European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/404

23.11.2023

P9_TA(2023)0081

Betrekkingen EU-Armenië

Resolutie van het Europees Parlement van 15 maart 2023 over de betrekkingen EU-Armenië (2021/2230(INI))

(C/2023/404)

Het Europees Parlement,

gezien de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds (1) (“CEPA”), die volledig in werking is getreden op 1 maart 2021,

gezien het gezamenlijke werkdocument van de diensten van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 17 mei 2022 over het uitvoeringsverslag inzake de partnerschapsovereenkomst met Armenië (SWD(2022)0154),

gezien de verklaring van 6 oktober 2022 na afloop van de ontmoeting tussen de Armeense president Aliyev, de Armeense premier Pasjinian, de Franse president Macron en de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel,

gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid namens de Europese Unie van 19 november 2020 over Nagorno-Karabach,

gezien de beschikkingen van het Internationaal Gerechtshof van 7 december 2021 in de zaken tussen Armenië en Azerbeidzjan,

gezien de beschikkingen van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 22 februari 2023 inzake de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië/Azerbeidzjan en Azerbeidzjan/Armenië),

gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM),

gezien het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 26 mei 2020, definitief per 12 oktober 2020, in de zaak Makuchyan en Minasyan tegen Azerbeidzjan en Hongarije (17247/13),

gezien de activiteiten van de medevoorzitters van de Minsk-groep van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE),

gezien het gezamenlijke werkdocument van de diensten van de Commissie en de EDEO van 2 juli 2021, getiteld “Herstel, veerkracht en hervorming: prioriteiten van het Oostelijk Partnerschap na 2020” (SWD(2021)0186),

gezien de Eastern Partnership Index 2021,

gezien de rapporten van de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid (ECRI) van de Raad van Europa, met name haar vierde landenverslag over Armenië van 4 oktober 2016 en haar op 10 september 2019 gepubliceerde conclusies over de uitvoering van de aanbevelingen inzake Armenië,

gezien resolutie 2418 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 25 januari 2022 over vermeende schendingen van de rechten van lhbtiq-personen in de zuidelijke Kaukasus,

gezien het op 29 januari 2019 gepubliceerde verslag van de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa na haar bezoek aan Armenië van 16 tot en met 20 september 2018,

gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 18 maart 2020, getiteld “Het beleid inzake het Oostelijk Partnerschap na 2020: de weerbaarheid versterken — een Oostelijk Partnerschap dat iedereen ten goede komt” (JOIN(2020)0007),

gezien het op 2 juli 2021 gepubliceerde economisch en investeringsplan,

gezien het meerjarig indicatief programma voor Armenië (2021-2027) van de Commissie,

gezien het resultaat van de vierde vergadering van de Partnerschapsraad EU-Armenië van 18 mei 2022,

gezien het eindrapport van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de OVSE (ODIHR) over de verkiezingswaarnemingsmissie van 27 oktober 2021 in verband met de vervroegde parlementsverkiezingen in Armenië die plaatsvonden op 20 juni 2021,

gezien de routekaart van de EU voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld in Armenië 2021-2027,

gezien zijn resolutie van 4 juli 2018 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds (2),

gezien zijn aanbeveling van 19 juni 2020 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over het Oostelijk Partnerschap in de aanloop naar de top van juni 2020 (3),

gezien zijn eerdere resoluties, onder meer die van 13 september 2012 over Azerbeidzjan en de zaak Ramil Safarov (4), die van 15 april 2015 over de honderdjarige herdenking van de Armeense genocide (5), die van 20 mei 2021 over krijgsgevangenen na het recentste conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan (6), die van 10 maart 2022 over de vernietiging van cultureel erfgoed in Nagorno-Karabach (7), die van 8 juni 2022 over de veiligheid in de regio van het Oostelijk Partnerschap en de rol van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (8), die van 18 januari 2023 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — jaarverslag 2022 (9), en die van 19 januari 2023 over de humanitaire gevolgen van de blokkade in Nagorno-Karabach (10),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0036/2023),

A.

overwegende dat het al ruim drie decennia durende conflict in Nagorno-Karabach en de recente schending door Azerbeidzjan van het soevereine grondgebied van Armenië hebben geleid tot tienduizenden doden, enorme verwoesting en de ontheemding van honderdduizenden mensen; overwegende dat het conflict in Nagorno-Karabach nog niet is opgelost;

B.

overwegende dat er naar schatting nog steeds circa 4 500 Azerbeidzjanen en Armeniërs vermist zijn en dat honderdduizenden personen intern ontheemd zijn sinds het eerste conflict in Nagorno-Karabach in de jaren ‘90 van de twintigste eeuw;

C.

overwegende dat de partijen zich er volgens de staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 toe hebben verbonden de positie die zij op die dag bezaten, te behouden, krijgsgevangenen uit te wisselen en de blokkades van alle economische en transportverbindingen in de regio op te heffen;

D.

overwegende dat de trilaterale verklaring van 9 november 2020 — ingevoerd na de 44-daagse oorlog die Azerbeidzjan in 2020 had uitgelokt — niet volledig is nagevolgd en dat het staakt-het-vuren herhaaldelijk opnieuw wordt geschonden, met nog meer slachtoffers als gevolg; overwegende dat de 44-daagse oorlog heeft geleid tot 3 825 dodelijke slachtoffers aan Armeense zijde, en dat er nog steeds 203 mensen vermist zijn, onder wie burgers;

E.

overwegende dat Azerbeidzjan in september 2022 drie Armeense provincies heeft aangevallen: Gecharkoenik, Sjoenik en Vajots Dzor; overwegende dat de Armeense autoriteiten hebben gemeld dat bij deze aanval 220 km2 soeverein Armeens grondgebied is bezet, 201 militairen en burgers het leven hebben gelaten en 27 mensen zijn verdwenen;

F.

overwegende dat de beschietingen van burgerdoelen en civiele infrastructuur volgens de Armeense autoriteiten schade hebben toegebracht aan 36 gemeenschappen en nederzettingen, 192 huizen, twee scholen, een medisch centrum, drie pensions en elektriciteits- en pijpleidingen; overwegende dat dit een duidelijke schending vormt van de territoriale integriteit van Armenië en de normen van het internationaal recht die aanvallen op civiele infrastructuur verbieden;

G.

overwegende dat de militaire acties van Azerbeidzjan volgen op verontrustende uitspraken van de Azerbeidzjaanse autoriteiten, waarin het grondgebied van de Republiek Armenië wordt aangemerkt als land dat van oudsher Azerbeidzjaans is en waarin wordt gedreigd met het gebruik van geweld; overwegende dat het burgerverkeer tussen Armenië en Nagorno-Karabach via de Lachin-bergpas sinds december 2022 geblokkeerd is, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor het levering van voedsel en andere essentiële goederen en diensten aan de regio;

H.

overwegende dat het Internationaal Gerechtshof op 22 februari 2023 een bindende beschikking heeft uitgevaardigd waarin staat dat Azerbeidzjan alle maatregelen moet nemen waarover het beschikt om het ongehinderde verkeer in beide richtingen van personen, voertuigen en vracht langs de bergpas van Lachin te waarborgen;

I.

