European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/884

6.2.2024

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een aangepast pakket voor de volgende generatie eigen middelen

(COM(2023) 330 final)

en over het gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

(COM(2023) 331 final/2 — 2021/0430 (CNS))

(C/2024/884)

Rapporteur:

Katrīna ZARIŅA

Corapporteur:

Philip VON BROCKDORFF

Raadpleging

Europese Commissie, 18.7.2023

Raad van de Europese Unie, 19.7.2023

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

5.10.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

25.10.2023

Zitting nr.

582

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

169/04/04

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) erkent de inspanningen van de Commissie om nieuwe eigen middelen voor te stellen en een solide en duurzame EU-begroting te waarborgen. De EU-begroting is een van de belangrijkste pijlers onder de economische integratie en sociale cohesie van de EU en haar mondiale concurrentievermogen op lange termijn.

1.2.

Het EESC steunt het voorstel voor de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, om het aandeel van de eigen middelen van de EU geleidelijk te verhogen ten opzichte van de middelen die op het bruto nationaal inkomen van de lidstaten zijn gebaseerdn. De economische neergang als gevolg van COVID-19, de instrumenten NextGenerationEU en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de steun voor het herstel van Oekraïne, het beleid inzake strategische autonomie en de rechtvaardige, groene en digitale transitie hebben een weerslag op de begrotingsbehoeften van de EU en zullen een verhoging van de bijdrage van de lidstaten aan de bestaande eigen middelen van de EU noodzakelijk maken.

1.3.

Het EESC staat ook in grote lijnen achter het aangepaste pakket van de Europese Commissie voor de volgende generatie eigen middelen, omdat het om een tijdelijk pakket gaat dat beperkt blijft tot de terugbetaling van de kredieten die worden gebruikt voor de financiering van NextGenerationEU.

1.4.

Het EESC roept het Europees Parlement en de Raad van de EU op om vóór de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 en vóór het einde van de huidige mandaatsperiode een aangepast pakket voor de volgende generatie eigen middelen goed te keuren.

1.5.

Het EESC is echter van mening dat de kwestie van de eigen middelen en de begrotingscapaciteit van de EU niet genoeg aandacht heeft gekregen om alle aspecten ervan te kunnen behandelen. Er zou onverwijld, en in overeenstemming met de volgende mandaatsperiode van de EU-instellingen, een diepgaand maar tijdgebonden debat moeten worden gevoerd, waarbij de sociale partners en maatschappelijke organisaties moeten worden betrokken. Dit is een bijzonder dringend debat, dat ook moet gaan over de begrotingscapaciteit van de EU om haar eigen ambitieuze maar noodzakelijke agenda te financieren. In dit verband vormt de reeks voorstellen voor eigen middelen die het Europees Parlement op 10 mei 2023 (1) heeft voorgesteld en die grotendeels door het EESC zijn gesteund, een belangrijke bijdrage aan dit debat.

1.6.

Het EESC benadrukt dat de uitgaven uit de begroting van de Unie in verband met de terugbetalingen in het kader van NextGenerationEU niet ten koste mogen gaan van de financiering van andere programma’s of investeringen van de EU in het kader van het huidige en volgende MFK, die van cruciaal belang blijven voor de economische integratie en sociale cohesie van de EU en voor haar mondiale concurrentievermogen en het herstel na de pandemie op middellange termijn.

1.7.

Het EESC deelt de mening dat het reeds voorgestelde pakket nieuwe eigen middelen dringend moet worden aangepast en dat er nieuwe aanvullende eigen middelen moeten worden voorgesteld. Tegelijkertijd wijst het EESC nogmaals op de noodzaak van een structurele modernisering van het stelsel van eigen middelen, dat de doelstellingen op het gebied van digitalisering, milieu en duurzame economische groei moet ondersteunen.

1.8.

Het EESC is van mening dat de inkomsten uit het emissiehandelssysteem (ETS) de lidstaten moeten ondersteunen bij het nemen van maatregelen om bedrijven die actief zijn in de sectoren waar de inkomsten worden geïnd, koolstofvrij te maken. Daarom moet het aandeel van de ETS-inkomsten dat naar de EU-begroting gaat, grondig worden beoordeeld en moeten de Commissie en de lidstaten daarover tot een consensus komen.

1.9.

