European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/305

20.10.2023

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over de uitlegging en uitvoering van een aantal wettelijke bepalingen uit de op artikel 8 van de EU-taxonomieverordening gebaseerde gedelegeerde verordening rapportage wat betreft de rapportage van voor de taxonomie in aanmerking komende en op de taxonomie afgestemde economische activiteiten en activa (tweede mededeling van de Commissie)

(C/2023/305)

De verordening betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen (“taxonomieverordening”) heeft een uniform EU-classificatiesysteem van ecologisch duurzame economische activiteiten tot stand gebracht en aan bepaalde niet-financiële en financiële ondernemingen transparantieverplichtingen opgelegd met betrekking tot die activiteiten (1).

In juni 2021 heeft de Commissie de gedelegeerde EU-taxonomieverordening klimaat (2) vastgesteld ter uitvoering van de taxonomieverordening met betrekking tot economische activiteiten die substantieel bijdragen aan de doelstellingen inzake de mitigatie van klimaatverandering en de adaptatie aan klimaatverandering (“op de taxonomie afgestemde activiteiten”). In maart 2022 heeft de Commissie de gedelegeerde verordening klimaat gewijzigd door criteria toe te voegen voor bepaalde nieuwe energieactiviteiten (3).

De Commissie heeft in juli 2021 een gedelegeerde handeling vastgesteld waarin de rapportageverplichtingen van ondernemingen op grond van artikel 8 van de taxonomieverordening worden gespecificeerd met betrekking tot de voor de taxonomie in aanmerking komende en op de taxonomie afgestemde activiteiten (“gedelegeerde verordening rapportage”) (4).

De Commissie heeft reeds drie reeksen richtsnoeren gepubliceerd over de inhoud van de gedelegeerde verordening rapportage, te weten:

Een document met veelgestelde vragen van de diensten van de Commissie over “Wat is de gedelegeerde handeling van artikel 8 van de EU-taxonomie en hoe werkt deze in de praktijk?”  (5)

Een document met veelgestelde vragen van de diensten van de Commissie over hoe financiële en niet-financiële ondernemingen hun voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten en activa moeten rapporteren overeenkomstig de gedelegeerde verordening rapportage (6).

Een mededeling van de Commissie over de uitlegging van een aantal wettelijke bepalingen uit de gedelegeerde verordening rapportage wat betreft de rapportage van voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten (7).

Niet-financiële ondernemingen zullen met ingang van 1 januari 2023 aanvangen met het rapporteren van hun kritische prestatie-indicatoren inzake de taxonomie (taxonomie-KPI’s). Deze mededeling heeft tot doel deze niet-financiële ondernemingen verdere richtsnoeren omtrent de uitlegging en uitvoering te bieden in de vorm van antwoorden op veelgestelde vragen over de rapportage volgens de gedelegeerde verordening rapportage. De Commissie kan deze veelgestelde vragen waar nodig bijwerken.

Financiële ondernemingen beginnen met ingang van 1 januari 2024 met het rapporteren van hun respectievelijke groeneactivaratio (GAR)/groene-investeringsratio (GIR). Een andere mededeling in de vorm van antwoorden op veelgestelde vragen over de rapportage door financiële ondernemingen volgens de gedelegeerde verordening rapportage kan te zijner tijd worden aangenomen.

De gedelegeerde verordening rapportage vereist dat financiële ondernemingen de door hun tegenpartijen (bv. niet-financiële ondernemingen) gerapporteerde KPI’s gebruiken bij het berekenen van hun GAR/GIR. Bovendien wordt in de verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR) (8) verlangd dat financiëlemarktdeelnemers de KPI’s gebruiken die door de ondernemingen waarin ze beleggen, worden gerapporteerd om het niveau van milieuprestaties van op de markt gebrachte financiële producten te beoordelen.

Deze mededeling wordt samen met een andere mededeling van de Commissie gepubliceerd in de vorm van antwoorden op veelgestelde vragen over de technische screeningcriteria voor op de taxonomie afgestemde economische activiteiten als bedoeld in de gedelegeerde verordening klimaat (mededeling van de Commissie over de gedelegeerde verordening klimaat (9)).

De antwoorden op de veelgestelde vragen in deze mededeling verduidelijken de bepalingen die reeds in de toepasselijke wetgeving zijn opgenomen. De rechten en verplichtingen uit die wetgeving worden daarmee geenszins uitgebreid, noch krijgen de betrokken exploitanten en bevoegde autoriteiten extra eisen opgelegd. Deze antwoorden op veelgestelde vragen zijn alleen bedoeld om financiële en niet-financiële ondernemingen te helpen de relevante wettelijke bepalingen uit te voeren. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende uitlegging van het Unierecht te geven. De zienswijzen in deze mededeling lopen niet vooruit op het standpunt dat de Europese Commissie voor de Unierechter en de nationale rechter kan innemen.

Inhoudsopgave

Verklarende woordenlijst van relevante termen en toepasselijke wetgeving 5

AFDELING I —

VEELGESTELDE VRAGEN 7

1.

Wat is de beoogde tijdslijn voor de toepassing van in de aanvullende gedelegeerde handeling vastgestelde taxonomiegerelateerde rapportageverplichtingen? 7

2.

Wat is de beoogde aanpak voor taxonomiegerelateerde rapportage in verhouding tot de milieudoelstellingen? 7

3.

Wat is de impact van de richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (CSRD) op het toepassingsgebied van de rapporterende instellingen op grond van de gedelegeerde verordening rapportage? 8

4.

Wanneer en hoe moet de taxonomiegerelateerde rapportage worden geverifieerd door externe toetsingsinstanties? Hoe zal dit veranderen met de toepassing van de CSRD? 9

5.

Zijn in EER-landen gevestigde ondernemingen verplicht om over de afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten te rapporteren? 9

6.

Hoe kunnen entiteiten ervoor zorgen dat hun vrijwillige rapportage inzake afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten niet in tegenspraak is met of een onjuiste voorstelling geeft van verplichte rapportages als bedoeld in de gedelegeerde verordening rapportage? 9

7.

Op welke manier moeten rapporterende ondernemingen vergelijkende informatie in de rapportages openbaar maken op grond van de gedelegeerde verordening rapportage? 10

8.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen omgaan met “dubbeltellingen” in de context van bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan meerdere milieudoelstellingen? 10
Bijdrage aan mitigatie van klimaatverandering (CCM) en adaptatie aan klimaatverandering (CCA) 10
Voor activiteiten die substantieel bijdragen aan CCM, behandeling van CapEx om te voldoen aan de DNSH-criteria voor niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen 11
Behandeling van een activiteit die een substantiële bijdrage levert aan meerdere milieudoelstellingen (anders dan alleen CCM en CCA) 12

9.

Wat moet het consolidatieniveau zijn van de KPI’s van een moederonderneming met betrekking tot i) haar dochterondernemingen in derde landen en ii) haar activiteiten/activa in derde landen, of die van haar dochterondernemingen in de EU? Waar moeten de KPI’s worden gerapporteerd? 12

10.

Wat is het consolidatieniveau van KPI’s van niet-EU-groepen met een dochteronderneming in de EU die onder de NFI-richtlijn valt? 13

11.

Kan een dochteronderneming die binnen het toepassingsgebied van de NFI-richtlijn/CSRD valt, worden vrijgesteld van het verrichten van taxonomiegerelateerde rapportages als haar moederonderneming taxonomiegerelateerde informatie openbaar maakt op geconsolideerd niveau indien vereist of op vrijwillige basis? 13

12.

Indien een rapporterende onderneming geconsolideerde KPI’s moet verstrekken, moet zij dan ook KPI’s van haar dochterondernemingen verstrekken? 14

13.

Is er een minimale omzet-, CapEx- en OpEx-drempel waaronder ondernemingen niet verplicht zijn om te rapporteren over het voor de taxonomie in aanmerking komen of de afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten (“materialiteitsdrempels”)? 14

14.

Hoe moeten omzet, CapEx, OpEx van joint ventures worden behandeld in het kader van de rapportage van taxonomiegerelateerde KPI’s? 15

15.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen afdekkingsinstrumenten (met inbegrip van termijnverkopen van stroom) in aanmerking nemen? 15

16.

Op welke manier moeten de KPI’s door niet-financiële ondernemingen worden aangepast zodat zij de ecologisch duurzame obligaties in aanmerking nemen die zij hebben uitgegeven, teneinde “dubbeltellingen” te voorkomen? Hoe moeten ecologisch duurzame obligates/schuldbewijzen en de daaraan gekoppelde dubbeltellingen worden behandeld? 15

17.

Hoe moet een rapporterende onderneming omgaan met de omzet en CapEx van groepen activa die worden afgestoten en van beëindigde bedrijfsactiviteiten, en in de context van IFRS 5? 16

18.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen op grond van artikel 11, lid 1, punt a), van de taxonomieverordening beoordelen of economische activiteiten voor de adaptatie aan klimaatverandering (CCA) voor de taxonomie in aanmerking komen? 16

19.

Wat is het op de taxonomie afgestemde percentage van de omzet en de overeenkomstige CapEx/OpEx van in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat opgenomen activiteiten? 17

AFDELING II —

VEELGESTELDE VRAGEN OVER OMZET-KPI 18

20.

Wanneer moet een onderneming op grond van de gedelegeerde verordening rapportage over een economische activiteit rapporteren die niet door de rapporterende entiteit zelf maar door een onderaannemer is verricht? 18

21.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen de omzet rapporteren van op de taxonomie afgestemde economische activiteiten waarvan de output intern wordt gebruikt of verbruikt? 19

22.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen de omzet toerekenen aan economische activiteiten die meerdere diensten of producten aan klanten leveren? 19

AFDELING III —

VEELGESTELDE VRAGEN OVER CAPEX-KPI 19

23.

Hoe moeten rapporterende ondernemingen omgaan met overheidsfinanciering en ontvangen subsidies om hun CapEx te financieren? 19

24.

Op welk moment begint de periode van vijf tot tien jaar van het CapEx-plan voor niet-financiële ondernemingen met betrekking tot rapportagedoeleinden? Geldt dit tijdsbestek zowel voor een plan om een op de taxonomie afgestemde economische activiteit uit te breiden als voor het opwaarderen van een voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteit naar een op de taxonomie afgestemde economische activiteit? 20

25.

Wanneer begint de periode van 18 maanden voor de voltooiing van de individuele maatregelen als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), van bijlage I? 20

26.

Hoe uitgebreid en nauwkeurig moet een CapEx-plan zijn om meegeteld te worden in de teller van de CapEx-KPI? Zou de uitbreiding van een bestaande op de taxonomie afgestemde economische activiteit in dezelfde faciliteit meetellen als CapEx onder punt 1.1.2.2., eerste alinea, a) of b), van bijlage I? 20

27.

Hoe moet de op de taxonomie afgestemde waarde van CapEx worden gepresenteerd over punt 1.1.2.2, eerste alinea, a), b) en c), van bijlage I? 20

28.

Wat is het toepassingsgebied van de CapEx en OpEx als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), en punt 1.1.3.2, eerste alinea, c), van bijlage I, d.w.z. aankoop van op de taxonomie afgestemde output en individuele maatregelen? 21

29.

Hoe moeten de in de waardeketens geïntegreerde CapEx en OpEx worden gerapporteerd wanneer de rapporterende onderneming zowel upstream als downstream de voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten verricht? 21

30.

Hoe moet CapEx worden beoordeeld met betrekking tot de afstemming op de taxonomie als het actief dat de CapEx financiert voor verschillende projecten kan worden gebruikt? 21

31.

Kunnen vooruitbetalingen worden meegeteld als onderdeel van op de taxonomie afgestemde CapEx? 22

AFDELING IV —

VEELGESTELDE VRAGEN OVER OPEX-KPI 22

32.

Hoe moet onderzoek en ontwikkeling worden opgenomen in de teller van de OpEx-KPI als deze niet kan worden gekoppeld aan specifieke activiteiten? 22

33.