overwegende dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de partijen er in zijn voorlopige maatregel van 29 september 2020 toe opriep hun verbintenissen uit hoofde van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa na te komen, inclusief hun verplichtingen ten aanzien van krijgsgevangenen, en overwegende dat het EHRM op 16 september 2022 heeft bevestigd dat deze voorlopige maatregel nog altijd van kracht is en ook geldt voor de gebeurtenissen in kwestie;

J.

overwegende dat er geloofwaardige berichten en videobeelden voorhanden zijn die aangeven dat Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden het slachtoffer zijn geworden van buitengerechtelijke executie, gedwongen verdwijning en lijkschennis; overwegende dat het Internationaal Gerechtshof (IGH) Azerbeidzjan op 7 december 2021 heeft opgedragen om alle personen die in verband met het conflict uit 2020 gevangen zijn genomen en zich nog in gevangenschap bevinden, te beschermen tegen geweld en lichamelijk letsel, en hun veiligheid en gelijkheid voor de wet te waarborgen, en overwegende dat het IGH deze verplichting op 12 oktober 2022 heeft herbevestigd; overwegende dat er ook video’s zijn opgedoken waarin vermeende oorlogsmisdaden tegen Azerbeidzjanen tijdens de oorlog in 2020 te zien zijn;

K.

overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten weliswaar een aantal Armeense krijgsgevangenen hebben vrijgelaten, maar dat een onbekend aantal krijgsgevangenen, zowel militairen als burgers, nog steeds in Azerbeidzjan onder onbekende omstandigheden wordt vastgehouden;

L.

overwegende dat de EU zich inzet voor de bevordering van veiligheid, stabiliteit, vrede en welvaart in de zuidelijke Kaukasus ten bate van alle volkeren in de regio, en overwegende dat zij bereid is een actieve rol te spelen als betrouwbare partner en als eerlijke bemiddelaar in onderhandelingen over een duurzaam vredesakkoord;

M.

overwegende dat de EU via diplomatieke kanalen bijdraagt aan vreedzame oplossingen voor lopende regionale conflicten;

N.

overwegende dat de EU op 20 oktober 2022, na de ontmoeting op 6 oktober 2022 in Praag tussen de Armeense president Aliyev, de Armeense premier Pasjinian, de Franse president Macron en de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, een tijdelijke monitoringmissie (de EU Monitoring Capacity) naar de Armeense zijde van de internationale grens met Azerbeidzjan heeft gestuurd om de situatie in de regio te monitoren en te analyseren en daarvan verslag te doen, en overwegende dat deze missie op 19 december 2022 is afgesloten; overwegende dat de EU op 23 januari 2023 heeft besloten een civiele missie in te zetten in Armenië; overwegende dat de Europese missie in Armenië op 20 februari 2023 van start is gegaan;

O.

overwegende dat Armenië en Azerbeidzjan voorstellen hebben gedaan betreffende de voorwaarden voor een vredesakkoord dat hun onderlinge betrekkingen moet regelen; overwegende dat de politieke leiders van beide landen onlangs zijn overeengekomen de inhoudelijke werkzaamheden op te voeren om vorderingen te maken met de ontwerptekst hiervoor;

P.

overwegende dat de uitkomst van het conflict in en rond Nagorno-Karabach in 2020 de Armeense samenleving heeft getraumatiseerd en het land in een diepe politieke crisis heeft gestort; overwegende dat het land vervolgens in 2021 vervroegde verkiezingen heeft gehouden; overwegende dat de verkiezingscampagne blijk gaf van grote verdeeldheid, die zich vertaalde in harde bewoordingen; overwegende dat het resultaat van de verkiezingen de politieke spanningen niet heeft verminderd, en dat deze integendeel zijn aangewakkerd door de veiligheidsdreigingen waarmee Armenië wordt geconfronteerd;

Q.

overwegende dat het voor een duurzame normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan noodzakelijk is dat alle geweld wordt stopgezet, dat alle onderliggende oorzaken van het conflict worden aangepakt, met name door garanties te bieden voor de rechten en veiligheid van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach, en dat alle overeenkomsten tussen Armenië en Azerbeidzjan volledig worden uitgevoerd zodat de stabiliteit op lange termijn van de bilaterale betrekkingen en de regio als geheel wordt veiliggesteld; overwegende dat dit doel alleen kan worden bereikt indien de autoriteiten van Armenië en Azerbeidzjan vreedzame co-existentie en de eerbiediging van de rechten van minderheden kunnen garanderen;

R.

overwegende dat de gewapende conflicten tussen Armenië en Azerbeidzjan een rampzalig effect hebben gehad op het cultureel, religieus en historisch erfgoed in de hele regio;

S.

overwegende dat het Internationaal Gerechtshof Azerbeidzjan op 7 december 2021 heeft gelast om de vernieling en ontheiliging van Armeens cultureel erfgoed te voorkomen en te bestraffen, en overwegende dat hierbij ernstige aantijgingen werden geuit over de betrokkenheid van de Azerbeidzjaanse autoriteiten bij de vernieling van begraafplaatsen, kerken en historische monumenten in Nagorno-Karabach;

T.

overwegende dat Armenië na de verwoestende aardbeving op 6 februari 2023 solidariteit heeft getoond met de Turkse bevolking van Turkije door reddingswerkers en humanitaire hulp naar Turkije te sturen; overwegende dat dit een historische stap vormt die de betrekkingen tussen beide landen verder kan helpen normaliseren;

U.

overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Armenië gebaseerd zijn op gemeenschappelijke waarden, zoals democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden, en op een gedeeld belang bij de betrokkenheid van Armenië bij economische en politieke hervormingen en regionale samenwerking, onder meer in het kader van het Oostelijk Partnerschap; overwegende dat het uiteindelijke doel van de Unie moet zijn om Armenië te ondersteunen bij zijn hervormingsprocessen;

V.

overwegende dat de verdediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, onder andere door eerbiediging van het VN-Handvest, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een essentieel grondbeginsel is van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Armenië (“CEPA”);

W.

overwegende dat mensenrechtenverdedigers, activisten en onafhankelijke maatschappelijke organisaties op internet dikwijls te maken hebben met haatzaaiende uitlatingen, lastercampagnes en tegen hen gerichte acties van rechtse groeperingen die banden hebben met eerdere Armeense regimes; overwegende dat zij te weinig bescherming en erkenning krijgen voor het werk dat zij verrichten voor de Armeense samenleving en de democratische hervormingen in het land, met name voor de bevordering van de mensenrechten, democratie en rechtsstaat;

X.

overwegende dat een jong homoseksueel stel van 16 en 21 jaar op de avond van 20 oktober 2022 samen zelfmoord pleegde als gevolg van de wijdverbreide discriminatie in de Armeense samenleving, die te wijten is aan het feit dat de overheid jarenlang niets heeft ondernomen om discriminatie tegen te gaan en gelijkheid te bevorderen; overwegende dat er vervolgens via sociale media en messaging-apps op straffeloze wijze haatzaaiende uitlatingen zijn verspreid die de reeds bestaande discriminatie ten aanzien van lhbtiq-personen nog hebben aangewakkerd; overwegende dat er onlangs op sociale media aanvallen hebben plaatsgevonden op “Right Side”, een niet-gouvernementele organisatie (ngo) die zich inzet voor de mensenrechten van transgenders; overwegende dat de aanvallers valse informatie verspreidden, aanzetten tot haat en doodsbedreigingen uitvaardigden tegen de oprichter van de ngo, mensenrechtenactivist Lilit Martirosyan; overwegende dat in de zomer van 2022 herhaaldelijk gewelddadige aanvallen zijn gepleegd op vrouwelijke transgenders, en dat een van deze aanvallers een incident in Jerevan in juli 2022 heeft gelivestreamd op sociale media en voor zijn optreden werd geloofd;