Het EESC is van mening dat de productiviteit en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven tot de prioriteiten moeten behoren. Tegelijkertijd erkent het EESC dat het mogelijke effect van deze nieuwe eigen middelen op het concurrentievermogen van bedrijven, met inbegrip van een eventuele herziening van het nationale vennootschapsbelastingbeleid, naar behoren moet worden beoordeeld en dat de administratieve lasten voor overheden en bedrijven tot een minimum moeten worden beperkt. De middelen moeten strategisch worden ingezet om het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de EU te versterken en om innovatie, sociale en fiscale rechtvaardigheid en milieudoelstellingen te bevorderen.

1.10.

Het EESC wijst erop dat de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten administratieve lasten mee kunnen brengen voor de nationale bureaus voor de statistiek en voor het bedrijfsleven, een effect dat inherent is aan een nieuwe inkomstenbron. Hoewel deze extra lasten in vergelijking met de alternatieven verwaarloosbaar worden geacht, benadrukt het EESC dat administratieve lasten, met name voor bedrijven, moeten worden vermeden of tot een minimum moeten worden beperkt.

1.11.

Het EESC acht het noodzakelijk om aan de hand van kwantitatieve analyses na te gaan hoe de voorgestelde maatregelen in de praktijk zouden uitpakken. De omvang van de verwachte inkomsten uit elke nieuwe eigenmiddelenbron en de voorgestelde technische aanpassingen moeten worden onderbouwd met uitgebreide prognoses en moeten absoluut transparant zijn, willen de lidstaten ermee kunnen instemmen. Daarom moet de Commissie per land en, waar nodig, per regio specifiek nagaan hoe groot de verwachte bijdragen uit de begrotingen van de lidstaten zullen zijn.

1.12.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de uitvoering van de OESO/G20 Pijler 1-overeenkomst prioriteit moet krijgen ten opzichte van andere maatregelen in de digitale sector en acht het essentieel dat vaart wordt gezet achter de ratificatie ervan. Met het oog op de uitvoering van de OESO Pijler 1-overeenkomst zou het EESC ervoor willen pleiten dat de Commissie snel werk maakt van een EU-richtlijn waarin de technische details van een eigenmiddelenbron op basis van de “eerste pijler” worden uitgewerkt.

1.13.

Het EESC erkent dat de tijdelijke statistische eigen middelen over het algemeen kunnen bijdragen aan de financiering van NextGenerationEU totdat het BEFIT-mechanisme operationeel is. Tegelijkertijd dringt het EESC aan op een grondige evaluatie van de doeltreffendheid van de bestaande eigen middelen en benadrukt het dat de naleving van de reeds vastgestelde regels moet worden gewaarborgd en dat de in gang gezette hervormingen moeten worden voltooid en uitgevoerd.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

In december 2021 heeft de Commissie drie nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting voorgesteld: een bijdrage uit het ETS, een bijdrage uit het EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) en, op grond van de OESO/G20-overeenkomst (eerste pijler), een deel van de restwinsten van multinationale ondernemingen.

2.2.

Het EESC staat volledig achter het voorstel voor een tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, om de eigen middelen van de EU geleidelijk te verhogen ten opzichte van de middelen die op het bruto nationaal inkomen van de lidstaten zijn gebaseerd (2). Na de goedkeuring van het MFK zijn nieuwe vereisten voor Europese financiering ontstaan door de economische neergang als gevolg van COVID-19, NextGenerationEU en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de steun voor de wederopbouw van Oekraïne en de financiering van investeringen om de strategische autonomie van de EU op verschillende gebieden te waarborgen, met name in de groene industrie.

2.3.

Het voorstel van de Commissie wordt als dringend beschouwd omdat de leningen die de EU is aangegaan ter financiering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit tegen een hogere rente moeten worden terugbetaald. Het EESC stemt in met de reikwijdte van het voorstel en steunt de snelle goedkeuring ervan vóór de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement. In overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement benadrukt het EESC echter dat er in de toekomst voor meer inkomsten voor de EU-begroting moet worden gezorgd. Het EESC is van mening dat deze tweede stap moet worden gezet aan het eind van een hoognodig diepgaand debat over de begrotingscapaciteit van de EU voor een duurzame financiering van de gemeenschappelijke doelstellingen van Europa, waarbij het maatschappelijk middenveld een sleutelrol moet spelen.

2.4.

Het EESC erkent de inspanningen van de Commissie — overeenkomstig artikel 322, lid 2, VWEU en artikel 9, lid 3, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (3) — om nieuwe eigen middelen voor te stellen en een solide en duurzame EU-begroting te waarborgen. De EU-begroting is een van de belangrijkste pijlers onder de economische integratie en sociale cohesie van de EU en haar mondiale concurrentievermogen op lange termijn.

