European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2024/4165

2.8.2024

P9_TA(2023)0460

Verdere hervorming van de regels inzake vennootschapsbelasting

Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2023 over de verdere hervorming van de regels inzake vennootschapsbelasting (2022/2146(INI))

(C/2024/4165)

Het Europees Parlement,

gezien Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (de “interest- en royaltyrichtlijn”) (1),

gezien Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (de “moeder-dochterrichtlijn”) (2),

gezien Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (de eerste “richtlijn bestrijding belastingontwijking I” of “ATAD I”) (3) en Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (“ATAD II”) (4),

gezien Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen of “DAC 1”) (5), Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (“DAC 2) (6), Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (“DAC 3”) (7), Richtlijn (EU) 2016/881 van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (“DAC 4”) (8), Richtlijn (EU) 2016/2258 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten (“DAC 5”) (9), Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (“DAC 6”) (10), en Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (“DAC 7”) (11),

gezien Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (de EU-richtlijn inzake geschillenbeslechting) (12),

gezien Richtlijn (EU) 2021/2101 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren (de richtlijn openbare verslaglegging per land) (13),

gezien Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (de richtlijn inzake de tweede pijler) (14),

gezien de nog goed te keuren voorstellen van de Commissie, met name over een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (COM(2016)0685), een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (COM(2016)0683) en het pakket belasting digitale economie (COM(2018)0147 en COM(2018)0148), alsook de standpunten van het Parlement daarover,

gezien de mededeling van de Commissie van 15 januari 2019 getiteld “Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU”  (15),

gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2020 getiteld “Actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie” (COM(2020)0312),

gezien de mededeling van de Commissie van 18 mei 2021 getiteld “Belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw” (COM(2021)0251),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 december 2021 getiteld “De volgende generatie eigen middelen voor de EU-begroting”  (16),

gezien het voorstel van de Commissie van 22 december 2021 voor een richtlijn van de Raad tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing van multinationale groepen in de Unie (COM(2021)0823), alsook het standpunt van het Parlement daarover (17),

gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2023 getiteld “Een aangepast pakket voor de volgende generatie eigen middelen”  (18),

gezien de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 6 december 2022,

gezien de studie van de Commissie van januari 2022 getiteld “Tax compliance costs for SMEs — An update and a complement: final report”,

gezien het verslag over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa, en de resolutie van het Europees Parlement van 4 mei 2022 over de follow-up van de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa (19),

gezien het voorstel van de Commissie van 11 mei 2022 voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels voor een tegemoetkoming ter vermindering van de ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen en tot beperking van de aftrekbaarheid van rente voor de vennootschapsbelasting (COM(2022)0216),

gezien Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen,

gezien het verzoek om input van de Commissie van 13 oktober 2022 voor een effectbeoordeling voor het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake “Bedrijven in Europa: kader voor de belastingheffing van inkomsten” (Befit),

gezien de toespraak van de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, in de plenaire vergadering van het Europees Parlement van 19 oktober 2022 over de voorbereidingen voor de bijeenkomst van de Europese Raad van 20-21 oktober 2022,

gezien de toespraak van de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, in de plenaire vergadering van het Europees Parlement van september 2022 over de Staat van de Unie,

gezien de landverslagen 2023 van de Commissie in haar Europees Semester,

gezien de mededeling van de Commissie van 16 maart 2023 getiteld “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030” (COM(2023)0168),

gezien het jaarverslag inzake belastingen 2023 van de Commissie (20),

gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 maart 2023,

gezien zijn resolutie van 7 oktober 2021 over de hervorming van het EU-beleid inzake schadelijke belastingpraktijken (met inbegrip van de hervorming van de Groep gedragscode) (21),

gezien zijn resolutie van 15 februari 2022 over de gevolgen van nationale belastinghervormingen voor de economie van de EU (22),

gezien zijn resolutie van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het EP van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van btw, vennootschapsbelasting en personenbelasting) (23),

gezien zijn resolutie van 10 maart 2022 over een Europees kader voor bronbelasting (24),

gezien zijn resolutie van 4 oktober 2022 over de gevolgen van nieuwe technologieën voor belastingheffing: crypto en blockchain (25),

gezien het actieplan van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS-actieplan) van 19 juli 2013,

gezien de studies van de Commissie naar indicatoren voor agressieve belastingplanning (26),

gezien de BEPS-eindverslagen van de OESO/G20 van oktober 2015,

gezien de verklaring van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20 van 8 oktober 2021 getiteld “Two-Pillar Solution to Address the Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy”, die op 16 december 2022 door 138 van de 141 leden is onderschreven en goedgekeurd,

gezien de verslagen over de blauwdrukken van pijler één en pijler twee die op 14 oktober 2020 door het inclusief kader van de OESO/G20 zijn aangenomen, en de resultaten van de economische analyse en effectbeoordeling van de OESO van 12 oktober 2020 getiteld “Tax Challenges Arise from Digitalisation — Economic Impact Assessment”,

gezien de modelvoorschriften voor pijler twee van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20 van 20 december 2021 voor de binnenlandse invoering van een wereldwijd minimumbelastingtarief van 15 %,

gezien de verklaring van het inclusief kader van de OESO/G20 inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) getiteld “Verklaring over een tweepijleroplossing om de belastingproblematiek als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken”, die op 4 november 2021 door 137 van de 141 leden is onderschreven en goedgekeurd,

gezien het voorstel van de Commissie van 19 juni 2023 voor een richtlijn van de Raad betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting (COM(2023)0324),

gezien Public Law 117-169 van de Verenigde Staten van 16 augustus 2022, bekend als de “Inflation Reduction Act”,

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien de brief van de Begrotingscommissie,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0359/2023),

A.

overwegende dat de lidstaten vrij kunnen beslissen over hun eigen economisch beleid en met name hun eigen belastingbeleid, zoals gewaarborgd door de EU-Verdragen en met name de daarin vastgelegde unanimiteitsregel; overwegende dat een goed functionerend belastingstelsel in het belang van de lidstaten is met het oog op een correcte belastinginning; overwegende dat belastingbeleid weliswaar grotendeels een verantwoordelijkheid van de lidstaten blijft, maar dat de interne markt coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten en op EU-niveau bij de vaststelling van het belastingbeleid vereist om de integratie van de interne markt te bevorderen, economische verstoringen te voorkomen en schadelijke belastingconcurrentie te vermijden;