Y.

overwegende dat de mensenrechten van lhbtiq-personen in Armenië in het gunstigste geval worden genegeerd en in het ergste geval actief worden bestreden door de overheid en haar instellingen; overwegende dat uit de Regenboog-index 2022 van ILGA Europe (International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association Europe) blijkt dat Armenië een van de landen is die het meest achterlopen qua wetgeving en beleid ter bescherming van lhbtiq-personen, en dat het in dit opzicht op de derde laatste plaats staat van alle landen van de Raad van Europa, samen met de Russische Federatie;

Z.

overwegende dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) in 2022 een resolutie heeft aangenomen over de schendingen van de rechten van lhbtiq-personen in de zuidelijke Kaukasus, en de autoriteiten diverse keren heeft opgeroepen de wetgeving te herzien om deze schendingen aan te pakken; overwegende dat de aanbevelingen een weerspiegeling vormen van de bevindingen van de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid (ECRI) uit 2016; overwegende dat de ECRI al in 2019 concludeerde dat haar aanbevelingen niet voldoende waren opgevolgd, en onder meer vaststelde dat geen enkele van de relevante bepalingen van het nieuwe wetboek van strafrecht was goedgekeurd; overwegende dat het gebrek aan respons van de regering op de aanbevelingen van internationale organen verontrustend is;

AA.

overwegende dat het EHRM in zijn arresten betreffende de zaken 1367/12 en 72961/12 (Ogazenova tegen Armenië) heeft erkend dat er strafrechtelijke maatregelen nodig zijn om haatzaaiende uitlatingen tegen te gaan, met name wanneer die betrekking hebben op de seksuele geaardheid en het seksleven van personen; overwegende dat het Armeense recht haatzaaiende uitlatingen momenteel verbiedt, maar dat de seksuele geaardheid en genderidentiteit van slachtoffers nog altijd geen bestanddeel van het strafbare feit vormen, ondanks de aanbevelingen van de relevante internationale organen in dit verband;

AB.

overwegende dat Armenië tussen 2016 en 2021 zestien punten vooruitgang heeft geboekt op de corruptieperceptie-index van Transparency International;

AC.

overwegende dat Armenië weliswaar aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt bij de versterking van de democratie en de bestrijding van corruptie, maar dat de beloofde hervormingen op het gebied van corruptie en justitie in 2021 vertraging hebben opgelopen als gevolg van de politieke en economische crisis die is veroorzaakt door de pandemie en de heropflakkering van het conflict in Nagorno-Karabach;

AD.

overwegende dat Armenië in zijn regio een leidende positie inneemt op de Democracy Index 2021 van de Economist Intelligence Unit en de World Press Freedom Index 2022 van Verslaggevers zonder grenzen;

AE.

overwegende dat Armenië zijn positie op de ranglijst van het rapport “Women, Business and Law 2022” van de Wereldbank, de Global Startup Ecosystem Index 2022 en het “Travel and Tourism Competitiveness Report 2021” van het Wereld Economisch Forum heeft verbeterd;

AF.

overwegende dat de positie van Armenië op de ranglijst 2020-2021 van het Eastern Partnership Civil Society Forum is verbeterd en dat het de hoogste plek heeft bereikt op het gebied van democratie en goed bestuur; overwegende dat Armenië in het rapport “Nations in Transit 2022” van Freedom House een gunstige beoordeling kreeg;

AG.

overwegende dat de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne negatieve gevolgen heeft voor de zuidelijke Kaukasus en de veiligheidssituatie in de regio verder heeft bemoeilijkt;

AH.

overwegende dat de vermeende Russische bereidheid om de veiligheid van Armenië te garanderen non-existent is gebleken, zoals blijkt uit het feit dat Rusland niet heeft gereageerd op de voortdurende aanvallen door Azerbeidzjan, zelfs niet na de poging van Armenië om de Verdragsorganisatie voor Collectieve Veiligheid (CSTO) in te schakelen; overwegende dat democratische partijen en maatschappelijke organisaties in Armenië vraagtekens beginnen te zetten bij het Armeense lidmaatschap van de CSTO; overwegende dat de Russische vredeshandhavers die in de regio waren ingezet, niet bereid noch in staat waren verdere aanvallen van Azerbeidzjan te voorkomen, en dat hun aanwezigheid gestaag is teruggelopen, in het bijzonder sinds het begin van de illegale aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne;

AI.

overwegende dat Armenië het doelwit is van desinformatiecampagnes vanuit buurlanden, met name door Russische mediakanalen, aangezien de Armeense media grotendeels afhankelijk zijn van Russische nieuwsbronnen en persbureaus;

AJ.

overwegende dat Armenië het doelwit is van Azerbeidzjaanse informatiecampagnes, die hoofdzakelijk beogen gebruikers van sociale media lastig te vallen en valse informatie te verspreiden;

Conflictoplossing en normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan

1.

is van mening dat het gewapende conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan in Nagorno-Karabach, dat in de loop der jaren enorm veel leed en verwoestingen heeft veroorzaakt, de sociaal-economische ontwikkeling en stabiliteit van de hele zuidelijke Kaukasus aanzienlijk heeft belemmerd; is ervan overtuigd dat een langdurige en duurzame vrede tussen Armenië en Azerbeidzjan niet met militaire middelen of gewelddreigingen kan worden bewerkstelligd, maar dat er een uitgebreide politieke regeling moet komen in overeenstemming met het internationaal recht, inclusief de beginselen die zijn verankerd in het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki van 1975 (met name het afzien van het gebruik van geweld, territoriale integriteit en de gelijke rechten en zelfbeschikking van volkeren) en de basisbeginselen van de Minsk-groep van de OVSE van 2009, en met alle overeenkomsten die tussen beide partijen tot stand zijn gekomen, inclusief de Verklaring van Alma Ata uit 1991;

2.

herhaalt dat een breed vredesakkoord alleen succesvol kan zijn als het bepalingen bevat waarmee de integriteit van het soevereine grondgebied van Armenië, de veiligheid van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach en andere conflictgebieden en de onmiddellijke en veilige terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemde personen naar hun woningen worden gewaarborgd; wijst erop dat er voor de onderliggende oorzaak van het conflict, te weten de situatie en veiligheid van de Armeense bevolking van Nagorno-Karabach en de status van de voormalige autonome regio, nog steeds geen oplossing is gevonden; roept de internationale gemeenschap ertoe dit conflict niet uit het oog te laten, aangezien de stabiliteit en veiligheid van de hele regio op het spel staan;

3.