2.5.

Het EESC erkent dat er behoefte is aan een stabiel begrotingskader dat ervoor zorgt dat de EU flexibel kan reageren op mogelijke toekomstige, onverwachte schokken. In dit kader moet rekening worden gehouden met het feit dat het kapitaal voor de financiering van NextGenerationEU inclusief rente moet worden terugbetaald, zoals overeengekomen door de lidstaten tijdens de COVID-19-pandemie.

2.6.

Het EESC benadrukt dat de uitgaven uit de begroting van de Unie in verband met de terugbetalingen in het kader van NextGenerationEU niet ten koste mogen gaan van de financiering van andere EU-programma’s of investeringen in het kader van het huidige en volgende meerjarig financieel kader, die van cruciaal belang blijven voor de economische integratie en sociale cohesie van de EU en voor haar mondiale concurrentievermogen tijdens het herstel na de pandemie op middellange termijn.

2.7.

Zoals eerder gezegd in zijn adviezen over het voorstel voor een eigenmiddelenbesluit (4) en over het tweede pakket nieuwe eigen middelen (5), vindt het EESC dat het reeds voorgestelde pakket nieuwe eigen middelen dringend moet worden aangepast en dat er nieuwe aanvullende eigen middelen moeten worden voorgesteld. Dit is nodig om te voorkomen dat de bni-bijdrage wordt verhoogd omdat het in december 2021 gepresenteerde pakket eigen middelen niet toereikend is.

2.8.

Het EESC schaart zich, in principe, achter de analyse van de Commissie en haar in juni 2023 ingediende voorstel voor een nieuw eigenmiddelenpakket waarin het oorspronkelijke voorstel van december 2021 om drie nieuwe inkomstenbronnen voor de EU te genereren, inclusief nieuwe tijdelijke statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten, wordt herzien. Tegelijkertijd wijst het EESC nogmaals op de noodzaak van een structurele modernisering van het stelsel van eigen middelen, dat de inspanningen van de lidstaten om de doelstellingen op het gebied van digitalisering, milieu en duurzame economische groei te halen, moet ondersteunen.

2.9.

In mei 2023 heeft het Europees Parlement een reeks nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting voorgesteld, waaronder eigen middelen op basis van de vennootschapsbelasting, een belasting op financiële transacties, een “eerlijke grens”-mechanisme, een belasting op cryptoactiva, groene eigen middelen en nationale bijdragen op basis van statistieken.

2.10.

In zijn vorige advies over de tweede reeks nieuwe eigen middelen onderschreef het EESC een reeks voorstellen van het Europees Parlement en formuleerde het zijn eigen aanbevelingen voor mogelijke nieuwe eigen middelen. In datzelfde advies wees het EESC er nogmaals op dat elk voorstel voor eigen middelen vergezeld moet gaan van een effectbeoordeling van de doeltreffendheid ervan en de gevolgen voor bedrijven en huishoudens. Het is dan ook zaak met prioriteit na te gaan uit welke bronnen de EU-begroting nog meer kan putten die de belastingdruk op Europese burgers en bedrijven tot een minimum beperken.

2.11.

Hoewel de Commissie de mogelijke opties voor nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting heeft onderzocht, is helaas gebleken dat verschillende van de door het Europees Parlement en het EESC voorgestelde opties uiteindelijk onvoldoende geschikt en robuust werden geacht om in het voorstel van de Commissie te worden opgenomen. Niettemin worden de statistische eigen middelen op basis van een schatting van de bedrijfswinsten beschouwd als een doeltreffende tussentijdse oplossing met een “hoge potentiële toegevoegde waarde” (6).

2.12.

Het EESC herhaalt dat de Commissie bij elk besluit over aangelegenheden die verband houden met de EU-begroting moet streven naar het aanzwengelen van een breed maatschappelijk debat en het verzamelen van standpunten van burgers, niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties, bedrijven, overheden en alle belanghebbende partijen. Dit beginsel moet altijd als leidraad dienen voor de medewetgevers van de EU bij het voorstellen van maatregelen die geen risico meebrengen voor de begroting van andere EU-programma’s en in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en sociale rechtvaardigheid.

2.13.

