European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/2096

26.3.2024

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de ontwikkeling van een nieuwe Europese strategie voor de interne markt: onze bedrijven het hoofd helpen bieden aan de technologische, maatschappelijke, milieu- en concurrentie-uitdagingen

(verkennend advies)

(C/2024/2096)

Rapporteur:

Sandra PARTHIE

Corapporteur:

Alain COHEUR

Raadpleging

Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, 10.7.2023

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

20.12.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

17.1.2024

Zitting nr.

584

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

228/0/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Een strategie voor de toekomst van de interne markt moet gericht zijn op verschillende aspecten: een Europees industriebeleid, een gunstig kader voor ondernemingen (waaronder kleine en middelgrote), ondernemingen van de sociale economie, overheidssteun voor het Europese project, goed georganiseerde en efficiënte diensten van algemeen belang en maatregelen om het Europees sociaal model te behouden en verder te ontwikkelen.

De nieuwe industriestrategie moet:

de ontwikkeling van een robuuste industriële economie mogelijk maken die groen, digitaal, duurzaam en billijk is, buitensporige afhankelijkheden beperken en de toegang tot zekere en duurzame bronnen van kritieke grondstoffen waarborgen, het Europees sociaal model consolideren en de fundamentele mensenrechten garanderen;

de ontwikkeling bevorderen van moderne, interoperabele en strategische Europese digitale infrastructuur, als voorwaarde voor een slimme, concurrerende, groene en veerkrachtige industrie, met inbegrip van AI;

klimaatverandering bestrijden door koolstofneutraliteit te waarborgen door middel van energie-efficiëntie, gebruik van hernieuwbare energie, de circulaire economie, producten met een langere levensduur enz.;

een stabiel economisch beleid met duidelijke regels formuleren, rechtszekerheid garanderen en voldoende overheidsmiddelen voor innovatie veiligstellen;

de toegang tot koolstofvrije energie tegen stabiele en concurrerende prijzen waarborgen ter ondersteuning van energie-intensieve industrieën, die de ruggengraat van de Europese industrie vormen;

het vermogen en de vaardigheden van de beroepsbevolking om zich aan te passen versterken, en goede arbeidsomstandigheden in de industriële sector bevorderen om de demografische veranderingen het hoofd te kunnen bieden.

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt aan op een nieuw analytisch kader dat als leidraad moet dienen voor de politieke besluitvorming in een veranderde wereld met nieuwe geopolitieke uitdagingen. Er zijn een aantal tegenstrijdige doelstellingen (verzoeken om subsidies versus verzoeken om staatssteun te beperken; vereisten om lokaal te produceren versus openstelling van markten; toegang tot onmisbare grondstoffen versus hoe die grondstoffen worden betrokken). Er is behoefte aan een nieuw samenwerkingssysteem om de beste oplossingen te vinden, en een nieuwe geest van samenwerking tussen de lidstaten is essentieel om een echt gevoel van Europese identiteit te creëren. De invoering van een pan-Europese civiele en sociale dienst voor alle jonge Europeanen zou een optie kunnen zijn om het inzicht in de behoeften van andere volkeren, landen en culturen te verbeteren.

1.2.

Het EESC is van mening dat bij de versterking van de interne markt voorrang moet worden gegeven aan beleid dat een kader biedt voor innovatie door particuliere ondernemingen, dat innovatie bevordert via de toegang tot durfkapitaal (met name voor nieuwe ondernemers), en dat het smeden van banden tussen de industrie en de wetenschappelijke sector, met name universiteiten, stimuleert.

1.3.

De interne markt moet kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en hun werknemers in staat stellen zich te ontwikkelen. De waarde van de interne markt voor kmo’s ligt in het creëren van gemeenschappelijke normen voor hun dienstverlening en producten, waardoor ze grensoverschrijdend actief kunnen zijn. Tegelijkertijd moet de bureaucratie worden verminderd, moeten de procedures worden vereenvoudigd en moeten alle vormen van corruptie worden bestreden.

