European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/2103

26.3.2024

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van een belastingstelsel voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

(COM(2023) 528 final — 2023/0320 (CNS))

(C/2024/2103)

Rapporteur:

Katrīna ZARIŅA

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 10.11.2023

Rechtsgrond

Artikelen 115 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

18.12.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

17.1.2024

Zitting nr.

584

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

222/0/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter het voorstel van de Europese Commissie om een centraal belastingstelsel (HOT) in te stellen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (mkmo’s) en de doelstellingen daarvan, aangezien deze de positie van mkmo’s verbeteren, hun grensoverschrijdende activiteiten vereenvoudigen en de administratieve en financiële belemmeringen wegnemen, waardoor het algemene concurrentievermogen van deze ondernemingen wordt vergroot.

1.2.

Het EESC tekent aan dat goedkeuring van het HOT-voorstel een grote meerwaarde voor bedrijven, werknemers en lidstaten zal opleveren. Kmo’s zijn momenteel goed voor bijna alle niet-financiële ondernemingen in de Europese Unie (EU28) (99,8 %), twee derde van de totale werkgelegenheid in de EU-28 (66,6 %) en iets minder dan drie vijfde (56,8 %) van de meerwaarde die door de niet-financiële bedrijfssector wordt gegenereerd (1). Minder administratieve lasten voor mkmo’s zullen ertoe leiden dat hun dagelijkse activiteiten concurrerender worden.

1.3.

Het EESC dringt aan op onverwijlde goedkeuring van het voorstel van de Commissie inzake het HOT-systeem om de groei van mkmo’s te bevorderen en een gelijk speelveld voor de deelname van mkmo’s met grensoverschrijdende activiteiten aan de eengemaakte markt te stimuleren. Zo wordt ook bijgedragen tot de groei van het bbp en de werkgelegenheid op lange termijn.

1.4.

Het voorstel beoogt de nalevingskosten in verband met de vennootschapsbelasting te verlagen voor mkmo’s die al grensoverschrijdend zaken doen via vaste inrichtingen. Het EESC is het met de Commissie eens dat de invoering van het HOT-systeem de nalevingskosten voor ondernemingen die reeds internationaal actief zijn, zal verminderen, belemmeringen zal wegnemen en de kosten voor de naleving van de belastingwetgeving wellicht zal terugdringen. Het voorstel zou ook andere micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ertoe kunnen aanzetten om grensoverschrijdende activiteiten te ontwikkelen.

1.5.

Het voorstel heeft ook tot doel de administratieve en financiële lasten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen wat betreft de belastingvoorschriften op nationaal niveau. In dit verband zou het goed zijn om de nationale procedures voor het berekenen en betalen van belastingen regelmatig te evalueren om de regeldruk te verminderen en het algemene concurrentievermogen van bedrijven te vergroten.

1.6.

Vooralsnog is het EESC het eens met de aanpak van de Commissie om het toepassingsgebied van het HOT-voorstel te beperken tot zelfstandige mkmo’s die grensoverschrijdend actief zijn in een of meer lidstaten en uitsluitend via vaste inrichtingen. Tegelijkertijd merkt het EESC op dat de Commissie bij de uitvoering van de geplande ex-postevaluatie van de doeltreffendheid van het HOT-systeem voor mkmo’s, vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, de mogelijkheid moet overwegen en evalueren om het HOT-systeem uit te breiden tot kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn via dochterondernemingen.

1.7.

De Commissie beschouwt het HOT-systeem en de BEFIT-voorstellen (Bedrijven in Europa: kader voor de belastingheffing van inkomsten) als complementair, aangezien BEFIT in de eerste plaats gericht is op grote groepen die in de hele EU actief zijn en facultatief is voor groepen kmo’s met dochterondernemingen in andere lidstaten die geconsolideerde rekeningen opstellen.

1.8.

Tegelijkertijd merkt het EESC op dat het facultatieve karakter van het HOT-voorstel voor kmo’s in het algemeen en van het BEFIT-voorstel met betrekking tot kmo-groepen met geconsolideerde rekeningen verschillende rechtskaders zal creëren voor ondernemingen in mogelijk vergelijkbare situaties in de hele EU. Het EESC raadt de Commissie dan ook aan de ontwikkeling van de nieuwe HOT-regels en de gevolgen daarvan in dit verband te monitoren, aangezien het naast elkaar bestaan van verschillende rechtskaders die van toepassing zijn op vergelijkbare spelers tot versnippering en discrepanties kan leiden, hetgeen de consolidatie van de eengemaakte markt kan schaden.

1.9.