B.

overwegende dat belastingbeleid volgens de Verdragen een nationale bevoegdheid is en dat fiscale soevereiniteit een grondbeginsel van de EU-rechtsorde is; overwegende dat de in de Verdragen genoemde unanimiteit moet worden gecompenseerd door een zeer hoge mate van verantwoordelijkheid van de lidstaten en in overeenstemming moet zijn met het beginsel van loyale samenwerking op grond van artikel 4, lid 3, van het Verdrag van de Europese Unie; overwegende dat met dit kader van primair recht een hoog niveau van wetgevingscoördinatie en administratieve samenwerking tussen de EU-lidstaten mogelijk wordt gemaakt; overwegende dat dergelijke coördinatie en samenwerking vereist is om de integriteit van de interne markt en eerlijke en transparante belastingconcurrentie in stand te houden;

C.

overwegende dat de idee van een billijk en efficiënt belastingstelsel niet noodzakelijk een hoger algemeen belastingniveau inhoudt;

D.

overwegende dat de Europese burgers moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, dat niet alleen huishoudens met een laag inkomen, maar ook de middenklasse in toenemende mate wordt getroffen, en dat een aantal bedrijven voor diverse uitdagingen staat; overwegende dat andere bedrijven, met name in de energiesector, uitzonderlijke winsten hebben geboekt;

E.

overwegende dat 137 van de 141 leden van het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20, waaronder alle EU-lidstaten, op 4 november 2021 overeenstemming hebben bereikt over de hervorming van het internationale belastingstelsel door middel van een tweepijleroplossing om de uitdagingen als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken, waaronder het opleggen van multilateraal overeengekomen beperkingen op winstverschuiving;

F.

overwegende dat volgens het verslag van de Commissie getiteld “Tax compliance costs for SMEs: An update and a complement of January 2022” momenteel bijna alle ondernemingen in de niet-financiële sector (99,8 %) in de Europese Unie (EU-27+1) kmo’s zijn en kmo’s goed zijn voor twee derde van de totale werkgelegenheid in de EU-28 (66,6 %) en iets minder dan drie vijfde (56,8 %) van de toegevoegde waarde die door de niet-financiële bedrijvensector wordt gegenereerd;

G.

overwegende dat het BEPS-actieplan erin is geslaagd om een consensus tot stand te brengen binnen het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20, dat meer dan 139 landen en rechtsgebieden samenbrengt rond tal van kwesties met betrekking tot de bestrijding van belastingontwijking en agressieve belastingplanning;

H.

overwegende dat agressieve fiscale planning gevolgen kan hebben voor de naleving van de belastingregels door belastingplichtigen, het concurrentievermogen van bedrijven en de stabiliteit van de belastinginkomsten; overwegende dat agressieve fiscale planning en schadelijke belastingconcurrentie negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werking van de interne markt;

I.

overwegende dat de EU het goede voorbeeld heeft gegeven door internationale overeenkomsten om te zetten in richtlijnen ter verbetering van de coördinatie en de strijd van de EU tegen belastingfraude, belastingontwijking en agressieve fiscale planning; overwegende dat de lidstaten bij de aanpak van het BEPS-actieplan van de OESO blijk hebben gegeven van enige mate van diversiteit;

J.

overwegende dat de Groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen zich verder heeft gewijd aan haar taak om schadelijke belastingmaatregelen van de lidstaten in kaart te brengen en te beteugelen; overwegende dat de ministers van Financiën op 8 november 2022 zijn overeengekomen om de gedragscode aan te scherpen; overwegende dat bepaalde ondernemingen zich aan nieuwe belastingregels lijken aan te passen en mogelijk agressieve belastingplanningsregelingen toepassen; overwegende dat het definitieve BEPS-pakket ter hervorming van het internationale belastingstelsel om belastingontwijking tegen te gaan in 2015 door de deelnemende landen van de OESO/G20 is goedgekeurd;

K.

overwegende dat het gemiddelde nominale tarief voor de vennootschapsbelasting in de EU-landen is gewijzigd van 35 % in 1995 naar 21,2 % in 2023;

L.

overwegende dat in juni 2023 143 rechtsgebieden, waaronder alle EU-lidstaten, overeenstemming hebben bereikt over de hervorming van het internationale belastingstelsel door middel van een tweepijleroplossing;

M.

overwegende dat het juridisch bindende interinstitutioneel akkoord van 16 december 2020 voorziet in de tenuitvoerlegging van een routekaart van nieuwe middelen; overwegende dat de nieuwe eigen middelen die de Commissie in december 2021 heeft voorgesteld, bedoeld zijn om een deel van de terugbetaling van NextGenerationEU te dekken; overwegende dat de Commissie in juni 2023 een aan de bedrijfssector gekoppelde bron van eigen middelen heeft voorgesteld;

N.

overwegende dat de versnippering, complexiteit en ontoereikende digitalisering van het belastingbeleid bijdraagt aan het creëren van verschillende obstakels voor bedrijven, waaronder kmo’s, werknemers, zelfstandigen en burgers op de interne markt, zoals rechtsonzekerheid, bureaucratie, risico op dubbele belasting en problemen met het aanvragen van belastingteruggave; overwegende dat deze obstakels grensoverschrijdende economische activiteiten op de interne markt ontmoedigen; overwegende dat deze obstakels slechts uit de weg kunnen worden geruimd als de lidstaten multilateraal samenwerken en dringend digitale oplossingen toepassen die de naleving van de belastingwetgeving voor bedrijven eenvoudiger en goedkoper maken; overwegende dat de versnippering van het beleid ook risico’s voor de belastingautoriteiten met zich meebrengt, zoals dubbele niet-heffing en arbitragemogelijkheden (fiscale planning); overwegende dat sommige lidstaten regelingen hebben ontwikkeld die tot een lagere belasting dan het nationale nominale tarief kunnen leiden en kmo’s in een nadelige concurrentiepositie kunnen brengen;

O.

