljard EUR of 10,9 % houdt voornamelijk verband met de RRF;

de post crediteuren is afgenomen van 55,3 miljard EUR in 2022 tot 50,5 miljard EUR in 2023. De afname met 4,8 miljard EUR of 8,7 % houdt eveneens voornamelijk verband met de RRF (daling van 2,2 miljard EUR), de betaalbaar te stellen bedragen voor het ELGF (daling met 3,3 miljard EUR in verband met de start van de uitvoering van de nieuwe strategische GLB-plannen), en

de stijging met 10,2 miljard EUR of 12,7 % in de pensioenverplichtingen en andere verplichtingen na uitdiensttreding, die toenamen van 80,6 miljard EUR in 2022 tot 90,8 miljard EUR in 2023. Deze stijging is voornamelijk te wijten aan de actuariële winsten uit wijzigingen in de onderliggende financiële aannamen als gevolg van een scherpe stijging van de reële disconteringsvoeten sinds het einde van het voorgaande jaar. Bovendien leidde een actualisering van de levenstabellen in het jaar tot actuariële verliezen als gevolg van veranderingen in demografische veronderstellingen.

Totaal ontvangen kostendeclaraties en ontvangen facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren

Image 13

Per 31 december 2023 waren de passiva 212,2 miljard EUR hoger dan de activa (2022: 131,3 miljard EUR). Er zij op gewezen dat het feit dat de passiva de activa overtreffen, niet betekent dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste van toekomstige jaarlijkse begrotingen worden gebracht. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, ofschoon zij effectief in volgende jaren worden betaald en ten laste van toekomstige begrotingen worden gebracht; de ontvangsten in verband met deze toekomstige financieringen zullen pas in toekomstige perioden worden geboekt. Afgezien van de leningen uit hoofde van de uniforme financieringsaanpak, die tot 2053 moeten worden terugbetaald, en de verplichting personeelsbeloningen, die gedurende verscheidene tientallen jaren moet worden betaald, zijn de belangrijkste bedragen waarop moet worden gewezen de activiteiten in verband met het ELGF, waarvan het grootste deel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt betaald.

6.   SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING

6.1.   Ontvangsten

In de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 23 november 2022 is ondertekend door de voorzitter van het Europees Parlement, bedroegen de totale vastleggingskredieten 168 649 miljoen EUR en was het uit eigen middelen te financieren bedrag 156 573 miljoen EUR. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast door middel van gewijzigde begrotingen. Wijzigingen in de op het bni gebaseerde eigen middelen garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

In 2023 werden vier gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2023 kwamen hierdoor uit op 165 203 miljoen EUR, en het totale uit eigen middelen te financieren bedrag op 151 041 miljoen EUR. De belangrijkste vermindering betrof de bni-bijdrage (10 miljard EUR). Die was toe te schrijven aan meerdere factoren, waaronder de toename van andere soorten eigen middelen (zoals btw en kunststof verpakkingsafval), een stijging van andere ontvangsten en een vermindering van de betalingskredieten. De nettovermindering van de bijdragen aan de eigen middelen bedroeg 5,5 miljard EUR.

Titel 1: Eigen middelen

De inning van traditionele eigen middelen lag onder de in de begroting geraamde bedragen. Dit is voornamelijk het gevolg van het feit dat er in de laatste maanden van het jaar minder werd geïnd dan verwacht.

De definitieve betalingen van de lidstaten voor btw, bni en kunststof verpakkingsafval lagen dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het moment waarop de lidstaten buiten de eurozone hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Titel 2: Overschotten, saldi en aanpassingen

Het overschot van het voorgaande begrotingsjaar bedroeg 2 519 miljoen EUR. Dit bedrag werd in de begroting 2023 opgenomen door middel van een gewijzigde begroting en de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten werden dienovereenkomstig verlaagd.

Voor de btw- en bni-saldi zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling van de eigen middelen (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (10)). Volgens deze regels wordt het totaalbedrag van de saldi berekend om ervoor te zorgen dat het effect op de EU-begroting nihil is (“salderingssysteem”) en leidt de procedure niet automatisch tot een wijziging van de begroting. Daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af, overeenkomstig de verordening inzake de terbeschikkingstelling.

Titel 3: Administratieve ontvangsten

Deze titel omvat hoofdzakelijk ontvangsten uit belastingen en heffingen op de bezoldiging van het personeel.

Titel 4: Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

Het grootste deel van deze titel heeft betrekking op geldboeten in verband met de uitvoering van de mededingingsregels.

Titel 5: Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

Deze titel is aanzienlijk toegenomen na de totstandkoming van NGEU. De NGEU-middelen in deze titel zijn bestemmingsontvangsten. Titel 5 betreft de ontvangsten in verband met garanties, rente en terugbetalingen van verstrekte leningen. Deze titel kanaliseert ook middelen (voor de niet-terugvorderbare NGEU-steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en voor de versterking van de MFK-programma’s) uit bestemmingsontvangsten van de lidstaten in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI).

Titel 6: Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

Titel 6 heeft voornamelijk betrekking op ontvangsten uit financiële correcties in verband met de structuur- en landbouwfondsen (ESIF, ELGF en Elfpo). Deze titel omvat ook de deelname van derde landen aan EU-onderzoeksprogramma’s, de goedkeuring van de rekeningen van de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan EU-programma’s/activiteiten. Een substantieel deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten aan de uitgavenzijde.

De totale begrotingsontvangsten voor 2023 bedroegen 248 361 miljoen EUR:

Image 14

6.2.   Uitgaven

6.2.1.   Begrotingsuitvoering

In 2023, het derde jaar van het MFK 2021-2027, bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 186,5 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 165,2 miljard EUR aan betalingskredieten. Daarnaast was 154,9 miljard EUR aan vastleggingskredieten beschikbaar als bestemmingsontvangsten, waarvan 115,9 miljard EUR betrekking had op NGEU (11), en was 2,7 miljard EUR aan vastleggingskredieten overgedragen uit 2022. De betalingskredieten met betrekking tot de bestemmingsontvangsten voor 2023 bedroegen 98,0 miljard EUR, waarvan 69,2 miljard EUR betrekking had op NGEU en 2,6 miljard EUR aan betalingskredieten werd overgedragen uit 2022.

Actief toezicht op de begrotingsuitvoering en goede samenwerking tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben geleid tot een volledige uitvoering van de begroting.

De uitvoering van de totale vastleggingskredieten bedroeg in 2023 in totaal 332,3 miljard EUR:

184,4 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

2,7 miljard EUR uit van 2022 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

145,2 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 115,6 miljard EUR van NGEU.

De uitvoering van de totale betalingskredieten bedroeg in 2023 in totaal 239,2 miljard EUR:

162,0 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

2,4 miljard EUR uit van 2022 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

74,7 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 66,1 miljard EUR van NGEU.

In gevallen waarin het Financieel Reglement en/of de rechtsgrondslagen daarin voorzien, werden de in 2023 niet-bestede kredieten van de goedgekeurde begroting overgedragen naar 2024: 0,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 3,0 miljard EUR aan betalingskredieten.

Evenzo werd 9,4 miljard EUR aan vastleggingskredieten van bestemmingsontvangsten, waarvan 0,3 miljard EUR met betrekking tot NGEU, en 23,2 miljard EUR aan betalingskredieten van bestemmingsontvangsten, waarvan 3,1 miljard EUR met betrekking tot NGEU, overgedragen naar 2024 overeenkomstig het Financieel Reglement.

De totale uitvoering van de vastleggingskredieten in 2023 per MFK 2021-2027-beleidsdoelstelling vond plaats zoals hieronder weergegeven:

Image 15

De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten van vorig jaar en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2023 97 % wat de vastleggingen en 90 % wat de betalingen betreft. De bestedingspercentages inclusief de naar 2023 overgedragen kredieten (overeenkomstig het Financieel Reglement en/of rechtsgrondslagen) bedroeg 99 % voor de vastleggingskredieten en 100 % voor de betalingskredieten van de goedgekeurde begroting voor 2023.

De NGEU-kredieten zijn in 2021 volledig ingeschreven (d.w.z.: 421,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten). In 2023, het laatste jaar waarvoor de desbetreffende juridische verbintenissen konden worden aangegaan, bedroegen de beschikbare vastleggingen in het kader van NGEU 115,9 miljard EUR. Daarvan werd 115,6 miljard EUR of 99,8 % vastgelegd. Slechts 0,4 miljoen EUR van de vastleggingen hoefde te worden geannuleerd. De resterende 261,2 miljoen EUR is overgedragen naar 2024. Deze vastleggingen houden deels verband met de opgeschorte toewijzing van het Fonds voor een rechtvaardige transitie aan Hongarije (60,5 miljoen EUR) en deels aan met uitgaven voor technische en administratieve bijstand.

In 2023 bedroegen de betalingskredieten van NGEU 69,2 miljard EUR en bedroeg de uitvoering 95,5 %. Het resterende bedrag van 3,1 miljard EUR aan betalingskredieten is overgedragen naar 2024.

6.2.2.   Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (doorgaans “RAL” genoemd) die overeenkomen met vastgelegde maar nog niet betaalde bedragen, bedroegen eind 2023 543,0 miljard EUR. De nog betaalbaar te stellen vastleggingen zijn ten opzichte van 2022 gestegen (met 90,2 miljard EUR).

De belangrijkste oorzaak van de stijging van de RAL in 2023 was de uitvoering van NGEU (niet-terugvorderbaar deel), die 238,6 miljard EUR (44 %) bijdroeg aan de totale RAL eind 2023. Aangezien de NGEU-kredieten tot 31 december 2023 zullen worden vastgelegd en uiterlijk 31 december 2026 zullen worden betaald, overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 9, van de EURI-verordening, zal de trend van de nominaal stijgende RAL in verband met de NGEU vanaf 2024 omkeren.

6.2.3.   Begrotingsresultaat

Het begrotingsresultaat (overschot) daalde van 2,5 miljard EUR in 2022 tot 0,6 miljard EUR in 2023. Het begrotingsresultaat voor 2023 is het laagst geregistreerde sinds vele jaren.

7.   POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

7.1.   Het politieke en financiële kader

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (12). Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, hetgeen de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s, in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, omvat.

De EU streeft de in het Verdrag genoemde doelstellingen na met behulp van verschillende instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt uitgevoerd overeenkomstig het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s en instrumenten worden vastgesteld. Deze programma’s en instrumenten vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het MFK wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen van alle lidstaten vastgesteld, met instemming van het Europees Parlement. Het huidige meerjarig financieel kader 2021-2027 is op 17 december 2020 goedgekeurd (13). Het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt aangevuld met het tijdelijke herstelinstrument NextGenerationEU (zie punt 2).

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt opgesteld door de Commissie. Het Europees Parlement en de Raad bereiken overeenstemming (gewoonlijk medio december) over de begroting voor het volgende jaar, op basis van de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het beginsel van begrotingsevenwicht moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbronnen van de EU-begroting zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn vier soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten), de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (ingevoerd in 2021) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Andere inkomsten uit de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) vertegenwoordigen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten.

Beheersvormen

De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:

gedeeld beheer: het grootste deel (drie vierde) van de begroting wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw;

direct beheer: de Commissie verzorgt ook zelf het beheer van programma’s of zij kan de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen;

indirect beheer: daarnaast kunnen besluiten om uitgaven te doen op indirecte wijze worden beheerd middels andere organen binnen de EU of daarbuiten. In het Financieel Reglement en/of bijdrageovereenkomsten wordt vastgelegd welke controle- en verslagleggingsmechanismen door deze entiteiten in acht moeten worden genomen en welk toezicht door de Commissie wordt uitgeoefend wanneer begrotingsuitvoeringstaken worden toevertrouwd aan nationale agentschappen, de Europese Investeringsbankgroep, derde landen, internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties) en andere entiteiten (bv. gedecentraliseerde agentschappen van de EU, gemeenschappelijke ondernemingen).

Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties

De traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking wordt aangevuld met het uitgeven van financiële instrumenten in de vorm van garanties, kapitaal en leningen. Bovendien neemt de EU leningen op voor specifieke financiële bijstandsprogramma’s om lidstaten en derde landen te ondersteunen in de vorm van bilaterale leningen die worden gefinancierd met op de kapitaalmarkten uitgegeven schuld met de garantie van de EU-begroting. In december 2022 stelden het Parlement en de Raad de uniforme financieringsaanpak voor het opnemen van leningen door de EU vast, waarbij de Commissie uitsluitend “EU-obligaties” zal uitgeven in plaats van obligaties met verschillende nominale waarden voor afzonderlijke programma’s.

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR) (14) dat van toepassing is op de algemene begroting, is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. In dit Financieel Reglement worden gedetailleerde financiële regels vastgesteld voor de uitvoering van de EU-begroting en wordt de rol omschreven van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en dat de gestelde doelen worden bereikt. Het bevat ook specifieke bepalingen die van toepassing zijn op financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand.

7.2.   Governance en verantwoordingsplicht

7.2.1.   Institutionele structuur

De EU beschikt over een institutioneel kader waarmee zij ernaar streeft haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen te bevorderen, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere autonome EU-organen. Het Financieel Reglement bepaalt samen met de toepasselijke boekhoudregels welke van deze entiteiten worden opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de EU (zie toelichting 9 bij de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).

Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.

De Europese Commissie is het uitvoerend orgaan van de Europese Unie. Zij bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij staat garant voor de toepassing van de Verdragen en ziet toe op de toepassing van het recht van de Unie door de lidstaten onder toezicht van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zij oefent coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit, voert de begroting uit en beheert de programma’s.

De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten (15). Samen waken zij ervoor dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden, worden vastgesteld in verordeningen. In die verordeningen worden voor iedere EU-instelling ook de verantwoordelijkheden van en de gedetailleerde regels voor haar eigen uitgaven bepaald.

7.2.2.   De governancestructuur van de Commissie

De governanceregelingen van de Commissie en de wijze waarop die ervoor zorgen dat de Commissie functioneert als een moderne, verantwoordelijke en prestatiegerichte instelling, worden beschreven in de mededeling over governance in de Europese Commissie (16).

De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. Als college werkt de Commissie onder de politieke aansturing van haar voorzitter, die in het kader van zijn of haar aanstelling de door hem of haar nagestreefde doelstellingen aan het Europees Parlement voorstelt in de vorm van de politieke richtsnoeren. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden.

De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan. Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij rekenschap verschuldigd zijn.

Onder het gezag van de voorzitter en in nauwe samenwerking met het lid van de Commissie dat belast is met de begroting, het personeel en de administratie, en met betrokkenheid van de presidentiële en centrale diensten, zorgt de Corporate Management Board (bestuursraad) voor coördinatie, toezicht, advies en strategische richtsnoeren.

De interne regelingen bevatten samenhangende robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie op zich kan nemen (17).

7.2.3.   Het financieel beheer van de Commissie

Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels (18)) en dienovereenkomstig uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het bepalen wat er moet worden gedaan om de door de instelling vastgestelde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken tot het beheren van de activiteiten die zijn gestart, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan een of twee directeuren om toezicht te houden op de uitvoering van de internecontrolesystemen.

De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen beste praktijken, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.

Krachtens het Financieel Reglement moet elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) opstellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer tijdens het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat er controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (19) is het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor het begrotingsbeheer op zich neemt.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector (IPSAS), valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.

De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.

Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de diensten van de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde jaarrekening van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.

7.2.4.   Externe controle en kwijtingsprocedure

Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen op de juiste wijze worden besteed.

Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen — “verlenen van kwijting” genoemd — aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.

Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. Gezien het grote belang van NextGenerationEU, wordt het advies van de Europese Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de traditionele EU-begroting vanaf 2021 aangevuld met een afzonderlijk advies over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het kwijtingsbesluit is tevens gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen in het Europees Parlement en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2023 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen hebben verstrekt overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

Rosa ALDEA BUSQUETS

Rekenplichtige van de Europese Commissie

19 juni 2024

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ  (20)

INHOUDSOPGAVE

BALANS 35
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 36
KASSTROOMOVERZICHT 37
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 38
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 39

1.

BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING 39

2.

TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS 54

3.

TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 93

4.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA 103

5.

VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN 108

6.

FINANCIEEL RISICOBEHEER 113

7.

INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN 134

8.

GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM 136

9.

CONSOLIDATIEBEREIK 136

BALANS

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Immateriële activa

2,1

976

900

Vaste bedrijfsmiddelen

2,2

13 399

12 922

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2,3

1 365

1 313

Financiële activa

2,4

274 283

226 431

Voorfinanciering

2,5

41 417

47 482

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

16 083

18 870

 

 

347 524

307 917

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

2,4

11 088

8 981

Voorfinanciering

2,5

50 257

53 014

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

19 116

29 329

Voorraden

2,7

78

82

Geldmiddelen en kasequivalenten

2,8

39 616

46 544

 

 

120 156

137 950

TOTAAL ACTIVA

 

467 679

445 867

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2,9

(90 808 )

(80 617 )

Voorzieningen

2,10

(2 102 )

(2 199 )

Financiële verplichtingen

2,11

(430 771 )

(323 985 )

 

 

(523 682 )

(406 801 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Voorzieningen

2,10

(1 233 )

(571 )

Financiële verplichtingen

2,11

(27 613 )

(28 316 )

Crediteuren

2,12

(50 516 )

(55 341 )

Overlopende posten

2,13

(76 805 )

(86 164 )

 

 

(156 166 )

(170 392 )

TOTAAL VERPLICHTINGEN

 

(679 848 )

(577 193 )

NETTOACTIVA

 

(212 169 )

(131 325 )

Reserves

2,14

1 052

1 312

Bij de lidstaten op te vragen bedragen  (21)

2,15

(213 221 )

(132 637 )

NETTOACTIVA

 

(212 169 )

(131 325 )

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

2023

2022

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

 

 

 

Bni-middelen

3,1

101 287

103 880

Traditionele eigen middelen

3,2

19 840

23 495

Btw-middelen

3,3

22 526

19 666

Eigen middelen kunststof

3,4

7 225

6 337

Geldboeten

3,5

1 748

915

Teruggevorderde uitgaven

3,6

803

1 219

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

681

Overige

3,8

8 800

11 395

 

 

162 909

166 908

Ontvangsten uit ruiltransacties

 

 

 

Financiële baten

3,9

6 983

2 602

Overige

3,10

1 963

1 669

 

 

8 946

4 271

Totale ontvangsten

 

171 855

171 179

UITGAVEN

 

 

 

Uitgevoerd door de lidstaten

3.11

 

 

Europees Landbouwgarantiefonds

 

(40 716 )

(41 031 )

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

 

(14 605 )

(16 073 )

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

 

(52 429 )

(43 083 )

Europees Sociaal Fonds

 

(17 665 )

(14 649 )

Overige

 

(4 251 )

(3 482 )

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.12

(61 888 )

(94 027 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.13

(4 226 )

(3 615 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.13

(6 090 )

(5 281 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.13

(4 902 )

(4 738 )

Personeels- en pensioenkosten

3.14

(14 023 )

(14 209 )

Financieringskosten

3.15

(14 355 )

(7 637 )

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

(6 961 )

Overige uitgaven

3.16

(8 142 )

(8 342 )

Totale uitgaven

 

(243 292 )

(263 128 )

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

(71 437 )

(91 949 )

KASSTROOMOVERZICHT

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Economisch resultaat van het jaar

(71 437 )

(91 949 )

Operationele activiteiten

 

 

Afschrijving

181

135

Waardevermindering

1 203

1 284

(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen

(Toename)/afname leningen

(42 522 )

(40 787 )

(Toename)/afname voorfinanciering

8 821

(7 049 )

(Toename)/afname van vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

13 000

24 239

(Toename)/afname voorraden

3

2

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

10 192

(41 850 )

Toename/(afname) voorzieningen

564

(578 )

Toename/(afname) financiële verplichtingen (anders dan leningen in het kader van NGEU)

(3 516 )

14 050

Toename/(afname) crediteuren

(4 825 )

8 969

Toename/(afname) in overlopende posten

(9 359 )

8 096

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(2 519 )

(3 227 )

Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)

(6 877 )

46 048

Overige non-cash mutaties

(11 )

102

Investeringsactiviteiten

 

 

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(1 938 )

(1 803 )

(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(52 )

(121 )

(Toename)/afname niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten

(7 329 )

(5 850 )

(Toename)/afname afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(107 )

(156 )

Financieringsactiviteiten

 

 

Toename/(afname) opgenomen leningen volgens de uniforme financieringsaanpak

109 600

92 128

NETTOKASSTROOM

(6 928 )

1 684

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

(6 928 )

1 684

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

46 544

44 860

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

39 616

46 544

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)

Overige reserves

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2021

(83 624 )

1 325

(82 299 )

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

46 048

46 048

Overige

115

(13 )

102

Begrotingsresultaat 2021 gecrediteerd aan de lidstaten

(3 227 )

(3 227 )

Economisch resultaat voor het jaar

(91 949 )

(91 949 )

SALDO OP 31.12.2022

(132 637 )

1 312

(131 325 )

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(6 877 )

(6 877 )

Overige

249

(260 )

(11 )

Begrotingsresultaat 2022 gecrediteerd aan de lidstaten

(2 519 )

(2 519 )

Economisch resultaat van het jaar

(71 437 )

(71 437 )

SALDO OP 31.12.2023

(213 221 )

1 052

(212 169 )

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN

Opgemerkt zij dat in de volgende tabellen de bedragen betreffende het VK met betrekking tot MFK’s tot eind 2020 nog steeds onder de rubriek lidstaten zijn opgenomen, aangezien het VK zich weliswaar op 1 februari 2020 uit de Unie heeft teruggetrokken, overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord, maar financiële betrekkingen met de Unie blijft onderhouden die gelijkwaardig zijn aan die van een lidstaat voor deze perioden.

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (22), hierna “het Financieel Reglement” (FR) genoemd.

Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op volgens boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast door alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Herziene EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen

Er zijn geen nieuwe EAR van kracht geworden voor jaarperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen.

Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2023

Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld die nog niet van kracht waren op 31 december 2023.

1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.

De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.

1.3.   CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van entiteiten die onder de consolidatie vallen, die momenteel bestaat uit 54 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming (ongewijzigd ten opzichte van 2022), is te vinden in toelichting 9. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die van het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS i.l.) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).

Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als “kleine entiteiten” en worden afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2023 zijn tien entiteiten ingedeeld in deze categorie van kleine entiteiten (2022: acht entiteiten).

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Het bestaan van betekenisvolle invloed wordt aangenomen wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

1.4.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten worden jaarlijks samengesteld overeenkomstig artikel 243 van het Financieel Reglement. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

1.4.1.   Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2023

31.12.2022

Valuta

31.12.2023

31.12.2022

BGN

1,9558

1,9558

RON

4,9756

4,9495

CZK

24,7240

24,1160

SEK

11,096

11,1218

DKK

7,4529

7,4365

CHF

0,9260

0,9847

GBP

0,8691

0,8869

JPY

156,3300

140,6600

HUF

382,8

400,8700

USD

1,105

1,0666

PLN

4,3395

4,6808

 

 

 

1.4.2.   Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen van het management op basis van de betrouwbaarste beschikbare informatie. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico’s verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen, een voorziening voor bijzondere waardevermindering voor financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en voor verplichtingen inzake financiëlegarantiecontracten, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.

1.5.   BALANS

1.5.1.   Immateriële activa

Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, verhuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn of afgescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

Aangekochte immateriële activa worden gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern ontwikkelde immateriële activa worden op de balans opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (drie tot elf jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.

1.5.2.   Vaste bedrijfsmiddelen

Alle materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de verdeling van de kosten minus de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Soort actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4  % tot 10  %

Ruimte-objecten

8  % tot 25  %

Materieel en apparatuur

10  % tot 25  %

Meubilair en wagenpark

10  % tot 25  %

Computerhardware

25  % tot 33  %

Overige

10  % tot 33  %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.

Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.

Operationele leases zijn leases waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan de eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als last op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.

1.5.3.   Waardevermindering van niet-financiële activa

Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4.   Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op (“verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

1.5.5.   Financiële activa

Indeling bij de eerste opname

De indeling is afhankelijk van twee criteria:

het model voor het beheer van financiële activa. Dit vereist een beoordeling van de wijze waarop de EU de financiële activa beheert om kasstromen te genereren en haar doelstellingen te verwezenlijken en van de wijze waarop zij de resultaten op financiële activa evalueert;

de contractuele kasstroomkenmerken van de activa. Dit vereist een beoordeling van de vraag of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op de uitstaande hoofdsom zijn. De rente is de vergoeding voor de tijdswaarde van geld, het kredietrisico en andere met kredietverlening samenhangende basisrisico’s en -kosten.

Na beoordeling op basis van deze criteria, kunnen de financiële activa worden ingedeeld in drie categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen (“FVNA”) of financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Financiële activa met contractuele kasstromen die uitsluitend de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, worden ingedeeld op basis van het beheersmodel van de entiteit. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen, worden de financiële activa geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen, is de classificatie FVNA. Indien het beheersmodel verschilt van deze twee modellen (bv. de financiële activa worden aangehouden voor handelsdoeleinden of in een portefeuille die wordt beheerd en beoordeeld op basis van de reële waarde), worden de financiële activa als FVSD geclassificeerd.

Financiële activa met contractuele kasstromen die niet alleen de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, maar ook leiden tot blootstelling aan andere risico’s en volatiliteit dan bij een basisleningsovereenkomst (bv. veranderingen in aandelenkoersen), worden geclassificeerd als FVSD, ongeacht het beheersmodel.

Bij de eerste opname deelt de EU de financiële activa als volgt in:

i)   Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

De EU deelt in deze categorie in:

geldmiddelen en kasequivalenten;

leningen (met inbegrip van termijndeposito’s waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt);

vorderingen met tegenprestatie, met uitzondering van de vordering in verband met financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort.

Deze niet-afgeleide financiële activa voldoen aan twee voorwaarden: het beheersmodel van de EU bestaat erin deze aan te houden om de contractuele kasstromen te ontvangen. Bovendien zijn er op bepaalde dagen contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen.

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen onder vlottende activa, met uitzondering van de activa met een looptijd van meer dan twaalf maanden na de verslagdatum.

ii)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen

Deze niet-afgeleide financiële activa hebben contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen. Daarnaast bestaat het beheersmodel erin de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen.

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

De EU beschikt op 31 december 2023 niet over dergelijke activa.

iii)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

De EU classificeert de volgende financiële activa als FVSD omdat de contractuele kasstromen niet alleen de hoofdsom en de rente op de hoofdsom vertegenwoordigen:

derivaten;

aandelenbeleggingen en beleggingen in geldmarktfondsen of in gepoolde portefeuillefondsen;

investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen).

Daarnaast classificeert de EU de schuldbewijzen die zij aanhoudt als FVSD omdat de portefeuilles van schuldbewijzen worden beheerd en geëvalueerd op basis van de reële waarde van de portefeuille (bv. gemeenschappelijk voorzieningsfonds overeenkomstig artikel 212 van het Financieel Reglement).

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

Eerste opname en waardering

Aankopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener.

Financiële activa worden de eerste keer gewaardeerd tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname vermeerderd met de transactiekosten. In het geval van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden de transactiekosten opgenomen onder de uitgaven in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is doorgaans de transactieprijs, tenzij de transactie niet zakelijk is, d.w.z. dat die transactie om redenen van overheidsbeleid niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding wordt verstrekt. In een dergelijk geval is het verschil tussen de reële waarde van het financiële instrument en de transactieprijs een niet-ruilcomponent die als uitgave in de staat van de financiële resultaten wordt opgenomen. In deze situatie wordt de reële waarde van een financieel actief afgeleid uit actuele markttransacties voor een gelijkwaardig instrument. Indien er geen actieve markt voor het instrument bestaat, wordt de reële waarde vastgesteld op basis van een waarderingstechniek waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens van waarneembare markten.

Wanneer een langlopende lening renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige kasontvangsten, gedisconteerd tegen de geldende marktrente voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en leningen voor financiële bijstand worden bij eerste opname gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, waarbij de transactieprijs wordt beschouwd als de reële waarde van de lening. De redenen daarvoor worden hieronder vermeld:

De “marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten kunnen kiezen uit verschillende beleggingen, worden de opportuniteitskosten verrekend in de marktprijzen. Deze keuze voor alternatieve beleggingen staat de EU echter niet tot beschikking, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. De EU neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Bijgevolg zijn er geen opportuniteitskosten en is er daarom geen grondslag voor het maken van vergelijkingen met markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de “optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de leningsactiviteiten van de EU te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties te bepalen, de toegepaste rentevoet zijn.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs volgens de effectieverentemethode.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve, met uitzondering van wisselkoersverschillen op monetaire activa, die in de staat van de financiële resultaten worden opgenomen.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde (waaronder die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta en eventuele rentebaten) worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.

Reële waarde bij waardering na eerste opname

De reële waarde van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Waardevermindering van financiële activa

De EU bepaalt en verantwoordt de bijzondere waardevermindering voor verwachte kredietverliezen op financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen.

De te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL) zijn de contante waarde van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de kasstromen die de EU verwacht te ontvangen. De te verwachten kredietverliezen zijn gebaseerd op redelijke en gefundeerde informatie die zonder ongerechtvaardigde kosten of inspanningen op de verslagdatum beschikbaar is.

De te verwachten kredietverliezen worden bepaald met behulp van een model met drie fasen waarbij rekening wordt gehouden met kansgewogen wanbetalingsgebeurtenissen tijdens de levensduur van het financiële actief en met de ontwikkeling van het kredietrisico sinds de creatie van het financiële actief. Bij leningen is de initiëring de datum van de onherroepelijke leningtoezegging.

Indien er sinds de creatie of de initiëring geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), is het waardeverminderingsverlies de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen in de twaalf maanden na de verslagdatum (“binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”). Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico sinds de creatie of de initiëring (“fase 2”), of indien er objectief bewijs voorhanden is van een kredietwaardigheidsvermindering (“fase 3”), is het waardeverminderingsverlies gelijk aan de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen gedurende de gehele levensduur van het financiële actief (“tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”) (zie toelichting 6.5).

In het geval van activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de boekwaarde van het actief verminderd met het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen dat in de staat van de financiële resultaten is opgenomen. In het geval van activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen wordt de voorziening voor verliezen opgenomen in de nettoactiva/het eigen vermogen en vermindert zij niet de boekwaarde van het financiële actief in de balans. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

a)   Leningen aan overheden

De EU beoordeelt de waardevermindering van leningen in de context van de aard van de financiering van de EU en haar unieke institutionele status.

In het geval van waardevermindering van leningen aan niet-lidstaten berekent de EU de verwachte kredietverliezen aan de hand van externe kredietkwaliteitsgegevens, waarbij zij echter rekening houdt met haar status van preferente crediteur, wat het kredietrisico vermindert. Voor de berekening van de contante waarde is de disconteringsvoet de oorspronkelijke effectieve rentevoet van de lening. Indien een lening een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract.

Bij leningen aan lidstaten heeft de EU nooit bijzondere waardeverminderingsverliezen geleden of met wanbetalingen te maken gehad. Bij deze leningen houdt de EU niet alleen rekening met haar status van preferente crediteur, maar ook met de betrekkingen met haar lidstaten. Deze twee elementen garanderen in beginsel de volledige terugbetaling van de leningen aan de lidstaten op de vervaldatum. De EU is daarom van mening dat de te verwachten kredietverliezen op leningen aan lidstaten verwaarloosbaar zijn en dat een statistische benadering voor de berekening van te verwachten kredietverliezen niet geschikt is voor deze leningen. Derhalve worden in de staat van de financiële resultaten voor de leningen aan lidstaten geen te verwachten kredietverliezen opgenomen.

b)   Kortlopende vorderingen

De EU bepaalt het waardeverminderingsverlies op het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen aan de hand van praktische oplossingen (bv. voorzieningenmatrix).

c)   Geldmiddelen en kasequivalenten

De EU houdt geldmiddelen en kasequivalenten aan op lopende bankrekeningen en termijndeposito’s tot drie maanden. De liquide middelen worden aangehouden bij banken met een zeer hoge kredietrating (zie toelichting 6.5), zodat de kans op wanbetaling zeer klein is. Gezien de korte looptijd en de kleine kans op wanbetaling zijn de te verwachten kredietverliezen op geldmiddelen en kasequivalenten verwaarloosbaar. Bijgevolg wordt er geen voorziening voor bijzondere waardevermindering opgenomen voor kasequivalenten.

Niet langer opnemen in de balans

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen. Verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen en in overschot of tekort worden op de transactiedatum ervan opgenomen.

1.5.6.   Inventaris

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van voorraden van gereed product en onderhanden werk omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of actuele vervangingswaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7.   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel om de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dat wil zeggen van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer gedurende een periode die in het contract, het besluit, de overeenkomst of de basisrechtshandeling in kwestie is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.

Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans minus subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer deze is verworven volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van “financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De bijdragen aan EU-trustfondsen (zoals opgericht bij artikel 234 van het Financieel Reglement) die niet met de Europese Commissie worden geconsolideerd, of aan andere niet-geconsolideerde entiteiten, worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage minus subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, die door het trustfonds zijn gedaan tijdens de verslagperiode en zijn toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

1.5.8.   Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een ongeveer gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, met uitzondering van bepaalde te ontvangen bedragen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen uit ruiltransacties opgevoerd.

1.5.9.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.5.10.   Personeelsbeloningen

De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijnbeloningen en vergoedingen na uitdiensttreding.

Kortetermijnpersoneelsbeloningen

Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks verlof en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.

Vergoedingen na uitdiensttreding

Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kader van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan — uitgesplitst in twee regelingen — en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.

i.

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren (“de pensioenregeling”): de onder deze notioneel gefinancierde regeling (23) toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of hebben gewerkt bij de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.

ii.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU dekking van ziektekosten aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan “inactieven” (gepensioneerden, wezen enz.), worden als “personeelsbeloningen na uitdiensttreding” ingedeeld.

De EU biedt ook prestaties na uitdiensttreding aan de leden en voormalige leden van de EU-instellingen, via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden opgenomen in de rubriek “Andere pensioenstelsels”. In het kader van deze regelingen verstrekt de EU pensioenprestaties aan de leden van de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van de EU, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Ombudsman en de Toezichthouder voor gegevensbescherming. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.

Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van een raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, verdiscontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (“projected unit credit method”). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door discontering van de geraamde toekomstige uitgaande kasstromen op basis van de rentevoet van staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na tien dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.

Om de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten derhalve lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.

Herwaarderingen in de nettoverplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.

De EU neemt de netto rentelasten (-baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post “Personeels- en pensioenkosten”.

Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, rechtstreeks opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.

1.5.11.   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen worden geen voorzieningen opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.

1.5.12.   Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten.

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden (EU-obligaties, EU-deposito’s en kortlopend EU-schuldpapier). Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, zijn niet materieel en worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

De EU neemt een verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten op wanneer zij een contract afsluit op grond waarvan de EU verplicht is bepaalde betalingen te verrichten om de garantiehouder te compenseren voor een door hem geleden verlies omdat een bepaalde debiteur zijn betalingsverplichting uit hoofde van de oorspronkelijke of herziene voorwaarden van een schuldbewijs niet nakomt. Wanneer de EU op grond van het garantiecontract betalingen moet verrichten naar aanleiding van prijsveranderingen in financiële instrumenten of veranderingen in andere onderliggende waarden, is het garantiecontract een derivaat, d.w.z. een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Alle andere garantiecontracten worden geboekt als financiële voorzieningen.

Verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten worden de eerste keer opgenomen tegen reële waarde. Dit is de netto contante waarde van de te ontvangen premie, indien deze marktconform is. Wanneer geen garantieopslag in rekening wordt gebracht of wanneer de vergoeding niet de reële waarde is, wordt de reële waarde bepaald op basis van de genoteerde prijzen op een actieve markt voor financiëlegarantiecontracten die gelijkwaardig zijn aan het contract waarop de financiële garantieverplichting betrekking heeft, indien beschikbaar, of met behulp van een waarderingstechniek. Indien de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald door directe waarneming van een actieve markt of door middel van een andere waarderingstechniek, wordt de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten de eerste keer gewaardeerd tegen het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

De waardering na eerste opname hangt af van de ontwikkeling van de blootstelling aan kredietrisico die voortvloeit uit de financiële garantie. Indien er geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is. Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico (“fase 2”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is (zie toelichting 6.5).

Financiële verplichtingen worden opgenomen als niet-vlottende activa, tenzij de looptijd binnen twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. Financiëlegarantiecontracten worden ingedeeld als kortlopende verplichtingen, behalve als de entiteit een onvoorwaardelijk recht heeft om de afwikkeling van de verplichting uit te stellen met ten minste twaalf maanden na de verslagleggingsdatum.

EU-trustfondsen die worden beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie (d.w.z. de trustfondsen Madad en Colombia) worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan, d.w.z. dat de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donoren in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van bestuur van het trustfonds.

Dezelfde waarderingsbeginselen zijn van toepassing op de externe bijdragen aan de EU-programma’s ingeval dergelijke bijdragen worden ontvangen met de voorwaarden om de middelen te gebruiken zoals bepaald in de bijdrageovereenkomsten of deze anders terug te geven aan de contribuant.

1.5.13.   Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden opgenomen als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten worden de crediteuren gewaardeerd op het subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag, en de overeenkomstige subsidiabele uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

1.5.14.   Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst wel is verleend of de goederen wel zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Bovendien worden, indien er een factuur is opgesteld maar de diensten nog niet zijn verleend of de goederen nog niet zijn geleverd, aan het einde van het jaar de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer er een vooruitbetaling heeft plaatsgevonden voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.

1.6.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.6.1.   Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op de volgende niet-ruiltransacties:

Eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het “opgevraagde bedrag”. Omdat de eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval zijn gebaseerd op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen bij het bepalen van het netto-overschot of tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse “A”-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is vastgesteld en officieel ter kennis van de betrokkene is gebracht. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben beboete entiteiten twee maanden de tijd om:

a)

hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU, of

b)

hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 VWEU). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken staan. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van de Europese Unie zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een garantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven.

De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen en rentebedragen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer een financieel actief of een groep verwante financiële activa als activa met verminderde kredietwaardigheid wordt beschouwd (“fase 3”), worden de rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn gedisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden en soortgelijke uitkeringen worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

Baten en lasten uit financiële activa met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Deze post heeft betrekking op de reëlewaardewinsten (baten) en reëlewaardeverliezen (lasten) uit deze financiële activa, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta. In het geval van rentedragende financiële activa omvat dit ook rente. Zie ook toelichting 3.9.

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

De baten uit financiëlegarantiecontracten (garantieopslag) worden opgenomen gedurende de periode waarin de EU bereid is de houder van het financiëlegarantiecontract te compenseren voor het kredietverlies dat hij kan lijden. Bij het toegepaste amortisatieschema wordt rekening gehouden met het tijdsverloop en de omvang van de gegarandeerde blootstelling. Baten uit financiëlegarantiecontracten omvatten ook de amortisatie van financiëlegarantiecontracten wanneer de garantie niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding is verstrekt.

1.6.2.   Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: i) rechten; ii) overdrachten bij overeenkomst en subsidies, alsmede iii) bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten, worden opgenomen wanneer de prestaties zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.7.1.   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

1.7.2.   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist is om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

1.8.   KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dit betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de operationele activiteiten, en baten of lasten die verband houden met investeringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta worden gepresenteerd in de rapportagevaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investerings- of financieringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere investeringen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Investeringsactiviteiten omvatten geen leningen die aan begunstigden zijn verstrekt, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarmee van de dagelijkse activiteiten van de EU. Het doel is om een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

Financieringsactiviteiten zijn activiteiten die resulteren in wijzigingen in de omvang en samenstelling van de opgenomen leningen, met uitzondering van leningen die aan begunstigden worden verstrekt op back-to-back-basis of voor de verwerving van vaste bedrijfsmiddelen (die zijn opgenomen onder operationele activiteiten).

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

Brutoboekwaarde op 31.12.2022

1 849

Toevoegingen

259

Vervreemdingen

(25 )

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

2

Brutoboekwaarde op 31.12.2023

2 086

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2022

(949 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(181 )

Teruggeboekte afschrijving

-

Vervreemdingen

21

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

0

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2023

(1 110 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2023

976

Nettoboekwaarde op 31.12.2022

900

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2.   VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos), en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de rubriek “Activa in aanbouw”. De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Voor Galileo omvat de constellatie momenteel 28 satellieten. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen (waarvan 6 reservesatellieten). De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2023 gewaardeerd op 2 487 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2022: 3 056 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 2 479 miljoen EUR (2022: 1 812 miljoen EUR).

Voor Copernicus zijn 8 satellieten operationeel en wordt momenteel gewerkt aan 18 satellieten en instrumenten. De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 438 miljoen EUR (2022: 634 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 3 078 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2022: 2 583 miljoen EUR).

De vaste activa in verband met de Egnos-grondinfrastructuur ten belope van 187 miljoen EUR (2022: 106 miljoen EUR) zijn eveneens opgenomen onder de rubriek “Ruimteactiva”. Voorts bedragen de Egnos-activa in aanbouw 289 miljoen EUR (2022: 292 miljoen EUR).

Op 29 april 2024 heeft de Europese Commissie 23 van haar gebouwen in Brussel verkocht aan de SFPIM (“Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij” — het “Sovereign Wealth Fund” van België) voor een totale verkoopprijs van 900 miljoen EUR. De nettoboekwaarde van de betreffende gebouwen bedroeg per 31 december 2023 437 miljoen EUR. De opbrengst van de verkoop zal worden gebruikt om nieuwe gebouwen te financieren, resterende hypotheken af te lossen en bestaande gebouwen te renoveren. Hoewel de verkoop voor alle 23 gebouwen is gesloten, zal de exit geleidelijk plaatsvinden, waarbij de laatste gebouwen in september 2029 zullen worden verlaten.