Volgens het EESC zal het HOT-systeem de samenwerking tussen de belastingautoriteiten in de lidstaten versterken en verbeteren. Onderlinge samenwerking is van cruciaal belang voor een succesvolle en zinvolle uitvoering van het voorgestelde HOT-systeem en om de doelstellingen gestalte te geven.

1.10.

Het voorgestelde tijdschema voor de omzetting van de richtlijn is zonder meer toereikend om de IT-systemen van de belastingautoriteiten in de lidstaten aan te passen en de vlotte uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten in latere stadia te waarborgen. Dit zal de lidstaten ertoe aanzetten in dit verband snel actie te ondernemen.

1.11.

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om na de goedkeuring van het voorstel nauw samen te werken met de lidstaten en organisaties die mkmo’s vertegenwoordigen, om meer bekendheid te geven aan de HOT-mechanismen die voor mkmo’s ter beschikking staan, zodat de doelstellingen (minder administratieve rompslomp, meer grensoverschrijdende activiteiten en optimaal gebruik van de voordelen van de eengemaakte markt) beter kunnen worden benut. De betrokken partijen moeten ook middelen uittrekken om te zorgen voor opleiding en methodologische ondersteuning voor mkmo’s bij het opstellen van een “HOT-belastingaangifte”.

2.   Achtergrond

2.1.

In september 2023 publiceerde de Commissie het steunpakket voor kmo’s, met een voorstel voor een verordening inzake betalingsachterstand, een voorstel voor een richtlijn inzake fiscale vereenvoudiging voor kmo’s, de vaststelling van een belastingstelsel volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor en een reeks maatregelen om de prestaties van kmo’s te verbeteren, waarbij de nadruk ligt op verbetering van de agenda voor betere regelgeving, betere toegang tot financiering, bijscholing van werknemers en andere ondersteunende mechanismen.

2.2.

Het Commissievoorstel inzake de vaststelling van een belastingstelsel voor kmo’s volgens de regels van de lidstaat van het hoofdkantoor betreft vereenvoudiging van de regels voor op zichzelf staande kmo’s die in de EU grensoverschrijdend actief zijn, met betrekking tot hun vaste inrichtingen (2) in andere lidstaten.

2.3.

Bijna alle (99,8 %) ondernemingen in de niet-financiële sector in de Europese Unie (EU-28) zijn kmo's, die goed zijn voor twee derde van de totale werkgelegenheid in de EU-28 (66,6 %) en iets minder dan drie vijfde (56,8 %) van de meerwaarde die door de niet-financiële bedrijfssector wordt gegenereerd (3).

2.4.

Het toepassingsgebied van het voorstel van de Commissie is beperkt tot op zichzelf staande kmo’s (4) die uitsluitend grensoverschrijdend actief zijn via vaste inrichtingen in een of meer lidstaten, overeenkomstig de criteria van artikel 2 van het voorstel voor een richtlijn (5). Dochterondernemingen vallen daarentegen niet onder het voorstel van de Commissie en komen niet in aanmerking voor de voordelen van het HOT-systeem.

2.5.

In concreto zullen in aanmerking komende kmo’s in staat worden gesteld de belastbare resultaten van hun vaste inrichtingen alleen te berekenen op basis van de belastingregels van de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, terwijl de toepasselijke belastingtarieven die van de lidstaat/lidstaten blijven waar de vaste inrichting(en) daadwerkelijk is (zijn) gevestigd.

2.6.

De vereenvoudigingsmaatregelen die in het kader van het HOT-voorstel worden uitgevoerd, en de mogelijke verlengingen ervan mettertijd, worden strikt beperkt door specifieke vereisten om in aanmerking te komen (6), en die erop gericht zijn het risico te vermijden dat de belastingregels worden omzeild.

2.7.

De optie die het HOT-systeemvoorstel biedt, duurt vijf jaar (artikel 7), tenzij de vestigingsplaats van het hoofdkantoor intussen wordt gewijzigd of als de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen ten minste verdrievoudigt (artikel 8). In zulke gevallen zijn de regels van het HOT-systeem niet langer van toepassing.

2.8.

Aan het einde van elke periode van vijf jaar hebben kmo’s het recht om hun keuze zonder beperkingen met vijf jaar te verlengen, mits zij blijven voldoen aan de in het Commissievoorstel vastgestelde voorwaarden om in aanmerking te komen (artikel 9). Indien een op zichzelf staande kmo besluit een dochteronderneming op te richten of als de gezamenlijke omzet van haar vaste inrichtingen ten minste het dubbele van de omzet van het hoofdkantoor bedraagt, of wanneer zij überhaupt niet langer als kmo wordt beschouwd, kan zij de regels van het HOT-systeem niet verlengen na het verstrijken van de termijn van vijf jaar (artikel 10).