overwegende dat de lidstaten belastinginkomsten blijven mislopen als gevolg van schadelijke belastingpraktijken en dat de ramingen van de gederfde inkomsten als gevolg van schadelijke belastingpraktijken uiteenlopen van 36 à 37 miljard EUR per jaar tot 160 à 190 miljard EUR per jaar; overwegende dat de versnippering van het beleid de handhavingskosten voor de belastingautoriteiten wellicht doet stijgen;

P.

overwegende dat de solidariteitsbijdrage van toepassing was op de uitzonderlijke winsten van bepaalde bedrijven in de energiesector;

Q.

overwegende dat in de sociale markteconomie van de EU adequate belastingniveaus en eenvoudige en duidelijke belastingwetten de besluitvorming van economische actoren niet mogen verstoren; overwegende dat een gezond belastingbeleid banencreatie en economische groei moet ondersteunen en het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten moet verbeteren;

R.

overwegende dat die versnippering van het belastingbeleid moet worden tegengegaan door meer coördinatie en samenwerking en een duidelijke toezegging van de lidstaten om richtlijnen op het gebied van belastingen snel en vakkundig om te zetten;

S.

overwegende dat de meeste vennootschapsbelastingstelsels in de EU een genereuze belastingaftrek voor rentebetalingen mogelijk maken (27); overwegende dat de kosten van aandelenfinanciering, die dividenduitkeringen omvatten, niet op dezelfde wijze kunnen worden afgetrokken; overwegende dat ondernemingen die afhankelijk zijn van aandelenfinanciering een structureel nadeel ondervinden, met name als het gaat om jonge en kleine ondernemingen die moeilijk toegang krijgen tot krediet; overwegende dat deze ongelijke behandeling problematische stimulansen voor een te hoge schuldenlast creëert; overwegende dat tegemoetkomingen voor eigen vermogen van ondernemingen gevolgen kunnen hebben voor de belastinginkomsten van de lidstaten en zorgvuldig moeten worden ontworpen;

T.

overwegende dat particuliere ondernemingen, met inbegrip van kmo’s, een fundamentele rol vervullen in de samenleving doordat zij de belangrijkste scheppers van werkgelegenheid zijn; overwegende dat deze organisaties door hun bedrijfsactiviteiten werkgelegenheid creëren voor miljoenen mensen, wat op zijn beurt de economische en sociale ontwikkeling stimuleert van de gemeenschappen waarin ze actief zijn; overwegende dat particuliere ondernemingen door concurrentie en innovatie te stimuleren, de efficiëntie bij de toewijzing van middelen bevorderen, wat resulteert in hogere productiviteit en economische groei; overwegende dat de activiteiten van particuliere ondernemingen ook belastinginkomsten voor de overheid genereren, die kunnen worden gebruikt om essentiële openbare diensten te financieren; overwegende dat particuliere ondernemingen als belangrijkste scheppers van werkgelegenheid een essentiële rol spelen in de economische en sociale ontwikkeling van samenlevingen, vooruitgang bevorderen en de levenskwaliteit van de mensen verbeteren;

U.

overwegende dat de Commissie een voorstel heeft ingediend voor één reeks belastingregels om zaken te doen in Europa: “Bedrijven in Europa: kader voor de belastingheffing van inkomsten (Befit)”;

V.

overwegende dat de wetgevingsimpuls van de Commissie op het gebied van belastingen duidelijke prioriteiten moet nastreven in verband met de bestrijding van belastingfraude en belastingontwijking, de bevordering van administratieve vereenvoudiging, minder bureaucratie en lagere nalevingskosten, met name voor kmo’s;

1.   

herinnert eraan dat het belastingbeleid weliswaar onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, maar dat de interne markt een zekere mate van samenwerking en harmonisatie op het gebied van belastingen vereist om de interne markt aan te vullen, te verbeteren en verder te ontwikkelen; merkt bovendien op dat een gemeenschappelijke aanpak van het belastingbeleid van cruciaal belang is om schadelijke belastingconcurrentie en winstverschuiving tegen te gaan en belastingontwijking en -ontduiking te bestrijden; wijst erop dat dergelijke samenwerking wederzijds vertrouwen en goede trouw van alle lidstaten vereist;

2.   

verzoekt de Commissie en de Raad bedrijven te helpen om het investeringsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat de vennootschapsbelasting gemakkelijker na te leven is, duurzamer wordt en op de verbetering van het Europese concurrentievermogen is gericht;

3.   

onderstreept dat de EU-lidstaten volledig verantwoordelijk zijn voor een correcte belastinginning en dat zij het recht hebben om over hun eigen belastingstelsels te beslissen, met inachtneming van de interne markt en de heffingsbevoegdheid van andere lidstaten; benadrukt dat goed functionerende belastingstelsels en nationale belastingdiensten een sleutelrol spelen bij de belastinginning en dat duurzame belastinginkomsten in de overheidsbegrotingen van de lidstaten belangrijk zijn;

4.   

neemt nota van het door de Commissie voorgestelde pakket inzake belastingvereenvoudiging voor kmo’s en Befit; neemt nota van de conclusies van de Europese Raad van 23 maart 2023, waarin wordt opgeroepen tot een vereenvoudiging van het algemene regelgevingskader en een vermindering van de administratieve lasten, en van de mededeling van de Commissie van 16 maart 2023, waarin wordt benadrukt dat het fiscale kader van de EU van cruciaal belang is voor het ondersteunen van groei en particuliere investeringen, met name door fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende investeringen weg te nemen, en dat de rol van de EU op het gebied van belastingbeleid erop gericht is verstoringen tegen te gaan, de goede werking van de interne markt te garanderen en versnippering van de interne markt te voorkomen; benadrukt dat er op EU-niveau oplossingen moeten worden gekozen die goed doordacht zijn, rekening houden met de bestaande stelsels in de lidstaten en geen extra, onevenredige en onnodige lasten voor het bedrijfsleven, en met name voor kmo’s, met zich meebrengen;

5.   