Vaste bedrijfsmiddelen

(miljoen EUR)

 

Grond en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2022

6 608

7 603

572

280

838

367

2 675

4 995

23 937

Toevoegingen

21

23

13

73

21

74

1 450

1 675

Vervreemdingen

2

(20 )

(11 )

(50 )

(22 )

(1 )

(102 )

Overdrachten tussen categorieën van activa

401

99

0

0

0

4

(370 )

(136 )

(0 )

Overige mutaties

2

(0 )

1

0

(0 )

3

Brutoboekwaarde op 31.12.2023

7 034

7 702

575

283

863

370

2 378

6 308

25 513

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2022

(4 016 )

(3 807 )

(494 )

(209 )

(630 )

(288 )

(1 574 )

 

(11 015 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(150 )

(785 )

(33 )

(16 )

(102 )

(22 )

(93 )

 

(1 200 )

Teruggeboekte afschrijving

0

0

0

1

0

 

1

Vervreemdingen

(2 )

19

11

50

21

1

 

100

Overdrachten tussen categorieën van activa

(250 )

(0 )

0

(0 )

0

250

 

0

Overige mutaties

0

0

0

(0 )

(0 )

 

(0 )

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2023

(4 417 )

(4 591 )

(507 )

(214 )

(681 )

(288 )

(1 416 )

 

(12 114 )

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2023

2 617

3 111

68

69

181

82

962

6 308

13 399

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2022

2 592

3 796

78

71

208

79

1 101

4 995

12 922

2.3.   BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners.

Op 31 december 2023 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2022: 30 %) en 29,7 % van de stemrechten (2022: 30 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijkse nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

In de tabel hieronder wordt de mutatie van het belang van de EU in het EIF voor het lopende jaar getoond.

(miljoen EUR)

 

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2022

1 313

Bijdragen

-

Ontvangen dividenden

(4 )

Aandeel van het nettoresultaat

67

Aandeel in de nettoactiva

(11 )

Belang op 31.12.2023

1 365

Samengevatte financiële informatie EIF

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

 

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

6 554

5 504

Passiva

(1 959 )

(1 127 )

Ontvangsten

452

340

Uitgaven

(218 )

(261 )

Overschot/(tekort)

234

79

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Nettoactiva van de geassocieerde deelneming

4 595

4 377

Belang EC in EIF

29,7  %

30,0  %

Boekwaarde

1 365

1 313

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft per 31 december 2023 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort, en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

(miljoen EUR)

 

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

7 370

2 190

Volgestort

(1 474 )

(438 )

Niet-opgevraagd

5 896

1 752

2.4.   FINANCIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

242 265

199 918

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

32 018

26 513

 

 

274 283

226 431

Kortlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

4 612

4 437

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

6 476

4 544

 

 

11 088

8 981

Totaal

 

285 370

235 412

2.4.1.   Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

2.4.1.1

246 622

204 103

Andere leningen

2.4.1.2

255

251

Totaal

 

246 877

204 354

Langlopend

 

242 265

199 918

Kortlopend

 

4 612

4 437

2.4.1.1.   Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

(miljoen EUR)

 

NGEU

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2022

45 340

99 130

46 587

201

12 613

232

204 103

Nieuwe leningen (nominaal)

34 084

18 290

52 374

Aflossingen

(3 500 )

(60 )

(13 )

(3 573 )

Veranderingen in boekwaarde

165

(145 )

7

0

350

(0 )

377

Veranderingen in afwaardering

(6 664 )

5

(6 659 )

Totaal op 31.12.2023

79 589

98 984

43 095

201

24 528

224

246 622

Langlopend

79 240

98 880

40 084

200

23 530

210

242 144

Kortlopend

349

104

3 010

1

998

14

4 477

De nominale waarde van de leningen bedroeg per 31 december 2023 254,1 miljard EUR (2022: 205,3 miljard EUR), waarvan 174,9 miljard EUR betrekking heeft op leningen voor financiële bijstand en 79,2 miljard EUR op de NGEU-leningen voor de programma’s RRF en REPowerEU.

De regel “Veranderingen in afwaardering” komt overeen met de herwaardering van de te verwachten kredietverliezen per 31 december 2023. De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

De financiële bijstandsprogramma’s, uitgezonderd MFB+, worden uitgevoerd op “back-to-back”-basis. Dit betekent dat de verstrekte leningen worden gefinancierd door gelijkwaardige opgenomen leningen met dezelfde voorwaarden. De looptijden zijn hetzelfde, de uitgiftepremies/kortingen en de kosten worden in rekening gebracht aan de begunstigde van de lening. Op de vervaldatum betaalt de begunstigde van de lening de Commissie terug en betaalt de Commissie de opgenomen lening terug. Voor de NGEU- en de MFB+-leningen is er geen back-to-backrelatie tussen de voorwaarden van de leningen en de opgenomen leningen (voor nadere gegevens over de financiering van deze leningen, zie toelichting 2.11.1.1).

NGEU (RRF/REPowerEU)

De RRF is een tijdelijk instrument, opgezet in 2021, om de economieën van de lidstaten te helpen zich te herstellen van de coronapandemie en om de groene en de digitale transitie te ondersteunen. In het kader van het EU-herstelinstrument (NGEU) leent de Commissie middelen die de RRF gebruikt om hervormingen en investeringen van de lidstaten te financieren. Deze moeten in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de EU en moeten de uitdagingen aanpakken die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester voor de coördinatie van het economisch en sociaal beleid. De financiering kan worden verstrekt in de vorm van een lening (terugbetaalbare steun) of een subsidie (niet-terugvorderbare steun, zie toelichting 2.5). De lidstaten kunnen financiering ontvangen tot een tevoren overeengekomen toewijzing voor leningen en subsidies. Om voor de steun in aanmerking te komen, moeten de lidstaten hun nationale herstel- en veerkrachtplannen indienen bij de Europese Commissie. In elk plan worden de hervormingen en investeringen beschreven die vóór eind 2026 moeten worden uitgevoerd en worden duidelijke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld die door de Europese Commissie moeten worden geanalyseerd en door de Europese Raad moeten worden goedgekeurd. De RRF-leningen kunnen tot en met 31 december 2026 worden uitbetaald nadat de overeengekomen mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt.

In 2023 is de RRF-verordening gewijzigd en konden de lidstaten een REPowerEU-hoofdstuk toevoegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen. De lidstaten kunnen investeringen en hervormingen financieren om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. De financiering kan ook worden verstrekt in de vorm van leningen, waarbij gebruik wordt gemaakt van RRF-middelen die nog niet door de lidstaten zijn aangevraagd.

Per 31 december 2023 hadden de ondertekende leningsovereenkomsten een totale waarde van 290,9 miljard EUR, waarvan 79,2 miljard EUR reeds was uitbetaald (5,4 miljard EUR aan uitbetalingen had betrekking op REPowerEU).

Steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE)

SURE is een Europees instrument om mensen aan het werk te houden en banen te behouden die in gevaar zijn gekomen door de coronapandemie. Het instrument stelt de lidstaten in staat financiële bijstand van de EU te vragen voor de financiering van plotse, forse toenamen van de nationale overheidsuitgaven in verband met nationale regelingen voor arbeidstijdverkorting en soortgelijke maatregelen, ook voor zelfstandigen, of met gezondheidsgerelateerde maatregelen, in het bijzonder op de werkplek, in reactie op de crisis. In het kader van SURE kan tot 100 miljard EUR financiële bijstand aan getroffen lidstaten worden verleend in de vorm van leningen.

De beschikbaarheid van het instrument eindigde op 31 december 2022, en er zijn geen lopende uitbetalingen.

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

Het EFSM maakte het mogelijk financiële bijstand aan een lidstaat te verlenen in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand zou de vorm kunnen aannemen van een lening of een kredietlijn. Het programma is verlopen, maar wordt aangehouden voor specifieke taken, zoals de verlenging van de looptijd van de leningen.

Betalingsbalans

Dit is een financieel beleidsinstrument waarmee financiële bijstand op middellange termijn wordt verstrekt aan lidstaten van de EU die niet de euro als munt hebben. De leningen kunnen worden verstrekt aan lidstaten die zich gesteld zien voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Macrofinanciële bijstand (MFB)

MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma.

De totale nominale waarde van de uitstaande MFB-leningen bedroeg aan het einde van het jaar 33,2 miljard EUR, waarvan 29,6 miljard EUR is verstrekt aan Oekraïne. Dit omvat 18 miljard EUR die in 2023 is uitbetaald om Oekraïne economisch te helpen stabiliseren en de onmiddellijke weerbaarheid van het land na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland te versterken (MFB+).

Van MFB- en daarmee verband houdende leningen (met uitzondering van MFB+) worden de eerste 9 % van de verliezen gedekt door de activa die worden aangehouden in het GVF (zie toelichting 2.4.2.1) en vervolgens, indien nodig, door de EU-begroting. Daarnaast wordt de buitengewone MFB van 6 miljard EUR die in 2022 aan Oekraïne is uitbetaald, ook gedekt door garanties van de lidstaten voor 61 % van de blootstelling (bovenop de 9 % van de eerste verliezen die door het GVF worden gedekt, terwijl de overige 30 % wordt gegarandeerd door de EU-begroting). Per 31 december 2023 had de Europese Commissie in totaal 3,5 miljard EUR aan garanties ontvangen, en de resterende garanties worden uiterlijk op 30 april 2024 ontvangen. In het GVF worden geen activa aangehouden als voorziening voor MFB+-leningen die in 2023 aan Oekraïne zijn uitbetaald. In geval van wanbetaling kan de Commissie middelen van de lidstaten opvragen tot de beschikbare marge van de eigen middelen om de EU-schuld af te lossen (zie ook toelichting 6.6).

Op 31 december 2023 bedraagt de voorziening voor bijzondere waardevermindering van MFB-leningen 9,0 miljard EUR (2022: 2,3 miljoen EUR), waarvan 8,8 miljard EUR betrekking heeft op de leningen aan Oekraïne. De toename van de waardevermindering houdt verband met de 18 miljard EUR aan nieuwe MFB+-leningen die in 2023 aan Oekraïne zijn uitbetaald. Hoewel alle in 2023 verschuldigde bedragen van Oekraïne op tijd zijn betaald en er bij het opstellen van de jaarrekening geen betalingsachterstanden zijn, weerspiegelt de bijzondere waardevermindering, overeenkomstig de boekhoudkundige regels, de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, die met bijzondere voorzichtigheid zijn geraamd vanwege de grote onzekerheden.

In 2023 heeft de EU 100 miljoen EUR aan rentesubsidies aan Oekraïne verstrekt voor de verschuldigde rente op de uitzonderlijke MFB-leningen. Dit behelst een wijziging van de leningsvoorwaarden (zie ook de toelichtingen 3.15 en 6.5) en is opgenomen onder “Veranderingen in boekwaarde” in de bovenstaande tabel.

Op 31 december 2023 is een bedrag van 95 miljoen EUR uit ondertekende leningsovereenkomsten dat aan voorwaarden onderworpen is, niet opgevraagd (2022: 285 miljoen EUR).

Leningen van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, en aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Van de totale per 31 december 2023 uitstaande Euratom-leningen ten belope van 313 miljoen EUR heeft 300 miljoen EUR (nominale waarde) betrekking op leningen aan Energoatom, die door Oekraïne worden gegarandeerd. Voor deze leningen is een voorziening voor bijzondere waardevermindering van 90 miljoen EUR opgenomen. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2023

31.12.2022

NGEU

0,15 –3,56  %

0,14 –2,54  %

SURE

(0,48 )–2,78  %

(0,48 )–2,78  %

EFSM

(0,03 )–3,79  %

(0,03 )–3,79  %

BB

2,95  %

2,95  %

MFB

(0,14 )–3,86  %

(0,14 )–3,70  %

Euratom

(0,08 )–4,14  %

(0,08 )–1,53  %

EU-begrotingsgarantie

De EU-begroting staat borg voor de door de Commissie opgenomen leningen waarmee de leningen in het kader van de NGEU en de programma’s voor financiële bijstand worden gefinancierd. Als in de toekomst leningbedragen niet worden terugbetaald, is het mogelijk dat de daaraan verbonden opgenomen leningbedragen uit de EU-begroting moeten worden terugbetaald.

Volgens de uniforme financieringsaanpak opgenomen leningen (NGEU en MFB+) en opgenomen leningen in het kader van het ESFM en de betalingsbalans aan lidstaten worden uitsluitend gegarandeerd door de EU-begroting.

Leningen in verband met SURE worden gedekt door de EU-begroting en geschraagd door garanties van de lidstaten ten belope van 25 miljard EUR.

MFB-leningen voor leningen aan derde landen worden eerst gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1) en vervolgens door de EU-begroting, met uitzondering van de MFB-leningen in het kader van buitengewone financiële bijstand aan Oekraïne voor een bedrag van 6 miljard EUR, dat voor 61 % gedekt wordt door garanties van de lidstaten na de eerste 9 % aan verliezen, die door het GVF worden gedekt, en

Euratom-leningen worden eerst gedekt door garantstellingen van derden en daarna door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1) en daarna door de EU-begroting.

Voor meer informatie, zie toelichting 6.6.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met de leningen voor financiële bijstand (EFSM, MFB, betalingsbalans en Euratom) die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van wanbetaling op een lening voor financiële bijstand die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk zou zijn jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefondscompartiment voor extern optreden van het GVF, indien dit relevant is (d.w.z. MFB- en Euratom-leningen in derde landen) (zie toelichting 4.1.1).

De uitstaande voorwaardelijke verplichting van de EU met betrekking tot bovengenoemde leningen voor financiële bijstand bedroeg op de terugtrekkingsdatum 53,9 miljard EUR. Na aflossingen sinds die datum bedraagt de waarde van deze door de EU-garantie gedekte leningen op 31 december 2023 48,8 miljard EUR; het aandeel van het VK hierin is 6,1 miljard EUR.

2.4.1.2.   Andere leningen

Deze omvatten drie soorten leningen:

a)

leningen toegekend uit EU-begrotingsprogramma’s (bv. de financieringsinitiatieven voor landbouw en elektrificatie, AgriFI and ElectriFI, en het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie). Deze leningen bedroegen per 31 december 2023 in totaal 77 miljoen EUR (2022: 79 miljoen EUR);

b)

gesubrogeerde leningen: deze leningen zijn verstrekt door de EIB en gegarandeerd door de EFSI- en ELM-programma’s. In geval van leningen in wanbetaling, heeft de Commissie de beroepen op de garantie uitbetaald en beschikt zij over de terugvorderingsrechten. Bijgevolg worden de leningen nu in de EU-balans opgenomen. Op 31 december 2023 bezat de Commissie de terugvorderingsrechten voor 1,0 miljoen EUR aan dergelijke leningen, inclusief opgelopen rente (2022: 1,0 miljard EUR). Na inaanmerkingneming van de te verwachten kredietverliezen, bedraagt de op de balans opgenomen boekwaarde echter 56 miljoen EUR (2022: 126 miljoen EUR);

c)

termijndeposito’s van 122 miljoen EUR (2022: termijndeposito’s van 46 miljoen EUR) met een looptijd van meer dan drie maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.

2.4.2.   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (FVSD)

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

2.4.2.1

37 402

30 073

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD derivaten

2.4.2.2

1 091

984

Totaal

 

38 493

31 057

Langlopend

 

32 018

26 513

Kortlopend

 

6 476

4 544

2.4.2.1.   Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per soort

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Schuldtitels

29 703

24 647

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gebundelde portefeuilles)

4 806

2 895

Andere beleggingen in aandelen

2 893

2 532

Totaal

37 402

30 073

Langlopend

30 967

25 534

Kortlopend

6 435

4 539

Schuldbewijzen zijn voornamelijk overheidsobligaties en bedrijfsobligaties. Zij worden aangehouden in de fondsen (portefeuilles) die worden beheerd door de Commissie (voornamelijk GVF, BUFI) of door de EIB namens de EU (voornamelijk H2020, Innovatiefonds). De prestaties van de portefeuilles worden beoordeeld op basis van de reële waarde marktwaarde). Per 31 december 2023 bedroeg de marktwaarde van de in het kader van de effectenuitleenprogramma’s uitgeleende effecten 3,2 miljard EUR (0,4 miljard EUR in 2022). De uitgeleende effecten worden niet van de balans van de EU verwijderd, aangezien de risico’s en de voordelen nog steeds bij de EU liggen.

Geldmarktfondsen (MMF’s) zijn beleggingsfondsen die beleggen in kortlopende schuldbewijzen (bv. het Unitair Fonds van de EIB). Indexfondsen (ETF’s) zijn beleggingsfondsen die worden verhandeld op effectenbeurzen. Ze volgen indices en houden activa aan zoals aandelen, obligaties, valuta’s en termijncontracten. Beleggingen in gepoolde portefeuilles zijn EU-middelen van de CEF- en H2020-programma’s die worden gecombineerd met de middelen van de lidstaten uit het NER300-programma. Zij worden gebruikt om garanties te verstrekken voor de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB.

De “Andere beleggingen in aandelen” hebben voornamelijk betrekking op het beleggen van EU-begrotingsmiddelen — via uitvoerende partners — in durfkapitaal of andere soorten beleggingsfondsen om EU-beleidsdoelstellingen na te streven: bijvoorbeeld verbetering van de toegang tot financiering voor startende kmo’s, onderzoek en innovatie, en infrastructuur zowel binnen als buiten de EU.

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per programma

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Innovatiefonds

8 754

6 476

BUFI-beleggingen

2 268

2 015

EGKS i.l.

1 219

1 222

EBWO

188

188

EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel

97

84

 

12 526

9 985

Fondsen voor begrotingsgaranties:

 

 

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

18 698

14 057

 

18 698

14 057

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

 

 

Horizon 2020 en Horizon Europa

3 872

3 766

Connecting Europe Facility

731

697

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

485

512

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

233

214

Green for Growth Fund (GGF)

116

107

Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie

110

109

Overige

630

628

 

6 178

6 031

Totaal

37 402

30 073

Langlopend

30 967

25 534

Kortlopend

6 435

4 539

Innovatiefonds (IF)

Het Innovatiefonds is opgericht bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (24) en stelt een systeem in voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie. Het doel is om de ontvangsten te gebruiken om innovatie in koolstofarme technologieën en processen in bepaalde economische sectoren te ondersteunen. Het Innovatiefonds ontvangt zijn middelen uit de opbrengsten van de geleidelijke tegeldemaking van 450 miljoen emissierechten en van eventuele niet-bestede middelen uit de 300 miljoen emissierechten die beschikbaar zijn voor het NER300-programma (zie toelichting 3.8). De EIB beheert de gelden totdat ze worden gebruikt voor het beoogde doel en belegt ze in schuldbewijzen. De stijging in 2023 is vooral te danken aan veilingopbrengsten, maar ook aan portefeuillewinsten van 0,5 miljard EUR.

BUFI-beleggingen

De Commissie heeft het Fonds voor geldboeten (BUFI) opgericht om de gelden te beheren die zij voorlopig ontvangt voor mededingingsboeten waartegen beroep is ingesteld. Tot de definitieve rechterlijke beslissing belegt de Commissie het geld in schuldinstrumenten.

EGKS i.l.

Op 23 juli 2002 is het EGKS-Verdrag afgelopen en zijn alle activa van de EGKS overgedragen aan de Europese Unie. De activa waren bestemd voor onderzoek in de sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie, bijvoorbeeld baanbrekende technologieën die leiden tot staalproductie met bijna-nulemissie. De Commissie belegt de gelden in schuldbewijzen totdat zij worden toegekend voor onderzoek.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële deelneming in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2023 bestond uit 90 044 aandelen (2022: 90 044 aandelen), oftewel 3 % van het totale geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaalbedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet is opgevraagd. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten. De EU waardeert haar belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF)

De EU geeft garanties aan financiële partners voor verliezen op aandelenbeleggingen en leningen (zie toelichting 4.1 voor EU-begrotingsgaranties). Overeenkomstig de rechtshandelingen wordt in de EU-begroting geleidelijk geld opzij gezet om de door deze garanties gedekte verliezen aan de partners uit te betalen. In de EU-begroting wordt ook geld gereserveerd voor de terugbetaling van leningen in geval van wanbetaling in het kader van de MFB en de Euratom-leningen aan niet-lidstaten.

Overeenkomstig het Financieel Reglement heeft de Commissie het GVF opgericht om het gereserveerde geld (“voorziening”) te beheren in één gemeenschappelijke portefeuille. Het geld wordt belegd in schuldeffecten, geldmarktfondsen en ETF’s. Naast de voorziening uit de EU-begroting ontvangt het GVF teruggevorderde middelen in verband met verrichtingen in wanbetaling, het rendement op zijn beleggingen en vergoedingen van de financiële partners voor de begroting van de EU. Het GVF kan ook vrijwillige bijdragen ontvangen van lidstaten en andere contribuanten die op deze wijze de beschikbare EU–begrotingsgaranties verhogen.

Het GVF wijst de ontvangen bijdragen toe aan compartimenten naargelang van het bijdragende programma. In de rechtshandelingen van de programma’s zijn de noodzakelijke voorzieningen voor de verstrekte garanties vastgesteld. De EU-begroting bundelt deze afzonderlijk aangelegde fondsen in het GVF om op die manier het vermogensbeheer te optimaliseren.

Per 31 december 2023 waren de activa van het GVF toegenomen als gevolg van de opbouw van de nodige voorzieningen voor de afgegeven begrotingsgaranties, maar ook door portefeuillewinsten van 0,9 miljard EUR. De totale activa bedroegen 18,7 miljard EUR, waarvan 16,7 miljard EUR was belegd in schuldeffecten, 0,4 miljard EUR in geldmarktfondsen en 1,6 miljard EUR in ETF’s.

Horizon 2020 en Horizon Europa

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) — zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld ter verbetering van de toegang tot financiering voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn:

de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt;

de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB);

de InnovFin-eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en wordt beheerd door het EIF, en

het EIC-fonds (fonds van de Europese Innovatieraad), dat eigenvermogensfinanciering verstrekt om de innovatie en het naar de markt brengen te versnellen. Het EIC-fonds wordt gefinancierd uit de Horizon Europa- en H2020-programma’s.

Connecting Europe Facility

Zoals Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (25) bepaalt, is het doel van de Connecting Europe Facility (CEF) het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Zij biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van door de EU gegarandeerde projectobligaties.

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s Cosme, CIP en MAP en het initiatief voor groei en werkgelegenheid, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

Reëlewaardehiërarchie van niet-afgeleide financiële activa tegen FVSD

(miljoen EUR)

Soort financieel actief

31.12.2023

31.12.2022

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

31 477

24 677

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

3 230

3 061

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

2 695

2 335

Totaal

37 402

30 073

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie plaatsgevonden.

Aansluiting van niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo op 1.1.2023

2 335

Investeringen tijdens de verslagperiode

557

Terugbetalingen van kapitaal

(77)

Afgewikkelde inkomsten

(51)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

(67)

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

(1)

Eindsaldo op 31.12.2023

2 695

Het nettoverlies voor aan het einde van 2023 aangehouden niet-afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 119 miljoen EUR (2022: nettoverlies van 87 miljoen EUR). Het resultaat wordt als financiële bate opgenomen onder “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.9) of als financiële last onder “Verliezen op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.15).

2.4.2.2.   Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten

Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten, per soort

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2023

31.12.2022

 

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Termijncontracten in vreemde valuta

1 149

39

488

5

Garantie op de aandelenportefeuille

5 059

1 050

(53 )

4 694

979

(17 )

Garanties voor valutarisico

379

2

(6 )

87

-

(8 )

Totaal

6 587

1 091

(60 )

5 269

984

(25 )

Langlopend

 

1 050

(8 )

 

979

(9 )

Kortlopend

 

41

(52 )

 

5

(15 )

Termijncontracten in vreemde valuta

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.

Garanties op de aandelenportefeuilles

De rubriek “Garantie op de aandelenportefeuille” omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen. Deze garanties worden ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.

Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 3,7 miljard EUR (2022: 3,5 miljard EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 1 033 miljoen EUR (2022: 967 miljoen EUR).

Garantie voor valutarisico

De EU garandeert het valutarisico in het kader van de EFDO-garantie, waarbij zij swap- en termijncontracten die gericht zijn op het afdekken van valutarisico’s voor investeringen in opkomende markten garandeert. De EU dekt eveneens de devaluatie van de vreemde munt (UAH) in verband met leningen van financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne in het kader van de mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap. Deze rubriek omvat ook het effect van de valutarisico-afdekkingsactiviteiten in het kader van de InvestEU-garantie.

Reëlewaardehiërarchie van afgeleide financiële activa en verplichtingen

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2023

31.12.2022

 

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

41

(1 )

5

(3 )

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

1 050

(59 )

979

(21 )

Totaal

1 091

(60 )

984

(25 )

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden. Derivaten in reëlewaardeniveau 3 omvatten voornamelijk garanties op aandelenportefeuilles.

Aansluiting van afgeleide financiële activa en verplichtingen gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo actief/(passief) op 1.1.2023

958

Gehonoreerde garanties

134

Terugontvangen garanties

Inkomsten uit afgewikkelde garanties

(122)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

22

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2023

992

De nettowinst voor aan het einde van 2023 aangehouden afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 22 miljoen EUR (2022: nettowinst van 181 miljoen EUR). Dit bedrag is opgenomen in “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten” onder de financiële opbrengsten (zie toelichting 3.9) en in “Verliezen op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten” (zie toelichting 3.15).

2.5.   VOORFINANCIERING

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

40 970

47 179

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

371

216

Bijdragen aan trustfondsen

 

76

86

 

 

41 417

47 482

Kortlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

48 478

46 927

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

1 780

6 087

 

 

50 257

53 014

Totaal

 

91 675

100 496

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.

2.5.1.   Voorfinanciering

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2023

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2022

Gedeeld beheer

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

3 614

(686 )

2 928

3 051

(527 )

2 525

EFRO en CF

31 502

(10 125 )

21 378

29 812

(4 932 )

24 880

ESF

12 105

(3 236 )

8 869

11 621

(1 974 )

9 647

Overige

8 755

(5 348 )

3 408

8 063

(4 498 )

3 565

 

55 976

(19 394 )

36 582

52 548

(11 931 )

40 617

Direct beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Commissie

37 273

(12 782 )

24 491

41 722

(13 695 )

28 027

waarvan RRF (NGEU)

22 889

(3 710 )

19 178

28 347

(5 389 )

22 958

Uitvoerende agentschappen van de EU

36 130

(21 683 )

14 446

29 566

(17 104 )

12 462

Trustfondsen

639

(507 )

133

738

(582 )

156

 

74 042

(34 972 )

39 070

72 026

(31 381 )

40 645

Indirect beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Andere EU-agentschappen en -organen

4 983

(2 314 )

2 670

2 892

(1 262 )

1 631

Derde landen

1 602

(1 166 )

436

1 797

(1 275 )

522

Internationale organisaties

14 229

(9 713 )

4 516

12 488

(7 491 )

4 997

Andere entiteiten

17 606

(11 432 )

6 175

15 208

(9 513 )

5 695

 

38 421

(24 625 )

13 797

32 385

(19 540 )

12 845

Totaal

168 439

(78 991 )

89 448

156 958

(62 852 )

94 106

Langlopend

40 970

40 970

47 179

47 179

Kortlopend

127 469

(78 991 )

48 478

109 778

(62 852 )

46 927

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

Bij gedeeld beheer hebben nagenoeg alle voorfinancieringen (20,6 miljard EUR) betrekking op het cohesiegebied van de programmeringsperiode 2014-2020. Voor die periode was er een eerste voorfinanciering die alleen kan worden vereffend (d.w.z. opgenomen in de staat van de financiële resultaten) tegen het einde van de programmeringsperiode en die wordt geboekt als langlopende voorfinanciering. Aangezien het einde van de uitvoeringsperiode van dit vorige MFK nadert en er binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd worden, wordt deze eerste voorfinanciering geleidelijk geherclassificeerd als kortlopende voorfinanciering en is de verrekening ervan ook begonnen. Deze situatie is de belangrijkste reden voor de afname van de langlopende voorfinanciering en vormt een grote factor voor de toename van het kortlopende bedrag.

Wat de programmeringsperiode 2021-2027 betreft, houden de grootste voorfinancieringsbedragen ook verband met het cohesiebeleid, te weten 9 miljard EUR.

Voor direct beheer zijn de grootste bedragen aan voorfinanciering die welke verband houden met de niet-terugvorderbare steun in het kader van het RRF-instrument, ten bedrage van netto 19,1 miljard EUR aan het einde van het jaar (2022: 23 miljard EUR). De daling houdt voornamelijk verband met de verrekeningen die in de loop van het jaar plaatsvonden (7,2 miljard EUR) nadat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen hadden bereikt. In 2023 werd de herstel- en veerkrachtfaciliteit gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (26) om de lidstaten aanvullende steun te verlenen via REPowerEU-hoofdstukken voor hervormingen en investeringen ter bevordering van de onafhankelijkheid, de veiligheid en de duurzaamheid van de energievoorziening van de Unie. In 2023 zijn nieuwe voorfinancieringsbedragen (1,7 miljard EUR) uitbetaald aan de lidstaten in verband met REPowerEU-hoofdstukken. De andere belangrijke bedragen, van in totaal 12,1 miljard EUR (2022: 13 miljard EUR), hebben betrekking op het beleidsterrein onderzoek (voornamelijk Horizon 2020 en Horizon Europa, uitgevoerd door de uitvoerende agentschappen van de EU en de Commissie).

Voor indirect beheer dekt de voorfinanciering voornamelijk programma’s voor intern beleid, zoals Erasmus+ (3,4 miljard EUR), Galileo en Egnos (ruimtevaartprogramma’s, 2,6 miljard EUR) en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en samenwerking en de voorlopers daarvan (2,8 miljard EUR).

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaat zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de “nominale waarde” en de “lopende waarde”. Voor de nominale waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de lopende waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2023 beliep de nominale waarde van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 576 miljoen EUR en de lopende waarde van die garanties 525 miljoen EUR (in 2022: respectievelijk 518 miljoen EUR en 464 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van de programma’s Horizon 2020 en Horizon Europa worden betaald, worden effectief gedekt door het onderlingeverzekeringsmechanisme (MIM), voorheen bekend als het Garantiefonds voor deelnemers (PGF). Het MIM is een instrument voor onderlinge verzekering dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen in het kader van die programma’s. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de maximale EU-bijdrage bij aan het kapitaal van het MIM, dat door de Commissie op de financiële markten wordt belegd om rente voort te brengen. De rente kan worden gebruikt ter dekking van schulden die een in gebreke gebleven deelnemer niet aan de Unie heeft voldaan. Aan het einde van de indirecte maatregel worden de bijdragen aan de deelnemers terugbetaald. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het MIM, maar het fonds is eigendom van de deelnemers. Het MIM is dus een afzonderlijke entiteit die niet in deze jaarrekening van de EU is geconsolideerd.

Per 31 december 2023 bedroegen de door het MIM gedekte voorfinancieringen in totaal 3,0 miljard EUR (2022: 2,7 miljard EUR). De totale activa van het MIM, met inbegrip van de door de Commissie beheerde financiële activa, bedroegen 3,0 miljard EUR (2022: 2,6 miljard EUR).

2.5.2.   Overige voorschotten voor de lidstaten

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

594

3 390

Steunregelingen

1 556

2 914

Totaal

2 150

6 303

Langlopend

371

216

Kortlopend

1 780

6 087

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, blijven eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief opgenomen in de balans van de EU.

De grote daling heeft voornamelijk betrekking op het cohesiebeleid in het MFK 2014-2020 en is het gevolg van het feit dat de periode de afsluitingsfase bereikt, waardoor de meeste betaalde bedragen worden beschouwd als uitgevoerd; slechts 261 miljoen EUR is naar schatting ongebruikt en staat nog als activa op de balans. Dit bedrag heeft betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan het MKB-initiatief, een instrument om extra kredietverlening door de bankensector aan het MKB te stimuleren. De resterende bedragen, op cohesiegebied, van 261 miljoen EUR hebben betrekking op het nieuwe MFK 2021-2027.

Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 71 miljoen EUR nog ongebruikt.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de terugbetaalde bedragen die overeenkomen met de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de EU De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubriek steunregelingen hierboven. In 2023 heeft het volledige bedrag (1 556 miljoen EUR) betrekking op landbouw en plattelandsontwikkeling. Op cohesiegebied worden alle voorschotten voor steunregelingen in verband met het MFK 2014-2020 als uitgevoerd beschouwd, aangezien de periode ten einde loopt.

2.6.   VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

13 954

16 339

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

2 129

2 532

 

 

16 083

18 870

Kortlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

16 795

25 832

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

2 321

3 497

 

 

19 116

29 329

Totaal

 

35 199

48 199

2.6.1.   Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

272

503

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

13 088

14 810

Overlopende posten

2.6.1.4

567

1 011

Andere verhaalbare bedragen

 

27

15

 

 

13 954

16 339

Kortlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

3 706

6 036

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

2 385

9 061

Mededingingsboeten

2.6.1.3

9 861

9 420

Overlopende posten

2.6.1.4

787

1 239

Andere verhaalbare bedragen

 

57

75

 

 

16 795

25 832

Totaal

 

30 749

42 170

2.6.1.1.   Op de lidstaten verhaalbare bedragen

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

2 326

4 397

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 249

1 356

Te ontvangen eigen middelen

7

7

Afwaardering

(673 )

(686 )

Overige

Verhaalbare bedragen eigen middelen

2 908

5 073

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

1 483

1 621

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

126

189

Afwaardering

(683 )

(591 )

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

927

1 219

Terugvordering van voorfinanciering

1

13

Betaalde en terugvorderbare btw

49

54

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

93

180

Totaal

3 977

6 539

Langlopend

272

503

Kortlopend

3 706

6 036

De door de lidstaten verschuldigde langlopende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

“A-boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarin de lidstaten de vastgestelde traditionele eigen middelen (TEM) meedelen. De tabel bevat de bedragen uit de “A-boekhouding” die nog niet aan de Commissie zijn betaald. De TEM zijn hoofdzakelijk douanerechten, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.

De “A-boekhouding” staat gewoonlijk op 3 à 4 miljard EUR per jaareinde. In 2022 waren de bedragen echter aanzienlijk hoger, omdat ze TEM-bedragen omvatten die verband hielden met gevallen van onderwaardering. De ontwikkeling in 2023 wordt voornamelijk verklaard door de ontvangen betalingen in verband met deze gevallen en door aanpassingen van de schulden na een uitspraak van het Hof. Bovendien waren de in november en december 2023 vastgestelde douanerechten veel lager dan in dezelfde periode van het voorgaande jaar.

Op 8 maart 2022 heeft het Hof in de inbreukzaak tegen het VK (Inbreuk nr. 2018/2008) het desbetreffende arrest gewezen en bevestigd dat het VK zijn verplichtingen om de Unie-begroting te beschermen, niet is nagekomen. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde op het moment van invoer.

De Commissie heeft het arrest en met name de opmerkingen van het Hof over de vaststelling van de verschuldigde bedragen beoordeeld. Na een gedetailleerde analyse is de uiteindelijke hoofdsom vastgesteld op 1,6 miljard EUR (nettobedrag na aftrek van 20 % inningskosten). Het VK heeft het bedrag in twee tranches betaald (juni 2022 en januari 2023). Bijgevolg werd ook de achterstandsrente herberekend en vastgesteld op een bedrag van 1,4 miljard EUR, dat door het VK in februari 2023 is betaald. Beide betalingen zijn gedaan na aftrek van het aandeel van het VK uit hoofde van de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

Na deze betalingen heeft de Commissie de inbreukprocedure op 15 februari 2023 afgesloten.

Op basis van dezelfde overwegingen voor de berekening van de geraamde TEM-verliezen die in de lidstaten zijn geleden voor textiel en schoeisel uit China met een vergelijkbare onderwaardering, wordt het cumulatieve bedrag dat nog steeds verschuldigd is door alle lidstaten geraamd op minder dan 1 miljard EUR. Aangezien de lidstaten al een hoger bedrag hebben betaald onder voorbehoud, is een totale verlaging van 0,9 miljard EUR ten opzichte van het oorspronkelijke bedrag toegepast (waarvan 0,5 miljard EUR daadwerkelijk is terugbetaald in 2023). Verdere verduidelijkingen met de lidstaten om de uiteindelijk verschuldigde bedragen vast te stellen, zijn lopende.

De in verband met deze gevallen verschuldigde vertragingsrente wordt momenteel geraamd op 0,5 miljard EUR per 31 december 2023 (zie toelichting 2.6.2).

“Specifieke boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door de lidstaten en er geen zekerheid (garantie) voor is gesteld (of waarvoor wel zekerheid is gesteld, maar waarbij de bedragen worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. De afwaarderingsbedragen vertegenwoordigen over het algemeen een vergelijkbaar percentage van de hoofdsom aan het einde van elk jaar.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2023 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2023 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er is een raming gemaakt van de te ontvangen bedragen die zijn ontstaan in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2023. De Commissie raamt ook een afschrijving voor de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

2.6.1.2.   Terugtrekkingsakkoord VK

In het “Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” (ref. 2019/C 384 I/01) (het “terugtrekkingsakkoord” of “TA”), dat is ondertekend tussen de EU en het VK, worden aan beide partijen verschillende financiële verplichtingen opgelegd. Op 31 december 2023 bedroeg de nettovordering op het VK op basis van deze verplichtingen 15 473 miljoen EUR (2022: 23 871 miljard EUR), waarvan 2 385 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald (2022: 9 061 miljoen EUR):

miljoen EUR

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2023

31.12.2022

Verschuldigd door het VK

8 340

10 411

115

18 867

26 683

Verschuldigd aan het VK

(3 394 )

(3 394 )

(2 812 )

Totaal

8 340

10 411

(3 279 )

15 473

23 871

Langlopend

4 588

10 102

(1 602 )

13 088

14 810

Kortlopend

3 753

309

(1 677 )

2 385

9 061

Aandeel van het VK (artikel 139)

Overeenkomstig artikel 139 is het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de uit het terugtrekkingsakkoord voortvloeiende financiële verplichtingen een percentage dat wordt berekend als de verhouding tussen de eigen middelen die het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking heeft gesteld en de eigen middelen die alle lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in diezelfde periode ter beschikking hebben gesteld, aangepast met het bedrag dat de lidstaten vóór 1 februari 2022 is meegedeeld. Het uiteindelijke aandeel van het VK is berekend op 12,431681219587700 %.

Betalingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de verplichtingen tussen de twee partijen is vastgelegd in artikel 148. Samengevat factureert de EU de door het VK verschuldigde nettobedragen in april en september van elk jaar en betaalt het VK deze maandelijks. De in april van een bepaald jaar gerapporteerde bedragen moeten in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van dat jaar. De in september gerapporteerde bedragen moeten in acht gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van oktober van dat jaar tot en met mei van het volgende jaar. Aangezien sommige gerapporteerde bedragen noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op prognoses en ramingen, wordt de verslaglegging elk jaar bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

In 2023 bedroeg het op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 aan het VK gerapporteerde totaalbedrag 8 585 miljoen EUR (2022: 9 815 miljoen EUR), waarvan 3 572 miljoen EUR in april 2023 en 5 013 miljoen EUR in september 2023 (2022: respectievelijk 3 418 miljoen EUR en 6 397 miljoen EUR).

De in 2023 totale ontvangen betalingen bedroegen 9 450 miljoen EUR (2022: 10 921 miljoen EUR). Van dit bedrag had 3 998 miljoen EUR betrekking op het resterende deel van het verslag van september 2022 (betaald in vijf gelijke termijnen in de periode van januari tot en met mei 2023) (2022: 5 104 miljoen EUR), 3 572 miljoen EUR op het verslag van april 2023 (betaald in vier gelijke maandelijkse termijnen in de periode van juni tot en met september 2023 (2022: 3 418 miljoen EUR), en 1 880 miljoen EUR op het verslag van september 2023 (betaald in drie gelijke termijnen in de periode van oktober tot en met december (2022: 2 399 miljoen EUR).

(miljoen EUR)

 

Resterend bedrag van verslag van september 2022:

(verschuldigd en betaald van januari tot en met mei 2023)

Verslag van april 2023

(verschuldigd en betaald van juni tot en met september 2023)

Verslag van september 2023

(verschuldigd en betaald van oktober tot en met december 2023)

Totaal betalingen in 2023

Artikel 140

4 061

2 647

1 855

8 563

Artikel 142

18

259

11

288

Artikel 136

12

1 057

13

1 082

Artikel 147

18

18

Artikel 143

6

6

 

4 092

3 981

1 885

9 958

Artikel 141

(94 )

(5 )

(99 )

Artikel 143

(313 )

(313 )

Artikel 144

(54 )

(0 )

(54 )

Artikel 145

(37 )

(37 )

Artikel 146

(7 )

(7 )

 

(94 )

(410 )

(5 )

(508 )

Totaal

3 998

3 572

1 880

9 450

Tussen januari en februari 2023 heeft het Verenigd Koninkrijk een uitstaande schuld betaald die zijn oorsprong vindt in een zaak waarin importeurs in het Verenigd Koninkrijk een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. De hoofdsom en de bijbehorende achterstandsrente bedroegen respectievelijk 1,6 miljard EUR en 1,4 miljard EUR. Het aandeel van het VK zoals vastgesteld in artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord bedroeg 370 miljoen EUR en is verrekend met de betalingen die in 2023 van het VK zijn ontvangen (zie toelichting 2.6.1.1).

Het resterende saldo van de factuur van september 2023 aan het einde van het jaar, ten bedrage van 3 133 miljoen EUR, is in vijf gelijke maandelijkse termijnen betaald in de periode januari tot en met mei 2024 (2023: 3 998 miljoen EUR).