Het EESC verzoekt de Commissie om de mogelijke maatregelen die als potentiële eigenmiddelenbron zijn aangemerkt verder te beoordelen en evalueren, en uit zijn twijfels over de doeltreffendheid en duurzaamheid op lange termijn van de middelen die worden voorgesteld om het kapitaal dat is aangetrokken voor de financiering van het herstelinstrument NextGenerationEU terug te betalen.

2.14.

Het EESC vindt namelijk dat de criteria die de Commissie bij haar beoordeling heeft gehanteerd, zoals inkomstenpotentieel, eenvoud en de snelle mobilisatie van inkomsten, relatief beperkt zijn. De evaluatie van de acht potentiële eigen middelen was gebaseerd op drie beginselen die zijn afgeleid uit de beperkt voorhanden zijnde literatuur over EU-inkomsten, met als gevolg dat de beoordeling merendeels kwalitatief (7) van aard is en meer onduidelijkheid schept over de doeltreffendheid en duurzaamheid van de middelen op lange termijn.

2.15.

Om dit te verhelpen, moet er volgens het EESC ook een kwantitatieve analyse van de maatregelen worden uitgevoerd. De omvang van de verwachte inkomsten uit elke nieuwe eigenmiddelenbron en de voorgestelde technische aanpassingen moeten worden onderbouwd met uitgebreide prognoses en moeten transparant zijn, willen de lidstaten ermee kunnen instemmen. Daarom moet de Commissie per land en, waar nodig, per regio specifiek nagaan wat de verwachte druk op de begrotingen van de lidstaten zal zijn. In de prognoses moet ook rekening worden gehouden met toekomstige scenario’s — waaronder economische schokken of nieuwe bronnen van financiële instabiliteit — die de begroting van de lidstaten verder onder druk zullen zetten.

2.16.

Het EESC maakt zich ook zorgen over het tijdschema voor de indiening van het voorstel voor nieuwe eigen middelen. Gezien de prioriteiten van het Spaanse voorzitterschap van de Raad van de EU en de komende verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2024 dringt het EESC er bij de betrokken partijen op aan om vóór het einde van de huidige politieke mandaatsperiode een aangepast eigenmiddelenpakket goed te keuren.

2.17.

Het EESC roept de Commissie op om te blijven zoeken naar nieuwe financieringsbronnen voor de terugbetaling van NextGenerationEU en voor de financiering van de EU-begroting. Zoals eerder gezegd, is het van cruciaal belang dat alle relevante belanghebbenden worden betrokken bij het debat over mogelijke nieuwe opties en de eventuele consequenties daarvan op middellange en lange termijn. Het EESC is van mening dat het van cruciaal belang is dat de sociale partners en het maatschappelijk middenveld bij formele raadplegingen worden betrokken als het erop aankomt eigen middelen te creëren om de terugbetaling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de herziening van het bredere stelsel van eigen middelen te financieren. Dit zou bijdragen tot het bereiken van een Europese sociale consensus over de EU-begroting. Het EESC roept de Commissie op om deze weg in te slaan.

3.   Specifieke opmerkingen

3.1.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de uitvoering van de OESO/G20 Pijler 1-overeenkomst prioriteit moet krijgen ten opzichte van andere maatregelen in de digitale sector. In de OESO-overeenkomst (eerste pijler) worden de uitdagingen in verband met belastingheffing in de digitale sector aangepakt. Hoewel de technische details nog verder moeten worden uitgewerkt, is het volgens het EESC zaak dat de overeenkomst zo snel mogelijk wordt geratificeerd. Met het oog op de uitvoering van de OESO Pijler 1-overeenkomst zou het EESC ervoor willen pleiten dat de Commissie snel werk maakt van een EU-richtlijn waarin de technische details van een eigenmiddelenbron op basis van de “eerste pijler” worden uitgewerkt.

3.2.

Het EESC erkent dat het inkomstenpotentieel van het emissiehandelssysteem door de recente ontwikkelingen op de koolstofmarkten is vergroot. Ook al verwacht de Commissie (8) dat de marktprijzen de komende jaren constant boven de 55 EUR zullen liggen, moet er volgens het EESC voor worden gezorgd dat de inkomsten uit het ETS toereikend zijn om ook de inspanningen van de lidstaten met betrekking tot het koolstofvrij maken van bedrijven die actief zijn in de sectoren waar de inkomsten worden gegenereerd te ondersteunen. Daarom moet het aandeel van de ETS-inkomsten dat naar de EU-begroting gaat, grondig worden beoordeeld en moeten de Commissie en de lidstaten daarover tot een consensus komen. Het EESC maakt zich zorgen over de aanpassing van de eigenmiddelenbijdrage uit het ETS en de voorgestelde verhoging van het afdrachtpercentage tot 30 % van alle inkomsten uit de EU-emissiehandel, in plaats van de oorspronkelijk voorgestelde 25 %. Dit brengt het risico mee dat de decarbonisatieprocessen en, in het algemeen, de groene investeringen op nationaal niveau vertraging oplopen.