onderstreept dat het van het grootste belang is agressieve belastingplanning (28) en belastingontduiking te bestrijden en tegelijkertijd fiscale billijkheid, transparantie en zekerheid te bevorderen; benadrukt dat het aanpakken van belastingontduiking, belastingontwijking en agressieve belastingplanning extra belastinginkomsten zal opleveren die de nationale overheden zullen helpen om de belastingen op een niveau te houden dat duurzame economische groei en de fiscale aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van de EU ondersteunt;

6.   

verzoekt de Commissie de lidstaten te herinneren aan de uitvoering van aanbevelingen in de context van het Europees Semester en de beoordeling van de nationale herstel- en veerkrachtplannen met betrekking tot agressieve fiscale planning;

7.   

erkent dat de EU in het verleden al maatregelen tegen belastingontduiking en agressieve belastingplanning heeft genomen in overeenstemming met de internationale ontwikkelingen op het niveau van de OESO/G20; neemt nota van de talrijke belastingrichtlijnen die sinds 2011 hebben geleid tot een billijkere, eenvoudigere en doeltreffendere vennootschapsbelasting in de EU en tot een groot aantal fiscale nalevingsverplichtingen voor bedrijven in de EU (29); merkt op dat de baten van de genoemde richtlijnen moeten opwegen tegen de kosten ervan, en dat de fiscale nalevingsverplichtingen voor bedrijven in de EU, in het bijzonder kmo’s, en de daaraan verbonden kosten niet onevenredig mogen zijn; merkt echter ook op dat er richtlijnen, zoals de belasting op financiële transacties of de voorstellen inzake een CCTB en een CCCTB, in de Raad zijn tegengehouden; wijst er in dit verband op dat het Parlement in 2018 een gemeenschappelijk standpunt over de richtlijn betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting heeft aangenomen (30);

8.   

betreurt dat de lidstaten de belastingrichtlijnen in bepaalde gevallen op uiteenlopende wijze hebben omgezet en toegepast, wat de goede werking van de interne markt kan ondermijnen en kan leiden tot slecht op elkaar afgestemde belastinggrondslagen, meer administratieve rompslomp en hogere nalevingskosten; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de belastingrichtlijnen volledig worden omgezet en aan de doelstellingen van de richtlijn beantwoorden; betreurt in dit verband dat de nationale belastingstelsels, de belastingdiensten en, in het algemeen, verschillen in de ruimere overheidsadministratie van de landen van invloed zijn op de nalevingslasten, met name voor kmo’s, aangezien die te maken hebben met wel 27 verschillende belastingstelsels, zoals de Commissie in januari 2022 heeft geconstateerd; verzoekt de Commissie consistente, billijke en duidelijke aanbevelingen aan afzonderlijke lidstaten te doen over de omzetting van de richtlijnen en over de effectieve handhaving ervan; verzoekt de lidstaten en de Commissie optimaal gebruik te maken van de bestaande fora van de EU om te zorgen voor een coherente uitvoering van de EU-belastingwetgeving in alle lidstaten;

9.   

benadrukt dat het belastingklimaat, met name wat de vennootschapsbelasting betreft, van invloed is op investeringsbeslissingen en daarom een van de factoren is die van invloed zijn op banencreatie, duurzame economische groei en concurrentievermogen;

De nalevingslasten voor bedrijven, in het bijzonder kmo’s, in de EU verlichten

10.

merkt op dat de geraamde fiscale nalevingskosten voor grote multinationals volgens de Commissie ongeveer 2 % van de betaalde belastingen bedragen, terwijl ze voor kmo’s op 30 % van de betaalde belastingen worden geraamd; betreurt dat sommige lidstaten belastingregelingen hebben ontwikkeld die ongelijkheden tussen multinationals en kmo’s mogelijk maken, waardoor kmo’s een concurrentienadeel ondervinden; herinnert eraan dat kmo’s de voornaamste motor achter economische groei en banencreatie zijn; verzoekt de Commissie het belastingbeleid zodanig vorm te geven dat het gemakkelijk uitvoerbaar is voor kleinere ondernemingen en ervoor te zorgen dat de belastingwetgeving minder kosten en administratieve verplichtingen voor hen met zich meebrengt;

11.

verzoekt de Commissie een EU-brede studie over het niveau van de fiscale nalevingskosten per land en een algehele evaluatie van het vastgestelde scenario te verrichten; vraagt de Commissie bovendien om die beoordeling follow-up te geven met een initiatief om de hoge nalevingskosten aan te pakken en de samenwerking te verbeteren teneinde de administratieve lasten te verminderen;

12.

merkt op dat grensoverschrijdende activiteiten voor werknemers en zelfstandigen in de interne markt administratief gezien nog steeds ingewikkeld zijn wat belastingen en sociale zekerheid betreft; merkt voorts op dat dit probleem is verergerd doordat er meer wordt getelewerkt;

13.

verzoekt de Commissie een algemene evaluatie te presenteren van eerdere maatregelen die sinds 2011 op het gebied van vennootschapsbelasting zijn genomen en een grondige effectbeoordeling te publiceren over de beste opties om de administratieve lasten voor bedrijven, en met name kmo’s, te verlichten, alle verschillen in omzetting in de EU in kaart te brengen, na te gaan op welke gebieden vereenvoudiging mogelijk is en ervoor te zorgen dat bedrijven die al onder druk staan, over een redelijke termijn beschikken om het beleid uit te voeren; wijst erop dat de Europese Raad de Commissie op 22 maart 2023 heeft verzocht nieuwe wetgevingsvoorstellen, ook op het gebied van belastingen, aan een concurrentievermogenstoets te onderwerpen, en benadrukt dat de indiening van nieuwe voorstellen – indien nodig – moet bijdragen tot de goede werking en de integriteit van en het gelijke speelveld op de interne markt en geen onevenredige lasten voor bedrijven met zich mee mag brengen; verzoekt de Commissie bij nieuwe wetsvoorstellen inzake belastingen ook rekening te houden met de verenigbaarheid met oplossingen (waaronder digitale oplossingen) die al in afzonderlijke lidstaten zijn ingevoerd en die de lasten voor bedrijven helpen verlichten;

14.