is sterk gekant tegen de grootschalige militaire aanval die Azerbeidzjan in september 2022 heeft uitgevoerd op meerdere plaatsen binnen het soevereine grondgebied van Armenië en die een ernstige schending vormt van het staakt-het-vuren en strijdig is met eerdere verbintenissen, waaronder de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de door de EU bemiddelde besprekingen; veroordeelt de militaire invallen op het internationaal erkende grondgebied van Armenië sinds mei 2021; wijst erop dat deze aanval volgde op eerdere schendingen van de territoriale integriteit van de Republiek Armenië die in mei en november 2021 werden gemeld; dringt aan op de terugkeer van alle troepen naar de posities die zij innamen vóór 9 november 2020, en benadrukt dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de laatste aanval in september en het aanslepende conflict in Nagorno-Karabach; herhaalt dat de territoriale integriteit van Armenië volledig moet worden geëerbiedigd in overeenstemming met het internationaal recht en het Handvest van de VN, en roept de Azerbeidzjaanse autoriteiten er daarom toe op zich onmiddellijk terug te trekken uit het grondgebied van Armenië en de krijgsgevangenen die zij in hun bezit hebben, vrij te laten; dringt er bij de EU op aan actiever deel te nemen aan het vinden van een oplossing voor het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan; onderstreept dat beide partijen het beginsel van territoriale integriteit moeten eerbiedigen, aangezien dit de basis vormt voor vrede in de regio;

4.

veroordeelt de aanhoudende versperring van de Lachin-bergpas, die de humanitaire crisis in Nagorno-Karabach nog verergert; veroordeelt het dodelijk incident tussen Azerbeidzjan en de Armeniërs van Nagorno-Karabach dat op 5 maart 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij meerdere doden zijn gevallen en waardoor het proces voor de totstandbrenging van vrede tussen beide landen opnieuw op de helling is gezet; dringt er bij Azerbeidzjan op aan alle belemmeringen voor het vrije verkeer langs deze bergpas en voor de veiligheid van dit verkeer weg te nemen, zoals bepaald in de trilaterale verklaring van 9 november 2020; verzoekt Armenië en Azerbeidzjan alle punten van zorg in verband met de toegankelijkheid van de Lachin-bergpas aan te pakken aan de hand van gesprekken en overleg met alle betrokken partijen;

5.

betreurt het aanzienlijke aantal doden, de schade en de vernielingen; merkt met name op dat de aanval van september 2022 volgens de Armeense Ombudsman bijna 300 dodelijke slachtoffers heeft gemaakt, onder wie 210 Armeense militairen en burgers, en minstens 7 600 burgers uit de provincies Vajots Dzor, Sjoenik en Gecharkoenik heeft weggejaagd;

6.

dringt er bij Armenië en Azerbeidzjan op aan de tripartiete staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 volledig ten uitvoer te leggen en hekelt Azerbeidzjan voor zijn regelmatige schendingen van het staakt-het-vuren; benadrukt dat er vaart moet worden gezet achter de besprekingen over het toekomstige vredesakkoord en achter de aanpak van de onderliggende oorzaken van het conflict, en beklemtoont dat stappen die tot verdere escalatie kunnen leiden, absoluut moeten worden vermeden; wijst erop dat de toepassing van artikel 9 van de staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 niet mag leiden tot een schending van de territoriale integriteit en soevereiniteit van de Republiek Armenië;

7.

verzoekt beide partijen dringend maatregelen te nemen om hun bevolking voor te bereiden op vreedzame co-existentie, waaronder maatregelen ter bevordering van het onderlinge contact tussen mensen; benadrukt dat beide partijen, en met name de Azerbeidzjaanse autoriteiten, dringend moeten afzien van vijandige retoriek of acties die kunnen worden opgevat als aanzettend tot haat of expliciet geweld of als steun voor straffeloosheid, of die de inspanningen om een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor vertrouwen en verzoening, samenwerking en duurzame vrede ondermijnen; wijst op de dringende noodzaak van uitgebreidere en geloofwaardige vertrouwenwekkende maatregelen om de chronische problemen van polarisatie, wantrouwen, haatzaaiende uitlatingen en andere opruiende retoriek tegen te gaan;

8.

verzoekt Armenië en Azerbeidzjan een tijdelijk rechtsmechanisme op te zetten als vertrouwenwekkende stap naar de totstandbrenging van duurzame vrede en verzoening, het wederzijdse leed te erkennen en toe te zien op de opheldering van het lot van vermiste personen, krijgsgevangenen te repatriëren, en te streven naar de vaststelling van historische waarheden op basis van een feitelijke beoordeling van de gebeurtenissen tijdens het gewapende conflict, dat al in 1988 begon; stelt voor in dit orgaan leden van de academische gemeenschap, onafhankelijke journalisten en activisten uit het maatschappelijk middenveld op te nemen die beide zijden vertegenwoordigen; beveelt aan dat de EU deze werkzaamheden ondersteunt en faciliteert, in samenwerking met andere organen, zoals de VN, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties;

9.

herinnert eraan dat de als zodanig ervaren passieve houding van de EU tijdens en onmiddellijk na de oorlog van 2020 andere regionale actoren, zoals Rusland, Iran en Turkije, in de gelegenheid heeft gesteld invloed te verwerven in de regio; benadrukt dat een actievere preventieve diplomatie van de kant van Europa een dergelijke uitkomst had kunnen helpen voorkomen; staat dan ook vierkant achter het initiatief van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, om bilaterale ontmoetingen van de staatshoofden van Armenië en Azerbeidzjan te organiseren in Brussel en hierbij te bemiddelen, en is ingenomen met de werkzaamheden ter plaatse van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië; wijst op het belang van de aanhoudende nauwe betrokkenheid van de EU en de door de EU geleide bemiddelingsaanpak om verdere aanvallen te voorkomen en een vreedzame oplossing voor het conflict te vinden;

10.

verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om hun inspanningen om de besprekingen over de vreedzame oplossing van dit conflict weer op gang te brengen, op te voeren en hieraan een doeltreffende bijdrage te leveren, onder meer middels de verlening van steun voor stabilisatie, rehabilitatie na het conflict, wederopbouw en vertrouwenwekkende maatregelen;

11.

verzoekt de regeringen van beide landen dringend zich ten volle in te zetten voor de uitwerking van een uitgebreid en wederzijds aanvaardbaar vredesverdrag dat voorziet in de veiligheid van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach, de terugkeer van intern ontheemde personen en vluchtelingen, en de bescherming van het cultureel, religieus en historisch erfgoed; is in dit verband ingenomen met de ontmoetingen tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen op 30 september 2022 in Genève en op 8 november 2022 in Washington D.C.;

12.

verheugt zich over de oprichting van de Azerbeidzjaanse en Armeense grenscommissies en neemt kennis van de eerste besprekingen over de vaststelling van de grens tussen beide landen; is ingenomen met de derde vergadering van de grenscommissies op 3 november 2022 in Brussel, en verzoekt de EU met klem het grensafbakeningsproces nauwlettend te volgen; roept beide partijen ertoe op het grensafbakeningsproces zonder dralen af te ronden en zo snel mogelijk een vredesverdrag te sluiten, en samen toe te werken naar de definitieve opruiming van mijnen;

13.

verheugt zich over het akkoord dat op 6 oktober 2022 is bereikt tijdens de ontmoeting tussen president Aliyev, premier Pasjinian, president Macron en voorzitter Charles Michel in het kader van de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap in Praag, waarmee een civiele EU-missie bestaande uit veertig monitoringdeskundigen in het leven werd geroepen aan de Armeense kant van de grens met Azerbeidzjan om de naleving van het staakt-het-vuren te monitoren en aldus de opbouw van vertrouwen te ondersteunen en om de grenscommissies bij hun werkzaamheden te ondersteunen, en neemt kennis van het feit dat deze missie een duur van twee maanden had en op 19 december 2022 is afgerond;