Artikel 140 — Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Het VK heeft zich ertoe verbonden om zijn aandeel in de nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen per 31 december 2020 (de zogeheten “Brexit-RAL”) aan de EU te zullen betalen, aangepast overeenkomstig artikel 140. Op 31 december 2023 bedroeg het totale als vordering opgenomen bedrag 8 340 miljoen EUR (2022: 17 029 miljard EUR), waarvan 3 753 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald. De volgende tabel geeft de belangrijkste mutaties weer tussen het totale als vordering opgenomen bedrag per 31 december 2022 en het totale als vordering opgenomen bedrag per 31 december 2023:

(miljoen EUR)

Door het VK verschuldigd bedrag per 31.12.2022

17 029

Financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden (inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2022)

(29)

TEM voor 2020 die in 2023 ter beschikking van de Unie zijn gesteld

(inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2022)

Nettobetalingen ontvangen van het VK in 2023

(8 563 )

Aanpassing geraamde niet-uitvoering

(95)

Totaal

8 340

Langlopend

4 588

Kortlopend

3 753

De daling op jaarbasis van het totale als vordering opgenomen bedrag was 8 688 miljoen EUR (2022: 11 591 miljoen EUR), en was voornamelijk was toe te schrijven aan de betalingen die in 2023 van het VK werden ontvangen.

Het binnen twaalf maanden na de verslagdatum te betalen bedrag (3 753 miljoen EUR) omvat het resterende saldo van de factuur van september 2023 (3 092 miljoen EUR), die het VK verschuldigd is in de periode januari tot en met mei 2024, het in april 2024 te factureren bedrag (–10 miljoen EUR), die het VK verschuldigd is in de periode juni tot en met september 2024, en het in september 2024 te factureren bedrag, dat in de periode oktober tot en met december 2024 moet worden betaald (672 miljoen EUR). Het in april 2023 gefactureerde bedrag bestaat uit 2 910 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2024 en –920 miljoen EUR met betrekking tot de aanpassing van het aandeel van het VK in de RAL als gevolg van de uitvoering in 2022. Het in september 2024 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2024 moet worden betaald, bestaat uit 683 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2024 en –11 miljoen EUR met betrekking tot de verminderingen voor financiële nettocorrecties voor 2014-2020 of eerdere programmeringsperioden (met inbegrip van de deducties van 2022).

De geraamde niet-uitvoering is aangepast met 95 miljoen EUR om de werkelijke vrijmakingen in 2023 weer te geven, evenals de geschatte vrijmakingen van de resterende Brexit-RAL aan het einde van 2023.

Artikel 142 — Verplichtingen van de Unie eind 2020

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de verplichtingen van de Unie eind 2020 aan de EU te zullen betalen, met uitzondering van verplichtingen: a) waar activa tegenover staan en b) in verband met de werking van de begroting en het beheer van de eigen middelen (met inbegrip van de bedragen die reeds gedekt zijn door de nog betaalbaar te stellen vastleggingen; zie artikel 140 hierboven). Het belangrijkste bedrag hier betreft de op 31 december 2020 bestaande verplichtingen uit hoofde van voordelen na uitdiensttreding (pensioenen en ziektekostenverzekering) in de EU.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

31.12.2023

31.12.2022

Uitstaande verplichtingen van 2020

74 058

5 652

79 709

73 008

Aandeel van het VK

9 207

703

9 909

9 076

Bijdragen aan de EU-pensioenregeling/GSZV

270

10

280

259

Totaal

9 477

713

10 189

9 335

Langlopend

9 207

703

9 909

9 076

Kortlopend

270

10

280

259

Volgens de standaardwijze van betaling van artikel 142, lid 6, draagt het VK jaarlijks bij aan de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in het voorgaande jaar aan elke begunstigde van de pensioenregeling voor Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en aan de daarmee samenhangende bijdrage uit de begroting van de Unie aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) voor elke begunstigde of persoon die via een begunstigde is begunstigd. De bijdragen moeten in vier maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van het desbetreffende jaar.

Het aandeel van het VK in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in 2023 aan de begunstigden van de EU-pensioenregeling en aan het GSZV bedroeg respectievelijk 270 miljoen EUR en 10 miljoen EUR. Deze bedragen zijn aan het VK meegedeeld als onderdeel van de factuur van april 2024 (en moeten dus in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald in de periode juni tot en met september 2024).

Bovendien bedroegen de per 31 december 2023 uitstaande verplichtingen van het VK voor 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6, in verband met de pensioenregeling van de Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) respectievelijk 9 207 miljoen EUR en 703 miljoen EUR (2022: 8 434 miljoen EUR en 642 miljoen EUR). De stijging voor de EU-pensioenregeling en het GSZV was toe te schrijven aan het actuariële verlies dat voortvloeit uit wijzigingen in de financiële en demografische veronderstellingen (zie toelichting 2.9 voor meer details). Er zij op gewezen dat het actuariële verlies (of de actuariële winst) als gevolg van wijzigingen in actuariële veronderstellingen weliswaar van invloed is op de contante waarde van de uitstaande verplichtingen van 2020 berekend op basis van IPSAS 39/EAR 12, maar dat dit niet leidt tot een wijziging van het bedrag aan uitkeringen dat door de EU daadwerkelijk moet worden betaald, noch, impliciet, van de bijdragen van het VK in deze betalingen die verschuldigd zijn op grond van het standaardafwikkelingsmechanisme van artikel 142, lid 6.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 5

Overeenkomstig artikel 142, lid 5, draagt het VK bij tot de verplichtingen in verband met andere pensioenstelsels zoals opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, in tien tranches, te beginnen op 31 oktober 2021 (waarbij elke jaarlijkse tranche in acht maandelijkse termijnen moet worden betaald van oktober tot en met mei van het volgende jaar). Deze verplichtingen in de geconsolideerde jaarrekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 bedroegen 2 344 miljard EUR, hetgeen resulteerde in een aangepast aandeel van het VK op 31 december 2020 van 291 miljoen EUR. Rekening houdend met de bedragen die in 2023 van het VK zijn ontvangen (in totaal 69 miljoen EUR), is het uitstaande aandeel van het VK in de andere pensioenstelsels op 31 december 2023 gedaald tot 222 miljoen EUR, waarvan 29 miljoen EUR binnen twaalf maanden na het einde van het jaar moet worden betaald.

Voor meer informatie over de regelingen voor personeelsbeloningen, zie de toelichtingen 1.5.10 en 2.9.

Andere artikelen

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Verschuldigd door het VK:

 

 

Artikel 147

115

68

 

115

68

Verschuldigd aan het VK:

 

 

Artikel 136

(1 451 )

(678 )

Artikel 141

(1 564 )

(1 637 )

Artikel 143

(233 )

(313 )

Artikel 144

(59 )

(54 )

Artikel 145

(74 )

(111 )

Artikel 146

(13 )

(20 )

 

(3 394 )

(2 812 )

Totaal

(3 279 )

(2 744 )

Langlopend

(1 602 )

(2 953 )

Kortlopend

(1 677 )

209

Artikel 136 — Bepalingen die van toepassing zijn op de eigen middelen

Artikel 136 bevat de bepalingen die na 31 december 2020 van toepassing zijn op de eigen middelen. Het VK is gerechtigd tot ontvangst of is verplicht tot betaling, al naargelang het geval, van zijn deel wanneer de eigen middelen voor de begrotingsjaren tot en met 2020 ter beschikking moeten worden gesteld of moeten worden gecorrigeerd of aangepast na 31 december 2020. Het VK is dus onderworpen aan aanpassingen van de btw- en bni-middelen die betrekking hebben op de begrotingsjaren tot en met 2020. Deze btw- en bni-aanpassingen zullen echter alleen worden doorgevoerd als hiertoe uiterlijk op 31 december 2028 wordt besloten. Ook moet rekening worden gehouden met de actualiseringen van de Britse correcties voor 2018-2019.

Overeenkomstig artikel 136 van het terugtrekkingsakkoord blijven de autoriteiten van het VK maandelijkse A-boekhoudingsoverzichten toezenden, met een samenvatting van de bedragen aan traditionele eigen middelen die naar de EU-begroting moeten vloeien. Deze bedragen (verminderd met het toepasselijke inhoudingspercentage) worden opgenomen in de totaalbedragen van de daaropvolgende factuur als bedoeld in artikel 148, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord (zie het volgende punt). In geval van laattijdige betaling van die bedragen is rente verschuldigd krachtens artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

Het VK is derhalve verplicht tot betaling van de traditionele eigen middelen die het na 28 februari 2021 heeft geïnd, maar die betrekking hebben op de jaren 2020 en eerder. Het aandeel van het VK in het totaal dat ter beschikking is gesteld, moet van dit bedrag worden afgetrokken. De afzonderlijke rekening van de traditionele eigen middelen wordt op 31 december 2025 volledig vereffend.

Het netto uitstaande bedrag dat de EU aan het VK is verschuldigd is per 31 december 2023 1 451 miljoen EUR (2022: 678 miljoen EUR), waarvan 1 326 miljoen EUR aan het VK moet worden betaald binnen twaalf maanden na het jaareinde en 125 miljoen EUR achteraf door de EU aan het VK moet worden betaald:

(miljoen EUR)

Aan het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2022

(678)

In september 2023 aan het VK gefactureerd bedrag

33

Betalingen ontvangen van het VK in 2023

(712)

Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2022)

(31)

Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2023)

(128)

Rente wegens te late betaling van traditionele eigen middelen

42

Netto traditionele eigen middelen VK na 28 februari 2021

22

Aan het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2023

(1 451 )

Langlopend

(125)

Kortlopend

(1 326 )

Het bedrag onder “Betalingen ontvangen van het VK in 2023” is na aftrek van het aandeel van het VK in de bedragen die verband houden met de Britse douanezaak ter waarde van 370 miljoen EUR (zie toelichting 2.6.1.1).

Het bedrag onder “Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2022)” komt overeen met het verschil tussen het in april 2024 gefactureerde bedrag (–1 408 miljoen EUR) en de raming die reeds was opgenomen in de Brexit-vordering eind 2022 (–1 377 miljoen EUR). Het bedrag onder “Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2023)” komt overeen met het geraamde bedrag dat in april 2025 moet worden gefactureerd. Het bedrag onder “Netto traditionele eigen middelen VK na 28 februari 2021 ” komt overeen met het bedrag dat in april 2024 is gefactureerd (17,5 miljoen EUR) en het geraamde bedrag dat in september 2024 moet worden gefactureerd (4,6 miljoen EUR).

Artikel 141 — Geldboeten

Het VK heeft recht op zijn deel van de geldboeten die vóór 31 december 2020 zijn opgelegd en van die welke na 31 december 2020 door de Unie zijn opgelegd in een procedure als bedoeld in artikel 92, lid 1, wanneer deze definitief zijn geworden. Het bedrag van de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2023 nog openstonden, bedraagt 12,4 miljard EUR (2022: 12,4 miljard EUR). De nettodaling van het totale bedrag van deze boeten met 0,3 miljard EUR (0,5 miljard EUR aan boeten die in 2023 zijn opgelegd minus 0,8 miljard EUR aan boeten die zijn bevestigd en betaald, verlaagd of vernietigd bij rechterlijke beslissingen) is gecompenseerd door een daling van de waardevermindering van deze boeten van 0,3 miljard EUR. Het aandeel van het VK in de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2023 uitstonden, bedraagt 1,5 miljard EUR (2022: 1,5 miljard EUR), waarvan een bedrag van 32 miljoen EUR in de factuur van september 2024 zal worden opgenomen en in de periode oktober 2024 tot en met mei 2025 aan het VK zal worden betaald. Daarnaast heeft het VK recht op zijn aandeel in de definitieve boeten die op 31 december 2023 niet meer uitstonden (18 miljoen EUR), dat ook moet worden opgenomen in de factuur van september 2024 en aan het VK moet worden betaald in de periode oktober 2024 tot mei 2025), en zijn aandeel van de definitieve boeten die in september 2023 zijn gefactureerd, maar aan het einde van het jaar nog niet waren betaald (8 miljoen EUR, aan het VK betaald in de periode januari tot mei 2024). Het totale aandeel van het VK in de boeten bedraagt dus 1,6 miljard EUR (2022: 1,6 miljard EUR), waarvan 27 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald (2022: 98,6 miljoen EUR).

Artikel 143 — Voorwaardelijke financiële verplichtingen: leningen voor financiële bijstand, EFSI, EFDO & ELM

Op grond van dit artikel is het VK aansprakelijk voor de financiering van zijn aandeel in de voorwaardelijke verplichtingen van de EU die voortvloeien uit haar lening- en garantieactiviteiten, mochten deze zich voordoen en niet gedekt worden door de bestaande garantiefondsen (zie toelichting 4.1 voor de desbetreffende voorwaardelijke verplichtingen). De EU zal aan het VK bedragen terugbetalen die het VK reeds aan garantiefondsen heeft bijgedragen en die niet langer nodig zijn. Het VK heeft ook recht op terugvloeiende middelen uit activiteiten waarvoor het de aansprakelijkheid deelt. Per 31 december 2023 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK netto te betalen bedrag 233,3 miljoen EUR (2022: 313 miljoen EUR). Dit nettobedrag omvat een bedrag van 243,8 miljoen EUR dat in april 2024 aan het VK is gefactureerd en omvat het aandeel van het VK in de terugvorderingen en netto-inkomsten die in 2023 zijn geïnd (113,4 miljoen EUR), het overschot in de voorziening (73,4 miljoen EUR), de ontvangsten uit vermogensbeheer (51,6 miljoen EUR) en 5,4 miljoen EUR aan aanpassingen die zijn vastgesteld tijdens de overeengekomen herzieningsprocedures: aanpassing van de in 2022 teruggevorderde bedragen voor het mandaat voor externe leningen (–90 477 EUR), aanpassing van het huidige voorzieningspercentage van 2022 voor het mandaat voor externe leningen (4,8 miljoen EUR), aanpassing van de in 2022 teruggevorderde bedragen voor het EFSI (–11 778 EUR) en aanpassing van het huidige voorzieningspercentage van 2022 voor het EFSI (0,7 miljoen EUR). Daarnaast omvat dit nettobedrag het restant van de factuur van september 2023 van 10,6 miljoen EUR, die aan de EU moet worden betaald van januari tot en met mei 2024.

Artikel 144 — Financiële instrumenten

Op grond van dit artikel heeft de EU zich ertoe verbonden het VK zijn deel terug te betalen van de terugvloeiende middelen die afkomstig zijn van financiële verrichtingen die op de terugtrekkingsdatum waren goedgekeurd, alsook zijn deel van de uitbetalingen voor financiële verrichtingen die na de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd. Op 31 december 2023 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 59,4 miljoen EUR (2022: 54 miljoen EUR). Dit bedrag omvat het restant van de factuur van september 2023 van 12 871 miljoen EUR, die aan het VK moet worden betaald van januari tot en met mei 2024.

Artikel 145 — Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS in liquidatie)

Het VK heeft recht op zijn deel van de nettoactiva van de EGKS in liquidatie per 31 december 2020, te betalen in vijf tranches op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021. De nettoactiva van de EGKS in liquidatie bedroegen per 31 december 2020 1,5 miljard EUR, waarvan het aandeel van het VK 184 miljoen EUR bedraagt. Na de betaling van de tweede tranche van 37 miljoen EUR in 2023 bedraagt het uitstaande bedrag per 31 december 2023 74 miljoen EUR (2022: 111 miljoen EUR), waarvan 37 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 146 — Investering in het Europees Investeringsfonds (EIF)

Het VK heeft recht op zijn deel van de EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF op 31 december 2020, dat op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021, in vijf tranches moet worden terugbetaald. De EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF bedroeg op 31 december 2020 267 miljoen EUR, waarin het VK een aandeel heeft van 33 miljoen EUR. Na de betaling van de derde tranche van 7 miljoen EUR bedraagt het uitstaande bedrag per 31 december 2023 13 miljoen EUR (2022: 20 miljoen EUR), waarvan 7 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 147 — Rechtszaken

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel bij te dragen in de uit rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie voortvloeiende EU-betalingen die opeisbaar worden, op voorwaarde dat de feiten waarop die zaken betrekking hebben zich uiterlijk op 31 december 2020 hebben voorgedaan. Rekening houdend met de voorzieningen en overlopende posten aan het einde van het jaar en met de daadwerkelijke betalingen van de EU voor rechtszaken in 2023, bedraagt het geraamde bedrag dat het VK zal moeten betalen 115 miljoen EUR (2022: 68 miljoen EUR), waarvan 12 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

2.6.1.3.   Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

13 762

13 635

Voorlopige en definitieve betalingen

(3 014 )

(2 980 )

Afwaardering

(887 )

(1 235 )

Totaal

9 861

9 420

Langlopend

Kortlopend

9 861

9 420

Geldboeten die aan ondernemingen worden opgelegd, zijn onder meer mededingingsboeten en bijdragen voor overtollige CO2-emissies. Beboete ondernemingen die een rechtsmiddel hebben ingesteld of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor het totale bedrag aan uitstaande geldboeten per het jaareinde die niet worden gedekt door voorlopige of definitieve betalingen, is 9 324 miljoen EUR (2022: 9 066 miljoen EUR) aan garanties ontvangen ter dekking.

Betalingen die worden ontvangen van beboete ondernemingen worden aangehouden als investeringen in het kader van het BUFI (zie toelichting 2.4.2.1) of op bankrekeningen (zie toelichting 2.8).

De wegens waardevermindering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boeten die zij als oninbaar beschouwt, evenals boeten die bij rechterlijke beslissing zijn verlaagd.

De ontvangsten uit aan ondernemingen opgelegde geldboeten voor het jaar bedroegen 1 414 miljoen EUR (zie toelichting 3.5), terwijl de kosten, d.w.z. verlagingen van geldboeten bij rechterlijke beslissingen, in totaal 597 miljoen EUR bedroegen (zie toelichting 3.16).

Een voorwaardelijke verplichting van 1 751 miljoen EUR wordt vermeld voor de mogelijkheid om voorlopig betaalde bedragen terug te betalen aan beboete ondernemingen die een rechtsmiddel tegen de opgelegde geldboete instellen of het recht daartoe hebben (zie toelichting 4.2.1).

2.6.1.4.   Overlopende posten

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Toegerekende baten

1 131

1 936

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

223

315

Totaal

1 354

2 250

Langlopend

567

1 011

Kortlopend

787

1 239

De toegerekende baten omvatten 1 miljard EUR (2022: 1,8 miljard EUR) die de Commissie op het gebied van cohesie verwacht te zullen terugvorderen naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen. Het grootste deel van dit bedrag (0,6 miljard EUR) zal naar verwachting pas bij de afsluiting van de onderliggende programma’s voor 2014-2020 worden teruggevorderd (als gevolg van de maatregelen in het kader van het Investeringsinitiatief Coronavirusrespons) en wordt daarom ingedeeld als langlopend.

2.6.2.   Vorderingen uit ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

Vorderingen in verband met financiële garanties

1 666

1 832

Achterstandsrente

365

597

Andere vorderingen

98

103

 

2 129

2 532

Kortlopend

 

 

Vorderingen in verband met financiële garanties

340

369

Afnemers

286

288

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(158 )

(171 )

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

380

291

Achterstandsrente

1 186

2 554

Overige

287

167

 

2 321

3 497

Totaal

4 450

6 029

De achterstandsrente heeft voornamelijk betrekking op eigenmiddelenzaken en opgebouwde rente op door beboete ondernemingen verstrekte garanties voor geldboeten. De daling houdt voornamelijk verband met de betaling van 1,4 miljard EUR door het VK voor het in toelichting 2.6.1.1 genoemde geval van onderwaardering. Het langlopende bedrag (0,4 miljard EUR) heeft betrekking op de vergelijkbare zaken die nog lopen jegens de lidstaten.

De vorderingen in verband met financiëlegarantiecontracten (FGC) vertegenwoordigen de toekomstige vergoeding die de EU verwacht te ontvangen voor verstrekte garanties. De meeste EU-garanties worden niet vergoed of zijn onder het markttarief geprijsd. Daarom is de FGC-vordering aanzienlijk lager dan de FGC-verplichting (zie toelichting 2.11.2). Van het totale bedrag van 2 006 miljoen EUR van de FGC-vordering per 31 december 2023 wordt 1 996 miljoen EUR geclassificeerd als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD (reëlewaardeniveau 3). In vergelijking met het beginsaldo van 2 201 miljoen EUR op 1 januari 2023 is de FGC-vordering gedaald met in totaal 195 miljoen EUR: 324 miljoen EUR aan in 2023 ontvangen garantieopslagen minus 129 miljoen EUR aan lager dan verwachte aanvullende, in de toekomst te ontvangen garantieopslagen.

2.7.   VOORRADEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Wetenschappelijk materieel

60

54

Overige

18

28

Totaal

78

82

2.8.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

 

22 620

21 413

Rekeningen-courant

 

312

178

Gelden ter goede rekening

 

7

8

Transfers (geld in omloop)

 

0

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

22 940

21 598

Uniforme financieringsaanpak

2.8.2

12 539

19 929

Financieringsinstrumenten

2.8.3

2 279

2 713

Geldboeten

2.8.4

540

914

Andere instellingen, agentschappen en organen

 

1 281

1 344

Trustfondsen

 

37

47

Totaal

 

39 616

46 544

2.8.1.   Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op rekeningen-courant bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2023 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

een bedrag van 15 miljard EUR aan niet-uitgevoerde begrotingskredieten aan het einde van het jaar, waarvan 11,4 miljard EUR betrekking heeft op bestemmingsontvangsten en 3,6 miljard EUR op betalingskredieten (waaronder 1,3 miljard EUR van het ELGF);

een bedrag van 3,7 miljard EUR aan door de Commissie beheerde financiële middelen van de agentschappen dat aan het einde van het jaar niet is uitgegeven;

een bedrag van 3,2 miljard EUR dat in januari 2024 moet worden terugbetaald aan de lidstaten, en

een bedrag van 0,7 miljard EUR aan definitieve geldboeten die nog niet in de begroting zijn opgenomen.

2.8.2.   Uniforme financieringsaanpak

In het kader van de uniforme financieringsstrategie wordt een deel van de opgenomen leningen contant aangehouden op een bankrekening bij de Europese Centrale Bank (ECB). Het doel daarvan is om liquiditeit te behouden voor komende uitbetalingsverplichtingen en om een vastgestelde liquiditeitsbuffer aan te houden, waarbij buitensporige saldi moeten worden vermeden (zie ook de toelichtingen 6.4 en 6.5). De liquide middelen op deze rekening fluctueren in de loop van het jaar. Eind 2023 was er een zeer hoog niveau van uitbetalingen aan de lidstaten in het kader van NGEU, wat resulteerde in een lager kassaldo aan het einde van het jaar op de ECB-rekening dan in 2022.

2.8.3.   Financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: 1,9 miljard EUR per 31 december 2023, waarvan 0,5 miljard EUR betrekking heeft op de Cosme-garantiefaciliteit (Cosme-LGF) (zie toelichting 4.1.2). Ook omvatten zij 0,3 miljard EUR aan kasequivalenten (termijndeposito’s en kortlopende commercial papers) die behoren tot het door de EIB beheerde Innovatiefonds (zie toelichting 2.4.2.1). Deze rubriek omvat niet de aan het GVF gerelateerde liquiditeitsbuffer (0,1 miljard EUR per 31 december 2023), die op de centrale kasrekening van de Commissie wordt aangehouden. De tot financieringsinstrumenten behorende kasmiddelen kunnen alleen worden gebruikt door het betrokken programma.

2.8.4.   Geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Wanneer beroep is ingesteld of wanneer niet bekend is of de beboete onderneming beroep zal aantekenen, wordt het onderliggende bedrag als voorwaardelijke verplichting vermeld in toelichting 4.2.1. Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die worden ingedeeld als financiële activa, gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (zie toelichting 2.4.2), waarbij sommige activa van het fonds per het jaareinde geldmiddelen zijn.

PASSIVA

2.9.   PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

2.9.1.   Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal op 31.12.2023

Totaal op 31.12.2022

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

82 718

1 808

6 735

91 261

81 070

Fondsbeleggingen

n.v.t.

(34 )

(419 )

(453 )

(453 )

Nettoverplichtingen

82 718

1 774

6 316

90 808

80 617

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is primair toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. Deze pensioenverplichtingen zijn vooral toegenomen wegens actuariële verliezen als gevolg van veranderingen in de onderliggende financiële aannamen (zie toelichting 2.9.4). Dit volgt op een daling van de reële disconteringsvoet in het jaar, waardoor de impact van de sterke stijging van de rente in het voorgaande jaar gedeeltelijk werd omgekeerd. Er zij echter op gewezen dat een stijging of daling van de reële disconteringsvoet weliswaar van invloed is op de omvang van de verplichting aan het eind van het jaar, maar dat dit niets verandert aan het bedrag van de voordelen die in de komende jaren daadwerkelijk uit de EU-begroting aan de begunstigden zullen moeten worden betaald.

De extra toename van de verplichting is voornamelijk toe te schrijven aan actuariële verliezen als gevolg van wijzigingen in de demografische aannamen na een update van de actuariële levenstabel in de belangrijkste personeelsbeloningsregelingen. Ook is er een toename als gevolg van de jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting).

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van de verwachte toekomstige betalingen die de EU moet verrichten om de pensioenverplichtingen af te wikkelen die voortvloeien uit het dienstverband van werknemers in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Voor deze regeling is er geen kapitaaldekking, en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 11,1 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.8).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2023 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd overeenkomstig de boekhoudkundige bepalingen van IPSAS 39 (en dus ook EU-boekhoudregel 12).

Andere pensioenstelsels

Dit betreft de opgenomen verplichting betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en voormalige leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. In deze rubriek zijn ook de verplichtingen in verband met de pensioenen van de leden van het Europees Parlement opgenomen.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar ook voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals opgemerkt in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen.

Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou met zich meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten per jaareinde 1,3 miljard EUR hoger uitvalt. Zoals eerder is opgemerkt, zou deze engere benadering evenwel niet stroken met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is in hoge mate afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die in de toekomst naar verwachting vaste ambtenaar worden).

2.9.2.   Mutatie in de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden af te wikkelen.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2022

73 126

1 880

6 064

81 070

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

 

 

 

 

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

2 589

67

217

2 873

Rentelasten

2 629

61

218

2 908

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

(239 )

(239 )

Opgenomen onder de nettoactiva

 

 

 

 

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

 

 

 

 

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met ervaringsaanpassingen

479

8

(71 )

415

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met demografische veronderstellingen

1 892

32

212

2 136

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met financiële veronderstellingen

4 176

74

218

4 468

Overige

 

 

 

 

Betaalde uitkeringen

(2 172 )

(75 )

(124 )

(2 371 )

Actuele waarde op 31.12.2023

82 718

1 808

6 735

91 261

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.

Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van het voorgaande jaar voor 2023 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2023. Deze post weerspiegelt ook de impact van nieuwkomers (personeelsleden die voorkomen in de huidige berekening, maar niet in de vorige).

Actuariële winsten en verliezen uit veranderingen in de waarden van de actuariële aannamen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de geraamde waarden van die aannamen worden geactualiseerd om veranderingen in de onderliggende omstandigheden te weerspiegelen.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.

2.9.3.   Fondsbeleggingen

(miljoen EUR)

 

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2022

63

390

453

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(29 )

29

(1 )

Actuele waarde op 31.12.2023

34

419

453

2.9.4.   Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU worden weergegeven in de volgende tabel:

 

2023

2022

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

 

 

Nominale disconteringsvoet

3,0  %

3,6  %

Verwacht inflatiepercentage

2,2  %

2,4  %

Reële disconteringsvoet

0,8  %

1,1  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,1  %

1,5  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63 /64 /66

63 /64 /66

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

 

 

Nominale disconteringsvoet

3,1  %

3,6  %

Verwacht inflatiepercentage

2,2  %

2,4  %

Reële disconteringsvoet

0,8  %

1,1  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,1  %

1,6  %

Trend van de medische kosten

1,7  %

2,3  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63 /64 /66

63 /64 /66

Sterftecijfers voor 2023 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2023, met een dynamische trend over een tijdshorizon van twintig jaar. De actualisering van de sterfteaanname heeft geresulteerd in actuariële verliezen als gevolg van wijzigingen in demografische aannamen in 2023 en heeft bijgedragen aan de algehele stijging van de totale verplichting uit hoofde van personeelsbeloningen.

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 19 jaar, in december 2023, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 20 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode: de break-even-inflatie wordt berekend door de rentes van inflatiegelinkte en reguliere staatsobligaties van de belangrijkste Europese financiële markten met elkaar te vergelijken. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

De ontwikkeling van de nominale rentevoeten en van de inflatie vertaalde zich in 2023 in een aanzienlijke daling van de reële disconteringsvoet, waardoor de eerder waargenomen positieve trend werd omgekeerd en werd bijgedragen tot de actuariële verliezen in verband met de financiële aannamen in het jaar.

2.9.5.   Gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij — ceteris paribus — de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd.

Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(1 541 )

1 585

(1 316 )

1 352

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

1 532

(1 493 )

1 312

(1 280 )

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(795 )

1 076

(727 )

988

Gevoeligheid van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische zorg zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de netto periodieke kosten voor medische zorg na uitdiensttreding

12

(12 )

10

(10 )

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

166

(162 )

148

(144 )

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(132 )

135

(118 )

121

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(25 )

25

(23 )

22

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(188 )

199

(173 )

184

2.10.   VOORZIENINGEN

(miljoen EUR)

 

Bedrag per 31.12.2022

Aanvullende voorzieningen

Teruggeboekte niet-gebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Overdracht tussen categorieën

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2023

Rechtszaken:

 

 

 

 

 

 

 

Landbouw

277

1

(240 )

(37 )

1

Overige

71

754

(1 )

(2 )

1

823

Ontmanteling kerninstallaties

1 745

(45 )

67

1 768

Financiële voorzieningen

1

1

(1 )

0

1

Overige

677

210

(166 )

(1 )

21

742

Totaal

2 771

966

(408 )

(84 )

90

3 334

Langlopend

2 199

135

(241 )

(46 )

(34 )

90

2 102

Kortlopend

571

831

(167 )

(38 )

34

(0 )

1 233

Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF en het Elfpo.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer (“D&WMP — Updated in 2017”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2023 resulteerde dat in een voorziening van 1 768 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2024 zal worden betaald (34 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 733 miljoen EUR).

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

2.11.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

430 633

323 798

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

8

9

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

131

177

 

 

430 771

323 985

Kortlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

21 424

22 022

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

52

15

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

6 137

6 279

 

 

27 613

28 316

Totaal

 

458 385

352 301

2.11.1.   Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Opgenomen leningen

2.11.1.1

450 561

344 303

Andere financiële verplichtingen

2.11.1.2

1 496

1 517

Totaal

 

452 057

345 820

Langlopend

 

430 633

323 798

Kortlopend

 

21 424

22 022

2.11.1.1.   Opgenomen leningen

(miljoen EUR)

 

Uniforme financieringsaanpak

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2022

183 129

99 130

46 587

201

14 929

327

344 303

Nieuwe leningen — nominaal

159 205

290

159 495

Aflossingen

(45 400 )

(3 500 )

(60 )

(13 )

(48 973 )

Veranderingen in boekwaarde

(4 205 )

(145 )

7

0

79

(0 )

(4 264 )

Totaal op 31.12.2023

292 728

98 984

43 095

201

15 238

314

450 561

Langlopend

275 337

98 880

40 084

200

14 488

300

429 290

Kortlopend

17 391

104

3 010

1

750

14

21 271

De nominale waarde van de opgenomen leningen bedraagt 458,5 miljard EUR (2022: 348,0 miljard EUR), en het betreft langlopende obligaties, behalve voor de uniforme financieringsaanpak, in het kader waarvan EU-schuldpapier met korte looptijden voor een bedrag van 15,2 miljard EUR zijn uitgegeven (2022: 17,0 miljard EUR). De nieuw opgenomen leningen bedroegen in 2023 netto 110,5 miljard EUR.

De bedragen voor SURE, het EFSM, BB, MFB en Euratom zijn “back-to-back”-transacties, wat inhoudt dat de Commissie één enkele obligatie uitgeeft voor de financiering van één enkele leningsovereenkomst, tegen dezelfde voorwaarden (rentevoet, looptijd) — zie toelichting 2.4.1.1.

De NGEU-leningen en niet-terugvorderbare steun, evenals de MFB+-leningen aan Oekraïne, worden gefinancierd volgens de “uniforme financieringsaanpak”. De Commissie maakt gebruik van een aanpak op basis van gepoolde financiering waarbij de opgenomen leningen niet rechtstreeks worden gebruikt voor de financiering van specifieke uitbetalingen. In plaats daarvan wordt de schuld uitgegeven aan de hand van een jaarlijks leenplan, met langlopende obligaties en kortlopende waardepapieren. Voor de uitgifte van deze effecten maakt de Commissie gebruik van veilingen en syndicaten. Vervolgens worden de kosten op de meest kosteneffectieve en billijke wijze doorberekend aan de begunstigden van de leningen, voor de leningen, en aan de EU-begroting voor de niet-terugvorderbare steun. Deze financieringsflexibiliteit vereist ook het aanhouden van een liquiditeitsbuffer voor een efficiënt liquiditeitsbeheer, zie toelichting 2.8.2. In het kader van de uniforme financieringsstrategie geeft de Commissie kortlopend (drie tot zes maanden) EU-schuldpapier uit, dat in hetzelfde of het volgende jaar kan worden terugbetaald. Het bedrag van 45,4 miljard EUR in de regel “aflossingen” heeft betrekking op dergelijke kortlopende leningen. De nieuw opgenomen leningen bedroegen in 2023 netto 113,8 miljard EUR.

De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen). Voor de uniforme financiering heeft de regel “Veranderingen in boekwaarde” met name betrekking op:

a)

een stijging van de opgelopen rente met 1,7 miljard EUR als gevolg van de toename van de opgenomen leningen;

b)

een verhoging van de kortingen met 5,8 miljard EUR, wat voornamelijk betrekking heeft op nieuwe kortingen op de obligatie-uitgiften van 2023. Wanneer de couponrente lager is dan de marktrente, ontvangt de kredietnemer minder dan de nominale waarde van de opgenomen leningen. Het verschil maakt het kortingsbedrag uit. Dit wordt geleidelijk afgeschreven als financieringskosten en maakt deel uit van de berekening van de effectieve rentevoet van de lening.

De terugbetaling van de bovenstaande leningen wordt in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 2.4.1.1), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2023

31.12.2022

Uniforme financieringsaanpak

(0,49 )–4,03  %

(0,49 )–3,41  %

SURE

(0,48 )–2,78  %

(0,48 )–2,78  %

EFSM

(0,03 )–3,79  %

(0,03 )–3,79  %

BB

2,95  %

2,95  %

MFB

(0,14 )–3,86  %

(0,14 )–3,70  %

Euratom

(0,08 )–4,06  %

(0,08 )–1,53  %

2.11.1.2.   Andere financiële verplichtingen

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Langlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

750

847

Gebouwen betaald in termijnen

288

296

Overige

306

106

 

1 343

1 249

Kortlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

91

103

Gebouwen betaald in termijnen

55

48

Overige

7

117

 

153

268

Totaal

1 496

1 517

Financiëleleaseschulden

(miljoen EUR)

 

In de toekomst te betalen bedragen

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Terreinen en gebouwen

87

342

398

827

Overige vaste activa

4

9

14

Totaal op 31.12.2023

91

352

398

841

Rentebestanddeel

30

96

55

181

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2023

121

448

453

1 022

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2022

143

524

521

1 188

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

Onder de rubriek “Overige” hebben de financiële verplichtingen van 184 miljoen EUR betrekking op bijdragen van de lidstaten en andere donoren aan de EU-programma’s, met name aan InvestEU (zie toelichting 4.1.1), waarbij de EU verplicht is ongebruikte middelen aan de contribuant terug te betalen.

2.11.2.   Financiële verplichtingen in verband met garanties

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

 

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen passiva

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen passiva

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

 

 

 

 

EIB-ELM-garanties

51

2 170

47

2 358

EFSI-garantie

1 789

1 863

2 039

2 178

EFDO-garantie

4

196

3

180

InvestEU-garantie

117

920

46

332

EU-garantie van het NDICI

10

367

0

203

 

1 970

5 515

2 134

5 252

EU-programma’s voor financieringsinstrumenten

 

 

 

 

Cosme

0

338

0

617

Horizon 2020

9

266

37

422

Overige

27

149

29

166

 

36

753

66

1 204

Totaal

2 006

6 268

2 201

6 456

Langlopend

1 666

131

1 832

177

Kortlopend

340

6 137

369

6 279

De EU past de brutomethode van de financiëlegarantiecontracten toe, waarbij de inkomsten die nog uit hoofde van de garantie moeten worden ontvangen, worden opgenomen als vorderingen in verband met financiële garanties (gepresenteerd onder de rubriek ontvangsten uit ruiltransacties — zie toelichting 2.6.2) en een verplichting in verband met financiële garanties wordt opgenomen die de EU-verplichting weergeeft ter dekking van de toekomstige garantievorderingen.

De ELM-garantie en de EFSI-garantie blijven de belangrijkste van de financiële garantieprogramma’s, met een garantieverplichting van respectievelijk 2 170 miljoen EUR en 1 863 miljoen EUR. Hoewel de EU in ruil voor de EFSI-garantie recht heeft op een verwachte vergoeding van 1 789 miljoen EUR die als een financiëlegarantiecontract wordt opgenomen — die in hoge mate de verplichting dekt —, bedraagt de verwachte vordering voor de ELM-garantie 51 miljoen EUR, waarmee slechts een klein deel van de garantie wordt gedekt. Dit is toe te schrijven aan een groot deel van de EU-subsidiëring van het ELM. In 2023 werden nieuwe garantieovereenkomsten ondertekend in het kader van de programma’s InvestEU en NDICI, wat leidde tot de opname van nieuwe financiële garantieverplichtingen (zie ook toelichting 4.1.1).

De meeste van de resterende EU-garantieprogramma’s, met name die welke voorzien in financiering met een hoger risico voor kmo’s of de innovatiesector, worden niet vergoed. Zie toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over garanties in het kader van het H2020-programma en toelichting 4.1.2 met betrekking tot Cosme.

2.12.   CREDITEUREN

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2023

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2022

Kostendeclaraties en facturen ontvangen van:

 

 

 

 

 

 

Lidstaten

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

300

(0 )

300

80

(0 )

80

EFRO en CF

7 251

(1 995 )

5 256

6 258

(1 614 )

4 644

ESF

2 062

(310 )

1 752

2 796

(368 )

2 428

RRF (NGEU)

22 427

 

22 427

24 629

 

24 629

Overige

1 124

(225 )

899

1 075

(170 )

904

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 859

(407 )

1 452

1 527

(467 )

1 060

Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

35 023

(2 937 )

32 085

36 366

(2 620 )

33 745

ELGF

12 503

n.v.t.

12 503

15 795

n.v.t.

15 795

Schulden uit eigen middelen

3 248

n.v.t.

3 248

3 764

n.v.t.

3 764

Diverse crediteuren

2 277

n.v.t.

2 277

1 679

n.v.t.

1 679

Overige

402

n.v.t.

402

357

n.v.t.

357

Totaal

53 453

(2 937 )

50 516

57 961

(2 620 )

55 341

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

De daling van de RRF-schulden met 2,2 miljard EUR wijst erop dat er tegen het einde van het jaar minder betalingsverzoeken waren ontvangen waarvoor de beoordeling van mijlpalen en streefdoelen nog niet was afgerond. Voor de daling van de ELGF-schulden, zie toelichting 2.13.

De VGB (verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (EU) 2013/1303 (27) en (EU) 2021/1060 (28) van het Europees Parlement en de Raad) die van toepassing is op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), regelt de bescherming van de EU-begroting door middel van stelselmatige inhoudingen op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als via audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de opdrachtdocumentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2023 8,9 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (1,3 miljard EUR) is als niet-subsidiabel beoordeeld op basis van informatie afkomstig van de rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom “Aanpassingen”.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen is eind 2023 voor 5,1 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet geboekt als schulden.

Schulden uit eigen middelen

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de aan het einde van het jaar terug te storten bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Het grote bedrag per 31 december 2023 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 4/2023 op 22 november 2023. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2024. De situatie was vergelijkbaar met die eind 2022.

2.13.   OVERLOPENDE POSTEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Toegerekende lasten

76 237

85 870

Uitgestelde baten

182

127

Overige

386

167

Totaal

76 805

86 164

De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

RRF (NGEU)

3 709

17 188

ELGF

28 339

25 316

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

17 895

19 625

EFRO en CF

11 052

8 741

ESF

3 882

3 366

Overige

11 360

11 633

Totaal

76 237

85 870

Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Unie nog kostendeclaraties moet ontvangen. De daling van het RRF-bedrag weerspiegelt het tempo van de uitvoering van dit instrument, aangezien de raming is gebaseerd op de prognose van de betalingen op korte termijn. De daling bij het ELFPO houdt verband met het feit dat de vorige programmeringsperiode ten einde loopt; tegelijkertijd is de nieuwe programmeringsperiode nog niet op kruissnelheid. De stijging van de toegerekende ELGF-lasten is het gevolg van een tragere uitvoering op het niveau van de lidstaten, waardoor er minder werkelijke aanvragen werden ingediend dan verwacht en er bijgevolg meer moesten worden geschat aan het einde van het jaar. De stijging wordt derhalve gecompenseerd door een overeenkomstige daling van de schulden — zie toelichting 2.12. Voor het cohesiebeleid heeft maar een klein deel (1,1 miljard EUR) betrekking op de nieuwe programmeringsperiode, terwijl het grootste deel van het resterende bedrag (13,8 miljard EUR) betrekking heeft op het vorige MFK.