Hoe moeten OpEx-categorieën als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.3.2, eerste alinea, a), b) en c) (OpEx-teller), worden begrepen en verwerkt in de teller en noemer van de OpEx-KPI? 22

34.

Naar welke elementen van de definitie van de noemer van de OpEx-KPI verwijst het begrip van “onderhoud en reparatie, en alle andere directe uitgaven in verband met het dagelijkse onderhoud van materiële vaste activa” onder punt 1.1.3.1 van bijlage I? 22

Verklarende woordenlijst van relevante termen en toepasselijke wetgeving

Verordening

Verwijzing

Jaarrekeningenrichtlijn

Richtlijn 2013/34/EU (10)

Bijlage I

Bijlage I bij de gedelegeerde verordening rapportage

Bijlage II

Bijlage II bij de gedelegeerde verordening rapportage

CapEx

Kapitaaluitgaven

CapEx-KPI

Kritische prestatie-indicator met betrekking tot kapitaaluitgaven als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.2.

Aanvullende gedelegeerde handeling

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie (11)

CSRD

Richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (12)

Adaptatie aan klimaatverandering (CCA)

Adaptatie aan klimaatverandering (CCA) als bedoeld in artikel 9, punt b) van de taxonomieverordening

Mitigatie van klimaatverandering (CCM)

Mitigatie van klimaatverandering (CCM) als bedoeld in artikel 9, punt a) van de taxonomieverordening

Gedelegeerde verordening klimaat

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie (13)

Gedelegeerde verordening rapportage

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie (14)

DNSH

“Geen ernstige afbreuk doen”

Faciliterende activiteiten

Economische activiteiten in de zin van artikel 16 van de taxonomieverordening

Eerste mededeling van de Commissie

Mededeling van de commissie over de uitlegging van een aantal wettelijke bepalingen uit de op artikel 8 van de EU-taxonomieverordening gebaseerde gedelegeerde rapportagehandeling wat betreft de rapportage van in aanmerking komende economische activiteiten en activa (15)

Eerste document van de diensten van de Commissie

Document van de diensten van de Commissie “Veelgestelde vragen: Wat is de gedelegeerde handeling van artikel 8 van de EU-taxonomie en hoe werkt deze in de praktijk?”  (16)

IAS

International Accounting Standards (internationale standaarden voor jaarrekeningen)

IFRS

Internationale standaarden voor financiële verslaglegging

Kritische prestatie-indicatoren (KPI’s)

Kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) van niet-financiële ondernemingen als bedoeld in bijlage I

Niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen

De milieudoelstellingen bedoeld in artikel 9, punten c), d), e) en f), van de taxonomieverordening (het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de transitie naar een circulaire economie, de preventie en bestrijding van verontreiniging, en de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen)

Richtlijn niet-financiële rapportage (NFI-richtlijn)

Richtlijn 2014/95/EU (17)

OpEx

Operationele uitgaven

OpEx-KPI

De kritische prestatie-indicator met betrekking tot operationele uitgaven als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.3.

Rapporterende onderneming

Een niet-financiële onderneming die is onderworpen aan een rapportageverplichting op grond van artikel 8, lid 1, van de taxonomieverordening

Tweede document van de diensten van de Commissie

Document van de diensten van de Commissie “Veelgestelde vragen: Hoe moeten financiële en niet-financiële ondernemingen voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten en activa rapporteren in overeenstemming met de gedelegeerde verordening rapportage van artikel 8 van de taxonomieverordening?”  (18)

Substantiële bijdrage

Een substantiële bijdrage aan een of meer van de in artikel 9 genoemde milieudoelstellingen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 16 van de taxonomieverordening

Verordening informatieverschaffing over duurzaamheid in financiële sector (SFDR)

Verordening (EU) 2019/2088 (19)

Op de taxonomie afgestemde economische activiteit

Een economische activiteit als gedefinieerd in artikel 1, punt 2, van de gedelegeerde verordening rapportage

Voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteit

Een economische activiteit als gedefinieerd in artikel 1, punt 5, van de gedelegeerde verordening rapportage

Niet voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteit

Een economische activiteit als gedefinieerd in artikel 1, punt 6, van de gedelegeerde verordening rapportage

Taxonomieverordening

Verordening (EU) 2020/852 (20)

TSC

Technische screeningcriteria

Transitieactiviteiten

Economische activiteiten in de zin van artikel 10, lid 2, van de taxonomieverordening

Omzet-KPI’s

De kritische prestatie-indicator met betrekking tot omzet als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.

AFDELING I

VEELGESTELDE VRAGEN

1.   Wat is de beoogde tijdslijn voor de toepassing van in de aanvullende gedelegeerde handeling vastgestelde taxonomiegerelateerde rapportageverplichtingen (21) ?

De aanvullende gedelegeerde handeling strekt tot wijziging van:

de gedelegeerde verordening klimaat door nieuwe specifieke economische activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas toe te voegen aan de EU-taxonomie, en

de gedelegeerde verordening rapportage door in het nieuwe artikel 8, leden 6, 7 en 8, van die gedelegeerde handeling specifieke rapportageverplichtingen met betrekking tot die activiteiten op te nemen.

In artikel 3 van de gedelegeerde klimaathandeling is bepaald dat de daarin opgenomen wijzigingen met ingang van 1 januari 2023 van toepassing zijn. Dit houdt in dat niet-financiële ondernemingen met ingang van 1 januari 2023 moeten rapporteren over het voor de taxonomie in aanmerking komen, het niet voor de taxonomie in aanmerking komen en de afstemming op de taxonomie van activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas overeenkomstig artikel 8, leden 6, 7 en 8, van de gewijzigde gedelegeerde verordening rapportage (22). De eerste verslagperiode betreft het (boek)jaar 2022 overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de gedelegeerde verordening rapportage.

2.   Wat is de beoogde aanpak voor taxonomiegerelateerde rapportage in verhouding tot de milieudoelstellingen?

Op het moment van publicatie van deze mededeling heeft de Commissie geen gedelegeerde verordening vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van de taxonomieverordening tot vaststelling van de technische screeningcriteria voor economische activiteiten die verband houden met niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen.

Op grond van artikel 27, lid 2, punt b), in samenhang met de artikelen 4 tot en met 8 van de taxonomieverordening, geldt dat rapporterende ondernemingen met ingang van 1 januari 2023 moeten rapporteren over niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen. Rapporterende ondernemingen kunnen deze rapportages over de afstemming op de taxonomie en het in aanmerking komen voor de taxonomie niet toepassen bij gebreke van een gedelegeerde verordening tot vaststelling van die technische screeningcriteria. Immers:

op de taxonomie afgestemde economische activiteiten worden gedefinieerd door te verwijzen naar de naleving van onder meer de criteria die door de Commissie moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, als bedoeld in artikel 3, punt d), van de taxonomieverordening, en

voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten worden gedefinieerd door de beschrijving van de economische activiteiten in de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van de bovengenoemde artikelen.

Dit houdt in dat in het kader van de gedelegeerde verordening rapportage alleen het feit of economische activiteiten voor de taxonomie in aanmerking komen en of deze activiteiten op de klimaatdoelstellingen daarvan (CCM en CCA) zijn afgestemd, mag worden onderzocht, beoordeeld en gerapporteerd voordat een gedelegeerde verordening uit hoofde van artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van de taxonomieverordening in werking treedt.

Daarom wordt voor de rapportage in 2023 niet verwacht dat niet-financiële ondernemingen met betrekking tot de resterende vier milieudoelstellingen rapporteren over het voor de taxonomie in aanmerking komen en de afstemming op de taxonomie.

3.   Wat is de impact van de richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (CSRD) op het toepassingsgebied van de rapporterende instellingen op grond van de gedelegeerde verordening rapportage?

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de taxonomieverordening zijn alleen ondernemingen die op grond van artikel 19 bis of artikel 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn (bepalingen ingevoerd bij de richtlijn niet-financiële rapportage (NFI-richtlijn) niet-financiële informatie openbaar moeten maken, verplicht om hun kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) te rapporteren op grond van artikel 8 van de taxonomieverordening en de gedelegeerde verordening rapportage (23).

De artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn zijn gewijzigd door de CSRD. Na de inwerkingtreding van de CSRD zijn de ondernemingen als volgt onderworpen aan de rapportageverplichting op grond van artikel 8 van de taxonomieverordening en de gedelegeerde verordening rapportage (24):

(i)

voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024 (met eerste publicatie in 2025):

grote ondernemingen in de zin van artikel 3, lid 4, van de jaarrekeningenrichtlijn (“grote ondernemingen”) die organisaties van openbaar belang zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van die richtlijn, en die op hun balansdatum het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden;

organisaties van openbaar belang die moederonderneming zijn van een grote groep in de zin van artikel 3, lid 7, van de jaarrekeningenrichtlijn (“grote groep”), en die op hun balansdatum op geconsolideerde basis het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden.

(ii)

voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2025 (met eerste publicatie in 2026):

grote ondernemingen en moederondernemingen van een grote groep, andere dan die bedoeld in punt i) hierboven.

(iii)

voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2026 (met eerste publicatie in 2027):

kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van artikel 3, lid 2, en artikel 3, lid 3, van de jaarrekeningenrichtlijn, met uitzondering van micro-ondernemingen in de zin van artikel 3, lid 1, van die richtlijn, waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt (“beursgenoteerde kmo’s met uitzondering van micro-ondernemingen”);

kleine en niet-complexe instellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 145, van Verordening (EU) nr. 575/2013 (25), mits zij grote ondernemingen of beursgenoteerde kmo’s, met uitzondering van micro-ondernemingen, zijn;

verzekeringscaptives in de zin van artikel 13, punt 2, van Richtlijn 2009/138/EG (26), en herverzekeringscaptives in de zin van artikel 13, punt 5, van die richtlijn, mits zij grote ondernemingen of beursgenoteerde kmo’s, met uitzondering van micro-ondernemingen, zijn.

Dezelfde gefaseerde aanpak als hierboven beschreven zal van toepassing zijn op ondernemingen uit derde landen met effecten die genoteerd zijn op de gereglementeerde markten van de EU, aangezien de CSRD ook Richtlijn 2004/109/EG (transparantierichtlijn) (27) heeft gewijzigd.

4.   Wanneer en hoe moet de taxonomiegerelateerde rapportage worden geverifieerd door externe toetsingsinstanties? Hoe zal dit veranderen met de toepassing van de CSRD?

Momenteel zijn de in de artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn vastgelegde regels inzake verificatie van toepassing op taxonomiegerelateerde rapportage (28). Een wettelijke auditor of wettelijk auditkantoor controleert, in overeenstemming met de nationale regels ter omzetting van de jaarrekeningenrichtlijn, of de niet-financiële verklaring of het afzonderlijke verslag in de zin van artikel 19 bis, lid 4, of artikel 29 bis, lid 4, van de jaarrekeningenrichtlijn, met taxonomiegerelateerde rapportages, is verstrekt. Nationale wetgeving kan vereisen dat deze informatie wordt geverifieerd door een onafhankelijke verlener van assurancediensten.

Nadat de CSRD van toepassing is geworden voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2024, volgens het gefaseerde tijdschema zoals aangegeven in vraag 3, zijn de regels voor assurance met betrekking tot duurzaamheidsrapportage op grond van de CSRD in dezelfde mate van toepassing op rapportages in overeenstemming met de gedelegeerde verordening rapportage.

Volgens de CSRD (29) moet de wettelijke auditor of het auditkantoor (of de onafhankelijke verlener van assurancediensten, indien toegestaan door de betrokken lidstaat) een oordeel geven op basis van een assuranceopdracht met een beperkte mate van zekerheid over de vraag of de duurzaamheidsrapportage voldoet aan de vereisten van de CSRD, waaronder de naleving van de rapportageverplichtingen van artikel 8 van de taxonomieverordening.