14.

is ingenomen met de lancering van de civiele missie van de Europese Unie in Armenië in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, die tot doel had de veiligheid in de regio te helpen vergroten middels een beperking van het aantal incidenten in conflict- en grensgebieden in Armenië, het risiconiveau voor de bevolking in deze gebieden te verminderen en aldus bij te dragen tot de normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan ter plaatse, en tegelijkertijd de zichtbaarheid van de EU in de regio te vergroten; verheugt zich over de bereidheid van Armenië om de missie op zijn grondgebied te ondersteunen, en vraagt Azerbeidzjan op zijn beurt in te stemmen met de aanwezigheid van de EU-missie zijn kant van de grens; dringt erop aan dat het afbakeningsproces internationaal wordt ondersteund door de EU en/of de OVSE om de geloofwaardigheid, eerlijkheid en duurzaamheid ervan te waarborgen;

15.

wijst nogmaals op de noodzaak om een akkoord te bereiken over het verkeer en de communicatie tussen de westelijke regio’s van Azerbeidzjan en de autonome republiek Nachitsjevan, op een manier die de territoriale integriteit van Armenië niet aantast, en herhaalt dat dit akkoord op vreedzame wijze moet worden uitgevoerd; benadrukt dat de vormen van goederenvervoer over deze route bilateraal moeten worden overeengekomen tussen Armenië en Azerbeidzjan; merkt op dat het opheffen van de blokkades van de regionale transport- en communicatieverbindingen een belangrijke impuls zal geven aan de sociaal-economische ontwikkeling van de hele zuidelijke Kaukasus;

16.

is ingenomen met de humanitaire bijstand die de EU heeft verleend aan de door het conflict getroffen bevolking in en rond Nagorno-Karabach, en met haar leidende rol bij de steun voor humanitaire mijnopruiming in de conflictgebieden; verzoekt de Europese Commissie om te zorgen voor aanvullende financiering en bijstand voor mijnopruiming, onder meer in de vorm van apparatuur, trainingen en cursussen over risico’s; roept op tot verdere samenwerking op het gebied van mijnopruiming met deskundigen uit de EU-lidstaten en ngo’s;

17.

verzoekt de Commissie de EU-steun aan mensen in nood op te voeren, de uitvoering van ambitieuzere vertrouwenwekkende maatregelen te bevorderen, de interreligieuze en interetnische dialoog te stimuleren, de rechten van minderheden te beschermen en het contact tussen burgers te verbeteren, met als doel de basis te leggen voor duurzame en vreedzame co-existentie; dringt erop aan wederzijds aanvaardbare oplossingen voor de veilige terugkeer van ontheemde bevolkingsgroepen te zoeken;

18.

merkt op dat de Russische agressie tegen Oekraïne talrijke problemen heeft gecreëerd voor Armenië in termen van veiligheid en economische ontwikkeling, en dat de massale instroom van Russische burgers in het land en de indirecte impact van de internationale sancties tegen Rusland op de Armeense economie ook grote maatschappelijke gevolgen hebben; verzoekt de EU Armenië te helpen de economische en sociale gevolgen van deze ontwikkelingen op te vangen;

19.

stelt voor een tijdelijk internationaal garantiemechanisme te creëren voor de veiligheid en bescherming van de Armeense bevolking en alle bewoners die naar Nagorno-Karabach terugkeren;

20.

wijst, gelet op de aanzienlijke machtsverschillen tussen de partijen, op het belang van internationale bemiddeling, en benadrukt dat de EU in deze context de uitermate belangrijke taak heeft om een eerlijk akkoord en de bescherming van de rechten van de bevolking van Nagorno-Karabach te helpen waarborgen;

21.

dringt erop aan internationale humanitaire organisaties, met name de Verenigde Naties, toegang te verlenen tot Nagorno-Karabach, en wijst erop dat momenteel alleen het Internationale Comité van het Rode Kruis de regio binnen mag, wat onvoldoende is om de omstandigheden en behoeften van de plaatselijke bevolking nauwkeurig te beoordelen;

22.

toont zich bezorgd over de aanwezigheid van zogenaamde Russische “vredeshandhavers” en hun mogelijke invloed op de politieke ontwikkelingen in de zuidelijke Kaukasus en de toekomst van de hervormingsagenda voor de regio;

23.

merkt op dat het mandaat van de Russische vredestroepen over drie jaar afloopt en er bijgevolg voor de aanwezigheid van een nieuwe vredesmacht in het gebied moet worden gezorgd, en benadrukt dat het hierbij om een internationale vredesmissie moet gaan;

24.

maakt zich nog altijd ernstige zorgen over het lot van de Armeense militairen en burgers die tijdens en na het conflict zijn gevangen genomen en nog steeds illegaal door Azerbeidzjan worden vastgehouden; verheugt zich over de vrijlating van een aantal van hen; veroordeelt de berechting en aanhoudende opsluiting van de 33 bevestigde krijgsgevangenen en civiele gevangenen; onderstreept dat hun hechtenis in strijd is met de talrijke oproepen van de internationale gemeenschap, inclusief het Europees Parlement, om alle resterende krijgsgevangenen en civiele gevangenen vrij te laten; benadrukt dat zowel Armenië als Azerbeidzjan partij zijn bij het Verdrag van Genève (III) betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, waarin staat dat krijgsgevangenen te allen tijde humaan moeten worden behandeld en onverwijld na de beëindiging van openlijke vijandelijkheden moeten worden vrijgelaten en gerepatrieerd; betreurt echter dat er nog altijd niets bekend is over het lot en de verblijfplaats van de ruim tweehonderd Armenen, onder wie twintig burgers, die in het kader van de oorlog in 2020 zijn verdwenen; merkt op dat de VN-werkgroep inzake gedwongen of onvrijwillige verdwijningen met betrekking tot ten minste achttien vermiste personen procedures heeft ingeleid en Azerbeidzjan om informatie heeft verzocht; roept alle partijen ertoe op duidelijkheid te scheppen omtrent het lot en de verblijfplaats van de verdwenen personen, en waardig om te gaan met eventuele stoffelijke overschotten; eist nogmaals de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle resterende gevangenen en al wie tijdens de recente militaire confrontaties is opgesloten, en verlangt dat zij worden behandeld in overeenstemming met het internationaal humanitair recht;

25.

veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen de foltering en verminking van en de moord op Armeense soldaten, onder wie ook vrouwen, en acht ongewapende Armeense krijgsgevangenen door Azerbeidzjaanse strijdkrachten in september 2022; betreurt dat de daders deze afschuwwekkende daden zelf hebben gefilmd en op sociale media hebben gepubliceerd; neemt nota van de verslagen van mensenrechtenorganisaties, met name een verslag van Human Rights Watch, waarin deze daden als oorlogsmisdaad worden aangemerkt; dringt aan op een volledig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek van de video’s om de verantwoordelijken te identificeren en hen aansprakelijk te stellen voor hun acties;

26.