1.4.

Consistentie in de Europese wetgeving, maar ook in de uitvoering en handhaving ervan op het niveau van de lidstaten, is een conditio sine qua non. De uitvoering van de nieuwe industriestrategie vereist dat het accent meer komt te liggen op stimulansen/experimenten/evaluatie dan op een louter normatieve aanpak.

1.5.

Het EESC dringt aan op een evaluatie van de gevolgen van de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang (DAEB’s) voor de economische, sociale en territoriale samenhang, op een onderzoek naar de eventuele noodzaak om Europese instrumenten voor overheidsingrijpen in DAEB-sectoren in het leven te roepen en/of functionele Europese overheidsdiensten op te zetten, en op een ambitieus programma voor modernisering en randvoorwaarden in strategische DAEB-sectoren: energie en essentiële grondstoffen; mobiliteit en openbaar vervoer; water, sanitaire voorzieningen en watervoorraden; telecommunicatie en digitale toegankelijkheid enz.

1.6.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie een interpretatieve mededeling op te stellen m.b.t. artikel 54 VWEU en de artikelen van het Verdrag die betrekking hebben op het mededingingsrecht, teneinde het begrip “zonder winstoogmerk” beter te duiden in het recht van de Unie. Het is van mening dat er (naar analogie van protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang) een protocol over de verscheidenheid van ondernemingsvormen als bijlage bij het VWEU zou moeten worden gevoegd, en vraagt de lidstaten deze kwestie op de komende hervormingsagenda te zetten.

1.7.

Europese normen hebben bij de initiële opzet van de interne markt een belangrijke rol gespeeld. Normen zijn niet alleen bedoeld om de toegang tot de interne markt voor bedrijven te vereenvoudigen, maar spelen ook een belangrijke rol voor de consument. Zij hebben tot doel de gezondheid en veiligheid alsmede de economische en juridische belangen van Europese consumenten te beschermen, waar in de EU ze ook wonen, reizen en winkelen. Door de invoering ervan kon het aantal nationale normen, dat in 1987 nog ongeveer 150 000 bedroeg, worden gereduceerd tot ongeveer 13 000 geharmoniseerde Europese normen in 2007. Deze dynamiek is ook nodig voor de verdere ontwikkeling van de interne markt.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

De EU heeft blijk gegeven van echte veerkracht, voortbouwend op de verworvenheden van een actieve interne markt van 450 miljoen mensen, instellingen die een verrassend reactievermogen hebben getoond door de gezamenlijke aanschaf van vaccins, gezamenlijke maatregelen van sociale partners inzake deeltijdwerk, gezamenlijke leningen, op solidariteit gebaseerde herstelplannen en solidariteit met Oekraïne, en een actief maatschappelijk middenveld. Een ander fundament van de EU is een netwerk van onderling complementaire bedrijven, namelijk ondernemingen met winstoogmerk, overheidsbedrijven en ondernemingen van de sociale economie, die alle belangrijk zijn.

2.2.

De EU is op een aantal gebieden afhankelijk van andere landen, bijvoorbeeld wat fossiele brandstoffen en grondstoffen betreft. Zij heeft geen gemeenschappelijk industriebeleid om de concurrentie uit het buitenland het hoofd te kunnen bieden, en de fiscale en monetaire unie is beperkt. Dit vormt een bedreiging voor de werking en de duurzaamheid van de interne markt. Een modernisering van de interne markt is derhalve onontbeerlijk geworden.

2.3.

In overeenstemming met recente voorstellen van het EESC (1) pleit het Comité voor een nieuwe, actieve Europese industriestrategie die de industriële basis van Europa veiligstelt en die niet alleen ondernemingsinitiatieven (met name die van kmo’s) bevordert, maar ook voorziet in overheidsbeleid dat ondernemingen en innovatie stimuleert. Ook moet zij voorzien in hoogwaardige diensten van algemeen belang waarmee daadwerkelijk tegemoet wordt gekomen aan individuele en collectieve behoeften en tevens fundamentele en sociale rechten voor iedereen worden gewaarborgd, waarmee verschillende vormen van sociale en solidaire economie en het maatschappelijk middenveld worden gemobiliseerd, en waarmee stabiele, inclusieve en duurzame banen en de democratische participatie van alle belanghebbenden worden bevorderd.