Daarnaast vereist de gedelegeerde verordening klimaat specifiek dat voor sommige activiteiten de naleving van technische screeningcriteria moet worden geverifieerd door een onafhankelijke derde partij vanwege de complexiteit ervan. Zo moeten gekwantificeerde broeikasgasemissies (BKG) gedurende de levenscyclus van verschillende economische activiteiten worden geverifieerd door een onafhankelijke derde partij (30).

5.   Zijn in EER-landen gevestigde ondernemingen verplicht om over de afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten te rapporteren?

Het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen is verzekerd in de interne markt. De Europese Economische Ruimte (EER) is een ruimte van vrije handel en vrij verkeer van personen bestaande uit de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. In beginsel worden in de hele EER dezelfde regels toegepast om een homogene markt in stand te houden. Daarom moeten voor taxonomierapportage dezelfde vereisten gelden, onder voorbehoud van opname van de regels in het EER-acquis.

6.   Hoe kunnen entiteiten ervoor zorgen dat hun vrijwillige rapportage inzake afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten niet in tegenspraak is met of een onjuiste voorstelling geeft van verplichte rapportages als bedoeld in de gedelegeerde verordening rapportage?

Vrijwillige rapportage (31) van afstemming op de taxonomie door entiteiten is een generieke term die op verschillende mogelijke situaties kan wijzen, waaronder, maar niet beperkt tot:

verwachte rapportage van afstemming op de taxonomie door entiteiten die nog niet onderworpen zijn aan verplichte rapportage over afstemming op de taxonomie, maar alleen onderworpen zijn aan rapportage over het voor de taxonomie in aanmerking komen (bv. rapportage over afstemming op de taxonomie vóór de tijdslijn voorzien in artikel 10 van de gedelegeerde verordening rapportage);

rapportage door entiteiten die niet onderworpen zijn aan een verplichte rapportageverplichting over de taxonomie uit hoofde van artikel 8 van de taxonomieverordening, dat wil zeggen rapportage door een entiteit die niet onderworpen is aan de verplichting om niet-financiële informatie openbaar te maken in het kader van de NFI-richtlijn/CSRD.

Onder artikel 8 van de taxonomieverordening vallende rapporterende entiteiten moeten in al deze gevallen de basis voor de voorbereiding van de vrijwillige rapportage verduidelijken, onder meer dat de verwachte rapportage anderszins voldoet aan de vereisten van de gedelegeerde verordening rapportage (32).

Voor rapporterende entiteiten die niet onder artikel 8 van de taxonomieverordening vallen, wordt aanbevolen dezelfde aanpak te volgen als voor die wel onder artikel 8 van de taxonomieverordening vallen (zoals hierboven uiteengezet).

Wanneer een onderneming deze vrijwillige rapportage openbaar maakt naast de verplichte rapportage, moet duidelijk worden gemaakt in hoeverre de twee van elkaar verschillen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 van de eerste mededeling van de Commissie, mag aan vrijwillige rapportage niet meer belang worden gehecht dan aan de verplichte rapportage en moet deze worden opgesteld op een basis die niet in tegenspraak is met of een onjuiste voorstelling geeft van de verplichte informatie krachtens de gedelegeerde verordening rapportage (33).

Wanneer entiteiten in hun verplichte rapportage verwijzen naar informatie uit de vrijwillige rapportage over afstemming op de taxonomie, moeten zij, indien beschikbaar, ook de bijbehorende kwalitatieve en/of kwantitatieve informatie met betrekking tot de verplichte rapportage vermelden.

Bij het publiceren van de vrijwillige rapportage over de taxonomie moeten entiteiten ook rekening houden met de inhoud van de door ESMA vastgestelde richtsnoeren betreffende alternatieve prestatiemaatstaven (APM) (34) en de gerelateerde vraagbaak (35).

7.   Op welke manier moeten rapporterende ondernemingen vergelijkende informatie in de rapportages openbaar maken op grond van de gedelegeerde verordening rapportage?

Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van de gedelegeerde verordening rapportage moet de rapporterende onderneming in jaar N de in dat jaar N bekendgemaakte KPI’s en de in jaar N–1 bekendgemaakte KPI’s openbaar maken. Bovendien wordt in de tweede alinea van die bepaling verduidelijkt dat N–1, waarvoor niet-financiële ondernemingen de eerste KPI’s openbaar maken, begint met het jaar 2023.

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de gedelegeerde verordening rapportage moeten rapporterende niet-financiële ondernemingen in 2023 alleen de eerste KPI’s openbaar maken, dat wil zeggen de KPI’s die betrekking hebben op de verslagperiode 2022.

In 2024 moeten de rapporterende niet-financiële ondernemingen de KPI’s voor de verslagperiode 2023 en, als vergelijkende informatie, de in 2023 bekendgemaakte KPI’s voor de verslagperiode 2022 openbaar maken.

In 2024 moet de rapporterende financiële onderneming de KPI’s over de verslagperiode 2023 openbaar maken zonder vergelijkende informatie. In 2025 moet de rapporterende financiële en niet-financiële onderneming de KPI’s voor de verslagperiode 2024 openbaar maken, samen met de vergelijkende KPI’s van het voorgaande jaar, d.w.z. de in 2024 bekendgemaakte KPI’s voor de verslagperiode 2023, enzovoort.

8.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen omgaan met “dubbeltellingen” in de context van bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan meerdere milieudoelstellingen?

Bijdrage aan mitigatie van klimaatverandering (CCM) en adaptatie aan klimaatverandering (CCA)

Voordat er technische screeningcriteria voor de substantiële bijdrage van activiteiten aan niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen in de toekomst bij toekomstige gedelegeerde handeling worden vastgesteld, mag alleen de afstemming op de taxonomie van klimaatgerelateerde doelstellingen worden beoordeeld en bekendgemaakt (CCM en CCA).

De bijdrage van een bepaalde activiteit aan CCM of CCA moet worden beoordeeld op basis van de aard van die activiteit.

Wat betreft de CapEx-KPI, en zoals vermeld in de laatste alinea van bijlage I, punt 1.1.2.2, bij de gedelegeerde verordening rapportage, kunnen de aard en het toepassingsgebied van CapEx in een activiteit die substantieel bijdraagt aan CCM in sommige gevallen worden gedifferentieerd — en dus gemakkelijk worden onderscheiden — van CapEx die ervoor zorgen dat die activiteit is aangepast aan klimaatverandering. Dit kan het geval zijn in situaties waarin de adaptatieoplossing buiten het op CCM afgestemde actief ligt (d.w.z. een afzonderlijk aan te wijzen en implementeren maatregel/project) of wanneer in het adaptatieplan van de bestaande activiteit/het bestaande actief een oplossing is gespecificeerd. Zo moet bijvoorbeeld onderscheid worden gemaakt tussen de CapEx voor de bouw van een windpark op het vasteland nabij de zeekust, die moet worden beoordeeld op CCM, en de CapEx om dit windpark te beschermen tegen zeespiegelstijgingen of kusterosie, die moet worden beoordeeld op CCA.

Wanneer de adaptatieoplossing anderzijds een inherent onderdeel vormt van het ontwerp van het nieuwe actief dat zelf op CCM is afgestemd (36), kan het moeilijk zijn om een onderscheid te maken tussen CCA-gerelateerde CapEx en CCM-gerelateerde CapEx. In dat geval zouden CapEx in het kader van CCM ook de CapEx in de inherente adaptatieoplossing kunnen dekken. Een nieuw offshorewindpark zou bijvoorbeeld zo moeten worden ontworpen dat het bestand is tegen de gevolgen van de zeespiegelstijging (d.w.z. om te voldoen aan DNSH met betrekking tot CCA) om afgestemd te zijn op CCM. Het kan voor de exploitant moeilijk zijn om inzicht te hebben in de vergelijkende CapEx van een offshorewindpark dat niet is aangepast aan de zeespiegelstijging. In dergelijke situaties moeten de CapEx alleen onder de CCM-doelstelling worden gerapporteerd.

Wat betreft de omzet-KPI, mogen, in overeenstemming met de tweede alinea van punt 1.1.1 van bijlage I bij de gedelegeerde verordening rapportage, de inkomsten uit een activiteit die is aangepast aan klimaatverandering niet worden opgenomen in de teller van de omzet-KPI van de onderneming, tenzij die activiteit:

een activiteit is die CCA faciliteert (37) of;

afgestemd is op CCM of een niet-klimaatgerelateerde milieudoelstelling.

De omzet die wordt gegenereerd door een windpark op land dat is aangepast aan klimaatverandering, mag dus alleen worden meegeteld in de omzet-KPI van de onderneming indien dat windpark met betrekking tot CCM op de taxonomie is afgestemd en moet worden gerapporteerd onder de CCM-doelstelling. De omzet-KPI voor adaptatie wordt in dat geval niet gerapporteerd voor activiteiten die alleen zijn aangepast.

Voor aangepaste activiteiten die een substantiële bijdrage aan CCA faciliteren, zou de onderneming die respectieve omzet kunnen meetellen in de teller van de omzet-KPI onder de CCA-doelstelling (kolom 6) met een E-markering (kolom 20). Wanneer een dergelijke activiteit ook substantieel bijdraagt aan CCM (bv. bebossing), zou de onderneming die respectieve omzet kunnen meetellen in de teller van de omzet-KPI onder de CCM-doelstelling (kolom 5) (38). Een niet-financiële onderneming zou bijvoorbeeld omzet uit een bebossingsactiviteit met aan het klimaat aangepaste bomen (bv. droogtebestendige bomen) op een locatie die gevoelig is voor droogte, kunnen rapporteren onder de CCM-doelstelling (kolom 5), en omzet uit de verkoop van droogteresistente zaden en jonge boompjes onder de CCA-doelstelling (kolom 6). De onderneming moet een vergelijkbare benadering op OpEx toepassen en OpEx met betrekking tot bebossing onder de CCM-doelstelling rapporteren, en OpEx met betrekking tot de verkoop van aangepaste zaden en jonge boompjes onder de CCA-doelstelling.

Voor activiteiten die substantieel bijdragen aan CCM, behandeling van CapEx  (39) om te voldoen aan de DNSH-criteria voor niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen

Voor activiteiten die substantieel bijdragen aan CCM, kunnen rapporterende ondernemingen CapEx verrichten om te voldoen aan de DNSH-criteria voor niet-klimaatgerelateerde milieudoelstellingen. Een autofabrikant die bijvoorbeeld een fabriek exploiteert waar elektrische voertuigen worden geproduceerd (40) die voldoen aan de criteria voor substantiële bijdrage aan CCM, moet mogelijk CapEx verrichten om te voldoen aan de DNSH-criteria voor de doelstellingen van de circulaire economie of de preventie van verontreiniging, om de productie van die voertuigen op de taxonomie af te stemmen. Die CapEx mogen niet worden gerapporteerd onder die milieudoelstellingen (kolom 8 of 9 van het template in bijlage II) omdat voor die doelstellingen de activiteit alleen voldoet aan het DNSH-prestatieniveau en er nog geen technische screeningcriteria voor substantiële bijdrage zijn vastgesteld voor die doelstellingen (41). In plaats daarvan moeten die CapEx worden gerapporteerd onder de CCM-doelstelling (kolom 5 van het template in bijlage II) omdat de uitgaven worden gedaan teneinde van een activiteit die een substantiële bijdrage levert aan CCM, een op de taxonomie afgestemde activiteit te maken door te voldoen aan de DNSH-criteria voor andere doelstellingen.

Behandeling van een activiteit die een substantiële bijdrage levert aan meerdere milieudoelstellingen (anders dan alleen CCM en CCA)

Nadat bij een toekomstige gedelegeerde handeling technische screeningcriteria zijn vastgesteld voor economische activiteiten die bijdragen aan milieudoelstellingen, kunnen sommige economische activiteiten een substantiële bijdrage leveren aan een aantal andere milieudoelstellingen dan alleen aan CCM en CCA.

De rapportage van dergelijke activiteiten op grond van de gedelegeerde verordening rapportage, met name op grond van punt 1.2.2.2 van bijlage I, kunnen verder worden verduidelijkt zodra de relevante technische screeningcriteria zijn vastgesteld.

