ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 312

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

66e jaargang
1 september 2023


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2023/C 312/01

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van België

1

 

AANBEVELINGEN

2023/C 312/02

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Bulgarije

13

2023/C 312/03

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Tsjechië

22

2023/C 312/04

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Denemarken

31

2023/C 312/05

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Duitsland

38

2023/C 312/06

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Estland

49

2023/C 312/07

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Ierland

58

2023/C 312/08

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Griekenland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Griekenland

67

2023/C 312/09

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Spanje

77

2023/C 312/10

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Frankrijk

86

2023/C 312/11

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Kroatië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Kroatië

97

2023/C 312/12

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Italië

105

2023/C 312/13

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Cyprus

116

2023/C 312/14

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Letland

125

2023/C 312/15

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Litouwen

135

2023/C 312/16

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Luxemburg

145

2023/C 312/17

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Hongarije

155

2023/C 312/18

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Malta

167

2023/C 312/19

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Nederland

176

2023/C 312/20

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Oostenrijk

186

2023/C 312/21

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Polen

197

2023/C 312/22

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Portugal

206

2023/C 312/23

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Roemenië

216

2023/C 312/24

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Slovenië

224

2023/C 312/25

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Slowakije

233

2023/C 312/26

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Finland

243

2023/C 312/27

Aanbeveling van de Raad van 14 juli 2023 over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Zweden

252


NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van België

(2023/C 312/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij België niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van België. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-24 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft België overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat België de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 30 april 2023 heeft België zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van België over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor België gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door België van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die België heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van België van 5,5 % van het bbp in 2021 tot 3,9 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 109,1 % van het bbp eind 2021 tot 105,1 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van België besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. België moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de accijnzen op benzine en btw-verlagingen voor residentiële elektriciteits- en gascontracten, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen een verruimde dekking van het sociale tarief voor elektriciteit en aardgas voor kwetsbare huishoudens, rechtstreekse inkomensoverdrachten aan huishoudens via hun gas- en elektriciteitsrekeningen (“het energiepakket”), geoormerkte overdrachten van vaste bedragen (voor huishoudens die stookolie, propaan of pellets als brandstof gebruiken) en directe steun om bedrijven te helpen met stijgende energiekosten omvatten. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, met name in de elektriciteits- en de oliesector. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,9 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 3 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,5 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad België aanbevolen (7) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad België aanbevolen nationaal gefinancierde investeringen in stand houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk – 2 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is België het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,2 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers (9). België heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,9 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 0,8 % van het bbp ten opzichte van 2021) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Tegelijkertijd hebben de stijgende lopende uitgaven, met name als gevolg van de automatische indexering van sociale uitkeringen en lonen in de overheidssector en andere structureel stijgende lopende uitgaven als gevolg van met name de vergrijzing, ook bijgedragen tot de groei van de netto primaire lopende uitgaven. Die aanzienlijke expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde lopende uitgaven was dus slechts ten dele toe te schrijven aan de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen aan te pakken plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne. België heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus niet voldoende beperkt.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1 % en in 2024 met 1,7 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een groei van het reële bbp van 1,2 % in 2023 en 1,4 % in 2024.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 5,1 % van het bbp. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van stijgende permanente lopende uitgaven, met name als gevolg van de automatische indexering van sociale uitkeringen en lonen in de overheidssector en de vergrijzing, het budgettaire effect van een tijdelijke daling van de sociale bijdragen van bedrijven in de eerste helft van 2023, en een tekortverhogende hervorming van de belasting op residentiële energieproducten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 105,1 % eind 2022 tot 106,7 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 5 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets lagere overheidsschuldquote van 106 % eind 2023. Het verschil is toe te schrijven aan een iets hoger voorspeld nominaal bbp in 2023 in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name een verlaging van de accijnzen op benzine tot 31 maart 2023, btw-verlagingen voor residentiële elektriciteits- en gascontracten, een verruimde dekking van het sociale tarief voor energieproducten, het energiepakket, geoormerkte overdrachten van vaste bedragen (voor huishoudens die anders verwarmen dan met gas en elektriciteit) en directe steun om bedrijven te helpen met stijgende energiekosten. De kosten van die maatregelen worden nog steeds gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk door belastingen in de elektriciteits- en de oliesector, die sinds 2022 van kracht zijn, en door een belasting in 2023 op een beheerder van het internationale gasnet (Fluxys). Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,4 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, maar vele ervan behouden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,2 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stabiel blijven ten opzichte van 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,5 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat België actie onderneemt om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet België klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. België is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 1,1 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 2 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,7 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. De groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven boven de potentiële outputgroei op middellange termijn is dus niet het gevolg van de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) is ook het gevolg van permanente stijgingen van de lonen in de overheidssector en de sociale uitkeringen (als gevolg van de indexering van dergelijke lonen en uitkeringen), van structureel stijgende lopende uitgaven als gevolg van de vergrijzing, van een hervorming van de belasting op residentiële energiecontracten, en van een tijdelijke daling van de sociale bijdragen van ondernemingen in de eerste helft van 2023. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,3 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (13). België is dan ook van plan aanvullende investeringen te financieren via de faciliteit en andere Uniefondsen, en nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden. Het is de bedoeling overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals investeringsprojecten voor de renovatie van gebouwen, duurzame mobiliteit en het koolstofvrij maken van de energiesector, en belangrijke investeringen om de digitale transitie te versnellen, met inbegrip van het digitaliseren van het openbaar bestuur, het bevorderen van digitale inclusie en het versterken van cyberbeveiliging, die worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 4,2 % van het bbp. De daling in 2024 is ook het gevolg van de intrekking van tijdelijke steunmaatregelen die werden vastgesteld in het kader van de stijgende energieprijzen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 107,1 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,7 % van het bbp in 2024. Dit is hoger dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort, voornamelijk als gevolg van nog niet in het stabiliteitsprogramma 2023 gespecificeerde tekortverminderende maatregelen ten belope van 0,2 % van het bbp (waarmee in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geen rekening is gehouden) en een minder gunstige prognose van de overheidsontvangsten, met name wat de vennootschapsbelasting betreft. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 107,3 % eind 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat momenteel ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,4 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,7 % in 2024, hetgeen boven het aanbevolen groeipercentage ligt.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 2,9 % van het bbp in 2023 tot 3,1 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten een project voor een budgettaire hervorming van het belasting- en uitkeringsstelsel dat gericht is op het stimuleren van de werkgelegenheid en de economische activiteit, waardoor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën wordt bevorderd, en een pensioenhervorming (zoals voorzien in het herstel- en veerkrachtplan) om de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel te verbeteren. Daarnaast heeft het herstel- en veerkrachtplan tot doel de inspanningen op te voeren om overheidsinvesteringen te stimuleren met het oog op het versnellen van de groene en de digitale transitie, onder meer door de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 3,3 % van het bbp in 2025 en tot 2,9 % in 2026. Het geplande overheidstekort zal in 2026 dus onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 107,1 % van het bbp eind 2024 tot 107,8 % van het bbp eind 2026.

(27)

België staat voor aanzienlijke uitdagingen wat betreft de houdbaarheid van de begroting. Die uitdagingen hebben betrekking op zowel de hoge overheidsschuld als, bij ongewijzigd beleid, de verwachte verslechtering van het effect van vergrijzingsgerelateerde uitgaven op de overheidsfinanciën in het licht van een snel vergrijzende bevolking. In het vergrijzingsverslag 2021 van de Commissie wordt uitgegaan van een stijging van de vergrijzingskosten met 3,6 procentpunten van het bbp tegen 2040 en met 5,4 procentpunten van het bbp tegen 2070, voornamelijk als gevolg van uitgaven voor pensioenen en langdurige zorg. Verwacht wordt dat de pensioenuitgaven in de periode 2019-2070 met 3 procentpunten van het bbp zullen stijgen, tegen gemiddeld 0,1 procentpunt van het bbp in de eurozone. In het geval van België zou de verwachte stijging grotendeels reeds tegen 2040 plaatsvinden, wanneer de pensioenuitgaven met 2,7 procentpunten van het bbp zouden stijgen tot 14,9 % van het bbp. Het Belgische herstel- en veerkrachtplan omvat een pensioenhervorming die tot doel heeft deze uitdaging mede aan te pakken, naast andere doelstellingen zoals het verbeteren van de sociale houdbaarheid van het stelsel, het stimuleren van mensen om actief te blijven op de arbeidsmarkt wanneer zij voldoen aan de voorwaarden voor vervroegd pensioen, en het zorgen voor een grotere convergentie tussen en binnen de pensioenstelsels. In 2019 bedroegen de overheidsuitgaven voor langdurige zorg 2,2 % van het bbp (gemiddelde van de Unie 1,7 %), waardoor België een van de landen met de hoogste uitgaven voor langdurige zorg in de Unie is. Verwacht wordt dat de uitgaven voor langdurige zorg in het basisscenario verder zullen stijgen tot 4,3 % van het bbp in 2070. In de meest negatieve scenario’s zouden deze kosten echter kunnen stijgen tot 6,0 % van het bbp (16). Er zijn aanwijzingen dat er mogelijk overmatig gebruik wordt gemaakt van residentiële zorg en dat ouderen onnodig of voortijdig in een zorginstelling worden opgenomen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het aantal ouderen dat onnodig of ten minste voortijdig in een zorginstelling wordt geplaatst, hoog blijft, hoewel het in het afgelopen decennium is afgenomen. Uit de gegevens bleek met name dat in Brussel en Wallonië het aandeel personen dat hierdoor getroffen wordt, hoog is. De gefedereerde entiteiten, waaraan sinds 2019 de verantwoordelijkheid voor langdurige zorg is gedelegeerd, zijn begonnen met hervormingen ter verbetering van het kostenefficiënte gebruik van de verschillende zorgomgevingen, met name om onnodige of voortijdige opname in een zorginstelling te voorkomen en uit te stellen. Daarbij wordt echter onvoldoende aandacht besteed aan het aanpakken van de uitdaging van de houdbaarheid van de begroting.

(28)

Ondanks recente hervormingen blijft de belastingwig (socialezekerheidsbijdragen en belasting op inkomen uit arbeid) in België op alle loonniveaus ruim boven het gemiddelde van de Unie, behalve voor mensen met een zeer laag loon (50 % van het gemiddelde), wat kan leiden tot prikkels die werken ontmoedigen. Er zijn enkele maatregelen ingevoerd om het netto-inkomen van mensen met een laag loon te verhogen, zoals de werkbonus (in Vlaanderen) en de arbeidsgebonden uitkeringen voor langdurig werklozen of voor interregionale mobiliteit (op federaal niveau). Deze maatregelen verhogen echter ook het hoge marginale belastingtarief voor mensen met een lager middeninkomen (“lagelonenval”), hetgeen hen kan ontmoedigen om te investeren in een leven lang leren of om meer uren te werken. Werkloosheidsuitkeringen zijn niet in de tijd beperkt en voor langdurig werklozen zijn ze niet verbonden aan een middelentoets. Bovendien zijn sommige sociale voordelen in natura gekoppeld aan het statuut van werkloze, wat de bestaande inactiviteits-, werkloosheids- en lagelonenvallen kan bestendigen. Een brede herziening van het uitkeringsstelsel zou de transparantie op het gebied van arbeidsprikkels verbeteren en zou kunnen bijdragen tot een doeltreffender activeringsbeleid.

(29)

Het uitgebreide gebruik van belastinguitgaven, deels om de hoge belastingtarieven te compenseren, leidt tot inefficiënties en begunstigt bepaalde soorten vergoedingen en uitgaven. Dit leidt tot economische, sociale en milieuverstoringen. Speciale regelingen zoals maaltijdcheques, subsidies voor woon-werkverkeer of vrijstelling van bronbelasting voor overwerk, onderzoeks- en ontwikkelingswerk en nacht- en ploegendiensten zijn duur voor de begroting en blijken inefficiënties te veroorzaken. Sommige aftrekposten in de personenbelasting (bv. aftrek voor dienstencheques) komen in onevenredige mate ten goede aan mensen met een hoog inkomen. Er zijn nog steeds fiscale prikkels voor investeringen in onroerend goed op federaal niveau (kadastrale inkomens die de werkelijke huurinkomsten onderschatten, renteaftrek voor kredieten voor een tweede verblijf) en op regionaal niveau (“chèque-habitat” in Wallonië). Die fiscale prikkels verstoren de toewijzing van middelen en genereert mogelijk belastinggestuurde overinvesteringen in bepaalde soorten activa. Belastinggerelateerde subsidies die schadelijk zijn voor het milieu zijn toegenomen. De verlaging van het btw-tarief voor elektriciteit en gas voor residentiële contracten biedt huishoudens weliswaar steun, maar op lange termijn blijft zij fossiele brandstoffen bevoordelen en ontmoedigt zij verdere diversificatie en energiebesparingen. In het licht van de toenemende verkeerscongestie en luchtvervuiling lijken vervoersbelastingen en milieubelastingen nog steeds onderbenut te zijn. Indien de bredere belastinghervorming die de regering tegen 2024 wil invoeren, wordt goedgekeurd en uitgevoerd, zal zij naar verwachting de belastingdruk op arbeid en ook een aantal verstoringen verminderen.

(30)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het Belgische herstel- en veerkrachtplan wordt uitgevoerd, maar met een toenemend risico van vertragingen. België heeft nog geen betalingsaanvraag ingediend. De governance zal doeltreffend moeten zijn om een snelle en gestage uitvoering mogelijk te maken. Het herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting in 2023 worden herzien om er onder meer een REPowerEU-hoofdstuk in op te nemen en rekening te houden met de neerwaartse aanpassing van de maximale subsidietoewijzing uit de faciliteit aan België. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van België op het gebied van energie en de groene transitie. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft België op 31 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om 1 024 900 000 EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(31)

De Commissie heeft in 2022 alle Belgische programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid goedgekeurd, met uitzondering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat in 2023 werd goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in België tot stand te brengen.

(32)

Naast de economische en sociale uitdagingen die met het herstel- en veerkrachtplan en met de programma’s van het cohesiebeleid worden aangepakt, zijn er extra uitdagingen in verband met de arbeidsmarkt, het onderwijsstelsel, het energiebeleid en de groene transitie waarmee België te kampen heeft. De vacaturegraad in België is momenteel een van de hoogste in de Unie en werkgevers vinden het steeds moeilijker om werknemers met de juiste vaardigheden aan te werven. Regionale verschillen in arbeidsmarktparticipatie zijn echter aanzienlijk. Het tekort aan arbeidskrachten is groot in zowel laag- als hooggekwalificeerde beroepen, met tekorten in verschillende sectoren, waaronder informatie- en communicatietechnologie, professionele, technische en wetenschappelijke banen, horeca en gezondheidszorg. Het aantal afgestudeerden, met name vrouwen, in wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) blijft laag en hun aandeel neemt slechts langzaam toe, ondanks specifieke STEM-actieplannen. De discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden wordt ook verklaard door de lage deelname aan volwasseneneducatie. De huidige stimulansen voor volwasseneneducatie bereiken mogelijk niet de laagopgeleiden, voor wie bijscholing betere kansen op werk zou kunnen bieden. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Het verhelpen van arbeidstekorten en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden is een belangrijke hefboom om de digitale transformatie aan te pakken en de groene transitie mogelijk te maken, alsook om de kerndoelen van de Unie voor werkgelegenheid en vaardigheden voor 2030 te verwezenlijken.

(33)

Naast vermindering van de negatieve prikkels die uitgaan van het belasting- en uitkeringsstelsel, zouden doeltreffendere en gerichtere activeringsmaatregelen kunnen helpen om het grote onbenutte arbeidspotentieel te ontsluiten en de groeiende tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden te verlichten. Kansarme groepen, waaronder mensen met een laag opleidingsniveau of een migratieachtergrond, of personen met een handicap, zijn minder geïntegreerd in de arbeidsmarkt. Het overgangspercentage van werkloosheid of inactiviteit naar werk is gemiddeld laag. Dit wijst erop dat er nog ruimte is om actief arbeidsmarktbeleid doeltreffender te maken, met name door systematischer te evalueren en door werkzoekenden die verschillende belemmeringen ondervinden om een baan te vinden een geïntegreerd traject aan te bieden. Een beleid ter bevordering van de re-integratie van werknemers met langdurig ziekteverlof, met name als gevolg van burn-out en depressie (25 % van de gevallen), die nu veel talrijker zijn dan het aantal werklozen, zal ook nodig zijn om de arbeidsparticipatie verder te verhogen.

(34)

Wat het tekort aan arbeidskrachten en de discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden betreft, is er met name bezorgdheid over de prestaties, inclusiviteit en kansengelijkheid van het onderwijsstelsel, mede in het licht van de hoge overheidsuitgaven voor onderwijs. De kloof in onderwijsresultaten houdt nauw verband met de sociaal-economische en migratieachtergrond van studenten en behoort tot de grootste in de Unie, wat leidt tot ongelijkheden in het onderwijs. Het zal van cruciaal belang zijn de arbeidsmarktrelevantie en de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten. Het groeiende tekort aan gekwalificeerde leerkrachten, waardoor de bestaande ongelijkheden in het onderwijs verder dreigen toe te nemen, zou kunnen worden verminderd door het beroep van leraar te versterken door te voorzien in betere lerarenopleidingen en permanente beroepsontwikkeling, en door flexibelere en aantrekkelijkere loopbaantrajecten te ontwikkelen. Onlangs zijn enkele stappen gezet of gepland om het beroep van leraar te versterken. Het is van essentieel belang dat die maatregelen verder worden uitgevoerd en dat de uitvoering en het effect ervan worden gemonitord.

(35)

Ongeveer 70 % van het bruto binnenlands energieverbruik van België wordt gedekt door de invoer van fossiele brandstoffen. In 2021 was olie goed voor 45 % van de Belgische energiemix en aardgas voor 23 %. Het verbruik van aardgas in België is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 15 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, in overeenstemming met de reductiedoelstelling van 15 % die is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (17). België zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (18) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Hernieuwbare energie was in 2021 goed voor slechts 13 % van het eindenergieverbruik. België zal zijn streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030, dat momenteel 17,5 % bedraagt en in de beoordeling van de Commissie van 2020 als niet-ambitieus wordt beschouwd, aanzienlijk moeten verhogen om de ambitieuzere doelstellingen van de Unie te weerspiegelen. Om tegemoet te komen aan de geplande vermindering van de kernenergie en de verwachte toename van de vraag naar elektriciteit, zullen de energie-efficiëntie en het aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aanzienlijk moeten toenemen. De ontwikkeling van windenergieprojecten op land en de daarmee samenhangende uitbreiding van het elektriciteitsnet worden echter nog steeds ernstig gehinderd door een gebrek aan maatschappelijk draagvlak en aanslepende procedures voor de afgifte van vergunningen, met name als gevolg van repetitieve en langdurige beroepsprocedures. Er kunnen verdere stappen worden gezet om de uitrol van windenergie op land en de daarmee samenhangende versterking van het net te versnellen. Ruimtelijke ordening en een herziening van de regels voor de minimale afstand tussen windturbines en luchthavens, radars en militaire zones zouden meer ruimte voor windenergie kunnen vrijmaken. Bovendien kan het verlenen van vergunningen worden vergemakkelijkt door wind- en netinfrastructuurprojecten de status van hoger openbaar belang toe te kennen en beroepen sneller te behandelen. Deelname van gemeenten en burgers aan projecten voor de opwekking van hernieuwbare energie kan het lokale draagvlak vergroten.

De toename van toepassingen voor zonne-energie op daken (zowel klein- als grootschalige installaties) zou verder kunnen worden gestimuleerd door middel van hervormingen die voorzien in bindende eisen voor grote openbare en commerciële gebouwen, stimulansen voor verhuurders en wettelijke kaders die het delen van energie vergemakkelijken. Daarnaast kunnen zelfverbruik en flexibiliteit aan de vraagzijde worden bevorderd. De proactieve ontwikkeling van meer geïntegreerde en consistente tienjarige investeringsplannen voor het elektriciteitsnet zou vertragingen bij de aansluiting van nieuwe projecten voor windenergie (en andere hernieuwbare bronnen) en eindgebruikers (warmtepompen, oplaadpunten voor elektrische auto’s) kunnen voorkomen en moet anticiperen op de verwachte toename van het industriële elektriciteitsverbruik.

(36)

Verdere beleidshervormingen en aanvullende investeringen om de broeikasgasemissies in de sectoren energie, industrie, bouw en vervoer te verminderen, zouden de over de hele lijn hoge afhankelijkheid van België van de invoer van fossiele brandstoffen helpen verlagen. Energie-efficiëntiewinsten in de industrie kunnen worden gestimuleerd door het verbeteren van vrijwillige overeenkomsten, het invoeren van energiebesparings- en decarbonisatieplannen voor de grootste gebruikers van fossiele brandstoffen, het stimuleren van elektrificatie en de uitrol van industriële warmtepompen en het verder inbedden van circulaire productiemethoden. België dreigt zijn renovatie- en energie-efficiëntiestreefcijfers voor 2030 niet te halen. De uitdaging om het verbruik van fossiele brandstoffen in gebouwen terug te dringen is nog steeds aanzienlijk. De huidige investeringsinspanningen op het gebied van energiebesparende renovaties moeten daarom worden opgevoerd en aangevuld met beleidshervormingen, zoals een verbod op fossiele brandstoffen in nieuwe gebouwen, verplichte energie-efficiënte renovaties, het geleidelijk afschaffen van op fossiele brandstoffen gebaseerde verwarming en het verschuiven van stimulansen naar koolstofarme verwarmingsoplossingen zoals warmtepompen en warmtenetten op teruggewonnen en hernieuwbare energie. Daarbij moeten onderwijs en opleiding worden aangepast aan de relevante opkomende groene technische vaardigheden en moet worden gezorgd voor voldoende en goed opgeleide technici en bouwvakkers. Wat vervoer betreft, is een groot deel van het olieverbruik in België toe te schrijven aan het hoge aandeel particulier autogebruik. Het bevorderen van “zachte mobiliteit” (bijvoorbeeld fietsen en deelmobiliteit) en het gebruik van openbaar vervoer, zou het gebruik van particuliere auto’s en de verkeerscongestiekosten helpen verminderen. Dankzij voortdurende investeringen in fietsinfrastructuur, promotie-initiatieven en gerichte stimulansen is het aandeel van fietsen in het woon-werkverkeer in 2022 toegenomen, met name in Vlaanderen en in Brussel. Er is echter nog ruimte om deze vorm van zachte mobiliteit verder aan te moedigen door middel van investeringen in fietsinfrastructuur en in verkeersveiligheid voor fietsers. Het gebruik van het openbaar vervoer is na de COVID-19-crisis nog niet volledig hersteld en kan verder worden bevorderd door verbeteringen in voorstads- en intercitydiensten, investeringen in vlootvernieuwing en een hogere frequentie van diensten.

(37)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor verschillende beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist zijn, waaronder civieltechnische functies en bedieningspersoneel van elektriciteitscentrales.

(38)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (19) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(39)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor België dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat België in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

In 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2 % (20).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De inspanningen ter verbetering van de efficiëntie van de langdurige zorg opvoeren. De belasting- en uitkeringsstelsels hervormen om de prikkels die werken ontmoedigen, te verminderen door een taxshift en het belasting- en uitkeringsstelsel te vereenvoudigen. Belastinguitgaven herzien om de schadelijke economische, sociale en milieugevolgen ervan te verminderen.

2.   

