Publicatieblad |
NL C-serie |
C/2024/2624 |
22.4.2024 |
Beschikking van het Gerecht van 28 februari 2024 – Mincu Pătrașcu Brâncuși/Europees Openbaar Ministerie
(Zaak T-385/23) (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Besluit van de permanente kamer van het Europees Openbaar Ministerie om een zaak voor de rechter te brengen - Artikel 42, leden 1 en 2, van verordening (EU) 2017/1939 - Procedurele handeling van het Europees Openbaar Ministerie - Onbevoegdheid)
(C/2024/2624)
Procestaal: Roemeens
Partijen
Verzoekende partij: Constantin Mincu Pătrașcu Brâncuși (Boekarest, Roemenië) (vertegenwoordigers: A. Şandru en M.-A. Ion, advocaten)
Verwerende partij: Europees Openbaar Ministerie (vertegenwoordigers: L. De Matteis, F.-R. Radu en E. Farhat, gemachtigden)
Voorwerp
Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker nietigverklaring van het besluit van de tiende permanente kamer van het Europees Openbaar Ministerie van 8 december 2022 waarbij deze kamer de hem betreffende zaak voor de rechter heeft gebracht.
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Op de verzoeken tot interventie van de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de European Criminal Bar Association (ECBA) hoeft niet te worden beslist. |
3) |
Constantin Mincu Pătrașcu Brâncuși draagt zijn eigen kosten en die van het Europees Openbaar Ministerie, met uitzondering van de kosten betreffende de verzoeken tot interventie. |
4) |
Mincu Pătrașcu Brâncuși, de Raad, de Commissie, het Parlement en de ECBA dragen ieder hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2624/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)