2.4.

Het is absoluut noodzakelijk dat alle belanghebbenden (consumenten, bedrijven, werknemers, overheden en het maatschappelijk middenveld) zich organiseren en zich met het oog op de transitie in dezelfde richting begeven. Het is ook van essentieel belang dat de ontwikkeling en het beheer van wetenschappelijke, technologische, bestuurlijke en sociale innovatie, die de sleutel is tot het concurrentievermogen van de EU, worden bevorderd.

2.5.

Een dynamische transformatie vereist dat bedrijven, maar ook overheden, snel kunnen reageren en zich snel kunnen aanpassen. Een voortdurende dialoog met de bij de transformatie betrokken actoren over de uitdagingen en belemmeringen is in deze specifieke fase van structurele verandering van essentieel belang om het duurzame succes van het industriebeleid te waarborgen. Deze permanente dialoog moet het mogelijk maken om verandering te zien als een continu proces van onderzoek en innovatie, waarvan de uitkomst noch het welslagen als vanzelfsprekend kan worden beschouwd.

3.   Specifieke opmerkingen

3.1.    Versterking van de interne markt van de EU

3.1.1.

De interne markt maakt zijn werkelijke potentieel en zijn rol in het vergroten van de veerkracht van de EU-economieën nog niet waar. De interne markt wordt steeds meer een digitale markt. Daarom moeten alle hervormingen die bijdragen tot eerlijkere concurrentie op de digitale eengemaakte markt, als positief worden beschouwd.

3.1.2.

De voltooiing van de kapitaalmarkt van de EU is van cruciaal belang voor de verdieping van de interne markt. De kapitaalmarkt moet worden gericht op het financieren van de productie, aankoop en stroom van goederen en diensten, met name door onderzoek, ontwikkeling en innovatie in het bedrijfsleven en diensten van algemeen belang te ondersteunen en door ondernemerschap aan te moedigen.

3.1.3.

Het EESC is van mening dat bij de versterking van de interne markt voorrang moet worden gegeven aan beleid dat een kader biedt voor innovatie door particuliere ondernemingen, dat innovatie bevordert via de toegang tot durfkapitaal (met name voor nieuwe ondernemers), en dat het smeden van banden tussen de industrie en de wetenschappelijke sector (met name universiteiten), stimuleert.

3.1.4.

Het productiviteitsniveau is een fundamentele factor bij het bepalen van het concurrentievermogen. Een hogere productiviteit, bijvoorbeeld door nieuwe technologie, leidt tot een groter aanbod, lagere prijzen en hogere reële lonen. Investeringen in het verhogen van de productiviteit zijn dus van cruciaal belang voor economische groei.

3.1.5.

De rechtsstaat moet worden gehandhaafd. De EU is gebaseerd op een uitgebreide reeks regels (het acquis communautaire) en kan alleen functioneren als deze in alle lidstaten op dezelfde wijze worden omgezet en gehandhaafd. Veel van deze regels worden echter niet omgezet op nationaal niveau, of worden op zeer uiteenlopende wijze of in zeer verschillende mate toegepast. Dit vormt een ernstige en significante belemmering voor de goede werking van de interne markt en voor het vertrouwen van de burgers daarin. Daarom moet de handhaving van het acquis een prioriteit zijn om de interne markt en het vertrouwen van de burgers erin te vergroten.

3.1.6.