neemt nota van de resultaten van de Conferentie over de toekomst van Europa van 9 mei 2022 en van de voorstellen om het concurrentievermogen van de EU te vergroten en de interne markt verder te verdiepen met als doel een zekere mate van harmonisatie en coördinatie van het belastingbeleid in de lidstaten tot stand te brengen om belastingontduiking en -ontwijking te voorkomen en tegelijk het economisch succes van bedrijven te ondersteunen; wacht op het door Commissievoorzitter Ursula von der Leyen op 19 oktober 2022 aangekondigde voorstel om in EU-regelgeving standaard een concurrentievermogenstoets in te voeren; wijst erop dat bij de ontwikkeling van nieuwe belastingwetgeving rekening moet worden gehouden met het behoud van het concurrentievermogen van de EU-economie; verwacht dat het concurrentievermogen volledig in overeenstemming is met de bestaande arbeids- en sociale normen van de EU;

15.

is ingenomen met het REPowerEU-plan en de prioriteiten ervan en verzoekt de lidstaten te overwegen om, zoals voorgesteld door de Commissie, fiscale maatregelen in hun aangepaste nationale herstel- en veerkrachtplannen te integreren om de uitvoering van de fondsen te versnellen, een groter concurrentievermogen tot stand te brengen en kmo’s, bedrijven en de industrie te helpen de doelstellingen van dit programma te verwezenlijken;

16.

neemt nota van het hernieuwde debat over fiscale stimulansen naar aanleiding van de vaststelling van de modelvoorschriften voor de tweede pijler die een minimumniveau van effectieve vennootschapsbelasting van 15 % garanderen en als reactie op de Amerikaanse Inflation Reduction Act; verzoekt de Commissie experimenten met belastingkredieten te analyseren, met name in het kader van de herziene EU-staatssteunregels; merkt evenwel op dat alle besluiten op gecoördineerde wijze moeten worden genomen om de werking van de interne markt in stand te houden, conform de mededingingswetgeving en ter voorkoming van internationale subsidieconcurrentie; benadrukt dat fiscale stimulansen gericht moeten zijn op het aantrekken van echte investeringen, rekening houdend met de bezorgdheid over een vergrijzende samenleving, fatsoenlijke arbeids- en sociale normen en de groene en digitale transitie;

17.

merkt op dat de lidstaten kunnen overwegen een beleid te voeren waarbij kapitaalinvesteringen volledig worden afgeschreven en voorzieningen voor fiscale afschrijving permanent worden gemaakt om de reële investeringen te verbeteren, met name investeringen in onderzoek en ontwikkeling, om de klimaatdoelstellingen te halen en om het concurrentievermogen van Europa te ondersteunen; is van mening dat een volledige afschrijving van kapitaalinvesteringen een gecoördineerde uitvoering, een zorgvuldige opzet en grote administratieve zorgvuldigheid vereist om te voorkomen dat dit ongerechtvaardigde belastingsubsidies of belastingfraude in de hand werkt; is daarom van mening dat een dergelijk beleid gepaard moet gaan met regelmatige monitoring en analyses van de overloopeffecten;

18.

verzoekt de lidstaten in het licht van de hoge inflatiecijfers de lasten voor bedrijven, en met name kmo’s, te verlichten, bijvoorbeeld door middel van tijdelijke belastingmaatregelen om de stijging van de energiekosten te beperken en de extra inkomsten op basis van hogere energieprijzen te gebruiken om rechtstreekse en gerichte steun te bieden om de meest kwetsbare burgers en de middenklasse te helpen en de lasten voor burgers en bedrijven, in het bijzonder kmo’s die zwaar door de crisis zijn getroffen, te verlichten;

De overeenkomst inzake de tweede pijler

19.

is verheugd dat het inclusief kader van de OESO/G20 een overeenkomst heeft bereikt over een op twee pijlers berustende oplossing voor de verdeling van heffingsbevoegdheden en de toepassing van een effectief minimumbelastingtarief van 15 % op de wereldwijde winsten van multinationals, en is ingenomen met de goedkeuring van de tweedepijlerrichtlijn waarmee de internationale overeenkomst in EU-wetgeving wordt omgezet; verzoekt de Commissie aan het Parlement verslag uit te brengen over het welslagen van de ratificatieprocedure van de overeenkomst inzake de tweede pijler in derde landen;

20.

merkt op dat ondernemingen niet alleen te maken hebben met een volatiel ondernemingsklimaat en een toenemend aantal EU-belastingrichtlijnen, maar dat zij ook hun financiële en personele middelen moeten inzetten om de regels inzake de tweede pijler toe te passen en nadere OESO-richtsnoeren en interpretaties van afzonderlijke lidstaten in acht te nemen; neemt nota van het pakket inzake belastingvereenvoudiging voor kmo’s, Befit en verrekenprijzen dat de Commissie op 12 september 2023 heeft voorgesteld; kijkt uit naar de start van onderhandelingen over de verschillende dossiers en naar de beoordeling van de doeltreffendheid en het effect van de regels van de tweede pijler, met name in de context van de verwachte doelstellingen, de kosten-batenanalyse, de bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking, schadelijke belastingconcurrentie en hogere belastinginkomsten;

21.

merkt op dat de regels van de eerste en de tweede pijler alleen van toepassing zijn op multinationals met een omzet van meer dan 20 miljard EUR en een winstgevendheid van meer dan 10 % en 750 miljoen EUR; merkt op dat de meeste bedrijven, en met name kmo’s, dus van deze overeenkomst zijn vrijgesteld; neemt nota van de inspanningen van de Commissie om Befit te baseren op de internationale overeenkomst inzake de tweede pijler en de tweedepijlerrichtlijn van de EU;

22.

begrijpt dat de overeenkomst van het inclusief kader van de OESO/G20 bedoeld was als een pakket, met als doel beide pijlers gelijktijdig van kracht te laten worden; neemt nota van de slotverklaring van het inclusief kader van de OESO/G20 van 11 juli 2023 over de tweepijleroplossing om de belastingproblematiek als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken; betreurt het dat de eerste en de tweede pijler een verschillend tijdschema hebben; neemt terdege nota van het internationale scenario voor de omzetting van de richtlijnen inzake de eerste en de tweede pijler;

23.