3.3.

Om klimaatneutraliteit te bereiken, zullen de lidstaten aanzienlijke inspanningen moeten leveren, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillende landspecifieke behoeften, instrumenten en te nemen maatregelen. Het is dan ook zaak de lidstaten te steunen in hun capaciteit en inspanningen om de klimaatdoelstellingen te halen zonder dat dit ten koste gaat van hun toezegging om NextGenerationEU terug te betalen.

3.4.

Het EESC is ingenomen met het feit dat de voorgestelde statistische eigen middelen tijdelijk van aard zijn. Tegelijkertijd erkent het EESC dat het mogelijke effect van deze nieuwe eigen middelen op het concurrentievermogen van bedrijven, met inbegrip van een eventuele herziening van het nationale vennootschapsbelastingbeleid, naar behoren moet worden beoordeeld en dat de administratieve lasten voor overheden en bedrijven tot een minimum moeten worden beperkt.

3.5.

Het EESC neemt kennis van de uitspraak van de Commissie dat het gebrek aan voldoende belastingharmonisatie in de EU de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten rechtvaardigt. Grote multinationale ondernemingen profiteren hiervan door te schuiven met winsten, aan fiscale planning te doen en gebruik te maken van incongruenties in de nationale belastingstelsels. Er moet echter een duidelijker beeld worden geschetst van wat precies het probleem is met het voorstel van de Commissie en er moet een uitgebreide beoordeling komen van de potentiële inkomsten. Het EESC is dan ook van mening dat het voorstel voor deze nieuwe bron van inkomsten moet worden onderbouwd met een uitgebreide effectbeoordeling.

3.6.

Het EESC benadrukt dat er meer duidelijkheid moet komen over de definitie van grote multinationale ondernemingen die actief zijn in de financiële en niet-financiële sector. In het kader van het werkdocument van de diensten van de Commissie (9) is er meer transparante informatie nodig om geharmoniseerde statistieken over bedrijfsinkomsten of bedrijfswinsten en de samenstelling daarvan vast te stellen. Met behulp van berekeningen op basis van geëxtrapoleerde gegevens uit de NFSA-databank (niet-financiële sectorrekeningen) van Eurostat, moet de Commissie gemakkelijk toegankelijke informatie verstrekken voor het toezicht op de bijdrage van elke lidstaat aan de EU-begroting via de tijdelijke statistische eigen middelen.

3.7.

Het EESC erkent dat de tijdelijke statistische eigen middelen over het algemeen kunnen bijdragen aan de financiering van het NextGenerationEU-programma totdat het BEFIT-mechanisme operationeel is.

Brussel, 25 oktober 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1)  Resolutie van het Europees Parlement over de eigen middelen: een nieuwe start voor de financiën van de EU, een nieuwe start voor Europa.

(2)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027 (COM(2018) 321 final) en over het voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (COM(2018) 322 final/2 — 2018/0166 (APP)) en over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2018) 325 final — 2018/0135 (CNS)) en over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en betreffende de maatregelen om in de behoefte van kasmiddelen te voorzien (COM(2018) 326 final — 2018/0131 (NLE)) en over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2018) 327 final — 2018/0132 (APP)) en over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (COM(2018) 328 final — 2018/0133 (NLE)) (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106).

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(4)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de volgende generatie eigen middelen voor de EU-begroting (COM(2021) 566 final), over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (COM(2021) 569 final — 2021/0429 (APP)) en over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2021) 570 final — 2021/0430 (CNS)) (PB C 323 van 26.8.2022, blz. 48).

(5)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het tweede pakket nieuwe eigen middelen (verkennend advies) (PB C 293 van 18.8.2023, blz. 13).

(6)  Ontwerpverslag over de eigen middelen: een nieuwe start voor de financiën van de EU, een nieuwe start voor Europa, Begrotingscommissie, Europees Parlement.

(7)  Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2023) 331 final).

(8)  Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2023) 331 final).

(9)  Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2023) 331 final).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/884/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)