Het is belangrijk dat de EU, in samenwerking met gelijkgestemde partners en binnen internationale organisaties, duidelijk stelling neemt tegen protectionistische tendensen en oneerlijke handelspraktijken. Handelsbeschermingsinstrumenten moeten door de Europese Commissie snel en doeltreffend worden ingezet om staatssteun van overheden van derde landen aan bedrijven te onderzoeken en, waar nodig, te verhinderen dat deze bedrijven en hun producten onterecht een preferentiële behandeling genieten bij betreding van de interne markt van de EU.

3.1.7.

Gemeenschappelijke Europese normen kunnen marktkansen creëren en de economische samenwerking met partners en klanten in de EU en de rest van de wereld vergemakkelijken. Het EESC maakt zich echter zorgen over de duidelijke tendens om normalisatie te politiseren en technische bepalingen in te voeren via gedelegeerde handelingen. Belangrijke normen en standaarden die op deze manier worden opgesteld, lopen vaak vertraging op en bereiken het bedrijfsleven niet, met rechtsonzekerheid als gevolg. Dit soort vertragingen moet dringend worden aangepakt en het betrekken van bedrijven bij de ontwikkeling van normen en standaarden moet worden ondersteund.

3.2.    Een nieuwe Europese industriestrategie

3.2.1.

De EU heeft behoefte aan een industriebeleid dat zowel gericht is op de kwaliteit van economische factoren aan de aanbodzijde (zoals infrastructuur, rechtsstaat, onderwijsstelsel) als op het vermogen om de veranderingen zelf in goede banen te leiden. Het industriebeleid moet daarom de voorwaarden scheppen voor structurele veranderingen op concurrerende markten en tegelijkertijd zorgen voor concurrentievermogen bij het creëren van waarde. Dit houdt in dat de nadruk meer moet komen te liggen op stimulansen/experimenten/evaluatie dan op wettelijke voorschriften of administratieve en bureaucratische maatregelen.

3.2.2.

In het kader van de dubbele transitie moeten de interne markt en het industriebeleid van de EU een inclusief en duurzaam concurrentievermogen bevorderen, met behoud van een hoog niveau van sociale en milieubescherming, hoogwaardige banen en billijke en op solidariteit gebaseerde voorwaarden waarmee het model van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen in stand kan worden gehouden.

3.2.3.

Het stimuleren van het aanpassingsvermogen van de actoren door middel van innovatie en investeringen is van cruciaal belang voor het welslagen van veranderingen. De industrie is bij uitstek geschikt om de productiviteit te verhogen; zij is verantwoordelijk voor een bovengemiddeld aandeel in de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en heeft via het benutten van de gezamenlijke O&O-capaciteit een sterk innovatiepotentieel en een aanzienlijke impact op de dienstensectoren.

3.2.4.

Het EESC benadrukt dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen individuele economische afhankelijkheid en Europese en nationale economische afhankelijkheid. Ondernemingen organiseren hun toeleveringsketens en kopen grondstoffen en halffabricaten aan nadat zij de kosten en economische risico’s hebben ingeschat. De betrouwbaarheid van de leveringsrelaties hangt af van de contractuele voorwaarden die de onderneming kan krijgen afhankelijk van marktsituatie en onderhandelingspositie. Tegelijkertijd werken Europese politieke en economische actoren samen om de aanvoer van kritieke grondstoffen veilig te stellen. Het EESC steunt de inspanningen van de EU en de lidstaten om actiever bij te dragen aan een duurzame grondstoffenvoorziening op lange termijn, zij het door sterker in te zetten op de circulaire economie en recycling, door de vervanging van kritieke grondstoffen, door de opslag van grondstoffen of door de bevordering van strategische grondstoffenwinning.

3.2.5.

Daarnaast moeten overheidsinstanties nagaan of het economisch beleid de economie voldoende prikkels en mogelijkheden biedt om de kritieke afhankelijkheden in voldoende mate te verminderen. Als dit niet het geval is, moet worden voorzien in aanvullende overheidsinstrumenten die daar wel voor zorgen.

3.2.6.