Zorgen voor een doeltreffende governance om een snelle en gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Tekorten aan arbeidskrachten en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aanpakken, met name door het activeringsbeleid (met inbegrip van begeleidingsmaatregelen) te versterken om kansarme groepen in de arbeidsmarkt te integreren. De prestaties en kansengelijkheid van de onderwijs- en opleidingsstelsels verbeteren en de hervormingen voortzetten om het beroep van leraar te versterken.

4.   

De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de verbeteringen op het vlak van energie-efficiëntie op te drijven en het gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwen te verminderen, door het koolstofvrij maken van de industrie verder te stimuleren en door het gebruik en het aanbod van openbaar vervoer en zachte mobiliteit te bevorderen. De uitrol van hernieuwbare energie en de bijbehorende netinfrastructuur versnellen door de vergunningsprocedures verder te stroomlijnen, onder meer door de duur van beroepsprocedures te verkorten, en wettelijke kaders vast te stellen om investeringen in installaties voor hernieuwbare energie verder te stimuleren en het delen van energie te vergemakkelijken. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10161/21 INIT; ST 10161/21 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van België (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 1).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een neutrale bijdrage van 0 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van België (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 1).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van België geraamd op 5,4 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Europese Commissie, vergrijzingsverslag 2021. De Belgische uitgaven voor langdurige zorg zullen naar verwachting uitkomen op 6 % van het bbp in het kostenconvergentiescenario en in het convergentiescenario voor kosten en dekking.

(17)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(19)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(20)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


AANBEVELINGEN

1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/13


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Bulgarije

(2023/C 312/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Bulgarije niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 15 oktober 2021 heeft Bulgarije zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 4 mei 2022 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Bulgarije (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Bulgarije de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 5 mei 2023 heeft Bulgarije zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en zijn convergentieprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Bulgarije over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Bulgarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Bulgarije heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Bulgarije van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Bulgarije heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Bulgarije van 3,9 % van het bbp in 2021 tot 2,8 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 23,9 % van het bbp eind 2021 tot 22,9 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Bulgarije besproken, aangezien het overheidstekort volgens de plannen in 2023 groter zal zijn dan 3 % van het bbp. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Bulgarije moet hier bij de bespreking en uitvoering van zijn begroting van 2023 en bij de voorbereiding van zijn begroting voor 2024 rekening mee houden.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen verlaagde tarieven van de belasting over de toegevoegd waarde voor verwarming en gas en lagere accijnzen op elektriciteit, aardgas en vloeibaar gas, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen subsidies omvatten aan niet-huishoudelijke consumenten en distributiesysteembeheerders voor elektriciteit voor het verbruik van elektriciteit, aan huishoudens voor het verbruik van aardgas, en aan districtsverwarmingsbedrijven. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, met name een tijdelijke heffing voor staatsbedrijven in de energiesector. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 3,7 % van het bbp in 2021 gedaald tot 1,0 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Bulgarije aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden. Bovendien heeft de Raad Bulgarije aanbevolen de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven onder controle te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk – 1,2 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Bulgarije het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,8 % van het bbp in 2022 (0,9 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een expansieve bijdrage van 0,5 procentpunten tot de begrotingskoers (9). Bulgarije heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,8 procentpunten. Die expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 0,9 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Bulgarije heeft de toename van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, is gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,8 % en in 2024 met 3,3 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere groei van het reële bbp van 1,5 % in 2023 en van 2,4 % in 2024, voornamelijk als gevolg van negatievere verwachtingen over de evolutie van de inventarissen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie en ondanks haar gunstigere voorspellingen over export en import in 2023. Voor 2024 is de lagere groei van het reële bbp in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie hoofdzakelijk te wijten aan grote negatieve verschillen in de bijdragen van de particuliere consumptie, investeringen en export.

(17)

In haar convergentieprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 6,1 % van het bbp. Volgens het convergentieprogramma 2023 is de stijging van het tekort in 2023 voornamelijk het gevolg van maatregelen die zijn aangenomen om de pensioenen en lonen te verhogen, de impact van de indexatie van de pensioenen op de inflatie en het gemiddeld loon, de hogere uitgaven voor het sociaal, gezondheids- en onderwijsbeleid en meer nationale uitgaven voor overheidsinvesteringen. Het programma omvat geen andere beleidswijziging of consolidatiemaatregelen, aangezien de begroting 2023 waarin dergelijke budgettaire beleidsmaatregelen vervat kunnen zitten, niet was aangenomen toen het convergentieprogramma werd ingediend. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 22,9 % eind 2022 tot 26,6 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,8 % van het bbp voor 2023. Dat tekort valt lager uit dan in het convergentieprogramma 2023 was voorspeld, voornamelijk als gevolg van lager dan verwachte overheidsinvesteringen en hogere ontvangsten, zowel uit belastingen als van de Unie. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 25 % eind 2023. Het verschil is te wijten aan een lager voorspeld tekort en verschillende aannamen met betrekking tot de uitvoering en betalingen uit de faciliteit.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name de subsidies aan niet-huishoudelijke consumenten. De kosten van die maatregelen worden nog steeds deels gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk de solidariteitsbijdrage die is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (10). Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,8 % van het bbp in 2023 (11). De maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten niet ten volle in stand. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,0 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 (12) heeft de Raad aanbevolen dat Bulgarije actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (13), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Bulgarije klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Bulgarije is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 3,1 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 1,2 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 1,9 % van het bbp zal leveren. De expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is niet te wijten aan een gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Bulgarije zal naar verwachting via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen financieren en de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,9 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (14).

(21)

Volgens het convergentieprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 4,7 % van het bbp. De daling in 2024 is vooral te danken aan de hogere inkomsten van de Unie en de uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 30,7 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,8 % van het bbp in 2024. Dit is grotendeels in overeenstemming met het in het convergentieprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 28,1 % eind 2024.

(22)

Het convergentieprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat momenteel uit van een nettokost van de energiesteunmaatregelen van 0,1 % van het bbp in 2024, vergeleken met 0,8 % van het bbp in 2023. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De energiesteunmaatregelen waarvan momenteel wordt verwacht dat ze van kracht zullen blijven in 2024 lijken niet gericht te zijn op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Ze houden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten niet ten volle in stand.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (15). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (16) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 4,6 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,8 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 5,4 % in 2024, hetgeen boven het aanbevolen groeipercentage ligt. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde aanpassing valt lager uit dan de besparingen door de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen. Dat is voornamelijk te wijten aan de impact van pensioenstijgingen op jaarbasis en geplande stijgingen van sommige lonen in de overheidssector, die het positieve effect van de uitfasering van de energiesteunmaatregelen ruimschoots teniet doen.

(25)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 4 % van het bbp in 2023 tot 4,6 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit.

(26)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting stijgen tot 4,9 % van het bbp in 2025 en tot 5 % in 2026. Het geplande overheidstekort zal dus binnen de looptijd van het programma niet opnieuw tot onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 30,7 % eind 2024 tot 37,1 % eind 2026.

(27)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het Bulgaarse herstel- en veerkrachtplan wordt uitgevoerd, maar met een toenemend risico van vertragingen. Bulgarije heeft één betalingsaanvraag ingediend, die overeenstemde met 22 mijlpalen en doelstellingen in het plan en die leidde tot een totale terugbetaling van 1,37 miljard EUR. Een hoog niveau van regeringsinstabiliteit heeft geleid tot vertragingen bij belangrijke wetgevingshervormingen, zoals deze over openbare aanbestedingen, anticorruptie en de verantwoording van de procureur-generaal. Een gebrek aan politieke stabiliteit en administratieve capaciteit heeft ook geleid tot een vertraging van het uitvoeringswerk van meerdere belangrijke energie- en vervoersinvesteringen en tot het in vraag stellen van belangrijke aspecten van het plan, namelijk over het koolstofvrij maken van de energiesector. De tweede betalingsaanvraag heeft vertraging opgelopen en is nu gepland voor september 2023. Er is evenwel een groot risico dat meerdere mijlpalen en doelstellingen die verband houden met belangrijke hervormingen op het ogenblik van de indiening niet zullen zijn gehaald. Er wordt gewerkt aan het addendum van het plan en aan het REPowerEU-hoofdstuk. Gezien de politieke situatie is het tijdschema voor de afronding van dat werk nog onduidelijk. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Bulgarije op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(28)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten van het Bulgaarse cohesiebeleid in 2022 goedgekeurd, met uitzondering van de prioriteit Fonds voor een rechtvaardige transitie en de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, die cruciaal zijn om het effect van de transitie op steenkoolregio’s te verlichten. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s goed te keuren en snel uit te voeren in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Bulgarije tot stand te brengen.

(29)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Bulgarije geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het koolstofvrij maken van de economie en de energieproductie.

(30)

Bulgarije heeft nog steeds de meest koolstofintensieve economie van de Unie, met een broeikasgasintensiteit die meer dan vier keer zo hoog is als het Uniegemiddelde. In 2021 bedroeg het aandeel van fossiele brandstoffen in de energiemix van Bulgarije 63 %, terwijl steenkool goed was voor 26 %, kernenergie voor 22 % en hernieuwbare energie voor 15 % (onder het Uniegemiddelde van 18 % voor hernieuwbare energie). Het herstel- en veerkrachtplan van Bulgarije bevat een hervorming van het strategisch kader voor het koolstofvrij maken van de economie, met name van de energiesector. Dit omvat de voorbereiding van scenario’s en aanbevelingen door de commissie Energietransitie en vervolgens de goedkeuring van een stappenplan naar klimaatneutraliteit door de nationale vergadering, met ten laatste tegen 2038 de uitfasering van steenkool/ligniet. Hoewel de commissie Energietransitie in 2022 werd opgericht, heeft het aanbevelingsverslag vertraging opgelopen. Bovendien heeft de nationale vergadering in januari 2023 een resolutie goedgekeurd die de regering ertoe verplicht de verbintenissen van het Bulgaarse herstel- en veerkrachtplan voor het koolstofvrij maken van de samenleving, met inbegrip van een investering in elektriciteitsopslag, opnieuw te onderhandelen.

(31)

Bulgarije heeft blijk gegeven van een hoge gasleveringszekerheid in uitdagende omstandigheden; zo werden de gasleveringen uit Rusland kort na de invasie in Oekraïne stopgezet. Bulgarije kon kortetermijncontracten voor de levering van vloeibaar aardgas (lng) via Griekenland afsluiten. De gasinterconnectie tussen Griekenland en Bulgarije ging in oktober 2022 van start. Hierdoor kon Bulgarije de volledige volumes overeengekomen leveringen uit Azerbeidzjan krijgen (1 miljard m3/jaar, ongeveer 30 % van het binnenlands verbruik). Het aandeel van gas in de energiemix bedroeg 14 %, wat minder is dan het Uniegemiddelde van 23 %. De industrie blijft de grootste gasverbruiker, met een aandeel van 42 %, met inbegrip van niet-energetisch verbruik. Stadsverwarmingssystemen in de grote steden Sofia en Plovdiv zijn afhankelijk van aardgas en maken ongeveer een derde van het totale aardgasverbruik van Bulgarije uit. Het aardgasverbruik van Bulgarije is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 22 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (17), is overtroffen. Bulgarije wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (18) aangemoedigd zich tot 31 maart 2024 te blijven inspannen om de gasvraag tijdelijk te verminderen.

(32)

Wat hernieuwbare energiebronnen betreft, moet Bulgarije nog hindernissen wegwerken voor de installatie van faciliteiten voor hernieuwbare energie en de aansluiting ervan op het net. Dit maakt deel uit van een verbintenis in het kader van zijn herstel- en veerkrachtplan. In januari 2023 verwees de Commissie Bulgarije naar het Hof van Justitie van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 260, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat het Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19) niet in nationaal recht had omgezet. Meer nadruk op energieopslag zou helpen de uitrol van hernieuwbare energiebronnen op netschaal in Bulgarije te versnellen. Bovendien zou een verbetering van het netbeheer om het net flexibeler te maken, de integratie van bijkomende installaties voor hernieuwbare energie kunnen vergemakkelijken. Tegelijkertijd moet Bulgarije doorgaan met de ontwikkeling van energie-interconnecties met voldoende capaciteit met de buurlanden. Investeringen in infrastructuur voor fossiele brandstoffen moeten tot het strikt noodzakelijke worden beperkt en zo ontworpen zijn dat ze toekomstbestendig zijn, om te vermijden dat ze afhankelijk raken van technologieën die niet stroken met de klimaatdoelstellingen of die de kost van de energietransitie verhogen.

(33)

Het herstel- en veerkrachtplan van Bulgarije bevat voor meer dan 1 miljard EUR aan investeringen voor de verbetering van de energie-efficiëntie in zowel openbare als particuliere gebouwen, met de oproep om projecten ter plaatse in werking te stellen. De oprichting van het nationale decarbonisatiefonds, die in 2023 wordt verwacht, is voor Bulgarije cruciaal om te slagen in zijn langetermijnstrategie om zijn gebouwenpatrimonium te renoveren en zal tegelijkertijd meer particuliere investeringen aantrekken doordat de aanpak van renovatieprogramma’s wordt aangepast. Er zijn bijkomende inspanningen nodig om energiearmoede structureel aan te pakken, met name aan de hand van specifieke regelingen en technische en administratieve bijstand waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van kwetsbare groepen. Als Bulgarije de doelstellingen van “Fit for 55” wil halen, zal er meer ambitie nodig zijn om de broeikasgasemissies te verminderen en de doelstellingen inzake hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie te verhogen.

(34)

Tussen 2005 en 2021 zijn de broeikasgasemissies afkomstig van binnenlands vervoer behalve luchtvaart in Bulgarije gestegen met 19,5 %, terwijl ze in de Unie gemiddeld met 7,5 % zijn gedaald. Die sector is verantwoordelijk voor ongeveer een vierde van de broeikasgasemissies van het land. Het gebruik van emissievrije passagiersvoertuigen is laag, net als de densiteit van de openbare elektrische oplaadpunten in Bulgarije. De ontwikkeling van de Bulgaarse sectie van het trans-Europese vervoersnetwerk kampt met vertragingen, vooral wat de spoorweginfrastructuur betreft: dit staat de multimodaliteit in de weg en zet een rem op het potentieel om de doeltreffendheid en de duurzaamheid in het transport te vergroten. Luchtverontreiniging vormt een belangrijk gezondheidsrisico voor de bevolking van Bulgarije.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Bulgarije arbeidstekorten gemeld voor een aantal beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist zijn (20). Voor de periode 2021-2027 werd in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus 152 miljoen EUR toegewezen voor maatregelen ter bevordering van groene vaardigheden en jobs. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie voorziet ook in een mogelijkheid om de sociale dimensie van de groene transitie voor de drie in aanmerking komende regio’s in het land aan te pakken.

(36)

In het licht van de beoordeling van de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (21) daarover is in de aanbevelingen 1, 2 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Bulgarije in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,6 % (22).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

Zorgen voor een doeltreffende governancestructuur en de administratieve capaciteit versterken om een snelle en gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de energietransitie versnellen door een snellere uitrol van hernieuwbare energiebronnen, en tegelijk zorgen voor opslagcapaciteit om de flexibiliteit van het energiesysteem te vergroten. De elektriciteitsnetinfrastructuur versterken en het beheer ervan verbeteren door de connectieprocedures gelijk te schakelen en elementen van slimme netten in te voeren. Inspanningen blijven leveren om de interconnectie met buurlanden te vergroten. De renovatie van gebouwen versnellen om energie-efficiëntie te stimuleren en energiearmoede aan te pakken. Nieuwe, toekomstbestendige oplossingen voor districtsverwarming en duurzaam stadsvervoer bevorderen en de ontwikkeling van de spoorweginfrastructuur versnellen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 8091/2022 INIT; ST 8091/2022 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Bulgarije (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 6).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een neutrale bijdrage van nul procentpunten van het bbp leveren.

(10)  Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261I van 7.10.2022, blz. 1).

(11)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(12)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Bulgarije (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 11).

(13)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Bulgarije, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 12,9 % in nominale termen.

(14)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp leveren.

(15)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(16)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(17)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(19)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2011, blz. 82).

(20)  Verslag over tekorten aan arbeidskrachten 2022 — Europese Arbeidsautoriteit.

(21)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(22)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/22


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Tsjechië

(2023/C 312/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Tsjechië heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 1 juni 2021 heeft Tsjechië zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 8 september 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Tsjechië (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Tsjechië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 13 april 2023 heeft Tsjechië zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 28 april 2023 zijn convergentieprogramma 2023, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Tsjechië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Tsjechië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Tsjechië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Tsjechië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Tsjechië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Tsjechië en de resultaten daarvan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Tsjechië niet wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden met name verband met prijsconcurrentie en woningprijzen, maar zullen in de toekomst waarschijnlijk beperkt zijn aangezien de huishoudelijke schulden binnen de perken worden gehouden en de inflatie naar verwachting aanzienlijk sneller zal worden afgeremd dan het Uniegemiddelde. De economie werd zwaar getroffen door de energieprijsschok met een snel stijgende inflatie. Ook een losse begrotingskoers sinds de COVID-19-pandemie heeft bijgedragen tot de versnelling van de inflatie. Terwijl de algemene prijsdruk hoog blijft, wordt er in de prognoses van uitgegaan dat de prijsconcurrentie zich deels zal herstellen terwijl de energieprijzen dalen, zonder dat er sprake is van onmiddellijke externe uitdagingen op vlak van duurzaamheid. Verwacht wordt dat de inflatie aanzienlijk sneller zal worden afgeremd dan het Uniegemiddelde. Als de inflatie aanhoudt, kan dat echter enig risico inhouden voor het concurrentievermogen van Tsjechië. De recente verslechtering van de lopende rekening moet nauwlettend in het oog worden gehouden. De afgelopen jaren is de vraag naar huisvesting sterk toegenomen, aangevuurd door lage rentevoeten, een hoge inkomensgroei en soepelere macroprudentiële maatregelen, terwijl het huisvestingsaanbod geen gelijke tred hield. De huizenprijzen groeiden sterker tijdens de pandemie, maar begonnen medio 2022, door stijgende rentevoeten en strengere leenvoorwaarden, af te koelen. De risico’s op een aanzienlijke correctie van de woningprijzen lijken echter gering te zijn, de huishoudelijke schuld is beperkt en het bankwezen is solide. Een voortgezette continue beperkte aanbodrespons op middellange termijn zou de prijzen echter blijven opvoeren. Er zijn blijvende inspanningen nodig om de inflatie een halt toe te roepen. Om de inflatie snel naar beneden te krijgen, is een sterke afremming van de vraaggroei nodig, die op zijn beurt kan worden bereikt door een voldoende strak monetair en begrotingsbeleid.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Tsjechië van 5,1 % van het bbp in 2021 tot 3,6 % in 2022, terwijl de overheidsschuld steeg van 42,0 % van het bbp eind 2021 tot 44,1 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Tsjechië besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Tsjechië moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn begroting voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de accijnzen voor benzine en diesel, de afschaffing van de wegenbelasting voor bedrijven en een vermindering van de door eindgebruikers betaalde toeslag op hernieuwbare energie; terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen een forfaitaire bijdrage tot de energiefacturen (het “spaartarief”), steun voor de industrie, die zwaar wordt getroffen door de hoge energieprijzen, en een eenmalige toelage voor kinderen omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,7 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,3 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,1 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Tsjechië aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022, – 0,1 % van het bbp, grotendeels neutraal, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Tsjechië het herstel blijven ondersteunen, ook met investeringen die worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,1 % van het bbp in 2022 (1,1 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers (9). Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,3 procentpunten geleverd. Tsjechië heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden. Tsjechië heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 0,1 % en in 2024 met 3,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare groei van het reële bbp van 0,2 % in 2023 en 2,6 % in 2024.

(18)

De regering verwacht in haar convergentieprogramma 2023 dat het overheidstekort in 2023 zal dalen tot 3,5 % van het bbp. De marginale daling in 2023 is vooral het gevolg van hogere uitgaven zoals subsidies die verband houden met de energiesteunmaatregelen, of de hogere bruto-investeringen in vaste activa, die worden gecompenseerd door een lagere groei in andere uitgavenposten en hogere inkomsten uit Uniefondsen. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 44,1 % eind 2022 tot 43,5 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,6 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het convergentieprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 42,9 % aan het einde van 2023. Het verschil is te wijten aan een voorspelde hogere nominale groei van het bbp.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen die vanaf 2022 werden verlengd (met name: verlaging van de door eindgebruikers betaalde toeslag op hernieuwbare energie en de accijnzen op diesel) en nieuwe maatregelen zoals een begrenzing van de elektriciteits- en gasprijzen en steun in de verwarmingssector. De kostprijs van die maatregelen wordt deels gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk een heffing die elektriciteitsproducenten betalen op inkomsten boven een bepaald prijsniveau en een belasting op uitzonderlijke winsten voor bedrijven die actief zijn in de productie en verhandeling van elektriciteit en gas, de fossiele mijnbouw, brandstoffen en de petrochemie. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,3 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,2 % van het bbp in 2022). Volgens de prognoses zullen de begrotingskosten van het bieden van tijdelijke bescherming voor ontheemden uit Oekraïne dalen met 0,1 procentpunt van het bbp vergeleken met 2022.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Tsjechië actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tsjechië moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Tsjechië is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 1,4 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een grotendeels neutrale begrotingskoers in 2022 (– 0,1 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 1,2 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. Dit omvat ook lagere kosten om tijdelijke bescherming te bieden aan ontheemden uit Oekraïne (met 0,1 % van het bbp). Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,6 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,5 procentpunten zullen leveren (13). Tsjechië is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand houden. Tsjechië is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals verbeteringen van de energie-efficiëntie in openbare gebouwen of investeringen in spoorwegen of digitale diensten, die deels worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 2,9 % van het bbp. De daling in 2024 is hoofdzakelijk het gevolg van de uitfasering van energiesteunmaatregelen, wat leidt tot lagere subsidies en een lagere groei van de sociale uitkeringen vergeleken met de groei van het nominale bbp. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 44,0 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 3,0 % van het bbp in 2024. Dit is grotendeels in overeenstemming met het in het convergentieprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 43,1 % eind 2024.

(23)

Het convergentieprogramma 2023 beoogt de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat momenteel uit van een nettokost van de energiesteunmaatregelen van 0,0 % van het bbp in 2024, vergeleken met 1,3 % van het bbp in 2023. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 6,0 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal ook bijdragen tot het verminderen van de kerninflatie, die een stuk boven het Uniegemiddelde zit, en die zou kunnen leiden tot verlies van concurrentievermogen als ze aanhoudt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,3 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 3,0 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage.

(26)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 4,9 % van het bbp in 2023 tot 4,4 % van het bbp in 2024. De lagere investeringen zijn toe te schrijven aan lagere nationaal gefinancierde investeringen en door de Unie, behalve uit de faciliteit, gefinancierde investeringen.

(27)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het convergentieprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 2,4 % van het bbp in 2025 en tot 2,2 % in 2026. Het geplande overheidstekort zal in 2024 dus onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 44,0 % van het bbp eind 2024 tot 45,0 % van het bbp eind 2026.