2.9.

Organisatorisch gezien zal een éénloketsysteem kmo’s in staat stellen om alleen te communiceren met de belastingdienst van de lidstaat waar zij hun hoofdkantoor hebben, zowel voor de opt-inprocedure als voor de aangifteplicht en de betaling van belastingen.

2.10.

Meer in het bijzonder zal de “indienende entiteit” voor alle vaste inrichtingen het hoofdkantoor van de kmo zijn, die daarom één enkele belastingaangifte zal indienen bij de belastingdienst van hun hoofdkantoor (de “autoriteit van aangifte” — artikel 11). Deze belastingdienst zal de belastingtarieven toepassen die gelden in de lidstaat of lidstaten waar de kmo vaste inrichtingen heeft, en vervolgens de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten overdragen aan elke lidstaat waar de kmo een vaste inrichting heeft (artikel 12).

2.11.

Een tijdige en gestroomlijnde uitwisseling van inlichtingen tussen de verschillende betrokken nationale belastingautoriteiten, met inbegrip van gezamenlijke controles, is in het voorstel opgenomen, met name door gebruik te maken van het bestaande kader dat is ingesteld bij de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking (DAC) op het gebied van de belastingen (artikel 13).

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC onderschrijft het voorstel van de Commissie en de doelstellingen ervan, aangezien deze stroken met de ondersteuning van mkmo’s, de vereenvoudiging van hun grensoverschrijdende activiteiten en de vermindering van de administratieve en financiële lasten, waardoor het algemene concurrentievermogen van mkmo’s wordt vergroot. In diverse eerdere adviezen van het EESC is gewezen op het belang van verlaging van de nalevingskosten voor mkmo’s in het kader van het HOT-voorstel.

3.2.

Volgens schattingen van de Commissie besteden kmo’s ongeveer 2,5 % van hun omzet aan de naleving van hun fiscale verplichtingen, terwijl grote ondernemingen 0,7 % besteden, omdat het voor kmo’s naar verhouding moeilijker is om te voldoen aan de verschillende fiscale regels in de lidstaten. Het EESC dringt er daarom op aan dat het voorstel voor een HOT-systeem snel wordt goedgekeurd om mkmo’s te helpen de lasten van de nalevingskosten te verlichten en het daarmee samenhangende concurrentienadeel voor kleine en vooral micro-ondernemingen ten opzichte van grote ondernemingen te verkleinen.

3.3.

Tegelijkertijd wil het EESC de afzonderlijke lidstaten aanmoedigen om de procedures voor het berekenen en betalen van belastingen regelmatig te evalueren en de nodige verbeteringen aan te brengen om de administratieve en financiële lasten voor bedrijven terug te dringen. Er bestaan verschillen tussen de lidstaten wat betreft de duur (tijd) van het berekenen en betalen van belastingen. Het voorstel voor een HOT-systeem zou een positief effect kunnen hebben op de harmonisatie van belastingprocedures en de digitalisering.

3.4.

Terecht acht de Commissie een EU-richtlijn geschikter dan tal van nationale wetgevingsinitiatieven ter vereenvoudiging van de belastingheffing op mkmo’s met grensoverschrijdende activiteiten en de daarmee samenhangende nalevingskosten. Dergelijke problemen komen in alle lidstaten voor en kunnen niet doeltreffend worden aangepakt met verschillende nationale maatregelen. Dat zou leiden tot versnippering en discrepanties. In dit opzicht strookt het voorstel van de Commissie volledig met het subsidiariteitsbeginsel en lijkt het in staat het regelgevingskader voor mkmo’s te vereenvoudigen.

3.5.

Het voorstel van de Commissie strookt ook met het evenredigheidsbeginsel, daar het niet verder gaat dan wat nodig is om grensoverschrijdende activiteiten van mkmo’s te vergemakkelijken en aldus bij te dragen tot de consolidatie van de eengemaakte markt. In dit verband zij opgemerkt dat de voorgestelde maatregelen alleen de berekening van de belastbare resultaten van vaste inrichtingen betreffen, zonder harmonisatie van de belastingregels in de lidstaten, die hun eigen belastinggrondslagen en -tarieven zullen blijven toepassen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Volgens het EESC zijn de in de artikelen 4 en 8 van het richtlijnvoorstel genoemde bepalingen inzake deelname en beëindiging naar behoren ontworpen om potentiële fiscaleplanningpraktijken te ontmoedigen die erop gericht het hoofdkantoor doelbewust naar een land met lage(re) belastingen te verplaatsen.

4.2.