NETTOACTIVA

2.14.   RESERVES

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Overige reserves

 

1 052

1 312

Totaal

 

1 052

1 312

Het bedrag heeft voornamelijk betrekking op de reserves van de EGKS in liquidatie (620 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, die zijn gecreëerd in de context van de afwikkeling van de EGKS in liquidatie, en op het reservefonds van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, waarmee de continuïteit van zijn activiteiten wordt gewaarborgd (289 miljoen EUR).

2.15.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

(miljoen EUR)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2022

132 637

Begrotingsresultaat 2022 gecrediteerd aan de lidstaten

2 519

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

6 877

Overige

(249)

Economisch resultaat van het jaar

71 437

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen per 31.12.2023

213 221

Dit bedrag vertegenwoordigt het deel van de door de EU tot 31 december verrichte uitgaven die ten laste komen van toekomstige begrotingen. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis toegerekend aan jaar n, hoewel zij feitelijk pas zullen worden betaald in jaar n+1 (of later) en daarom uit de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden gefinancierd. De boeking van deze verplichtingen, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, heeft tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De belangrijkste bedragen die moeten worden vermeld, betreffen de leningen die zijn opgenomen in verband met niet-terugvorderbare steun in het kader van NGEU, ELGF-activiteiten en verplichtingen op het gebied van personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of hoger zijn dan de begrotingsuitgaven, en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten worden terugbetaald.

De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen.

De aanzienlijke stijging van de bij de lidstaten op te vragen bedragen in de afgelopen twee jaar is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugbetaalbare steun die in periode in het kader van NGEU is opgenomen.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

ONTVANGSTEN

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN

3.1.   BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De ontvangsten uit bni (bruto nationaal inkomen) vormen de belangrijkste van de vier categorieën eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De daling van de bni-ontvangsten in 2023 ten opzichte van 2022 wordt verklaard door verschillende factoren, zoals de toename van andere soorten eigen middelen (uit btw en kunststof verpakkingsafval), een stijging van andere ontvangsten en een afname van de betalingskredieten.

3.2.   TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

De traditionele eigen middelen hebben voornamelijk betrekking op douanerechten, waarbij de lidstaten 25 % van de bedragen inhouden als inningskosten; bovenstaande cijfers zijn na aftrek van deze vermindering. De hoogte van de invoerrechten weerspiegelt in wezen de combinatie van schommelingen in de waarde van invoer van buiten de EU en wijzigingen in het gemeenschappelijke tarief, dat herhaaldelijk is verlaagd na onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), alsmede specifieke overeenkomsten waarbij tariefpreferenties worden toegekend aan bepaalde handelspartners of producten. De hoogte hangt derhalve ook af van de algemene economische situatie, het niveau van de wereldprijzen en wisselkoerseffecten.

3.3.   BTW-MIDDELEN

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe overeenkomstig EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag heeft een plafond, dat is vastgesteld op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.4.   EIGEN MIDDELEN UIT KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval. Dit is een relatief nieuwe eigenmiddelenbron die in 2021 is ingevoerd met de inwerkingtreding van het nieuwe Eigenmiddelenbesluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (29).

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS

3.5.   GELDBOETEN

Ontvangsten ten bedrage van 1 748 miljoen EUR (2022: 915 miljoen EUR) hebben voornamelijk betrekking op geldboeten die de Commissie heeft opgelegd aan bedrijven wegens inbreuken op de EU-mededingingsregels (898 miljoen EUR), bijdragen voor overtollige CO2-emissies (516 miljoen EUR), en aan lidstaten opgelegde geldboeten wegens inbreuken op het EU-recht (382 miljoen EUR).

3.6.   TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Gedeeld beheer

691

1 110

Direct beheer

102

90

Indirect beheer

10

19

Totaal

803

1 219

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten die worden geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen. De invorderingsopdrachten worden afgegeven om uitgaven terug te vorderen die eerder uit de EU-begroting zijn betaald. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en beschermen de EU-begroting bijgevolg tegen onrechtmatige betalingen.

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot het einde van dit jaar, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid, waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. De EU-begroting wordt ook beschermd door inhouding van uitgaven en terugvorderingen van voorfinanciering. Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten hebben gedeclareerd en tijdens het jaar hebben geïnd, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De grootste bedragen met betrekking tot het cohesiebeleid zijn bedragen die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden na het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten begin 2024 ingediende jaarrekeningen. De terug te vorderen bedragen vertegenwoordigen in wezen het verschil tussen de bedragen die aanvankelijk tijdens het boekjaar subsidiabel waren verklaard en de bedragen die in de jaarrekeningen van de lidstaten als subsidiabel zijn aangemerkt. Een laag bedrag betekent dat de controles op het niveau van de lidstaten de opsporing van niet-subsidiabele bedragen in een vroeg stadium van het proces mogelijk hebben gemaakt.

3.7.   TERUGTREKKINGSAKKOORD VK

Deze ontvangsten hebben betrekking op de nettobedragen die het VK verschuldigd is uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord dat is ondertekend na het vertrek uit de Unie in 2020 (zie toelichting 2.6.1.2), jaarlijks aangepast in overeenstemming met de vereisten van het terugtrekkingsakkoord. De ontvangsten waren nihil voor 2022, en in plaats daarvan zijn uitgaven opgenomen — dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de grote daling van de uitstaande vordering op het VK met betrekking tot pensioenen en andere personeelsbeloningen (artikel 142) en aan aanvullende bedragen die aan het VK moeten worden betaald in verband met eigen middelen (artikel 136).

3.8.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Bijdragen van de lidstaten

 

 

Innovatiefonds

1 812

3 192

Externe steun

165

204

InvestEU

179

 

Belastingen en bijdragen personeel

1 565

1 439

Bijdragen van andere entiteiten aan de Commissie

3 456

 

Bijdragen van EVA-, derde en toetredingslanden

1 770

1 307

Overdracht van activa

280

321

Budgettaire aanpassingen

(1 058 )

3 246

Aanpassing van voorzieningen

407

991

Overige

224

695

Totaal

8 800

11 395

Bijdragen van de lidstaten voor het Innovatiefonds zijn voornamelijk ontvangsten uit de verkoop van emissierechten, te gebruiken ter ondersteuning van innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën. De daling ten opzichte van 2022 is het gevolg van het feit dat de inkomsten uit het emissiehandelssysteem (ETS) met ingang van 2023 worden gebruikt voor de financiering van REPowerEU, zie hieronder.

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen de categorie.

De bijdragen van andere entiteiten aan de Commissie omvatten voornamelijk terugvloeiingen (0,5 miljard EUR) die door de EIB zijn overgedragen in het kader van de investeringsfaciliteiten van de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) en de landen en gebieden overzee en opbrengsten (2,6 miljard EUR) van veilingen van ETS-emissierechten, een financieringsbron die ook wordt gebruikt om de lidstaten aanvullende steun te verlenen in het kader van REPowerEU-hoofdstukken.

De bijdragen van de EVA-landen komen uit op 752 miljoen EUR, en de bijdragen van derde landen bestaan voornamelijk uit financiële bijdragen aan Horizon Europa (387 miljoen EUR).

De begrotingsaanpassing houdt voornamelijk verband met de aanpassingen in de eigen middelen uit btw en bni van voorgaande begrotingsjaren. Met deze aanpassing herverdeelt de Commissie de totale btw- en bni-saldi, positief of negatief, over de lidstaten overeenkomstig hun respectieve bni-verdeelsleutel. Dit jaar is het saldo negatief (–3 620 miljoen EUR). Vorig jaar was het bedrag nul omdat er een wijziging in de wetgeving was doorgevoerd om de datum van betaling van de btw- en bni-saldi uit te stellen. De begrotingsaanpassingen omvatten ook het begrotingsoverschot van het voorgaande jaar, dat 2 519 miljoen EUR (2022: 3 227 miljoen EUR) bedroeg.

De overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties omvatten bijdragen van het ITER-gastland en ledenbijdragen voor Fusion for Energy, de Europese gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (120,7 miljoen EUR).

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

3.9.   FINANCIËLE BATEN

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Rentebaten uit:

 

 

Te late betalingen

(121 )

(927 )

Verstrekte leningen

2 305

1 238

Geldmiddelen en kasequivalenten

1 778

124

Opgenomen leningen

229

325

Overige

9

2

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

887

1 282

Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van aardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

1 695

128

Derivaten

149

294

Dividenden

46

114

Overige

6

20

Totaal

6 983

2 602

Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd zijn betaald. Het negatieve bedrag is voornamelijk te verklaren door de daling van de ontvangsten uit hoofde van opgelopen achterstandsrente in de in toelichting 2.6.1.1 genoemde TEM-zaken betreffende de invoer van textiel en schoeisel uit China door de 27 lidstaten (121 miljoen EUR) en de daling van de ontvangsten uit hoofde van opgelopen achterstandsrente in een zaak tegen Nederland wegens ontduiking van antidumpingrechten op zonnepanelen (177 miljoen EUR). Dit werd gedeeltelijk gecompenseerd door een stijging van de achterstandsrente op geldboeten ten belope van circa 135 miljoen EUR.

De rente op leningen omvat NGEU-bedragen ten belope van 0,7 miljard EUR, tegen 0,2 miljard EUR voor 2022. De stijging is voornamelijk het gevolg van de aanvullende leningen die in 2023 zijn uitbetaald. Ook de effectieve rente bleef stijgen ten opzichte van de transacties van 2022, en met name die van 2021, toen er sprake was van zeer lage effectieve rentevoeten (zie toelichting 2.4.1). 0,7 miljard EUR aan rente heeft betrekking op het EFSM. Hoewel de uitbetaalde bedragen veel lager zijn dan voor NGEU, is op alle bedragen een hoge effectieve rente van toepassing als gevolg van de geldende markttarieven op het moment van uitbetaling. De MFB was goed voor 0,5 miljard EUR, tegen 0,1 miljard EUR in 2022. De stijging is voornamelijk het gevolg van de nieuwe MFB+-betalingen in 2023. Het bedrag van de rente op opgenomen SURE-leningen (0,3 miljard EUR) is lager dan voor andere leningen, aangezien op een significant deel van de transacties in het verleden lagere of negatieve rentevoeten van toepassing waren. Zie ook toelichting 2.4.1.

De rentebaten uit geldmiddelen en kasequivalenten bestaan voornamelijk uit 1,6 miljard EUR aan rente op de bankrekening die bij de ECB wordt aangehouden voor het beheer van de liquiditeitspool in verband met de uniforme financieringsaanpak (zie toelichting 2.8.2). De stijging van de rentebaten is vooral te danken aan de stijging van de marktrentevoeten sinds eind 2022.

Rentebaten uit opgenomen leningen hebben voornamelijk betrekking op SURE en zijn toe te schrijven aan de negatieve effectieve rentetarieven voor bepaalde transacties in het verleden.

De ontvangsten uit financiëlegarantiecontracten hebben voornamelijk betrekking op de afschrijving van verplichtingen uit hoofde van de financiële garantie. Dit kan worden geïnterpreteerd als een ontheffing van de garantieverplichtingen van de EU voor de periode waarin de EU klaar was om de houders van de garanties te compenseren voor hun kredietverliezen. De opname van opbrengsten voor financiële garanties weerspiegelt dus het tijdsverloop en het gegarandeerde volume. De aflossingen zijn van toepassing op beide soorten garanties, te weten garanties die worden vergoed en garanties waarvoor de EU geen of een nominale vergoeding in rekening brengt (zie toelichting 2.11.2). Van de garanties tegen vergoeding is de belangrijkste de EFSI-garantie die aan de EIB is verstrekt voor de schuldportefeuille van het venster infrastructuur en innovatie (IIW), in combinatie met de schuldportefeuilles van InvestEU vanaf 2022 (zie toelichting 4.1.1). In 2023 bedroegen de inkomsten uit de EFSI-garantie met betrekking tot deze gecombineerde schuldportefeuilles 295 miljoen EUR.

Tegenover de ontvangsten uit financiële garantiecontracten ten bedrage van 887 miljoen EUR staan bijzondere waardeverminderingen op financiële garantieverplichtingen ten bedrage van 263 miljoen EUR in verband met: garantieopvragingen, na aftrek van terugvorderingen, ten belope van 459 miljoen EUR en niet-gerealiseerde bijzondere waardeverminderingen ten belope van 196 miljoen EUR (zie de toelichtingen 3.15 en 6.5). Daarnaast heeft de EU financiële garantieprogramma’s gesubsidieerd (762 miljoen EUR) door geen of lagere dan marktconforme garantieopslagen in rekening te brengen (toelichting 3.15). In totaal is het nettoresultaat van de financiële garantieprogramma’s een tekort van 138 miljoen EUR.

De baten uit niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen FVSD zijn aanzienlijk toegenomen. De belangrijkste bedragen hebben betrekking op het GVF (0,9 miljard EUR) en het Innovatiefonds (0,5 miljard EUR). Voor de effectenmarkten was dit jaar was beter dan 2022, met name tegen het einde van het jaar, vanwege de verwachtingen ten aanzien van renteverlagingen. Dit had een positief effect op de reële waarde van de obligaties die werden aangehouden in de portefeuilles van de EU, met als gevolg dat een grotendeels niet-gerealiseerde reële waardevermeerdering werd opgenomen.

3.10.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)

739

694

Wisselkoerswinsten

393

330

Verkoop van goederen

75

121

Aandeel in het nettoresultaat van het EIF

67

24

Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

9

26

Overige

679

475

Totaal

1 963

1 669

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap in rekening worden gebracht en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

UITGAVEN

3.11.   GEDEELD BEHEER

(miljoen EUR)

Uitgevoerd door de lidstaten

2023

2022

Europees Landbouwgarantiefonds

40 716

41 031

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

14 605

16 073

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

52 429

43 083

Europees Sociaal Fonds

17 665

14 649

Overige

4 251

3 482

Totaal

129 667

118 318

De daling met 1,5 miljard EUR voor het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling is te verklaren door vertragingen bij de uitvoering van de programma’s, aangezien 2023 het eerste jaar van de nieuwe strategische GLB-plannen was.

Wat het cohesiebeleid betreft, komt er nu vaart in de uitvoering van de nieuwe programmeringsperiode, wat tot de stijging van de uitgaven bijdraagt. Daarnaast is er sprake van een aanzienlijke stijging van 2,5 miljard EUR in de uitgaven die verband houden met voorschotten aan lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer (uitgezonderd kleine en middelgrote ondernemingen), aangezien de meeste bedragen nu als uitgaven worden beschouwd.

De overige uitgaven hebben voornamelijk betrekking op het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,9 miljard EUR), de reserve voor aanpassing aan de Brexit (0,7 miljard EUR), asiel en migratie (0,7 miljard EUR), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,7 miljard EUR) en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,6 miljard EUR).

3.12.   DIRECT BEHEER

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Uitgevoerd door de Commissie

45 664

78 497

waarvan RRF (NGEU)

36 045

69 461

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

15 897

14 962

Uitgevoerd door trustfondsen

326

568

Totaal

61 888

94 027

Ondanks deze aanzienlijke daling van de uitgaven uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit verliep de uitvoering van de programma’s over het algemeen volgens schema, waarbij de voortgang met betrekking tot de meeste mijlpalen en streefdoelen in overeenstemming was met de initiële verwachtingen.

De resterende bedragen onder direct beheer hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van het onderzoeksbeleid (9,8 miljard EUR) en het extern optreden, waaronder het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en de voorlopers daarvan (3,7 miljard EUR), alsook humanitaire hulpoperaties (1,1 miljard EUR). Een verdere 2,8 miljard EUR heeft betrekking op de Connecting Europe Facility, het gemeenschappelijk infrastructuurfonds voor de uitrol van slimme netwerken op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie.

3.13.   INDIRECT BEHEER

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

4 226

3 615

Uitgevoerd door derde landen

479

630

Uitgevoerd door internationale organisaties

5 610

4 650

Uitgevoerd door andere entiteiten

4 902

4 738

Totaal

15 218

13 634

Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 6,6 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk op het gebied van pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 4,1 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, ruimtevaartprogramma’s en onderwijs).

3.14.   PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Personeelskosten

8 481

7 957

Pensioenkosten

5 543

6 251

Totaal

14 023

14 209

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen, andere dan die welke onder de nettoactiva zijn opgenomen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend lager zijn (2,4 miljard EUR).

3.15.   FINANCIERINGSKOSTEN

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Rentelasten:

 

 

Opgenomen leningen

5 762

1 912

Verstrekte leningen

160

161

Financiële leasing

45

50

Overige

21

31

Financiëlegarantiecontracten — gesubsidieerde vergoeding

762

514

Nettowaardeverminderingsverliezen op:

 

 

Financiëlegarantiecontracten

263

362

Leningen en kortlopende vorderingen

6 812

2 108

Verlies op financiële activa of verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

137

2 344

Derivaten

104

126

Mutatieverlies

100

Overige

189

29

Totaal

14 355

7 637

Tot de rente op opgenomen leningen behoren bedragen van 4,4 miljard EUR uit hoofde van de uniforme financieringsaanpak, tegen 0,9 miljard EUR voor 2022. De stijging is vooral toe te schrijven aan de hogere geleende bedragen. De effectieve rentevoeten van de uitgiften in 2023, volgens de uniforme financiering, zijn ook hoger dan in 2022 (zie toelichting 2.11.1). De rentelasten voor het EFSM (0,7 miljard EUR) zijn stabiel. De rentelasten van SURE-leningen (0,3 miljard EUR) zijn aanzienlijk lager dan voor de andere programma’s, in het licht van de geleende bedragen. Dat is het geval omdat op een aanzienlijk deel van de transacties in het verleden een lagere of negatieve rente van toepassing was. De negatieve effectieve rentevoeten voor bepaalde SURE-transacties in het verleden verklaren ook de rentelasten op leningen (“back-to-backleningen” met negatieve rentevoeten).

Zie toelichting 3.9 voor meer informatie over uitgaven in verband met financiële garanties.

Nettowaardeverminderingsverliezen op leningen en kortlopende vorderingen hebben grotendeels betrekking op de aanvullende bijzondere waardevermindering van 6,8 miljard EUR voor verwachte kredietverliezen op MFB+-leningen aan Oekraïne die in 2023 is opgenomen (zie de toelichtingen 2.4.1.1 en 6.5).

Het mutatieverlies heeft betrekking op een rentesubsidie die in 2023 is toegekend aan Oekraïne voor de rente die is opgebouwd op de uitzonderlijke MFB-leningen (zie toelichting 2.4.1.1).

Voor de aanzienlijke daling van de verliezen op niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen FVSD, zie toelichting 3.9.

3.16.   OVERIGE UITGAVEN

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Administratieve en IT-uitgaven

2 687

2 321

Aanpassing van voorzieningen

1 065

769

Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

1 443

1 518

Uitgaven voor grond- en gebouwenbeheer

729

686

Wisselkoersverliezen

314

427

Vastleggingen voor operationele leases

448

411

Vermindering van geldboeten bij gerechtelijke beslissing

597

1 378

Overige

857

832

Totaal

8 142

8 342

Het totaalbedrag van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die in 2023 als uitgave zijn opgenomen, is als volgt:

(miljoen EUR)

 

2023

2022

Kosten voor onderzoek

452

430

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

149

133

Totaal

600

563

3.17.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

(miljoen EUR)

 

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Cohesie en waarden

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Migratie en grensbeheer

Veerkracht, veiligheid en defensie

Nabuurschap en internationaal beleid

Europees openbaar bestuur

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek (30)

Totaal

Bni-middelen

101 287

101 287

Traditionele eigen middelen

19 840

19 840

Btw

22 526

22 526

Nieuwe eigen middelen

7 225

7 225

Geldboeten

1 748

1 748

Teruggevorderde uitgaven

87

60

678

1

0

(25 )

0

2

803

Terugtrekkingsakkoord VK

681

681

Overige

1 426

2 919

253

674

2 078

1 450

8 800

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

1 512

2 979

931

1

0

649

2 078

154 758

162 909

Financiële baten

1 043

19

2

1

265

130

5 523

6 983

Overige

163

(21 )

(29 )

(0 )

(4 )

2

488

1 364

1 963

Ontvangsten uit ruiltransacties

1 206

(2 )

(27 )

(0 )

(3 )

268

617

6 887

8 946

Totale ontvangsten

2 718

2 978

904

0

(3 )

917

2 695

161 645

171 855

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ELGF

(40 716 )

(40 716 )

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(14 605 )

(14 605 )

EFRO en CF

(52 343 )

(86 )

(52 429 )

ESF

(17 665 )

(17 665 )

Overige

(1 125 )

(950 )

(1 050 )

(69 )

(116 )

(941 )

(4 251 )

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(13 675 )

(40 087 )

(880 )

(350 )

(718 )

(6 405 )

(7 )

234

(61 888 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

(3 339 )

(549 )

(93 )

(1 184 )

(230 )

(46 )

(111 )

1 327

(4 226 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(539 )

(83 )

(10 )

(181 )

(111 )

(5 145 )

(3 )

(16 )

(6 090 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

(253 )

(3 195 )

(3 )

(4 )

(67 )

(1 371 )

(9 )

(4 902 )

Personeels- en pensioenkosten

(516 )

(20 )

(2 )

(1 )

(6 )

(168 )

(11 601 )

(1 710 )

(14 023 )

Financieringskosten

(1 062 )

(11 )

(94 )

(0 )

(0 )

(389 )

(68 )

(12 730 )

(14 355 )

Terugtrekkingsakkoord VK

 

 

 

 

 

 

 

Overige uitgaven

(1 824 )

(294 )

(46 )

9

(77 )

(279 )

(4 368 )

(1 264 )

(8 142 )

Totaal uitgaven

(21 208 )

(115 373 )

(57 398 )

(2 762 )

(1 278 )

(14 004 )

(16 158 )

(15 110 )

(243 292 )

Economisch resultaat van het jaar

(18 490 )

(112 395 )

(56 495 )

(2 761 )

(1 280 )

(13 087 )

(13 463 )

146 535

(71 437 )

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting, omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

4.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes, garanties en financieringsinstrumenten voor zover gedekt door fondsen (zie toelichting 2.4.2.1), zouden, indien zij verschuldigd zouden worden, worden gefinancierd uit de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

4.1.   DOOR DE EU-BEGROTING VERSTREKTE GARANTIES

4.1.1.   Garanties in het kader van de EU-begrotingsgarantieprogramma’s (nominaal)

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

 

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (31)

 

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

27 729

27 729

19 856

2 962

EFSI-garantie

25 591

23 635

21 551

9 175

EFDO-garantie

1 077

548

478

765

InvestEU-garantie

25 767

6 592

1 433

3 736

Garantie voor extern optreden van het NDICI

28 115

7 660

634

2 222

Totaal

108 279

66 163

43 953

18 860


(miljoen EUR)

 

31.12.2022

 

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (32)

 

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

30 599

30 599

20 909

2 710

EFSI-garantie

25 793

24 615

21 084

8 571

EFDO-garantie

1 176

522

446

728

InvestEU-garantie

21 280

2 108

324

1 722

Garantie voor extern optreden van het NDICI

27 020

4 515

156

1 067

Totaal

105 869

62 359

42 919

14 798

De bovenstaande tabellen tonen de mate van blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met aan de EIB-groep of andere financiële instellingen gegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die feitelijk reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde bedragen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor aan het einde van het jaar nog geen bedragen zijn uitbetaald, omvatten (22,2 miljard EUR). Het maximum is het totale bedrag aan garanties waarvoor door de EU-begroting, en dus de lidstaten, verbintenissen zijn aangegaan; om de maximale blootstelling per 31 december 2023 te kunnen vermelden, moeten ook de toegestane, maar nog niet ondertekende transacties worden opgenomen (42,1 miljard EUR).

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door voorzieningen die geleidelijk uit de begroting worden opgebouwd en in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (“GVF”) worden gehouden als liquiditeitsbuffer om toekomstige beroepen op garanties te dekken (zie toelichting 2.4.2.1). Zie toelichting 6.2 voor de maatregelen die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de voorziening toereikend is om het beroep op de garantie op middellange termijn te dekken. Eventuele verliezen in het kader van de begrotingsgarantieprogramma’s, boven de gereserveerde voorziening, moeten in elk geval door toekomstige begrotingen worden gedekt. Voor het lidstaatcompartiment van InvestEU ontvangt de EU ook tegengaranties van de lidstaten en de EER-landen (zie hieronder).

EIB-ELM-garanties

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2023 stond in totaal 19 856 miljoen EUR aan door de EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

19 534 miljoen EUR via het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF, en

322 miljoen EUR rechtstreeks voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

Inbegrepen in de garanties op 31 december 2023 is 2,1 miljard EUR aan ondertekende maar niet-uitbetaalde leningen waarvoor toekomstige uitbetalingen eerst door de EU moeten worden goedgekeurd.

De EU-garantie in het kader van het ELM is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2021). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.

Bij Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad (33) is een mandaat voor leningen aan de particuliere sector vastgesteld voor projecten die gericht zijn op de economische veerkracht op lange termijn van vluchtelingen, migranten, gast- en doorreisgemeenschappen in het kader van het EIB-weerbaarheidsinitiatief (“ERI”). De begroting van de Unie wordt vergoed voor het risico dat wordt genomen in verband met garanties die zijn verleend voor EIB-financieringsverrichtingen in het kader van het particulier mandaat van ERI, wat verklaart welke premie voor de ELM-garantie kan worden ontvangen, die anders een garantie zonder vergoeding is (zie toelichting 2.11.2).

Het ELM voor 2014-2020, dat in 2021 afliep, was het laatste mandaat in het kader van het Garantiefonds. Het nieuwe EIB-mandaat valt onder de garantie voor extern optreden dat is ingesteld bij de NDICI-verordening.

Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het Garantiefonds voor externe acties van het GVF: in 2023 is een bedrag van in totaal 67 miljoen EUR aan beroepen op garanties na aftrek van terugvorderingen uitbetaald (2022: 190 miljoen EUR).

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is om extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Uit de EU-begroting wordt een garantie tot 26 miljard EUR (“de EFSI-EU-garantie”) verstrekt op basis van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna “de EFSI-overeenkomst” genoemd, om de EIB in te dekken tegen potentiële verliezen op haar financieringen en investeringen.

Het EFSI opereert in twee “vensters”: het venster infrastructuur en innovatie (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 19 250 miljoen EUR) en het mkb-venster (SMEW), uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6 750 miljoen EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst. Om de doeltreffendheid van de EU-garantie te verbeteren en de risicodragende capaciteit ervan te vergroten, werd een combinatie van twee EFSI-schuldportefeuilles met InvestEU van kracht in 2022. Alle beroepen op garanties, terugvorderingen en [...] worden verdeeld over het EFSI en de InvestEU-garantie op basis van daadwerkelijk gegarandeerde toewijzingen.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (met schuld- en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. De EIB-groep neemt de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. De EU stelt zich garant voor deze operaties en dekt de verliezen die de EIB lijdt tot het maximale garantiebedrag.

Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling om marktfalen dat investeringen in de EU belemmert te verhelpen, en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet die bestaat uit een investeringscomité van onafhankelijke deskundigen dat voor elk door de EIB in het kader van het IIW voorgesteld project onderzoekt of het in aanmerking komt voor de EU-dekking en een EFSI-stuurgroep die toezicht houdt op het programma.

Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EFSI-EU-garantie aan de EIB-groep wordt geboekt als financiële verplichting in verband met garanties met betrekking tot de IIW-schuldportefeuille en de SMEW-schuldportefeuille (zie toelichting 2.11.2), en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles (zie toelichting 2.4.2.2). De EFSI-garantie omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020, CCS LGF en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.

In 2023 is netto 193 miljoen EUR aan beroepen op garanties uitbetaald uit het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF, waaronder enkele beroepen op garanties die in voorgaande jaren zijn afgegeven, maar tijdelijk werden gedekt door de EU-ontvangsten op de EFSI-afwikkelingsrekening bij de EIB (2022: 21 miljoen EUR).

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, opgericht bij de EFDO-verordening, is een initiatief om investeringen in Afrika en het Europese nabuurschap te ondersteunen en op die manier bij te dragen tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en het aanpakken van specifieke sociaal-economische grondoorzaken van migratie. Overeenkomstig de EFDO-verordening werd de EU gemachtigd om garanties ten belope van 1,5 miljard EUR ter beschikking te stellen (aan te vullen met externe bijdragen) aan uitvoerende partners voor hun investerings- en financieringsoperaties om hun investeringsrisico’s te beperken. De EFDO-garantie wordt gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1). Per 31 december 2023 waren 16 EFDO-garantieovereenkomsten van kracht. Voor een van de EFDO-garantieovereenkomsten (met een garantieplafond van 145 miljoen EUR), waarbij de EU de kapitaaltoereikendheid van een fonds ter afdekking van het valutarisico garandeert, heeft de EU in geval van een beroep op een garantie een restitutierecht om delen van het fonds ter waarde van het betaalde bedrag terug te ontvangen.

Garantie voor extern optreden van het NDICI

Bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (34) is het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler (“het instrument”), met inbegrip van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling Plus (het “EFDO+”) en de garantie voor extern optreden, vastgesteld voor de periode van het MFK 2021-2027. De NDICI-verordening heeft tot doel de samenhang en doeltreffendheid van het externe optreden van de EU te vergroten en zo de uitvoering van de verschillende beleidsmaatregelen op het gebied van extern optreden te verbeteren.

De garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-verrichtingen die worden gedekt door begrotingsgaranties, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen. De garantie wordt gedekt door het GVF — zie toelichting 2.4.2.1.

Per 31 december 2023 waren elf begrotingsgarantieovereenkomsten van kracht voor een totaal plafond van 28,1 miljard EUR, waarvan 26,0 miljard EUR betrekking heeft op een garantieovereenkomst die is gesloten met de EIB als opvolger van het ELM-programma.

InvestEU-garantie

De InvestEU-verordening (Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (35)) stelt de Commissie in staat om maximaal 26,2 miljard EUR aan garanties te verstrekken om investeringen te ondersteunen uit de EU-begroting. Deze EU-garantie ondersteunt particuliere en publieke investeringen op vier beleidsterreinen: duurzame infrastructuur; onderzoek, innovatie en digitalisering; kleine en middelgrote ondernemingen, en sociale investeringen en vaardigheden. Diverse financiële partners, zoals nationale stimuleringsbanken, ontvangen de EU-garantie. Ze ondersteunen investeringen door leningen, garanties of eigen vermogen te verstrekken. De financiële partners kunnen bijvoorbeeld leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen verstrekken, deelnemen in aandelenfondsen of garanties geven aan commerciële banken voor leningen die deze verstrekken. De Commissie kan ook EU-middelen uit andere EU-programma’s toewijzen aan het InvestEU-fonds, bijvoorbeeld uit HERA Invest (gezondheid), het Europees ruimtevaartprogramma of Catalyst (innovatie).

Om een kapitaalbuffer te creëren voor de verliezen op gegarandeerde beleggingen, zet de Commissie geleidelijk geld (“voorzieningen”) uit de EU-begroting opzij in het GVF. In de InvestEU-verordening is het voorzieningspercentage vastgesteld op 40 % van de EU-garantie.

De EU-garantie kan, behalve met de hierboven genoemde 26,2 miljard EUR, worden verhoogd met middelen van de lidstaten en de EER-landen. Deze kunnen bijdragen verstrekken uit hun cohesiebegroting, RRF-middelen of nationale begroting. Voor de lidstaten wordt de voorziening per geval vastgesteld, terwijl de aanvullende EU-garantie die door de EER-landen wordt gedekt, voor 40 % van middelen wordt gedekt door contante bijdragen. De geldmiddelen van de lidstaten en de EER-landen worden aangehouden in het GVF. Het niet-voorziene bedrag wordt gedekt door tegengaranties van de lidstaten en de EER-landen. Op 31 december 2023 waren er overeenkomsten met zes lidstaten en twee EER-landen, op basis waarvan de Commissie een aanvullende EU-garantie van 2,3 miljard EUR kan verstrekken aan financiële partners, waarvan 1,7 miljard EUR moet worden gedekt door een bijdrage in contanten en 0,6 miljard EUR met tegengaranties. Tot en met 31 december 2023 was er voor 2,1 miljard EUR aan dergelijke garantieovereenkomsten ondertekend met verschillende uitvoerende partners.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met het EFSI, het EFDO en het mandaat voor externe leningen van de EIB die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van een beroep op een garantie voor een financiële verrichting die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk is jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichting heeft gedaan, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefonds, indien relevant.

Voor leningen in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen (ELM) bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 33,7 miljard EUR. Op 31 december 2023 was dit veranderd in 22,2 miljard EUR (2022: 24,6 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2023 bedraagt dus 2,8 miljard EUR (31 december 2022: 3,1 miljard EUR). Zoals hierboven vermeld, wordt elke wanbetaling met betrekking tot deze leningen echter eerst gedekt door het compartiment van het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF en worden bedragen slechts bij het Verenigd Koninkrijk opgevraagd indien de voorziening van het Verenigd Koninkrijk voor dit fonds, van 284 miljoen EUR per 31 december 2023, niet toereikend is.

Met betrekking tot EFSI-verrichtingen bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 23,5 miljard EUR. Op 31 december 2023 was deze waarde gelijk gebleven op 18,6 miljard EUR (2022: 18,6 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2023 bedraagt derhalve 2,3 miljard EUR. Beroepen op garanties in het kader van het EFSI worden eerst gedekt door het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF, en bij het VK worden alleen bedragen opgevraagd indien de voorziening van het VK voor dit fonds, van 708 miljoen EUR per 31 december 2023, niet toereikend is.

Aangezien de uitvoerende partners vóór de terugtrekkingsdatum geen verrichtingen met betrekking tot de EFDO-garantie hadden goedgekeurd, heeft het VK hier geen verplichtingen.

Het aandeel van het VK in de betalingen die in 2023 zijn gedaan voor de verrichtingen die op of na de terugtrekkingsdatum en tot en met 31 december 2020 zijn goedgekeurd, bedroeg 63 miljoen EUR (57 miljoen EUR voor het EFSI en 6 miljoen EUR voor ELM), waardoor de voorziening van het VK dienovereenkomstig werd verlaagd. Het in 2024 aan het Verenigd Koninkrijk verschuldigde bedrag bedraagt 233,3 miljoen EUR (zie toelichting 2.6.1.2).

4.1.2.   Garanties in het kader van EU-programma’s voor financieringsinstrumenten (nominaal)

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Horizon 2020

2 352

2 649

Connecting Europe Facility

649

648

Cosme

526

674

Overige

511

604

Totaal

4 037

4 576

De bedragen in de bovenstaande tabel zijn de uitstaande nominale bedragen van de garanties die worden verstrekt in het kader van de EU-programma’s voor financieringsinstrumenten.

Overeenkomstig artikel 210, lid 1, van het Financieel Reglement mogen de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval hoger zijn dan het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, teneinde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt.

De leninggarantiefaciliteit van Cosme (LGF) bestaat voornamelijk uit gemaximeerde garanties voor portefeuilles van schuldfinanciering met een hoger risico (voornamelijk leningen) die door financiële intermediairs aan kmo’s worden aangeboden. De leninggarantiefaciliteit van Cosme wordt namens de EU uitgevoerd door het EIF.

Zie ook toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Wat betreft de voorwaardelijke verplichtingen van de EU voor bedragen die op de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd met betrekking tot financiële instrumenten van de EU, met inbegrip van de hierboven genoemde, zullen deze voorwaardelijke verplichtingen worden gedekt door de EU-begroting met behulp van middelen op trustrekeningen. In principe zullen dus geen andere bedragen bij het VK worden opgevraagd dan zijn aandeel in de budgettaire RAL, zoals bepaald in artikel 140 van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

4.2.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET RECHTSZAKEN

4.2.1.   Rechtszaken op het gebied van boeten

Op 31 december 2023 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in verband met geldboeten 2 231 miljoen EUR (2022: 2 990 miljoen EUR). Dit bedrag omvat de aan ondernemingen opgelegde geldboeten (1 751 miljoen EUR, zie toelichting 2.6.1.3) en de aan de lidstaten opgelegde geldboeten (479 miljoen EUR) die voorlopig zijn betaald en waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of waarvan niet bekend is of er een rechtsmiddel zal worden ingesteld. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd tot het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan of tot het einde van de termijn voor het instellen van beroep. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen. Mocht de EU in een of meerdere van de zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen of lidstaten, zonder gevolgen voor de begroting. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).

De daling van 0,8 miljard EUR is vooral het gevolg aan een voorlopige betaling van één beboete onderneming, die in februari 2024 definitief is geworden na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4.2.2.   Andere rechtszaken

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Landbouw

84

194

Overige

73

2 909

Totaal

157

3 103

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de conformiteitsbesluiten voor het ELGF en plattelandsontwikkeling, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting, alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340, VWEU, moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade. De forse daling ten opzichte van het voorgaande jaar houdt voornamelijk verband met de verwerping van een beroep naar aanleiding van een afgewezen schadeclaim tegen de Commissie wegens een besluit waarbij een concentratie werd verboden.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 147 van het terugtrekkingsakkoord is het VK aansprakelijk voor zijn aandeel in de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie, voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken zich uiterlijk op 31 december 2020 voordoen. De geschatte maximale blootstelling van het VK bedraagt 18 miljoen EUR (2022: 384 miljoen EUR). Voor rechtszaken waarin betaling van bedragen uit de EU-begroting waarschijnlijk wordt geacht (zie toelichting 2.10), is het aandeel van het VK opgenomen in het algemene bedrag dat het VK verschuldigd is (zie details in toelichting 2.6.1.2).

4.3.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Ontvangen garanties:

 

 

Uitvoeringsgaranties

249

282

Overige garanties

6

6

Overige voorwaardelijke activa

15

19

Totaal

270

307

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

5.   VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2023.

Het door de lidstaten goedgekeurde meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en bepaalt de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van zeven jaar (zie tabel 3.2 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37, FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 86 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 2021/1060) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2027 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar waarvoor de begrotingsvastlegging nog niet is gedaan — zie toelichting 5.2 hieronder.

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten worden opgesteld op transactiebasis en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastlegging (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting opgenomen op de balans (zie de toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend. Zodra de betalingen in verband met de RAL worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld — zie toelichting 5.1.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2023 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2023

31.12.2022

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5.1

466 467

364 503

Significante juridische verbintenissen

5.2

329 939

406 284

Totaal

 

796 407

770 786

5.1.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

466 467

364 503

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL (“reste à liquider”) van 543 003 miljoen EUR (zie tabel 6.4 in de verslagen over de uitvoering van de begroting), minus de daarmee verband houdende bedragen die op de balans zijn opgenomen als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. De significante stijging ten opzichte van 2022 houdt voornamelijk verband met de inschrijving van RRF/REPowerEU-begrotingsvastleggingen in 2023.

Per 31 december 2023 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 91,7 miljard EUR — zie toelichting 2.5. Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL derhalve verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de desbetreffende contractuele verplichtingen zijn vervuld. Daarom zijn zij, zoals de hierboven vermelde RAL, nog niet als uitgave geboekt.

5.2.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Economische, sociale en territoriale cohesie

239 903

298 948

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

62 365

82 372

Migratie en grensbeheer

5 932

7 414

Veiligheid en defensie  (36)

743

953

ITER

6 926

5 855

Connecting Europe Facility

5 570

1 811

Ruimtevaartprogramma’s

2 886

3 548

Horizon Europa

589

322

Solidariteitsfonds van de EU

502

700

Vastleggingen voor niet-terugvorderbare steun in het kader van de RRF

357

RescEU

253

Euratom

252

362

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

296

Visserijovereenkomsten

166

265

Vastleggingen voor operationele leases

2 528

2 539

Overige contractuele verbintenissen

968

896

Totaal

329 939

406 284

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn die niet door vastleggingskredieten in de begroting zijn gedekt per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen de komende jaren worden gebudgetteerd en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

Fondsen onder gedeeld beheer

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Artikel 86, lid 2, van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) voor fondsen in gedeeld beheer bepaalt het volgende:

“De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma worden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 verricht door de Commissie, in jaarlijkse tranches voor elk fonds.”

De bedragen op de eerste drie regels van bovenstaande tabel houden verband met rubriek 2A (Economische, sociale en territoriale cohesie), rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu), rubriek 4 (Migratie en grensbeheer) en rubriek 5 (Veiligheid en defensie) van het MFK 2021-2027. Zij vertegenwoordigen de uitstaande bedragen waarvoor de EU een vastlegging in de begroting zal doen en betaalbaar zal stellen na 31 december 2023.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2027. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via het agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. Het bedrag weerspiegelt de prospectieve financiering in het MFK 2021-2027 zoals vastgesteld bij Besluit (Euratom) 2021/281 van de Raad (37), waarin toestemming is gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER is opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen en alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU en diverse andere landen betrokken.

Connecting Europe Facility (CEF2)

De CEF2 verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode die loopt van 2021 tot en met 2027 voor CEF-Energie (met de mogelijkheid tot verlenging). De rechtsgrondslag van deze verbintenissen is Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (38), waarvan artikel 4, lid 5, het volgende bepaalt: “Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen over een periode van twee of meer jaar in jaartranches worden verdeeld.”

Ruimtevaartprogramma’s

Het ruimtevaartprogramma omvat de volgende onderdelen: Galileo, Egnos, Copernicus, Govsatcom en SSA. De belangrijkste programma’s zijn Galileo, dat het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem ontwikkelt, en Copernicus, dat verband houdt met de Europese aardobservatie. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (39) heeft de Commissie bijdrageovereenkomsten ondertekend met het Europees Ruimteagentschap (ESA), Eumetsat, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) 2021/696 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Horizon Europa

Dit zijn bedragen die voor het programma Horizon Europa zijn vastgelegd voor het programma voor beveiligde connectiviteit, upstream- en downstreamactiviteiten voor de verschillende ruimtevaartonderdelen. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (40) heeft de Commissie een bijdrageovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 12, lid 8, van Verordening (EU) 2021/695 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) is opgericht om hulp te bieden bij grote natuurrampen en om Europese solidariteit te betuigen aan door rampen getroffen Europese regio’s. Het SFEU is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (41) en gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad (42) en Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad (43). Het vermelde bedrag vertegenwoordigt de juridische verbintenissen die nog niet zijn gedekt door vastleggingen in de begroting.