(28)

Tsjechië loopt op middellange en lange termijn risico’s wat de houdbaarheid van de begroting betreft. Een reeks begrotingsmaatregelen met blijvende effecten die de afgelopen drie jaar zijn genomen, waaronder een verlaging van de grondslag voor personenbelasting en diverse indexaties van de socialezekerheidsuitgaven boven het wettelijke minimum, heeft tot een verslechtering van het structurele saldo geleid. Door de stijgende kosten van de vergrijzing staat de houdbaarheid van de begroting op de middellange tot lange termijn extra onder druk. De verwachte verdubbeling van de afhankelijkheidsratio van ouderen (16) en de aftopping van de pensioenleeftijd na 2030 zullen naar verwachting leiden tot een stijging van de pensioenuitgaven van 8,8 % van het bbp in 2030 tot 11,4 % in 2050. Voorts wordt verwacht dat de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg tussen nu en 2070 met respectievelijk 0,9 procentpunten en 1,7 procentpunten van het bbp zullen stijgen als gevolg van de vergrijzing van de bevolking. Mogelijke maatregelen om de houdbaarheid van de begroting op de lange termijn aan te pakken zijn onder meer het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd in lijn met de stijging van de levensverwachting, het stimuleren van de verhoging van de participatiegraad van ouderen en het beperken van vervroegde uittreding, het aanpassen van de percentages voor indexering van de pensioenen en het vergroten van het arbeidsaanbod om op die manier hogere opbrengsten voor het pensioenstelsel te verzekeren.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Tsjechië is aan de gang, al bestaat er een risico op enige vertraging. Tsjechië heeft één betalingsaanvraag ingediend, dat overeenkomt met 37 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulteerde in een totale uitbetaling van ongeveer 928 miljoen EUR. Om een tijdige uitvoering van het plan te waarborgen, zijn verdere verbeteringen van de bestuurlijke capaciteit en de prioriteiten voor belangrijkste hervormingen en investeringen nodig. Het plan zal naar verwachting in 2023 worden herzien met addenda om het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk te bestrijken en om rekening te houden met de toename van niet terug te betalen steun. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) nr. 2021/241 heeft Tsjechië op 30 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om maximaal 11 miljard EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Tsjechië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten betreffende het cohesiebeleid van Tsjechië in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Tsjechië tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die met het herstel- en veerkrachtplan en met de programma’s van het cohesiebeleid worden aangepakt, staat Tsjechië voor een aantal extra uitdagingen in verband met huisvesting, energiebeleid en de groene transitie.

(32)

De afgelopen vijf jaar was Tsjechië een van de landen die op het gebied van betaalbare huisvesting het slechtst scoorden in de Unie, met grote verschillen tussen de regio’s. De sterke toename van de huizenprijzen heeft het voor middeninkomensgroepen moeilijk gemaakt om onroerend goed te kopen. Dat heeft de vraag naar huurwoningen aangewakkerd, waardoor deze op hun beurt minder betaalbaar zijn geworden. Bovendien zijn er te weinig sociale woningen om te voldoen aan de vraag van alle huishoudens met een laag inkomen en kwetsbare huishoudens (in 2020 vertegenwoordigden sociale woningen 0,4 % van de totale woningvoorraad, tegenover gemiddeld 7 % tot 8 % in de Unie (17)), en worden bestaande huisvestingstoelagen onderbenut, mede door administratieve lasten, stigma’s en het feit dat zij onvoldoende bekend zijn. Daardoor is het aantal gezinnen dat behoefte heeft aan huisvesting de afgelopen jaren toegenomen, wat leidt tot hogere kosten voor de overheidsbegroting en het zorgstelsel. De COVID-19-pandemie en de toestroom van mensen die de oorlog in Oekraïne ontvluchten, hebben deze uitdagingen nog vergroot. Financiering uit het cohesiebeleid blijft een belangrijke bron van proefprojecten en financiering voor investeringen in sociale huisvesting, en draagt zo bij tot sociale bescherming en inclusie. Er zijn echter andere financieringsbronnen nodig om de situatie aanzienlijk te verbeteren. Tsjechië heeft geen wetgeving en geen omvattend kader inzake sociale huisvesting, waardoor het moeilijk is om het versnipperde huisvestingsbeleid te coördineren en de verantwoordelijkheden van nationale en regionale instanties vast te stellen. Stabiele, duurzame financiering uit nationale bronnen, gecombineerd met de invoering van stimulansen voor een huurwoning of coöperatieve huisvesting, zou het aanbod van betaalbare huisvesting helpen vergroten en de continuïteit en opschaling van dergelijke inspanningen helpen verzekeren. Een effectieve coördinatie zou van cruciaal belang zijn om het woningaanbod te vergroten, bestaande wooneenheden te herbouwen en te renoveren en leegstaande woningen te gebruiken.

(33)

Sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne heeft Tsjechië zijn sterke afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland aangepakt door zijn gasleveringen te diversifiëren. Zo is Tsjechië niet langer volledig afhankelijk van Russische gasleveringen en is het grotendeels overgestapt op gediversifieerde gasleveringen uit Noorwegen en op de invoer van vloeibaar aardgas (LNG). Het verbruik van fossiele brandstoffen in het land is echter niet gedaald, waardoor het nog steeds is blootgesteld aan een hoog risico op verstoring en prijspieken, met grote negatieve gevolgen voor de huishoudens en de industrie. Het Tsjechische aardgasverbruik is tussen augustus 2022 en maart 2023 met 17 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde aardgasverbruik in dezelfde periode van de voorgaande vijf jaar, en meer dan de doelstelling voor 15 % vermindering. Tsjechië zou krachtens Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(34)

De uitrol van hernieuwbare energie in Tsjechië wordt voornamelijk gehinderd door beperkingen in de regelgeving, vergunningsprocedures en de beperkte capaciteit van het distributienet. Tsjechië heeft vooruitgang geboekt bij het aanpakken van een aantal uitdagingen in de regelgeving, zoals het afschaffen van de noodzaak van een vergunning om elektriciteit op te wekken en een bouwvergunning voor kleinere fotovoltaïsche installaties (tot 50 kWp), en bij het doorvoeren van wijzigingen in de regelgeving om de installatie te vergemakkelijken. Er zijn echter verdere, cruciale inspanningen nodig om de positie van energiegemeenschappen en zelfverbruikers van hernieuwbare energie te versterken, een éénloketsysteem voor hernieuwbare energie op te zetten en voorkeursgebieden in te voeren om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen te stimuleren door een uitbreiding van het net, de flexibiliteit van het elektriciteitssysteem (zoals vraagrespons of opslag) en de installatie van kleine systemen en slimme meters aan te moedigen. De hervormingen van de regelgeving op het gebied van energienetten moeten gepaard gaan met investeringen in de uitbreiding van de netcapaciteit, stimulansen voor flexibiliteit en de uitrol van hernieuwbare energie. Tsjechië beschikt bovendien over een solide industrieel potentieel voor de productie van groene technologieën en kan de investeringen in de ontwikkeling en opschaling van klimaatvriendelijke oplossingen en decarbonisatie-oplossingen versnellen om tegen 2050 emissieneutraal te worden.

(35)

De piek van de energieprijzen als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft duidelijk gemaakt dat de energie-efficiëntie van het Tsjechische gebouwenbestand moet worden verbeterd en dat energiearmoede moet worden aangepakt. Tsjechië heeft hierop gereageerd door programma’s voor residentiële gebouwen op te zetten en ouderen en huishoudens met een laag inkomen te helpen. Er zijn echter meer inspanningen nodig om de energie-efficiëntie te verbeteren door deze toegankelijker te maken. Dat kan bijvoorbeeld worden bereikt door de administratieve toegang tot subsidies te vergemakkelijken voor zowel huishoudens als de industrie, onder meer door de capaciteit en vaardigheden van overheidsinstanties te bevorderen. Voorlichtingscampagnes en gerichte adviesdiensten voor het hele land zijn eveneens nodig om de bevolking bewust te maken van de noodzaak en voordelen van een lager energieverbruik en om mensen en de industrie te helpen vlot toegang te krijgen tot subsidies. Voorts moet Tsjechië sneller werk maken van de bij- en omscholing van werknemers die momenteel niet over de vaardigheden beschikken die nodig zijn om gebouwen te renoveren.

(36)

Om de blootstelling van Tsjechië aan fossiele brandstoffen te verlagen, kan ook worden overgestapt op emissievrij spoorvervoer en andere vormen van emissievrije mobiliteit. De uitrol van emissievrije voertuigen en toekomstgerichte laad- en tankinfrastructuur met hoge capaciteit is echter matig gebleken. Wat de regelgeving betreft, zouden de herziening van het nationale actieplan voor schone mobiliteit en de bijbehorende wijzigingen van de regelgeving het beginpunt moeten vormen om de voorwaarden te scheppen voor de transitie naar emissievrije mobiliteit, en belemmeringen op dat gebied weg te nemen.

(37)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Tsjechië tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor zeven beroepen waarvoor specifieke vaardigheden in verband met de groene transitie nodig zijn (bijvoorbeeld loodgieters, buizenfitters, elektriciens en technici elektromechanica) (19).

(38)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (20) is in aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Tsjechië in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 6,0 % (21).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

Maatregelen nemen om de budgettaire houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen, met inbegrip van de houdbaarheid van het pensioenstelsel.

2.   

De uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan versnellen, ook door te zorgen voor voldoende administratieve capaciteit, en het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, onverwijld voltooien teneinde snel met de uitvoering ervan te kunnen starten. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Het aanbod van sociale en betaalbare huisvesting vergroten, onder meer door een specifiek wetgevingskader voor sociale huisvesting vast te stellen, de coördinatie tussen de verschillende overheidsinstanties te verbeteren en de bouw van nieuwe wooneenheden en de renovatie van bestaande wooneenheden te stimuleren.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De uitrol van hernieuwbare energie opvoeren met extra investeringen in elektriciteitsnetten en de directe uitrol van capaciteit voor hernieuwbare energie. De vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie stroomlijnen en het net geschikt maken om de toegang tot hernieuwbare energie mogelijk te maken door middel van aanvullende hervormingen, belemmeringen voor kleinschalige hernieuwbare energiebronnen wegnemen en een éénloketsysteem opzetten, de flexibiliteit van het net stimuleren en gunstige voorwaarden scheppen voor energiegemeenschappen. De energie-efficiëntie van stadsverwarmingssystemen en het gebouwenbestand verhogen door ingrijpende renovaties en hernieuwbare warmtebronnen te stimuleren, de administratieve toegang tot subsidies te vergemakkelijken voor zowel huishoudens als de industrie en de capaciteit en vaardigheden van overheidsinstanties te bevorderen. Het gebruik van emissievrije voertuigen bevorderen en de beschikbaarheid van laad- en tankinfrastructuur met hoge capaciteit stimuleren door nieuwe hervormingen om gunstige voorwaarden te scheppen voor de uitrol van voertuigen en infrastructuur en bestaande belemmeringen weg te nemen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van de vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 11047/2021 INIT; ST 11047/2021 ADD 1; ST 11047/2021 ADD 1 COR 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Tsjechië (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 10).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,4 procentpunten van het bbp geleverd, met dank aan onder andere betalingen door de Tsjechische Post voor de verlening van universele postdiensten voor de periode 2018–2022.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Tsjechië (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 19).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een potentiële outputgroei op middellange termijn (gemiddelde over 10 jaar) van Tsjechië, die wordt gebruikt om de begrotingskoers te meten, van 13,3 % nominaal.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Volgens het in mei 2021 gepubliceerde Vergrijzingsverslag 2021 van de Commissie.

(17)  Affordable Housing Database (databank voor betaalbare huisvesting) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), http://oe.cd/ahd

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Op basis van het door de Europese Arbeidsautoriteit opgestelde verslag over arbeidstekorten en -overschotten 2022 volgens het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures), d.w.z. gegevens die zijn ingediend door de nationale coördinatiebureaus van Eures. De vaardigheden- en kennisvereisten zijn gebaseerd op de Europese classificatie van vaardigheden, competenties en beroepen (ESCO) inzake vaardigheden voor de groene transitie. Voorbeelden worden geanalyseerd op basis van het aandeel van ESCO-vaardigheden voor de groene transitie in relevante sectoren. De gegevens zijn vergelijkbaar tussen landen en bestrijken een brede waaier van sectoren.

(20)  Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/31


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Denemarken

(2023/C 312/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit ("de faciliteit") werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Denemarken niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) ("aanbeveling over de eurozone 2023") aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel "Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk" ("het industrieel plan voor de Green Deal"). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel "Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030", die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de "REPowerEU-verordening"), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 ("de mededeling van 8 maart 2023"), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Denemarken zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 6 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Denemarken (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Denemarken de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 1 mei 2023 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Denemarken over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan. Aangezien Denemarken zijn convergentieprogramma 2023 niet tijdig heeft ingediend, kon de Commissie dit niet beoordelen.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Denemarken gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Denemarken van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidsoverschot van Denemarken van 3,6 % van het bbp in 2021 tot 3,3 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 36,7 % van het bbp eind 2021 tot 30,1 % eind 2022.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de elektriciteitsheffing, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen sociale uitkeringen aan huishoudens met lagere inkomens omvatten om de hoge energiekosten te compenseren. De Commissie raamt de begrotingskosten van deze maatregelen op 0,1 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 4,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,0 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Denemarken aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 met 0,6 % van het bbp contractief, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Denemarken het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,3 % van het bbp in 2022 (0,3 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Denemarken heeft nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd leverde de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,7 procentpunten. Denemarken heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een groei van het reële bbp van 0,3 % in 2023 en 1,5 % in 2024.

(17)

In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidsoverschot van 2,3 % van het bbp voor 2023 en een overheidsschuldquote van 30,1 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name bepaalde sociale uitkeringen voor huishoudens met een laag inkomen, en om nieuwe maatregelen zoals een tijdelijk lagere elektriciteitsheffing. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022).

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Denemarken actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Denemarken moet klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Denemarken is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,4 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (0,6 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,6 % van het bbp zal leveren. De expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is niet het gevolg van de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Het is het gevolg van de kosten van niet-gerichte energiemaatregelen en verhogingen van de lonen in de overheidssector en sociale uitkeringen en hogere uitgaven voor gezondheidszorg. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,3 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunten leverden (13). Denemarken is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energie-efficiëntiemaatregelen, een groene belastinghervorming en groene mobiliteitsmaatregelen, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Op basis van de op de afsluitdatum van de prognoses bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidsoverschot van 1,3 % van het bbp in 2024 en een overheidsschuldquote van 28,8 % van het bbp eind 2024. De Commissie gaat momenteel uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(22)

Denemarken zal waarschijnlijk ook in 2023 en 2024 voldoen aan de door de Commissie voor de periode 2023-2025 geraamde minimale begrotingsdoelstelling op middellange termijn van -1,0 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt het structurele saldo geraamd op 3,5 % van het bbp in 2023 en 2,1 % van het bbp in 2024, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.

(23)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 met 4,6 % zullen stijgen.

(24)

Momenteel hebben recurrente onroerendgoedbelastingen in Denemarken een plafond, hetgeen betekent dat zij niet stijgen met de marktprijzen. Daardoor kunnen zij de huizenprijscycli niet temperen en hebben zij nadelige verdelingseffecten. Het Deense parlement heeft in 2017 een nieuw onroerendgoedbelastingstelsel goedgekeurd om het plafond af te schaffen, dat nu naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden. Het vinden van betaalbare huisvesting blijft voor veel mensen een grote uitdaging. Door de combinatie van hoge huizenprijzen en lange wachttijden voor sociale woningen is er in de belangrijkste stedelijke gebieden een tekort aan betaalbare woningen ontstaan. Denemarken vertoont een toenemend aandeel hypotheken met variabele rente en uitgestelde aflossing, hetgeen de kwetsbaarheid van hypotheekhouders met een zware schuldenlast voor verdere potentiële dalingen van de huizenprijzen en/of stijgingen van de rentevoeten vergroot.

(25)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Denemarken heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Denemarken heeft één betalingsverzoek ingediend, overeenkomend met 25 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulterend in een totale uitbetaling van 301 miljoen EUR. Na het eerste betalingsverzoek ligt de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan op schema, met een verwachte indiening van de tweede betaling zoals gepland tegen eind 2023. Op 31 mei 2023 heeft Denemarken een wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend, met een REPowerEU-hoofdstuk. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Denemarken op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(26)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten van Denemarken betreffende het cohesiebeleid in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Denemarken tot stand te brengen.

(27)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Denemarken geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het koolstofvrij maken van de economie en het versterken van de circulaire economie ter ondersteuning van de groene transitie.

(28)

De vooruitgang die Denemarken heeft geboekt op weg naar een circulaire economie is onvoldoende en moet worden bespoedigd om de doelstellingen van de Unie op het gebied van de circulaire economie te halen. Ondanks enkele beleidsmaatregelen die zijn genomen, zoals het klimaatplan uit 2020, is de vooruitgang beperkt gebleven. Uit het actieplan voor de circulaire economie uit 2021 blijkt dat van de 129 initiatieven in het plan er 27 zijn voltooid, 88 op schema liggen en 14 vertraging hebben opgelopen. Uit de beschikbare statistieken blijkt dat Denemarken in 2022 geen vooruitgang heeft geboekt op het gebied van afvalproductie, recycling en de circulaire economie. Het circulaire materiaalgebruik is licht gedaald, van 8 % in 2016 tot 7,8 % in 2021, en ligt daarmee onder het Uniegemiddelde van 11,7 % in 2021. Hoewel het actieplan voor de circulaire economie tot doel heeft de materiaalvoetafdruk van de Unie aanzienlijk te verminderen, bedroeg de materiaalvoetafdruk van Denemarken in 2020 25,6 ton per hoofd van de bevolking, ruim boven het EU-gemiddelde voor 2020 (13,7 ton per hoofd van de bevolking). Denemarken blijft ondermaats presteren in verschillende aspecten van de circulaire economie, met name de productie van stedelijk afval, recyclingpercentages en voedselafval. Wat stedelijk afval betreft heeft Denemarken nog steeds de grootste hoeveelheid stedelijk afval per hoofd van de bevolking in de Unie, met 786 kg/jaar/hoofd in 2021 (Uniegemiddelde 530 kg/jaar/hoofd in 2021), in een context waar er geen nationale doelstelling voor algemene afvalvermindering is. Wat recycling betreft moet Denemarken aanzienlijke inspanningen leveren om de Unierecyclingdoelstelling voor stedelijk en verpakkingsafval voor 2025 te halen en ligt het onder het Uniegemiddelde van 49,6 %, met een percentage van 34,3 % (14) in 2021. Ten slotte presteert Denemarken slecht in de Unie wat betreft de indicatoren voor voedselverspilling. Het is sterk afhankelijk van afvalverbranding: meer dan 50 % van het stedelijk afval wordt verbrand, tegenover een Uniegemiddelde van ongeveer 26 %.

(29)

Denemarken heeft zich verbonden tot ambitieuze doelstellingen op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie en loopt voorop bij het gebruik van hernieuwbare energie, met name de productie van windenergie. Het aardgasverbruik van Denemarken is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 25,2 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (15), is overtroffen. Denemarken zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (16) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Om de doelstellingen op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie te bereiken en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energiemix te vergroten, zijn een snellere inbedrijfstelling van projecten en vereenvoudigde vergunningsregels essentieel om de nationale ambities voor de uitrol van windenergiecapaciteit op zee en aan land te verwezenlijken. Om extra capaciteit te creëren, met inbegrip van energie-eilanden in de Oostzee en de Noordzee, is een adequate planning van de netuitbreiding op transmissie- en distributieniveau nodig. Ondertussen kunnen investeringen in energie-efficiëntie de behoefte aan investeringen in energie-infrastructuur verminderen. Door het versterken van energie-efficiëntiemaatregelen in gebouwen, het combineren van isolatiemaatregelen en de uitrol van koolstofvrije verwarmingsbronnen kan de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verder worden verminderd en de vraag naar energie worden teruggedrongen. Verbeteringen van de energie-efficiëntie in openbare gebouwen kunnen verder worden ondersteund door de begrotingsbeperkingen voor groene projecten voor gemeenten en regio's op te heffen. Aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de energie-efficiëntie in particuliere gebouwen zouden helpen de hoge energiekosten in Denemarken, dat in 2022 de op één na hoogste gemiddelde energierekening voor huishoudens had, te verlagen. Binnenlandse industriële activiteiten bieden mogelijkheden voor verbetering van de energie-efficiëntie, met name door het benutten van overtollige warmte in stadsverwarming.

(30)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Denemarken tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 60 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder milieutechnici, milieubeschermers en bouwarchitecten. Hoewel de vraag naar vaardigheden voor de groene transitie toeneemt, is het aantal werknemers in energie-intensieve sectoren dat onderwijs en opleiding volgt de afgelopen tien jaar beduidend gedaald, van 24,6 % in 2015 tot 15,6 % in 2021,

BEVEELT AAN dat Denemarken in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

In 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk afbouwen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Met behoud van een gezonde begrotingssituatie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei, en een voorzichtige begrotingssituatie op middellange termijn handhaven.

Het nieuwe onroerendgoedbelastingstelsel invoeren om de koppeling tussen marktprijzen en belastingen te herstellen en de belastingheffing billijker te maken. Investeringen in de bouw van betaalbare woningen bespoedigen om in de meest dringende behoeften te voorzien.

2.   

De gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan voortzetten en, na de recente indiening van het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel van start gaan met de uitvoering van de desbetreffende maatregelen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Het beleid inzake circulaire economie en afvalbeheer versterken, onder meer door de uitvoering van het nationale actieplan voor de circulaire economie van Denemarken te versnellen, afvalpreventie en hergebruik van stedelijk en ander afval te bevorderen, het recyclingpercentage te verhogen, voedselafval te verminderen en over te schakelen van verbranding van stedelijk afval op groenere bronnen van warmteopwekking.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energievoorziening vergroten. Op de toenemende vraag en flexibiliteitsbehoeften inspelen door de nodige ontwikkelingen van het elektriciteitsnet op transmissie- en distributieniveau te stimuleren. De toepasselijke vergunningsregels voor hernieuwbare energie stroomlijnen. Aanvullende maatregelen uitvoeren die de energie-efficiëntie in particuliere en openbare gebouwen ondersteunen om de energierekeningen en de kosten van het energiesysteem te verlagen. Zorgen voor een betere uitrol van koolstofvrije verwarmingsbronnen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10154/2021 INIT.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Denemarken (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 14).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunten van het bbp zullen leveren.

(10)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Denemarken (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 27).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Denemarken, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 1,9 % in nominale termen.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp leveren.

(14)  Denemarken heeft de Commissie laten weten dat het gerapporteerde recyclingspercentage van 2021 was gebaseerd op onjuiste gegevens en zal worden herzien.