Ook volgens het EESC lijkt de periode van 5 jaar die is vastgesteld voor de eerste opt-in in het kader van het HOT-systeem en voor mogelijke verlengingen daarvan in de loop van de tijd redelijk om de nieuwe regels stabiliteit en doeltreffendheid te verlenen. Tegelijkertijd wordt zo fiscale planning voorkomen en kan de ontwikkeling en groei van een bepaalde onderneming in de loop van de tijd worden beoordeeld, zodat mkmo’s de meest geschikte belastingopties kunnen kiezen.

4.3.

In tegenstelling tot een stijging van de aanpassingskosten op korte termijn om de IT-systemen van de belastingautoriteiten te actualiseren, zal het HOT-voorstel voor de lidstaten op lange termijn een meerwaarde opleveren. Er bestaan al systemen voor de uitwisseling van inlichtingen tussen belastingautoriteiten, zoals de DAC, die ruimschoots worden gebruikt. Een succesvolle uitvoering van het voorstel staat of valt met een goede samenwerking tussen belastingautoriteiten.

4.4.

Het EESC is het ook eens met de Commissie over de verwachte positieve gevolgen van de mogelijke verhoging van de belastinggrondslag, de groei van het bbp en de werkgelegenheid in de lidstaten na de invoering van een optimaal HOT-systeem voor mkmo’s.

4.5.

Volgens het EESC zou het voorstel er zeker op vooruit zijn gegaan als de Commissie in haar effectbeoordelingsanalyse meer specifieke gegevens had verzameld. Dan zouden de kwantitatieve aspecten van de verwachte voordelen beter naar voren zijn gekomen.

4.6.

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan de toepassing van de richtlijn vijf jaar na de inwerkingtreding ervan zorgvuldig te evalueren en na te gaan of een aanpassing mogelijk is, indien dit in overeenstemming is met artikel 19 van het voorstel voor een richtlijn. De samenwerking tussen de lidstaten om nuttige informatie te verstrekken is in dit verband van cruciaal belang.

4.7.

Permanent toezicht op de doeltreffendheid en efficiëntie van het voorstel van de Commissie voor een HOT-systeem zal zeker nuttig blijken. De door de Commissie overwogen evaluatieparameters lijken relevant (7). Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de nalevingskosten voor mkmo’s die voor de HOT-regeling kiezen, met betrekking tot: i) hun omzet en ii) ten opzichte van vergelijkbare mkmo’s die de voorgestelde vereenvoudiging niet toepassen. Dergelijke aspecten zullen van cruciaal belang zijn om inzicht te krijgen in de werkelijke voordelen voor mkmo’s wat betreft vereenvoudiging en om het nut te beoordelen van het nieuwe HOT-systeemkader voor extra ondernemingen die in aanmerking komen voor opt-in.

4.8.

Het EESC tekent aan dat de Commissie bij de uitvoering van de geplande ex-postevaluatie van de doeltreffendheid van het HOT-systeem voor mkmo’s, vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, de mogelijkheid moet overwegen en evalueren om het HOT-systeem uit te breiden tot kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn via dochterondernemingen.

4.9.

De Commissie beschouwt het HOT-systeem en de BEFIT-voorstellen als complementair, aangezien BEFIT in de eerste plaats gericht is op grote groepen die in de hele EU actief zijn en facultatief is voor groepen kmo’s met dochterondernemingen in andere lidstaten die geconsolideerde rekeningen goedkeuren. Volgens de Commissie vereenvoudigt het “HOT”-voorstel de regels voor kmo’s in de beginfase van hun expansie. Als kmo’s met succes uitbreiden en groeien, vallen zij wellicht buiten het toepassingsgebied van de HOT-regels, maar dan zullen zij kunnen kiezen voor BEFIT.

4.10.

Het EESC stelt vast dat het facultatieve karakter van zowel het HOT-voorstel als het BEFIT-voorstel met betrekking tot kmo-groepen met geconsolideerde rekeningen tot verschillende belastingregels zal leiden voor ondernemingen in overigens vergelijkbare situaties in de hele EU en binnen de lidstaten, wat de Commissie ertoe zal aanzetten de ontwikkeling van de nieuwe HOT-regels en de gevolgen daarvan in dit verband te monitoren. Het naast elkaar bestaan van verschillende rechtskaders die van toepassing zijn op vergelijkbare spelers kan zeker tot versnippering en discrepanties leiden, hetgeen de consolidatie van de eengemaakte markt kan schaden.

4.11.