Op basis van EU-gegevens zijn er in de EU 2 950 regionale industriële clusters, die samen goed zijn voor circa een kwart van de Europese banen (61,8 miljoen, 23,4 % van het totaal) (2). Dit is een essentieel onderdeel van de reële economie en daarom moet een nieuwe Europese industriestrategie erop gericht zijn de activiteiten van en de voorwaarden voor deze clusters en hun werknemers te optimaliseren.

3.2.7.

Om het nodige kapitaal voor innovatie te verschaffen, is de voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie van het grootste belang om kapitaal voor kmo’s aan te trekken, voor grensoverschrijdende investeringen te zorgen en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken. Daarnaast moeten de normen voor het classificeren van duurzame beleggingen hanteerbaar, begrijpelijk en consistent zijn. Bovendien is het absoluut noodzakelijk dat de reële economie prioritair wordt gefinancierd en dat geen enkele sector aan zijn lot wordt overgelaten.

3.2.8.

Een sterke interne markt houdt in dat bestaande belemmeringen worden weggenomen, innovatie en onderzoek actief worden ondersteund en gerichte investeringen worden gedaan, waarbij EU-staatssteunregels aan deze doelstellingen worden aangepast. In dit verband moet worden nagegaan of het bestaande mededingingsrecht nog wel geschikt is voor het beoogde doel en of er meer rekening moet worden gehouden met de beleidsdoelstellingen van de EU en haar lidstaten. Deze sterke interne markt moet worden ondersteund door een plaatsgebonden aanpak waarbij de regio’s en alle lokale overheden worden betrokken. Zij moet het Handvest van de grondrechten en de Europese pijler van sociale rechten helpen implementeren, de ontwikkeling van menselijk kapitaal omvatten en goed betaalde hoogwaardige banen bevorderen om werknemers te betrekken bij de noodzakelijke transities.

3.2.9.

Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) hebben tot doel de groene en digitale transitie in de EU mogelijk te maken. Het opstarten van deze complexe projecten vereist grote investeringen die niet alle lidstaten kunnen financieren. Willen deze investeringen een positief effect hebben op de hele interne markt, dan moeten maatregelen worden genomen om te zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen de lidstaten, een betere verspreiding van de resultaten, participatie van kmo’s en de toewijzing van aanvullende financiële middelen.

3.2.10.

De ontwikkeling van AI moet een prioriteit zijn in het industriebeleid en de versterking van de interne markt. Er is behoefte aan beginselen en criteria die als leidraad kunnen dienen voor het gebruik ervan door de desbetreffende bedrijven, zodat AI-gebruik in overeenstemming is met de Europese waarden. Dit is met name belangrijk voor zowel bedrijven die AI produceren, d.w.z. software en prognosesystemen die op grote schaal gebruikmaken van gegevens die moeten worden verkregen en verwerkt met inachtneming van criteria inzake representativiteit, betrouwbaarheid, gegevensbescherming en transparantie, als voor bedrijven die AI in hun processen gebruiken. Dit moet ervoor zorgen dat AI op de juiste manier wordt gebruikt en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van gebruikers, klanten en werknemers.

3.2.11.

AI biedt mogelijkheden voor technologische innovaties die van grote invloed zijn op de productie, verhandeling en distributie van goederen en diensten, alsmede op de interne organisatie van bedrijven. Om het potentieel ervan ten volle te benutten, moet worden geanticipeerd op de gevolgen ervan voor de samenleving als geheel en voor het arbeidsbestel in het bijzonder, en moeten de vereiste vaardigheden worden ontwikkeld.

3.3.    De ontwikkeling van initiatieven van ondernemers en kmo’s

3.3.1.

Kleine en middelgrote ondernemingen spelen een sleutelrol bij innovatie en oplossingen die zijn toegesneden op verschillende omstandigheden en behoeften. In dit verband is het van cruciaal belang dat het financiële stelsel hun daadwerkelijk de nodige middelen verschaft om duurzame investeringen te kunnen doen.