(15)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/38


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Duitsland

(2023/C 312/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Duitsland heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Duitsland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 28 april 2021 heeft Duitsland overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Op grond van artikel 19 van die verordening heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Duitsland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Duitsland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Duitsland heeft op 24 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 26 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Duitsland over de vorderingen bij het behalen van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Duitsland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Duitsland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Duitsland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. Daarin concludeerde zij dat Duitsland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name het aanhoudend groot overschot op de lopende rekening, dat het gevolg is van getemperde investeringen in vergelijking met de besparingen en grensoverschrijdende relevantie heeft, werd geleidelijk verminderd, recent nog in volle energiecrisis, maar er wordt een uitgesproken stijging verwacht. Het huidige overschot op de lopende rekening liep tot 2019 langzaam terug, met een lichtjes stijgende binnenlandse investeringsratio en een dalende handelsbalans, en stond sindsdien in het teken van ongewone economische omstandigheden. Het overschot daalde uitgesproken in 2022 door de hogere prijzen voor energie-import, samen met een inkrimping van het niet-energiegebonden handelsoverschot en een herstel in de toerisme-import. In 2022 bleef het overschot boven het peil dat bleek uit de fundamentals van het land en verwacht wordt dat het uitgesproken zal terugveren in 2023 en bijna onveranderd zal blijven in 2024. Volgens de prognoses zal het onder de drempel voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden blijven. De prognoses gaan uit van een sterke stijging van de lonen, waardoor de binnenlandse vraag wordt ondersteund, terwijl de loonkosten per eenheid product mogelijk sneller zullen groeien dan in de rest van de eurozone. Niettemin worden consumptie en investeringen tijdelijk getemperd door de hoge inflatie. De afgelopen jaren zijn de woningprijzen sterk gestegen, al is de vastgoedmarkt sinds midden 2022 ietwat afgekoeld. Omdat er te weinig wordt geïnvesteerd in woningbouw kan het woningaanbod de vraag niet volgen, en dat zou de voortdurende risico's van overwaardering wel eens kunnen vergroten. De tijdige en effectieve uitvoering van de initiatieven rond overheidsinvesteringen en het wegnemen van obstakels voor investeringen zou een verdere vermindering van de kwetsbaarheden ten goede komen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Duitsland van 3,7 % van het bbp in 2021 naar 2,6 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 69,3 % van het bbp eind 2021 naar 66,3 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dit verslag wordt de begrotingssituatie van Duitsland besproken, aangezien het tekort van het land volgens de plannen in 2023 groter zal zijn dan 3 % van het bbp. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Duitsland moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de energiebelasting op brandstoffen en een verlaging van de belasting over de toegevoegde waarde op gas en districtsverwarming, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen een forfaitaire energiebonus en de overname van de rekening van december voor particuliere gasconsumenten omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,2 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 4,2 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,8 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Duitsland aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk 2,7 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Duitsland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,3 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers (9). Duitsland heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 2,4 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 1,2 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Tegelijkertijd daalden door de belastingverlagingen in de inkomstenbelasting de overheidsinkomsten en droegen ze ook bij (0,1 % van het bbp) tot de groei van de netto primaire lopende uitgaven. De aanzienlijke expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde lopende uitgaven was slechts deels het gevolg van de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen aan te pakken en van de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne. Duitsland heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus niet voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 0,2 % en in 2024 met 1,8 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare groei van het reële bbp van 0,2 % in 2023 en 1,4 % in 2024.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal toenemen tot 4,25 % van het bbp in 2023. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van de bijkomende uitgaven voor de rem op de energieprijzen betreffende gas en elektriciteit. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 66,3 % eind 2022 tot 67,75 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 2,3 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het tekort dat werd voorspeld in het stabiliteitsprogramma 2023 en is voornamelijk het gevolg van de lagere uitgaven voor de rem op de energieprijzen waarvan wordt uitgegaan. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 65,2 % eind 2023. Het verschil is te wijten aan een kleiner tekort.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Ze bestaan uit nieuwe maatregelen vergeleken met 2022, met name de rem op de energieprijzen voor gas en elektriciteit. De kosten van die maatregelen worden deels gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk een heffing op buitengewone winsten. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 2,0 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, maar vele ervan behouden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,5 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,3 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stabiel blijven ten opzichte van 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,8 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Duitsland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Duitsland klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Duitsland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 0,5 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (‒ 2,7 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 0,3 % van het bbp zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,2 % van het bbp. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,2 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers zullen leveren (13). Duitsland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals de energetische renovatie van gebouwen, de verbetering van de laadinfrastructuur voor elektrische auto's en het uitrusten van scholen voor het digitale tijdperk, die deels worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 1,75 % van het bbp. De daling in 2024 is vooral te danken aan de uitfasering van de rem op de energieprijzen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 66,5 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,2 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan het tekort dat werd voorspeld in het stabiliteitsprogramma 2023 en is voornamelijk het gevolg van de lagere uitgaven voor de energiesteunmaatregelen waarvan wordt uitgegaan. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 64,1 % eind 2024, voornamelijk vanwege een lager tekort.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van deze maatregelen in 2024 0,3 % van het bbp zullen bedragen. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De meeste energiesteunmaatregelen waarvan momenteel wordt verwacht dat ze van kracht zullen blijven in 2024 lijken niet gericht te zijn op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Bijna allemaal houden ze de prijsprikkel in stand om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2,5 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 2,0 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,4 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De aanpassing waarvan in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan, valt lager uit dan de besparingen door de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Dat is te wijten aan het feit dat enkele van die maatregelen in 2024 van kracht blijven en aan inkomstenverlagende discretionaire maatregelen zoals verscheidene verminderingen van de inkomstenbelasting.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stabiel blijven op 2,5 % van het bbp in 2023 en in 2024. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Daarin zitten verscheidene hervormingen van het stelsel van inkomstenbelastingen en van het pensioenstelsel.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting geleidelijk dalen tot 0,75 % van het bbp in 2025 en 2026. Het geplande overheidstekort zal in 2024 dus onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 66,5 % van het bbp eind 2024 tot 65,5 % van het bbp eind 2026.

(28)

Hoewel de werkgelegenheidsprestatie solide blijft terwijl de bevolking snel vergrijst, zullen de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden naar verwachting verder blijven toenemen. De bevolking in de werkende leeftijd zal in de jaren 2020 naar verwachting met 3,7 miljoen mensen afnemen doordat de babyboomgeneratie met pensioen gaat. Hierdoor zullen de financieringsbehoeften van het verplichte omslagstelsel (de eerste pensioenpijler) aanzienlijk toenemen en mogelijk een uitdaging vormen voor de toereikendheid van pensioenen. Een nettomigratiebalans van ongeveer 400 000 mensen per jaar zou nodig zijn om een dalend niveau van potentiële arbeidskrachten te compenseren. De wettelijke pensioenleeftijd zal geleidelijk toenemen tot 67 jaar in 2031. Hoewel de werkgelegenheidsgraad van werknemers tussen 55 en 64 jaar tot de hoogste van de Unie behoort, is de stijging van de effectieve pensioenleeftijd de voorbije jaren vertraagd en loopt de werkgelegenheid bij de 65-plussers achter op de toppresteerders binnen de Unie. Dit is ook te wijten aan mogelijkheden om vervroegd met pensioen te gaan, wat een bijkomende druk legt op de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Mensen die ten minste 35 jaar hebben gewerkt, kunnen vervroegd met pensioen, met een relatief kleine vermindering van de pensioenuitkering. Wie ten minste 45 jaar heeft gewerkt, kan met pensioen zonder pensioenrechten te verliezen (“Rente nach 45 Beitragsjahren”). De door de staat gesubsidieerde private pensioenregelingen (persoonlijke pensioenregeling van de derde pijler — “Riester Rente”) zijn tot nu toe onvoldoende benut. Ondanks inspanningen om het gebruik van bedrijfspensioenen (tweede pijler) te doen toenemen, blijft de dekking op ongeveer 56 %.

(29)

De belastingmix in Duitsland blijft sterk leunen op belastinginkomsten uit arbeid, terwijl belastinggrondslagen die inclusieve en duurzame groei kunnen ondersteunen, onderbenut blijven. De loonwig in Duitsland is een van de grootste in de Unie, en de wisselwerking tussen het belasting- en transferstelsel leidt tot zwakke stimulansen om meer uren te werken voor mensen met een laag inkomen en tweede verdieners, vaak vrouwen. Dat weegt op het arbeidsaanbod en verergert het tekort aan arbeidskrachten. Het aandeel milieubelastingen in Duitsland ligt lager dan het Uniegemiddelde voor zowel energie- als vervoerbelasting. De voertuigbelasting vormt geen stimulans voor milieuvriendelijker vervoer. Subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, zoals subsidies voor fossiele brandstoffen (waaronder belastingvrijstellingen en -verminderingen), blijven aanzienlijk en remmen de groene transitie af.

(30)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Gezien de tijdelijke aard van de faciliteit die tot 2026 loopt, is het van essentieel belang dat er snel wordt begonnen met de uitvoering van het plan. Hoewel het Duitse herstel- en veerkrachtplan wordt uitgevoerd, blijven er nog aanzienlijke vertragingen. Beperkte middelen die worden toegekend aan de uitvoering van het plan en onvoldoende prioritering hebben ertoe geleid dat Duitsland achterophinkt bij het uitvoeringsproces. Duitsland moet zijn operationele overeenkomsten nog ondertekenen en zijn eerste betalingsaanvraag nog indienen. Het Duitse herstel- en veerkrachtplan werd al een keer herzien op 14 februari 2023, waarbij twee investeringsmaatregelen werden aangepast die niet volledig konden worden uitgevoerd door objectieve omstandigheden (16). Het plan zal naar verwachting in 2023 opnieuw worden herzien met nog een addendum, zodat het REPowerEU-hoofdstuk kan worden toegevoegd en de toename van niet terug te betalen steun kan worden opgenomen. Er wordt evenwel nog onderhandeld over het REPowerEU-hoofdstuk en over het opnemen van de toename van niet terug te betalen steun. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Duitsland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(31)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Duitsland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Duitsland tot stand te brengen.

(32)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, staat Duitsland voor een aantal extra uitdagingen in verband met digitalisering, energiebeleid en de groene transitie.

(33)

Hoewel Duitsland aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om de digitalisering van overheidsdiensten te verbeteren, blijft de uitvoering beperkt. Slechts een paar doelstellingen van de wet onlinetoegang, die de continue digitalisering van de frontoffice van alle administratieve diensten verplicht maakt, werden tegen de streefdatum (eind 2022) gehaald. Uit de benchmark voor e-overheid van de Commissie blijkt dat het land ook ondermaats presteert bij de digitalisering van de backoffice, die cruciaal is voor doeltreffende dienstverlening die verder gaat dan het toepassingsgebied van de wet onlinetoegang. In verband hiermee werd de modernisering van registers als onderdeel van de wet modernisering van registers voor de uitvoering van het “eenmaligheidsbeginsel” van de Unie — waarbij personen en ondernemingen standaardinformatie slechts één keer aan de autoriteiten moeten verstrekken — als prioriteit aangemerkt. Er is evenwel weinig vooruitgang geboekt sinds de wet in 2021 in werking is getreden. Bovendien is er een lage benuttingsgraad van diensten die zijn gedigitaliseerd: Duitsland scoort slechter dan het Uniegemiddelde wat betreft het aandeel mensen dat e-overheidsdiensten gebruikt. Duitsland presteert ook onder het Uniegemiddelde op diverse aspecten van de indicatoren van de benchmark voor e-overheid zoals transparantie, het bestaan van belangrijke aanjagers en de toegankelijkheid van digitale openbare diensten voor mensen vanuit het buitenland. De nationale raad voor regelgevingscontrole acht de uitvoering van de wet onlinetoegang inadequaat en heeft verwachte tekorten aan arbeidskrachten aangemerkt als een groot risico als er geen efficiëntiewinsten door digitalisering worden geboekt. De knelpunten die bij de digitalisering van openbare diensten zijn vastgesteld, gelden ook voor overeenstemmende maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan van Duitsland.

(34)

Voor de digitale transitie is het cruciaal dat de digitale vaardigheden worden verbeterd om de tekorten aan geschoold personeel aan te pakken en de productiviteit te vergroten. In 2021 had 49 % van de 16- tot 74-jarigen in Duitsland ten minste digitale basisvaardigheden, wat lager is dan het Uniegemiddelde van 54 %. Dit staat de digitale transitie in de weg. Van alle 16- tot 19-jarigen had slechts 50 % in 2021 ten minste digitale basisvaardigheden; dat is 19 procentpunten lager dan het Uniegemiddelde. Hoewel Duitsland boven het Uniegemiddelde scoort voor het percentage ICT-specialisten dat aan het werk is en gelijke tred houdt met het Uniegemiddelde voor vrouwelijke ICT-specialisten, zijn er veel openstaande vacatures, wat op bijkomende behoeften wijst. Extra inspanningen om lerarentekorten aan te pakken en leerkrachten beter op te leiden in digitalisering op alle onderwijsniveaus, zouden cruciaal zijn om de digitale vaardigheden te verbeteren. De integratie van digitale technologieën in zakelijke activiteiten ligt slechts rond het Uniegemiddelde, met inbegrip van het aandeel kleine en middelgrote ondernemingen met ten minste een basisniveau van digitale intensiteit en de benutting door ondernemingen van geavanceerde technologieën zoals cloud, big data en artificiële intelligentie. Het herstel- en veerkrachtplan van Duitsland bevat verschillende maatregelen die digitale vaardigheden, en met name digitaal onderwijs, ondersteunen, zoals investeringen in digitale toestellen voor leerkrachten, een onderwijsplatform en kenniscentra voor onderwijs. Bovendien voert Duitsland maatregelen uit om zijn werknemers te helpen bij- en omscholen. Dit omvat het toespitsen op de digitalisering van ondernemingen (bv. Europese digitale-innovatiehubs of de regeling voor investeringssteun Digitaal Nu (“Digital Jetzt”)).

(35)

Algemeen heeft slechts 19,3 % van de huishoudens toegang tot een glasvezelbreedbandverbinding, waardoor Duitsland behoort tot de lidstaten met de laagste glasvezeldekking (het op één na laagst genoteerde land in de Unie, terwijl de landen in de top vijf van de Unie een glasvezeldekking van ten minste 85 % hebben). Het gebrek aan glasvezelverbindingen en netwerken met zeer hoge capaciteit in het algemeen is met name uitgesproken in plattelandsgebieden. Dit remt de productiviteitsgroei af, vooral bij kleine en middelgrote ondernemingen. Het is mogelijk dat het streefcijfer om 50 % van de huishoudens en ondernemingen tegen 2025 aan te sluiten op het glasvezelnetwerk (en 100 % tegen 2030) niet tijdig wordt gehaald. Er werden overeenkomstige maatregelen opgenomen in de gigabitstrategie van juli 2022. Het verbeteren van randvoorwaarden, bijvoorbeeld door de plannings- en uitvoeringscapaciteit in de overheidssector te vergroten, is cruciaal voor het versnellen van de glasvezeldekking. Om te voldoen aan de netwerkstreefcijfers, zijn er ook verbeteringen nodig van de administratieve procedures voor de aanvraag en toewijzing van vergunningen, en van de standaardisering van alternatieve, minder tijdrovende installatiemethoden.

(36)

Duitsland is er in 2022 in geslaagd zijn sterke afhankelijkheid van Russisch gas en Russische olie doeltreffend te verminderen ten opzichte van 2021 (van 65 % tot bijna nul voor gas, en van 34,12 % tot minder dan 25 % voor olie (17)). Duitsland heeft plannen voor en is begonnen met de bouw van aardgasinfrastructuur die de invoer van Russisch gas op de middellange termijn volledig zou vervangen. Vorige winter heeft Duitsland voldaan aan zijn gasopslagverplichtingen: tegen 1 november 2022 was 99,2 % van de opslagcapaciteit gevuld. Dankzij geïnterconnecteerde gasmarkten zou door Duitsland ingevoerd vloeibaar aardgas (lng) bijdragen tot de leveringszekerheid in de Unie, op voorwaarde dat de passende infrastructuur zonder verdere vertragingen wordt aangelegd. Tegelijkertijd is het land nog steeds afhankelijk van ingevoerde fossiele brandstoffen. Het aardgasverbruik van Duitsland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 16 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18), is overtroffen. Duitsland zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (19) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(37)

Hernieuwbare elektriciteit is cruciaal voor de succesvolle uitrol van de Duitse plannen voor de groene transitie, ook voor de productie van hernieuwbare waterstof, elektrische voertuigen en warmtepompen, en om energiezekerheid op de middellange termijn te bereiken. Er zou echter een verdriedubbeling van de uitrol van hernieuwbare energie (van + 67 % in de voorbije acht jaar tot + 196 % in de volgende acht jaar) nodig zijn om de nationale uitrolstreefcijfers te halen. Complexe en lange vergunningsprocedures houden de uitrol van hernieuwbare energiebronnen en aanvullende nettonultechnologieën tegen, terwijl recent vastgestelde wetgeving om de processen te verbeteren, nog moet worden ingevoerd. De verlening van vergunningen wordt niet alleen verhinderd door de reeds aangepakte uitdagingen, maar ook door het gebrek aan digitalisering en verwante vaardigheden en door onderbemande instanties, waaronder rechtbanken. Er blijven knelpunten bestaan met betrekking tot flexibiliteit van het net, waaronder opslag, en de uitbreiding van hoogspanningstransmissienetten, waaronder de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang. Bovendien zijn de distributienetten van Duitsland nog onvoldoende gedigitaliseerd en geüpgraded om de vele nieuwe producenten en consumenten van elektrische voertuigen, zonnepanelen en warmtepompen te kunnen bedienen, terwijl de elektriciteitsopslag zou kunnen worden uitgebreid. De inspanningen voor energie-efficiëntie, onder meer in vervoer, verwarming van huizen en industrie, en de betaalbare uitrol van warmtepompen gaan gepaard met een aantal uitdagingen inzake opschaling en tijdige uitvoering om Duitsland in staat te stellen zijn klimaat- en energiedoelstellingen te halen, zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en het concurrentievermogen en het scheppen van banen, ook in de clean tech-productiesector, te stimuleren. Om de klimaatdoelstellingen te halen, is er meer actie nodig om de vervoer- en bouwsector koolstofvrij te maken. Deze sectoren hebben hun nationale sectorspecifieke emissiedoelstellingen voor 2022 niet gehaald, ondanks de invoering van maatregelen zoals een nationale koolstofprijs om de emissies in deze twee sectoren te doen dalen. De natuurlijke koolstofput in Duitsland is sinds 2016 geslonken; er moet dus actie worden ondernomen voor de herstelling van bossen en veengebieden. Meer inspanningen voor aanpassing aan de klimaatverandering, de circulaire economie en milieubescherming verminderen de risico's van wereldwijde uitdagingen en dragen bij tot klimaatveerkracht, het veiligstellen van natuurlijke hulpbronnen en het verminderen van de afhankelijkheid van de industrie van kritieke grondstoffen.

(38)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Het verbeteren van de onderwijsresultaten van kansarme groepen vormt een betere basis voor permanente scholing. Volwassenenonderwijs is essentieel om hardnekkige tekorten aan vaardigheden aan te pakken. De voorbije tien jaar is de deelname van volwassenen aan leeractiviteiten in de afgelopen vier weken ruwweg stabiel gebleven, onder het Uniegemiddelde (8,1 % in 2022; Uniegemiddelde 11,9 %), en voor laaggeschoolde werknemers was dit amper 4 %. Bovendien is in energie-intensieve sectoren de deelname aan onderwijs en opleiding van werknemers gedaald van 9,8 % in 2015 tot 7,6 % in 2021, wat lager is dan het Uniegemiddelde (8,9 %). Het bevorderen van initiële en voortgezette beroepsopleidings- en -leerprogramma's ter ondersteuning van de groene transitie zou aansluiten bij de doelstelling van Duitsland om tegen 2030 elk jaar 65 % van de volwassenen in het onderwijs te hebben.

(39)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (20) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(40)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Duitsland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(41)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die te maken hebben met het aanhoudend groot overschot op de lopende rekening. De aanbevelingen 2, 3 en 4 dragen bij tot de uitvoering van aanbeveling 1 wat betreft hogere investeringen. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 40,

BEVEELT AAN dat Duitsland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2,5 % (21).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen. Initiatieven rond overheidsinvesteringen uitvoeren zoals gepland.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De belastingmix verbeteren om meer inclusieve en duurzame groei tot stand te brengen, met name door middel van betere belastingprikkels om meer uren te werken. De houdbaarheid van het pensioenstelsel op de lange termijn veiligstellen.

2.   

De uitvoering van zijn herziene herstel- en veerkrachtplan aanzienlijk versnellen, mede door te zorgen voor voldoende middelen, en het addendum en het REPowerEU-hoofdstuk snel afronden om met de uitvoering ervan van start te kunnen gaan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De digitalisering van de volledige dienstenketen voor openbare diensten versnellen en de digitale vaardigheden van de mensen verbeteren. Belemmeringen voor investeringen wegnemen en investeringen in digitale communicatienetwerken met zeer hoge capaciteit stimuleren.

4.   

Meer inspanningen leveren om de totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen door investeringen in elektriciteitsnetten en hernieuwbare energie te stimuleren en de uitrol ervan te versnellen door verbeterde administratieve capaciteit en gestroomlijnde processen, waaronder vergunningsprocedures. De energie-efficiëntie-inspanningen in vervoer, bouw en industrie opvoeren, onder meer door investeringen in verwarmingssystemen en verdere beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verstrekking en verwerving van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10158/2021 INIT; ST 10158/2021 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Duitsland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 18).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,4 procentpunt van het bbp geleverd. Deze bijdrage houdt voornamelijk verband met de nationalisering en herkapitalisatie van groothandelsgasleveranciers in Duitsland voor het garanderen van de energiezekerheid.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Duitsland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 35).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Duitsland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 7,1 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp zullen leveren. Deze bijdrage houdt hoofdzakelijk verband met de stopzetting van de maatregel om groothandelsgasleveranciers in Duitsland te nationaliseren en te herkapitaliseren om de energiezekerheid van het jaar voordien te garanderen.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Uitvoeringsbesluit van de Raad van 14 februari 2023 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Duitsland (ST 5536/2023).

(17)  Duitsland heeft sinds augustus 2022 geen Russisch gas en sinds februari 2023 geen Russische olie meer ingevoerd.

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(20)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/49


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Estland

(2023/C 312/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Estland heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Estland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 18 juni 2021 heeft Estland zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 29 oktober 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Estland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid. Op 9 maart 2023 heeft Estland een herzien nationaal herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van een REPowerEU-hoofdstuk, bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 21 quater van Verordening (EU) 2021/241. Het herziene herstel- en veerkrachtplan houdt ook rekening met de geactualiseerde maximale financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 2, van die verordening en bevat een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie om het uitvoeringsbesluit van de Raad van 3 november 2021 te wijzigen overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241, omdat het herstel- en veerkrachtplan als gevolg van objectieve omstandigheden gedeeltelijk niet meer haalbaar is. Op 12 mei 2023 heeft de Commissie haar voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland aangenomen. Op 16 juni 2023 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit tot wijziging van zijn uitvoeringsbesluit van 29 oktober 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Estland (7) vastgesteld.