veroordeelt alle gevallen van foltering, gedwongen verdwijningen, mishandeling en lijkschennis; eist dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten ervoor zorgen dat het op 2 oktober 2022 door het Azerbeidzjaanse parket ingestelde onderzoek transparant en doeltreffend verloopt en ertoe leidt dat de verantwoordelijke soldaten en bevelhebbers aansprakelijk worden gesteld voor hun daden; constateert in dit verband dat hierover vooralsnog geen informatie beschikbaar is; doet tegelijkertijd een beroep op de Armeense onderzoeksinstanties om door te gaan met het onderzoek naar de beelden uit 2020 van kennelijke oorlogsmisdaden jegens Azerbeidzjaanse soldaten, en de daders hiervan te identificeren en voor hun optreden aansprakelijk te stellen;

27.

benadrukt dat beide landen internationaal gehouden zijn onafhankelijke, snelle, openbare en doeltreffende onderzoeken uit te voeren en vervolging in stellen naar aanleiding van alle geloofwaardige beschuldigingen van ernstige schendingen van de Verdragen van Genève en andere schendingen van het internationaal recht en oorlogsmisdaden, teneinde te waarborgen dat de daders ter verantwoording worden geroepen en de slachtoffers schadeloos worden gesteld;

28.

veroordeelt de vernietiging van Armeens en Azerbeidzjaans cultureel, religieus en historisch erfgoed sinds het begin van het conflict in Nagorno-Karabach; vraagt Azerbeidzjan en Armenië met klem geen cultureel, religieus of historisch erfgoed in Nagorno-Karabach meer te vernietigen, te verwaarlozen of de herkomst ervan te vervalsen, en in plaats daarvan te streven naar het behoud, de bescherming en de bevordering van de rijke diversiteit in deze regio; dringt erop aan de betrokkenen hiervoor ter verantwoording te roepen; benadrukt dat de verwoesting van cultureel erfgoed de spanningen en haat tussen de twee landen vergroot en bijdraagt aan de destabilisering van de regio, en daarmee het effect van de recente bilaterale gesprekken ondermijnt; dringt aan op het herstel van beschadigde locaties overeenkomstig de normen en aanwijzingen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco), alsook op een grotere betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de bescherming van cultureel en religieus erfgoed in de regio; betreurt dat de Unesco-missie de getroffen gebieden twee jaar na ondertekening van de staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 nog steeds niet heeft kunnen bezoeken; vraagt Armenië en Azerbeidzjan de Unesco hun volledige medewerking te verlenen en er onverwijld mee in te stemmen dat de Unesco-missie beide landen zonder voorafgaande voorwaarden bezoekt; neemt nota van de bereidheid die Armenië heeft getoond om deze missie te ontvangen;

29.

pleit voor intensievere bilaterale contacten tussen de politieke autoriteiten van Armenië en Azerbeidzjan; onderstreept de rol die het maatschappelijk middenveld in beide landen speelt bij het verbeteren van de onderlinge betrekkingen; wijst op de noodzaak van samenwerking en overleg met maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers, met name met betrekking tot de onderwerpen van verzoening en humanitaire bijstand, alsook op het belang van duurzame financiering en de vrijheid van die organisaties om zonder beperkingen hun werk te kunnen doen; roept de Commissie er bijgevolg toe op steun te verlenen aan maatschappelijke organisaties in Armenië en Azerbeidzjan die daadwerkelijk bijdragen tot verzoening;

Buitenlands en veiligheidsbeleid

30.

steunt de normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Turkije in het belang van verzoening, regionale stabiliteit en veiligheid en sociaal-economische ontwikkeling, en is ingenomen met de tot dusver geboekte vooruitgang op dit gebied, zoals de hervatting van het luchtverkeer tussen beide landen; dringt aan op een snelle tenuitvoerlegging van de overeenkomsten die de speciale vertegenwoordigers hebben gesloten; herinnert eraan dat de vorige poging tot normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Turkije middels ondertekening van de protocollen van 2009 is mislukt vanwege de eenzijdige steun van Turkije voor Azerbeidzjan en vanwege het besluit van Turkije om de opening van zijn grens met Armenië en de aanknoping van diplomatieke betrekkingen met Armenië afhankelijk te stellen van het einde van het conflict in Nagorno-Karabach; roept beide partijen ertoe op om te goeder trouw en zonder voorafgaande voorwaarden aan het proces deel te nemen, en vraagt de EU dit proces actief te ondersteunen; hoopt dat dit een aanzet kan geven tot het normaliseren van de betrekkingen in de zuidelijke Kaukasus; spoort Turkije er opnieuw toe aan de Armeens genocide te erkennen, zodat de weg wordt geëffend voor een daadwerkelijke verzoening tussen het Turkse en het Armeense volk, en om zich volledig te houden aan zijn plicht om het Armeense culturele erfgoed te beschermen;

31.

wijst erop dat de clausules van de CSTO noch tijdens de oorlog in 2020, noch in september 2022 zijn geactiveerd, ondanks de Armeense verzoeken daartoe; moedigt Armenië ertoe aan, met het oog op een betere bescherming van zijn soevereiniteit en territoriale integriteit, de mogelijkheid te overwegen zijn partnerschappen en potentiële veiligheidsallianties met regionale en Euro-Atlantische partners te diversifiëren, aangezien zijn langdurige afhankelijkheid van Rusland en diens bondgenoten in de CSTO ontoereikend is gebleken;

32.

neemt nota van het belang dat Iran heeft bij het verhinderen van de aanleg van nieuwe transportverbindingen tussen de autonome republiek Nachitsjevan en de westelijke regio’s van Azerbeidzjan, zoals overeengekomen in de verklaring over het staakt-het-vuren van 9 november 2020, en wijst erop dat indien Iran hierin slaagt, dit aanzienlijke gevolgen zou hebben voor de vooruitzichten op een vredesakkoord; wijst de Armeense autoriteiten op de risico’s van samenwerking met het autoritaire regime in Iran, dat zich niet alleen schuldig maakt aan diverse misdaden en vergrijpen maar ook militaire uitrusting levert aan Rusland, die dit land gebruikt in zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne;

33.

staat achter de inspanningen van Armenië om de Parlementaire Vergadering Euronest te gebruiken als een belangrijk forum voor politieke dialoog met zijn buurlanden, en moedigt Armenië er dan ook toe aan daarvan optimaal gebruik te blijven maken;

Democratische hervormingen, de rechtsstaat en goed bestuur

34.

is ingenomen met de volledige inwerkingtreding van de CEPA op 1 maart 2021 en met de toezegging van Armenië om deze overeenkomst ten uitvoer te leggen; onderstreept dat de overeenkomst een kader vormt voor de samenwerking tussen de EU en Armenië op een groot aantal gebieden, zoals versterking van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten en bevordering van de economische groei en sectorale samenwerking; vindt het heuglijk dat de Armeense regering de CEPA erkent als een strategische blauwdruk voor belangrijke hervormingen in Armenië; prijst Armenië voor de aanzienlijke hervormingen en het grondige democratiseringsproces die het de afgelopen jaren heeft doorgevoerd, waardoor het een toonaangevende democratie in de regio is geworden; erkent dat de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger Armenië in hun uitvoeringsverslag van 2022 over de partnerschapsovereenkomst met Armenië hebben erkend als een volwaardige democratie;

35.