Vastleggingen voor niet-terugvorderbare steun in het kader van de RRF

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een kernprogramma van NGEU, het EU-herstelinstrument. De faciliteit is opgericht bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (44) en financiert hervormingen en investeringen in de lidstaten vanaf het begin van de coronapandemie in februari 2020 tot 2026. Artikel 23 van Verordening (EU) 2021/241 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe. In 2023 is de herstel- en veerkrachtfaciliteit gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 om de lidstaten aanvullende steun te verlenen via REPowerEU-hoofdstukken voor hervormingen en investeringen ter bevordering van de onafhankelijkheid, de veiligheid en de duurzaamheid van de energievoorziening van de Unie.

RESCEU

RescEU is een Europese reserve van responsmiddelen en -capaciteit die is opgezet in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, als onderdeel van de herziening van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (45) in 2019. De rescEU-reserve is opgericht om te fungeren als laatste redmiddel wanneer de nationale capaciteit en de capaciteit die is vastgelegd in de Europese pool voor civiele bescherming niet toereikend is om doeltreffend te reageren op de verschillende soorten rampen. De Europese Unie financiert die responscapaciteit als paraatheidsmaatregel om deze beschikbaar te stellen wanneer er responsoperaties moeten worden uitgevoerd in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming. De prioritaire gebieden voor de capaciteitsontwikkeling in het kader van rescEU zijn de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, medische noodrespons, en vervoer en logistiek.

EURATOM

Euratom is een programma dat is gebaseerd op Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad (46). Artikel 4 van de verordening staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

De algemene doelstelling van het programma bestaat erin om onderzoeks- en opleidingsactiviteiten op het gebied van kernenergie uit te voeren, met nadruk op de voortdurende verbetering van de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming, alsmede op ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, onder meer in het kader van de energietransitie. Het programma Euratom voorziet in onderzoekssubsidies door middel van competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen en voor genoemde begunstigden.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2028. De aangegane verbintenissen zijn gebaseerd op besluiten van de Raad betreffende elk derde land (bv. de overeenkomst tussen de EU en de Republiek Kiribati en het bijbehorende uitvoeringsprotocol; PB L, 2023/2187 en 2023/2188 van 18.10.2023) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

(miljoen EUR)

 

Minimale leasebetalingen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

441

1 051

984

2 476

IT-materiaal en overige uitrusting

13

35

5

52

Totaal

454

1 086

989

2 528

Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de EU, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad (47), is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in maart 2019 verhuisd van Londen naar Amsterdam. Op 2 juli 2019 bereikte het bureau een akkoord met de eigenaar van het gebouw, dat daarna is onderverhuurd tegen voorwaarden die overeenkomen met die van de hoofdhuur, onder andere wat betreft de looptijd. Deze loopt tot het verstrijken van de hoofdhuur van het EMA in juni 2039.

De bedragen in de bovenstaande tabel omvatten 375 miljoen EUR die nog verschuldigd zijn uit hoofde van de hoofdhuurovereenkomst.

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op een bouwcontract (JMO2) van de Commissie in Luxemburg (490 miljoen EUR).

6.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico’s van de EU heeft betrekking op:

opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via acties in het kader van NGEU, EFSM, BB, MFB, SURE en Euratom;

de kasverrichtingen die door de Commissie zijn gedaan om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

de activa die worden aangehouden in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voor begrotingsgaranties, in de EGKS in liquidatie en in de BUFI-portefeuille;

financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en

EU-begrotingsgarantieprogramma’s.

6.1.   SOORTEN FINANCIËLE RISICO’S

De EU wordt blootgesteld aan en beheert de volgende belangrijke financiële risico’s die voortvloeien uit haar financieringsinstrumenten:

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en het overig prijsrisico (zoals aandelenrisico).

Het valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd, en

overig prijsrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van andere veranderingen in marktprijzen dan die welke voortvloeien uit het renterisico of valutarisico, ongeacht of deze veranderingen worden veroorzaakt door factoren die specifiek zijn voor het individuele financiële instrument of de emittent ervan dan wel door factoren die alle soortgelijke op de markt verhandelde financiële instrumenten beïnvloeden.

Kredietrisico is het risico op verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Daarbij kan het gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de aflossingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit moeilijkheden ondervindt bij het nakomen van verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief.

6.2.   RISICOBEHEERBELEID

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen uit ruiltransacties die geen vorderingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten zijn indien geclassificeerd in financiële activa tegen FVSD, opgenomen leningen, financiëlegarantiecontracten en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand en NGEU

De leningtransacties worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad en besluiten van de Raad en het Europees Parlement en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Voor specifieke gebieden, zoals opgenomen leningen en verstrekte leningen, zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Verstrekte leningen werden traditioneel gefinancierd door middel van opgenomen “back-to-back”-leningen, die in de uniforme financieringsaanpak geen open rente- of valutaposities doen ontstaan. Een uniforme financieringsaanpak wordt momenteel toegepast voor de NGEU- en MFB+-instrumenten en zal vanaf 2024 worden toegepast voor de faciliteit voor Oekraïne, maar is ook beschikbaar voor gebruik voor andere programma’s voor financiële bijstand. De uniforme financieringsaanpak, in eerste instantie “gediversifieerde financieringsstrategie” genoemd, is ontwikkeld voor NGEU en combineert een breed scala aan financieringsinstrumenten (EU-obligaties en EU-schuldpapier) en financieringstechnieken (syndicaten en veilingen) om op flexibele wijze tegemoet te komen aan financieringsbehoeften op lange en korte termijn. De reikwijdte van de gediversifieerde financieringsstrategie is in december 2022 verruimd om ervoor te zorgen dat de Commissie de voordelen van deze flexibelere en kostenefficiëntere schuldbeheerstrategie ook kan toepassen op MFB+-leningen aan Oekraïne en andere eventuele toekomstige programma’s voor het opnemen en verstrekken van leningen. Hierdoor ontstond een uniforme financieringsaanpak voor alle EU-programma’s voor het opnemen en verstrekken van leningen. In het kader van deze uniforme financieringsaanpak geeft de Commissie obligaties met de uniforme aanduiding “EU-obligaties” uit, in plaats van obligaties met afzonderlijke aanduidingen per beleidslijn, zoals in het verleden.

Risicogovernance voor het opnemen van leningen, schuldbeheer en daaraan gerelateerde leningverstrekking

Dit kader voor risicobeheer is een cruciaal element van een adequate bescherming van de financiële belangen van de EU en een goed financieel beheer van EU-verrichtingen. Hoewel de Europese Commissie geen financiële instelling is, streeft zij ernaar om de modernste praktijken op het gebied van goed risicobeheer toe te passen met betrekking tot de door de EU opgenomen leningen en het beheer daarvan. Met het oog hierop zijn de beste praktijken op het gebied van risicobeheer aangepast aan de specifieke opzet van de Europese Unie als emittent en aan de vereisten van de verschillende programma’s die door middel van de opgenomen leningen worden gefinancierd. Het uiteindelijke doel van het kader is het beschermen van de financiële belangen en de reputatie van de Unie en het waarborgen van de billijkheid, de integriteit en de transparantie van NGEU-transacties.

In eerste instantie heeft de chief risk officer (CRO) het kader voor NGEU-verrichtingen ontwikkeld, bestaande uit het “High Level Risk and Compliance Policy”, het “Market and Funding Liquidity Risk Policy” en het “Operational Risk Management Policy”. De CRO stelt harde en zachte limieten en kernrisico-indicatoren vast om de risico’s in verband met de transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen en de schuldbeheertransacties van de EU te beoordelen en te monitoren en verstrekt regelmatig risicoverslagen waarin de naleving van de risicolimieten, de risicoblootstellingen en de materiële risico’s worden beschreven, evenals de plannen om de risico’s te beperken. Voor de transacties tot het opnemen van leningen en de schuldbeheertransacties van de EU werd het beginsel van de “drie verdedigingslinies” voor risicobeheer toegepast om: i) de passende scheiding van bevoegdheden en taken te waarborgen; ii) gezagslijnenduidelijk te definiëren, en iii) aparte taken en verantwoordelijkheden voor het beheren en beperken van risico’s te waarborgen.

Met de vaststelling van Besluit (EU, Euratom) 2022/2544 van de Commissie (48), waarbij de gediversifieerde financieringsstrategie voor alle door de EU opgenomen leningen, het schuldbeheer en daarmee verband houdende transacties tot het verstrekken van leningen werd ingevoerd, is het toepassingsgebied van het risicotoezicht van de CRO verder uitgebreid tot:

het opnemen van leningen in het kader van zowel de gediversifieerde financieringsstrategie als de back-to-back-financieringsmethode met betrekking tot programma’s voor financiële bijstand;

kredietrisicobeoordeling voor daarmee verband houdende transacties tot het verstrekken van leningen aan lidstaten en niet-EU-landen (begunstigde landen) in het kader van diverse EU-programma’s voor financiële bijstand, waaronder NGEU, macrofinanciële bijstand, de MFB+ voor Oekraïne en financiële bijstand aan derde landen, en

schuldbeheertransacties.

De CRO, ondersteund door het Risk & Compliance-comité, ontwikkelt het kader voor risicobeheer door middel van interne beleidslijnen en procedures voor risicobeheer. Het RCC is een intern comité van de Commissie dat tot taak heeft de CRO te ondersteunen bij de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden. Het Risk & Compliance-comité neemt standpunten in over kwesties die verband houden met het kader voor risicobeheer voor NGEU-verrichtingen.

Ten slotte brengt de CRO aan het lid van het College dat verantwoordelijk is voor de begroting verslag uit over de in hoofdstuk 4 van Besluit (EU, Euratom) 2023/2825 vastgestelde verantwoordelijkheden. De CRO vervult zijn rol onafhankelijk en is autonoom in het uitvoeren van de aan hem toegewezen taken en verantwoordelijkheden.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad (49) en Verordening (EU, Euratom) 2022/615 van de Raad (50)) en in het Financieel Reglement.

Als gevolg van bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdbeginselen van toepassing:

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie zijn geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van die rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de op die rekeningen aangehouden kasmiddelen overtreffen, en

het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan die welke verband houden met de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Om de veiligheid van het systeem te waarborgen en een scheiding van taken te waarborgen overeenkomstig het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de auditbeginselen, worden specifieke procedures toegepast.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Die richtsnoeren en procedures betreffen verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.), en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Beheer van activa

De beperking van de verschillende risico’s in verband met activiteiten op het gebied van activabeheer is gebaseerd op speciale governance- en werkprocedures die zijn vastgesteld na benchmarking met de hoogste normen die door vergelijkbare internationale instellingen zijn vastgesteld. Deze procedures, die aan verschillende interne en externe audits zijn onderworpen, zorgen ervoor dat een goed activabeheer wordt bereikt.

De Commissie heeft gezorgd voor een passende governance van de evaluatie en goedkeuring van technische en strategische besluiten in verband met het beheer van activa. Het activabeheer wordt gecontroleerd door twee comités: het risicocomité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, en de raad voor activabeheer, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, DG ECFIN en DG FISMA. Technische besluiten worden besproken en goedgekeurd in het risicocomité, terwijl strategische besluiten worden bekrachtigd door het risicocomité en de raad voor activabeheer alvorens te worden goedgekeurd door de directeur-generaal van DG BUDG, in overeenstemming met de rekenplichtige.

De governance van het activabeheer garandeert een duidelijke delegatieregeling voor de besluitvorming en de verantwoordingslijnen, een adequate scheiding van taken tussen front office, risicobeheer en back office, duidelijk omschreven rollen en welbepaalde en gedocumenteerde procedures en processen, alsmede controles en waarborgen op alle niveaus. De nalevingsprocedures vormen het kader voor passende gedragscodes voor het beheren van potentiële persoonlijke belangenconflicten en regels inzake het beheren van risico’s op handel met voorkennis.

De richtsnoeren inzake activabeheer en de interne beleggingsbeperkingen bieden een degelijk kader voor interne controle om de bescherming van activa te waarborgen. Met name effecten worden overeenkomstig de beste marktpraktijken bewaard bij onze bewaarnemers, terwijl kasmiddelen en deposito’s worden ondergebracht bij financiële instellingen met een hoge rating. De bescherming van financiële activa wordt ook gegarandeerd door de scheiding van taken tussen het team dat verantwoordelijk is voor het aangaan van overeenkomsten voor de verhandeling van effecten en het back office-team dat verantwoordelijk is voor de afwikkeling en de afstemmingscontrole op de bankrekeningen daarvan. Een extra controlelaag wordt gevormd door het boekhoudteam tijdens het maandelijkse afsluitende afstemmingsproces, wanneer de effectenportefeuille wordt afgestemd op de verklaring van de effectenbewaarder. Eventuele discrepanties in de afwikkeling en te late betalingen die worden veroorzaakt door tegenpartijen worden dagelijks gemonitord door het back office-team voor afstemmingscontrole op de bankrekeningen. Voor het toezicht op de naleving van het controlekader wordt periodiek een uitgebreide reeks prestatie- en risicomaatstaven voor de beheerde activa gerapporteerd aan de belanghebbenden.

In de richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën zijn bepaalde limieten en restricties vastgesteld ter beperking van de blootstelling aan het kredietrisico van de portefeuille, dat beperkt is tot de rating “beleggingswaardig” (“investment grade”), met uitzondering van de EU-lidstaten.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Bij Besluit C(2020) 1896 van de Commissie van 25 maart 2020 inzake de richtsnoeren voor het beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, zijn de verantwoordelijkheden en taken van de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gedelegeerd aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting (DG BUDG). Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt gescheiden gehouden van de andere portefeuilles die door DG BUDG worden beheerd. Het fonds bestaat niet als een afzonderlijke juridische entiteit.

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF) wordt volgens de richtsnoeren voor het beheer van de activa beheerd. Het doel is om te zorgen voor de nodige liquiditeit om volledig en snel te voldoen aan alle vereiste uitstromen, zoals een beroep op een garantie, en om het kapitaal gedurende de beleggingshorizon van het fonds veilig te stellen, met een hoog vertrouwensniveau.

Om de hierboven beschreven algemene doelstelling te bereiken, beheert de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds de activa overeenkomstig de prudentiële regels en de beginselen van goed financieel beheer en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde regels en procedures. Voor specifieke gebieden, zoals het beheer van kasmiddelen, zijn procedurehandleidingen opgesteld die worden gebruikt door de betrokken operationele eenheden. Financiële en operationele risico’s worden geïdentificeerd en geëvalueerd en de naleving van interne richtsnoeren en procedures wordt regelmatig gecontroleerd.

De portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt zodanig samengesteld dat een hoge mate van diversificatie tussen in aanmerking komende activaklassen, geografische gebieden, emittenten en looptijden wordt gewaarborgd, zodat schommelingen in de waarde kunnen worden beheerd. Per 31 december 2023 omvatte de GVF-portefeuille beleggingen in geldmarktinstrumenten, obligaties en bedrijfs- en aandelen-ETF’s.

Omdat de Banque de France per 31 december 2023 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s

Alle geldboeten die vóór 2010 voorlopig waren betaald op bankrekeningen, zijn in april 2023 definitief geworden. Daarom zijn alle depositorekeningen bij de centrale thesaurie in verband met geldboeten in 2023 gesloten.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voorlopig geïnde geldboeten worden gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn vermindering van de risico’s die aan de financiële markten zijn verbonden en gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een op dezelfde grondslag berekend gewaarborgd rendement toe te passen op het nominale boetebedrag. Voor het gewaarborgd rendement zoals toegepast op entiteiten waaraan vóór de inwerkingtreding van het bijgewerkte Financieel Reglement in augustus 2018 een geldboete is opgelegd, geldt evenwel een bodemrente van nul. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Voor specifieke gebieden, zoals het beheer van kasmiddelen, zijn procedurehandleidingen opgesteld die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld, en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht om de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito’s bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

Ontvangen financiële garanties

In verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven, zijn aanzienlijke bedragen aan garanties van financiële instellingen aan de Commissie verstrekt — zie toelichting 2.6.1.3. De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld, en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

In titel X van het Financieel Reglement zijn verschillende waarborgen opgenomen om de EU-begroting te beschermen tegen de financiële risico’s die voortvloeien uit het gebruik van begrotingsgaranties. Die waarborgen kunnen worden ingedeeld in vier hoofdcategorieën:

1.   Maatregelen om het bedrag van de voorwaardelijke verplichtingen te beperken

Ten eerste is de omvang van de EU-garantie in de regel op een duidelijk omschreven wijze gemaximeerd. In het Financieel Reglement is bepaald dat de financiële verplichting en de totale nettobetalingen uit de begroting niet hoger mogen zijn dan het bedrag van de begrotingsgarantie die bij het basisbesluit is toegestaan. De voorwaardelijke verplichting uit hoofde van een begrotingsgarantie kan alleen hoger zijn dan de financiële activa die ter dekking van de financiële verplichting van de EU worden verstrekt indien de onderliggende basishandeling hierin voorziet en onder de specifieke voorwaarden die daarin zijn vastgesteld.

Ten tweede wordt het gewenste risicoprofiel van de door de EU gegarandeerde verrichtingen/financiële producten zo veel mogelijk vooraf bepaald, d.w.z. vóór de ondertekening van de garantieovereenkomsten.

2.   Maatregelen betreffende de selectie van uitvoerende partners

Begrotingsgarantieprogramma’s worden uitgevoerd met betrouwbare partners die een pijlerbeoordeling hebben ondergaan. Dit garandeert de betrouwbaarheid van onder meer de boekhoud-, de financiële en de risicobeheersystemen van deze uitvoerende partners. Bovendien moeten deze uitvoerende partners eigen middelen vastleggen waarmee de belangen naar behoren worden afgestemd op die van de Unie.

3.   Maatregelen om te zorgen voor adequate ex-antebegrotingscapaciteit voor het absorberen van beroepen op garanties

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen en die in het GVF worden aangehouden. Het voorzieningspercentage wordt in de basishandeling van elk programma op een zodanig niveau vastgesteld dat de programmering van de begrotingskredieten een voorziening kan vormen die het mogelijk maakt om verliezen op te vangen zonder budgettaire verstoringen. De voorziening is derhalve voldoende om de verwachte en tot op zekere hoogte ook de onverwachte verliezen van deze begrotingsgaranties te ondervangen.

Vervolgens zal de Commissie er (jaarlijks) voor zorgen dat het voorzieningspercentage zoals vastgesteld in de basishandeling toereikend is en in overeenstemming is met de beginselen van het Financieel Reglement en met de financiële programmering.

4.   Maatregelen om het hoofd te bieden aan gerealiseerde verliezen die hoger zijn dan de raming vooraf

Het Financieel Reglement bevat twee drempels voor vroegtijdige waarschuwing (d.w.z. wanneer 50 % en 30 % van het voorzieningspercentage beschikbaar blijft). Deze waarschuwingsdrempels stellen de Commissie in staat om te anticiperen op een mogelijke uitputting van de voorziening vóór de beëindiging van de begrotingsgarantie en te beoordelen of zij aanvullende voorzieningen moet voorstellen.

Indien tijdelijk aanvullende liquiditeit nodig is, zijn er procedures beschikbaar zoals overdrachten tussen GVF-compartimenten en het gebruik van kasmiddelen van de centrale thesaurie, alsook het gebruik van beschikbare begrotingsruimte (vastleggings- en betalingskredieten).

Voorts is in 2020 onder het gezag van de commissaris voor Begroting een stuurgroep voor uit begrotingsgaranties voortvloeiende voorwaardelijke verplichtingen opgericht. Deze stuurgroep treedt op in aangelegenheden die betrekking hebben op begrotingsgaranties en financiële bijstand en die leiden tot voorwaardelijke verplichtingen ten opzichte van de begroting als gevolg van de uitvoering van titel X van het Financieel Reglement, met inbegrip van de bepalingen van de interne voorschriften voor het uitvoeren van de algemene begroting van de Unie. Dit omvat het kader voor risicobeheer, relevante gemeenschappelijke horizontale bepalingen van de standaardovereenkomsten en geïntegreerde rapportage om bedrijfsvereisten voor het duurzaam beheer van voorwaardelijke verplichtingen vast te stellen.

Programma’s voor financieringsinstrumenten

De uitvoering van de EU-begroting steunt al vele jaren op het gebruik van programma’s van financieringsinstrumenten. Zie toelichting 2.4.2.1 voor voorbeelden van dergelijke programma’s.

Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. Overeenkomsten met deze financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. Zodra een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor door de financiële instelling op haar naam, maar namens de Commissie geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgeboekt. Afhankelijk van het instrument in kwestie kan de financiële instelling de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten, of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot het maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachting dat de EU-begroting met enige verliezen te maken zal krijgen.

6.3.   VALUTARISICO

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

 

USD

GBP

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa tegen AC  (51)

39

2

14

200

255

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

 

 

 

Niet-derivaten

1 568

23

20

105

35 686

37 402

Derivaten

(1 142 )

21

74

82

2 055

1 091

Vorderingen  (52)

123

99

28

1

23

3 757

4 032

Geldmiddelen en kasequivalenten

145

11

1 076

654

2 121

35 608

39 616

 

734

135

1 126

749

2 346

77 306

82 396

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(591 )

(0 )

(38 )

(15 )

(137 )

(5 488 )

(6 268 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1 )

(3 )

146

(201 )

(60 )

 

(593 )

(0 )

(38 )

(18 )

9

(5 689 )

(6 328 )

Totaal

142

135

1 088

731

2 354

71 618

76 068


(miljoen EUR)

 

31.12.2022

 

USD

GBP

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa tegen AC  (53)

83

6

12

151

251

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

 

 

 

Niet-derivaten

843

25

20

98

29 088

30 073

Derivaten

(483 )

1 467

984

Vorderingen  (54)

89

111

14

0

17

5 453

5 684

Geldmiddelen en kasequivalenten

84

13

1 031

473

1 421

43 522

46 544

 

616

155

1 045

493

1 548

79 681

83 537

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(793 )

(0 )

(37 )

(12 )

(164 )

(5 450 )

(6 456 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1 )

8

19

(50 )

(25 )

 

(795 )

(0 )

(37 )

(4 )

(146 )

(5 500 )

(6 481 )

Totaal

(179 )

154

1 008

489

1 403

74 181

77 056

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen of gedaald, zou dit het volgende effect op het economische resultaat hebben:

(miljoen EUR)

Stijging van de wisselkoerss (+)/ Daling van de wisselkoers (-)

2023

USD

GBP

PLN

SEK

+10  %

(13 )

(12 )

(99 )

(66 )

–10  %

16

15

121

81


(miljoen EUR)

Stijging van de wisselkoerss (+)/ Daling van de wisselkoers (-)

2022

USD

GBP

DKK

SEK

+10  %

16

(14 )

(92 )

(44 )

–10  %

(20 )

17

112

54

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

De financiële activa en verplichtingen luiden thans enkel in euro, zodat de EU geen valutarisico loopt.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten worden betaald in andere valuta’s dan de euro, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 en Verordening (EU, Euratom) 2022/615) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in bovengenoemde verordening. In een beperkt aantal gevallen worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro, met inbegrip van Amerikaanse dollar, Britse pond en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta’s te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, en zodat hun posities geen blootstelling aan valutarisico’s inhouden.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta, wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekeningen in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Aangezien alle boeten worden opgelegd, betaald of voorlopig geïnd in euro, is er geen valutarisico wanneer zij in het BUFI-fonds worden aangehouden.

Begrotingsgaranties

Begrotingsgaranties worden in de regel verlengd met een maximum dat is vastgesteld in EUR. Sommige onderliggende verrichtingen kunnen echter in andere valuta’s (USD of andere lokale valuta) luiden.

Bij het bepalen van de voorzieningsbehoeften moet rekening worden gehouden met het valutarisico.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is momenteel zowel in EUR als in USD actief. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren.

De leningen waarvoor subrogatie aan de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening (zie toelichting 2.4.1.2), worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht, waardoor de EU aan valutarisico wordt blootgesteld. Voor gesubrogeerde leningen zijn er geen afdekkingsactiviteiten (“hedging”) om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

6.4.   RENTERISICO

De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van schuldbewijzen en ETF’s en toont het effect dat een wijziging in de rentevoet met +/- 100 basispunten (1 %) zou hebben op het economische resultaat van de EU.

(miljoen EUR)

 

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Economisch resultaat

2023: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+ 100

(960 )

– 100

1 021

2022: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+ 100

(741 )

– 100

784

De rentegevoeligheid van een gegeven obligatieportefeuille neemt toe met de looptijd. De looptijden van de belangrijkste door de Commissie beheerde activaportefeuilles worden hieronder toegelicht.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Voor de financiëlebijstandsinstrumenten, uitgezonderd het opnemen van leningen volgens de uniforme financieringsaanpak, is er echter geen renterisico, aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen staan met dezelfde voorwaarden (back-to-back).

Het opnemen van leningen in het kader van de uniforme financieringsaanpak (voor NGEU en MFB+) verschilt van de back-to-backaanpak, en daarom moet het renterisico worden gedekt door de toepassing van procedures en mechanismen die het renterisico beperken. Het onderliggende beginsel van de gediversifieerde financieringsstrategie van NGEU is dat de financieringskosten en alle andere gerelateerde kosten op transparante wijze worden toegewezen aan begunstigden (voor leningen) en aan de EU-begroting (voor niet-terugvorderbare steun). De methodologie voor de kosten van de toewijzing van financiering is niet veranderd na de uitbreiding van de gediversifieerde financieringsstrategie tot de uniforme financieringsaanpak. Het enige gevolg van de toepassing van de nieuwe financieringsaanpak is dat de methode voor de kosten van financiering nu ook wordt toegepast op leningen die worden verstrekt in het kader van andere programma’s dan NGEU, en bijgevolg op nieuwe begunstigden van leningen die aanvankelijk geen deel uitmaakten van de gediversifieerde strategie voor NGEU. In de uniforme financieringsaanpak is de methode gebaseerd op de beginselen van volledige kostendekking en non-profitactiviteiten. Daarom verstrekt de EU de financiering die zij op de markt verkrijgt op de meest kosteneffectieve en billijke wijze op basis van dagelijkse renteberekeningen. Dit zorgt ervoor dat de begunstigden van de lening alle kosten dragen die aan hun leningen zijn toegerekend en dat alle door de Unie gemaakte financieringskosten worden terugverdiend.

In het kader van de uniforme financieringsaanpak worden de liquide middelen aangehouden in een prudentiële en financieringspool van de EU om een vastgestelde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd te hoge saldi te voorkomen. De kasmiddelen van NGEU worden aangehouden bij de Europese Centrale Bank. Sinds 4 april 2022 is de rentevoet voor kortlopende leningen op de eurogeldmarkt minus 20 basispunten van toepassing op alle uitstaande kassaldi. Voordien was de rente op de depositofaciliteit van de ECB van toepassing op het uitstaande kassaldo. Op basis van een onderlinge overeenkomst waren alleen uitstaande kassaldi van meer dan 20 miljard EUR onderworpen aan een negatieve rente van de ECB. Op basis van de goedgekeurde kostentoerekeningsmethode wordt rente die niet is toegerekend aan leningen of niet-terugvorderbare steun gefactureerd aan de begunstigden van leningen en de EU-begroting in de vorm van kosten voor liquiditeitsbeheer, die positief of negatief kunnen zijn, afhankelijk van de ontwikkeling van de rentevoeten die op kassaldi worden toegepast.

Kasverrichtingen

Met uitzondering van de leningen in verband met de uniforme financieringsaanpak neemt de Commissie geen lening op om haar operationele uitgaven te financieren. Buiten de renteblootstelling aan NGEU en financiëlebijstansprogramma’s in het kader van de uniforme financieringsaanpak, wordt rente berekend op de op de verschillende bankrekeningen aangehouden saldi. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen (positieve of negatieve) rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

De eigenmiddelenrekeningen zijn beschermd tegen kosten, doordat daarop geen rente in rekening wordt gebracht overeenkomstig artikel 9, lid 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 en Verordening (EU, Euratom) 2022/615).

Rekeningen geopend bij thesaurieën van lidstaten zijn derhalve niet-rentedragend en vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken (eigen middelen en andere) kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven.

De procedures voor het beheer van contanten worden aangepast aan de huidige marktrenteomstandigheden, die in 2023 positief waren, waardoor de implementatie van het centralerekeningmodel wordt vergemakkelijkt. Op centrale depositorekeningen wordt een veiligheidsbuffer aangehouden op basis van wekelijkse financiering uit eigenmiddelenrekeningen om de betalingsbehoeften voor de uitvoering van de begroting te dekken en tegelijkertijd te hoge saldi te voorkomen. De passende plafonds worden in acht genomen in overeenstemming met de bankvoorwaarden en het wederpartijrisico.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële en centrale banken worden aangehouden, leveren op dagelijkse basis rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast.

Geldboeten

De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 1,72 jaar.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De middelen van het GVF worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een totale gemiddelde looptijd van 3,32 jaar.

EGKS i.l.

De middelen van de EGKS in liquidatie worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde looptijd van 3,32 jaar.

6.5.   KREDIETRISICO

Maximale blootstelling aan kredietrisico

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Financiële activa

 

 

Verstrekte leningen

246 877

204 354

Geldmiddelen en kasequivalenten

39 616

46 544

Vorderingen uit ruiltransacties  (55)

4 032

5 684

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen

29 703

24 647

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten

1 091

984

Verstrekte garanties en leningtoezeggingen

 

 

Financiëlegarantiecontracten

57 066

55 502

Leningtoezeggingen

40

8

Totaal

378 426

337 723

Bovendien wordt de EU indirect blootgesteld aan het kredietrisico middels beleggingen in geldmarktfondsen, bedrijfs-ETF’s en gebundelde portefeuilles van schuldeffecten (zie toelichting 2.4.2.1), die gevolgen kunnen hebben voor de prijzen ervan (zie toelichting 6.7).

Verstrekte leningen: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

31.12.2023

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

36 302

36 302

Rating hoge middenklasse

72 051

72 051

Rating lage middenklasse

113 652

113 652

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

2 130

31 762

25

38

33 955

Brutoboekwaarde

224 134

31 762

25

38

255 960

Minus voorziening voor verliezen

(54 )

(9 024 )

(23 )

18

(9 083 )

Nettoboekwaarde

224 081

22 738

2

56

246 877


(miljoen EUR)

31.12.2022

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

12 849

12 849

Rating hoge middenklasse

62 240

62 240

Rating lage middenklasse

106 537

106 537

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

11 923

13 094

29

114

25 160

Brutoboekwaarde

193 549

13 094

29

114

206 786

Minus voorziening voor verliezen

(55 )

(2 361 )

(27 )

13

(2 431 )

Nettoboekwaarde

193 494

10 732

2

126

204 354

De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingbureaus en hebben betrekking op:

Beste en uitstekende rating: Moody’s P-1, Aaa – Aa3; S&P A1+, A1, AAA – AA–; Fitch F1+, F1, AAA – AA– en gelijkwaardig

Rating hoge middenklasse: Moody’s P-2, A1 – A3; S&P A2, A+ – A–; Fitch F2, A+ – A– en gelijkwaardig

Rating lage middenklasse: Moody’s P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ – BBB–; Fitch F3, BBB+ – BBB– en gelijkwaardig

Niet-beleggingswaardig: Moody’s not prime, Ba1 – C; S&P B, C, D, BB+ – D; Fitch B, C, D, BB+ – D en gelijkwaardig

De EU gebruikt deze categorieën van externe ratingagentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingbureaus de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd.

De leningen in niet-beleggingswaardige effecten zijn voornamelijk leningen voor financiële bijstand aan partnerlanden in financiële moeilijkheden. Alle leningen aan lidstaten zijn in beleggingswaardige effecten en bevinden zich in fase 1. Fase 2 omvat 29,9 miljard EUR aan MFB-, MFB+- en Euratom-leningen aan Oekraïne (nominaal bedrag). De POCI-leningen zijn de gesubrogeerde leningen van de ELM-programma’s.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

In geval van wanbetaling van debiteuren en om eventuele daarmee samenhangende schulden af te lossen, kan de Commissie een beroep doen op de activa in het GVF voor de MFB (met uitzondering van MFB+) en Euratom-leningen aan derde landen.

Leningen die aan Oekraïne zijn verstrekt in het kader van het buitengewone MFB-programma (6 miljard EUR uitbetaald in 2022, zie toelichting 2.4.1.1), worden in de eerste plaats gedekt door hun compartiment in het GVF, en vervolgens ook door aanvullende garanties van de lidstaten, die worden beschouwd als kredietverbetering voor die leningen, waardoor een voorziening voor bijzondere waardevermindering die in verband met die leningen is opgenomen, per 31 december 2023 werd verlaagd tot 340 miljoen EUR (van de totale voorziening voor bijzondere waardevermindering van 8,9 miljard EUR die de totale MFB- en MFB+-leningen aan Oekraïne dekken).

De blootstelling aan kredietrisico wordt beheerd door het verkrijgen van staatsgaranties in het geval van Euratom, die per 31 december 2023 in totaal 314 miljoen EUR bedragen (2022: 327 miljoen EUR).

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand.

Voor eventuele kredietverliezen op de leningen aan de lidstaten en MFB+ kan de Commissie een beroep doen op de lidstaten, met inachtneming van de maxima van de eigen middelen (zie toelichting 6.6).

Verstrekte leningen: mutatie in de voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen

(miljoen EUR)

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2023

55

2 361

27

(13 )

2 431

Overgang naar fase 1

Overgang naar fase 2

(9 )

9

(0 )

0

Overgang naar fase 3

(0 )

0

Nieuwe leningen

8

6 765

6 773

Verwijderde posten — aflossingen

(0 )

(0 )

Verwijderde posten — afschrijvingen

(0 )

(5 )

9

3

Herwaardering van de voorziening voor verliezen

(0 )

(111 )

1

(14 )

(124 )

Overige

(0 )

(0 )

Voorziening voor verliezen op 31.12.2023

54

9 024

23

(18 )

9 083

De aanvullende voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen voor leningen in fase 2 heeft voornamelijk betrekking op de nieuwe MFB+-leningen aan Oekraïne (zie toelichting 2.4.1.1).

In 2023 heeft de EU 100 miljoen EUR aan rentesubsidies verstrekt aan Oekraïne voor de verschuldigde rente op enkele van de buitengewone MFB-leningen (de geamortiseerde kosten voor de wijziging bedroegen in totaal 3,4 miljard EUR). Deze wijziging van de contractuele voorwaarden werd in de staat van de financiële resultaten verantwoord als een wijzigingsverlies (zie toelichting 3.15). De rentesubsidie had geen significante invloed op de kredietrisicobeoordeling, zodat de leningen per 31 december 2023 nog steeds in fase 2 waren ingedeeld.

Verstrekte leningen: Beoordeling van de fasering

Zoals vermeld in de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving, hangt de voorziening voor bijzondere waardevermindering voor de financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs die geen vorderingen zijn, af van de fase waarin een financieel actief wordt geclassificeerd.

De toewijzing aan fasen hangt voornamelijk af van de rating van de tegenpartij. Het faseringsmodel berust op een relatieve beoordeling van het kredietrisico, dat wil zeggen dat de EU verschillende leningen met dezelfde tegenpartij in verschillende fasen kan hebben, afhankelijk van het kredietrisico van de tegenpartij bij de initiëring. De EU heeft een unieke institutionele status en leent geld aan haar lidstaten of aan landen die in moeilijkheden verkeren. Als gevolg daarvan past de EU ook een kwalitatieve beoordeling van het kredietrisico toe op basis van toezicht op de economische situatie van kredietnemers in moeilijkheden.

Fase 1 — Geen significante toename van het kredietrisico

Leningen aan tegenpartijen met een rating “beleggingswaardig” (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB– (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden beschouwd als leningen met een laag kredietrisico en worden daarom in fase 1 aangehouden, tenzij zij meer dan dertig dagen achterstallig zijn (zie fase 2). Bovendien worden leningen waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de financiële activa in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen (“te verwachten kredietverliezen”).

Fase 2 — Significante toename van het kredietrisico

Om te bepalen of het kredietrisico sinds de initiëring aanzienlijk is toegenomen en of de overgang naar fase 2 derhalve van toepassing is, past de EU een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen toe:

alle leningen waarvoor de contractuele betalingen tussen 31 en 90 dagen achterstallig zijn, worden verplaatst naar fase 2;

voor tegenpartijen met ratings tussen AAA (Aaa) en BB– (Ba3) op de datum van eerste opname: Tenzij het lage risico (boven in fase 1) van toepassing is, wordt de verslechtering als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij initiëring en de rating op de rapportagedatum gelijk is aan of groter is dan drie gradaties;

voor tegenpartijen met een rating van B+ (B1) of B (B2) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd als het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating gelijk is aan of groter is dan twee gradaties;

voor tegenpartijen met kredietratings B– (B3) of lager (in CCC/Caa bereik): de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan één gradatie, en

leningen die zijn geïnitieerd vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (op 1 januari 2021) en waarvoor zonder onevenredige kosten en inspanningen geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is, worden ingedeeld in fase 2.

Voor leningen in fase 2 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Fase 3 — Leningen met verminderde kredietwaardigheid

Leningen worden in fase 3 ingedeeld als zij negentig dagen achterstallig zijn of wanneer zich na de initiëring van de lening een of meer gebeurtenissen voordoen die een nadelig effect hebben op de geschatte toekomstige kasstromen van dat financiële actief. Een lening wordt bijvoorbeeld ingedeeld in fase 3, indien:

het waarschijnlijk is dat een kredietnemer failliet zal gaan of een andere financiële reorganisatie zal doorvoeren;

de kredietnemer een door een extern ratingbureau gepubliceerde ratingklasse D heeft, en

de kredietnemer in gebreke is ten aanzien van de EU of, in het geval van leningen voor financiële bijstand, de kredietnemer in gebreke blijft bij een andere internationale organisatie die het programma financiert.

Voor leningen in fase 3 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”)

De EU houdt ook “gekochte of geïnitieerde leningen met verminderde kredietwaardigheid” (purchased or originated as credit impaired (“POCI”)) aan. Dit zijn noodlijdende leningen waarbij de EU heeft voldaan aan een beroep op de garantie door de uitvoerende partner. Voor deze leningen zijn alle rechten gesubrogeerd aan de EU. De EU neemt deze op haar balans op tegen reële waarde bij eerste opname. De EU classificeert deze leningen als POCI-leningen en berekent een voorziening voor bijzondere waardevermindering op basis van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de uitvoerende partners worden namens de EU invorderingsprocedures ingeleid om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.

Verstrekte leningen: Waardering van te verwachten kredietverliezen

De waardering van te verwachten kredietverliezen is een kansgewogen schatting van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de verwachte kasstromen. Voor deze raming maakt de EU gebruik van de volgende kredietrisicoparameters:

kans op wanbetaling (probability of default — PD);

verlies bij wanbetaling (loss given default – LGD), en

blootstelling bij wanbetaling (exposure at default — EAD).

De PD is een percentage en geeft de waarschijnlijkheid weer dat een tegenpartij in gebreke blijft ten aanzien van haar financiële verplichting, hetzij in de komende twaalf maanden (gebruikt voor de “binnen de twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”), hetzij gedurende de resterende looptijd van de verplichting (gebruikt voor de “tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”).

Het LGD is een percentage dat het verwachte kastekort weergeeft, d.w.z. het deel van de blootstelling dat naar verwachting verloren zal gaan na een wanbetaling, rekening houdend met terugvorderingen en zekerheden. Om het LGD voor blootstellingen aan staatsschulden te ramen, houdt de EU rekening met haar feitelijke status van preferente crediteur.

De EAD is de uitstaande blootstelling (bedrag) op het moment van een wanbetaling.

De geschatte kasstromen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief worden gedisconteerd tegen de effectieve rentevoet.

De EU houdt rekening met redelijke en gerechtvaardigde toekomstgerichte informatie die zonder onnodige kosten en inspanningen beschikbaar is, en past de modelparameters zo nodig aan.

Geldmiddelen en kasequivalenten: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

Kredietrating

 

 

Beste en uitstekende rating

35 687

40 769

Rating hoge middenklasse

3 114

3 675

Rating lage middenklasse

786

1 343

Niet-beleggingswaardig

28

757

Brutoboekwaarde

39 616

46 544

Minus voorziening voor verliezen

Nettoboekwaarde

39 616

46 544

Kasverrichtingen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 804/2016 en Verordening (EU, Euratom) 2022/615) inzake de eigen middelen aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen aan de eigen middelen (voornamelijk bni, btw en TEM). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie het laagst mogelijke krediet- of wederpartijrisico in, aangezien de blootstelling bij de lidstaten ligt.

Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke commerciële rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdend met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen wordt aangehouden constant laag (gemiddeld minder dan 100 miljoen EUR, gespreid over 35 rekeningen) en loopt de Commissie slechts een beperkt risico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van de dagelijkse totale kassaldi, die in 2023 schommelden tussen 6 miljard EUR en 36,5 miljard EUR, en van een totaalbedrag aan betalingen op bankrekeningen van de Commissie in 2023 dat meer dan 170 miljard EUR bedroeg.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld nog verder te minimaliseren:

alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een langetermijnrating van S&P A– of gelijkwaardig beschikken. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

het door de tegenpartij gehanteerde risicobeheerbeleid gaat verder dan de eisen inzake een minimale kredietrating in de aanbestedingen en schrijft voor dat er toezicht wordt gehouden op de ratings, waarbij voor elke financiële instelling een maximale blootstelling wordt vastgesteld. Bij de berekening van dit plafond, de maximale totale blootstelling in geldmiddelen, deposito’s en financiële garanties per tegenpartij, wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid (langetermijnrating) en de kapitalisatie van de entiteit van de financiële sector. De tegenpartijrisico’s voor de Commissie worden gemonitord en regelmatig gerapporteerd, en

in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken, worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

Aangehouden contanten in de uniforme financieringsaanpak

In het kader van instrumenten voor het verstrekken en opnemen van leningen voor financiële bijstand worden in het algemeen geen uitstaande kassaldi aangehouden als gevolg van het onderliggende back-to-backbeginsel. In het kader van de uitvoering van een gediversifieerde financieringsstrategie voor het NGEU-instrument, dat is uitgebreid naar de uniforme financieringsaanpak voor andere financiëlebijstandsprogramma’s (MFB+ in 2023) worden echter voldoende contanten aangehouden om te kunnen voldoen aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften en om een vastgestelde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd te hoge saldi te vermijden. De contanten worden op een bankrekening bij de ECB geplaatst, waardoor het kredietrisico zeer laag is.

Vorderingen: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

Niet verschuldigd

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Totaal

 

0-30 dagen

31-90 dagen

91 dagen-1 jaar

> 1 jaar

Brutoboekwaarde

1 819

23

10

40

304

2 195

Minus voorziening voor verliezen

(2 )

(2 )

(4 )

(12 )

(140 )

(159 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2023

1 817

21

6

28

164

2 036

Brutoboekwaarde

1 613

18

14

21

1 992

3 658

Minus voorziening voor verliezen

(2 )

(2 )

(5 )

(13 )

(150 )

(172 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2022

1 611

16

9

8

1 842

3 486

De bedragen in deze tabel omvatten geen uitgestelde lasten en het te ontvangen FGC-gedeelte gewaardeerd tegen FVSD (zie toelichting 2.6.2), aangezien deze niet zijn onderworpen aan de vereisten inzake bijzondere waardevermindering.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen kredietkwaliteit

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De gewogen gemiddelde rating van de GVF-portefeuille is A (S&P of gelijkwaardig).

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

De gewogen gemiddelde rating van de BUFI-portefeuille is A (S&P of gelijkwaardig).

Ontvangen financiële garanties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. In het kader van dat beleid wordt een maximale kredietblootstelling per entiteit van de financiële sector vastgesteld op basis van de rating en het kapitaalniveau van de entiteit zoals opgenomen in haar financiële staten volgens de IFRS. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

EGKS i.l.

De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten: kredietkwaliteit

De afgeleide activa hebben voornamelijk betrekking op de garanties op aandelenportefeuilles en op valutatermijncontracten. Het kredietrisico is derhalve beperkt tot het tegenpartijrisico. De garantie voor eigen vermogen zal worden vereffend met de uitvoerende partner van de EU, de EIB-groep, die een AAA-rating heeft. De Banque de France is per 31 december 2023 de enige tegenpartij voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zodat er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties zijn.

Financiëlegarantiecontracten: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

31.12.2023

31.12.2022

 

Fase 1

Fase 2

Totaal

Fase 1

Fase 2

Totaal

Rating op lange termijn

 

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

2

2

0

4

4

Rating hoge middenklasse

5

0

5

3

3

Rating lage middenklasse

29

29

23

23

Niet-beleggingswaardig

30 310

26 697

57 007

24 124

31 339

55 463

Beheerd op collectieve basis/zonder rating

13

10

23

7

2

9

Totaal

30 360

26 707

57 066

24 157

31 345

55 502

Financiëlegarantiecontracten: Mutatie in de voorziening voor verliezen

(miljoen EUR)

 

Fase 1

Fase 2

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2023

1 199

3 130

4 330

Overgang naar fase 2  (56)

(1 )

1

Overgang naar fase 1  (56)

519

(519 )

Toevoegingen

147

5

152

Vrijgave van garanties

(97 )

(3 )

(99 )

Herwaardering

(338 )

(218 )

(557 )

Voorziening voor verliezen op 31.12.2023

1 430

2 397

3 826

Boekwaarde van de financiële garantieverplichting op 31.12.2023

3 839

2 429

6 268

Financiëlegarantiecontracten: faseringsbeleid

De belangrijkste risico-indicator voor de toewijzing van FGC aan fasen is de kredietrating van de gegarandeerde schuld. In het faseringsmodel wordt de rating bij de initiëring vergeleken met de rating op de rapportagedatum. Voor portefeuillegaranties wordt de gewogen gemiddelde kredietrating van de gegarandeerde portefeuille in aanmerking genomen.

Fase 1 — Geen significante toename van het kredietrisico

FGC met ratings van beleggingswaardig (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB– (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden als laag kredietrisico beschouwd, onafhankelijk van de oorspronkelijke rating, en worden in fase 1 aangehouden. Bovendien worden FGC waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de FGC in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gemeten op het niveau van de te verwachten kredietverliezen binnen twaalf maanden.

Fase 2 — Significante toename van het kredietrisico

De volgende verslechtering van de kredietrating wordt als significant beschouwd en leidt tot een herindeling van een FGC naar fase 2:

voor garanties met een rating tussen AAA (Aa1) en BB– (Ba3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating bij eerste opname, wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan drie gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en twee gradaties voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille;

voor garanties met een rating tussen B+ (B1) of B (B2) bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan twee gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en één gradatie voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille, en

voor garanties met een rating tussen B– (B3) of lager bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan één gradatie (één enkel schuldinstrument en portefeuille).

Indien er geen informatie over de rating beschikbaar is, maar wel een raming van de verwachte jaarlijkse vorderingen die is gemaakt bij de initiële opname, wordt het feitelijke niveau van de vorderingen in vergelijking met de oorspronkelijke planning ook beschouwd als een redelijke risico-indicator voor de beoordeling van de significante toename van het kredietrisico (SICR).

Naast de bovenstaande criteria kan de EU een kwalitatieve beoordeling van de SICR toepassen op basis van aanvullende, redelijke en gerechtvaardigde beschikbare informatie.

FGC van vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (d.w.z. vóór 1 januari 2021) en waarvoor zonder onnodige kosten en inspanningen geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is, worden ingedeeld in fase 2.

Voor FGC in fase 2 wordt de bijzonderewaardeverminderingsvoorziening gemeten op het niveau van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Indeling in fase 3 en POCI is niet van toepassing op FGC.

In 2023 werden sommige EU-garanties, voornamelijk met betrekking tot portefeuilles van leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen, overgeheveld van fase 2 naar fase 1 omdat het kredietrisico was teruggekeerd naar het aanvankelijk verwachte niveau. Dit leidde tot een herwaarderingseffect en een verlaging van de te verwachten kredietverliezen, aangezien de voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt gewaardeerd op het niveau van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen aan het einde van 2023 vergeleken met de te verwachten kredietverliezen gedurende de looptijd aan het einde van 2022. Van de uitstaande te verwachten kredietverliezen voor garanties in fase 2 van 2,4 miljard EUR per 31 december 2023, heeft 2,2 miljard EUR betrekking op de ELM-garanties (zie toelichting 4.1.1). Dit is met inbegrip van 0,8 miljard EUR aan te verwachten kredietverliezen gedurende de looptijd voor de blootstelling van de EIB in Oekraïne (3,8 miljard EUR aan EIB-leningen aan wederpartijen in Oekraïne, waarvan 0,2 miljard EUR aan leningen aan het eind van het jaar nog niet was uitbetaald) die worden gegarandeerd door de EU.

Begrotingsgaranties

De Unie is voornamelijk blootgesteld aan kredietrisico als gevolg van de activiteiten die zij garandeert. Wanneer de kredietkwaliteit van de onderliggende transacties verslechtert, worden wanbetalingsgebeurtenissen waarschijnlijker, en daardoor ook een beroep op EU-garanties.

Om dit risico te monitoren en te beheren, baseert de Commissie zich op een kredietrisicomodel voor het beoordelen van potentiële verliezen, onder meer aan de hand van de input van de uitvoerende partners. De output van deze modellen wordt geïnterpreteerd en gecombineerd met het oordeel van deskundigen om een risicobeoordeling af te leiden die in overeenstemming is met de inhoud van de transactie en de relevante economische omstandigheden.

6.6.   LIQUIDITEITSRISICO

Looptijdanalyse van niet-afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

(miljoen EUR)

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

 

Opgenomen leningen

(24 526 )

(147 211 )

(367 296 )

(539 033 )

(450 561 )

Crediteuren

(50 516 )

(50 516 )

(50 516 )

Overige

(195 )

(661 )

(867 )

(1 723 )

(1 496 )

Totaal op 31.12.2023

(75 237 )

(147 872 )

(368 164 )

(591 272 )

(502 572 )

Opgenomen leningen

(23 204 )

(80 495 )

(280 075 )

(383 774 )

(344 303 )

Crediteuren

(55 341 )

(55 341 )

(55 341 )

Overige

(318 )

(711 )

(771 )

(1 800 )

(1 517 )

Totaal op 31.12.2022

(78 862 )

(81 206 )

(280 846 )

(440 914 )

(401 161 )

Looptijdanalyse van afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

(miljoen EUR)

 

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(1 203 )

(6 )

(1 209 )

 

Te ontvangen bedragen uit derivaten

1 186

1 186

 

Nettokasstromen op 31.12.2023

(17 )

(6 )

(23 )

(21 )

Te betalen bedragen uit derivaten

(504 )

(8 )

(512 )

 

Te ontvangen bedragen uit derivaten

487

487

 

Nettokasstromen op 31.12.2022

(17 )

(8 )

(25 )

(20 )

Looptijdanalyse van financiëlegarantiecontracten die zijn uitgegeven in de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd

(miljoen EUR)

 

Maximumbedrag van de zekerheid

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

FGC’s op 31.12.2023

(65 661 )

(2 995 )

(7 043 )

(75 699 )

(6 268 )

FGC’s op 31.12.2022

(65 109 )

(13 332 )

(4 902 )

(83 343 )

(6 456 )

Leningsactiviteiten voor NGEU en financiële bijstand

Voor de aflossing van opgenomen leningen voor financiële bijstand zijn in eerste instantie de tijdige inning van de gerelateerde aflossingen van de MFB- en NGEU-leningen belangrijk. In geval van wanbetalingen of betalingsachterstanden van kredietnemers kunnen echter aanvullende waarborgen worden toegepast.

De Commissie heeft samen met de centrale thesaurie van de EU een tijdelijke kortetermijnmaatregel vastgesteld, begrotingsdekking genaamd, die waarborgt dat er voldoende liquiditeit is om de betaling van verplichtingen die voortvloeien uit leningen in het kader van back-to-backprogramma’s voor financiële bijstand te dekken. De procedure voorziet in de activering van financiële middelen in de vorm van hetzij contante voorschotten, hetzij een reservering van contanten in de EU-begroting om de liquiditeit te waarborgen voor het geval een begunstigde van een lening achterop raakt bij de nakoming van zijn verplichtingen.

Voor MFB- (uitgezonderd MFB+) en Euratom-leningen aan derde landen regelt het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF een liquiditeitsreserve. Daarom zouden de beschikbare activa van dit fonds eerst worden gebruikt om de daarmee verband houdende leningen terug te betalen (maar pas na een beroep op garanties van derden voor Euratom — zie toelichting 6.4). Indien de beschikbare activa op enig moment ontoereikend blijken om de werkelijke verliezen te dekken, zal de Commissie maatregelen nemen om in extra middelen te voorzien (bv. een tijdelijk gebruik van kasmiddelen van de Commissie, tijdelijke overdrachten en/of extra uitgaven uit de EU-begroting). Leningen die in het kader van het buitengewone MFB-programma aan Oekraïne zijn verstrekt (6 miljard EUR uitbetaald in 2022) worden niet alleen gedekt door hun compartiment in het GVF, maar ook door aanvullende garanties van de lidstaten voor het geval het bedrag in het GVF niet toereikend zou zijn (zie toelichting 2.4.1.1).

Voor de verstrekte en opgenomen leningen in het kader van de uniforme financieringsaanpak kan de Commissie ook actief liquiditeitsbeheer toepassen en kortlopende leningen opnemen om EU-schulden af te lossen. Het beheer van het liquiditeitsrisico in de uniforme financieringsaanpak vereist de implementatie van liquiditeitsbeheerprocedures en specifieke instrumenten die monitoring en actief liquiditeitsbeheer op dagelijkse basis mogelijk maken. Het overkoepelende doel is om ervoor te zorgen dat de op de bankrekening aangehouden bedragen toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden.

Voor alle voor financiële bijstand en in het kader van de uniforme financieringsaanpak opgenomen leningen (NGEU en MFB+) kan de Commissie middelen opvragen bij de lidstaten, tot het maximum van de eigen middelen, om EU-schulden af te lossen. In het eigenmiddelenbesluit is het maximum voor eigen middelen ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten vastgesteld op 1,40 % van het bni van de lidstaten, plus een aanvullende tijdelijke verhoging van 0,6 procentpunt exclusief voor NGEU. De begroting 2023 omvatte in totaal eigen middelen ter financiering van de uitgaven ten belope van 0,98 % van het bni. Dit betekent dat er op 31 december 2023 een marge van 1,02 % beschikbaar was om haar verplichtingen te dekken.

Tot slot worden leningen die in het kader van het SURE-instrument aan lidstaten worden verstrekt, geschraagd door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten, ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand. Alvorens een beroep te doen op de door de lidstaten verstrekte garanties, wordt van de Commissie verwacht dat zij de mogelijkheden onderzoekt om gebruik te maken van de beschikbare marge onder het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten, voor zover deze door de Commissie houdbaar wordt geacht, onder meer rekening houdend met de totale voorwaardelijke verplichtingen van de Unie en de houdbaarheid van de algemene begroting van de Unie. Dit onderzoek laat het onherroepelijke, onvoorwaardelijke en op aanvraag gebaseerde karakter van de verstrekte garanties onverlet.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches en zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting, terwijl de betalingen afhankelijk zijn van de operationele behoeften. Bovendien worden, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 en Verordening (EU, Euratom) 2022/615), de bijdragen van de lidstaten in verband met gewijzigde begrotingen die in een gegeven maand N zijn goedgekeurd, ofwel pas op de eerste werkdag van maand N+1 (indien goedgekeurd vóór de 16e van maand N), ofwel op de eerste werkdag van maand N+2 (indien goedgekeurd op of na de 16e van maand N) ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden er procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Eigen middelen of aanvullende financiering kunnen indien nodig vroegtijdig bij de lidstaten worden opgevraagd, tot bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden conform Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 en Verordening (EU, Euratom) 2022/615. In verband met de operationele behoeften en de globale budgettaire beperkingen van de voorbije jaren moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar nauwlettender worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Het BUFI-fonds waarin de voorlopig betaalde geldboeten worden belegd, wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gebruikt. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om kortetermijnuitstromen van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan één jaar 65 % uit.

Begrotingsgaranties

De looptijdanalyse voor financiële garanties wordt gepresenteerd op basis van een behoedzame benadering, waarbij het maximumbedrag van de verstrekte garantie wordt toegerekend aan de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd. Aangezien de meeste EU-garanties garanties op eerste verzoek zijn, wordt hiervoor een aanzienlijk bedrag toegewezen. De kans dat de EU in het kader van alle garanties in de eerste periode voor het volledige bedrag zal worden aangesproken, is echter gering. Bovendien is het bedrag dat de EU verwacht te verliezen vaak veel lager dan het garantiebedrag, zodat het bedrag van het liquiditeitsrisico moet worden bezien in samenhang met de boekwaarde van de garantieverplichtingen.

Een belangrijke doelstelling van het kader voor risicobeheer van voorwaardelijke verplichtingen is ervoor te zorgen dat de EU-begroting te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen zonder de normale uitvoering van de begroting te verstoren. Dit houdt ook in dat het liquiditeitsrisico in verband met begrotingsgaranties moet worden beperkt, d.w.z. het risico dat de Unie onvoldoende middelen zou hebben om tijdig aan al haar betalingsverplichtingen in verband met garanties te kunnen voldoen (wat dan bijvoorbeeld zou kunnen leiden tot verdringing van andere uitgaven en uitstel van betalingen naar de volgende begrotingsjaren). In dit verband wordt elke begrotingsgarantie gedekt door een toereikende voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds om ervoor te zorgen dat er altijd voldoende liquiditeit is om tijdig een beroep op de garantie te kunnen doen.

De EU houdt op regelmatige basis toezicht op de toereikendheid van het voorzieningspercentage van elk begrotingsgarantieprogramma en brengt elk jaar verslag uit (57) over haar ramingen met betrekking tot de vraag of deze bedragen toereikend zijn om het risico voor de komende vijf jaar met een bepaald niveau van zekerheid te dekken.

Voorts zijn er aanvullende vrijwaringsprocedures (tijdelijke overdrachten tussen compartimenten van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken) om te waarborgen dat er voldoende liquiditeit beschikbaar is.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het GVF wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gebruikt. De portefeuille bestaat uit liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan één jaar 19 % uit. De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen. Er is geen liquiditeitenbeheer nodig ten aanzien van onderpand- of marginvereisten, aangezien de afdekkende tegenpartij samenwerking met de Commissie aanvaardt zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

6.7.   OVERIGE PRIJSRISICO’S

Op 31 december 2023 was de EU blootgesteld aan overige prijsrisico’s (aandelenrisico) die voortvloeien uit beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen (zoals durfkapitaal- en andere beleggingsfondsen), geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund) en beleggingen in gebundelde portefeuilles (zie toelichting 2.4.2.1), alsook via garanties ter dekking van niet-beursgenoteerde aandelen- en quasi-aandelenbeleggingen, die worden behandeld als derivaten, gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 2.4.2.2).

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal verandert als gevolg van de schommelingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de gegarandeerde aandeleninvesteringen.

Het effect op het overschot of tekort van een waardestijging of -daling met 10 % van de bovengenoemde instrumenten zou als volgt zijn:

(miljoen EUR)

 

10 %

(10) %

Eigenvermogensinvesteringen

289

(289 )

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gebundelde portefeuilles)

481

(481 )

Garanties op eigen vermogen  (58)

506

(506 )

Totaal op 31.12.2023

1 276

(1 276 )

Eigenvermogensinvesteringen

253

(253 )

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde portefeuilles)

290

(290 )

Garanties op eigen vermogen  (58)

469

(469 )

Totaal op 31.12.2022

1 012

(1 012 )

De EU belegt in of garandeert niet-beursgenoteerde activa waarvan de waarden niet openbaar zijn. De meeste van deze financiële instrumenten worden uitgevoerd door de met de uitvoering belaste entiteiten, die deskundigen in de sector zijn en deze activa regelmatig beoordelen en controleren.

7.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

7.1.   VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU, en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

7.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, zijn deze onderverdeeld in vijf categorieën:

categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de president van het Hof van Justitie;

categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie;

categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

categorie 4: de voorzitter en de leden van de Europese Rekenkamer;

categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn neergelegd. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

(EUR)

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

32 100,99

29 076,98 - 30 240,07

23 261,59 - 26 169,28

25 122,52 - 26 750,83

14 790,96 - 23 261,59

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15  %

15  %

15  %

15  %

0 -4 -16  %

Gezinstoelagen:

 

 

 

 

 

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2  % + 215,91

2  % + 215,9

2  % + 215,91

2  % + 215,91

2  % + 215,91

Kindertoelage

471,80

471,80

471,80

471,80

471,80

Voorschoolse toelage

115,26

115,26

115,26

115,26

115,26

Schooltoelage of

320,12

320,12

320,12

320,12

320,12

Schooltoelage buiten standplaats

640,24

640,24

640,24

640,24

640,24

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

734,48

n.v.t.

n.v.t.

Representatietoelage

1 739,59

1 118,02

745,5

n.v.t.

n.v.t.

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vergoed

Overdrachten naar lidstaten:

 

 

 

 

 

Schooltoelage (59)

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% van het salaris (59)

5  %

5  %

5  %

5  %

5  %

% van het salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

Representatiekosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

n.v.t.

n.v.t.

Ambtsaanvaarding:

 

 

 

 

 

Inrichtingskosten

64 201,98

58 153,96 -60 480,14

46 523,18 -52 338,56

50 245,04 -53 501,66

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Ambtsneerlegging:

 

 

 

 

 

Huisvestingskosten

32 100,99

29 076,98 -30 240,07

23 261,59 -26 169,28

25 122,52 -26 750,83

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Overbrugging (% salaris) (60)

40 -65  %

40 -65  %

40 -65  %

40 -65  %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70  %

max. 70  %

max. 70  %

max. 70  %

max. 70  %

Aftrek:

 

 

 

 

 

Gemeenschapsbelasting

8 -45  %

8 -45  %

8 -45  %

8 -45  %

8 -45  %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

Speciale heffing op salaris

7  %

7  %

7  %

7  %

6 -7  %

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

11,1  %

Aantal personen aan het einde van het jaar

3

8

93

27

112

8.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin zijn dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen is gebruikgemaakt van de recentst beschikbare gegevens, wat tot uiting komt in de voorgelegde informatie.

9.   CONSOLIDATIEBEREIK

A.

ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (54)

1.

Instellingen en raadgevende organen (11)

Europees Parlement

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europese Raad

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Commissie

Europese Ombudsman

Europese Rekenkamer

Europees Comité van de Regio’s

Hof van Justitie van de Europese Unie

Raad van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden

 

 

 

2.

EU-agentschappen (41)

2.1.

Uitvoerende agentschappen (6)

 

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA)

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb (Eismea)

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (Hadea)

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu (Cinea)

 

 

2.2.

Gedecentraliseerde agentschappen (35)

 

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA)

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO)

Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)

Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA)

Europees Milieuagentschap (EMA)

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Europese Bankautoriteit (EBA)

Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA)

Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa)

Europese Stichting voor opleiding (ETF)

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound)

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA)

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa)

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT)

Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)

Bureau voor ondersteuning van het orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie(Berec-bureau)

Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (“eu-LISA”)

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Europese Arbeidsautoriteit (ELA)

 

3.

Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)

B.

GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds (EIF)

 

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2023 van de EU wegens immaterialiteit:

KLEINE ENTITEITEN (10)

Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

Gemeenschappelijke onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale Technologieën”

Gemeenschappelijke Onderneming voor het derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Gemeenschappelijke Onderneming Europese high performance computing (EuroHPC)

Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

Gemeenschappelijke onderneming “Slimme netwerken en diensten”

De jaarrekening van bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op hun respectieve websites.

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN  (61)

INHOUDSOPGAVE

1.

EU-BEGROTINGSRESULTAAT 139

2.

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN 140

3.

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 142

3.1.

HET EU-BEGROTINGSKADER 142

3.2.

MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 142

3.3.

GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S) 145

3.4.

NextGenerationEU 145

3.5.

JAARLIJKSE BEGROTING 145

3.6.

ONTVANGSTEN 147

3.7.

BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT 148

3.8.

AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 149

4.

UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2023 151

5.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 152

5.1.

OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 152

6.

UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 153

6.1.

MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 153

6.2.

MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 154

6.3.

MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 155

6.4.

MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 156

6.5.

MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 157

6.6.

MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 158

6.7.

MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 159

6.8.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 170

6.9.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 180

6.10.

MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 189

6.11.

MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 197

6.12.

MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 204

7.

UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 213

7.1.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 213

7.2.

BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 214

7.3.

BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 215

8.

UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 216

8.1.

BEGROTINGSONTVANGSTEN 216

8.2.

VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP 218

1.   EU-BEGROTINGSRESULTAAT

(miljoen EUR)

Toelichting

 

2023

2022

a

Ontvangsten van het begrotingsjaar

248 361

245 265

b

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(236 739 )

(239 157 )

c

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(3 014 )

(2 452 )

d

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n-1

4

80

e

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten (B)–(A)

(8 055 )

(1 121 )

 

Op het einde van het lopende jaar niet-bestede kredieten (A)

23 207

15 152

 

Op het einde van het vorige jaar niet-bestede kredieten (B)

15 152

14 032

f

Wisselkoersverschillen voor het jaar

78

(97 )

g

Begrotingsresultaat

635

2 519

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten in de vorm van een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd. Het begrotingsresultaat wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad (62) tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden in punt 3.7 “Berekening van het begrotingsresultaat”.

a.

Ontvangsten van het begrotingsjaar: tabel 5.1 “Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting”, kolom 8 “Totaal ontvangsten”.

b.

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 2 “Betalingen van definitief goedgekeurde begroting” en kolom 4 “Betalingen van bestemmingsontvangsten”.

c.

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 7 “Automatische overdrachten” en kolom 8 “Overdrachten bij besluit”.

d.

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan overgedragen betalingskredieten (automatisch en bij besluit) op het einde van vorig jaar en de “Betalingen van overdrachten” van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”.

e.

Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 8 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten” — minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.

f.

Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.

g.

Het totale budgetresultaat bestaat uit twee elementen:

EVA-resultaat 3 395 124,46 EUR

EU-resultaat: 631 696 140,84 EUR

2.   VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

Begrotingsontvangsten

(miljoen EUR)

 

 

Oorspronkelijke goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

156 573

151 041

149 339

149 536

 

11 — Suikerheffingen

0

0

2

2

 

12 — Douanerechten

21 590

23 730

21 884

22 081

 

13 — Btw

20 720

22 459

22 482

22 482

 

14 — Bni

107 886

97 650

97 702

97 702

 

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

43

43

 

17 — Kunststof verpakkingsafval

6 377

7 202

7 225

7 225

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

2 519

2 558

2 551

3

Administratieve ontvangsten

1 895

1 895

2 794

2 757

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

121

710

17 162

2 480

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

67 589

67 589

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

10 060

9 038

28 215

23 447

 

Totaal

168 649

165 203

267 656

248 361

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

68 386

68 386

Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

(miljoen EUR)

 

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 548

21 446

29 794

27 951

2

Cohesie, veerkracht en waarden

70 587

70 652

201 195

196 751

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

62 926

62 926

67 852

66 573

 

2b. Veerkracht en waarden

7 660

7 725

133 343

130 178

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 259

57 218

65 063

63 567

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 692

40 692

41 805

41 134

4

Migratie en grensbeheer

3 727

3 727

3 846

3 801

5

Veiligheid en defensie

2 117

2 117

2 165

2 149

6

Nabuurschap en internationaal beleid

17 212

17 791

20 484

19 598

7

Europees openbaar bestuur

11 311

11 346

12 740

12 303

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 687

4 689

5 235

5 056

O

Buiten het MFK

5 446

3 685

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 855

2 180

3 397

2 483

 

Totaal

186 617

186 477

344 131

332 290

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

115 890

115 629

Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

(miljoen EUR)

 

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 901

20 129

29 688

25 323

2

Cohesie, veerkracht en waarden

58 059

56 469

128 996

120 617

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

50 875

49 237

70 809

65 696

 

2b. Veerkracht en waarden

7 184

7 232

58 186

54 922

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 456

56 656

61 442

59 476

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 698

40 698

41 811

41 120

4

Migratie en grensbeheer

3 038

2 662

2 903

2 665

5

Veiligheid en defensie

1 208

1 386

1 422

1 386

6

Nabuurschap en internationaal beleid

13 995

14 574

15 870

15 232

7

Europees openbaar bestuur

11 311

11 346

13 787

12 260

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 687

4 689

5 889

5 039

O

Buiten het MFK

8 434

226

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 680

1 981

3 198

2 001

 

Totaal

168 649

165 203

265 740

239 186

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

69 221

66 129

Begrotingsuitgaven: nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel (MFK)

(miljoen EUR)

 

MFK-rubriek

Van 2022 overgedragen nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vereffening van nog betaalbaar te stellen en van 2022 overgedragen vastleggingen

Nieuwe nog betaalbaar te stellen vastleggingen van 2023

Totaal nog betaalbaar te stellen vastleggingen

 

 

1

2

3

4=1+2+3

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

50 130

(18 858 )

20 654

51 926

2

Cohesie, veerkracht en waarden

301 081

(112 502 )

188 178

376 757

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

154 302

(63 801 )

64 363

154 864

 

2b. Veerkracht en waarden

146 779

(48 701 )

123 815

221 893

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

53 459

(17 558 )

21 575

57 477

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

357

(128 )

129

358

4

Migratie en grensbeheer

4 008

(1 559 )

2 671

5 121

5

Veiligheid en defensie

3 061

(1 044 )

1 785

3 803

6

Nabuurschap en internationaal beleid

36 962

(10 731 )

13 755

39 987

7

Europees openbaar bestuur

1 048

(1 048 )

1 004

1 004

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

654

(654 )

608

608

O

Buiten het MFK

3 071

(208 )

3 584

6 447

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0 )

482

482

 

Totaal

452 821

(163 506 )

253 689

543 003

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

189 132

(64 516 )

113 995

238 611

 

waarvan met uitzondering van NextGenerationEU (NGEU)

263 689

(98 990 )

139 694

304 392

3.   TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

3.1.   HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR). De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het MFK zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader zijn vastgesteld.

3.2.   MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027

(miljoen EUR, lopende prijzen)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 919

21 878

21 727

21 598

21 272

21 847

22 077

151 318

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

6 364

67 806

70 137

73 289

74 993

66 536

70 283

429 408

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

1 769

61 345

62 939

64 683

66 479

56 725

58 639

372 579

2b.

Veerkracht en waarden

4 595

6 461

7 198

8 606

8 514

9 811

11 644

56 829

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 841

56 965

57 295

57 449

57 558

57 332

57 557

400 997

Waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

40 639

40 693

40 603

40 665

40 691

40 651

284 310

4.

Migratie en grensbeheer

1 791

3 360

3 814

4 020

4 387

4 315

4 465

26 152

5.

Veiligheid en defensie

1 696

1 896

1 946

2 004

2 243

2 435

2 705

14 925

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 247

16 802

16 329

15 830

15 304

14 754

15 331

110 597

7.

Europees openbaar bestuur

10 635

11 058

11 419

11 773

12 124

12 506

12 959

82 474

Waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

8 216

8 528

8 772

9 006

9 219

9 464

9 786

62 991

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

114 493

179 765

182 667

185 963

187 881

179 725

185 377

1 215 871

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

163 496

166 534

168 575

170 543

173 654

177 126

180 668

1 200 596

als percentage van het bni

1,18  %

1,12  %

1,03  %

0,96  %

0,94  %

0,92  %

0,91  %

1,01  %

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (63) tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is op 17 december 2020 vastgesteld. In bovenstaande tabel zijn de MFK-maxima in lopende prijzen (64) weergegeven, overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, van de MFK-verordening vastgestelde vaste jaarlijkse deflator van 2 %. Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 worden de bedragen voor vastleggingskredieten verdeeld per rubriek; voor betalingskredieten zijn de maxima alleen in de vorm van totalen van toepassing. 2023 was het derde begrotingsjaar van het MFK 2021-2027.

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2023 bedroeg 182 667 miljoen EUR, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 168 575 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 312, lid 3, VWEU worden in het MFK de bedragen van de jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie (“rubrieken”) en van de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten vastgesteld. De rubrieken van het MFK komen overeen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie. Hieronder wordt een toelichting gegeven bij de verschillende rubrieken van het MFK 2021-2027.

Het MFK 2021-2027 bedraagt 1 216 miljard EUR (1 077 miljard EUR in prijzen van 2018), met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Daarnaast voorziet NextGenerationEU in een extra bedrag van 806,9 miljard EUR (750 miljard EUR in prijzen van 2018) tot 2023 voor vastleggingen en tot 2026 voor betalingskredieten. Dit initiële bedrag is aangepast naar 712 miljard EUR, aangezien de totale beschikbare steun in de vorm van leningen niet volledig was opgevraagd door de lidstaten.

Voor de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt de begrotingsnomenclatuur verder gestructureerd door beleidsclusters, die meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afzonderlijke uitgavenprogramma’s bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie.

Rubriek 1 — Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Deze rubriek omvat belangrijke EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, digitale transformatie, strategische infrastructuur, versterking van de eengemaakte markt en strategische ruimtevaartprojecten. De programma’s onder deze rubriek omvatten Horizon Europa, het InvestEU-fonds, de Connecting Europe Facility, het programma voor de eengemaakte markt en het Europees ruimtevaartprogramma.

Programma’s die bijdragen uit NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: Horizon Europa en het InvestEU-fonds.

Rubriek 2 — Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Deze rubriek is onderverdeeld in twee subrubrieken: Economische, sociale en territoriale cohesie (2a) en veerkracht en waarden (2b).

De uitgaven in het kader van deze rubriek zijn gericht op het versterken van de veerkracht en cohesie tussen de EU-lidstaten. De financiering helpt de verschillen in en tussen EU-regio’s en binnen en tussen de lidstaten te verkleinen en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus). Zij ondersteunt ook de solidariteit en samenwerking van de Unie op het gebied van paraatheid en respons bij rampen (Uniemechanisme voor civiele bescherming en rescEU). Daarnaast zijn de programma’s onder deze rubriek erop gericht om de EU veerkrachtiger te maken jegens de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in de groene en digitale transitie, jongeren (Erasmus), gezondheid (EU4Health) en maatregelen om de waarden van de EU (justitie, rechten en waarden) te beschermen, en door culturele diversiteit te bevorderen (Creatief Europa).

Deze rubriek omvat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waaraan het merendeel van de middelen van NGEU wordt uitgegeven in de periode 2021-2023. Andere programma’s die bijdragen van NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: React-EU, Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU). Voor een uitgebreider overzicht van de RRF-activiteiten, zie de punten over NGEU 2 en 3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

Rubriek 3 — Natuurlijke hulpbronnen en milieu

De uitgaven in het kader van deze rubriek vormen investeringen in duurzame landbouw (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en visserij- en maritiem beleid (Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur), alsook in programma’s voor milieubescherming en klimaatactie (LIFE-programma, Fonds voor een rechtvaardige transitie).

Programma’s die bijdragen uit NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: plattelandsontwikkeling, Fonds voor een rechtvaardige transitie.

Rubriek 4 — Migratie en grensbeheer

De programma’s (Fonds voor asiel, migratie en integratie, Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en de gedecentraliseerde agentschappen (zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Asielagentschap van de Europese Unie) die in het kader van deze rubriek worden gefinancierd, hebben tot doel de uitdagingen in verband met migratie en het beheer van de buitengrenzen van de EU aan te pakken en het asielstelsel binnen de EU te beschermen.

Rubriek 5 — Veiligheid en defensie

Deze rubriek weerspiegelt de toegenomen behoefte aan samenwerking op het niveau van de Unie om veiligheidsdreigingen aan te pakken en de strategische autonomie van de Unie te vergroten. Deze rubriek omvat programma’s die tot taak hebben de beveiliging en veiligheid van de Europese burgers te verbeteren (Fonds voor interne veiligheid), de defensievermogens van Europa te versterken (Europees Defensiefonds) en de instrumenten ter beschikking te stellen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan interne en externe veiligheidsuitdagingen.

Rubriek 6 — Nabuurschap en internationaal beleid

De programma’s in deze rubriek versterken de sociaal-economische impact van de EU in haar nabuurschap, in ontwikkelingslanden en in de rest van de wereld. In het nieuwe instrument NDICI — Europa als wereldspeler zijn verschillende vroegere externe financieringsinstrumenten van de EU samengevoegd, waaronder die voor de samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds werden gefinancierd. De rubriek omvat ook bijstand aan landen die zich voorbereiden op toetreding tot de EU (pretoetredingssteun) en het programma voor humanitaire hulp van de Unie.

Rubriek 7 — Europees openbaar bestuur

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven voor alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen.

S — Speciale instrumenten

Flexibiliteitmechanismen in de EU-begroting stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals natuurrampen en crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. Deze mechanismen zorgen er ook voor dat de begrotingsmiddelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is.

In de jaarlijkse begrotingsnomenclatuur en -uitvoering worden deze mechanismen vermeld als speciale instrumenten (“S”), aangezien zij kunnen worden ingezet voor zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten boven de uitgavenplafonds van het MFK.

3.3.   GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)

De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+ enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op dit programmaniveau. De verslaglegging over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 6.7-6.12 hieronder).

3.4.   NextGenerationEU

Met een budget van 421,1 miljard EUR voor niet-terugvorderbare steun (subsidies) heeft NGEU een grote impact op de totale jaarlijkse begrotingen van de EU voor 2021 tot en met 2026 en op de uitvoering ervan. In 2021 is dit bedrag volledig opgenomen als kredieten uit bestemmingsontvangsten. Alle vastleggingen voor de niet-terugvorderbare steun worden uiterlijk op 31 december 2023 aangegaan en zullen uiterlijk op 31 december 2026 door middel van betalingen worden nagekomen, overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 9, van de EURI-verordening (65).

Voor een uitgebreid overzicht van de NGEU-activiteiten, zie de punten 2 en 3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

3.5.   JAARLIJKSE BEGROTING

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het onderstaande diagram worden de termijnen en de stappen van de vaststelling van de begroting weergegeven.

Image 16

1)

In de praktijk streven de drie instellingen ernaar hun respectieve documenten eerder in het jaar te presenteren om het proces vlot te laten verlopen.

2)

Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.

3)

Het Europees Parlement keurt de gemeenschappelijke tekst goed en besluit vervolgens (met een meerderheid van zijn leden en 3/5 van de uitgebrachte stemmen), binnen 14 dagen na de verwerping door de Raad, om alle of een deel van de amendementen te bevestigen.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de uitvoering zich over verschillende jaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee hoofdcategorieën:

definitief goedgekeurde begrotingskredieten en

aanvullende kredieten uit:

(i)

overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat voor een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het voorgaande jaar naar het lopende jaar worden overgedragen), en

(ii)

bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit terugbetalingen, bijdragen van derden/landen aan EU-programma’s en werkzaamheden voor derden; deze worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde pijler van de financiering.

Alle soorten financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

3.6.   ONTVANGSTEN

3.6.1.   Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

1)

traditionele eigen middelen (TEM): waren in 2023 goed voor ongeveer 15 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

2)

middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): waren in 2023 goed voor ongeveer 15 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

3)

middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: waren in 2023 goed voor ongeveer 5 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

4)

middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): waren in 2023 goed voor ongeveer 65 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

In Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 (eigenmiddelenbesluit 2020) zijn de categorieën eigen middelen en de methoden voor de berekening ervan vastgesteld. Dit besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

In het eigenmiddelenbesluit 2020 is bepaald dat het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen niet hoger mag zijn dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten. Daarnaast machtigt het besluit de Commissie bij wijze van uitzondering om namens de Unie tijdelijk maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 op de kapitaalmarkten te lenen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken via het herstelinstrument NextGenerationEU. Het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten zal tijdelijk met 0,6 procentpunt worden verhoogd om alle uit deze leningen voortvloeiende verplichtingen te dekken.

Vanaf 2021 omvatten de “overige ontvangsten” van de EU-begroting de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de financiële regeling uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord met het VK.

3.6.2.   Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten die worden geheven op invoer uit derde landen en die door de lidstaten namens de EU worden geïnd. De lidstaten mogen evenwel 25 % inhouden om hun inningskosten te dekken. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van de volgende door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

in de “normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.

In de specifieke boekhouding als bedoeld in datzelfde artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat via de schatkist of de centrale bank op de rekening van de Commissie worden geboekt.

3.6.3.   Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe overeenkomstig EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.6.4.   Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.

3.6.5.   Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet wordt gedekt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt een uniform percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

3.6.6.   Brutovermindering

Voor de periode 2021-2027 genieten de volgende lidstaten een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdragen; 565 miljoen EUR voor Oostenrijk, 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze brutoverminderingen worden gemeten in prijzen van 2020 en worden gefinancierd door alle lidstaten.

3.6.7.   Aanpassingen aan eigen middelen van vorige begrotingsjaren

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in maart van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact ervan niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen. De prognose van de eigen middelen op basis van kunststof wordt op vergelijkbare wijze aangepast. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten volgens hun jaarrekening met de begrotingsresultaten verschuldigd zijn en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vijf jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt.

3.7.   BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n-1 en 15 oktober hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar, en

het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten, en

de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden per definitie nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde vastleggingskredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten automatische overdrachten en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen omvat de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

3.8.   AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

(miljoen EUR)

 

2023

2022

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(71 437 )

(91 949 )

 

 

 

Ontvangsten

 

 

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(5 714 )

(5 978 )

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

10 046

8 235

Geïnde rechten die niet als ontvangsten in het economisch resultaat worden behandeld

73 209

65 852

Toegerekende baten (netto)

(923 )

2 072

 

76 618

70 181

Uitgaven

 

 

Toegerekende uitgaven (netto)

14 090

45 648

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(1 638 )

(2 053 )

Netto-effect voorfinanciering

(12 575 )

(21 659 )

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(3 208 )

(2 660 )

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

(5 409 )

3 331

Mutaties in voorzieningen

3 752

3 650

Overige

240

(2 139 )

 

(4 748 )

24 118

Economisch resultaat agentschappen en EGKS i.l.

202

168

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

635

2 519

Overeenkomstig het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis (EU-boekhoudregels), terwijl het begrotingsresultaat wordt gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen, is het afstemmen van het economisch resultaat voor het jaar op het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.

Afstemmingsposten — ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld. Sommige geïnde rechten worden niet behandeld als ontvangsten in het economisch resultaat en moeten voor afstemmingsdoeleinden ook worden toegevoegd. Deze rechten houden meestal verband met de financiering van NextGenerationEU.

De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit bedragen die verband houden met financiële correcties, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — uitgaven

De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die zijn toegerekend met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet bij de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die zijn verricht uit de kredieten van het jaar, moeten de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële deelnemingen, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

Afstemmingspost — Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie

Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar — een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen — met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. weergegeven als sluitpost.