(10)

Op 11 mei 2023 heeft Estland zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 28 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Estland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Estland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Estland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Estland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Estland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. Zij heeft geconcludeerd dat Estland geen macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. Met name de kwetsbaarheden in verband met het concurrentievermogen en de ontwikkeling van de huizenprijzen zijn onlangs toegenomen, maar lijken momenteel over het geheel genomen onder controle te zijn. De lonen en vooral de prijzen zijn in 2022 sterk gestegen, maar het verlies aan concurrentievermogen lijkt beperkt, terwijl de lopende rekening slechts een klein tekort vertoont en naar verwachting in 2023 en 2024 bijna in evenwicht zal zijn. Indien de inflatie en de loondruk aanhouden, dreigen zij echter het concurrentievermogen van Estland te schaden, met name omdat de kerninflatie ruim boven het gemiddelde van de eurozone ligt. De huizenprijzen zijn sinds de COVID-19-pandemie sterk gestegen, maar vertonen geen sterke tekenen van overwaardering. Gezien de renteverhogingen en de recente economische recessie zullen de huizenprijzen waarschijnlijk weer dalen. Bovendien zijn de schulden en leningen van de huishoudens relatief gematigd en is de financiële sector gezond. Het beleidskader is over het algemeen gunstig, hoewel enkele extra inspanningen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Een voortgezet anticyclisch begrotings- en macroprudentieel beleid, waar nodig versterkt, zou in dat opzicht belangrijk zijn. Bevordering van de concurrentie op de binnenlandse markt zou kunnen bijdragen tot het beheersen van de prijsdruk.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens is het overheidstekort van Estland afgenomen van 2,4 % van het bbp in 2021 tot 0,9 % in 2022, terwijl de overheidsschuld is gestegen van 17,6 % van het bbp eind 2021 tot 18,4 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Estland besproken, aangezien het overheidstekort volgens de ramingen in 2023 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp zal overschrijden. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium werd voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Estland moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit een lagere accijns op landbouwbrandstof; terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen een gedeeltelijke compensatie van energierekeningen omvatten voor huishoudens met een lager dan mediaan inkomen, verlaagde nettarieven voor elektriciteit en gas voor huishoudens en bedrijven, prijsplafonds voor elektriciteit en gas voor huishoudens, en een eenmalige sociale overdracht van 50 euro aan gepensioneerden en gezinnen met kinderen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,8 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,6 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,3 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Estland aanbevolen (8) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (9) in 2022 met 1,3 % van het bbp contractief, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Estland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,4 % van het bbp in 2022 (1,6 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van de snelle en onvoorziene stijging van de bouwprijzen. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,6 procentpunten aan de begrotingskoers (10). Estland heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,8 procentpunten. Estland heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende beperkt.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is voor 2023 voorzichtig en komt voor de periode daarna overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering verwacht dat het reële bbp in 2023 met 1,5 % zal krimpen en in 2024 met 3,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere krimp van het reële bbp van 0,1 % in 2023 en een vergelijkbare groei van 3,0 % in 2024. Het verschil in 2023 is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat de Commissie een gunstiger ontwikkeling van de particuliere consumptie verwacht, samen met een iets lagere inflatie (gemeten aan de hand van het geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP)) en hogere loongroeiprognoses.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 voorziet de regering dat het overheidstekort zal stijgen tot 4,3 % van het bbp in 2023. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van discretionaire maatregelen, zoals extra uitgaven voor gezinsuitkeringen, pensioenen, defensie en onderwijs en de aanpassing van de belastingschijven om de inkomstenbelasting te verlagen, alsmede een veronderstelde stijging van de uitgaven van de lokale overheden. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 18,4 % eind 2022 tot 20,2 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,1 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort, voornamelijk als gevolg van het noemereffect van hogere nominale bbp-prognoses en een hogere geraamde groei van de belastinggrondslagen en de fiscale en niet-fiscale ontvangsten.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name de terugbetaling van een deel van de verwarmings-, elektriciteits- en gasrekeningen van alle huishoudens. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023 (11). De maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, en houden het prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen, niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (12) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,1 procentpunt van het bbp stijgen ten opzichte van 2022.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Estland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (13), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Estland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Estland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,8 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (+ 1,3 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 1,2 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. Dit omvat ook hogere kosten om ontheemden uit Oekraïne tijdelijke bescherming te bieden (met 0,1 % van het bbp). De expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus niet het gevolg van de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) wordt voornamelijk bepaald door sociale uitgaven, ambtenarensalarissen, onderwijs en defensie-uitgaven. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,8 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten aan de begrotingskoers zullen leveren. Estland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand houden (14). Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energie-efficiëntie van woningen, versterking van de elektriciteitstransmissienetten om meer groene energieproductie mogelijk te maken, internetbreedband, digitale diensten en bij- en omscholingsmodules voor vaardigheden voor de groene transitie.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 licht zal dalen tot 4,2 % van het bbp. De daling in 2024 is voornamelijk het gevolg van een daling van de uitgaven als aandeel van het bbp. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 23,6 %. Zoals in het programma wordt aangegeven, omvatten die prognoses echter nog niet de geplande begrotingsconsolidatiemaatregelen van de op 17 april 2023 aangetreden nieuwe regering, omdat de maatregelen nog niet wettelijk zijn vastgelegd. De nieuwe regering is voornemens de belasting over de toegevoegde waarde, milieubelastingen en accijnzen op alcohol en tabak te verhogen en een autobelasting in te voeren. Aan de uitgavenzijde wil de regering bepaalde kinderbijslagen verlagen. In totaal wordt volgens het stabiliteitsprogramma 2023 geraamd dat die maatregelen het begrotingssaldo in 2024 met 1,3 % van het bbp zullen verbeteren. Op basis van beleidsmaatregelen die op de afsluitingsdatum van de prognoses voldoende gedetailleerd bekend zijn (d.w.z. zonder de geplande begrotingsconsolidatiemaatregelen van de nieuwe regering), wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2024 uitgegaan van een overheidstekort van 2,7 % van het bbp. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk doordat voor 2023 een lagere tekortgrondslag wordt verwacht en doordat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor het bbp en de belastingontvangsten voor 2024 gunstiger is. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt eveneens uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 21,3 % eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van een volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (15). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (16) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 4,9 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal tevens bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt en die, indien zij aanhoudt, tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 echter niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 4,5 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen percentage.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen in 2024 naar verwachting op 5,3 % van het bbp blijven, tegen gemiddeld 5,3 % van het bbp in 2018-2023. Wat de financieringsbronnen betreft zullen de nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting afnemen en de door de Unie gefinancierde investeringen toenemen, met name via de faciliteit.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting 4,0 % van het bbp bedragen in 2025, 4,5 % in 2026 en 4,2 % tegen 2027. Er wordt dus niet verwacht dat het algemene overheidstekort gedurende de looptijd van het programma weer onder de 3 % van het bbp uitkomt. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 23,6 % van het bbp eind 2024 tot 33 % van het bbp eind 2027. Zoals hierboven is opgemerkt, is in deze prognoses echter nog geen rekening gehouden met de geplande begrotingsconsolidatiemaatregelen van de nieuwe regering.

(28)

Estland heeft op 9 maart 2023 een herziening van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend, samen met een REPowerEU-hoofdstuk. Op 12 mei 2023 heeft de Commissie haar positieve beoordeling voorgesteld, die door de Raad moet worden goedgekeurd. Als gevolg van de hoge inflatie en verstoringen van de toeleveringsketens door de oorlog in Oekraïne zijn enkele investeringen uitgesteld of stopgezet, waardoor het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan moest worden herzien. Estland is de eerste lidstaat die een REPowerEU-hoofdstuk in de herziening van het plan heeft opgenomen en is voornemens de eerste en tweede betalingsaanvraag in te dienen zodra het herziene plan door de Raad is goedgekeurd.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan zal de financiering mogelijk maken van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Estland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Estland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Estland tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Estland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met de toereikendheid van het sociale vangnet, met name voor werklozen en ouderen, langdurige zorg en gezondheidszorg, en energie en de groene transitie.

(32)

De toereikendheid van het sociale vangnet is verbeterd, maar het risico van armoede of sociale uitsluiting blijft hoog voor sommige groepen, met name ouderen (41,6 % in Estland tegen 19,5 % in de Unie in 2021) en personen met een handicap (met 40,4 % in Estland tegen 28,9 % in de Unie in 2021). Voor ouderen (65+) is het risico van armoede of sociale uitsluiting groot, vooral omdat het gemiddelde pensioen laag is. Bovendien bestaat er nog steeds een genderkloof inzake armoede onder ouderen (het armoederisico voor oudere vrouwen is 47,9 %, bijna 21 procentpunten hoger dan voor mannen). Door beperkende maatregelen voor het ontvangen van werkloosheidsuitkeringen, met name de hoge drempels voor werk en inkomen vóór werkloosheid, blijven werklozen blootgesteld aan het risico om in armoede te vervallen. Mensen die korte perioden aan het werk zijn en mensen met niet-standaardwerk komen niet in aanmerking voor werkloosheidsuitkeringen wanneer zij werkloos worden. In 2022, ontving slechts 29 % van de nieuw geregistreerde werklozen een werkloosheidsuitkering en 39 % de vaste werkloosheidsuitkering. Het uitbreiden van het recht op werkloosheidsuitkeringen en het versoepelen van de minimumcriteria om er toegang toe te krijgen, met name voor mensen die korte perioden aan het werk zijn en mensen met niet-standaardwerk, en het verhogen van de toereikendheid van de pensioenen zou de sociale bescherming kunnen helpen versterken.

(33)

Estland heeft initiatieven genomen om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van langdurige zorg te verbeteren, maar er blijven uitdagingen bestaan. De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg zijn laag in vergelijking met het Uniegemiddelde, hetgeen een tijdige en gelijke toegang tot gezondheidszorg en langdurige zorg belemmert. Een groot deel van de bevolking van 65 jaar en ouder die langdurige zorg nodig heeft, ontvangt geen hulp bij persoonlijke verzorging of huishoudelijke activiteiten. De behoefte aan thuiszorg is een van de grootste in de Unie. Daarnaast is bij een vergrijzende bevolking en een levensverwachting die in Estland een van de laagste in de Unie is, het percentage zelfgerapporteerde onvervulde medische behoeften hoog, hoewel het in vergelijking met voorgaande jaren is gedaald (13 % in 2020 en 8,1 % in 2021, tegenover een Uniegemiddelde van 2 %). Dit hoge percentage houdt met name verband met wachtlijsten en een tekort aan en ongelijke spreiding van gezondheidswerkers in het land. Hoewel de eigen bijdragen licht zijn gedaald, zijn ze zowel voor gezondheidszorg als voor langdurige zorg hoog en liggen ze ver boven het Uniegemiddelde. Het voorzien in duurzame financiering van gezondheidszorg en langdurige zorg kan de uitdagingen op deze gebieden helpen aanpakken.

(34)

Na de inval van Rusland in Oekraïne heeft Estland met succes afgezien van de invoer van gas uit Rusland door de energie-invoer om te leiden via de terminal voor vloeibaar aardgas (lng) in Klaipėda (Litouwen) en de lng-terminal in Inkoo, Finland. Het aardgasverbruik van Estland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 36 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 % is overtroffen. Estland zou krachtens Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (17) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Hoewel Estland vorderingen maakt bij de invoering van hernieuwbare energie, blijft het aandeel van schalieolie in de energiemix van Estland aanzienlijk. Het aandeel van hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie is toegenomen van 30,1 % in 2020 tot 37,6 % in 2021. Het aandeel van schalieolie was goed voor 58 % van de energiemix in 2021, wat een daling van 5 procentpunten sinds 2018 betekent, maar een stijging van 2 procentpunten sinds 2020. In het REPowerEU-hoofdstuk van het onlangs herziene herstel- en veerkrachtplan heeft Estland zich ertoe verbonden de vergunningsprocedure te hervormen en de capaciteitsopbouw van lokale vergunningsinstanties te verbeteren. Deze hervormingen zullen naar verwachting verdere vooruitgang in de richting van het gebruik van hernieuwbare energie mogelijk maken. Onvoldoende netcapaciteit voor meer hernieuwbare energie blijft verdere vooruitgang in de weg staan. Estland moet ook zijn inspanningen voortzetten om zijn elektriciteitsnet te synchroniseren met dat van de rest van de Unie om geleidelijk minder afhankelijk te worden van het BRELL-elektriciteitsnet (Belarus, Rusland, Estland, Letland en Litouwen). Er wordt vooruitgang geboekt, maar de overgang moet nog worden voltooid. Daartoe is samenwerking met Letland en Litouwen noodzakelijk. Energie-efficiëntie is cruciaal voor de groene transitie van Estland. Om de energie-efficiëntie van de economie, met inbegrip van het gebouwenbestand, te verhogen, zijn ambitieuzere energie-efficiëntiedoelstellingen nodig en moet de renovatiecapaciteit van kleinere gemeenten worden vergroot door de steunmaatregelen beter te richten. Estland heeft zich met de vaststelling van het ontwikkelingsplan voor vervoer en mobiliteit 2021-2035 op de verduurzaming van zijn vervoerssector gericht, maar er moeten meer passende maatregelen worden genomen om de overgang naar een minder vervuilende vervoerssector te versnellen.

Hoewel Estland investeert in de elektrificatie van het spoorwegnet, is de uitvoering ervan nog niet beoordeeld. Een verschuiving naar duurzaam vervoer moet ook plaatsvinden op het gebied van particuliere voertuigen, waar een ruimer gebruik van nul- en lage-emissievoertuigen nodig is. Relevante stimulansen zoals milieuheffingen, waaronder een op de uitstoot gebaseerde jaarlijkse motorrijtuigenbelasting, zouden de verschuiving naar minder vervuilende vervoersopties kunnen helpen bespoedigen.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Estland tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 68 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder afvalsorteerders, bouwkundigen en civiel ingenieurs. Daarnaast werden tekorten aan arbeidskrachten gemeld als een factor die de productie in de industrie en de bouw beperkt.

(36)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (18) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(37)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Estland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Estland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,9 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

De gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan voortzetten, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De sociale bescherming versterken door het recht op werkloosheidsuitkeringen uit te breiden, met name voor mensen die korte perioden aan het werk zijn en mensen met niet-standaardwerk, om, onder meer, armoede onder ouderen aan te pakken. De toegang tot en de betaalbaarheid van gezondheidszorg en langdurige zorg verbeteren, met name door een duurzame financiering ervan te waarborgen.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de invoering van hernieuwbare energiebronnen versnellen, onder meer door versterking van de capaciteit van het binnenlandse elektriciteitsnet. Zorgen voor voldoende capaciteit van elektriciteitsinterconnecties om de voorzieningszekerheid te vergroten en de synchronisatie met het elektriciteitsnet van de Unie voort te zetten. De energie-efficiëntie versterken via nieuwe financierings- en steunmaatregelen om de doelstellingen van de renovatiestrategie op lange termijn te halen. De inspanningen om het aandeel van duurzaam vervoer te vergroten voortzetten, door het spoornet te elektrificeren en via belastingen die de geleidelijke vernieuwing van het wagenpark in de richting van nul- of lage-emissievoertuigen stimuleren. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 12532/2021 INIT; ST 12532/2021 ADD 1; ST 12532/2021 ADD 1 COR 1; ST 12532/2021 ADD 1 COR 1 REV 1.

(7)  ST 9367/2023 INIT; ST 9367/2023 ADD 1; ST 9367/2023 ADD 1 REV 1.

(8)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Estland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 23).

(9)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(10)  De daling van de investeringen weerspiegelt de vertraging bij de uitvoering van sommige projecten door de sterke stijging van de bouwkosten als gevolg van verstoringen van de toeleveringsketen door de oorlog in Oekraïne. Tegelijkertijd leverden andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,4 procentpunten van het bbp, als gevolg van de aankoop van gas en brandstofreserves.

(11)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(12)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Estland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 44).

(13)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Estland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 13,3 % in nominale termen.

(14)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten van het bbp leveren, als gevolg van het basiseffect van 2022 toen grote gasreserves werden verworven.

(15)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(16)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(17)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/58


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Ierland

(2023/C 312/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit ("de faciliteit") werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Ierland niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Ierland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de "Aanbeveling van 2023 over de eurozone") op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel "Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk" ("het industrieel plan voor de Green Deal"). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel "Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030", die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de "REPowerEU-verordening"), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 ("de mededeling van 8 maart 2023"), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-24 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 28 mei 2021 heeft Ierland zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 8 september 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Ierland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Ierland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Ierland heeft op 4 mei 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 2 mei 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Ierland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Ierland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Ierland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Ierland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Ierland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens verbeterde het overheidssaldo van Ierland van een tekort van 1,6 % van het bbp in 2021 naar een overschot van 1,6 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 55,4 % van het bbp eind 2021 naar 44,7 % eind 2022.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de accijnzen op brandstoffen en verlagingen van de belasting over de toegevoegde waarde op gas en elektriciteit, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen betalingen aan alle binnenlandse elektriciteitsafnemers en een reeks sociale overdrachten omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,8 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,7 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Ierland aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 min of meer neutraal, namelijk – 0,2 % van het bbp, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Ierland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,04 % van het bbp in 2022 (0,1 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen leverden een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Ierland heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd leverde de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een grotendeels neutrale bijdrage aan de algemene begrotingskoers van – 0,2 procentpunten. Ierland heeft daarmee de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven in voldoende mate beperkt.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en is voorzichtig voor de periode daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 5,6 % en in 2024 met 4,1 % zal groeien. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere groei van het reële bbp van 5,5 % in 2023 en een hogere groei van het reële bbp van 5,0 % in 2024. Het relatief hogere groeipercentage van de Commissie in 2024 is vooral te danken aan een snellere groei van het netto uitvoeroverschot. In het geval van Ierland is het netto uitvoeroverschot echter onderhevig aan grote fluctuaties, aangezien het wordt aangedreven door een klein aantal grote multinationale ondernemingen, die de afgelopen jaren commercieel zeer succesvol zijn geweest.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 voorziet de regering dat het overheidsoverschot zal toenemen tot 1,8 % van het bbp in 2023. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van een sterke omzetgroei. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 44,7 % eind 2022 tot 40,5 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidsoverschot van 1,7 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde overschot. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 40,4 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name een tweede ronde van twee betalingen aan alle binnenlandse elektriciteitsafnemers, alsmede een nieuwe reeks sociale overdrachten. Het is de verwachting dat de kosten van die maatregelen gedeeltelijk gecompenseerd kunnen worden door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk een begrenzing van inkomsten uit de productie van elektriciteit. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven, maar houden wel de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,2 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van het aanbieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,1 procentpunt van het bbp stijgen ten opzichte van 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,7 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Ierland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Ierland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Ierland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een nagenoeg neutrale begrotingskoers (0,2 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een grotendeels neutrale begrotingskoers in 2022 (– 0,2 % van het bbp). De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) zal in 2023 naar verwachting een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,3 % van het bbp leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. Dit omvat ook de hogere kosten van het aanbieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (met 0,1 % van het bbp). Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,1 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers van 0,0 procentpunt zullen leveren (13). Ierland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens om te voorzien in overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie, en voor energiezekerheid, zoals het faciliteren van de inzet van hernieuwbare energiebronnen, en het mogelijk maken van de elektrificatie van andere technologieën, die deels worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidsoverschot in 2024 naar verwachting stijgen tot 2,8 % van het bbp. De stijging in 2024 weerspiegelt voornamelijk de vermindering van de uitgaven omdat de tijdelijke uitgavenmaatregelen worden beëindigd. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 38,2 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidsoverschot van 2,2 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde overschot, voornamelijk als gevolg van hogere uitgaven in de voorjaarsprognose van de Commissie voor 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 38,3 % eind 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

In het programma is Ierland voornemens de begrotingsdoelstelling op middellange termijn – een structureel begrotingssaldo van – 0,5 % van het bbp (14) – in 2023 en 2024 te halen en gedurende de rest van de programmaperiode te handhaven. Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt het structurele saldo geraamd op een tekort van 0,1 % van het bbp in 2023 en een overschot van 1,0 % van het bbp in 2024, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 met 1,9 % zullen stijgen.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 2,0 % van het bbp in 2023 tot 2,1 % in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten een actualisering van het klimaatactieplan en de bouw van een datacenter, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidsoverschot naar verwachting stijgen tot 2,9 % van het bbp in 2025 en tot 3,1 % in 2026. Daarom is het de bedoeling dat het overheidssaldo gedurende de looptijd van het programma voldoet aan de relevante in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 38,2 % van het bbp eind 2024 tot 32,0 % van het bbp eind 2026.

(27)

Het aandeel van de bevolking ouder dan 64 jaar ten opzichte van de beroepsbevolking (20-64 jaar) zal naar verwachting meer dan verdubbelen tegen 2070, wanneer er minder dan twee potentiële bijdragers zouden zijn voor elke gepensioneerde, vergeleken met bijna vier bijdragers in 2022. Deze veroudering van de bevolking vereist dat het pensioenstelsel wordt beschermd tegen stijgende kosten. De in september 2022 aangekondigde pensioenhervorming houdt de pensioenleeftijd op 66 jaar. Daarmee is de regering voornemens de houdbaarheid van het pensioenstelsel aan de premiekant aan te pakken. In 2023 zal de regering naar verwachting een stappenplan presenteren voor een geleidelijke verhoging van de sociale premies tussen 2024 en 2034. Dit moet duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop zij de financiering van het staatspensioenstelsel wil regelen.

(28)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Ierland is in gang gezet, zij het met aanzienlijke vertraging. Door beperkte middelen en onvoldoende prioritering heeft Ierland een achterstand opgelopen bij de uitvoering. Ierland heeft in mei 2023 een wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend. Ierland moet zijn eerste betalingsaanvraag nog indienen. Er wordt gewerkt aan een REPowerEU-hoofdstuk. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Ierland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(29)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Ierland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Ierland tot stand te brengen.

(30)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid worden aangepakt, staat Ierland voor een aantal bijkomende uitdagingen in verband met de circulaire economie, de drinkwatervoorziening en de behandeling van afvalwater, alsook met het elektriciteitssysteem, energie-infrastructuur en slimme netwerktechnologieën, het vergunningskader, energie-efficiëntie, duurzaam vervoer en voor de groene transitie benodigde vaardigheden.

(31)

De afvalproductie in Ierland blijft stijgen en blijft aanzienlijk boven het Uniegemiddelde. De recyclingprestaties stagneren al enkele jaren. Het circulaire gebruik van materialen is licht gestegen tot 2 % in 2021, maar blijft ruim onder het Uniegemiddelde van 11,7 %. Hoewel er verbeteringen in het afvalbeheer worden doorgevoerd, is het effect van het afvalactieplan 2020 voor een circulaire economie en de in december 2021 gepubliceerde overheidsstrategie voor de circulaire economie als geheel nog niet merkbaar. Er zijn meer investeringen nodig om de doelstellingen van de Unie op het gebied van de circulaire economie te bereiken. Dit houdt in dat de infrastructuur voor gescheiden afvalinzameling en -verwerking moet worden verbeterd, zodat er minder afval wordt gestort en verbrand, met bijzondere aandacht voor plastic en bioafval. Op het gebied van waterbeheer en -kwaliteit wordt Ierland geconfronteerd met een verouderde en gedateerde infrastructuur, met als gevolg een van de hoogste percentages lekkages in de Unie. Ook de kwaliteit van het drinkwater blijft in bepaalde gebieden een probleem. De verslechtering van de waterkwaliteit door uitbreiding van de landbouw wordt onvoldoende aangepakt. Er moet ook worden geïnvesteerd in infrastructuur voor rivierherstel en in een bredere aanpak van de controle op waterverontreiniging door landbouwactiviteiten.