9.   Wat moet het consolidatieniveau zijn van de KPI’s van een moederonderneming met betrekking tot i) haar dochterondernemingen in derde landen en ii) haar activiteiten/activa in derde landen, of die van haar dochterondernemingen in de EU? Waar moeten de KPI’s worden gerapporteerd?

Overeenkomstig bijlage I, punt 2, f), worden de KPI’s van ondernemingen verstrekt op het niveau van de afzonderlijke onderneming indien die onderneming uitsluitend individuele niet-financiële verklaringen opstelt, of op het niveau van de groep indien de onderneming geconsolideerde niet-financiële verklaringen opstelt.

In de artikelen 19 bis en 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn is bepaald dat rapporterende ondernemingen een individuele of een geconsolideerde niet-financiële verklaring moeten opstellen, waarin taxonomietoelichtingen zijn opgenomen (42). Een rapporterende onderneming stelt een individuele niet-financiële verklaring op, tenzij haar moederonderneming een niet-financiële verklaring op geconsolideerd niveau opstelt waarin die onderneming is opgenomen. Een moederonderneming stelt een geconsolideerde niet-financiële verklaring op, tenzij haar eigen moederonderneming die moederonderneming en haar dochterondernemingen in een geconsolideerde niet-financiële verklaring opneemt.

Met het oog op het verstrekken van geconsolideerde KPI’s moeten moederentiteiten dus het volgende consolideren:

al hun dochterondernemingen, met inbegrip van dochterondernemingen uit derde landen, overeenkomstig hoofdstuk 6 van de jaarrekeningenrichtlijn;

al hun activiteiten (d.w.z. omzet, CapEx, OpEx) en activa en die van hun EU- en niet-EU-dochterondernemingen/-entiteiten, waaronder die welke in derde landen worden verricht.

Dit houdt in dat de geconsolideerde netto-omzet, CapEx, OpEx conform de jaarrekeningenrichtlijn, moeten worden gebruikt voor de KPI’s die op geconsolideerd groepsniveau worden gerapporteerd, ongeacht of een deel van die netto-omzet, CapEx, OpEx plaatsvindt in de EU of in een derde land.

Deze benadering van de consolidatie blijft ongewijzigd onder de CSRD, waardoor een dochteronderneming kan worden vrijgesteld van het opstellen en publiceren van haar duurzaamheidsrapportage als die dochteronderneming en haar dochterondernemingen zijn opgenomen in de geconsolideerde duurzaamheidsrapportage van een moederonderneming die is opgesteld in overeenstemming met de standaarden voor duurzaamheidsrapportage (ESRS) of met de standaarden die op grond van een uitvoeringshandeling van de Commissie als gelijkwaardig worden beschouwd. Artikel 19 bis, punt 10, en artikel 29 bis, punt 9, van de jaarrekeningenrichtlijn, als gewijzigd bij de CSRD, sluiten grote ondernemingen met effecten die tot de handel op gereglementeerde markten van de EU zijn toegelaten, echter uitdrukkelijk uit van deze vrijstelling.

Voorts vereisen artikel 19 bis, lid 1, en artikel 29 bis, lid 1, van de jaarrekeningenrichtlijn, als gewijzigd bij de CSRD, dat ondernemingen hun duurzaamheidsrapportage openbaar maken in een duidelijk onderscheiden specifiek hoofdstuk van respectievelijk hun bestuursverslag of geconsolideerde bestuursverslag. De die aan de CSRD onderworpen ondernemingen zullen hun taxonomie-KPI’s moeten bekendmaken in datzelfde specifieke hoofdstuk van het bestuursverslag of geconsolideerde bestuursverslag. Krachtens het nieuwe artikel 29 quinquies van de jaarrekeningenrichtlijn, als gewijzigd bij de CSRD, moeten aan de CSRD onderworpen ondernemingen hun bestuursverslag opstellen in het machineleesbare formaat dat is gespecificeerd in Gedelegeerde Verordening 2019/815 van de Commissie (43) inzake het uniforme Europese elektronisch verslagleggingsformaat (“ESEF-verordening”), en het hoofdstuk duurzaamheidsrapportage in hun bestuursverslag – met inbegrip van hun taxonomie-KPI’s – markeren in overeenstemming met de digitale taxonomie die via een wijziging van de ESEF-verordening moet worden vastgesteld.

10.   Wat is het consolidatieniveau van KPI’s van niet-EU-groepen met een dochteronderneming in de EU die onder de NFI-richtlijn valt?

Momenteel moet een rapporterende onderneming die een dochteronderneming is van een niet-EU-moedermaatschappij, overeenkomstig artikel 19 van de jaarrekeningenrichtlijn, individuele niet-geconsolideerde KPI’s verstrekken in haar individuele niet-financiële verklaring. Indien een dergelijke dochteronderneming een moederonderneming is van andere dochterondernemingen, moet zij KPI’s verstrekken die haar dochterondernemingen consolideren in de geconsolideerde niet-financiële verklaring overeenkomstig artikel 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn. Vrijstellingen in artikel 19 bis, lid 3, en artikel 29 bis, lid 3, van de jaarrekeningenrichtlijn zijn alleen van toepassing indien de uiteindelijke niet-EU-moederonderneming een geconsolideerd bestuursverslag of een afzonderlijk verslag publiceert, opgesteld in overeenstemming met de artikelen 29 en 19 bis of 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn, met inbegrip van alle relevante dochterondernemingen.

Na de inwerkingtreding van de CSRD (44) zal een dochteronderneming van een niet-EU-moederonderneming die onder de artikelen 19 bis of 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn valt, haar duurzaamheidsrapportage op geconsolideerd niveau moeten publiceren, indien deze dochteronderneming ook een moederonderneming is. Deze dochteronderneming is vrijgesteld van publicatie van haar duurzaamheidsrapportage als deze dochteronderneming en haar dochterondernemingen zijn opgenomen in de geconsolideerde duurzaamheidsrapportage van die niet-EU-moederonderneming die is opgesteld in overeenstemming met EU-standaarden voor duurzaamheidsrapportage (ESRS) of standaarden die door een uitvoeringshandeling van de Commissie als gelijkwaardig worden beschouwd. Artikel 19 bis, punt 10, en artikel 29 bis, punt 9, van de jaarrekeningenrichtlijn sluiten grote ondernemingen met effecten die tot de handel op gereglementeerde markten van de EU zijn toegelaten, echter uitdrukkelijk uit van deze vrijstelling.

Gedurende een overgangsperiode van zeven jaar vanaf de inwerkingtreding van de CSRD mag een rapporterende onderneming die onderworpen is aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn en die een dochteronderneming is van een niet-EU-moedermaatschappij, KPI’s verstrekken die alle EU-dochterondernemingen van de uiteindelijke niet-EU-moedermaatschappij waarop de artikelen 19 bis of 29 bis van die richtlijn van toepassing zijn, in een geconsolideerd duurzaamheidsverslag consolideren. Deze rapporterende onderneming moet een van de dochterondernemingen in de Unie zijn van de groep die in ten minste één van de voorgaande vijf boekjaren de grootste omzet in de Unie heeft behaald (in voorkomend geval op geconsolideerde basis). Na die overgangsperiode kan de rapporterende EU-dochteronderneming van een niet-EU-moedermaatschappij (45) niet worden vrijgesteld van de publicatie van haar duurzaamheidsrapportage (op haar eigen geconsolideerde niveau als die dochteronderneming ook een moederonderneming is), tenzij haar niet-EU-moedermaatschappij een geconsolideerde duurzaamheidsrapportage op het niveau van die niet-EU-moedermaatschappij publiceert (d.w.z. KPI’s verstrekt op het geconsolideerde niveau van die niet-EU-moedermaatschappij), opgesteld in overeenstemming met ESRS of gelijkwaardige standaarden.

11.   Kan een dochteronderneming die binnen het toepassingsgebied van de NFI-richtlijn/CSRD valt, worden vrijgesteld van het verrichten van taxonomiegerelateerde rapportages als haar moederonderneming taxonomiegerelateerde informatie openbaar maakt op geconsolideerd niveau indien vereist of op vrijwillige basis?

Momenteel zijn ondernemingen die zijn vrijgesteld van het publiceren van niet-financiële informatie op grond van artikel 19 bis, lid 3, en artikel 29 bis, lid 3, van de jaarrekeningenrichtlijn, ook vrijgesteld van het doen van taxonomiegerelateerde rapportages op grond van artikel 8, lid 1, van de taxonomieverordening, indien aan de voorwaarden in die bepalingen is voldaan (d.w.z. de taxonomiegerelateerde rapportage van de vrijgestelde onderneming is opgenomen in de geconsolideerde niet-financiële verklaring of in een afzonderlijk verslag van een andere (moeder)onderneming).

Wanneer de moederonderneming niet verplicht is om een geconsolideerde niet-financiële verklaring of een afzonderlijk verslag op te stellen en dit alleen op vrijwillige basis doet, kan de dochteronderneming niet worden vrijgesteld van het verrichten van taxonomiegerelateerde rapportages krachtens de gedelegeerde verordening rapportage, tenzij de moederonderneming een geconsolideerd bestuursverslag publiceert waarin die dochteronderneming is opgenomen en dat is opgesteld in overeenstemming met de artikelen 29 en 19 bis of 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn.

De CSRD introduceert vergelijkbare vrijstellingen in artikel 19 bis, lid 9, en artikel 29 bis, lid 8, van de jaarrekeningenrichtlijn:

een dochteronderneming is vrijgesteld als die onderneming en haar dochterondernemingen zijn opgenomen in het geconsolideerde bestuursverslag van een moederonderneming dat is opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de jaarrekeningenrichtlijn als gewijzigd bij de CSRD, en als aan de aanvullende voorwaarden van artikel 19 bis, lid 9, is voldaan. De vrijstelling dekt ook het geval waarin de dochteronderneming een dochteronderneming is van een niet-EU-onderneming.

een moederonderneming is vrijgesteld als die moederonderneming en haar dochterondernemingen zijn opgenomen in het geconsolideerde bestuursverslag van een andere onderneming, opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de jaarrekeningenrichtlijn als gewijzigd bij de CSRD en als aan de aanvullende vereisten van artikel 29 bis, lid 8, is voldaan. De vrijstelling dekt ook het geval waarin de moederonderneming een dochteronderneming is van een niet-EU-onderneming.

Grote ondernemingen met effecten die zijn toegelaten tot de handel op gereglementeerde markten van de EU, zijn uitgesloten van de vrijstelling (artikel 19 bis, lid 10, en artikel 29 bis, lid 9, van de de jaarrekeningenrichtlijn als gewijzigd bij de CSRD).

12.   Indien een rapporterende onderneming geconsolideerde KPI’s moet verstrekken, moet zij dan ook KPI’s van haar dochterondernemingen verstrekken?

Artikel 29 bis van de jaarrekeningenrichtlijn verplicht moederondernemingen van grote groepen tot het publiceren van een geconsolideerde duurzaamheidsrapportage op groepsniveau. Het doel is informatie te rapporteren die nodig is voor het begrip van de effecten van de groep op duurzaamheidskwesties, en informatie die noodzakelijk is voor een goed begrip van de wijze waarop duurzaamheidskwesties de ontwikkeling, de resultaten en de positie van de groep beïnvloeden.

Indien de moederonderneming op grond van artikel 29 bis, lid 4, van de de jaarrekeningenrichtlijn als gewijzigd bij de CSRD significante verschillen vaststelt tussen de risico’s of effecten van de groep en tussen de risico’s of effecten van een of meer van haar dochterondernemingen, moet de moederonderneming voldoende inzicht verschaffen in de risico’s en effecten van deze dochterondernemingen. De moederondernemingen moeten tevens aangeven welke in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen zijn vrijgesteld van jaarlijkse of geconsolideerde duurzaamheidsrapportage op grond van artikel 19 bis, lid 9, respectievelijk artikel 29 bis, lid 8. In dergelijke situaties moet de geconsolideerde duurzaamheidsrapportage ook taxonomie-KPI’s op het niveau van de dochteronderneming in de contextuele informatie bevatten.