3.3.2.

De Europese interne markt moet ervoor zorgen dat kmo’s toegang hebben tot toekomstige markten en waardeketens. De kernactiviteiten van kmo’s worden steeds meer belemmerd door buitensporige administratieve lasten als gevolg van rapportage-, documentatie- en verificatievereisten. Het beginsel “Think small first” moet opnieuw prevaleren.

3.3.3.

Gelijke toegang tot gegevens is nodig voor alle sectoren en is cruciaal voor bedrijfsmodellen, bijvoorbeeld op het gebied van motorvoertuigen, landbouwmachines of infrastructuur inzake slim bouwen/slimme woningen, en voor het gebruik van platforms in het algemeen. Op nationaal en Europees niveau vergt dit volgens het EESC een rechtskader dat bedrijven een billijke, technisch haalbare en veilige toegang tot gegevens garandeert.

3.3.4.

Duidelijke regels en pragmatische procedures zijn belangrijk voor kmo’s, vooral als ze in het buitenland actief zijn. Ter wille van een eenvoudige, conforme kennisgeving voor de detachering van werknemers is het zaak om de meldings- en verificatieverplichtingen tot het hoognodige te beperken, te vereenvoudigen en transparant en begrijpelijk te maken. Een gestandaardiseerd digitaal meldingsportaal, bijvoorbeeld voor elektronisch melden, is een oplossing om sneller en met minder bureaucratische rompslomp aan detacheringsvereisten te kunnen voldoen.

3.3.5.

In het grensoverschrijdende bedrijfsleven zou de ontwikkeling van een digitale Europese socialezekerheidskaart (ESSPASS) en de verplichting om deze bij zich te dragen bedrijven en hun werknemers helpen om de documentatie- en verificatievereisten te verminderen. Op de lange termijn moeten de functies van de EU-eID en de Europese portemonnee voor digitale identiteit, waarmee informatie en documenten elektronisch kunnen worden samengevoegd en peer-to-peerinteracties mogelijk kunnen worden gemaakt, worden uitgebreid. Het EESC benadrukt de noodzaak van betere samenwerking tussen nationale en regionale overheden, met name met behulp van digitale en interoperabele administratieve procedures.

3.4.    Diensten van algemeen belang

3.4.1.

De ontwikkeling van ondernemersinitiatieven en overheidsbeleid wordt aangevuld met diensten van algemeen belang (DAB’s), die erop gericht zijn het recht van elke inwoner op toegang tot essentiële goederen en diensten te waarborgen, solidariteit tot stand te brengen, economische, sociale en territoriale samenhang te waarborgen en rekening te houden met de lange termijn en de belangen van toekomstige generaties (3). Op de interne markt zijn DAB’s overal in de EU nodig. Zij vertegenwoordigen 25 % van het bbp van de EU en 20 % van de totale werkgelegenheid en zorgen voor infrastructuur op het gebied van vervoer, energie, communicatie, voor toegang tot water en sanitaire voorzieningen, voor een onderwijssysteem dat in contact staat met onderzoek, voor een gezondheidsstelsel dat gebaseerd is op preventie en universele toegang tot zorg, en voor een omgeving waarin veiligheid, rechtvaardigheid en fatsoenlijke levens-, huisvestings- en bestaansvoorwaarden worden gegarandeerd.

3.4.2.

Diensten van algemeen belang worden erkend op gebieden als onderwijs, cultuur, huisvesting en hulp aan daklozen, langdurige zorg, inclusie van personen met een handicap en gezondheidszorg. De autoriteiten van de lidstaten hebben de algemene bevoegdheid om diensten van algemeen belang “te verrichten, te doen verrichten en te organiseren”. Ze zijn vrij om te kiezen of ze deze openbaredienstverleningstaken zelf uitvoeren dan wel uitbesteden, en om te beslissen over de status van de bedrijven die ermee worden belast.

3.4.3.