(32)

Het elektriciteitssysteem van Ierland vertoonde in 2022 tekenen van kwetsbaarheid doordat problemen met de elektriciteitsvoorziening noodmaatregelen vereisten. Het klimaatactieplan van Ierland omvat de ambitieuze doelstelling om het energiesysteem van het land tegen 2030 om te vormen, met als doel om het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen te verhogen tot 80 %. Dit zal resulteren in grote volumes variabele productie. De huidige flexibiliteit van het systeem en de integratie ervan zijn onvoldoende om dergelijke grote hoeveelheden variabele opwekking en de groeiende vraag naar energie, met name van datacenters, aan te kunnen, waardoor het moeilijk zou kunnen worden om de doelstelling inzake hernieuwbare energiebronnen te halen. Flexibiliteit aan de vraagzijde en belangrijke verbeteringen van de transmissie-, distributie- en opslaginfrastructuur zullen van cruciaal belang zijn om Ierland minder afhankelijk te maken van de invoer van fossiele brandstoffen en om de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem te vereenvoudigen en te versnellen. De belangrijkste uitdagingen bij de ontwikkeling van flexibiliteit aan de vraagzijde zijn onder meer het ontbreken van een gecoördineerde strategie voor het gehele energiesysteem, inclusief verwarming en koeling, en het ontbreken van een infrastructuur voor slimme meters. De verbetering van de efficiëntie van het plannings- en vergunningssysteem voor hernieuwbare energiebronnen, opslag en netwerkverbindingen door de beschikbaarheid van geschikt personeel met passende vaardigheden in alle fasen van de planningsprocessen te waarborgen en door het algemene kader te stroomlijnen, zou grootschalige ontwikkelingen kunnen bespoedigen en zo de groene transitie versnellen.

(33)

Het aardgasverbruik van Ierland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 0,2 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het land ruim onder het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16), bleef. Hoewel Ierland in aanmerking komt voor een vrijstelling van dat streefdoel, wordt het land op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (17) aangemoedigd zijn inspanningen op te voeren om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen tot 31 maart 2024. Energierendementsmaatregelen zullen een sleutelrol spelen bij het verminderen van het energieverbruik en het bereiken van de Uniedoelstelling om de netto-uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55 % te verminderen. Om de klimaatdoelstellingen te halen, zijn energieverbeteringen in woningen, aanpassingen in bestaande woningen en een snelle invoering van duurzame verwarming essentieel. Ondanks de ambitieuze doelstellingen om tegen eind 2030 het equivalent van 500 000 bestaande woningen aan te passen zodat ze een B2-energielabel behalen, en 400 000 warmtepompen in bestaande woningen te installeren ter vervanging van oudere, minder efficiënte verwarmingssystemen, blijven er uitdagingen bestaan die grotendeels te wijten zijn aan het tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Het aantal emissieloze voertuigen in het Ierse wagenpark groeit snel vanuit een zeer lage basis, maar de dichtheid van openbare oplaadpunten heeft moeite om gelijke tred te houden. Slechts ongeveer 100 kilometer spoorlijnen zijn geëlektrificeerd, waardoor Ierland het Unieland is met het laagste aandeel geëlektrificeerde spoorwegen. Daarnaast vormen verkeersopstoppingen een grote belasting voor de luchtkwaliteit en de reistijd van forenzen.

(34)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 zijn in Ierland tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 12 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis nodig zijn met het oog op de groene transitie, waaronder deskundigen op het gebied van milieubescherming, ingenieurs en elektrotechnici. Daarnaast werd een tekort aan arbeidskrachten gemeld als een factor die de productie in de industrie (46,8 % van de bedrijven) en de bouw (60,3 % van de bedrijven) belemmerde.

(35)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (18) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(36)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Ierland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Ierland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden. Met behoud van een gezonde begrotingssituatie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei en een prudente begrotingssituatie op middellange termijn behouden.

De budgettaire houdbaarheid van het algemeen ouderdomspensioen waarborgen door de financieringswijze ervan te specificeren.

2.   

De uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan aanzienlijk bespoedigen, onder meer door te zorgen voor voldoende middelen, en spoedig de laatste hand leggen aan het addendum en het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel met de uitvoering kan worden begonnen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Investeringen bespoedigen om de circulaire economie te versnellen. Verdere ontwikkeling van zowel de afvalverwerkingsinfrastructuur in verband met de hogere stappen van de afvalhiërarchie als van economische instrumenten om afval te voorkomen en om de hoeveelheid hergebruikte, gereviseerde en gerecyclede inhoud te vergroten. Een doeltreffender systeem ontwikkelen voor de gescheiden inzameling van recyclebaar afval, met inbegrip van biologisch afbreekbaar afval. Afval onttrekken aan vuilstort en verbranding, met bijzondere aandacht voor plastic en bioafval. Meer inspanningen leveren om de investeringen in de drinkwater- en afvalwaterinfrastructuur te versnellen.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. Inspanningen richten op verbetering van de flexibiliteit van het elektriciteitssysteem en op verbetering van de integratie van het energiesysteem. Een specifieke strategie ontwerpen en uitvoeren voor de ontwikkeling van respons aan de vraagzijde en de uitrol van infrastructuur voor slimme meters en technologieën voor slimme netwerken versnellen. Het plannings- en vergunningskader voor hernieuwbare energiebronnen, opslag en netaansluitingen stroomlijnen. Aanvullende maatregelen uitvoeren ter ondersteuning van het energierendement in particuliere en openbare gebouwen om de energierekeningen en de kosten van het energiesysteem te verlagen. De installatie van openbare oplaadpunten voor emissieloze voertuigen versnellen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 11046/21; doc. ST 11046/21 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Ierland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 28).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Ierland en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Ierland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 52).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Ierland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 12,3 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(14)  Het door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode herberekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverd saldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) komt uit op een structureel tekort van 0,9 % van het bbp in 2023 en een overschot van 0,1 % in 2024.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(18)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/67


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Griekenland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Griekenland

(2023/C 312/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit ("de faciliteit") werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Griekenland heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Griekenland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de "aanbeveling van 2023 over de eurozone") op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel "Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk" ("het industrieel plan voor de Green Deal"). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel "Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030", die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de "REPowerEU-verordening"), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 ("de mededeling van 8 maart 2023"), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 27 april 2021 heeft Griekenland zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Griekenland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Griekenland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 2 mei 2023 heeft Griekenland zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 29 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Griekenland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Griekenland gepubliceerd. Daarin wordt de vooruitgang beoordeeld die Griekenland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen, en wordt de balans opgemaakt van de uitvoering door Griekenland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse worden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangegaan in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook is de vooruitgang beoordeeld die Griekenland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Griekenland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Griekenland wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Met name de kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld en een groot aantal niet-renderende leningen in de context van een hoge werkloosheid zijn afgenomen, maar de externe positie is verslechterd. Een belangrijk punt van zorg is dat het tekort op de lopende rekening in 2022 aanzienlijk is toegenomen, mede door de sterke stijging van de energieprijzen in de hele Unie, ondanks het herstel van de inkomsten uit het toerisme. Hoewel het externe tekort dit jaar en volgend jaar zal afnemen, zal het ruim boven het niveau blijven dat nodig is om een blijvende verbetering van de netto internationale investeringspositie te waarborgen. De overheidsschuldquote blijft de hoogste in de Unie, maar is in 2022 aanzienlijk verbeterd, grotendeels dankzij een sterke nominale bbp-groei, en zal naar verwachting in 2023 en 2024 verder afnemen. Niet-renderende leningen zijn vorig jaar sterk gedaald, na grote verminderingen in de voorgaande jaren, maar blijven hoog in vergelijking met het Uniegemiddelde en blijven wegen op de rentabiliteit en de kredietverleningscapaciteit van de banken, wat op zijn beurt weer gevolgen heeft voor de kapitaalverdieping en de productiviteitsgroei van de economie. De beleidsreactie heeft bijgedragen tot het wegwerken van de onevenwichtigheden en de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan biedt een belangrijke kans om de resterende structurele zwakheden aan te pakken. Er zijn echter meer inspanningen nodig, met name om ervoor te zorgen dat de externe saldi sterk verbeteren en dat niet-renderende leningen verder afnemen, onder meer door een doeltreffender handhaving van de schuld en verbetering van de markt voor secundaire niet-renderende leningen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Griekenland van 7,1 % van het bbp in 2021 tot 2,3 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 194,6 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 171,3 % aan het eind van 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden deze uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit elektriciteitssubsidies voor huishoudens en bedrijven, en hogere sociale uitkeringen voor kwetsbare huishoudens. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, te weten het prijsplafond voor elektriciteitsproducenten en de buitengewone heffing voor elektriciteitsproducenten over de periode oktober 2021 tot juni 2022. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 2,5 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 6,5 % van het bbp in 2021 gedaald tot 1,5 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Griekenland aanbevolen (7) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad Griekenland aanbevolen nationaal gefinancierde investeringen in stand houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, met -1,0 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is Griekenland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 2,1 % van het bbp in 2022 (2,6 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van de uitfasering van de vorige programmeringsperiode, terwijl de investeringsuitgaven in de nieuwe programmeringsperiode nog niet zijn toegenomen. De nationaal gefinancierde investeringen leverden een expansieve bijdrage van 0,6 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Griekenland heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,6 procentpunten. Deze aanzienlijk expansieve bijdrage omvatte het extra effect van budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (extra nettobegrotingskosten van 2 % van het bbp). Griekenland heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende beperkt.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie en is gunstiger voor de periode daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,3 % en in 2024 met 3 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere reële bbp-groei van 2,4 % in 2023 en een lagere van 1,9 % in 2024, voornamelijk als gevolg van verschillen in de veronderstellingen over de investeringsactiviteit en de bijdragen van de externe sector. In het stabiliteitsprogramma 2023 wordt uitgegaan van een hogere bijdrage van de bruto-investeringen in vaste activa, met name in 2024, en de Commissie verwacht dat de invoer van goederen hoger blijft dan in de prognoses van de autoriteiten.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal afnemen tot 1,8 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 is hoofdzakelijk het gevolg van de uitfasering van de pandemiegerelateerde begrotingsmaatregelen en de vermindering van de kosten van de energiegerelateerde maatregelen, alsook van de stijgende inkomsten als gevolg van de economische groei. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 171,3 % aan het eind van 2022 tot 162,6 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 1,3 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk dankzij een gunstiger ontwikkeling van de belastinggrondslagen onder invloed van de macro-economische veronderstellingen, met inbegrip van de samenstelling van de groei en lagere uitgaven voor de sociale begroting in overeenstemming met de systematische onderbesteding die de afgelopen jaren is waargenomen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 160,2 % aan het eind van 2023. Het verschil is voornamelijk toe te schrijven aan de hogere nominale bbp-groei, en in mindere mate aan het lagere overheidstekort dat door de Commissie wordt voorspeld.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name de elektriciteitssubsidies voor huishoudens en bedrijven. De kosten van deze maatregelen worden nog steeds gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, te weten het prijsplafond voor elektriciteitsproducenten en de solidariteitsbijdrage van de raffinaderijen. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,5 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,5 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Griekenland actie onderneemt om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Griekenland klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Griekenland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een nagenoeg neutrale begrotingskoers (– 0,2 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 1,0 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 0,3 % van het bbp zal leveren. Dus is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De verwachte contractieve bijdrage van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in hoofdzaak toe te schrijven aan de lagere kosten van de (gerichte en niet-gerichte) steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven in reactie op de energieprijsstijgingen (met 2,3 % van het bbp). De stijging van de sociale uitgaven is de belangrijkste aanjager van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde). De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 2,5 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers van 0,0 procentpunten leverden (13). Griekenland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals de installatie van 8 000 openbaar toegankelijke laadpunten voor elektrische voertuigen op belangrijke locaties in steden en voorsteden, digitalisering van het openbaar bestuur en verbetering van de elektriciteitsinterconnectie van de eilanden.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 0,8 % van het bbp. De daling in 2024 is hoofdzakelijk het gevolg van de uitfasering van de resterende energie- en andere maatregelen en de toename van inkomsten dankzij solide economische groei. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 150,8 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 0,6 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van de veronderstellingen over de uitvoering van de sociale begroting, met name lagere uitgaven voor sociale uitkeringen en pensioenen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote van 154,5 % aan het eind van 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2,6 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal ook bijdragen tot de versterking van de externe positie. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 0,7 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde aanpassing overtreft de besparingen die voortvloeien uit de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 4,8 % van het bbp in 2023 tot 5,4 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan iets lagere nationaal gefinancierde investeringen en hogere investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze hervormingen en investeringen omvatten investeringen met een hoge meerwaarde en structurele hervormingen met het oog op de groene, de digitale en de energietransitie, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 0,5 % van het bbp in 2025 en tot 0,1 % in 2026. Het overheidstekort zal dus volgens de planning gedurende de looptijd van het programma onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 150,8 % van het bbp aan het eind van 2024 tot 135,2 % van het bbp aan het eind van 2026.

(28)

Voortbouwend op beste praktijken en hervormingen die in het kader van het herstel- en veerkrachtplan zijn doorgevoerd, zouden wijzigingen in het Griekse belastingbeleidskader de investeringskloof kunnen helpen dichten. Met name de invoering van een breder systeem van voorafgaande fiscale ruling zou de rechtszekerheid voor investeerders kunnen versterken en de huidige inspanningen om het belastingstelsel te vereenvoudigen kunnen vergroten. Een herziening van het belastingstelsel zou er ook toe kunnen bijdragen de belastinggrondslag voor zelfstandigen te verruimen en investeringen te ondersteunen. De belastingnaleving zou kunnen worden verbeterd door de toepassing van elektronische betalingen uit te breiden en meer gebruik te maken van de informatie die voortkomt uit elektronische betalingen, met name gezien de recente aanwijzingen voor een groeiend verschil tussen opgegeven lage inkomens en de kennelijk snel stijgende omzet van zelfstandigen. Dat zou kunnen gebeuren door met name beter gebruik te maken van de informatie die voortkomt uit elektronische betalingen voor bepaalde beroepen. De lopende digitale transformatie van de onafhankelijke instantie voor overheidsontvangsten zal naar verwachting bevorderlijke daarvoor zijn. Het is echter essentieel dat de operationele autonomie van de instantie om haar HR- en IT-infrastructuur te beheren en te ontwikkelen verder wordt vergroot, gezien de voortdurende uitdagingen voor de belastingstelsels wereldwijd.

(29)

Griekenland is initiatieven blijven nemen om zijn overheidsadministratie te moderniseren, maar de algemene prestaties blijven relatief laag. Na een aanzienlijke aanpassing na 2010 zijn de omvang en de kosten van het openbaar bestuur in grote lijnen in overeenstemming met het Uniegemiddelde. De loonsom van Griekenland is in 2022 stabiel gebleven op 10,8 % van het bbp, iets boven het Uniegemiddelde (10,2 % van het bbp). Om deze verworvenheden veilig te stellen is het van essentieel belang dat de uniforme salaristabel verder wordt toegepast en dat de huidige personeelsbezetting wordt gehandhaafd door de "one-in-one-out"-aanwervingsregel voor vast personeel en het in 2022 ingevoerde plafond voor tijdelijk personeel te blijven toepassen. Het herstel- en veerkrachtplan bevat maatregelen om de doeltreffendheid van overheidsdiensten te verbeteren, met bijzondere aandacht voor de verbetering van de digitale dienstverlening. Tegelijkertijd blijft het aantrekken en behouden van hooggekwalificeerd personeel een uitdaging. Dit zou structureel kunnen worden aangepakt door middel van speciale/aanvullende salaristabellen voor specifieke functies of organen en een welomschreven toelagensysteem dat als integraal onderdeel van het nieuwe HR-managementsysteem wordt ingevoerd, waarbij de integriteit van de uniforme salaristabel en de totale omvang van de loonsom gewaarborgd blijven.

(30)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Griekenland heeft tot dusver goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. In de toekomst zal het belangrijk zijn om bij de uitvoering het momentum vast te houden. Griekenland heeft drie betalingsaanvragen (16) voor niet terug te betalen financiële steun en twee betalingsaanvragen voor steun in de vorm van leningen ingediend, overeenkomend met 85 mijlpalen en streefdoelen in het plan. Tot op heden heeft Griekenland een totale uitbetaling van 7 126 miljoen EUR ontvangen (17). Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Griekenland op 29 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om 5 miljard EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. Griekenland heeft een goede start gemaakt met de uitvoering van zijn plan en heeft een beheer- en controlesysteem opgezet om de tijdige voltooiing van de hervormingen en investeringen te monitoren en te coördineren. In de toekomst zal het van belang zijn deze inspanningen te handhaven en te versterken, gezien het grote aantal geplande hervormingen en investeringen, met name omdat voor de uitvoering van een aantal van die hervormingen en investeringen tijdig vooruitgang moet worden geboekt met diverse preparatoire maatregelen, waaronder procedures voor overheidsopdrachten. De verdere uitvoering van het plan hangt af van de administratieve en uitvoeringscapaciteit van de aangewezen uitvoeringsorganen, waaronder de regionale en lokale overheid. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Griekenland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(31)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Griekenland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Griekenland tot stand te brengen.

(32)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Griekenland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met gezondheidszorg en langdurige zorg, kadastrale kartering, energiebeleid en de groene transitie.

(33)

De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg liggen onder het Uniegemiddelde, terwijl eigen bijdragen van patiënten in Griekenland als bbp-aandeel de op één na hoogste in de Unie zijn. De gezondheidszorg is nog steeds ziekenhuisgericht, met uitgaven voor curatieve zorg gericht op hospitalisatie. Bovendien staat Griekenland op de eerste plaats van alle lidstaten wat betreft de overheidsuitgaven voor geneesmiddelen als aandeel van het bbp. De overheidsuitgaven voor langdurige en preventieve zorg liggen aanzienlijk onder het Uniegemiddelde en er bestaat geen alomvattende nationale strategie voor langdurige zorg. Om dit aan te pakken voert Griekenland een nieuw systeem voor primaire gezondheidszorg in om de afhankelijkheid van ziekenhuiszorg te verminderen en de toegang tot goederen en diensten in de gezondheidszorg efficiënter te maken. De volledige uitrol van de hervorming van de primaire gezondheidszorg wordt gehinderd door het tekort aan huisartsen. Het aantal huisartsen is niet voldoende voor dekking van de gehele bevolking. Er zal voldoende dekking nodig zijn om een doeltreffend en alomvattend op poortwachterschap gebaseerd systeem, dat volgens de wetgeving op 1 september 2023 van start moet gaan, volledig te kunnen invoeren. Daartoe zullen sterkere stimulansen om het aantal huisartsen uit te breiden voor een volledige dekking en registratie van de bevolking van cruciaal belang zijn, om een adequate en gelijke toegang tot de gezondheidszorg te waarborgen.

(34)

De voltooiing van het nationale kadaster – een langdurig project – zal het Griekse ondernemingsklimaat verder verbeteren. Eind mei 2023 was 72 % van de kadastrale kartering voltooid en was nog eens 25 % van de eigendomsrechten verzameld en in behandeling. De verwerking van de verzamelde rechten zal naar verwachting eind 2023 worden afgerond, waarmee het kadaster aan het eind van het jaar voltooid zou zijn. Bij de overgang naar het nieuwe agentschap "Hellenic Cadastre" zijn 12 kadasterkantoren en 49 filialen geopend en operationeel. Het agentschap Hellenic Cadastre is voornemens de dienstverlening aan de burgers volledig te digitaliseren en de faciliteit biedt steun voor de digitalisering van alle registraties en akten van eigendomsrechten die momenteel op papier bestaan.

(35)

Ondanks de inspanningen die Griekenland ook in het kader van de energiecrisis heeft geleverd, blijft het land sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen: in 2021 maakten olie en gas respectievelijk 52 % en 24 % van de energiemix uit. Om de inspanningen voor het koolstofvrij maken van de economie te bespoedigen kunnen enkele maatregelen worden doorgevoerd die voortbouwen op en verder gaan dan de investeringen en hervormingen van het herstel- en veerkrachtplan van Griekenland. Griekenland zou de uitbreiding van hernieuwbare energie kunnen versnellen door de rechtskaders ter bevordering van de ontwikkeling van infrastructuur voor hernieuwbare waterstof en windenergie op zee vast te stellen en te voltooien. Verdere inspanningen zijn nodig om de ontwikkeling van een wet- en regelgevingskader voor biomethaan te bespoedigen en het beschikbare duurzame biomethaanpotentieel om te zetten in daadwerkelijke productiecapaciteit ter compensatie van de invoer van aardgas.

(36)

Naarmate meer hernieuwbare energiebronnen worden geïntegreerd, zullen verdere investeringen om de opslag- en netwerkcapaciteit uit te breiden essentieel zijn om het evenwicht op het elektriciteitsnet te bewaren. Gemeenschappelijke vergoedingsregelingen en de bevordering van systemen achter de meter zouden belangrijke instrumenten kunnen zijn om een tijdige en levensvatbare uitbreiding van de opslagcapaciteit te bevorderen. Om te voorkomen dat hernieuwbare energiebronnen moeten worden beperkt, zouden extra elektriciteitsinterconnecties met buurlanden kunnen worden ontwikkeld. Wat de verdere invoering van hernieuwbare energiebronnen betreft, zal het van belang zijn het in 2022 aangenomen nieuwe rechtskader, dat het vergunningsproces voor hernieuwbare energiebronnen en opslagprojecten vereenvoudigt en versnelt, volledig te handhaven. Bovendien zou de bevordering van zelfconsumptieregelingen, inclusief uitbreiding van de steun voor de installatie van fotovoltaïsche systemen met batterijen, en energiegemeenschappen kunnen bijdragen tot een grotere maatschappelijke aanvaarding van de invoering van duurzame energie.

(37)

Griekenland zou ook het toepassingsgebied en de ambitie van de bestaande energiebesparende maatregelen kunnen uitbreiden en het hoge niveau van energiearmoede kunnen terugdringen. Het aardgasverbruik van Griekenland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 22 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18), is overtroffen. Griekenland zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (19) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de gasvraag tijdelijk te verminderen.

(38)

Het invoeren van nieuwe financiële instrumenten zoals energie-efficiëntieveilingen zou het bereik van bestaande programma's ter ondersteuning van renovatie efficiënter kunnen richten op energiearme huishoudens. Het aandeel van slimme meters in Griekenland ligt ver achter bij het Uniegemiddelde (3 % tegenover 54 %, cijfers van 2021) en zou kunnen worden verhoogd, aangezien het de consumenten in staat stelt actief deel te nemen aan de markt en de vraagsturing te ondersteunen. Daarnaast kunnen specifieke sectoren zoals vervoer en water aanzienlijke energiebesparingen realiseren omdat zij nog steeds sterk afhankelijk zijn van olie.

(39)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In Griekenland zijn tekorten aan groene vaardigheden momenteel het duidelijkst in de bouwsector, die uiterst relevant is voor de groene transitie, en voor specifieke technische beroepen. Ten slotte is er nog ruimte voor verdere actie om de inzetbaarheid van jongeren en vrouwen te vergroten. Het versterken van de administratieve capaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening en het uitbreiden van een individuele benadering van werkzoekenden kan de resultaten inzake werkgelegenheid voor deze groepen verbeteren en een soepele en rechtvaardige transitie ondersteunen.

(40)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (20) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(41)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Griekenland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde, vierde en vijfde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(42)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid helpt om kwetsbaarheden in verband met overheidsschuld, externe positie en niet-renderende leningen aan te pakken. Aanbeveling 2 draagt bij tot de aanpak van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 41,

BEVEELT AAN dat Griekenland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2,6 % (21).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

Voortbouwend op de hervormingen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, het belastingstelsel investeringsvriendelijker maken door een breder systeem van voorafgaande fiscale ruling in te voeren, de belastinggrondslag verbreden, onder meer door de huidige belastingstructuur voor zelfstandigen te herzien, en de belastingnaleving verbeteren door het gebruik van elektronische betalingen uit te breiden. De operationele autonomie van de belastingdienst behouden en versterken. De doeltreffendheid van het openbaar bestuur verzekeren, ervoor zorgen dat het arbeidskrachten met de juiste vaardigheden kan aantrekken en de uniforme salaristabel consequent handhaven. Streven naar verdere vermindering van niet-renderende leningen en verdere verbetering van de werking van de secundaire markt voor niet-renderende leningen.