4.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2023

Zie hoofdstuk 6 “Overzicht van de uitvoering van de begroting” in de markante feiten betreffende het begrotingsjaar voor een toelichting bij de uitvoering van de begroting 2023 voor ontvangsten en uitgaven, nog betaalbaar te stellen vastleggingen en begrotingsresultaten.

5.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

5.1.   OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

(miljoen EUR)

 

 

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

 

Titel

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

1

Eigen middelen

156 573

151 041

147 777

1 562

149 339

148 062

1 474

149 536

99  %

(197 )

 

11 — Suikerheffingen

0

0

2

(0 )

2

2

2

-

(0 )

 

12 — Douanerechten

21 590

23 730

20 322

1 562

21 884

20 607

1 474

22 081

93  %

(197 )

 

13 — Btw

20 720

22 459

22 482

22 482

22 482

22 482

100  %

 

14 — Bni

107 886

97 650

97 702

97 702

97 702

97 702

100  %

 

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

43

43

43

43

-

 

17 — Kunststof verpakkingsafval

6 377

7 202

7 225

7 225

7 225

7 225

100  %

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

2 519

2 551

7

2 558

2 551

2 551

101  %

7

3

Administratieve ontvangsten

1 895

1 895

2 745

49

2 794

2 728

30

2 757

146  %

36

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

121

710

1 126

16 035

17 162

(604 )

3 084

2 480

349  %

14 681

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

67 589

67 589

67 589

67 589

-

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

10 060

9 038

22 400

5 815

28 215

17 987

5 460

23 447

259  %

4 769

 

Totaal

168 649

165 203

244 189

23 467

267 656

238 313

10 048

248 361

150  %

19 295

6.   UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

6.1.   MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

 

MFK-rubriek

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

 

 

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

 

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 548

(102 )

21 446

149

8 199

29 794

20 901

(773 )

20 129

107

9 452

29 688

2

Cohesie, veerkracht en waarden

70 587

65

70 652

159

130 384

201 195

58 059

(1 590 )

56 469

75

72 452

128 996

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

62 926

62 926

159

4 766

67 852

50 875

(1 638 )

49 237

2

21 570

70 809

 

2b. Veerkracht en waarden

7 660

65

7 725

0

125 618

133 343

7 184

48

7 232

73

50 882

58 186

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 259

(41 )

57 218

488

7 357

65 063

57 456

(800 )

56 656

493

4 293

61 442

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 692

40 692

485

627

41 805

40 698

40 698

486

627

41 811

4

Migratie en grensbeheer

3 727

3 727

16

103

3 846

3 038

(376 )

2 662

3

238

2 903

5

Veiligheid en defensie

2 117

2 117

3

45

2 165

1 208

178

1 386

6

30

1 422

6

Nabuurschap en internationaal beleid

17 212

579

17 791

1 159

1 534

20 484

13 995

579

14 574

104

1 192

15 870

7

Europees openbaar bestuur

11 311

34

11 346

1

1 393

12 740

11 311

34

11 346

1 032

1 409

13 787

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 687

3

4 689

1

545

5 235

4 687

3

4 689

641

559

5 889

O

Buiten het MFK

5 446

5 446

8 434

8 434

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 855

(675 )

2 180

746

471

3 397

2 680

(698 )

1 981

746

471

3 198

 

Totaal

186 617

(140 )

186 477

2 721

154 933

344 131

168 649

(3 446 )

165 203

2 566

97 971

265 740

6.2.   MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 794

21 442

149

6 361

27 951

94  %

1 838

1 838

4

1

5

2

Cohesie, veerkracht en waarden

201 195

69 606

159

126 986

196 751

98  %

12

3 323

3 335

1 034

75

1 109

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

67 852

61 882

159

4 532

66 573

98  %

12

159

171

1 033

75

1 108

 

2b. Veerkracht en waarden

133 343

7 724

0

122 454

130 178

98  %

0

3 164

3 164

1

0

1

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

65 063

56 881

476

6 210

63 567

98  %

316

958

1 274

22

12

188

222

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 805

40 374

473

286

41 134

98  %

316

341

657

3

12

14

4

Migratie en grensbeheer

3 846

3 727

16

58

3 801

99  %

45

45

0

0

0

5

Veiligheid en defensie

2 165

2 113

3

33

2 149

99  %

12

12

4

0

4

6

Nabuurschap en internationaal beleid

20 484

17 719

1 155

724

19 598

96  %

72

810

882

0

4

0

4

7

Europees openbaar bestuur

12 740

11 300

1

1 003

12 303

97  %

1

390

391

45

0

0

45

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 235

4 649

1

406

5 056

97  %

1

138

139

39

0

0

39

O

Buiten het MFK

5 446

3 685

3 685

68  %

1 761

1 761

0

0

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 397

1 576

746

161

2 483

73  %

407

307

714

197

3

200

 

Totaal

344 131

184 363

2 706

145 221

332 290

97  %

808

9 444

10 252

1 306

15

268

1 589

6.3.   MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 688

20 000

98

5 225

25 323

85  %

110

4 221

4 331

19

9

5

34

2

Cohesie, veerkracht en waarden

128 996

55 644

72

64 901

120 617

94  %

811

7 545

8 356

13

3

7

23

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

70 809

49 226

1

16 469

65 696

93  %

2

5 101

5 103

9

1

0

11

 

2b. Veerkracht en waarden

58 186

6 419

71

48 431

54 922

94  %

809

2 444

3 253

4

2

7

12

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

61 442

56 306

481

2 689

59 476

97  %

324

1 604

1 928

26

12

0

38

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 811

40 361

474

286

41 120

98  %

316

341

657

22

12

34

4

Migratie en grensbeheer

2 903

2 594

2

68

2 665

92  %

3

170

173

65

1

0

65

5

Veiligheid en defensie

1 422

1 363

5

18

1 386

97  %

8

12

20

16

0

0

16

6

Nabuurschap en internationaal beleid

15 870

14 417

80

734

15 232

96  %

143

457

600

14

23

0

38

7

Europees openbaar bestuur

13 787

10 414

962

884

12 260

89  %

887

522

1 409

45

71

3

118

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 889

4 083

593

363

5 039

86  %

567

194

761

39

48

2

89

O

Buiten het MFK

8 434

226

226

3  %

8 208

8 208

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 198

1 254

746

1

2 001

63  %

728

468

1 196

0

0

1

1

 

Totaal

265 740

161 992

2 447

74 747

239 186

90  %

3 014

23 207

26 221

197

119

17

333

6.4.   MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

(miljoen EUR)

 

 

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

 

MFK-rubriek

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/herwaarderingen/annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

 

 

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

50 130

(821 )

(18 037 )

31 272

27 951

(7 286 )

(11 )

20 654

51 926

2

Cohesie, veerkracht en waarden

301 081

(456 )

(112 046 )

188 579

196 751

(8 572 )

(1 )

188 178

376 757

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

154 302

(314 )

(63 487 )

90 501

66 573

(2 209 )

(1 )

64 363

154 864

 

2b. Veerkracht en waarden

146 779

(142 )

(48 558 )

98 078

130 178

(6 363 )

(0 )

123 815

221 893

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

53 459

(74 )

(17 484 )

35 901

63 567

(41 992 )

(0 )

21 575

57 477

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

357

(13 )

(116 )

229

41 134

(41 005 )

129

358

4

Migratie en grensbeheer

4 008

(23 )

(1 535 )

2 449

3 801

(1 129 )

(0 )

2 671

5 121

5

Veiligheid en defensie

3 061

(22 )

(1 022 )

2 017

2 149

(364 )

(0 )

1 785

3 803

6

Nabuurschap en internationaal beleid

36 962

(1 342 )

(9 389 )

26 232

19 598

(5 843 )

(0 )

13 755

39 987

7

Europees openbaar bestuur

1 048

(85 )

(963 )

0

12 303

(11 296 )

(3 )

1 004

1 004

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

654

(61 )

(593 )

5 056

(4 446 )

(2 )

608

608

O

Buiten het MFK

3 071

(83 )

(125 )

2 863

3 685

(101 )

3 584

6 447

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0 )

(0 )

2 483

(2 001 )

482

482

 

Totaal

452 821

(2 905 )

(160 601 )

289 315

332 290

(78 585 )

(16 )

253 689

543 003

6.5.   MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

(miljoen EUR)

 

 

< 2017

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

634

865

1 182

3 748

6 529

6 859

11 278

20 831

51 926

2

Cohesie, veerkracht en waarden

1 835

2 249

3 070

4 923

8 017

28 409

140 066

188 188

376 757

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

2 406

926

1 156

1 195

2 414

5 757

22 047

21 575

57 477

4

Migratie en grensbeheer

29

94

108

342

948

180

749

2 671

5 121

5

Veiligheid en defensie

20

41

102

158

246

716

735

1 785

3 803

6

Nabuurschap en internationaal beleid

1 238

837

1 834

2 658

2 880

5 945

10 837

13 757

39 987

7

Europees openbaar bestuur

0

1 004

1 004

O

Buiten het MFK

0

105

2 758

3 584

6 447

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

482

482

 

Totaal

6 162

5 013

7 452

13 024

21 034

47 971

188 470

253 877

543 003

Als gevolg van de herschikking van vastleggingen in het kader van interne reorganisaties heeft een verschuiving van uitstaande bedragen (188 miljoen EUR) tussen de jaren plaatsgevonden. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.6.   MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2023

 

 

Van 2022 overgedragen vastleggingen

Aanpassingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2022 overgedragen vastleggingen

Aanpassingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

 

 

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

42 542

(677 )

21 590

20 137

43 318

7 588

(155 )

6 361

5 186

8 608

51 926

2

Cohesie, veerkracht en waarden

98 936

(427 )

69 765

38 883

129 392

202 144

(30 )

126 986

81 734

247 365

376 757

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

93 943

(305 )

62 041

32 335

123 345

60 358

(10 )

4 532

33 361

31 520

154 864

 

2b. Veerkracht en waarden

4 993

(122 )

7 724

6 548

6 048

141 786

(21 )

122 454

48 374

215 846

221 893

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

41 281

(69 )

57 357

56 964

41 606

12 178

(5 )

6 210

2 512

15 871

57 477

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

357

(13 )

40 848

40 834

358

0

(0 )

286

286

0

358

4

Migratie en grensbeheer

3 811

(20 )

3 743

2 585

4 949

197

(4 )

58

80

172

5 121

5

Veiligheid en defensie

3 025

(22 )

2 116

1 372

3 748

36

(0 )

33

14

55

3 803

6

Nabuurschap en internationaal beleid

36 275

(1 332 )

18 874

14 473

39 345

687

(10 )

724

758

642

39 987

7

Europees openbaar bestuur

929

(31 )

11 300

11 313

886

119

(57 )

1 003

947

118

1 004

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

603

(10 )

4 650

4 676

567

51

(53 )

406

363

42

608

O

Buiten het MFK

 

 

3 071

(83 )

3 685

226

6 447

6 447

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0 )

2 322

2 001

321

161

161

482

 

Totaal

226 800

(2 577 )

187 069

147 727

263 564

226 021

(343 )

145 221

91 459

279 439

543 003

6.7.   MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

 

 

 

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

 

Programma

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

 

 

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1

Horizon Europa

12 353

81

12 434

149

3 594

16 177

11 909

(292 )

11 616

66

6 071

17 753

 

Euratom

276

10

286

60

346

274

(50 )

224

17

114

355

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

840

(290 )

550

8

558

671

(264 )

407

1

8

416

 

Andere acties

721

721

483

483

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

28

(1 )

27

27

18

(7 )

10

10

 

InvestEU-fonds

341

341

3 376

3 716

390

(0 )

390

0

2 200

2 590

 

CEF — Vervoer

1 853

428

2 281

38

2 319

1 943

553

2 496

0

35

2 531

 

CEF — Energie

859

(433 )

426

9

435

724

(195 )

529

2

2

532

 

CEF — Digitaal

289

289

3

292

230

(83 )

147

0

3

150

 

Digitaal Europa

1 307

34

1 341

40

1 381

1 285

(438 )

846

10

39

895

 

Gedecentraliseerde agentschappen

203

4

206

11

217

203

16

218

11

229

 

Andere acties

4

4

85

89

4

(2 )

2

85

87

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

18

(4 )

13

13

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

24

1

25

4

29

24

7

31

1

32

 

Eengemaakte markt

603

31

634

52

685

615

98

713

6

64

783

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

25

25

1

26

26

(1 )

25

1

27

 

Belastingheffing

38

38

3

41

36

36

0

3

39

 

Douane

133

(12 )

122

9

131

120

(5 )

115

0

9

124

 

Gedecentraliseerde agentschappen

127

(3 )

124

14

138

127

(3 )

124

14

138

 

Andere acties

12

(3 )

9

0

9

12

(3 )

9

0

9

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

6

6

10

(1 )

9

9

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 045

2 045

168

2 213

2 091

1

2 092

5

308

2 404

 

Gedecentraliseerde agentschappen

75

75

2

77

75

75

2

77

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

106

50

156

156

99

(98 )

0

0

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 548

(102 )

21 446

149

8 199

29 794

20 901

(773 )

20 129

107

9 452

29 688

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

38 393

7

38 400

151

2 636

41 187

27 315

(1 706 )

25 608

0

11 149

36 757

 

Cohesiefonds

6 208

425

6 633

732

7 365

8 719

831

9 550

0

945

10 494

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 548

1 548

2

1 550

1 814

255

2 069

2

2 071

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

5

(1 )

4

4

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

16 774

(432 )

16 342

8

1 396

17 747

13 023

(1 017 )

12 006

2

9 475

21 482

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

34

34

7

41

37

3

40

0

7

47

 

Europees herstel en veerkracht

121

121

123 552

123 673

115

(0 )

115

2

48 928

49 045

 

Pericles IV

1

(0 )

1

0

1

1

(0 )

1

0

1

 

Herstelplan voor de EU

1 316

0

1 316

3

1 319

1 316

0

1 316

29

3

1 348

 

RescEU

188

65

253

0

1 228

1 482

312

45

357

16

973

1 346

 

EU4Health

739

739

31

770

627

(121 )

506

4

20

530

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

26

26

6

(5 )

1

52

53

 

Gedecentraliseerde agentschappen

261

261

64

325

253

253

64

317

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

12

0

12

11

1

12

0

12

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

94

(1 )

92

13

105

95

(15 )

80

1

13

94

 

Erasmus+

3 669

4

3 672

628

4 300

3 292

87

3 379

13

742

4 134

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

144

144

26

171

124

4

128

4

41

173

 

Creatief Europa

333

333

20

353

312

69

381

2

22

406

 

Justitie

42

(2 )

40

4

44

40

(3 )

37

1

1

39

 

Rechten en waarden

215

(1 )

214

2

217

157

(10 )

146

1

2

150

 

Gedecentraliseerde agentschappen

271

4

275

6

281

266

2

267

6

274

 

Andere acties

8

(1 )

7

2

9

6

(3 )

3

2

5

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

32

32

1

32

47

(13 )

34

1

35

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

182

(2 )

180

5

185

167

8

175

6

181

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

70 587

65

70 652

159

130 384

201 195

58 059

(1 590 )

56 469

75

72 452

128 996

3

Garanties voor de landbouw

40 692

40 692

485

627

41 805

40 698

40 698

486

627

41 811

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

12 935

12 935

453

13 388

15 087

(875 )

14 212

0

3 123

17 335

 

Maritieme zaken en visserij

1 103

(0 )

1 103

3

89

1 195

889

103

991

1

89

1 081

 

Visserij (PODV en ROVB)

162

(45 )

117

117

151

(35 )

116

116

 

Gedecentraliseerde agentschappen

30

30

1

31

30

30

1

31

 

Andere acties

4

4

4

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

2

2

4

(1 )

3

3

 

Milieu en klimaat (LIFE)

756

3

758

11

769

523

5

528

6

9

543

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 466

1 466

5 907

7 373

3

(1 )

2

166

168

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

50

50

261

311

10

10

271

281

 

Gedecentraliseerde agentschappen

60

(3 )

57

7

64

60

(3 )

57

7

64

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

0

5

12

(3 )

9

0

9

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 259

(41 )

57 218

488

7 357

65 063

57 456

(800 )

56 656

493

4 293

61 442

4

Asiel, migratie en integratie

1 455

30

1 485

8

7

1 500

1 330

(259 )

1 071

2

10

1 082

 

Gedecentraliseerde agentschappen

172

(15 )

157

21

178

172

(10 )

162

21

183

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

957

957

8

1

965

397

12

409

1

133

543

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

141

141

141

72

(72 )

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 003

(15 )

988

75

1 062

1 068

(48 )

1 020

75

1 094

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 727

3 727

16

103

3 846

3 038

(376 )

2 662

3

238

2 903

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

310

310

3

2

316

195

(2 )

193

1

4

199

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

69

69

69

60

42

102

102

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

57

(1 )

57

0

57

53

(4 )

49

2

1

52

 

Gedecentraliseerde agentschappen

230

1

231

16

247

230

1

231

16

247

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(1 )

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

22

22

0

22

19

0

19

0

19

 

Europese defensie (onderzoek)

319

(0 )

319

9

328

164

5

169

1

4

175

 

Europese defensie (geen onderzoek)

626

626

17

644

250

107

357

1

5

362

 

Militaire mobiliteit

295

295

295

132

131

263

0

263

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

157

(157 )

72

(72 )

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

157

157

1

1

1

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

1

0

1

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

30

30

30

(30 )

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 117

2 117

3

45

2 165

1 208

178

1 386

6

30

1 422

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

12 251

(39 )

12 212

1 147

1 343

14 703

8 944

167

9 110

76

861

10 047

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

40

40

5

1

46

32

8

40

1

1

42

 

Humanitaire hulp

1 777

631

2 408

0

37

2 445

1 834

637

2 471

8

36

2 515

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

372

0

372

23

395

381

6

387

0

23

410

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

70

70

1

35

106

59

(5 )

54

1

14

69

 

Andere acties

78

(13 )

65

1

66

62

(9 )

53

1

54

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

93

93

0

93

93

(6 )

87

0

87

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 531

2 531

5

92

2 629

2 591

(219 )

2 372

17

256

2 645

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

17 212

579

17 791

1 159

1 534

20 484

13 995

579

14 574

104

1 192

15 870

7

Pensioenen personeelsleden

2 296

52

2 348

259

2 607

2 296

52

2 348

259

2 607

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

14

(0 )

14

14

14

(0 )

14

14

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(0 )

1

1

1

(0 )

1

1

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

9

(1 )

8

8

9

(1 )

8

8

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

16

(1 )

14

14

16

(1 )

14

14

 

(Pensioenen voormalige leden) ERK

7

(1 )

6

6

7

(1 )

6

6

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0 )

0

0

0

(0 )

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

224

9

233

27

260

224

9

233

1

27

261

 

Bezoldiging statutair personeel

2 779

(46 )

2 733

115

2 847

2 779

(46 )

2 733

0

115

2 848

 

Bezoldiging extern personeel

268

(16 )

252

83

335

268

(16 )

252

43

83

378

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

14

2

16

0

16

14

2

16

0

0

17

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

0

0

0

0

0

0

 

Wervingskosten

31

(1 )

30

1

31

31

(1 )

30

4

1

34

 

Beëindiging van de dienst

9

(0 )

9

9

9

(0 )

9

9

 

Opleidingskosten

16

1

18

7

24

16

1

18

11

7

35

 

Sociale zaken en mobiliteit

22

0

22

26

48

22

0

22

14

28

64

 

Informatie- en communicatietechnologie

274

4

278

156

434

274

4

278

155

156

590

 

Huurgelden en aankopen

311

12

323

40

363

311

12

323

2

40

365

 

Gerelateerd aan gebouwen

124

(1 )

123

34

157

124

(1 )

123

69

34

226

 

Veiligheid

61

2

63

11

74

61

2

63

33

11

107

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

43

13

56

4

59

43

13

56

11

4

71

 

Vergaderingen, comités, conferenties

22

(8 )

15

3

17

22

(8 )

15

7

3

24

 

Publicatieblad

3

0

3

3

3

0

3

0

3

 

Publicaties

10

1

11

5

16

10

1

11

7

5

23

 

Verkrijging van informatie

5

1

7

0

7

5

1

7

2

0

8

 

Studies en onderzoeken

4

2

6

0

6

4

2

6

3

0

9

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

16

3

19

12

31

16

3

19

15

12

46

 

Externe taalkundige diensten

27

6

33

45

78

27

6

33

5

45

83

 

Andere administratieve uitgaven

18

(1 )

17

22

39

18

(1 )

17

8

22

47

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 687

3

4 689

1

545

5 235

4 687

3

4 689

641

559

5 889

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

11 311

34

11 346

1

1 393

12 740

11 311

34

11 346

1 032

1 409

13 787

O

Innovatiefonds (IF)

5 331

5 331

8 318

8 318

 

Andere acties

115

115

116

116

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

5 446

5 446

8 434

8 434

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 325

(675 )

650

700

1

1 351

1 325

(675 )

650

700

1

1 351

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

205

205

12

217

30

(23 )

7

0

12

19

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

1 325

1 325

46

458

1 829

1 325

1 325

46

458

1 829

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 855

(675 )

2 180

746

471

3 397

2 680

(698 )

1 981

746

471

3 198

 

Totaal

186 617

(140 )

186 477

2 721

154 933

344 131

168 649

(3 446 )

165 203

2 566

97 971

265 740

6.8.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Horizon Europa

16 177

12 434

149

2 781

15 363

95  %

813

813

0

0

0

 

Euratom

346

286

9

295

85  %

51

51

0

0

0

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

558

550

6

556

100  %

2

2

0

0

 

Andere acties

721

152

152

21  %

569

569

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

27

27

27

100  %

0

0

 

InvestEU-fonds

3 716

341

3 156

3 497

94  %

219

219

 

CEF — Vervoer

2 319

2 281

15

2 295

99  %

24

24

0

0

 

CEF — Energie

435

426

8

434

100  %

1

1

0

0

0

 

CEF — Digitaal

292

289

2

291

99  %

1

1

0

0

 

Digitaal Europa

1 381

1 340

39

1 379

100  %

1

1

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

217

206

9

216

99  %

2

2

(0 )

(0 )

 

Andere acties

89

4

4

4  %

85

85

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

100  %

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

29

25

3

28

98  %

1

1

(0 )

(0 )

 

Eengemaakte markt

685

633

32

665

97  %

20

20

1

0

1

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

26

25

0

25

98  %

0

0

0

0

0

 

Belastingheffing

41

36

3

39

96  %

0

0

2

2

 

Douane

131

121

4

126

96  %

5

5

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

138

124

7

131

95  %

7

7

 

Andere acties

9

9

0

9

100  %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

6

6

100  %

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 213

2 045

131

2 177

98  %

37

37

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

77

75

2

77

100  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

156

156

100  %

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 794

21 442

149

6 361

27 951

94  %

1 838

1 838

4

1

5

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

41 187

37 642

151

2 496

40 288

98  %

12

84

97

746

56

802

 

Cohesiefonds

7 365

6 400

688

7 088

96  %

32

32

233

11

244

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 550

1 548

1 548

100  %

2

2

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

17 747

16 292

8

1 348

17 648

99  %

40

40

50

8

58

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

41

34

0

34

82  %

7

7

 

Europees herstel en veerkracht

123 673

121

120 773

120 894

98  %

2 779

2 779

0

0

 

Pericles IV

1

1

0

1

100  %

0

0

 

Herstelplan voor de EU

1 319

1 316

2

1 318

100  %

0

0

 

RescEU

1 482

253

0

1 214

1 467

99  %

0

15

15

(0 )

(0 )

(0 )

 

EU4Health

770

739

30

769

100  %

1

1

0

0

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

26

26

26

 

Gedecentraliseerde agentschappen

325

261

35

296

91  %

29

29

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

12

0

12

99  %

0

0

0

0

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

105

92

8

100

95  %

5

5

0

0

0

 

Erasmus+

4 300

3 672

360

4 033

94  %

267

267

0

0

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

171

144

7

151

88  %

20

20

 

Creatief Europa

353

333

14

347

98  %

6

6

0

0

0

 

Justitie

44

40

3

43

99  %

1

1

0

0

 

Rechten en waarden

217

214

1

215

99  %

1

1

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

281

275

4

279

99  %

2

2

0

0

 

Andere acties

9

7

2

9

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

32

31

0

31

97  %

0

0

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

185

180

2

182

98  %

3

3

0

0

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

201 195

69 606

159

126 986

196 751

98  %

12

3 323

3 335

1 034

75

1 109

3

Garanties voor de landbouw

41 805

40 374

473

286

41 134

98  %

316

341

657

3

12

14

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

13 388

12 934

19

12 954

97  %

247

247

0

187

188

 

Maritieme zaken en visserij

1 195

1 103

3

65

1 171

98  %

23

23

0

1

1

 

Visserij (PODV en ROVB)

117

117

117

100  %

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

31

30

1

30

98  %

1

1

 

Andere acties

4

4

4

100  %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

2

2

100  %

 

Milieu en klimaat (LIFE)

769

758

8

766

100  %

3

3

0

0

0

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

7 373

1 447

5 816

7 263

98  %

92

92

19

19

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

311

50

9

59

19  %

252

252

 

Gedecentraliseerde agentschappen

64

57

7

64

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

100  %

0

0

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

65 063

56 881

476

6 210

63 567

98  %

316

958

1 274

22

12

188

222

4

Asiel, migratie en integratie

1 500

1 485

8

2

1 494

100  %

6

6

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

178

157

8

165

93  %

13

13

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

965

957

8

0

965

100  %

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

141

141

141

100  %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 062

988

48

1 036

98  %

26

26

0

0

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 846

3 727

16

58

3 801

99  %

45

45

0

0

0

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

316

310

3

1

315

100  %

1

1

0

0

0

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

69

69

69

100  %

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

57

53

0

53

94  %

0

0

3

0

3

 

Gedecentraliseerde agentschappen

247

231

6

237

96  %

11

11

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

22

22

0

22

99  %

0

0

 

Europese defensie (onderzoek)

328

319

9

328

100  %

 

Europese defensie (geen onderzoek)

644

626

17

644

100  %

 

Militaire mobiliteit

295

295

295

100  %

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

-

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

157

157

100  %

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

30

30

100  %

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 165

2 113

3

33

2 149

99  %

12

12

4

0

4

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

14 703

12 146

1 144

658

13 948

95  %

66

686

751

0

4

(0 )

4

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

46

40

5

1

46

98  %

0

1

1

(0 )

(0 )

 

Humanitaire hulp

2 445

2 408

0

26

2 434

100  %

11

11

(0 )

(0 )

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

395

372

13

385

97  %

10

10

0

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

106

70

1

71

67  %

0

35

35

0

0

 

Andere acties

66

65

1

66

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

93

93

0

93

100  %

0

0

0

0

 

Pretoetredingssteun (IPA II)

2 629

2 525

5

26

2 556

97  %

6

67

73

(0 )

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

20 484

17 719

1 155

724

19 598

96  %

72

810

882

0

4

0

4

7

Pensioenen personeelsleden

2 607

2 347

259

2 606

100  %

0

0

0

(0 )

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

14

14

14

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

8

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

14

14

14

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ERK

6

6

6

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100  %

0

0

 

Europese scholen

260

233

23

256

99  %

4

4

0

(0 )

0

 

Bezoldiging statutair personeel

2 847

2 732

55

2 787

98  %

59

59

1

1

 

Bezoldiging extern personeel

335

252

37

289

86  %

46

46

0

0

0

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

16

16

0

16

98  %

0

0

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

0

0

0

100  %

 

Wervingskosten

31

28

1

29

95  %

0

0

1

0

1

 

Beëindiging van de dienst

9

8

8

87  %

1

1

 

Opleidingskosten

24

17

4

22

89  %

3

3

0

0

 

Sociale zaken en mobiliteit

48

22

15

37

76  %

12

12

0

0

0

 

Informatie- en communicatietechnologie

434

278

89

367

85  %

67

67

0

0

0

 

Huur en aankoop

363

323

25

348

96  %

15

15

0

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

157

123

12

135

86  %

22

22

0

0

 

Beveiliging

74

63

8

71

96  %

3

3

0

0

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

59

56

2

58

97  %

2

2

0

0

0

 

Vergaderingen, comités, conferenties

17

14

1

15

88  %

1

1

1

0

1

 

Publicatieblad

3

3

3

100  %

 

Publicaties

16

11

4

15

92  %

1

1

0

0

 

Verkrijging van informatie

7

6

0

7

96  %

0

0

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

6

6

0

6

98  %

0

0

0

0

0

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

31

19

7

26

84  %

5

5

0

0

0

 

Externe taalkundige diensten

78

33

37

70

89  %

8

8

0

0

0

 

Overige administratieve uitgaven

39

17

19

35

91  %

4

4

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 235

4 649

1

406

5 056

97  %

1

138

139

39

0

0

39

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

12 740

11 300

1

1 003

12 303

97  %

1

390

391

45

0

0

45

O

Innovatiefonds (IF)

5 331

3 626

3 626

68  %

1 705

1 705

 

Andere acties

115

59

59

51  %

56

56

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

5 446

3 685

3 685

68  %

1 761

1 761

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 351

250

700

950

70  %

400

400

1

1

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

217

8

8

4  %

10

10

197

1

199

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

1 829

1 318

46

161

1 525

83  %

7

297

304

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 397

1 576

746

161

2 483

73  %

407

307

714

197

3

200

 

Totaal

344 131

184 363

2 706

145 221

332 290

97  %

808

9 444

10 252

1 306

15

268

1 589

6.9.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Horizon Europa

17 753

11 549

60

2 958

14 568

82  %

67

3 110

3 177

0

6

2

9

 

Euratom

355

208

15

11

234

66  %

15

103

118

1

1

0

2

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

416

405

1

6

412

99  %

2

2

4

0

0

0

 

Andere acties

483

105

105

22  %

377

377

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

10

9

9

87  %

1

1

 

InvestEU-fonds

2 590

382

0

1 930

2 313

89  %

1

270

271

7

0

0

7

 

CEF — Vervoer

2 531

2 494

0

19

2 514

99  %

1

15

17

1

0

(0 )

1

 

CEF — Energie

532

527

1

1

529

99  %

2

1

3

0

0

0

1

 

CEF — Digitaal

150

146

0

2

148

98  %

1

1

2

1

0

1

 

Digitaal Europa

895

838

9

35

882

99  %

7

1

8

1

1

3

4

 

Gedecentraliseerde agentschappen

229

218

9

228

99  %

2

2

(0 )

(0 )

 

Andere acties

87

1

1

1  %

85

85

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

13

13

13

99  %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

32

30

0

30

93  %

1

1

1

1

 

Eengemaakte markt

783

701

6

21

728

93  %

8

43

51

4

0

0

4

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

27

25

1

27

100  %

0

0

0

0

0

 

Belastingheffing

39

36

0

3

39

98  %

0

0

1

0

0

0

 

Douane

124

114

0

4

119

95  %

0

5

5

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

138

124

7

131

95  %

7

7

0

0

 

Andere acties

9

9

0

9

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

8

8

91  %

1

1

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 404

2 087

4

110

2 201

92  %

5

197

202

0

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

77

75

2

77

100  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

0

0

0

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 688

20 000

98

5 225

25 323

85  %

110

4 221

4 331

19

9

5

34

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

36 757

25 599

0

9 372

34 972

95  %

1

1 777

1 777

8

0

0

9

 

Cohesiefonds

10 494

9 549

0

224

9 773

93  %

0

721

721

0

0

0

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

2 071

2 069

1

2 070

100  %

1

1

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

3

3

70  %

1

1

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

21 482

12 005

1

6 872

18 878

88  %

1

2 603

2 603

0

1

1

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

47

39

0

1

40

85  %

0

7

7

0

0

0

 

Europees herstel en veerkracht

49 045

113

2

47 287

47 402

97  %

2

1 641

1 643

0

0

0

 

Pericles IV

1

1

0

1

81  %

0

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

1 348

667

29

0

696

52  %

649

3

651

0

0

 

RescEU

1 346

232

16

652

900

67  %

125

321

446

0

0

 

EU4Health

530

501

3

18

522

99  %

5

1

6

0

1

0

1

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

53

1

1

2

4  %

45

45

6

6

 

Gedecentraliseerde agentschappen

317

253

35

288

91  %

29

29

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

12

12

98  %

0

0

0

0

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

94

79

1

6

86

91  %

1

6

8

0

0

0

0

 

Erasmus+

4 134

3 363

12

398

3 774

91  %

16

344

359

0

0

0

0

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

173

123

4

11

138

80  %

5

30

34

(0 )

0

0

 

Creatief Europa

406

377

2

12

391

96  %

4

9

13

0

1

0

1

 

Justitie

39

36

0

1

38

96  %

1

1

1

0

0

0

 

Rechten en waarden

150

144

1

1

146

98  %

1

1

2

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

274

267

3

271

99  %

3

3

0

0

0

 

Andere acties

5

3

2

4

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

35

33

0

33

94  %

0

0

2

0

2

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

181

175

3

178

98  %

3

3

0

0

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

128 996

55 644

72

64 901

120 617

94  %

811

7 545

8 356

13

3

7

23

3

Garanties voor de landbouw

41 811

40 361

474

286

41 120

98  %

316

341

657

22

12

34

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

17 335

14 210

0

2 217

16 427

95  %

0

906

906

2

0

2

 

Maritieme zaken en visserij

1 081

990

1

44

1 036

96  %

1

44

45

0

0

0

 

Visserij (PODV en ROVB)

116

116

116

100  %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

31

30

1

30

98  %

1

1

 

Andere acties

-

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

85  %

0

0

 

Milieu en klimaat (LIFE)

543

520

6

7

533

98  %

7

2

9

0

0

0

0

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

168

2

125

127

76  %

41

41

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

281

10

2

12

4  %

269

269

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

64

57

7

64

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

9

0

9

92  %

1

1

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

61 442

56 306

481

2 689

59 476

97  %

324

1 604

1 928

26

12

0

38

4

Asiel, migratie en integratie

1 082

1 023

1

4

1 029

95  %

2

6

8

46

0

46

 

Gedecentraliseerde agentschappen

183

162

8

170

93  %

13

13

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

543

389

1

8

397

73  %

1

125

126

19

0

0

19

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

0

0

0

0

63  %

0

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 094

1 020

48

1 068

98  %

26

26

0

0

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

2 903

2 594

2

68

2 665

92  %

3

170

173

65

1

0

65

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

199

177

1

3

181

91  %

2

1

3

15

0

15

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

102

102

102

100  %

0

0

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

52

48

2

0

50

97  %

1

0

1

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

247

231

6

237

96  %

11

11

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

19

19

0

19

99  %

0

0

 

Europese defensie (onderzoek)

175

167

1

4

173

99  %

1

1

(0 )

0

0

0

 

Europese defensie (geen onderzoek)

362

355

1

5

360

99  %

2

2

0

0

0

 

Militaire mobiliteit

263

262

0

263

100  %

1

1

0

0

0

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

-

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

1

1

1

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

0

1

100  %

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

-

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 422

1 363

5

18

1 386

97  %

8

12

20

16

0

0

16

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

10 047

9 055

59

546

9 660

96  %

55

315

370

0

16

16

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

42

40

1

41

97  %

1

1

1

0

0

0

 

Humanitaire hulp

2 515

2 465

8

26

2 499

99  %

6

10

16

0

0

(0 )

0

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

410

386

0

23

409

100  %

0

0

1

(0 )

0

0

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

69

47

1

48

69  %

8

14

21

0

0

 

Andere acties

54

52

1

53

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

99  %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

87

85

0

85

98  %

0

0

2

2

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 645

2 287

11

139

2 436

92  %

73

117

190

12

6

0

19

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

15 870

14 417

80

734

15 232

96  %

143

457

600

14

23

0

38

7

Pensioenen personeelsleden

2 607

2 347

259

2 606

100  %

0

0

0

(0 )

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

14

14

14

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

8

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

14

14

14

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ERK

6

6

6

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100  %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100  %

0

0

 

Europese scholen

261

233

1

22

256

98  %

0

4

5

0

(0 )

0

 

Bezoldiging statutair personeel

2 848

2 731

0

55

2 787

98  %

1

59

60

1

0

1

 

Bezoldiging extern personeel

378

219

38

36

293

78  %

32

47

79

0

5

0

5

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

17

15

0

0

16

95  %

0

0

0

0

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

0

0

0

100  %

 

Wervingskosten

34

27

2

1

30

87  %

2

0

2

1

1

0

2

 

Beëindiging van de dienst

9

8

8

87  %

1

1

 

Opleidingskosten

35

9

9

2

20

59  %

8

5

13

0

1

1

 

Sociale zaken en mobiliteit

64

15

13

10

38

60  %

7

17

25

0

1

0

1

 

Informatie- en communicatietechnologie

590

148

154

47

350

59  %

129

109

238

0

1

0

2

 

Huurgelden en aankopen

365

318

2

22

342

94  %

5

17

22

0

0

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

226

65

66

6

137

61  %

57

28

85

0

3

0

3

 

Veiligheid

107

30

33

2

65

61  %

32

9

41

0

1

1

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

71

45

8

2

54

77  %

11

2

13

0

3

0

4

 

Vergaderingen, comités, conferenties

24

8

3

0

12

48  %

6

2

8

1

4

0

5

 

Publicatieblad

3

2

0

2

76  %

1

1

0

0

 

Publicaties

23

7

7

2

15

65  %

5

3

8

0

0

0

 

Verkrijging van informatie

8

5

1

0

6

75  %

2

0

2

0

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

9

2

2

4

44  %

5

0

5

0

0

0

0

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

46

8

15

6

29

63  %

11

6

17

0

0

0

1

 

Externe taalkundige diensten

83

31

5

36

72

87  %

2

9

11

0

0

0

0

 

Overige administratieve uitgaven

47

13

8

13

33

71  %

4

9

13

0

0

0

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 889

4 083

593

363

5 039

86  %

567

194

761

39

48

2

89

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

13 787

10 414

962

884

12 260

89  %

887

522

1 409

45

71

3

118

O

Innovatiefonds (IF)

8 318

169

169

2  %

8 149

8 149

 

Andere acties

116

56

56

49  %

60

60

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

8 434

226

226

3  %

8 208

8 208

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 351

250

700

950

70  %

400

400

1

1

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

19

7

0

1

8

45  %

0

10

10

0

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

1 829

997

46

1 043

57  %

328

458

786

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

3 198

1 254

746

1

2 001

63  %

728

468

1 196

0

0

1

1

 

Totaal

265 740

161 992

2 447

74 747

239 186

90  %

3 014

23 207

26 221

197

119

17

333

6.10.   MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

(miljoen EUR)

 

 

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

 

Programma

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/herwaarderingen/annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

 

 

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Horizon Europa

27 655

(502 )

(10 425 )

16 728

15 363

(4 143 )

(9 )

11 211

27 939

 

Euratom

301

(5 )

(95 )

201

295

(139 )

(0 )

156

357

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 433

(0 )

(340 )

1 093

556

(72 )

(1 )

483

1 576

 

Andere acties

95

(7 )

(49 )

39

152

(56 )

96

135

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

30

(0 )

(9 )

21

27

(0 )

27

48

 

InvestEU-fonds

4 708

(58 )

(1 630 )

3 020

3 497

(683 )

2 814

5 834

 

CEF — Vervoer

6 862

(141 )

(2 500 )

4 221

2 295

(14 )

2 282

6 503

 

CEF — Energie

3 994

(26 )

(525 )

3 443

434

(4 )

430

3 873

 

CEF — Digitaal

543

(36 )

(143 )

364

291

(5 )

286

650

 

Digitaal Europa

1 622

(2 )

(624 )

996

1 379

(259 )

1 120

2 116

 

Gedecentraliseerde agentschappen

51

(48 )

3

216

(180 )

36

39

 

Andere acties

4

(1 )

2

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

43

(0 )

(12 )

31

4

(1 )

3

34

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

39

(2 )

(24 )

14

28

(6 )

22

36

 

Eengemaakte markt

1 045

(33 )

(539 )

473

665

(189 )

(0 )

476

949

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

34

(4 )

(17 )

14

25

(10 )

15

29

 

Belastingheffing

42

(1 )

(28 )

14

39

(11 )

28

42

 

Douane

141

(2 )

(93 )

46

126

(26 )

100

146

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0 )

131

(131 )

0

0

 

Andere acties

7

(0 )

(5 )

2

9

(4 )

6

7

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

25

(1 )

(8 )

16

6

6

21

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 439

(1 )

(903 )

535

2 177

(1 298 )

879

1 413

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

(20 )

77

(57 )

20

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

156

156

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

50 130

(821 )

(18 037 )

31 272

27 951

(7 286 )

(11 )

20 654

51 926

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

85 960

(207 )

(33 930 )

51 823

40 288

(1 042 )

(0 )

39 246

91 069

 

Cohesiefonds

15 198

(53 )

(9 112 )

6 034

7 088

(661 )

(0 )

6 427

12 460

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 648

(46 )

(2 059 )

4 543

1 548

(11 )

1 537

6 080

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

(0 )

(3 )

3

3

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

46 489

(8 )

(18 383 )

28 098

17 648

(495 )

(0 )

17 153

45 251

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

107

(0 )

(39 )

68

34

(1 )

(0 )

32

100

 

Europees herstel en veerkracht

141 037

(11 )

(46 412 )

94 614

120 894

(990 )

119 904

214 518

 

Pericles IV

1

(0 )

(1 )

0

1

(0 )

1

1

 

Herstelplan voor de EU

29

(0 )

(29 )

1 318

(667 )

651

651

 

RescEU

1 150

(11 )

(351 )

788

1 467

(549 )

(0 )

918

1 707

 

EU4Health

1 063

(8 )

(363 )

691

769

(159 )

610

1 301

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

62

(20 )

(2 )

40

40

 

Gedecentraliseerde agentschappen

35

(0 )

(13 )

22

296

(275 )

21

43

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

10

(1 )

(9 )

1

12

(3 )