Het EESC benadrukt dat het belangrijk is de meerwaarde van het wetgevingsvoorstel voor een HOT-systeem ten gunste van mkmo’s die grensoverschrijdend actief zijn, wat betreft vereenvoudiging en vermindering van nalevingskosten, adequaat te promoten en bij kmo’s in alle lidstaten bekend te maken, aangezien de werkelijke voordelen van een dergelijk initiatief voor diverse ondernemingen onduidelijk of zelfs onbekend kunnen zijn. Zo kan de mogelijkheid om voor het HOT-systeem te kiezen, bekender en toegankelijker worden, waardoor het risico op concurrentievervalsing wordt verkleind en de kansen op verdere consolidatie van de eengemaakte markt worden vergroot.

4.12.

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om na de goedkeuring van het voorstel nauw samen te werken met de lidstaten en organisaties die kmo’s vertegenwoordigen, om het beschikbare HOT-mechanisme meer bekendheid te geven onder mkmo’s en ervoor te zorgen dat er in de hele EU meer gebruik van gemaakt wordt en dat de voordelen ervan beter worden benut. De betrokken partijen moeten ook middelen uittrekken om te zorgen voor opleiding en methodologische ondersteuning voor mkmo’s bij het opstellen van een “HOT-belastingaangifte”. Dit omvat ook steun om de digitale geletterdheid van mkmo’s te verbeteren.

Brussel, 17 januari 2024.

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1)  Fiscale nalevingskosten voor kmo’s. Tax compliance costs for SMEs — Publicatiebureau van de EU (europa.eu).

(2)  Vaste inrichting: een vaste bedrijfsvestiging in een andere lidstaat, zoals gedefinieerd in het desbetreffende bilaterale verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of, bij gebreke daarvan, in het nationale recht.

(3)  Fiscale nalevingskosten voor kmo’s. Tax compliance costs for SMEs — Publicatiebureau van de EU (europa.eu).

(4)  Wat de definitie van kmo’s betreft, verwijst de voorgestelde richtlijn naar Richtlijn 2013/34/EU betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en relevante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen. Volgens de definities van kmo’s in die richtlijn zou een onderneming alleen onder het toepassingsgebied vallen indien zij op de balansdatum de limieten van ten minste twee van de volgende drie criteria niet overschrijdt: balanstotaal: 20 miljoen EUR; netto-omzet: 40 miljoen EUR en/of gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar: 250.

(5)  Volgens artikel 2 is deze richtlijn van toepassing op kmo’s die aan de volgende criteria voldoen:

(a)

zij zijn opgericht krachtens het recht van een lidstaat en nemen een van de in de bijlagen I en II genoemde vormen aan;

(b)

zij hebben hun fiscale woonplaats in een lidstaat overeenkomstig de belastingwetgeving van die lidstaat, met inbegrip van de bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting;

(c)

zij zijn, rechtstreeks of op het niveau van hun eigenaren onderworpen aan een in de bijlagen III en IV vermelde winstbelasting of aan enige andere belasting met soortgelijke kenmerken;

(d)

zij zijn een micro-, kleine of middelgrote onderneming (kmo), zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU;

(e)

zij zijn in andere lidstaten uitsluitend via een of meer vaste inrichtingen actief;

(f)

zij behoren niet tot een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU en vormen een zelfstandige onderneming die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

zij is geen geassocieerde onderneming in de zin van artikel 2, punt 13, van Richtlijn 2013/34/EU;

zij is geen verbonden onderneming in de zin van artikel 3, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie.

(6)  Het hoofdkantoor kan ervoor kiezen de belastingregels voor het hoofdkantoor toe te passen op zijn vaste inrichting(en) in andere lidstaten indien het aan de volgende voorwaarden voldoet:

(a)

de gezamenlijke omzet van de vaste inrichtingen gedurende de laatste twee boekjaren was niet hoger dan het dubbele van de omzet van het hoofdkantoor;

(b)

de laatste twee boekjaren had het hoofdkantoor zijn fiscale woonplaats in de lidstaat van het hoofdkantoor;

(c)

de laatste twee boekjaren heeft het voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, onder d).

(7)  Artikel 19, lid 2: “De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig lid 3 relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn, met inbegrip van geaggregeerde gegevens over het aantal in aanmerking komende kmo’s ten opzichte van het aantal kmo’s dat zich heeft aangemeld, hun omzet en de nalevingskosten in verhouding tot de omzet; gegevens over het aantal kmo’s dat hun activiteiten tot over de grenzen heeft uitgebreid door een vaste inrichting op te zetten, en het aantal kmo’s dat niet langer in aanmerking komt doordat zij een dochteronderneming hebben opgericht, of de nalevingskosten voor kmo’s die van de optie gebruikmaken.”.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2103/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)