neemt nota van de recente hervorming van de Groep gedragscode om het toepassingsgebied ervan in 2022 uit te breiden; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de Groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen een beoordeling van de eerdere hervormingen voor te leggen; herinnert aan zijn standpunt van 7 oktober 2021 dat in de beoordeling belastingmaatregelen moeten worden opgenomen die leiden tot lage belastingniveaus in overeenstemming met de tweede pijler;

24.

neemt er nota van dat de Commissie de mogelijkheid overweegt om nieuwe eigen middelen in te voeren op basis van het Befit-kader zodra dat is goedgekeurd, in overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (“het interinstitutioneel akkoord”) (31); herinnert eraan dat de Commissie heeft toegezegd een digitale heffing te zullen voorstellen indien de uitvoering van de eerste pijler wordt uitgesteld tot na het huidige mandaat; neemt er nota van dat de Commissie nogmaals heeft erkend dat Befit ook relevant is vanuit het oogpunt van de eigen middelen;

25.

herinnert eraan dat het Parlement reeds bij verschillende gelegenheden, waaronder in de onlangs aangenomen resolutie over de eigen middelen: een nieuwe start voor de financiën van de EU, een nieuwe start voor Europa (32), zijn steun heeft uitgesproken voor nieuwe eigen middelen die zijn gekoppeld aan de vennootschapsbelasting, zoals de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en de digitaledienstenbelasting en, meest recentelijk, de op de eerste pijler gebaseerde eigen middelen in de context van het inclusief kader van de OESO inzake BEPS; herinnert voorts aan zijn oproep om een Europese belasting op financiële transacties in te voeren en als verdere mogelijkheden een accijns op de terugkoop van aandelen door ondernemingen (zoals voorgesteld in de Amerikaanse Inflation Reduction Act) en een gemeenschappelijk en gestandaardiseerd kader voor bronbelasting te evalueren;

26.

benadrukt dat goed doordachte nieuwe eigen middelen op basis van de vennootschapsbelasting volledig verenigbaar moeten zijn met de doelstelling van een vereenvoudigd belastingstelsel en fiscale billijkheid kunnen bevorderen; verzoekt de Commissie na te gaan welke synergieën er mogelijk zijn tussen de modernisering van de belastingregels en mogelijke eigen middelen op basis van belastingen;

27.

neemt nota van het voorstel van de Commissie voor een op statistieken gebaseerde overgangsregeling voor aan de bedrijfssector gekoppelde eigen middelen, die zou kunnen worden toegepast totdat eventueel aan Befit gekoppelde eigen middelen kunnen worden ingevoerd; is van mening dat dergelijke weldoordachte eigen middelen de lidstaten moeten stimuleren om de onderhandelingen over Befit te bespoedigen;

28.

herhaalt zijn oproep aan de lidstaten om de nieuwe eigen middelen goed te keuren die bedoeld zijn om de terugbetaling van de financieringskosten van NextGenerationEU (NGEU) te dekken en om het beleid en de prioriteiten ervan zo spoedig mogelijk voldoende te financieren;

Naar een sterker gecoördineerde en vereenvoudigde vennootschapsbelastingregeling (Befit)

29.

neemt er nota van dat Befit en het pakket inzake belastingvereenvoudiging voor kmo’s complementair zijn en beide gericht zijn op meer vereenvoudiging voor bedrijven; verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen om alle lidstaten te helpen naar een vereenvoudigd, doeltreffend en concurrerend belastingstelsel toe te werken om de administratieve lasten voor bedrijven, in het bijzonder kmo’s, te verminderen; wijst erop dat ook het vereenvoudigen van teruggaafprocedures, aftrekposten en geschillen een oplossing is om de administratieve lasten te verminderen, in het bijzonder voor kmo’s; neemt in dit verband nota van het voorstel van de Commissie van juni 2023 snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting (Faster), dat bedoeld is om grensoverschrijdende investeringen te stimuleren en belastingmisbruik te helpen voorkomen door middel van een hervorming van de bronbelastingprocedures, en vraagt dat dit spoedig wordt goedgekeurd en uitgevoerd;

30.

merkt op dat de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen sinds 1997 het belangrijkste instrument van de EU is om schadelijke belastingconcurrentie tussen ondernemingen te voorkomen; onderstreept dat de lidstaten in dit kader hun bestaande belastingmaatregelen die tot schadelijke belastingconcurrentie leiden, moeten herbezien, wijzigen of afschaffen, en in de toekomst geen nieuwe dergelijke maatregelen meer mogen invoeren; is in dit verband ingenomen met de conclusies van de Raad van 8 november 2022 over de hervorming van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen wat betreft de soorten belastingmaatregelen waarnaar wordt gekeken wanneer schadelijke belastingpraktijken in de EU worden onderzocht; verzoekt de Groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen ten volle gebruik te maken van haar herziene mandaat;

31.

verzoekt de Raad de onderhandelingen over het Unshell-voorstel onverwijld voort te zetten; herinnert aan het oorspronkelijke voornemen van de Commissie en het standpunt van het Parlement van 17 januari 2023 (33);

32.

kijkt uit naar de verwachte effecten van Befit en HOT op het verminderen van de complexiteit van het rechtskader voor vennootschapsbelastingstelsels, wat zal helpen om buitenlandse directe investeringen aan te trekken, het concurrentievermogen van de EU zal verbeteren en daardoor het risico zal verminderen dat bedrijven wegtrekken naar niet-EU-landen; neemt nota van de mededeling van de Commissie over de belastingregeling voor ondernemingen in de 21e eeuw, waarin staat dat “het ontbreken van een gemeenschappelijk vennootschapsbelastingstelsel in de eengemaakte markt een rem [zet] op het concurrentievermogen” en dat “er [zo] een concurrentienadeel ten opzichte van de markten van derde landen [ontstaat]”; herinnert eraan dat een eenvoudiger kader ook de mogelijkheden voor agressieve fiscale planning vermindert;

33.

