European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2023/209

23.10.2023

Hogere voorziening ingesteld op 4 september 2023 door Fertilizers Europe tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer — uitgebreid) van 5 juli 2023 in zaak T-126/21, Nevinnomysskiy Azot en NAK “Azot”/ Commissie

(Zaak C-554/23 P)

(C/2023/209)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Fertilizers Europe (vertegenwoordigers: L. Ruessmann en J. Beck, advocaten)

Andere partijen in de procedure: AO Nevinnomysskiy Azot en AO Novomoskovskaya Aktsionernaya Kompania NAK “Azot”, Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond te verklaren;

het arrest van het Gerecht van 5 juli 2023 in zaak T-126/21 (1) te vernietigen en de overige vorderingen in eerste aanleg af te wijzen;

de verzoekers voor het Gerecht te verwijzen in de kosten van rekwirante in verband met de hogere voorziening en de interventie voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert ter ondersteuning van haar hogere voorziening vier middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat een binnen de termijn van drie maanden ingediend verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, voldoende bewijsmateriaal moet bevatten dat het openen van een dergelijk onderzoek rechtvaardigt en dat dit bewijsmateriaal niet pas in het bezit van de Commissie hoeft te zijn op het tijdstip dat een dergelijk onderzoek wordt geopend.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat op grond van artikel 11, lid 5, in samenhang met artikel 5, leden 3 en 9, van de basisverordening, geen “nieuwe” informatie met betrekking tot verzoeken om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen mag worden ingediend na de termijn van drie maanden.

Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het verstrekken door rekwirante aan de Commissie van aanvullende op prijs gebaseerde dumpingberekeningen na de termijn van drie maanden “nieuw” bewijsmateriaal vormt en dat de Commissie niet op basis van die informatie kon besluiten om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen.

Vierde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling en de feiten en bewijsmateriaal onjuist opgevat door vast te stellen dat noch uit het bericht van opening, noch uit verordening 2020/2100 (2) blijkt dat de Commissie van mening was dat het oorspronkelijke verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen voldoende bewijs bevatte dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping.


(1)  EU:T:2023:376.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2100 van de Commissie van 15 december 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2020 L 425, blz. 21).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/209/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)