13.   Is er een minimale omzet-, CapEx- en OpEx-drempel waaronder ondernemingen niet verplicht zijn om te rapporteren over het voor de taxonomie in aanmerking komen of de afstemming op de taxonomie van hun economische activiteiten (“materialiteitsdrempels”)?

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de taxonomieverordening zijn ondernemingen die onder de NFI-richtlijn/CSRD vallen, verplicht om te rapporteren over het aandeel van hun omzet, CapEx en OpEx dat verband houdt met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten. De gedelegeerde verordening rapportage geeft een nadere specificatie van de inhoud en presentatie van de relevante informatie die moet worden gerapporteerd. Er is geen vrijstelling van de rapportageverplichting.

Wanneer de desbetreffende ondernemingen wegens een gebrek aan gegevens of bewijs niet in staat zijn om na te gaan of voor de taxonomie in aanmerking komende activiteiten die niet van materieel belang zijn voor hun bedrijf, voldoen aan de technische screeningcriteria, moeten zij die activiteiten zonder verdere beoordeling rapporteren als niet voor de taxonomie in aanmerking komend.

Voorts voorziet bijlage I, punt 1.1.3.2, in een zekere mate van flexibiliteit in de rapportage van de OpEx-KPI wanneer de OpEx wordt beschouwd als “ niet van materieel belang ” voor het bedrijfsmodel van een niet-financiële onderneming. In deze situatie geldt voor die onderneming het volgende:

zij wordt vrijgesteld van de berekening van de teller van de OpEx-KPI overeenkomstig punt 1.1.3.2 en rapporteert die teller als gelijk aan nul;

zij rapporteert de totale waarde van de OpEx-noemer;

zij licht toe waarom de OpEx (d.w.z. de totale OpEx, overeenkomend met de noemer, zoals gedefinieerd in de gedelegeerde verordening rapportage) niet van materieel belang is in haar bedrijfsmodel.

Als gevolg hiervan mogen ondernemingen met geen of weinig voor de taxonomie in aanmerking komende OpEx (teller) maar met een aanzienlijke totale OpEx (noemer) geen gebruik maken van de vrijstelling.

De vrijstelling van de berekening van de OpEx-KPI houdt echter geen vrijstelling in van het rapporteren van informatie in haar totaliteit, aangezien rapporterende ondernemingen nog steeds een verklaring moeten geven over waarom de OpEx niet van materieel belang zijn in hun specifieke bedrijfsmodel.

14.   Hoe moeten omzet, CapEx, OpEx van joint ventures worden behandeld in het kader van de rapportage van taxonomiegerelateerde KPI’s?

In overeenstemming met IFRS 11 is een joint venture een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap hebben over de overeenkomst, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. In overeenstemming met IFRS 11 wordt een belang in joint ventures opgenomen als een belegging en verwerkt volgens de equity-methode in overeenstemming met IAS 28 “Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures”, tenzij de entiteit is vrijgesteld van de toepassing van de equity-methode zoals gespecificeerd in die standaard (IFRS 11, alinea 24).

Om rapporterende ondernemingen echter te helpen een nauwkeurig beeld te rapporteren van hun op de taxonomie afgestemde beleggingen, en in overeenstemming met punt 1.2.3 van bijlage I, mogen niet-financiële ondernemingen op vrijwillige basis verdere KPI’s op basis van omzet, CapEx, OpEx rapporteren die beleggingen in joint ventures omvatten die, overeenkomstig IFRS 11 of IAS 28, volgens de equity-methode in aanmerking zijn genomen, naar rato van het aandeel daarvan in het eigen vermogen van de joint venture.

15.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen afdekkingsinstrumenten (met inbegrip van termijnverkopen van stroom) in aanmerking nemen?

Het gerapporteerde omzetbedrag moet gelijk zijn aan het in IAS 1, alinea 82 bis, opgenomen omzetbedrag. Wijzigingen in de reële waarde van afdekkingsinstrumenten die onder een gekwalificeerde afdekkingsrelatie onder IFRS 9 worden gebruikt, kunnen het bedrag van de omzet beïnvloeden wanneer de afgedekte positie de omzet is. Deze aanpassing wordt echter niet meegerekend als onderdeel van IAS 1, alinea 82 bis, maar is een winst of verlies uit een afdekkingsinstrument en maakt daarom geen deel uit van de omzet-KPI.

16.   Op welke manier moeten de KPI’s door niet-financiële ondernemingen worden aangepast zodat zij de ecologisch duurzame obligaties in aanmerking nemen die zij hebben uitgegeven, teneinde “dubbeltellingen” te voorkomen? Hoe moeten ecologisch duurzame obligaties/schuldbewijzen en de daaraan gekoppelde dubbeltellingen worden behandeld?

De gedelegeerde verordening rapportage vereist dat financiële ondernemingen KPI’s van niet-financiële ondernemingen gebruiken bij het opnemen van blootstellingen aan die niet-financiële ondernemingen in hun GAR/GIR, behalve voor bepaalde blootstellingen waarvan bekend is dat het gebruik van opbrengsten op de taxonomie is afgestemd, bv. door de niet-financiële ondernemingen uitgegeven duurzame obligaties. Duurzame obligaties kunnen worden meegerekend in de teller van GAR/GIR tot het bedrag van de op de taxonomie afgestemde uitgaven betaald uit de obligatie-opbrengst, d.w.z. boven het KPI-percentage op bedrijfsniveau en mogelijk tot 100 % van de blootstelling aan duurzame obligaties.

Wanneer de opbrengst van de duurzame obligatie wordt gebruikt om op de taxonomie afgestemde CapEx te betalen, wordt deze CapEx al weergegeven in de GAR/GIR (46) van de financiële onderneming. Anderzijds maakt deze CapEx deel uit van de CapEx-KPI van de niet-financiële onderneming en wordt deze voor de tweede keer meegeteld in de GAR/GIR van de financiële onderneming als onderdeel van de berekening van de KPI van de financiële onderneming op basis van de CapEx-KPI’s van ondernemingen waarin wordt belegd. Om dubbeltellingen te voorkomen, moeten financiële ondernemingen een aangepaste CapEx-KPI gebruiken die de niet-financiële onderneming naast hun niet-aangepaste KPI’s moet publiceren (47).

Deze op de taxonomie afgestemde CapEx, die werden betaald uit de opbrengst van de duurzame obligatie, vertegenwoordigt de creatie van, of toevoeging aan, op de taxonomie afgestemde activa/apparatuur die in het productieproces kunnen worden gebruikt om op de taxonomie afgestemde output en dus omzet te genereren. Die op de taxonomie afgestemde omzet zou deel vormen van de omzet-KPI van de niet-financiële onderneming. Bijgevolg zou dezelfde op de taxonomie afgestemde omzet enerzijds worden weergegeven in de GAR/GIR van de financiële onderneming door de rechtstreekse opname van de duurzame obligatie in de GAR/GIR en anderzijds een tweede keer worden meegeteld in de GAR/GIR door de opname van andere blootstellingen, vermenigvuldigd met de omzet-KPI, aan die niet-financiële onderneming. Om dubbeltellingen te voorkomen, moeten financiële ondernemingen een aangepaste omzet-KPI gebruiken die de niet-financiële onderneming tot het einde van de looptijd van de duurzame obligatie naast hun niet-aangepaste KPI’s moet publiceren.

Met betrekking tot de rapportage over CapEx- en/of OpEx-KPI’s moeten niet-financiële ondernemingen die duurzame “use-of-proceeds”-obligaties (d.w.z. obligaties met gebruik van opbrengsten) hebben uitgegeven waarmee een deel of het geheel van hun CapEx en/of, indien relevant, OpEx tijdens de verslagperiode wordt gefinancierd, ook aangepaste CapEx- en/of OpEx-KPI’s rapporteren zodat financiële ondernemingen dubbeltellingen van CapEx en/of OpEx in hun andere blootstellingen aan niet-financiële ondernemingen kunnen voorkomen (48). In de aangepaste CapEx- en OpEx-KPI’s moet een deel van de op de taxonomie afgestemde CapEx en/of OpEx, die tijdens de rapportageperiode zijn verricht en zijn betaald met de opbrengst van de uitgifte van duurzame “use-of-proceeds”-obligaties, worden afgetrokken van de teller van de aangepaste CapEx- en/of OpEx-KPI’s.

Hetzelfde geldt voor omzet-KPI’s met betrekking tot welke niet-financiële ondernemingen die duurzame “use-of-proceeds”-obligaties uitgeven welke (een deel van) op de taxonomie afgestemde activa financieren (en de bijbehorende CapEx en OpEx), die worden ingezet bij het genereren van op de taxonomie afgestemde omzet tijdens de verslagperiode, tot de vervaldag van de duurzame obligatie(s) ook aangepaste omzet-KPI’s moeten rapporteren (49). In de aangepaste omzet-KPI moet een deel van de op de taxonomie afgestemde omzet worden afgetrokken van de teller van de omzet-KPI die overeenkomt met het aandeel van op de taxonomie afgestemde activa dat werd gefinancierd met de opbrengsten van duurzame obligaties.

17.   Hoe moet een rapporterende onderneming omgaan met de omzet en CapEx van groepen activa die worden afgestoten en van beëindigde bedrijfsactiviteiten, en in de context van IFRS 5?

De in de punten 1.1.1 en 1.1.2 van bijlage I bedoelde boekhoudkundige verwerking moet worden toegepast. Hoewel opbrengsten uit beëindigde bedrijfsactiviteiten afzonderlijk van voortgezette bedrijfsactiviteiten moeten worden weergegeven (IFRS 5.33) en derhalve niet kunnen worden opgenomen in de opbrengstenpost, zoals vereist door IAS 1, alinea 82 bis, blijven opbrengsten uit vaste activa of groepen activa die worden afgestoten en die als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd, deel uitmaken van de voortgezette bedrijfsactiviteiten en worden zij derhalve opgenomen in de opbrengstenpost, zoals vereist door IAS 1, alinea 82 bis.

Activa die deel uitmaken van vaste activa of groepen activa die worden afgestoten en die als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd, of een beëindigde bedrijfsactiviteit, moeten overeenkomstig IFRS 5 worden geherclassificeerd en samen in een afzonderlijke balanspost worden gerapporteerd. Tot de datum van classificatie volgens IFRS 5 of, in het geval van vaste activa of groepen activa die worden afgestoten en die als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd, kunnen, ook na deze datum, binnen het boekjaar toevoegingen aan de balans worden gedaan die in het algemeen voldoen aan de CapEx-definitie. In het geval van vaste activa of groepen activa die worden afgestoten en die als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd, en beëindigde bedrijfsactiviteiten, moeten alle toevoegingen die voldoen aan de CapEx-definitie in aanmerking worden genomen bij de berekening van de CapEx-KPI.

Daarnaast moeten de rapporterende entiteiten contextuele informatie verstrekken op grond van punt 1.2.3 van bijlage I met betrekking tot de huidige en toekomstige effecten van vaste activa of groepen activa die worden afgestoten en als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd, en van beëindigde bedrijfsactiviteiten op de omzet-KPI en CapEx-KPI.

18.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen op grond van artikel 11, lid 1, punt a), van de taxonomieverordening beoordelen of economische activiteiten voor de adaptatie aan klimaatverandering (CCA) voor de taxonomie in aanmerking komen?

Of activiteiten voor de mitigatie van klimaatverandering (CCM) voor de taxonomie in aanmerking komen of de adaptatie aan klimaatverandering (zie vraag 19 van deze mededeling) faciliteren, kan uitsluitend worden beoordeeld op basis van de beschrijving van de activiteit, ongeacht of de activiteit voldoet aan de technische screeningcriteria (in lijn met de antwoorden op de vragen 3 en 9 van de eerste mededeling van de Commissie).