2.   

Het momentum in de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan vasthouden en het REPowerEU-hoofdstuk snel afronden, zodat gauw met de uitvoering ervan kan worden begonnen. Voor voldoende administratieve capaciteit blijven zorgen gezien de omvang van het plan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Om een adequate en gelijke toegang tot de gezondheidszorg te waarborgen, de uitrol van het kader voor primaire gezondheidszorg voltooien en sterkere stimulansen bieden voor de inschrijving van een voldoende aantal huisartsen om tot een volledige dekking en registratie van de bevolking te komen. De hervorming van het kadaster afronden door voltooiing van de kadastrale kartering en de instelling en operationaliteit van het agentschap Hellenic Cadastre.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de diversificatie van aanvoerroutes voor energie verder versnellen. De uitrol van hernieuwbare energie verder versterken door de nieuwe rechtskaders voor het vergunningsproces en voor offshorewindmolenparken te voltooien en te handhaven, de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk en de opslagcapaciteit te vergroten, de gedecentraliseerde productie van hernieuwbare energie te bevorderen en wetgevingskaders voor de productie van hernieuwbare waterstof en biomethaan in te voeren. Meer werk maken van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, waaronder gerichte maatregelen voor energiearme huishoudens en de installatie van slimme meters, en van beleidsinspanningen die gericht zijn op het verstrekken en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie. Het koolstofvrij maken van de vervoerssector ondersteunen, met name door bevordering van elektrische voertuigen.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10152/2021 INIT + ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Griekenland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 33).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en – indien relevant – kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Griekenland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Griekenland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 60).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Griekenland geraamd op 4,8 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Griekenland heeft op 16 mei 2023 zijn derde betalingsaanvraag voor subsidies ingediend, die momenteel door de Commissie wordt beoordeeld.

(17)  Voor subsidies is het uitgekeerde bedrag voor niet terug te betalen financiële steun (exclusief voorfinanciering) 3 436 miljoen EUR en het uitgekeerde bedrag voor steun in de vorm van leningen (exclusief voorfinanciering) 3 690 miljoen EUR.

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(20)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/77


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Spanje

(2023/C 312/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Spanje heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Spanje. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Spanje overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Spanje (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Spanje de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 28 april 2023 heeft Spanje zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en zijn stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, conform artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Spanje over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Spanje gepubliceerd. Daarin wordt de vooruitgang beoordeeld die Spanje heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen, en wordt de balans opgemaakt van de uitvoering door Spanje van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse worden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangegaan in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook is de vooruitgang beoordeeld die Spanje heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Spanje een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Spanje wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name kwetsbaarheden in verband met de hoge particuliere, overheids- en buitenlandse schuld, die van grensoverschrijdend belang zijn, nemen af maar blijven aanwezig. De buitenlandse schuld en vooral de particuliere schuldquotes zijn in de jaren 2010 gedaald en hebben, na een tijdelijke onderbreking in 2020, hun daling in 2021 hervat en zullen naar verwachting blijven dalen onder invloed van de economische groei. Zij blijven echter nog steeds op een hoog niveau. De externe positie heeft geprofiteerd van een lopende rekening die al een decennium lang een overschot vertoont, ook al is deze meer recentelijk verslechterd als gevolg van het effect van de COVID-19-pandemie op de uitvoer van toerisme en de hogere energieprijzen in 2022. De overheidsschuld blijft hoog. In 2022 werd de neerwaartse trend van vóór de COVID-19-pandemie hervat onder invloed van een sterke nominale bbp-groei, maar hij blijft boven het niveau van vóór de pandemie. In 2023 en 2024 wordt een voortzetting van deze daling in een gematigder tempo verwacht, ondersteund door beleidsmaatregelen in het herstel- en veerkrachtplan. Het financiële stelsel heeft veerkracht getoond ten aanzien van de recente schokken als gevolg van de pandemie en de energiecrisis. De werkloosheid is weer gedaald, maar is nog steeds hoog en er blijven kwetsbare gebieden bestaan, waaronder zeer hoge langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid. Potentiële risico's die van invloed zijn op een verdere vermindering van kwetsbaarheden betreffen voornamelijk het effect van de aanscherping van financiële voorwaarden op de financiële positie van huishoudens en bedrijven en op de houdbaarheid van de overheidsschuld op middellange tot lange termijn bij de huidige marktomstandigheden en de vergrijzing van de bevolking. De vooruitgang op beleidsgebied is gunstig en voortzetting van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zou verdere verbeteringen moeten opleveren.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Spanje van 6,9 % van het bbp in 2021 tot 4,8 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 118,3 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 113,2 % aan het eind van 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Spanje besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium werd voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Spanje moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit de verlaging van de btw op elektriciteit en gas, de verlaging van de bijzondere belasting op elektriciteit en de opschorting van de belasting op de waarde van de elektriciteitsproductie, en bestonden de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit de algemene korting van 20 cent per liter op brandstof voor voertuigen, inkomenssteun voor huishoudens en energie-intensieve industrieën, hogere uitkeringen via de sociale energiebon en prijskortingen voor het gebruik van het openbaar vervoer. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,6 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 3,1 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,5 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Spanje aanbevolen (7) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad Spanje aanbevolen nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. De Raad heeft Spanje ook aanbevolen de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven te beperken.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk – 2,5 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is Spanje het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,1 % van het bbp in 2022 (1,2 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Spanje heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 2,7 procentpunten. Deze aanzienlijk expansieve bijdrage omvatte het extra effect van maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (extra nettobegrotingskosten ten belope van 1,5 % van het bbp). Tegelijkertijd droegen ook de hogere uitgaven voor intermediair verbruik en sociale overdrachten in natura bij tot de groei van de netto primaire lopende uitgaven. De aanzienlijke expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven was slechts gedeeltelijk te danken aan de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen op te vangen. Spanje heeft derhalve de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven niet voldoende beperkt.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en is gunstiger voor de periode daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,1 % en in 2024 met 2,4 % zal groeien. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets lagere groei van 1,9 % in 2023 en van 2,0 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een lagere verwachte bijdrage van de particuliere consumptie in zowel 2023 als 2024, alsook van een gematigder investeringsgroei in 2024. De gunstigere vooruitzichten in het stabiliteitsprogramma 2023 hangen ook samen met een sterker voorspeld effect van het herstel- en veerkrachtplan op de activiteit tijdens de prognoseperiode.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal afnemen tot 3,9 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 is hoofdzakelijk het gevolg van de lagere kosten van maatregelen die in reactie op de stijging van de energieprijzen zijn genomen in vergelijking met 2022. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 113,2 % aan het eind van 2022 tot 111,9 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,1 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 110,6 % aan het eind van 2023 als gevolg van een lagere stock-flow adjustment.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen uit 2022 die werden verlengd, met name de verlaging van de btw op elektriciteit en gas, de verlaging van de bijzondere belasting op elektriciteit, de opschorting van de belasting op de waarde van de elektriciteitsproductie, de inkomenssteun voor huishoudens en energie-intensieve industrieën, de hogere uitkeringen via de sociale energiebon en de prijskortingen voor het gebruik van het openbaar vervoer, en nieuwe maatregelen zoals de korting van 20 cent per liter op brandstof voor voertuigen, nu gericht op het weg- en zeevervoer en de landbouw- en visserijsector, en een forfaitaire subsidie van 200 EUR voor huishoudens met een laag inkomen. De kosten van deze maatregelen worden gedeeltelijk gecompenseerd door een heffing op uitzonderlijke winsten van grote energieleveranciers. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,6 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven, en de vele ervan behouden niet volledig de prijsprikkel om de energiebehoefte te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,5 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,5 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad Spanje aanbevolen om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Spanje moet tegelijkertijd klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Spanje is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,3 % van het bbp). Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 2,5 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een overwegend neutrale bijdrage van 0,2 % van het bbp zal leveren. Dus is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De verwachte overwegend neutrale bijdrage van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in hoofdzaak toe te schrijven aan de lagere kosten van de (gerichte en niet-gerichte) steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen (met 1,0 % van het bbp). De belangrijkste aanjagers van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) zijn de toename van sociale overdrachten, doordat de pensioenen opnieuw zijn gekoppeld aan de inflatie in het verleden, en de hogere uitgaven voor intermediair verbruik. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,6 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (13). Spanje is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (14). Het is voornemens overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals het versterkte industriebeleid “España 2030”, het plan voor woningherstel en stadsvernieuwing of de impuls die wordt gegeven aan cyberbeveiliging en 5G-connectiviteit, die worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 3,0 % van het bbp. De daling in 2024 is ook het gevolg van de geleidelijke afschaffing van de energiemaatregelen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote afnemen tot 109,1 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 3,3 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 109,1 % aan het eind van 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van de steunmaatregelen voor energie in 2024, met uitzondering van de heffing op uitzonderlijke winsten van energiebedrijven. De Commissie gaat ook uit van de uitfasering van bijna alle energiesteunmaatregelen in 2024 (netto-opbrengst van 0,1 % van het bbp in 2024). Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (15). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (16) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2,6 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,6 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 1,4 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen (de door de faciliteit gefinancierde investeringen niet meegerekend) naar verwachting dalen van 2,7 % van het bbp in 2023 tot 2,6 % van het bbp in 2024. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze hervormingen en investeringen omvatten een permanent kader ter verbetering van de kwaliteit van de overheidsuitgaven, maatregelen ter voorkoming en bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking en de hervorming van het belastingstelsel om het inclusiever en duurzamer te maken en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn te bevorderen, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 2,7 % van het bbp in 2025 en tot 2,5 % in 2026. Het geplande overheidstekort zal in 2025 dus onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 109,1 % van het bbp aan het eind van 2024 tot 106,8 % van het bbp aan het eind van 2026.

(28)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Spanje heeft tot dusver goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Spanje heeft drie betalingsaanvragen ingediend, overeenkomend met 121 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulterend in een totale uitbetaling van 28 miljard EUR. Spanje behoorde tot de lidstaten die het verst gevorderd waren met de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan. Op 6 juni 2023 heeft Spanje een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan ingediend, met nieuwe maatregelen waarmee de omvang van het plan meer dan verdubbeld is. Dit moet gepaard gaan met voldoende administratieve capaciteit om de effectieve en efficiënte absorptie van de middelen uit de faciliteit en andere beschikbare Unie- en nationale fondsen te waarborgen. Spanje zal met name een hogere subsidie uit de faciliteit toegewezen krijgen. Het herziene plan bevat ook een REPowerEU-hoofdstuk, deels te financieren met aanvullende REPowerEU-subsidies. De opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Spanje op het gebied van energie en de groene transitie. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Spanje tevens 84 miljard EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen aangevraagd uit de faciliteit. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(29)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Spanje in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Spanje tot stand te brengen.

(30)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Spanje geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met de groene transitie, energie-interconnecties en sociale en betaalbare energie-efficiënte huisvesting.

(31)

Ondanks de geringe directe blootstelling aan Russische fossiele brandstoffen onderstreept de stijging van de energieprijzen in 2022 de noodzaak voor Spanje om sneller over te schakelen op schone energie. Spanje boekt vooruitgang bij het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en is met ongeveer 49,8 GW een van de lidstaten met de grootste geïnstalleerde capaciteit aan wind- en zonne-energie. Dankzij een aantal verbeteringen in de vergunningsprocedures, met name voor zelfconsumptie, is de invoering van deze technologieën verder gevorderd. Toch heeft Spanje te kampen met een grote achterstand bij aanvragen voor nieuwe installaties voor hernieuwbare energie. Restricties van de netwerkcapaciteit beperken de verdere integratie van hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitsnet. Spanje is een van de landen met het hoogste percentage slimme meters, maar er zouden aanvullende investeringen in netwerkinfrastructuur en opslag nodig zijn om extra hernieuwbare elektriciteit te integreren. Maatregelen om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen zouden kunnen bestaan in het verder stroomlijnen en digitaliseren van de vergunningsprocedures, het sneller toewijzen van netwerkcapaciteit aan projecten en het ondersteunen van het werk van de autoriteiten bij de verwerking van vergunningen door te zorgen voor passende vaardigheden en personeel bij die autoriteiten en door de coördinatie tussen alle overheidsniveaus te verbeteren. Daarnaast ligt het niveau van grensoverschrijdende elektriciteitsinterconnectie in Spanje in 2022 (5,4 %) nog steeds aanzienlijk lager dan het interconnectiestreefcijfer voor 2020 (10 %) en 2030 (15 %).

(32)

Het aardgasverbruik van Spanje is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 10,8 % (17) gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 7 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18), is overtroffen. Spanje wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (19) aangemoedigd zich tot 31 maart 2024 te blijven inspannen om de gasvraag tijdelijk te verminderen. Verdere investeringen in energie-efficiënte woningen zouden de problemen in verband met de betaalbaarheid van woningen helpen verlichten. Het aanzienlijke verlies aan koopkracht, de aanhoudende stijging van de huurprijzen en de hogere hypotheeklasten hebben de problemen in verband met de betaalbaarheid van woningen verergerd, met name voor kwetsbare huishoudens. Het aanbod van betaalbare en sociale woningen blijft beperkt en ligt aanzienlijk lager dan het Uniegemiddelde. Het huidige Spaanse nationale energie- en klimaatplan voorziet in 1,2 miljoen woningrenovaties tussen nu en 2030, waarvan ongeveer een derde onder het herstel- en veerkrachtplan valt. Het voorzien in extra energie-efficiënte huisvesting in gebieden waar uitgesproken tekorten zijn en de markt gespannen is, onder meer door renovatie en elektrificatie, kan helpen het energieverbruik binnen de perken te houden en de groene transitie aan te pakken, en kan kwetsbare huishoudens ondersteunen die meer blootstaan aan energiearmoede. Het goed gericht voorzien in betaalbare sociale huurwoningen in samenwerking met de particuliere sector kan de budgettaire gevolgen helpen beperken.

(33)

Het vervoer blijft afhankelijk van oliebrandstoffen. De sector is verantwoordelijk voor een groot deel van de uitstoot van broeikasgassen en draagt ook bij aan de luchtverontreiniging, die boven het Uniegemiddelde ligt. Ontoereikende infrastructuur en toegang tot openbaar vervoer blijft een probleem in plattelandsgebieden. De invoering van elektromobiliteit is zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde onderontwikkeld. De voltooiing van het, ook grensoverschrijdende, kernspoorwegennet voor hogesnelheidstreinen tegen 2030 zal de transitie naar klimaatneutraliteit bespoedigen en het vervoer minder afhankelijk maken van fossiele brandstoffen. De in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregelen bieden de mogelijkheid om stedelijk en grootstedelijk vervoer te transformeren en het trans-Europese vervoersnetwerk te versterken en de invoering van digitalisering en nieuwe technologieën in de sector te ondersteunen.

(34)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Spanje tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor diverse beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, zoals technici op het gebied van de elektronica.

(35)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (20) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(36)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Spanje dragen de aanbevelingen 1, 2 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede en derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(37)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid helpt om kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld aan te pakken. Aanbeveling 2 draagt bij tot de aanpak van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 36,

BEVEELT AAN dat Spanje in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2,6 % (21).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

Het momentum in stand houden en de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan voortzetten en, na de recente indiening van het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk en de aanvraag van aanvullende leningen, snel van start gaan met de uitvoering van de bijbehorende maatregelen. Voor voldoende administratieve capaciteit blijven zorgen gezien de geplande toename in de omvang van het herstel- en veerkrachtplan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De invoering van hernieuwbare energie bespoedigen, onder meer door het verder stroomlijnen en digitaliseren van de vergunningsprocedures, het ondersteunen van het werk van vergunningverlenende autoriteiten, het verbeteren van de toegang tot het net en het investeren in energie-opslag, elektriciteitstransmissie en -distributie, en grensoverschrijdende elektriciteitsinterconnecties. De beschikbaarheid van sociale en betaalbare energie-efficiënte huisvesting vergroten, onder meer door renovatie; de elektrificatie van gebouwen en de invoering van elektromobiliteit bespoedigen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10150/21 INIT + COR 1 (ro) + ADD 1 REV 2.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Spanje (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 38).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp geleverd als gevolg van de geleidelijke terugkeer naar het niveau van vóór de COVID-19-pandemie.

(10)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Spanje (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 70).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei van Spanje op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) geraamd op 5,5 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(14)  De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,6 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,2 procentpunt leverden. Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(15)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(16)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(17)  De daling met 10,8 % omvat het verbruik van aardgas voor de productie van elektriciteit in Spanje voor uitvoer naar naburige lidstaten.

(18)  Aan Spanje is een afwijking verleend waardoor het streefcijfer 7 % is in plaats van 15 % in het geval van een verplichte vraagreductie na een Unie-alarm, overeenkomstig artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(20)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/86


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Frankrijk

(2023/C 312/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Frankrijk heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Frankrijk. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 28 april 2021 heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Frankrijk (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Frankrijk de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 11 mei 2023 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, conform artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Frankrijk over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Frankrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Frankrijk van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Frankrijk een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Frankrijk wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name de kwetsbaarheden in verband met de hoge overheidsschuld, het concurrentievermogen en de lage toename van de productiviteit, die van grensoverschrijdend belang zijn, blijven bestaan, ondanks tekenen van verbetering. De overheidsschuld daalt sinds het herstel van het bbp in 2021, na een stijging tijdens de COVID-19-pandemie. In 2022 hebben diverse begrotingsmaatregelen de gevolgen van de energiecrisis aanzienlijk verzacht, maar de schuldvermindering vertraagd. Verwacht wordt dat de schuld dit jaar en volgend jaar verder zal afnemen, maar daarna opnieuw een opgaande ontwikkeling zal vertonen indien er geen beleidsmaatregelen worden genomen, en hoog en boven het niveau van vóór de COVID-19-pandemie zal blijven. De uitdagingen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange termijn blijven groot. De in recente jaren genomen beleidsmaatregelen ter versterking van de potentiële groei zouden de verwachte stijging van de overheidsschuld op middellange termijn kunnen helpen corrigeren. Er zijn verschillende hervormingen aangenomen om het kostenconcurrentievermogen te verbeteren. Een klein positief effect op het concurrentievermogen is al zichtbaar, en het volledige effect van die hervormingen zal zich naar verwachting de komende jaren manifesteren. Ook de arbeidsproductiviteit zal naar verwachting profiteren van de effectieve uitvoering van de geplande investeringen en hervormingen. De Franse economie toonde zich het afgelopen jaar veerkrachtig en het kostenconcurrentievermogen had minder te lijden onder de stijgende energieprijzen dan in de rest van de eurozone. De export verbetert dankzij het verdere herstel van het grensoverschrijdende toerisme en de vliegtuigindustrie, die zwaar door de COVID-19-pandemie waren getroffen. Terwijl de schulden van de particuliere sector tijdens de ergste fase van de COVID-19-pandemie stegen, gingen hogere bedrijfsleningen hand in hand met stijgingen van het eigen vermogen en de opbouw van liquiditeitsbuffers. Hogere rentetarieven kunnen de schuldafbouw door overheid en particulieren bemoeilijken. De beleidsrespons was gunstig, maar er blijven uitdagingen, met name op het gebied van het beheer van de overheidsfinanciën. Een effectieve uitvoering van de onlangs aangenomen hervormingen blijft van cruciaal belang om de kwetsbaarheden verder te verminderen, met name de hervorming van het beheer van de overheidsfinanciën en het nieuwe mechanisme voor de jaarlijkse evaluatie van de overheidsuitgaven. Beide maatregelen zijn van cruciaal belang om de uitgaven terug te dringen en de overheidsschuld op een langdurig dalende tendens te brengen. Bovendien heeft de regering een hervorming van het openbare pensioenstelsel aangenomen die naar verwachting de houdbaarheid van de overheidsschuld ten goede zal komen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Frankrijk van 6,5 % van het bbp in 2021 tot 4,7 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 112,9 % van het bbp eind 2021 tot 111,6 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Frankrijk besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed, terwijl de overheidsschuld de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschreed en niet aan de schuldreductiebenchmark voldeed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan de tekort- en schuldcriteria was voldaan. Ook heeft de Commissie, in overeenstemming met de mededeling van 8 maart 2023, niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te stellen. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Frankrijk moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen de verlaging van de binnenlandse belasting op het eindverbruik van elektriciteit (“taxe intérieure sur la consommation finale d'électricité” of TICFE), terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer betrekking hadden op directe subsidies ter compensatie van gas- en elektriciteitsleveranciers voor het plafond op de gereguleerde gas- en elektriciteitstarieven, subsidies om de stijging van de retailprijzen van vervoersbrandstoffen te beperken en voor energie-intensieve ondernemingen, en overdrachten aan huishoudens met een laag inkomen. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, namelijk een uitzonderlijke solidariteitsbelasting voor bedrijven in fossiele brandstoffen en raffinaderijen en een mechanisme voor het begrenzen van inframarginale marktinkomsten uit elektriciteitsopwekking, alsmede indirecte belastinginkomsten van en lagere subsidies voor producenten van hernieuwbare energie, die voortvloeien uit het positieve verschil tussen de markt- en referentietarieven voor elektriciteit. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,9 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,6 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,5 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Frankrijk aanbevolen (7) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad Frankrijk aanbevolen nationaal gefinancierde investeringen in stand houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, met – 2,0 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is Frankrijk het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,6 % van het bbp in 2022 (0,7 % van het bbp in 2021). De marginale daling van de uitgaven die in 2022 met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van de vervroegde uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan in de eerste twee jaar ervan. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Frankrijk heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,7 procentpunt. Deze aanzienlijk expansieve bijdrage omvatte het extra effect van budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (extra nettobegrotingskosten van 0,8 % van het bbp). Tegelijkertijd droeg de indexering van pensioenen, socialezekerheidsuitkeringen en lonen in de overheidssector ook bij (0,4 % van het bbp) aan de groei van de netto primaire lopende uitgaven. Frankrijk heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven niet in voldoende mate beperkt. De aanzienlijke expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde lopende uitgaven was slechts deels het gevolg van de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen aan te pakken en van de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,0 % en in 2024 met 1,6 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere reële bbp-groei van 0,7 % in 2023 en 1,4 % in 2024, voornamelijk als gevolg van lagere bijdragen aan de groei van de binnenlandse vraag in 2023, afkomstig van bruto-investeringen in vaste activa en voorraden, en van de externe vraag in 2024.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 4,9 % van het bbp. De toename in 2023 weerspiegelt voornamelijk de vertraging van de economische activiteit en de verwachte gederfde belastinginkomsten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 111,6 % eind 2022 tot 109,6 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,7 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk omdat de Commissie een hogere elasticiteit van de belastingen verwacht, die tot hogere belastinginkomsten leidt. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 109,6 % eind 2023.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name de verlaging van de TICFE en de directe subsidies om de gas- en elektriciteitsleveranciers te compenseren voor het plafond op de gereguleerde gas- en elektriciteitstarieven, en uit nieuwe maatregelen zoals de brandstofbon met middelentoets (“chèque carburant”) voor huishoudens met een laag inkomen, ter vervanging van de algemene korting die in 2022 werd toegepast, en de subsidies voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die niet profiteren van gereguleerde elektriciteitstarieven, om de stijging van de energierekening tot eind 2023 te dekken. De kosten van die maatregelen worden nog steeds gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, namelijk een mechanisme voor het begrenzen van inframarginale marktinkomsten uit elektriciteitsopwekking, alsmede door de indirecte belastinginkomsten van en lagere subsidies voor producenten van hernieuwbare energie, die voortvloeien uit het positieve verschil tussen de markt- en referentietarieven voor elektriciteit. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand, ook al zijn de prijsplafonds voor elektriciteit en gas voor huishoudens wel verhoogd. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,5 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Frankrijk actie onderneemt om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Frankrijk moet tegelijkertijd klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Frankrijk is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 0,5 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 2,0 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 0,6 % van het bbp zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,1 % van het bbp. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,4 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers leverden (13). Frankrijk is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals investeringen in het kader van het investeringsplan France 2030 ter bevordering van investeringen in geavanceerde O&O en in de digitale wereld, naast investeringen in hernieuwbare energie in verwarmingssystemen en renovatie van openbare en particuliere gebouwen, maatregelen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van de industrie, investeringen in duurzaam transport, gezondheid en onderwijs, die gedeeltelijk worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 4,4 % van het bbp. De daling in 2024 is voornamelijk het gevolg van de beëindiging van de meeste energiesteunmaatregelen, in combinatie met hogere elasticiteit van de belastingen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting nagenoeg stabiel blijven op 109,5 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,3 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort, voornamelijk als gevolg van een basiseffect dat voortvloeit uit een reeds lager tekort dat door de Commissie voor 2023 wordt verwacht. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 109,5 % eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van deze maatregelen in 2024 0,2 % van het bbp zullen bedragen. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De energiesteunmaatregelen die momenteel gepland zijn om in 2024 van kracht te blijven, lijken niet gericht op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Zij behouden niet volledig de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2,3 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 3,1 % in 2024, wat hoger is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde aanpassing is minder groot dan de besparingen die voortvloeien uit de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Dit is het gevolg van de toegenomen investeringen in het kader van het programma France 2030 en de volledige afschaffing van de productiebelasting op de toegevoegde waarde van bedrijven.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen in 2023 en 2024 naar verwachting stabiel blijven op 3,8 % van het bbp. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten een hervorming van het beheer van de overheidsfinanciën en een nieuw uitgaventoetsingsmechanisme, hervormingen van het pensioenstelsel en het stelsel van werkloosheidsuitkeringen, naast investeringen ter bevordering van de groene en de digitale transitie, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan. Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting geleidelijk dalen tot 3,7 % van het bbp in 2025, tot 3,2 % in 2026 en tot 2,7 % in 2027. Het overheidstekort zal in 2027 volgens de planning dus gedaald zijn tot onder 3 % van het bbp. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 109,5 % van het bbp eind 2024 tot 108,3 % van het bbp eind 2027.