is ingenomen met de vooruitgang die tot nu toe geboekt is voor wat de tenuitvoerlegging van de CEPA-routekaart betreft; doet een beroep op de Partnerschapsraad EU-Armenië om nauw samen te werken bij de uitvoering van huidige en toekomstige hervormingen; merkt op dat Armenië in september 2022 alle maatregelen waarvoor in de CEPA-routekaart deadlines voor 2019, 2020, 2021 en 2022 zijn vastgesteld, geheel of gedeeltelijk ten uitvoer heeft gelegd;

36.

erkent de succesvolle bestrijding door Armenië van criminaliteit en corruptie, waardoor het een van de veiligste landen in de regio is;

37.

is ingenomen met de vervroegde parlementsverkiezingen van 2021, die de kracht van de democratie in Armenië en de steun van de Armeense bevolking voor de hervormingsagenda hebben bevestigd; spoort de Armeense regering ertoe aan verdere hervormingen door te voeren, ondanks de moeilijke internationale context en de uitdagingen waarmee het land kampt, teneinde de democratische instellingen, de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te versterken; herhaalt dat de EU de grootste donor is die het hervormingsproces van Armenië ondersteunt en dat zij een op prikkels gebaseerde aanpak volgt, hetgeen inhoudt dat meer hervormingen tot meer steun leiden en minder hervormingen tot minder steun;

38.

moedigt Armenië ertoe aan zijn inspanningen voor het doorvoeren van hervormingen en het versterken van de democratie, de rechtsstaat en goed bestuur voort te zetten, en looft de reeds gemaakte vorderingen; waardeert de vooruitgang die Armenië heeft geboekt bij de uitvoering van zijn nationale strategie voor justitiële hervorming en rechtshervorming, zijn nationale strategie voor corruptiebestrijding evenals uitgebreide constitutionele hervormingen, en roept Armenië ertoe op de nodige stappen te ondernemen om de mensenrechten, met name de rechten van vrouwen en minderheden, inclusief lhbtiq-personen, beter te beschermen; neemt kennis van de rapporten van bepaalde ngo’s en vertegenwoordigers van de oppositie die wijzen op het mogelijke risico van achteruitgang op sommige van deze gebieden; dringt er bij de regering op aan om op deze gebieden zichtbare vooruitgang te boeken; vraagt Armenië om bij de uitvoering van hervormingen te blijven samenwerken met de EU, en verzoekt de EU haar steun op die gebieden uit te breiden, met name in de vorm van technische bijstand en de uitwisseling van expertise;

39.

roept alle politieke actoren in het land ertoe op de noodzakelijke hervormingen te blijven doorvoeren met het oog op versterking van de rechtsstaat, de mediavrijheid en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, met volledige eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten;

40.

vindt het bedroevend dat politieke tegenstanders vaak polariserende taal hanteren en betreurt de destructieve pogingen van bepaalde aan Rusland gelieerde politieke groepen om het vredesproces tussen Armenië en Azerbeidzjan te laten ontsporen;

41.

neemt nota van de ambitieuze hervormingen van de politie die de Armeense regering met aanzienlijke steun van de EU heeft ondernomen, met als doel een veiligere omgeving en meer vertrouwen tussen burgers en de politie te creëren, en doelt hierbij met name op de oprichting van Armeniës nieuwe patrouilledienst en de geplande oprichting van een ministerie van Binnenlandse Zaken;

42.

dringt aan op voltooiing van het uitgebreide onderzoek naar vermeende gevallen van geweldsmisbruik van de politie tegen betogers, journalisten, oppositieleden en activisten;

43.

onderstreept de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld bij het vormgeven en uitvoeren van belangrijke hervormingen; onderstreept de belangrijke rol die ngo’s en mensenrechtenactivisten spelen bij de bescherming van de democratie en de mensenrechten; verzoekt de Armeense regering haar samenwerking met het maatschappelijke middenveld verder te versterken en wetgeving in te voeren om mensenrechtenverdedigers beter te beschermen; verzoekt de delegatie van de EU en de vertegenwoordigingen van de lidstaten in Armenië om hun steun aan het werk van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers op te voeren; roept de Armeense regering op tot brede inspanningen ter bestrijding van desinformatie waarmee maatschappelijke actoren en mensenrechtenactivisten worden zwartgemaakt en die tot doel heeft hun rol bij de ondersteuning en bevordering van de democratie te ondermijnen;

Eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden

44.

wijst erop dat in artikel 1 van de CEPA als een van de doelstellingen het versterken van de samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht wordt genoemd, met als doel de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te versterken; wijst op het belang van mediavrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering voor de instandhouding van een levendige democratie; is bezorgd over de gebruikmaking van desinformatie en harde retoriek, onder meer ten aanzien van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen; verzoekt de autoriteiten met klem om alle in het EVRM verankerde mensenrechten onvoorwaardelijk te handhaven, met name wanneer deze betrekking hebben op kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen, personen met een handicap en lhbtiq-personen;

45.

herinnert eraan dat de bestrijding van discriminatie een van de hoekstenen van democratische stelsels vormt; is van mening dat de democratische transitie in Armenië een gelegenheid vormt om het mensenrechtensysteem te versterken; wijst erop dat de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa de regering ertoe heeft aangemoedigd om prompt stappen te nemen en verschillende wetshervormingen door te voeren; is van oordeel dat de autoriteiten alle aanbevelingen tot hun beschikking hebben om vooruitgang te boeken op het gebied van de mensenrechten, en dringt aan op de uitvoering daarvan;

46.

verheugt zich over de verbeteringen betreffende de mediavrijheid in Armenië, zoals blijkt uit de World Press Freedom Index 2022; spoort de Armeense autoriteiten ertoe aan hervormingen te blijven doorvoeren om de mediavrijheid in het land verder te verbeteren; wijst erop dat het medialandschap in Armenië weliswaar divers is, maar ook gekenmerkt wordt door polarisatie en de invloed van de eigenaars van media op het redactionele beleid; is bezorgd over de haatzaaiende uitlatingen en het fysieke geweld tegen journalisten;

47.

maakt zich zorgen over de niet aflatende desinformatiecampagnes van Rusland in Armenië die in de Armeense media en op sociale media worden verspreid en gericht zijn tegen de EU en het Westen in het algemeen; verzoekt de Commissie en de EDEO met de Armeense autoriteiten samen te werken om desinformatie tegen te gaan, met name door meer ondersteuning te bieden aan onafhankelijke Armeense media en voor inspanningen op het vlak van mediatraining, inspanningen ter vergroting van de diversiteit van de mediasector, en inspanningen om de mediageletterdheid in Armenië te verbeteren;

48.

roept de Armeense regering ertoe op zich te onthouden van maatregelen die de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid beperken, en tegelijkertijd buitenlandse inmenging, inclusief desinformatie, te bestrijden; dringt aan op meer samenwerking met diverse belanghebbenden op het gebied van wetgeving die van invloed is op de mensenrechten, het democratiseringsproces en de media;

49.

benadrukt dat de situatie op het gebied van gendergelijkheid, de vertegenwoordiging van vrouwen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen op alle niveaus van het politieke, economische en maatschappelijke leven moet worden verbeterd en dat de strijd tegen gendergerelateerd en huiselijk geweld moet worden opgevoerd; roept Armenië ertoe op het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te ratificeren; betreurt dat de politieke participatie van vrouwen laag blijft, ondanks de invoering van genderquota voor kandidatenlijsten;