Met betrekking tot aangepaste activiteiten (zie de vragen 8 en 19 van deze mededeling) geldt dat voor de beoordeling overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt a), van de taxonomieverordening of activiteiten in het kader van CCA voor de taxonomie in aanmerking komen, de titel of de beschrijving van de in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat beschreven economische activiteiten op zichzelf niet doorslaggevend is voor het leveren van een substantiële bijdrage aan CCA. Een rapporterende onderneming zou eerder moeten nadenken over de adaptatieoplossingen die zij invoert om de economische activiteit aangepast/veerkrachtig te maken met het oog op klimaatverandering. Overeenkomstig het antwoord op vraag 5 van de eerste mededeling van de Commissie moet een onderneming, om aan te tonen dat een activiteit voor de taxonomie in aanmerking komt, een klimaatrisico- en kwetsbaarheidsbeoordeling uitvoeren van de belangrijkste fysieke klimaatrisico’s die van materieel belang zijn voor haar economische activiteit. Bovendien moet de onderneming een plan opstellen waarin staat hoe en wanneer adaptatieoplossingen zullen worden gerealiseerd om deze fysieke risico’s tegen te gaan. Als een cementfabrikant bijvoorbeeld vaststelt dat zijn productielocatie gevoelig is voor lawines, kan de entiteit een plan opstellen om structurele beschermingsmaatregelen te installeren om lawines tegen te houden, zoals lawineweringen of sneeuwvangers. Het feit dat een dergelijk plan op basis van een beoordeling van klimaatrisico en klimaatkwetsbaarheid voorhanden is, maakt dat de economische activiteit voor de taxonomie in aanmerking komt voor wat betreft CCA. Om voor de taxonomie in aanmerking te komen, hoeft de economische activiteit niet aan alle technische screeningcriteria voor CCA te voldoen, d.w.z. de adaptatieoplossingen hoeven nog niet te zijn geïmplementeerd.

19.   Wat is het op de taxonomie afgestemde percentage van de omzet en de overeenkomstige CapEx/OpEx van in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat opgenomen activiteiten?

Bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat onderscheidt drie soorten economische activiteiten die in aanmerking komen voor de adaptatie aan klimaatverandering (CCA):

1)    Aangepaste activiteiten:

dit zijn economische activiteiten die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan CCA door ze klimaatbestendig/aangepast aan het klimaat te maken. Dit houdt adaptatieoplossingen in die de belangrijkste fysieke klimaatrisico’s kunnen tegengaan welke de activiteit bedreigen, zoals vastgesteld in een klimaatrisico- en -kwetsbaarheidsbeoordeling. Deze activiteiten worden beschouwd als op de taxonomie afgestemd indien ze voldoen aan de punten 1 tot en met 4 van de generieke criteria inzake substantiële bijdrage aan adaptatie. Als een cementfabrikant bijvoorbeeld vaststelt dat zijn productielocatie gevoelig is voor lawines, kan de entiteit een plan opstellen om structurele beschermingsmaatregelen te installeren om lawines tegen te houden, zoals lawineweringen of sneeuwvangers. Voor deze activiteiten mogen alleen de CapEx en OpEx die verband houden met de implementatie van de adaptatieoplossingen, meetellen als op de taxonomie afgestemd. De omzet van die activiteit kan alleen als op de taxonomie afgestemd worden beschouwd als de activiteit zelf ook op de taxonomie afgestemd is (zie punt 1.1.1 van bijlage I) met betrekking tot de mitigatie van klimaatverandering (CCM) en dan moet deze alleen voor de CCM-doelstelling worden meegeteld of, wanneer een overeenkomstig artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van de taxonomieverordening vastgestelde gedelegeerde verordening in werking treedt, elke andere milieudoelstelling (zie de antwoorden op de vragen 5 en 8 van de eerste mededeling van de Commissie). Anders kunnen deze activiteiten alleen worden gerapporteerd onder CapEx- en OpEx-KPI’s.

2)    Faciliterende activiteiten:

dit zijn activiteiten die een substantiële bijdrage kunnen leveren doordat ze zelf adaptatieoplossingen bieden waarmee een andere economische activiteit een substantiële bijdrage kan leveren aan een van de zes milieudoelstellingen als bedoeld in artikel 9 van de taxonomieverordening. Het faciliterende karakter van deze activiteiten wordt expliciet vermeld in de beschrijving ervan (50). Bovendien volgen ze niet de generieke criteria inzake substantiële bijdrage aan CCA. Deze activiteiten zijn beperkt tot de volgende in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat opgenomen activiteiten:

9.1. Ingenieurs en aanverwante technische adviseurs die zich toeleggen op adaptatie aan klimaatverandering;

9.2. Dicht bij de markt aansluitend(e) onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

10.1. Schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen: acceptatie van klimaatgerelateerde gevaren;

10.2. Herverzekering.

Voor deze activiteiten mogen de omzet, CapEx en OpEx die samenhangen met het voldoen aan de technische screeningcriteria als bedoeld in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat, meetellen als op de taxonomie afgestemd.

3)    Aangepaste faciliterende activiteiten:

dit zijn economische activiteiten die de hierboven genoemde typen 1 en 2 combineren, omdat ze een substantiële bijdrage kunnen leveren aan CCA door:

zelf te worden aangepast (aangepaste activiteit), en

andere activiteiten een substantiële bijdrage te laten leveren (faciliterende activiteit).

Deze activiteiten worden aangegeven door de volgende zin in de beschrijving van de activiteit: “ Indien een economische activiteit in deze categorie voldoet aan het criterium van een substantiële bijdrage dat in punt 5 is vastgesteld, is de activiteit een faciliterende activiteit als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852 mits zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria ”. De onder dit type vallende activiteiten moeten voldoen aan de generieke criteria inzake substantiële bijdrage aan CCA als bedoeld in bijlage II bij de gedelegeerde verordening klimaat met aanvullende criteria met betrekking tot het faciliterende karakter. Indien de activiteit voldoet aan de punten 1 tot en met 4 van de criteria inzake substantiële bijdrage, kan ze derhalve worden beschouwd als een aangepaste activiteit. Indien de activiteit bovendien voldoet aan punt 5 van die criteria, kan de activiteit ook als faciliterend worden aangemerkt. De activiteit moet echter eerst zelf worden aangepast om te kunnen kwalificeren als faciliterend. Zo kan een school waarvoor verzakkingsgevaar bestaat een betonnen fundering aanbrengen of spuitstraalwerkzaamheden verrichten om de school weerbaarder te maken tegen klimaatverandering, en dit kan dan ook als een aangepaste activiteit worden beschouwd. Daarnaast kan de school enkele klimaatgerelateerde cursussen aanbieden, die individuele klimaatactie kunnen stimuleren.

Voor deze activiteiten mogen de CapEx en OpEx met betrekking tot de invoering van de adaptatieoplossingen om de school klimaatbestendig te maken, meetellen als op de taxonomie afgestemd met betrekking tot CCA (51) (in het bovenstaande voorbeeld, de CapEx voor de betonnen fundering of spuitstraalwerkzaamheden). Daarnaast mogen de omzet en bijbehorende CapEx en OpEx van het aanbieden van de adaptatieoplossing zelf (bv. klimaatgerelateerde cursussen) meetellen als op de taxonomie afgestemd met betrekking tot CCA.

AFDELING II

VEELGESTELDE VRAGEN OVER OMZET-KPI

20.   Wanneer moet een onderneming op grond van de gedelegeerde verordening rapportage over een economische activiteit rapporteren die niet door de rapporterende entiteit zelf maar door een onderaannemer is verricht?

Rapporterende entiteiten moeten de omzet van de door een onderaannemer verrichte werkzaamheden rapporteren volgens de boekhoudkundige verwerking als bedoeld in punt 1.1.1 van bijlage I bij de gedelegeerde verordening rapportage. Daarom moet de rapporterende entiteit bepalen of zij opbrengsten die voortvloeien uit die activiteit opneemt als haar eigen opbrengsten volgens de beginselen uiteengezet in de toepasselijke IFRS 15. Indien de door een onderaannemer gegenereerde omzet wordt opgenomen als de omzet van de rapporterende entiteit, moet deze onderdeel worden van de berekening van de omzet-KPI.

Bijvoorbeeld: Een entiteit is een speler in de logistieke sector en levert goederenvervoer over de weg aan haar klanten (activiteit 6.6 “goederenvervoer over de weg”, beschreven in de gedelegeerde verordening klimaat als “ het aankopen, financieren, leasen, huren en exploiteren van voertuigen … ”). Om dergelijke vervoersdiensten te leveren is de entiteit ofwel rechtstreeks eigenaar en exploitant van een aantal voertuigen, ofwel besteedt zij een deel van haar activiteiten uit door contracten af te sluiten met onderaannemers of externe vervoerders om de vervoersdiensten aan haar klanten te leveren, zonder de aangewezen voertuigen aan te kopen, te leasen of rechtstreeks te exploiteren.

Voor de gehele activiteit van vervoersdiensten wordt omzet gegenereerd, ongeacht hoe (door wie) de diensten worden uitgevoerd; een uitbestede activiteit maakt deel uit van de algemene activiteit 6.6 “ Goederenvervoer over de weg ”, zelfs als de entiteit de voertuigen niet aankoopt, leaset of rechtstreeks exploiteert. Voor dit uitbestede deel van de activiteiten is de omzet-KPI die voor taxonomierapportage in aanmerking moet worden genomen, die welke is afgeleid van de jaarrekening in overeenstemming met IFRS 15.34 tot en met B3.

Wanneer de entiteit wordt aangemerkt als de principaal bij de vervulling van de prestatieverplichtingen, neemt de entiteit opbrengsten op voor de brutovergoeding waarop zij verwacht recht te zullen hebben in ruil voor het gespecificeerde goed dat, of de gespecificeerde dienst die is overgedragen. Wanneer een entiteit die een agent is de prestatieverplichting vervult, neemt de entiteit opbrengsten op voor het bedrag van de honoraria of provisies waarop zij verwacht recht te zullen hebben in ruil voor het regelen dat de gespecificeerde goederen of diensten door de andere partij worden geleverd. Zoals aangegeven in punt 1.1.1 van bijlage 1 bij de gedelegeerde verordening rapportage, dekt de omzet de opbrengsten die op grond van IAS 1, alinea 82 bis, zijn opgenomen.

21.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen de omzet rapporteren van op de taxonomie afgestemde economische activiteiten waarvan de output intern wordt gebruikt of verbruikt?

De openbaarmaking van gegevens uit hoofde van punt 1.2.3.1, b), van bijlage I over “ de bedragen die verband houden met op de taxonomie afgestemde activiteiten die worden verricht voor het eigen interne verbruik van niet-financiële ondernemingen ”, maakt deel uit van de contextuele informatie waarmee rapporterende ondernemingen kunnen uitleggen of en hoe de resultaten van interne verkoop of intern verbruik van op taxonomie afgestemde economische activiteiten zich tijdens de verslagperiode hebben ontwikkeld, naast de belangrijkste oorzaken en gewijzigde elementen in hun omzet-KPI (52). Met deze informatie kunnen rapporterende ondernemingen openbaar maken waar en hoe de output van op de taxonomie afgestemde economische activiteiten (bv. op de taxonomie afgestemde hernieuwbare energie) mogelijk is omgeleid voor intern verbruik en bijgevolg niet voorkomt in hun omzet-KPI, waarin alleen externe verkopen zijn opgenomen.

22.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen de omzet toerekenen aan economische activiteiten die meerdere diensten of producten aan klanten leveren?

De in de punt 1.1.1 van bijlage I bedoelde boekhoudkundige verwerking moet worden toegepast. In het bijzonder stelt IFRS 15 criteria vast voor de opname van opbrengsten op basis van de prestatieverplichtingen waaraan de rapporterende entiteit heeft voldaan, met inbegrip van gevallen waarin meerdere prestatieverplichtingen één enkele bundel vormen waaraan de opbrengsten volledig worden toegerekend. Voor het rapporteren van de omzet-KPI moeten die criteria worden gevolgd om te bepalen hoe inkomsten moeten worden toegewezen aan verschillende economische activiteiten wanneer voor dezelfde klant of groep klanten aan meerdere prestatieverplichtingen is voldaan.