neemt nota van het Befit-voorstel van de Commissie, waarmee wordt beoogd een nieuw, gemeenschappelijk EU-“rulebook” voor de vennootschapsbelasting en een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting te ontwikkelen; verzoekt de Commissie er in dit verband voor te zorgen dat het nieuwe voorstel bedrijven duidelijkheid en voorspelbaarheid biedt en grensoverschrijdende economische activiteiten zal vergemakkelijken; benadrukt dat bij een dergelijk voorstel rekening moet worden gehouden met overeenkomsten die op mondiaal niveau zijn bereikt of besprekingen die momenteel op mondiaal niveau plaatsvinden met het oog op de bescherming van de belangen van de EU; herhaalt dat overeenkomsten over kaders voor de vennootschapsbelasting het doeltreffendst zijn als ze op mondiaal niveau worden bereikt;

34.

begrijpt dat het Befit-initatief een kans is om de kosten in verband met de naleving van de belastingwetgeving aan te pakken en de administratieve lasten te verminderen, en tegelijk zal helpen om agressieve fiscale planning zoveel mogelijk te beperken en een gelijk speelveld voor kmo’s te bevorderen; is van mening dat het dichten van mazen die belastingontduiking, -ontwijking en -fraude mogelijk maken, aan bod moet komen in wetgevingsinitiatieven op het gebied van belastingen; merkt op dat er voortdurend moet worden gewerkt aan het kader voor de vennootschapsbelasting om in dit opzicht aanpassingen door te voeren;

35.

herinnert eraan dat het van mening is dat het Befit-initiatief door het politieke proces moet worden ondersteund om politieke steun voor verandering op te bouwen; neemt kennis van het herziene effectbeoordelingsverslag, waarin de lessen die uit eerdere vennootschapsbelastinginitiatieven zijn getrokken, worden toegelicht en de verbanden met de tweepijlerbenadering van de OESO worden toegevoegd;

36.

is ingenomen met de beoogde doelstellingen van Befit die het verzoek van de Commissie om input voor een effectbeoordeling worden genoemd, namelijk de veerkracht van bedrijven vergroten door de complexiteit als gevolg van verschillende nationale belastingregels en de nalevingskosten voor EU-bedrijven met grensoverschrijdende activiteiten te verminderen, belemmeringen voor grensoverschrijdende investeringen wegnemen en de interne markt aantrekkelijker maken voor internationale investeringen, een klimaat scheppen dat bevorderlijk is voor eerlijke en duurzame groei door de weg te effenen voor administratieve vereenvoudiging, en duurzame belastinginkomsten voor de nationale begrotingen van de lidstaten genereren, wat bijzonder belangrijk is gezien het huidige moeilijke economische klimaat en de maatschappelijke uitdagingen; is van mening dat de invoering van één fiscaal rulebook de ruimte voor schadelijke belastingconcurrentie en belastingontwijking tussen de lidstaten zou kunnen helpen verminderen en tegelijkertijd de vennootschapsbelastingregels in de EU zou kunnen vereenvoudigen;

37.

wijst op de prominente rol van de belastingdiensten bij het waarborgen van de uitvoering van een Befit-hervorming; beveelt aan dat er voldoende middelen, ook voor opleiding, worden toegewezen door de lidstaten en via het toekomstige Fiscalis-programma;

38.

herinnert eraan dat bij eerdere pogingen van de Unie om een gemeenschappelijk rulebook vast te stellen, drie factoren in aanmerking werden genomen: arbeid, activa en verkoop; neemt kennis van de toezegging van de Commissie om in het kader van de overgangsregeling een mogelijke wijziging te beoordelen om een op formules gebaseerde toewijzing voor de Befit-belastinggrondslag in te voeren;

39.

merkt op dat ondernemingen die in de hele EU actief zijn, te maken krijgen met verschillende belastingwetten en belastingautoriteiten; wijst op het idee van één loket dat het mogelijk maakt één geconsolideerde belastingaangifte in te dienen als een mogelijke manier om de administratieve lasten te verminderen en de fiscale belemmeringen voor de interne markt zo klein mogelijk te maken; verzoekt de lidstaten in dit verband meer inspanningen te leveren om een elektronisch indieningssysteem in te voeren dat de belastingbetaler ten goede komt; verzoekt de Commissie na te gaan of de invoering van één loket vereist dat de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting verder wordt geharmoniseerd en dat er een formule voor de billijke en doeltreffende verdeling van de heffingsbevoegdheden onder de lidstaten wordt vastgesteld; verzoekt de Commissie na te gaan of het éénloketsysteem zou kunnen worden getest voor concerns die op de interne markt actief zijn en de regels van de tweede pijler toepassen, en of de nieuwe Befit-regels er nadien als follow-up in kunnen worden opgenomen; is in dit verband ingenomen met de mededeling van de Commissie van 16 maart 2023 (COM(2023)0162), waarin wordt benadrukt dat éénloketsystemen nuttig zijn om belemmeringen uit de weg te ruimen;

40.

is van mening dat alle zeer grote bedrijven die in de EU actief zijn, binnen het toepassingsgebied van een toekomstig Befit-voorstel moeten vallen; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de specifieke behoeften van kmo’s door Befit altijd optioneel te houden voor kmo’s, met name als zij geen zaken doen over de grenzen heen; verwelkomt evenwel elk voorstel dat kleinere bedrijven de mogelijkheid biedt om vrijwillig een vereenvoudigd en geharmoniseerd kader voor de vennootschapsbelasting te gebruiken;

41.

benadrukt dat de bevoordeling van schulden in de vennootschapsbelasting, die een genereuze belastingaftrek voor rentebetalingen mogelijk maakt terwijl de kosten van aandelenfinanciering niet op soortgelijke wijze kunnen worden afgetrokken; wijst op het structurele nadeel voor ondernemingen die afhankelijk zijn van aandelenfinanciering, die vaak jongere en kleinere ondernemingen zijn die moeilijker toegang hebben tot krediet; neemt er nota van dat aftrekposten voor eigen vermogen van ondernemingen in het verleden zijn misbruikt voor illegale activiteiten; neemt kennis van het voorstel van de Commissie van 11 mei 2022 om de bevoordeling van schulden aan te pakken als middel om financiering via de kapitaalmarkten te bevorderen in plaats van schuldfinanciering te ontmoedigen, maar erkent dat het de lidstaten zijn die over belastingkwesties beslissen en neemt nota van het besluit van de Raad van 6 december 2022 om de behandeling van het voorstel op te schorten; verzoekt de Raad de onderhandelingen over dit voorstel met de hulp van de Commissie opnieuw te bekijken en eventueel te hervatten; steunt de opneming van strenge bepalingen tegen ontwijking, waaronder die van artikel 5, in het voorstel van de Commissie en verzoekt de lidstaten in dit verband een hoog niveau van bescherming tegen grondslaguitholling te waarborgen;