9

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

174

(4 )

(67 )

103

100

(19 )

80

184

 

Erasmus+

1 870

(46 )

(722 )

1 102

4 033

(3 051 )

981

2 083

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

166

(12 )

(42 )

112

151

(97 )

54

166

 

Creatief Europa

483

(11 )

(243 )

230

347

(149 )

198

427

 

Justitie

63

(2 )

(17 )

44

43

(20 )

23

67

 

Rechten en waarden

213

(10 )

(83 )

120

215

(64 )

151

272

 

Gedecentraliseerde agentschappen

41

(0 )

(7 )

33

279

(263 )

15

49

 

Andere acties

12

(1 )

(4 )

7

9

(1 )

8

16

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

68

(1 )

(31 )

36

31

(2 )

29

65

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

197

(6 )

(125 )

66

182

(52 )

129

195

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

301 081

(456 )

(112 046 )

188 579

196 751

(8 572 )

(1 )

188 178

376 757

3

Garanties voor de landbouw

357

(13 )

(116 )

229

41 134

(41 005 )

129

358

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

41 369

(5 )

(15 730 )

25 634

12 954

(697 )

(0 )

12 257

37 891

 

Maritieme zaken en visserij

3 173

(9 )

(1 018 )

2 147

1 171

(18 )

(0 )

1 152

3 299

 

Visserij (PODV en ROVB)

24

(1 )

(12 )

10

117

(104 )

13

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

30

(30 )

 

Andere acties

4

4

4

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

(3 )

3

2

2

4

 

Milieu en klimaat (LIFE)

2 353

(40 )

(490 )

1 823

766

(43 )

724

2 547

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

6 143

(3 )

(107 )

6 033

7 263

(20 )

7 243

13 276

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

10

(0 )

(0 )

10

59

(12 )

47

57

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

(3 )

64

(64 )

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

(0 )

(9 )

13

5

(0 )

5

18

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

53 459

(74 )

(17 484 )

35 901

63 567

(41 992 )

(0 )

21 575

57 477

4

Asiel, migratie en integratie

2 265

(10 )

(965 )

1 290

1 494

(63 )

(0 )

1 430

2 720

 

Gedecentraliseerde agentschappen

18

(5 )

13

165

(165 )

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

1 244

(13 )

(346 )

884

965

(51 )

(0 )

913

1 798

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

137

(0 )

(0 )

137

141

(0 )

141

278

 

Gedecentraliseerde agentschappen

344

(218 )

126

1 036

(850 )

186

312

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

4 008

(23 )

(1 535 )

2 449

3 801

(1 129 )

(0 )

2 671

5 121

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

403

(13 )

(170 )

221

315

(10 )

(0 )

304

524

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

439

(102 )

336

69

(0 )

69

405

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

316

(7 )

(42 )

267

53

(8 )

45

312

 

Gedecentraliseerde agentschappen

237

(237 )

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

25

(2 )

(13 )

11

22

(6 )

16

26

 

Europese defensie (onderzoek)

492

(0 )

(166 )

325

328

(7 )

321

646

 

Europese defensie (geen onderzoek)

1 040

(0 )

(304 )

735

644

(56 )

588

1 323

 

Militaire mobiliteit

343

(0 )

(223 )

120

295

(40 )

256

376

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

157

157

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(1 )

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

30

30

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

3 061

(22 )

(1 022 )

2 017

2 149

(364 )

(0 )

1 785

3 803

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

27 629

(1 234 )

(6 851 )

19 543

13 948

(2 809 )

(0 )

11 139

30 682

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

142

(7 )

(36 )

99

46

(5 )

41

140

 

Humanitaire hulp

1 128

(1 )

(670 )

457

2 434

(1 828 )

(0 )

606

1 063

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

136

(4 )

(67 )

65

385

(342 )

42

108

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

107

(1 )

(40 )

66

71

(7 )

63

129

 

Andere acties

16

(1 )

(10 )

5

66

(43 )

23

28

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(1 )

(0 )

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

148

(3 )

(56 )

89

93

(30 )

63

153

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 655

(91 )

(1 658 )

5 906

2 556

(778 )

1 778

7 684

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

36 962

(1 342 )

(9 389 )

26 232

19 598

(5 843 )

(0 )

13 755

39 987

7

Pensioenen personeelsleden

0

(0 )

2 606

(2 606 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

14

(14 )

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(1 )

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

(8 )

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

14

(14 )

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

(6 )

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

(0 )

 

Europese scholen

1

(1 )

256

(255 )

1

1

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(0 )

(0 )

2 787

(2 787 )

(1 )

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

43

(5 )

(38 )

289

(255 )

(1 )

33

33

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0 )

(0 )

16

(15 )

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

0

(0 )

 

Wervingskosten

4

(1 )

(2 )

29

(27 )

2

2

 

Beëindiging van de dienst

8

(8 )

 

Opleidingskosten

11

(1 )

(9 )

22

(11 )

11

11

 

Sociale zaken en mobiliteit

16

(2 )

(15 )

0

37

(24 )

13

13

 

Informatie- en communicatietechnologie

155

(1 )

(154 )

367

(196 )

172

172

 

Huurgelden en aankopen

2

(0 )

(2 )

348

(341 )

7

7

 

Gerelateerd aan gebouwen

69

(3 )

(66 )

135

(71 )

63

63

 

Veiligheid

33

(1 )

(33 )

71

(33 )

38

38

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

(3 )

(8 )

58

(46 )

11

11

 

Vergaderingen, comités, conferenties

7

(4 )

(3 )

15

(8 )

7

7

 

Publicatieblad

0

(0 )

(0 )

3

(2 )

1

1

 

Publicaties

7

(0 )

(7 )

15

(8 )

6

6

 

Verkrijging van informatie

2

(0 )

(1 )

7

(5 )

2

2

 

Studies en onderzoeken

3

(0 )

(2 )

6

(2 )

5

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

15

(0 )

(15 )

26

(14 )

12

12

 

Externe taalkundige diensten

5

(0 )

(5 )

70

(67 )

2

2

 

Andere administratieve uitgaven

8

(0 )

(8 )

35

(25 )

10

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

654

(61 )

(593 )

5 056

(4 446 )

(2 )

608

608

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

1 048

(85 )

(963 )

0

12 303

(11 296 )

(3 )

1 004

1 004

O

Innovatiefonds (IF)

3 068

(81 )

(125 )

2 862

3 626

(45 )

3 581

6 443

 

Andere acties

3

(2 )

(0 )

1

59

(56 )

3

4

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

3 071

(83 )

(125 )

2 863

3 685

(101 )

3 584

6 447

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

950

(950 )

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

(0 )

(0 )

8

(8 )

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

1 525

(1 043 )

482

482

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0 )

(0 )

2 483

(2 001 )

482

482

 

Totaal

452 821

(2 905 )

(160 601 )

289 315

332 290

(78 585 )

(16 )

253 689

543 003

6.11.   MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

(miljoen EUR)

 

Programma

< 2017

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

1

Horizon Europa

291

424

786

1 572

3 156

4 286

6 070

11 355

27 939

 

Euratom

24

0

13

24

70

31

39

156

357

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

146

308

638

483

1 576

 

Andere acties

0

5

11

9

13

96

135

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

1

0

4

14

27

48

 

InvestEU-fonds

175

94

82

108

175

188

2 198

2 814

5 834

 

CEF — Vervoer

86

16

94

1 126

1 601

817

481

2 282

6 503

 

CEF — Energie

23

312

178

801

1 025

541

562

430

3 873

 

CEF — Digitaal

0

2

6

15

23

132

183

288

650

 

Digitaal Europa

0

0

0

394

592

1 130

2 116

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

36

39

 

Andere acties

2

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

15

10

5

3

34

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

3

10

22

36

 

Eengemaakte markt

35

17

14

41

48

91

205

498

949

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

0

0

1

6

6

15

29

 

Belastingheffing

0

0

0

5

8

28

42

 

Douane

0

0

0

1

7

39

100

146

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

 

Andere acties

1

1

6

7

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

2

1

12

6

21

 

Europees ruimtevaartprogramma

0

7

52

253

23

199

879

1 413

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

156

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

634

865

1 182

3 748

6 529

6 859

11 278

20 831

51 926

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

893

1 343

1 676

2 493

4 548

6 628

34 242

39 246

91 069

 

Cohesiefonds

113

182

218

377

401

214

4 529

6 427

12 460

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

360

352

442

959

1 418

495

517

1 537

6 080

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

1

0

2

3

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

457

356

710

951

1 125

6 314

18 186

17 153

45 251

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

5

1

1

5

12

17

26

32

100

 

Europees herstel en veerkracht

0

2

2

13 894

80 716

119 904

214 518

 

Pericles IV

0

0

0

0

1

1

 

Herstelplan voor de EU

651

651

 

RescEU

1

1

12

180

189

405

918

1 707

 

EU4Health

0

1

4

9

11

167

490

619

1 301

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

2

19

19

40

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

1

1

5

15

21

43

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

1

9

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

2

2

2

12

18

20

47

80

184

 

Erasmus+

0

0

3

57

223

293

526

981

2 083

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

2

0

0

27

34

22

26

54

166

 

Creatief Europa

0

1

6

13

61

148

198

427

 

Justitie

0

7

4

3

4

9

16

23

67

 

Rechten en waarden

3

2

3

4

7

20

81

151

272

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1

22

11

15

49

 

Andere acties

0

0

0

0

1

6

8

16

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

1

7

7

19

29

65

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

1

1

3

5

8

11

38

129

195

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

1 835

2 249

3 070

4 923

8 017

28 409

140 066

188 188

376 757

3

Garanties voor de landbouw

10

19

37

61

102

129

358

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

2 251

764

775

787

1 623

5 110

14 324

12 257

37 891

 

Maritieme zaken en visserij

55

94

130

178

480

145

1 065

1 152

3 299

 

Visserij (PODV en ROVB)

1

0

9

13

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Andere acties

4

4

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

1

2

4

 

Milieu en klimaat (LIFE)

100

66

242

210

269

439

497

724

2 547

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

0

6 033

7 243

13 276

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

10

47

57

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

4

2

6

5

18

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

2 406

926

1 156

1 195

2 414

5 757

22 047

21 575

57 477

4

Asiel, migratie en integratie

11

87

82

174

589

52

295

1 430

2 720

 

Gedecentraliseerde agentschappen

13

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

18

7

26

168

359

56

251

913

1 798

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

72

65

141

278

 

Gedecentraliseerde agentschappen

126

186

312

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

29

94

108

342

948

180

749

2 671

5 121

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

1

18

17

29

73

12

71

304

524

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

3

1

41

64

65

63

99

69

405

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

16

22

43

45

81

41

20

45

312

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

0

0

1

3

6

16

26

 

Europese defensie (onderzoek)

158

167

321

646

 

Europese defensie (geen onderzoek)

19

26

345

345

588

1 323

 

Militaire mobiliteit

94

27

256

376

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

157

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

30

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

20

41

102

158

246

716

735

1 785

3 803

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

898

673

1 287

1 555

2 112

4 464

8 553

11 140

30 682

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

1

6

12

11

15

26

28

41

140

 

Humanitaire hulp

0

0

0

14

11

121

310

606

1 063

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

1

0

14

11

27

13

42

108

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

2

3

61

63

129

 

Andere acties

5

23

28

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

2

11

30

44

63

153

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

340

157

533

1 060

719

1 274

1 823

1 778

7 684

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

1 238

837

1 834

2 658

2 880

5 945

10 837

13 757

39 987

7

Pensioenen personeelsleden

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

 

Europese scholen

1

1

 

Bezoldiging statutair personeel

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

33

33

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

 

Wervingskosten

2

2

 

Beëindiging van de dienst

 

Opleidingskosten

11

11

 

Sociale zaken en mobiliteit

0

13

13

 

Informatie- en communicatietechnologie

172

172

 

Huurgelden en aankopen

7

7

 

Gerelateerd aan gebouwen

63

63

 

Veiligheid

38

38

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

11

 

Vergaderingen, comités, conferenties

7

7

 

Publicatieblad

1

1

 

Publicaties

6

6

 

Verkrijging van informatie

2

2

 

Studies en onderzoeken

5

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

12

12

 

Externe taalkundige diensten

2

2

 

Andere administratieve uitgaven

10

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

0

0

0

0

0

0

0

608

608

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

0

1 004

1 004

O

Innovatiefonds (IF)

105

2 757

3 581

6 443

 

Andere acties

0

1

3

4

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

0

105

2 758

3 584

6 447

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

482

482

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

482

482

 

Totaal

6 162

5 013

7 452

13 024

21 034

47 971

188 470

253 877

543 003

Als gevolg van de herschikking van vastleggingen in het kader van interne reorganisaties heeft een verschuiving van uitstaande bedragen (188 miljoen EUR) tussen de jaren plaatsgevonden. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.12.   MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

(miljoen EUR)

 

 

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2023

 

Rubriek

Van 2022 overgedragen vastleggingen

Aanpassingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2022 overgedragen vastleggingen

Aanpassingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

 

 

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Horizon Europa

22 971

(380 )

12 583

11 668

23 506

4 683

(131 )

2 781

2 900

4 433

27 939

 

Euratom

245

(4 )

286

223

304

57

(1 )

9

11

54

357

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 433

(1 )

550

411

1 570

0

6

1

6

1 576

 

Andere acties

0

0

95

(7 )

152

105

135

135

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

30

(0 )

27

9

48

0

0

0

0

0

48

 

InvestEU-fonds

2 325

(55 )

341

358

2 253

2 383

(3 )

3 156

1 955

3 582

5 834

 

CEF — Vervoer

6 787

(133 )

2 281

2 493

6 442

75

(8 )

15

21

61

6 503

 

CEF — Energie

3 944

(26 )

426

526

3 819

50

(0 )

8

3

54

3 873

 

CEF — Digitaal

541

(36 )

289

148

647

2

(0 )

2

0

3

650

 

Digitaal Europa

1 592

(1 )

1 340

861

2 070

30

(1 )

39

21

46

2 116

 

Gedecentraliseerde agentschappen

49

206

217

39

1

9

11

39

 

Andere acties

4

1

2

0

0

0

0

0

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

43

(0 )

4

13

34

0

0

0

0

0

34

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

34

(1 )

25

27

31

5

(1 )

3

3

5

36

 

Eengemaakte markt

1 017

(31 )

633

702

917

28

(2 )

32

26

32

949

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

34

(4 )

25

26

29

0

(0 )

0

0

0

29

 

Belastingheffing

40

(0 )

36

36

40

2

(0 )

3

3

2

42

 

Douane

137

(2 )

121

115

141

3

(0 )

4

3

4

146

 

Gedecentraliseerde agentschappen

124

124

0

0

(0 )

7

7

0

 

Andere acties

7

(0 )

9

9

7

0

0

7

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

25

(1 )

6

8

21

0

0

0

0

0

21

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 268

(1 )

2 045

2 088

1 223

172

(0 )

131

113

190

1 413

 

Gedecentraliseerde agentschappen

18

75

75

18

2

2

2

2

20

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

156

0

0

0

0

0

156

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

42 542

(677 )

21 590

20 137

43 318

7 588

(155 )

6 361

5 186

8 608

51 926

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

54 315

(199 )

37 793

17 335

74 573

31 644

(8 )

2 496

17 636

16 496

91 069

 

Cohesiefonds

10 130

(53 )

6 400

5 064

11 413

5 068

688

4 709

1 048

12 460

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 634

(45 )

1 548

2 070

6 066

14

(1 )

13

6 080

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

(0 )

3

3

0

0

0

0

0

3

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

22 858

(7 )

16 300

7 863

31 288

23 631

(1 )

1 348

11 015

13 963

45 251

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

104

(0 )

34

39

99

3

0

2

1

100

 

Europees herstel en veerkracht

160

(7 )

121

116

157

140 877

(3 )

120 773

47 285

214 361

214 518

 

Pericles IV

1

(0 )

1

1

1

0

0

0

0

1

 

Herstelplan voor de EU

29

(0 )

1 316

696

649

0

2

0

2

651

 

RescEU

557

(9 )

253

260

540

593

(1 )

1 214

639

1 166

1 707

 

EU4Health

1 039

(8 )

739

496

1 274

24

(0 )

30

26

27

1 301

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

43

(20 )

2

21

19

(0 )

19

40

 

Gedecentraliseerde agentschappen

34

(0 )

261

253

42

0

35

35

0

43

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

0

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

10

(1 )

12

12

10

0

0

0

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

167

(4 )

92

82

174

6

(0 )

8

4

9

184

 

Erasmus+

1 646

(31 )

3 672

3 424

1 863

225

(14 )

360

350

221

2 083

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

149

(12 )

144

129

153

16

7

9

14

166

 

Creatief Europa

469

(10 )

333

378

414

14

(1 )

14

13

14

427

 

Justitie

60

(2 )

40

35

63

3

(0 )

3

3

4

67

 

Rechten en waarden

212

(10 )

214

146

271

1

(0 )

1

1

1

272

 

Gedecentraliseerde agentschappen

40

275

267

48

0

(0 )

4

4

1

49

 

Andere acties

11

(1 )

7

4

13

1

2

1

2

16

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

68

(1 )

31

33

65

0

0

0

0

65

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

194

(6 )

180

176

192

3

(0 )

2

2

3

195

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

98 936

(427 )

69 765

38 883

129 392

202 144

(30 )

126 986

81 734

247 365

376 757

3

Garanties voor de landbouw

357

(13 )

40 848

40 834

358

0

(0 )

286

286

0

358

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

34 625

(5 )

12 934

14 397

33 157

6 745

(0 )

19

2 030

4 734

37 891

 

Maritieme zaken en visserij

2 573

(9 )

1 106

978

2 692

600

(0 )

65

58

607

3 299

 

Visserij (PODV en ROVB)

24

(1 )

117

116

23

0

0

0

0

0

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

30

30

1

1

 

Andere acties

4

4

0

0

0

0

0

4

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

2

3

4

0

0

0

0

0

4

 

Milieu en klimaat (LIFE)

2 347

(39 )

758

529

2 538

7

(1 )

8

4

9

2 547

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 327

(0 )

1 447

2

2 773

4 816

(3 )

5 816

125

10 504

13 276

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

50

10

40

10

(0 )

9

2

17

57

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

(3 )

57

57

0

(0 )

7

7

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

(0 )

5

9

18

0

0

0

0

0

18

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

41 281

(69 )

57 357

56 964

41 606

12 178

(5 )

6 210

2 512

15 871

57 477

4

Asiel, migratie en integratie

2 250

(8 )

1 492

1 025

2 709

16

(3 )

2

4

11

2 720

 

Gedecentraliseerde agentschappen

18

157

162

13

8

8

13

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

1 063

(13 )

964

378

1 637

181

(1 )

0

20

161

1 798

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

137

(0 )

141

0

278

0

0

0

0

0

278

 

Gedecentraliseerde agentschappen

344

988

1 020

312

48

48

312

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 811

(20 )

3 743

2 585

4 949

197

(4 )

58

80

172

5 121

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

396

(13 )

313

178

518

8

(0 )

1

3

6

524

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

439

69

102

405

0

0

0

0

0

405

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

316

(7 )

53

50

312

0

(0 )

0

0

0

312

 

Gedecentraliseerde agentschappen

231

231

6

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

0

0

0

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

25

(2 )

22

19

26

0

0

0

0

26

 

Europese defensie (onderzoek)

479

(0 )

319

167

631

12

9

6

15

646

 

Europese defensie (geen onderzoek)

1 024

(0 )

626

360

1 290

16

17

0

33

1 323

 

Militaire mobiliteit

343

(0 )

295

263

376

0

0

0

0

0

376

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

157

0

0

0

0

0

157

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

1

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

30

0

0

0

0

0

30

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

3 025

(22 )

2 116

1 372

3 748

36

(0 )

33

14

55

3 803

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

27 423

(1 229 )

13 290

9 142

30 342

206

(5 )

658

518

340

30 682

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

139

(7 )

45

40

137

3

1

0

4

140

 

Humanitaire hulp

1 113

(1 )

2 408

2 473

1 047

15

(0 )

26

26

15

1 063

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

116

(4 )

372

390

94

20

(0 )

13

19

13

108

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

107

(1 )

71

48

129

0

0

0

0

0

129

 

Andere acties

16

(1 )

65

52

28

1

1

28

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(1 )

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

148

(3 )

93

85

152

0

0

0

0

153

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 213

(86 )

2 530

2 242

7 415

442

(5 )

26

194

269

7 684

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

36 275

(1 332 )

18 874

14 473

39 345

687

(10 )

724

758

642

39 987

7

Pensioenen personeelsleden

2 347

2 347

0

(0 )

259

259

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

14

14

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

8

8

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

14

14

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

6

6

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

0

233

233

0

1

23

23

1

1

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(1 )

2 732

2 731

0

55

55

0

 

Bezoldiging extern personeel

42

(5 )

252

257

32

1

(1 )

37

36

1

33

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0 )

16

16

0

0

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

0

0

0

0

0

0

0

 

Wervingskosten

3

(1 )

28

29

2

0

(0 )

1

1

0

2

 

Beëindiging van de dienst

8

8

0

0

0

0

0

 

Opleidingskosten

9

(1 )

17

18

8

1

(0 )

4

3

3

11

 

Sociale zaken en mobiliteit

9

(0 )

22

23

7

8

(1 )

15

16

6

13

 

Informatie- en communicatietechnologie

126

(1 )

278

273

129

29

(0 )

89

76

42

172

 

Huurgelden en aankopen

0

(0 )

323

319

5

2

25

24

2

7

 

Gerelateerd aan gebouwen

60

(3 )

123

122

57

9

(0 )

12

15

6

63

 

Veiligheid

26

(1 )

63

56

32

7

(0 )

8

10

6

38

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

(3 )

56

53

11

0

(0 )

2

2

0

11

 

Vergaderingen, comités, conferenties

7

(4 )

14

11

6

0

(0 )

1

1

1

7

 

Publicatieblad

0

(0 )

3

2

1

0

0

0

0

0

1

 

Publicaties

6

(0 )

11

12

5

1

(0 )

4

3

2

6

 

Verkrijging van informatie

2

(0 )

6

6

2

0

(0 )

0

0

0

2

 

Studies en onderzoeken

3

(0 )

6

4

5

0

0

0

0

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

14

(0 )

19

22

11

2

(0 )

7

7

1

12

 

Externe taalkundige diensten

4

(0 )

33

35

2

2

(0 )

37

38

1

2

 

Andere administratieve uitgaven

5

(0 )

17

17

4

4

(0 )

19

17

6

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

603

(10 )

4 650

4 676

567

51

(53 )

406

363

42

608

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

929

(31 )

11 300

11 313

886

119

(57 )

1 003

947

118

1 004

O

Innovatiefonds (IF)

0

0

3 068

(81 )

3 626

169

6 443

6 443

 

Andere acties

0

0

3

(2 )

59

56

4

4

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

0

0

3 071

(83 )

3 685

226

6 447

6 447

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

950

950

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

(0 )

8

8

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

1 363

1 043

321

161

161

482

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0 )

2 322

2 001

321

161

161

482

 

Totaal

226 800

(2 577 )

187 069

147 727

263 564

226 021

(343 )

145 221

91 459

279 439

543 003

7.   UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

7.1.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

(miljoen EUR)

 

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

Instelling

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

 

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

Europees Parlement

193

193

255

12

268

253

2

255

132  %

13

Europese Raad en Raad

67

67

100

3

102

99

2

101

151  %

1

Commissie

168 210

164 764

243 340

23 451

266 791

237 468

10 042

247 510

150  %

19 281

Hof van Justitie

67

67

68

0

68

68

0

68

102  %

0

Rekenkamer

28

28

27

0

27

27

0

27

98  %

0

Economisch en Sociaal Comité

15

15

21

0

21

21

0

21

140  %

0

Comité van de Regio’s

12

12

14

0

14

14

0

14

115  %

0

Ombudsman

2

2

2

0

2

2

0

2

100  %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2

2

2

0

2

2

0

2

94  %

Europese Dienst voor extern optreden

53

53

360

1

361

360

1

361

675  %

0

Totaal

168 649

165 203

244 189

23 467

267 656

238 313

10 048

248 361

150  %

19 295

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.

De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald, in aanmerking genomen.

Wat de EDEO betreft, zij erop gewezen dat deze naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 240,5 miljoen EUR ontvangt (2022: 221,7 miljoen EUR) en uit de EOF-erfenis en de trustfondsen van 18,7 miljoen EUR (2022: 19,6 miljoen EUR). Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten.

7.2.   BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Europees Parlement

2 343

2 238

0

59

2 297

98  %

0

37

37

9

0

0

9

Europese Raad en Raad

709

629

0

30

659

93  %

0

31

31

19

0

0

19

Commissie

338 896

179 713

2 705

144 815

327 233

97  %

807

9 306

10 113

1 267

15

268

1 550

Hof van Justitie

488

482

0

1

483

99  %

0

1

1

4

0

0

4

Rekenkamer

176

171

1

0

172

98  %

0

0

0

3

0

0

3

Economisch en Sociaal Comité

165

157

0

4

161

97  %

0

2

2

2

0

0

2

Comité van de Regio’s

119

117

0

2

118

99  %

0

1

1

0

0

0

0

Ombudsman

13

13

0

13

95  %

0

1

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

23

22

0

22

96  %

0

1

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

1 198

821

0

310

1 132

94  %

1

66

67

0

0

0

Totaal

344 131

184 363

2 706

145 221

332 290

97  %

808

9 444

10 252

1 306

15

268

1 589

7.3.   BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

 

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2024 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13

Europees Parlement

2 726

1 890

352

61

2 303

84  %

348

44

393

9

20

2

31

Europese Raad en Raad

789

543

71

30

645

82  %

86

33

118

19

6

25

Commissie

259 851

157 909

1 854

74 384

234 147

90  %

2 447

23 013

25 460

158

71

15

243

Hof van Justitie

525

452

32

0

484

92  %

31

1

32

4

5

9

Rekenkamer

183

162

7

0

169

92  %

10

0

10

3

1

5

Economisch en Sociaal Comité

181

144

13

3

160

89  %

13

4

16

2

2

4

Comité van de Regio’s

132

106

11

1

118

90  %

10

1

12

0

2

0

2

Ombudsman

14

12

0

13

92  %

0

0

1

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

25

19

1

21

84  %

3

3

1

0

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

1 315

755

106

266

1 126

86  %

67

110

177

0

11

11

Totaal

265 740

161 992

2 447

74 747

239 186

90  %

3 014

23 207

26 221

197

119

17

333

8.   UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 8.1 en 8.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.

De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (8.1) en uitgaven (8.2).

Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.

8.1.   BEGROTINGSONTVANGSTEN

(miljoen EUR)

Agentschap

Financiering uit MFK-rubriek

Definitief goedgekeurde begroting

Ontvangsten

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

1

30

30

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

4

294

316

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

1

8

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

n.v.t.

22

20

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

2 b

17

17

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

4

170

188

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

1

234

190

Europese Bankautoriteit

1

52

53

Europees Grens- en kustwachtagentschap

4

829

847

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

2 b

90

95

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

2 b

20

20

Europees Agentschap voor chemische stoffen

1

124

124

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

1 , 2 a, 3 , 5

62

63

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

2 b, 6

67

65

Europees Milieuagentschap

3

99

81

Europees Bureau voor visserijcontrole

3

30

31

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

2 b

149

150

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

2 b

24

25

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

1 , 2 b

50

50

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

1 , 2 a

48

48

Europees Instituut voor gendergelijkheid

2 b

9

9

Europees Instituut voor innovatie en technologie

1

361

382

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1

36

37

Europese Arbeidsautoriteit

2 b

30

28

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

1

90

112

Europees Geneesmiddelenbureau

2 b

449

462

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

5

22

22

Europees Openbaar Ministerie

2 b

66

66

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

1

62

62

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

1 , 3

103

103

Europese Autoriteit voor effecten en markten

1

72

72

Europese Stichting voor opleiding

2 b

29

28

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

2 b

75

75

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

1

25

37

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

5

213

217

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

5

11

15

Spoorwegbureau van de Europese Unie

1

38

40

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

1

77

1 482

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

2 b

26

26

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

n.v.t.

456

322

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

1

413

554

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

7

49

43

Totaal

 

5 128

6 615


(miljoen EUR)

Soort ontvangsten van de agentschappen

 

 

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

 

 

4 734

Inkomsten uit heffingen

 

 

898

Overige inkomsten

 

 

983

Totaal

 

 

6 615

8.2.   VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

(miljoen EUR)

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Agentschap

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

30

29

37

28

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

368

295

389

294

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

8

8

9

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

27

25

22

19

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

18

17

22

16

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

214

166

228

166

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

313

218

328

197

Europese Bankautoriteit

54

52

60

55

Europees Grens- en kustwachtagentschap

861

837

1 205

765

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

102

92

128

90

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

20

20

21

20

Europees Agentschap voor chemische stoffen

126

121

143

123

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

62

62

66

62

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

65

65

70

63

Europees Milieuagentschap

91

82

110

76

Europees Bureau voor visserijcontrole

35

33

48

36

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

158

156

164

149

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

26

25

31

25

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

50

50

53

50

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

48

48

52

47

Europees Instituut voor gendergelijkheid

10

9

11

9

Europees Instituut voor innovatie en technologie

460

452

377

344

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

37

37

40

37

Europese Arbeidsautoriteit

40

37

39

31

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

126

115

138

113

Europees Geneesmiddelenbureau

486

468

583

474

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

23

21

24

21

Europees Openbaar Ministerie

66

66

77

66

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

62

62

65

62

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

103

101

108

99

Europese Autoriteit voor effecten en markten

74

73

80

72

Europese Stichting voor opleiding

30

27

31

25

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

79

61

88

64

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

25

25

44

40

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

223

217

256

221

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

26

19

29

18

Spoorwegbureau van de Europese Unie

52

42

44

39

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

3 588

918

2 370

1 538

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

27

27

34

27

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

514

347

514

342

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

807

586

632

598

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

49

43

51

43

Totaal

9 582

6 154

8 822

6 572


(miljoen EUR)

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Soort uitgave

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Administratief

561

529

685

519

Operationeel

6 978

3 723

6 063

4 154

Personeel

2 044

1 903

2 074

1 898

Totaal

9 582

6 154

8 822

6 572

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Deze ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Derivaten

Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt gedisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Eigen middelen

De belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting. De verschillende eigen middelen zijn opgenomen in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053) en bestaan uit traditionele eigen middelen, btw-middelen, op het bni gebaseerde middelen en eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Financiële activa en verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

Alle financiële activa en verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer driekwart van de EU-uitgaven valt onder deze uitvoeringswijze.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra deze is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit en definitief is goedgekeurd door de voorzitter van het Europees Parlement.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft, en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen, moet de “gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Ook wel reste à liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat heeft nagelaten om ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Een onregelmatigheid is een handeling die niet in overeenstemming is met de toepasselijke EU- of nationale regels en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU. Onregelmatigheden kunnen het gevolg zijn van het gedrag van begunstigden die geldmiddelen aanvragen of van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Het begrip onregelmatigheid is ruimer dan het begrip fraude, dat verwijst naar gedrag dat als strafbaar feit kan worden aangemerkt.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen bestaan uit de verplaatsing van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen derhalve een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en verschillende niveaus van goedkeuring vereisen.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Traditionele eigen middelen

Traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053) en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal termijnen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

LIJST VAN AFKORTINGEN

AAR

Jaarlijks activiteitenverslag

AC

Geamortiseerde kostprijs

AMIF

Fonds voor asiel, migratie en integratie

AOD

Gedelegeerd ordonnateur

ATM

Luchtverkeersbeheer

BAR

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

BB

Betalingsbalans

Bbp

Bruto binnenlands product

Bni

Bruto nationaal inkomen

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

BUFI-fonds

Fonds voor geldboeten

CCS LGF

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

CEF2

Connecting Europe Facility

CEF DI

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility

CF

Cohesiefonds

CIP

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Commissie

Europese Commissie

Cosme

Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s

COSO

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission

CRII+

Investeringsinitiatief coronavirusrespons plus

D&WM

Ontmanteling en beheer van kernafval

EAD

Blootstelling bij wanbetaling

EAR

Boekhoudregel van de Europese Unie

EaSI

Werkgelegenheid en sociale innovatie

EBWO

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

ECB

Europese Centrale Bank

ECL

Te verwachten kredietverliezen

Ecofin

Raad Economische en Financiële Zaken

EDEO

Europese Dienst voor extern optreden

EDIF

Garantiefaciliteit voor de Westelijke Balkan

EER

Europese Economische Ruimte

EFDO

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling

EFRO

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

EFSE

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

EFSF

Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit

EFSI

Europees Fonds voor strategische investeringen

EFSM

Europees financieel stabilisatiemechanisme

EGKS i.l.

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie

EGNOS

European Geostationary Navigation Overlay System (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie)

EIB

Europese Investeringsbank

EIF

Europees Investeringsfonds

ElectriFI

Elektrificatiefinancieringsinitiatief

Elfpo

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

ELM

Mandaat voor externe leningen

EMB

Eigenmiddelenbesluit

EMFF

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EMU

Economische en monetaire unie

ENEF

Fonds voor bedrijfsuitbreiding

ENIF

Fonds voor bedrijfsinnovatie

ENPI

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EP

Europees Parlement

EP-lid

Lid van het Europees Parlement

ERI

Initiatief voor economische veerkracht van de EIB

ERK

Europese Rekenkamer

ESA

Europees Ruimteagentschap

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESIF

Europese structuur- en investeringsfondsen

ESM

Europees Stabiliteitsmechanisme

ETF

Indexfond

ETS

Emissiehandelssysteem

EU

Europese Unie

Eumetsat

Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten

Euratom

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

FGC

Financieelgarantiecontract

FIFO

First in, first out

FP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

FR

Financieel Reglement van de EU

FSDA

Financiële staten — Bespreking en analyse

FVNA

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in nettoactiva/eigen vermogen (Fair Value through Net Assets/Equity)

FVSD

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Fair Value through Surplus or Deficit)

GB-verordening

Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen

GLB

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

GMF

Geldmarktfonds

GNSS

Wereldwijde satellietnavigatiesystemen

GO

Gemeenschappelijke Onderneming

GSZV

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

GVF

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

H2020

Horizon 2020

IBMF

Fonds voor geïntegreerd grensbeheer

IF

Innovatiefonds

IIW

Venster infrastructuur en innovatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IPSAS

Internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards)

IT

Informatietechnologie

ITER

Internationale thermonucleaire experimentele reactor

JRC

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

KMO

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf

KMO/MKB

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf SMEW Kmo-venster

LGD

Loss given Default Rate (verlies bij wanbetaling)

LGF

Leninggarantiefaciliteit

LGTT

Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten

MAP

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

MFB

Macrofinanciële bijstand

MFK

Meerjarig financieel kader

MIM

Systeem voor onderlinge verzekeringen

MKMO

Micro-, kleine of middelgrote onderneming

NDICI

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

NGEU

NextGenerationEU

OTO

Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

PBI

Initiatief inzake projectobligaties

PD

Kans op wanbetaling

PF4EE

Particuliere financiering voor energie-efficiëntie

PGF

Deelnemersgarantiefonds

POCI

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”)

PPP

Publiek-privaat partnerschap

PSEO

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

RAL

“Reste à liquider” (nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

RCBHN

Risico- en compliancebeleid op hoog niveau

RRF

Herstel- en veerkrachtfaciliteit

RSFF

Financieringsfaciliteit met risicodeling

S&P

Standard & Poor’s Financial Services LLC

Sanad

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Sapard

Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling

SEMED

Programma voor financiële inclusie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

SFEU

Solidariteitsfonds van de Europese Unie

SICR

Significante toename van het kredietrisico

SIUGI

Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief

STEP

Platform voor strategische technologieën voor Europa

SURE

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken)

TEM

Traditionele eigen middelen

TRDI

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

VVB

Beschikbaar voor verkoop

VWEU

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


(1)   De bedragen komen overeen met de financiële toewijzing na aftrek van het evenredige aandeel van de lidstaat in de uitgaven als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241, berekend volgens de methode van artikel 11 van en bijlage IV bis bij die verordening.

()   In de begrotingsvastleggingen is rekening gehouden met alle vrijmakingen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op vastleggingen van vóór 2023. Van de totale begrotingsvastleggingen is 122,0 miljard EUR vastgelegd in 2023.

(††)   In het geval van Spanje en Portugal zal een bedrag van respectievelijk 2,6 miljard EUR en 0,1 miljard EUR van de oorspronkelijke RRF-toewijzing worden gebruikt om REPowerEU-hervormingen en -investeringen te ondersteunen.

(2)  Met uitzondering van enkele garanties die zijn verstrekt in het kader van de financieringsinstrumentenprogramma’s van eerdere MFK’s, die volledig zijn gefinancierd of begroot uit de EU-begroting.

(3)  Zie het jaarlijks door de Commissie gepubliceerde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand en de voorwaardelijke verplichtingen.

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/9701 van de Commissie.

(5)  Verordening (EU, Euratom) 2022/2434 van het Europees Parlement en de Raad van 6 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 met betrekking tot de vaststelling van een gediversifieerde financieringsstrategie als algemene leenmethode (PB L 319 van 13.12.2022, blz. 1).

(6)  Europese Commissie, directoraat-generaal Begroting, Green bonds — Impact and allocation report — NGEU report 2023, Publicatiebureau van de Europese Unie, 2023, https://data.europa.eu/doi/10.2761/302803.

(7)  Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,2 miljard EUR tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 1,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad ten belope van 5,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne.

(8)  Verordening (EU) 2022/2463 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van een instrument voor de toekenning van steun aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +) (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L, 2024/792, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/792/oj).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).

(11)  Voor een uitgebreid overzicht van NGEU, zie ook de punten 2.2 en 2.3 hierboven.

(12)  Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verdergaan dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken (artikel 5 VEU).

(13)  Op 1 februari 2024 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over een tussentijdse herziening van de MFK-plafonds voor de periode 2021-2027, naar aanleiding van de voorstellen van de Commissie in COM(2023) 336.

(14)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(15)  Zie artikel 317 VWEU.

(16)  C(2020) 4240 van 24 juni 2020.

(17)  De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding van zowel de instelling — het College — die wordt gevormd door de leden van de Commissie als de administratie die wordt geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).

(18)  Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (INTPA (DEVCO), ECHO, EAC, EACEA en JRC).

(19)   https://ec.europa.eu/info/publications/integrated-financial-and-accountability-reporting_nl.

(20)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(21)   Het Europees Parlement heeft op 22 november 2023 een begroting goedgekeurd die erin voorziet dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in het volgende jaar bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1) van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

(22)   PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(23)  De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).

(24)  Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(25)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(26)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(27)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(28)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(29)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(30)   “Niet toegewezen aan een MFK-rubriek” omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma’s met individueel immateriële bedragen.

(31)   De 3,0 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen en daarmee verband houdende opgenomen leningen in het kader van oude MFB- en Euratom-leningen (zie toelichting 2.4.1.1).

(32)   De 2,7 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen en daarmee verband houdende opgenomen leningen in het kader van oude MFB- en Euratom-leningen (zie toelichting 2.4.1.1).

(33)  Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Besluit nr. 466/2014/EU tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen ter ondersteuning van investeringsprojecten buiten de Unie (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 30).

(34)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(35)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

(36)   Met ingang van 2023 worden de bedragen met betrekking tot veiligheid en defensie (met inbegrip van de vergelijkingen) afzonderlijk van het migratie- en grensbeheer gepresenteerd.

(37)  Besluit (Euratom) 2021/281 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Beschikking 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan (PB L 62 van 23.2.2021, blz. 41).

(38)  Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).

(39)  Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).

(40)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(41)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).

(42)  Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 143).

(43)  Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad om financiële steun te verlenen aan lidstaten en landen die over toetreding tot de Unie onderhandelen die zwaar worden getroffen door een grote volksgezondheidscrisis (PB L 99 van 31.3.2020, blz. 9).

(44)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(45)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).

(46)  Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Verordening (Euratom) 2018/1563 (PB L 167I van 12.5.2021, blz. 81).

(47)  Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004 wat betreft de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 291 van 16.11.2018, blz. 3).

(48)  Uitvoeringsbesluit (EU, Euratom) 2022/2544 van de Commissie van 19 december 2022 tot vaststelling van de regelingen voor het beheer en de uitvoering van de lenings- en schuldbeheertransacties van de EU in het kader van de gediversifieerde financieringsstrategie en de daarmee verband houdende transacties tot het verstrekken van leningen (PB L 328 van 22.12.2022, blz. 109).

(49)  Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad van 17 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 85).

(50)  Verordening (EU, Euratom) 2022/615 van de Raad van 5 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 51).

(51)   Met uitzondering van leningen voor de RRF (NGEU) en voor financiële bijstand.

(52)   Exclusief uitgestelde lasten.

(53)   Met uitzondering van leningen voor de RRF (NGEU) en voor financiële bijstand.

(54)   Exclusief uitgestelde lasten.

(55)   Exclusief uitgestelde lasten.

(56)   Overgangen van en naar fase 1/fase 2 worden gewaardeerd bij de voorziening voor bijzondere waardevermindering aan het beginsaldo, terwijl veranderingen in het bedrag die voortvloeien uit de verandering van fase (d.w.z. gewaardeerd bij binnen twaalf maanden of tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen) deel uitmaken van de herwaardering.

(57)  Bijvoorbeeld in werkdocument XI bij de ontwerpbegroting, waarin de uitvoering van de begrotingsgaranties, het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en de beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties en financiële bijstand overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement worden gepresenteerd.

(58)  Het risico van garanties op eigen vermogen is gebaseerd op het notionele bedrag dat door de garantie wordt gedekt.

(59)   Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

(60)   Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

(61)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(62)  Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 29).

(63)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(64)  Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2024 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2023) 320 final van 6 juni 2023.

(65)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/5462/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)