Een entiteit sluit bijvoorbeeld een contract af om infrastructuur voor de productie van hernieuwbare energie te bouwen voor een klant. De entiteit is verantwoordelijk voor het algehele beheer van het project en bepaalt verschillende beloofde goederen of diensten, waaronder engineering, ontruiming van het terrein, fundering, inkoop, bouw van de structuur, installatie van apparatuur en technologieën, en afwerking. De toerekening van de omzet van dit project aan verschillende economische activiteiten volgt de analyse die in de jaarrekening is gemaakt in overeenstemming met IFRS 15, d.w.z. naargelang de goederen en diensten boekhoudkundig al dan niet onderscheidbaar zijn. Als de goederen en diensten onderscheidbaar zijn, wordt de omzet gesplitst in en toegerekend aan de overeenkomstige onderliggende economische activiteiten.

AFDELING III

VEELGESTELDE VRAGEN OVER CAPEX-KPI

23.   Hoe moeten rapporterende ondernemingen omgaan met overheidsfinanciering en ontvangen subsidies om hun CapEx te financieren?

De financieringsbron (bv. publiek of privaat, extern of intern van de onderneming, of een combinatie ervan) van de CapEx van niet-financiële ondernemingen is niet relevant voor het beoordelen van de afstemming op de taxonomie van die CapEx. Rapporterende ondernemingen moeten al hun CapEx in overweging nemen als het gaat om het beoordelen van de afstemming ervan op de taxonomie, ongeacht de bron van hun financiering.

24.   Op welk moment begint de periode van vijf tot tien jaar van het CapEx-plan voor niet-financiële ondernemingen met betrekking tot rapportagedoeleinden? Geldt dit tijdsbestek zowel voor een plan om een op de taxonomie afgestemde economische activiteit uit te breiden als voor het opwaarderen van een voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteit naar een op de taxonomie afgestemde economische activiteit?

Het tijdsbestek van vijf tot tien jaar voor het CapEx-plan als bedoeld in punt 1.1.2.2 van bijlage I moet beginnen bij de goedkeuring ervan door het leidinggevend orgaan of door een ander orgaan dat het via delegatie goedkeurt. Het tijdsbestek is zowel van toepassing op een plan om de op de taxonomie afgestemde economische activiteiten van een onderneming uit te breiden als op een plan om voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten op te waarderen of te beginnen met de afstemming op de taxonomie van deze activiteiten.

25.   Wanneer begint de periode van 18 maanden voor de voltooiing van de individuele maatregelen als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), van bijlage I?

De aanvangsdatum van individuele maatstaven als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), van bijlage I moet worden afgestemd op het tijdstip waarop boekhoudregels (bijvoorbeeld in IAS 16, alinea 7, voor materiële activa en IAS 38, alinea 21, voor immateriële activa) de bijbehorende CapEx in de jaarrekening opnemen en niet op het moment dat het contract voor de levering van de op de taxonomie afgestemde output, dienst of maatregel wordt gesloten.

26.   Hoe uitgebreid en nauwkeurig moet een CapEx-plan zijn om meegeteld te worden in de teller van de CapEx-KPI? Zou de uitbreiding van een bestaande op de taxonomie afgestemde economische activiteit in dezelfde faciliteit meetellen als CapEx onder punt 1.1.2.2, eerste alinea, a) of b), van bijlage I?

In het CapEx-plan als bedoeld in punt 1.1.2.2 van bijlage I moeten alle geplande maatregelen worden vastgesteld die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de economische activiteit voldoet aan de technische screeningcriteria, en het moet een beschrijving van die maatregelen, de uitgaven in verband met die maatregelen en het tijdschema, met inbegrip van belangrijke tussenliggende mijlpalen, bevatten zodat effectieve monitoring door investeerders van de uitvoering van het investeringsplan mogelijk is (53). Uitgaven die er niet op gericht zijn te waarborgen dat de activiteit aan de criteria voldoet, bijvoorbeeld decoratieve aspecten van de faciliteit waarin de activiteit wordt uitgevoerd die geen invloed hebben op de milieuprestaties, mogen niet worden meegerekend. OpEx die nodig is om de effectieve werking en het dagelijkse onderhoud van op de taxonomie afgestemde activa te waarborgen, moet voor zover relevant worden opgenomen in het OpEx-plan in overeenstemming met punt 1.1.3.2, eerste alinea, a) en b), van bijlage I.

Om te bepalen of de uitbreiding van een bestaande op de taxonomie afgestemde economische activiteit zou meetellen als CapEx onder punt 1.1.2.2, eerste alinea, a) of b), van bijlage I, moet worden onderzocht wanneer de uitbreiding voltooid en operationeel zal zijn ten opzichte van het moment waarop de gerelateerde CapEx worden gedaan. Als de uitbreiding operationeel wordt in dezelfde financiële periode waarin alle gerelateerde CapEx is gedaan, kan deze worden meegeteld onder punt 1.1.2.2, eerste alinea, a). (d.w.z. het is niet nodig om het CapEx-plan te gebruiken voor de uitbreiding). Aan de andere kant, als de uitbreiding plaatsvindt over meerdere financiële perioden, zal CapEx worden gemaakt in financiële perioden voordat de uitbreiding is voltooid. Om die CapEx als op de taxonomie afgestemd te beschouwen in de financiële periode waarin deze werden gemaakt terwijl de uitbreiding nog niet was voltooid, moet de onderneming het CapEx-plan gebruiken onder punt 1.1.2.2, eerste alinea, b). Het doel van het CapEx-plan is om een zekere mate van zekerheid te bieden dat de uitgebreide activiteit na voltooiing op de taxonomie afgestemd zal zijn en om op basis daarvan CapEx als reeds op de taxonomie afgestemd te beschouwen tijdens de perioden voordat de uitbreiding is voltooid. In beide gevallen moet de uitgebreide activiteit na voltooiing voldoen aan de relevante technische screeningcriteria.

27.   Hoe moet de op de taxonomie afgestemde waarde van CapEx worden gepresenteerd over punt 1.1.2.2, eerste alinea, a), b) en c), van bijlage I?

Overeenkomstig punt 1.2.3.2. “ Contextuele informatie over de CapEx-KPI” van bijlage I, verschillende CapEx-posten onder punt 1.1.2.2, eerste alinea, a), b) en c), van bijlage I met betrekking tot op de taxonomie afgestemde economische activiteiten moeten op activiteitsniveau worden gepresenteerd. Dit betekent dat relevante waarden van verschillende CapEx-posten in geaggregeerde vorm moeten worden gepresenteerd met betrekking tot een activiteit. In het geval van een onderneming met meerdere voor de taxonomie in aanmerking komende/op de taxonomie afgestemde economische activiteiten, moet de presentatie duidelijk maken op welke activiteit een CapEx-post betrekking heeft. Indien de afzonderlijke waarden van relevante op de taxonomie afgestemde CapEx overeenkomstig punt 1.1.2.2, eerste alinea, a), b) en c), van bijlage I konden worden onderscheiden, konden rapporterende ondernemingen ervoor kiezen om ze in het model in bijlage II als zodanig te specificeren onder één relevante activiteit. De totale waarde van relevante op de taxonomie afgestemde CapEx voor een relevante activiteit moet de som zijn van de posten in punt 1.1.2.2, eerste alinea, a), b) en c), voor relevante op de taxonomie afgestemde activiteiten. De waarden van de verschillende posten moeten ook op passende wijze worden uitgelegd als onderdeel van de specificaties en contextuele informatie die vereist is op grond van punt 1.2 van bijlage I.

28.   Wat is het toepassingsgebied van de CapEx en OpEx als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), en punt 1.1.3.2, eerste alinea, c), van bijlage I, d.w.z. aankoop van op de taxonomie afgestemde output en individuele maatregelen?

Er wordt verwezen naar de toelichtingen in het antwoord op vraag 11 van de eerste mededeling van de Commissie met betrekking tot de activiteiten/maatregelen die binnen het toepassingsgebied vallen van de CapEx en OpEx als bedoeld in punt 1.1.2.2, eerste alinea, c), en punt 1.1.3.2, eerste alinea, c), respectievelijk (54). Voor de toepassing van deze vraag in deze mededeling moeten de verwijzingen naar “voor de taxonomie in aanmerking komend” in dat antwoord worden gelezen als verwijzingen naar “op de taxonomie afgestemd”.

Aangezien de in de gedelegeerde handelingen op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, van de taxonomieverordening vermelde economische activiteiten in de loop van de tijd aan de EU-taxonomie worden toegevoegd, kan het toepassingsgebied van de desbetreffende activiteiten/maatregelen worden uitgebreid.

29.   Hoe moeten de in de waardeketens geïntegreerde CapEx en OpEx worden gerapporteerd wanneer de rapporterende onderneming zowel upstream als downstream de voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten verricht?

In het geval dat een intermediaire upstreamactiviteit in de gedelegeerde verordening klimaat wordt gedefinieerd als een op zichzelf staande activiteit, moeten de CapEx of OpEx in verband met die activiteit worden beoordeeld onafhankelijk van het gebruik van de output die voortvloeit uit die activiteit voor een andere downstreamactiviteit die ook wordt gedefinieerd in de gedelegeerde verordening klimaat. Als een onderneming bijvoorbeeld cement produceert (activiteit opgenomen in punt 3.7 van bijlage I bij de gedelegeerde verordening klimaat) en dat cement gebruikt voor de constructie van een gebouw, zijn de CapEx in verband met het voldoen aan de technische screeningcriteria voor cement op de taxonomie afgestemd, ongeacht of de constructie van het gebouw op de taxonomie afgestemd is. Er wordt ook verwezen naar vraag 21 van deze mededeling over de wijze waarop ondernemingen de omzet uit op de taxonomie afgestemde economische activiteiten waarvan de output intern wordt gebruikt of verbruikt, moeten rapporteren.

30.   Hoe moet CapEx worden beoordeeld met betrekking tot de afstemming op de taxonomie als het actief dat de CapEx financiert voor verschillende projecten kan worden gebruikt?

Om greenwashing te voorkomen en te zorgen voor een nauwkeurige rapportage, is het noodzakelijk om alleen het deel van CapEx toe te wijzen dat daadwerkelijk bijdraagt aan het verrichten van op de taxonomie afgestemde economische activiteiten. Rapporterende entiteiten moeten een niet-financiële maatstaf gebruiken die zorgt voor een nauwkeurige toewijzing van de CapEx aan een op de taxonomie afgestemde activiteit. Als het actief dat door CapEx wordt gefinancierd bijvoorbeeld 100 outputeenheden produceert die op de taxonomie zijn afgestemd en 100 outputeenheden die niet op de taxonomie zijn afgestemd, kan de rapporterende onderneming 50 % van die CapEx rapporteren als afgestemd op de taxonomie. De methodologie die wordt gebruikt om CapEx toe te wijzen aan op de taxonomie afgestemde activiteiten, moet gebaseerd zijn op verifieerbaar bewijs.

De rapporterende onderneming moet ook contextuele informatie verstrekken overeenkomstig punt 1.2.3 van bijlage I met betrekking tot:

de toewijzing van CapEx aan meerdere projecten, en

de methodologie voor de toewijzing van de CapEx aan op de taxonomie afgestemde activiteiten.

31.   Kunnen vooruitbetalingen worden meegeteld als onderdeel van op de taxonomie afgestemde CapEx?

De kosten die in aanmerking komen voor opname in de CapEx-KPI, zijn die van punt 1.1.2 van bijlage I. De opname van deze kosten volgt de timing van de opnamevereisten volgens de gerelateerde boekhoudnormen, aangezien dergelijke vooruitbetalingen niet mogen worden beschouwd als aanleiding gevend tot kosten die voor de taxonomie in aanmerking komen of op de taxonomie zijn afgestemd totdat de gerelateerde elementen van CapEx zijn opgenomen overeenkomstig de relevante boekhoudnormen.

AFDELING IV

VEELGESTELDE VRAGEN OVER OPEX-KPI

32.   Hoe moet onderzoek en ontwikkeling worden opgenomen in de teller van de OpEx-KPI als deze niet kan worden gekoppeld aan specifieke activiteiten?