Wat de vitale rol van de ziekenhuissector in het dagelijks leven en tijdens perioden van acute volksgezondheidsproblemen (COVID-19) betreft, is het van essentieel belang dat bij de toepassing van het mededingingsbeleid en de staatssteunregels terdege rekening wordt gehouden met zowel de prerogatieven van de lidstaten om nationale volksgezondheidsdoelstellingen vast te stellen als met het scala aan sociaal-economische modellen voor de ziekenhuissector, zonder de goede werking van de interne markt in het gedrang te brengen. Bij de toepassing van de mededingingsregels van de EU (met name die inzake staatssteun) op gezondheidsdiensten moet voor ogen worden gehouden dat ermee een dienst van algemeen belang aan de samenleving wordt verleend. Er moet terdege rekening worden gehouden met de beginselen van cohesie en solidariteit, en DAB’s spelen een belangrijke rol spelen bij de eerbiediging daarvan.

3.4.4.

15 jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag heeft de Commissie nog geen enkel wetgevingsinitiatief voorgesteld op basis van artikel 14 VWEU. Het is dan ook tijd om de balans op te maken van het optreden van de EU op het gebied van diensten van algemeen (economisch) belang (DA(E)B’s) en om artikel 14 van en Protocol 26 bij het VWEU op adequate wijze ten uitvoer te leggen.

3.4.5.

Het EESC dringt er bij de Europese Commissie op aan een grondige evaluatie uit te voeren van de manier waarop DA(E)B’s functioneren en wat hun impact is, en daarbij te kijken naar:

de gevolgen van de liberalisering van DAEB’s voor de economische, sociale en territoriale cohesie wat betreft kwaliteit, toegankelijkheid, aanpassingsvermogen en prijs/dienstverlening;

de mogelijke noodzaak om Europese instrumenten voor overheidsinterventie in DAEB-sectoren in het leven te roepen en/of functionele Europese openbare diensten op te zetten (4);

de mogelijke vaststelling van een autonome categorie van sociale diensten van algemeen belang (SDAB’s) met een versterkte invulling wat betreft solidariteit en sociale rechtvaardigheid in vergelijking met het positief recht.

3.4.6.

Het streven naar open strategische autonomie vereist dat er een ambitieus Europees programma voor modernisering en randvoorwaarden wordt opgezet in de strategische DAEB-sectoren: energie en kritieke grondstoffen, mobiliteit en openbaar vervoer, water, sanitaire voorzieningen en watervoorraden; telecommunicatie en digitale toegankelijkheid enz.

3.4.7.

Specifieke aanbevelingen voor DAEB’s

Het EESC pleit voor:

de lancering van een Europees plan voor strategische DAEB-sectoren voor de periode 2024-2029, als onderdeel van de totstandbrenging van de open strategische autonomie van de EU;

aanstelling van een commissaris in het volgende college van commissarissen die wordt belast met het strategische plan 2024-2029 voor veilige, hoogwaardige en duurzame DAEB’s, en een Europees agentschap dat wordt belast met het toezicht op de ontwikkeling van openbaredienstverplichtingen en universele dienstverlening in het kader van DAEB’s;

een Europese exploitant voor het netwerk van hoogspanningsnetten en grensoverschrijdende interconnecties;

een onderzoek naar de oprichting van Europese exploitanten van trans-Europese hogesnelheidsspoorwegnetten;

een duidelijke omschrijving van de openbarediensttaken en -verplichtingen van Galileo;

toegang voor alle belanghebbenden tot de resultaten van door de overheid gefinancierd onderzoek.

3.5.    De sociale en solidaire economie en het maatschappelijk middenveld

3.5.1.