42.

is van mening dat de fiscale zekerheid zou worden versterkt als de lidstaten een gemeenschappelijke opvatting zouden hebben over wat niet-verstorende belastingprikkels zijn; verzoekt de Commissie de doeltreffendheid van octrooiboxen en andere regelingen voor intellectuele eigendom te evalueren in het kader van de nieuwe nexusbenadering die wordt omschreven in actie 5 betreffende schadelijke belastingpraktijken van het BEPS-actieplan;

43.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de begrotingen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie aanzienlijk te verhogen om de doelstelling van 3 % van het bbp van de EU op gecoördineerde wijze te verwezenlijken; benadrukt dat gerichte fiscale stimulansen voor particuliere activiteiten in verband met onderzoek en ontwikkeling (bv. via belastingkredieten, verhoogde aftrekposten of aangepaste afschrijvingsregelingen), mits ze op budgettair verantwoorde wijze worden toegepast, kunnen helpen om de particuliere uitgaven voor deze doeleinden te verhogen, hetgeen vaak positieve externe effecten heeft; benadrukt dat die positieve externe effecten regelmatig moeten worden geanalyseerd en dat de stimulansen moeten worden aangepast of ingetrokken als ze niet het beoogde resultaat opleveren; neemt nota van de beoordeling dat dergelijke stimulansen doeltreffender zijn voor kmo’s als ze op uitgaven zijn gebaseerd (34); onderstreept dat dergelijke fiscale stimulansen strikt in overeenstemming moeten zijn met de bestaande wetgeving en de algemene politieke prioriteiten van de EU; herinnert eraan dat de bedrijfsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling volgens het investeringsverslag 2022/2023 van de Europese Investeringsbank in 2020 slechts 1,5 % van het bbp van de EU bedroegen, terwijl dit in de Verenigde Staten en Japan 2,6 % was; merkt op dat dit tekort het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn zou kunnen verzwakken; verwelkomt in dit verband de mededeling van de Commissie van 16 maart 2023, waarin de lidstaten worden aangemoedigd om steun te verlenen aan activiteiten op het gebied van onderzoek en innovatie; verzoekt de Commissie een beoordeling te presenteren van de doeltreffendste en doelmatigste fiscale stimulansen voor particuliere activiteiten in verband met onderzoek en ontwikkeling;

44.

verzoekt de Commissie een effectbeoordeling te verrichten van het gebruik van nieuwe technologieën om de snelheid, doeltreffendheid, betrouwbaarheid, transparantie en veerkracht van administratieve procedures in verband met belastingen te verbeteren; begrijpt dat de Commissie die effectbeoordeling kan laten volgen door een voorstel om de samenwerking tussen de belastingautoriteiten te verbeteren, waarbij de vastgestelde goede praktijken worden benut, wat leidt tot een bedrijfsvriendelijk klimaat, met minder bureaucratie, nalevingskosten en administratieve rompslomp;

°

° °

45.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)   PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49.

(2)   PB L 345 van 29.12.2011, blz. 8.

(3)   PB L 193 van 19.7.2016, blz. 1.

(4)   PB L 144 van 7.6.2017, blz. 1.

(5)   PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1.

(6)   PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1.

(7)   PB L 332 van 18.12.2015, blz. 1.

(8)   PB L 146 van 3.6.2016, blz. 8.

(9)   PB L 342 van 16.12.2016, blz. 1.

(10)   PB L 139 van 5.6.2018, blz. 1.

(11)   PB L 104 van 25.3.2021, blz. 1.

(12)   PB L 265 van 14.10.2017, blz. 1.

(13)   PB L 429 van 1.12.2021, blz. 1.

(14)   PB L 328 van 22.12.2022, blz. 1.

(15)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_19_225.

(16)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_21_7025.

(17)   PB C 479 van 16.12.2022, blz. 89.

(18)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_23_3328.

(19)   PB C 465 van 6.12.2022, blz. 109.

(20)   https://taxation-customs.ec.europa.eu/taxation-1/economic-analysis-taxation/annual-report-taxation_nl

(21)   PB C 132 van 24.3.2022, blz. 167.

(22)   PB C 342 van 6.9.2022, blz. 14.

(23)   PB C 347 van 9.9.2022, blz. 211.

(24)  Europees Parlement, Verslag over een Europees kader voor bronbelasting, februari 2022.

(25)   PB C 132 van 14.4.2023, blz. 15.

(26)   “Study on Structures of Aggressive Tax Planning and Indicators - Final Report” (Taxation paper No 61, 27 januari 2016), “The Impact of Tax Planning on Forward-Looking Effective Tax Rates” (Taxation paper No 64, 25 oktober 2016), en “Aggressive tax planning indicators - Final Report” (Taxation paper No 71, 7 maart 2018).

(27)  Europese Commissie, Effectbeoordeling bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels voor een tegemoetkoming ter vermindering van de ongelijkheid tussen vreemd en eigen vermogen en tot beperking van de aftrekbaarheid van rente voor de vennootschapsbelasting, (SWD(2022)0145).

(28)  OESO, Aggressive Tax Planning.

(29)  Zie met name de richtlijnen ter bestrijding van belastingontwijking (ATAD I en ATAD II), de wijzigingen van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC 1 tot en met DAC 7), de herziening van de moeder-dochterrichtlijn, de EU-richtlijn inzake geschillenbeslechting, de richtlijn inzake openbare verslaglegging per land of richtlijn inzake de tweede pijler.

(30)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0087.

(31)   PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

(32)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0195.

(33)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0004.

(34)  Subcommissie belastingen, hoorzitting over “The role of tax incentives and exemptions in the framework of the reform of corporate taxation and in the promotion of European economies’ competitiveness”, 11 juli 2022.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/4165/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)