In punt 1.1.3.2, eerste alinea, a), van bijlage I wordt vereist dat de OpEx met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling “ verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten ” om te worden opgenomen in de teller van de OpEx-KPI. Indien onderzoek en ontwikkeling dus geen verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten, mogen zij niet worden meegerekend in de teller van de OpEx-KPI. Als O&O wordt gebruikt voor zowel op de taxonomie afgestemde als niet op de taxonomie afgestemde activiteiten, moeten de kosten voor O&O worden opgenomen in de teller van de OpEx-KPI op grond van de pro-rata-bijdrage ervan aan de op de taxonomie afgestemde activiteiten (zie antwoord op vraag 26 in deze mededeling).

33.   Hoe moeten OpEx-categorieën als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.3.2, eerste alinea, a), b) en c) (OpEx-teller), worden begrepen en verwerkt in de teller en noemer van de OpEx-KPI?

De in punt 1.1.3.2, eerste alinea, a), b) en c), van bijlage I genoemde OpEx-categorieën die deel uitmaken van de teller van de OpEx-KPI, moeten ook worden opgenomen in de noemer van de OpEx-KPI.

34.   Naar welke elementen van de definitie van de noemer van de OpEx-KPI verwijst het begrip van “ onderhoud en reparatie, en alle andere directe uitgaven in verband met het dagelijkse onderhoud van materiële vaste activa ” onder punt 1.1.3.1 van bijlage I?

Onderhoud en reparatie, en alle andere directe uitgaven in de noemer van de OpEx-KPI hebben voornamelijk betrekking op fysieke activa. Onderhoud en reparatie of andere directe kosten kunnen echter ook relevant zijn voor immateriële activa (bv. activa met gebruiksrecht, software). Als zodanig moeten al die kosten deel uitmaken van de noemer van de OpEx-KPI.


(1)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie van 9 maart 2022 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 wat betreft economische activiteiten in bepaalde energiesectoren en Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 wat betreft specifieke openbaarmakingen voor die economische activiteiten (PB L 188 van 15.7.2022, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).

(5)  https://finance.ec.europa.eu/system/files/2021-07/sustainable-finance-taxonomy-article-8-faq_en.pdf

(6)  https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/business_economy_euro/banking_and_finance/documents/sustainable-finance-taxonomy-article-8-report-eligible-activities-assets-faq_en.pdf

(7)  Mededeling van de Commissie over de uitlegging van een aantal wettelijke bepalingen uit de op artikel 8 van de EU-taxonomieverordening gebaseerde gedelegeerde rapportagehandeling wat betreft de rapportage van in aanmerking komende economische activiteiten en activa (2022/C 385/01) (PB C 385 van 6.10.2022, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).

(9)  ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/267/oj

(10)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(11)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie van 9 maart 2022 tot wijziging van Gedelegeerde verordening (EU) 2021/2139 wat betreft economische activiteiten in bepaalde energiesectoren en Gedelegeerde verordening (EU) 2021/2178 wat betreft specifieke openbaarmakingen voor die economische activiteiten (PB L 188 van 15.7.2022, blz. 1).

(12)  Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 15).

(13)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).

(14)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).

(15)  Mededeling van de Commissie over de uitlegging van een aantal wettelijke bepalingen uit de op artikel 8 van de EU-taxonomieverordening gebaseerde gedelegeerde rapportagehandeling wat betreft de rapportage van in aanmerking komende economische activiteiten en activa (2022/C 385/01) (PB C 385 van 6.10.2022, blz. 1).

(16)  https://finance.ec.europa.eu/system/files/2021-07/sustainable-finance-taxonomy-article-8-faq_en.pdf

(17)  Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1).

(18)  Document van de diensten van de Commissie, online gepubliceerd in december 2021 (bijgewerkt in januari 2022).

(19)  Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(21)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie van 9 maart 2022 tot wijziging van Gedelegeerde verordening (EU) 2021/2139 wat betreft economische activiteiten in bepaalde energiesectoren en Gedelegeerde verordening (EU) 2021/2178 wat betreft specifieke openbaarmakingen voor die economische activiteiten (PB L 188 van 15.7.2022, blz. 1).

(22)  Overeenkomstig de tijdslijn in artikel 10 van de gedelegeerde verordening rapportage rapporteren financiële ondernemingen tot en met 31 december 2023, mede ten aanzien van activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas, alleen over de op grond van artikel 10, lid 3, vereiste elementen in verband met het voor de taxonomie in aanmerking komen en het niet voor de taxonomie in aanmerking komen van activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas in de templates 1, 4 en 5 van bijlage XII bij de gedelegeerde verordening rapportage met betrekking tot de rapportage over het voor de taxonomie in aanmerking komen van activiteiten als bedoeld in artikel 8, lid 8, van de gedelegeerde verordening rapportage. Met ingang van 1 januari 2024 rapporteren financiële ondernemingen ook de ratio’s van afstemming op de taxonomie van activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas in de templates 2 en 3 van bijlage XII bij de gedelegeerde verordening rapportage als bedoeld in artikel 8, lid 8, van de gedelegeerde verordening rapportage. Financiële ondernemingen maken in hun KPI’s een berekening van de activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas door gebruik te maken van de recentst beschikbare gegevens en kritische prestatie-indicatoren van hun tegenpartijen in overeenstemming met artikel 8, lid 4, tweede alinea, van de gedelegeerde verordening rapportage.

(23)  Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1 van de eerste mededeling van de Commissie.

(24)  Zie artikel 5 over de omzetting van de CSRD.

(25)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(26)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(27)  Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).

(28)  Artikel 8, lid 1, van de taxonomieverordening verduidelijkt dat “[e]en onderneming die op grond van artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU verplicht is

niet-financiële informatie openbaar te maken, [...] in haar niet-financiële verklaring of geconsolideerde niet-financiële verklaring informatie op[neemt] over hoe en in welke mate de activiteiten van de onderneming verband houden met economische activiteiten die als ecologisch duurzaam kunnen worden aangemerkt [...]”.

(29)  Zie het antwoord op vraag 3 in deze mededeling, waarin de geleidelijke invoering van rapportagestandaarden volgens de CSRD wordt beschreven.

(30)  Zie bijvoorbeeld overweging 11 bij de gedelegeerde verordening klimaat en de punten 3.6, 3.10, 3.13, 4.5, 4.6, 4.7, 4.18, 4.19, 4.22 en 4.23 van bijlage I bij de gedelegeerde verordening klimaat betreffende productie- en energiegerelateerde activiteiten.

(31)  Zie vraag 7 van de eerste mededeling van de Commissie voor meer informatie over het begrip “vrijwillige rapportage”.

(32)  Zie voor nadere bijzonderheden het document van de diensten van de Commissie “Veelgestelde vragen: Hoe moeten financiële en niet-financiële ondernemingen voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten en activa rapporteren in overeenstemming met de gedelegeerde verordening rapportage van artikel 8 van de taxonomieverordening?” , met name voetnoot 35 als onderdeel van het antwoord op vraag 31.

(33)  Nadere richtsnoeren over vrijwillige rapportage en het gebruik van ramingen voor rapportage over het in aanmerking komen in het (de) eerste jaar (jaren) van

rapportage wordt verstrekt door het platform voor duurzame financiering in het aanhangsel ervan: https://finance.ec.europa.eu/system/files/2021-12/sustainable-finance-taxonomy-eligibility-reporting-voluntary-information_en.pdf

(34)  ESMA/2015/1415en — ESMA-richtsnoeren over alternatieve prestatiemaatstaven (APM's).

(35)  ESMA32-51-370 – Vragen en antwoorden over ESMA-richtsnoeren over alternatieve prestatiemaatstaven (APM) – 1 april 2022 (houd er rekening mee dat dit document kan worden bijgewerkt en dat daarom altijd moet worden verwezen naar de laatste versie ervan die beschikbaar is op de ESMA-website op https://www.esma.europa.eu/).

(36)  Technische DNSH-screeningcriteria voor CCA vereisen dat, voor nieuwe activiteiten en bestaande activiteiten die nieuw gebouwde fysieke activa gebruiken, de marktdeelnemer de adaptatieoplossingen integreert die de belangrijkste, op het tijdstip van ontwerp en bouw voor die activiteit van materieel belang zijnde fysieke klimaatrisico’s verminderen en die hij heeft toegepast vóór de start van de werkzaamheden.

(37)  Voor activiteiten die een substantiële bijdrage aan de adaptatie aan klimaatverandering faciliteren, zoals bepaalde soorten technieken, verzekeringen en onderwijs, zou de omzet-KPI kunnen worden gerapporteerd voor CCA maar niet voor CCM, omdat er geen criteria voor substantiële bijdrage aan CCM zijn voor dergelijke activiteiten.

(38)  Indien de in de vorige zin bedoelde activiteit niet faciliterend is, moet de omzet-KPI onder de CCM-doelstelling in een aparte post worden gerapporteerd zonder de E-markering. In alle gevallen moet de onderneming dubbeltellingen vermijden overeenkomstig punt 1.2.2.2 van bijlage I. De in kolom 4 gerapporteerde KPI moet hetzelfde getal zijn als in kolom 18.

(39)  De omzet van een dergelijke activiteit zou pas in de teller van de omzet-KPI worden opgenomen nadat de activiteit op de taxonomie is afgestemd.

(40)  Zie gedelegeerde verordening klimaat, bijlage I, punt 3.3 “Fabricage van koolstofarme technologieën voor vervoer”.

(41)  Zodra technische screeningcriteria voor substantiële bijdrage in de richting van die doelstellingen zijn vastgesteld, kunnen aanvullende CapEx nodig zijn om de activiteit substantieel te laten bijdragen aan die doelstellingen.

(42)  Zie vraag 1 van de eerste mededeling van de Commissie voor nadere gegevens.

(43)  Gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 17 december 2018 tot aanvulling van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de specificatie van een uniform elektronisch verslagleggingsformaat (ESEF-verordening) (PB L143 van 29.5.2019, blz. 1).

(44)  In het antwoord op vraag 3 van deze mededeling wordt verwezen naar de beschrijving van de gefaseerde toepassing.

(45)  Overeenkomstig artikel 40 bis, lid 1, derde alinea, van de jaarrekeningenrichtlijn als gewijzigd bij de CSRD.

(46)  De financiële onderneming maakt bekend dat de GAR/GIR zijn gebaseerd op omzet-KPI’s van ondernemingen waarin wordt belegd en de GAR/GIR op basis van CapEx-KPI’s van die ondernemingen in overeenstemming met punt 1.2 van bijlage III, punt 1.2.1, vierde alinea, punt a), van bijlage V, punt 2.4, eerste alinea, van bijlage VII, en punt 1, vierde alinea, van bijlage IX.

(47)  Artikel 7, lid 4, laatste alinea, van de gedelegeerde verordening rapportage.

(48)  Zie de laatste alinea’s van punt 1.2.3.2 van bijlage I.

(49)  Zie de laatste alinea van punt 1.2.3.1 van bijlage I.

(50)  Aan de beschrijving van de activiteit wordt de volgende zin toegevoegd: “Een economische activiteit in deze categorie is een faciliterende activiteit als bedoeld in artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2020/852 wanneer zij voldoet aan de in deze afdeling vastgestelde technische screeningcriteria.”

(51)  Bijlage I, punt 1.1.2.2, laatste alinea, en punt 1.1.3.2, vierde alinea.

(52)  De kosten van interne verkoop/intern verbruik van op de taxonomie afgestemde activiteiten kunnen worden aangemerkt als OpEx overeenkomstig punt 1.1.3.2, c) van bijlage I.

(53)  Ondernemingen wordt aanbevolen hun CapEx-plannen te integreren in hun transitieplannen als bedoeld in de CSRD.

(54)  In de derde alinea van het antwoord op vraag 11 van de eerste mededeling van de Commissie is de verwijzing naar punt 1.1.3.2 bedoeld als verwijzing naar punt 1.1.2.2 van bijlage I.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/305/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)