50.

onderstreept de specifieke gevolgen van het conflict voor vrouwen en gemarginaliseerde groepen, en wijst onder meer op de kwetsbare situatie van uit de conflictgebieden gevluchte vrouwen, op de toename van huiselijk geweld in de nasleep van de recente oorlog, en op het feit dat er geen vrouwen betrokken zijn bij het officiële vredesproces; verzoekt de Armeense regering en internationale bemiddelaars om de belemmeringen voor de participatie van vrouwen aan dit proces weg te nemen en bij alle raadplegingen stelselmatig vrouwelijke deskundigen en mensenrechtenverdedigers te betrekken;

51.

is ingenomen met de bevordering en prioritering door Armenië van de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid in zijn nationale beleid en programma’s, waarmee beoogd wordt de politieke en publieke participatie van vrouwen op alle niveaus van besluitvorming te waarborgen, evenals hun empowerment en de bevordering van gendergelijkheid; merkt op dat de vaststelling van het tweede nationale actieplan van Armenië voor de uitvoering van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid in grote mate bijdraagt tot de inspanningen van Armenië om alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes in conflicten aan te pakken en gendermainstreaming in het bestuur van de veiligheidssector te bevorderen;

52.

benadrukt dat het belangrijk is discriminatie op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit tegen te gaan, en onderstreept dat verbeteringen op dit gebied heel gunstig zouden zijn voor de democratische ontwikkeling van Armenië en de bescherming van de mensenrechten; betreurt evenwel dat Armenië achterloopt bij de verdediging van de rechten van lhbtiq-personen, en maakt zich zorgen over de situatie op dit gebied; dringt er bij de Armeense autoriteiten op aan de rechten van lhbtiq-personen te handhaven en te bevorderen, en lhbtiq-fobie alsook sociale uitsluiting, stigmatisering en alle vormen van discriminatie van lhbtiq-personen in de wetgeving te voorkomen en te bestrijden, en vraagt de EU om Armenië hierbij te ondersteunen;

Economische en handelsbetrekkingen

53.

merkt op dat het volume van de bilaterale handel tussen Armenië en de EU de afgelopen tien jaar is toegenomen; spoort Armenië, de EU en haar lidstaten, en Europese bedrijven en investeerders ertoe aan de nodige stappen te zetten om hun economische en handelsbetrekkingen verder te versterken;

54.

merkt op dat Armenië sinds 1 januari 2022 niet langer profiteert van het stelsel van algemene preferenties (SAP) en de bijbehorende bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+); verzoekt Armenië voort te bouwen op de successen van de handel in het kader van de preferentiële SAP- en SAP+-tarieven, en ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden waarover het in het kader van de CEPA beschikt;

55.

wijst op het potentieel van het economisch en investeringsplan om Armenië te helpen een duurzame, dynamische en veerkrachtige economie op te bouwen; is ingenomen met de vooruitgang die Armenië heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van vlaggenschipinitiatieven;

Sectorale samenwerking

56.

is ingenomen met de ondertekening van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte op 15 november 2021, en roept de EU-lidstaten ertoe op deze snel te ratificeren;

57.

is ingenomen met de ondertekening van de overeenkomst voor strategische samenwerking met Europol in september 2021 en de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt in de onderhandelingen over een overeenkomst met Eurojust;

58.

is ingenomen met het feit dat Armenië in oktober 2022 als waarnemer is toegetreden tot het Europees migratienetwerk;

59.

is ingenomen met de associatie van Armenië met Horizon Europa, het onderzoeks- en innovatieprogramma van de EU voor de periode 2021-2027, waardoor Armeense onderzoekers, innovatoren en onderzoeksinstellingen in staat worden gesteld de partnerschappen met hun tegenhangers in de EU te versterken, en verheugt zich over de succesvolle samenwerking met Armenië in het kader van het programma Erasmus+;

60.

verheugt zich erover dat Armenië deelneemt aan het programma Creatief Europa 2021-2027, waardoor de culturele en creatieve sectoren in Armenië zullen worden versterkt en de pogingen van Armenië om inclusiever, digitaler en duurzamer te worden een impuls zullen krijgen;

61.

roept de EU en haar lidstaten ertoe op de vooruitgang te erkennen die Armenië de afgelopen jaren heeft geboekt met de uitvoering van de visumversoepelings- en overnameovereenkomsten, en stelt vast dat er een dialoog over visumliberalisering met Armenië is aangegaan met als doel de onderlinge contacten tussen mensen, nauwere bilaterale betrekkingen en verdere hervormingen te bevorderen;

62.

herhaalt zijn bezorgdheid over de huidige exploitatie van de verouderde kerncentrale van Metsamor; dringt aan op de snelle goedkeuring van een routekaart of actieplan voor de sluiting en veilige ontmanteling van die centrale, rekening houdend met het feit dat de energiecapaciteit ervan moet worden vervangen, onder meer middels hernieuwbare energiebronnen, om de energiezekerheid en de duurzame ontwikkeling van Armenië te waarborgen, in overeenstemming met de bepalingen van de CEPA; is ingenomen met het bezoek van de directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) aan Armenië in oktober 2022, en spoort de Armeense toezichthouder voor kernenergie ertoe aan de samenwerking met de IAEA te bevorderen en de steun van de IAEA ten volle te benutten; verzoekt Armenië dringend alle noodzakelijke stappen te zetten om de kerncentrale in Metsamor te laten voldoen aan de internationale normen, teneinde ten minste gedurende de vereiste overgangsperiode een veilige en betrouwbare werking van de centrale te waarborgen totdat een gepast vervangend alternatief voor de kerncentrale volledig operationeel is en de energiezekerheid gegarandeerd is;

63.

verheugt zich over de maatregelen die Armenië al heeft genomen met het oog op de groene transitie en over de toezegging van Armenië om zijn emissies tegen 2030 met 40 % te verlagen; verzoekt Armenië zich verder in te zetten voor de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs en de noodzaak om het milieu te beschermen; spoort Armenië ertoe aan zijn emissiereductiedoelstellingen uit hoofde van de nationaal bepaalde bijdrage te verhogen als bewijs voor zijn inzet en goede prestaties op het gebied van uitstootvermindering;

64.

verzoekt de Armeense autoriteiten beslissende maatregelen te nemen om de ontwikkeling van hernieuwbare energie te versnellen, de energie-efficiëntie te verhogen en energiebronnen te diversifiëren, rekening houdend met het feit dat aardgas uit Rusland nog steeds meer dan 80 % van het in Armenië ingevoerde gas uitmaakt, en rekening houdend met de bilaterale samenwerking tussen Armenië en Iran op het gebied van energie-uitwisseling;

o

o o

65.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Armenië.

(1)   PB L 23 van 26.1.2018, blz. 4.

(2)   PB C 118 van 8.4.2020, blz. 43.

(3)   PB C 362 van 8.9.2021, blz. 114.

(4)   PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 148.

(5)   PB C 328 van 6.9.2016, blz. 2.

(6)   PB C 15 van 12.1.2022, blz. 156.

(7)   PB C 347 van 9.9.2022, blz. 198.

(8)   PB C 493 van 27.12.2022, blz. 70.

(9)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0009.

(10)  Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0012.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/404/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)