Er bestaat geen wettelijk kader voor de sociale economie of voor sociale diensten van algemeen belang (SDAB’s). SDAB’s maken echter integrerend deel uit van de nieuwe Europese industriestrategie en zijn gelijkwaardig aan en complementair met ondernemersinitiatieven, overheidsinterventie of diensten van algemeen belang. De uitvoering ervan berust vaak op de inzet van het maatschappelijk middenveld, op vrijwilligerswerk en op verschillende vormen van ondernemingen van de sociale economie (coöperaties, onderlinge maatschappijen, sociale ondernemingen of verenigingen). Hun doel is om tegemoet te komen aan de sociale en maatschappelijke behoeften van alle inwoners, belanghebbenden, gemeenschappen en gebieden.

3.5.2.

Op grond van artikel 54 VWEU erkent het EU-recht twee soorten entiteiten: entiteiten zonder winstoogmerk (die uitsluitend activiteiten zonder economisch belang uitoefenen) en ondernemingen, vooral handelsvennootschappen. Ondernemingen van de sociale economie streven echter geen maximale winst of maximaal rendement uit kapitaal na, maar een maatschappelijk doel (5). Het EESC heeft meermaals gewezen op de noodzaak om in de EU-regelgeving terdege rekening te houden met de vele verschillende vormen van ondernemingen.

3.5.3.

Er moet een formeel Europees rechtskader voor SDAB’s komen waarbij de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om SDAB’s te organiseren en te financieren in acht wordt genomen, en er moet een specifiek rechtskader worden vastgesteld waarin de rol van ondernemingen van de sociale economie als dienstverleners wordt erkend.

3.5.4.

Terwijl goed functionerende SDAB’s essentieel zijn om het vertrouwen van de mensen in het vermogen van hun regering om op te treden te versterken, is het cruciaal om een echt gevoel van Europese identiteit te creëren om de steun voor de Europese integratie in het algemeen te vergroten. De invoering van een pan-Europese civiele en sociale dienst voor alle jonge Europeanen zou een optie kunnen zijn om het inzicht in de behoeften van andere volkeren, landen en culturen te verbeteren.

3.6.    De gevolgen van uitbreiding van de EU voor de interne markt

3.6.1.

De toekomst van de interne markt zal hoogstwaarschijnlijk samenhangen met de uitbreiding van de EU. Dit proces moet in goede banen worden geleid, zonder de kandidaat-lidstaten al te zwaar onder druk te zetten wat betreft hun integratievermogen en hun overname van het acquis. Het EESC stelt een geleidelijke aanpak per land voor, waarbij de nadruk bijvoorbeeld ligt op economische integratie en gemeenschappelijke EU-waarden, zodat de interne markt wordt opengesteld voor potentiële nieuwe lidstaten.

3.6.2.

Het is belangrijk dat er goed wordt omgegaan met de verwachtingen van alle betrokken partijen, door duidelijkheid te verschaffen over de plichten en rechten van zowel de kandidaat-lidstaten als de EU. Zo zullen de kandidaat-lidstaten bijvoorbeeld moeten bijdragen aan en profiteren van de Europese Economische Ruimte (markttoegang), de civiele ruimte (Europees burgerschap) en de maatschappelijke ruimte (werknemersrechten, consumentenbescherming).

Brussel, 17 januari 2024.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1)  Met name het EESC-advies over concurrentievermogen en industrie PB C, C/2024/875, 6.2.2024, http://data.europa.eu/eli/C/2024/875/oj; PB C 349 van 29.9.2023, blz. 179; PB C 105 van 4.3.2022, blz. 63; PB C 56 van 16.2.2021, blz. 10; PB C 282 van 20.8.2019, blz. 1.

(2)  Europese Commissie, 2020, European Panorama of Clusters and Industrial Change.

(3)  Zie tal van adviezen en bijdragen van het EESC, waaronder “De co-creatie van diensten van algemeen belang als bijdrage aan een meer participatieve democratie in de EU” (PB C 486 van 21.12.2022, blz. 76).

(4)  Bijvoorbeeld iets als een Europees agentschap voor de bevoorrading van bepaalde gezondheids-, energie- en andere producten.

(5)   PB C 282 van 20.8.2019, blz. 1.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/2096/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)