(27)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het herstel- en veerkrachtplan van Frankrijk wordt momenteel uitgevoerd. Frankrijk heeft één betalingsaanvraag ingediend, overeenkomend met 38 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulterend in een totale uitbetaling van 7 400 000 EUR. De mijlpalen weerspiegelen de vooruitgang bij de uitvoering van hervormingen op het gebied van overheidsfinanciën, huisvesting, mobiliteit, werkgelegenheid, vaardigheden en gezondheid. Verschillende doelstellingen weerspiegelen grote investeringen op het gebied van energiebesparende renovatie van gebouwen, decarbonisatie van de industrie, schone voertuigen, onderzoek, werkgelegenheid voor jongeren en onderwijs. Op 20 april 2023 heeft Frankrijk een wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend, met een REPowerEU-hoofdstuk. Het verzoek van Frankrijk om zijn herstel- en veerkrachtplan te wijzigen is gebaseerd op de noodzaak om rekening te houden met de hoge inflatie in 2022, verstoringen van de toeleveringsketen en de neerwaartse bijstelling van zijn maximale subsidie voor de faciliteit. De opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Frankrijk op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(28)

De Commissie heeft de meeste programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Frankrijk in 2022 goedgekeurd, met uitzondering van het programma voor Saint-Martin, dat op 20 maart 2023 is goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Frankrijk tot stand te brengen.

(29)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan de orde komen, staat Frankrijk voor een aantal bijkomende uitdagingen in verband met het tekort aan vaardigheden en de ongelijkheden in het onderwijssysteem, met het energiebeleid en met de groene transitie. Door deze uitdagingen aan te pakken, kunnen de vaardigheden van werknemers worden verbeterd, kan de arbeidsproductiviteit worden verhoogd, kunnen Franse bedrijven energiezuiniger worden en kan de Franse economie in het algemeen competitiever worden.

(30)

Het arbeidskrachtentekort blijft groot in Frankrijk. Volgens het onderzoek naar de behoeften aan arbeidskrachten in 2023 (uitgevoerd door “Pôle Emploi”) verwacht 61 % van de werkgevers verdere aanwervingsproblemen in 2023, met name voor geschoolde arbeidskrachten in de bouw en de industrie — twee sectoren die grote gevolgen ondervinden van de groene en de digitale transitie. De afgelopen jaren heeft Frankrijk de investeringen in de bij- en omscholing van werknemers opgevoerd, deels met steun uit de faciliteit. Uit evaluaties blijkt echter dat de bijscholing van laaggeschoolden nog steeds op verschillende manieren wordt belemmerd, waardoor de doeltreffendheid van gerichte programma's zoals het investeringsplan in vaardigheden wordt ondermijnd. De deelname van laaggeschoolde werknemers aan opleidingen neemt weliswaar toe, maar blijft veel lager dan die van andere werknemers, en zij profiteren doorgaans minder van opleidingen die tot een kwalificatie leiden. Dit wijst erop dat het verder verhogen van het aantal jongeren dat de arbeidsmarkt betreedt met voldoende basisvaardigheden en kwalificaties een prioriteit van het onderwijssysteem moet blijven.

(31)

Ondanks een totaal niveau van overheidsuitgaven boven het OESO-gemiddelde en goede resultaten, wordt het Franse onderwijssysteem gekenmerkt door een aanzienlijk aantal leerlingen dat slecht presteert, en blijft de sociaal-economische achtergrond een sterke voorspeller van de prestaties van leerlingen. Ondermaatse prestaties en ongelijkheden in verworven vaardigheden in wiskunde blijven een bijzonder punt van zorg. Volgens nationale en internationale onderzoeken zijn de gemiddelde prestaties op het gebied van wiskunde in Frankrijk de afgelopen dertig jaar gestaag gedaald. Er zijn enkele stappen gezet om de verwerving van basisvaardigheden te versterken, onder meer door de in 2019 gestarte bijscholing van leraren in wiskunde en Frans te versterken en vanaf het schooljaar 2023/2024 een ondersteunende module van één uur wiskunde en Frans toe te voegen aan het eerste jaar van de middelbare school. Het plan om het aantal leerlingen per klas in de eerste en tweede klas van achtergestelde openbare kleuter- en basisscholen te halveren, is bijna voltooid en het langetermijneffect op de leerresultaten van de 300 000 betrokken leerlingen wordt geëvalueerd. Een aanzienlijk deel van de kansarme leerlingen, buiten de prioritaire gebieden, profiteert daar echter niet van. Ondanks investeringen en vooruitgang blijven er ook uitdagingen bestaan met betrekking tot de toegang van leerlingen en studenten met een handicap tot het reguliere onderwijsstelsel.

(32)

In 2022 bleef Frankrijk investeren in het leerlingstelsel en in andere mogelijkheden voor werkplekleren, zoals de hervorming van de beroepsopleiding op middelbare scholen. Hoewel die maatregelen een positief resultaat zouden kunnen hebben, moet het effect ervan nog worden gevoeld en zou een grotere betrokkenheid van professionals en leerkrachten bij het vormgeven van de programma's nodig zijn. Ondanks maatregelen ter verbetering van de onderwijsomstandigheden, waaronder een verhoging van de lerarensalarissen, blijft er bezorgdheid bestaan over de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar en het grote aandeel van contractueel personeel, dat vaak over minder kwalificaties en ervaring beschikt dan personeel met een vaste aanstelling en onvoldoende toegang heeft tot opleidingsmogelijkheden. In het algemeen blijft de verhouding leraren/studenten een van de hoogste in de Unie.

(33)

De Franse energiemix is minder afhankelijk van fossiele brandstoffen dan die van andere lidstaten, maar blijft wel afhankelijk van ingevoerde fossiele brandstoffen. Het aardgasverbruik van Frankrijk is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 16 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16), is overtroffen. Frankrijk zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (17) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. De huidige geopolitieke situatie en de hoge energieprijzen maken het voor Frankrijk ook steeds dringender om zijn inspanningen verder op te voeren teneinde de in zijn nationale energie- en klimaatplan vastgelegde doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen. Met 19,1 % van het bruto-eindenergieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen heeft Frankrijk zijn doelstelling van 23 % hernieuwbare energiebronnen voor 2020 niet gehaald. Het ligt ook niet op schema om zijn doelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energie te halen en loopt achter met het inzetten van hernieuwbare energie, met name voor elektriciteitsproductie en verwarming. Een snelle invoering van hernieuwbare energie, zoals zonne- en windenergie, zou bijdragen tot de energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening in Frankrijk door het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen. De lage uitvoeringsgraad van hernieuwbare energie kan worden verklaard door de trage en ingewikkelde administratieve procedures in verband met vergunningen. Vertragingen in de vergunningverlening voor alle technologieën (onshore- en offshore-windenergie en zonne-energie) houden verband met een gebrek aan politieke steun voor projecten, inadequate planning en lange en complexe vergunningsprocedures. Er zijn ook uitdagingen op het gebied van publieke acceptatie en wetgeving, die onzekerheid creëren voor investeerders en ontwikkelaars. Het vergunningsproces kan worden versneld door de toewijzing van meer personeel en financiële middelen in de centrale administratie, zowel op regionaal niveau als bij de betrokken autoriteiten en netbeheerders. Betere procedures voor ruimtelijke ordening en een snellere toepassing van aanbestedingsprocedures zijn ook van essentieel belang om de installatie van hernieuwbare energieprojecten veilig te stellen.

Frankrijk heeft in 2023 een wet aangenomen over de versnelling van de hernieuwbare energie-opwekking, waarin de noodzaak wordt erkend om grote stappen te zetten bij de ontwikkeling van hernieuwbare warmte en gas en het aandeel van hernieuwbare elektriciteit te verhogen om te voldoen aan de toenemende behoeften van de elektrificatie van de toepassingen. Als die wet goed wordt uitgevoerd, kan zij een snellere ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten bevorderen. Dit zou Frankrijk op weg kunnen helpen om de doelstellingen voor 2030 te halen.

(34)

Om het interconnectieniveau op het streefcijfer van 10 % voor 2020 te brengen, blijft verdere steun voor grensoverschrijdende elektriciteitsinterconnectoren (in ontwikkeling of gepland) van cruciaal belang voor de integratie van grote aandelen hernieuwbare energiebronnen. Het vervroegen van investeringen in binnenlandse en grensoverschrijdende energie-infrastructuur zal helpen om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen en met name van Russisch gas. Er wordt aanbevolen om investeringen in nieuwe infrastructuur en netten waar mogelijk toekomstbestendig te maken door ervoor te zorgen dat ze in de toekomst kunnen worden gebruikt voor duurzame brandstoffen, zodat ze op lange termijn duurzaam zijn. Interconnecties zijn van cruciaal belang voor de efficiënte werking van de interne energiemarkt, aangezien zij middelen bundelen om de algemene continuïteit van de voorziening te waarborgen.

(35)

Het Franse herstel- en veerkrachtplan bevat grote projecten voor de renovatie van gebouwen voor sociale en individuele woningen, maar ook voor openbare gebouwen en kleinere bedrijven. Bij de renovatie van woongebouwen zijn de meeste projecten gericht op eenstapswerken, wat leidt tot beperkte renovaties. In de eerste helft van 2022 bevatte slechts 27 % van de werken ten minste twee renovatiestappen, en slechts 5 % betrof totale renovaties. Ingrijpende renovaties zouden een grote impact kunnen hebben op de vermindering van het energieverbruik in de gebouwensector. Daarnaast zouden grotere inspanningen om publieke en particuliere investeringen te richten op ondersteuning van huishoudens met een laag inkomen bij de renovatie van gebouwen en de renovatie van het gebouwenbestand met de slechtste energieprestaties, kunnen helpen om de 5,2 miljoen meest energie-inefficiënte woningen (woningen met een energie-efficiëntieklasse F en G) tegen 2030 weg te werken. Met de klimaat- en veerkrachtwet van 2021 werden verschillende maatregelen ingevoerd om de uitgebreide renovatie van gebouwen te stimuleren, zoals het verbod op huurwoningen met een energie-efficiëntieklasse G vanaf 2025, F vanaf 2028 en E vanaf 2034. Met het oog op het stimuleren van significante verbeteringen van het energierendement zou het beleidskader kunnen worden verbeterd om grondige renovaties te stimuleren en Frankrijk te helpen de energie-efficiëntie van zijn gebouwenbestand verder te verhogen, met bijzondere aandacht voor huishoudens met een laag inkomen.

(36)

Frankrijk is goed voor bijna 11 % van de totale durfkapitaalinvesteringen van de Unie in startende en doorgroeiende klimaattechnologiebedrijven. Ondanks grote overheidssteun heeft echter slechts 29 % van de kleine Franse bedrijven meer dan 1 % van hun omzet geïnvesteerd om efficiënt met natuurlijke hulpbronnen om te gaan (gemiddeld 40 % in de Unie). Initiatiefnemers van cleantech-productieprojecten worden geconfronteerd met hoge administratieve lasten, lange procedures en risico's op rechtszaken. Het duurt gemiddeld 17 maanden om voor een industrieel project een bouwvergunning te krijgen, een milieuvergunning te krijgen en het openbaar onderzoek uit te voeren. De procedure omvat blokkeerpunten, waarbij de projecteigenaar moet wachten op antwoorden van verschillende instanties (administratieve rechtbank, advies van de milieuautoriteit, rapport van de openbare onderzoeker). Bovendien moet voor grote industriële projecten een openbare raadpleging worden gehouden. Dit proces kan minstens zes maanden duren, wat boven op de tijd komt die nodig is om de bouwvergunning te verkrijgen, de milieuvergunning te ontvangen en het openbaar onderzoek uit te voeren. Investeringsprojecten kunnen ook worden onderworpen aan gerechtelijke procedures die meerdere jaren kunnen duren, waardoor projecten worden opgegeven. Hoewel vergunningsprocedures noodzakelijk zijn om dwingende openbare en particuliere belangen te beschermen, moeten zij worden vereenvoudigd en versneld voor cleantech-productieprojecten. Het parallel opstarten van administratieve procedures en het voorstellen van bedrijfsterreinen die klaar zijn voor gebruik zou ook kunnen helpen om tijd te besparen.

(37)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Frankrijk tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor verschillende beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder civieltechnische technici, exploitanten van elektriciteitscentrales en ingenieurs.

(38)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (18) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(39)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Frankrijk dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde en de vierde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(40)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 genoemde beleid draagt bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die verband houden met een hoge overheidsschuld en met een zwak concurrentievermogen en een lage productiviteitsgroei. De aanbevelingen 2 en 3 dragen bij tot het aanpakken van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 39,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2,3 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De randvoorwaarden verder verbeteren om investeringen en innovatie te bevorderen.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en, na de recente indiening van het addendum, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk, snel van start gaan met de uitvoering van de bijbehorende maatregelen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Het tekort aan vaardigheden aanpakken, met name door extra mogelijkheden voor werkend leren te bieden en het percentage mensen met basisvaardigheden te verhogen. Middelen en methoden aanpassen aan de behoeften van kansarme leerlingen en scholen om het onderwijs- en opleidingsstelsel rechtvaardiger en inclusiever te maken. De arbeidsomstandigheden en initiële en continue training voor leerkrachten verbeteren.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De inzet van duurzame energie versnellen, met bijzondere aandacht voor wind- en zonne-energie, geothermische energiebronnen en biogas, onder meer door kleinschalige duurzame energieproductie en de bevordering van collectieve zelfconsumptie. Daarnaast gerelateerde opslagtechnologieën bevorderen door meer overheidsinvesteringen, door particuliere investeringen te vergemakkelijken en knelpunten bij de vergunningverlening aan te pakken. De elektriciteitstransmissie- en distributienetten verder verbeteren en de grensoverschrijdende elektriciteitsverbindingen uitbreiden. Het beleidskader verder verbeteren om de grondige renovatie van gebouwen en de decarbonisatie van verwarmingssystemen te stimuleren, met bijzondere aandacht voor huishoudens met lage inkomens en voor gebouwen met de laagste energieprestaties. Een ondersteunend regelgevingsklimaat creëren om de investeringen in cleantech-productie te verhogen, onder meer door het vereenvoudigen en versnellen van de vergunningverlening. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10162/21 INIT; ST 10162/21 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Frankrijk (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 43).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Verwacht wordt dat de overige nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp zullen leveren, die voornamelijk kan worden verklaard door het effect van de kapitaaloverdrachten die in het kader van het Franse herstelplan (“France Relance”) worden betaald en die niet met subsidies uit de faciliteit worden gefinancierd.

(10)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationaal hervormingsprogramma van Frankrijk (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 79).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Frankrijk geraamd op 6,3 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat de overige nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp zullen leveren, die voornamelijk kan worden verklaard door het effect van de kapitaaloverdrachten die in het kader van het Franse herstelplan (“France Relance”) worden betaald en die niet met subsidies uit de faciliteit worden gefinancierd, en van het investeringsplan France 2030.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/97


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Kroatië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Kroatië

(2023/C 312/11)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Kroatië niet heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Kroatië. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 14 mei 2021 heeft Kroatië overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 28 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Kroatië (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Kroatië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Kroatië heeft op 28 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Kroatië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Kroatië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Kroatië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Kroatië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Kroatië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens verbeterde het overheidssaldo van Kroatië van een tekort van 2,5 % van het bbp in 2021 tot een begrotingsoverschot van 0,4 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 78,4 % van het bbp eind 2021 tot 68,4 % eind 2022.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen verlagingen van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en van de accijnzen, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer betrekking hadden op energieprijsplafonds, uitkeringen voor kwetsbare consumenten, steunregelingen voor bedrijven en sociale bijstand voor gepensioneerden en kwetsbare huishoudens. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,6 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 1,3 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,1 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Kroatië aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden. De Raad heeft Kroatië ook aanbevolen de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven onder controle te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 grotendeels neutraal, namelijk + 0,2 % van het bbp, hetgeen wenselijk was gezien de hoge inflatie (9). Zoals aanbevolen door de Raad is Kroatië het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 2,6 % van het bbp in 2022 (2,7 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,6 procentpunt (10) aan de begrotingskoers (11). Kroatië heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een grotendeels neutrale bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,1 procentpunt. Kroatië heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is voor 2023 gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie en komt voor de periode daarna overeen met de voorjaarsprognose. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,2 % en in 2024 met 2,6 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere reële bbp-groei van 1,6 % in 2023 en 2,3 % in 2024, voornamelijk als gevolg van conservatievere prognoses voor de consumptie van huishoudens en de overheid en voor de totale investeringen.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidssaldo zal verslechteren tot een tekortratio van 0,7 % van het bbp in 2023. De verslechtering in 2023 is vooral het gevolg van het vertraagde effect van de inflatie op de overheidsuitgaven, namelijk via de indexeringsmechanismen van de ambtenarensalarissen, pensioenen en sociale uitkeringen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 68,4 % eind 2022 tot 62,6 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 0,5 % van het bbp voor 2023. Dit is grotendeels in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 63,0 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen die vanaf 2022 worden verlengd, waaronder aan de inkomstenkant verlagingen van de btw en accijnzen en aan de uitgavenkant energieprijsplafonds, uitkeringen voor kwetsbare consumenten, steunregelingen voor bedrijven en sociale bijstand voor gepensioneerden en kwetsbare huishoudens. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,5 % van het bbp in 2023 (12). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en veel van de maatregelen houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (13) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,3 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stabiel blijven ten opzichte van 2022.

(19)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Kroatië actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (14), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Kroatië klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Kroatië is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 1,0 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een grotendeels neutrale begrotingskoers in 2022 (+ 0,2 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,4 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven kan dus niet worden toegeschreven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) is ook het gevolg van de instandhouding van niet-gerichte energiemaatregelen, permanente stijgingen van de lonen in de overheidssector en van de sociale uitkeringen en lagere btw-tarieven voor niet-energetische producten. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 3,1 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,7 procentpunt zullen leveren (15). Kroatië is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energierenovatie van gebouwen, digitalisering van het openbaar bestuur, investeringen in digitale diagnostiek en apparatuur in ziekenhuizen, en steun voor de groene en de digitale transitie van het bedrijfsleven, die worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal stijgen tot 1,5 % van het bbp. De stijging in 2024 is voornamelijk het gevolg van hogere kapitaaluitgaven en een nog steeds relatief hoge indexering van lonen, pensioenen en sociale bijstandsuitgaven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 59,8 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,3 % van het bbp in 2024. Dit is grotendeels in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote van 61,8 % aan het eind van 2024, waarbij het verschil met de prognoses van het stabiliteitsprogramma 2023 grotendeels wordt verklaard door het noemereffect (verschil in het nominale bbp in 2024) en, in mindere mate, verschillende aannames betreffende de stock-flow adjustment.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van het merendeel van de energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie raamt de nettokosten van de energiesteunmaatregelen momenteel op 0,2 % van het bbp in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (16). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (17) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 5,1 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,5 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 6,8 % in 2024, hetgeen boven het aanbevolen groeipercentage ligt. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamde aanpassing is minder groot dan de besparingen als gevolg van de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen, die het gevolg is van een toename van de dynamiek van de kapitaal-, loon- en sociale uitgaven.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen tussen 2023 en 2024 stabiel blijven op 4,6 % van het bbp. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze omvatten hervormingen (gezondheidszorg en welzijnssector, verbetering van het beheer van overheidsbedrijven, verbetering van de budgettaire verantwoordelijkheidswet) en investeringen (infrastructuur voor vervoer en water, energierenovatie van appartementsgebouwen en huizen, investeringen in de groene en de digitale transitie en in onderwijsinfrastructuur) die meestal ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 0,8 % van het bbp in 2025 en tot 0,6 % in 2026. Het overheidstekort zal volgens de planning gedurende de looptijd van het programma dus onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 59,8 % van het bbp eind 2024 tot 55,6 % van het bbp eind 2026. De overheidsschuldquote zal volgens de planning dus dalen en gedurende de looptijd van het programma onder de 60 % van het bbp blijven.

(27)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Kroatië heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Kroatië heeft twee betalingsaanvragen ingediend, die overeenkomen met 59 mijlpalen en doelstellingen in het plan en resulteren in een totale uitbetaling van 1,4 miljard EUR. Kroatië zal naar verwachting een amendement op zijn plan indienen, met een REPowerEU-hoofdstuk en aanvullende maatregelen op andere gebieden, die door de leningcomponent zullen worden gefinancierd. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Kroatië op 30 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om 3 612 000 000 EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Kroatië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(28)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Kroatië in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Kroatië tot stand te brengen.

(29)

Kroatië importeert ongeveer 53 % van het totale energieverbruik per jaar, terwijl het een groot potentieel heeft voor hernieuwbare energie, met name uit zon, wind en geothermische bronnen. De helft van de elektriciteit van het land wordt opgewekt door waterkrachtcentrales; het aandeel van windenergie is gestegen tot 14 %, maar het aandeel van zonne-energie is nog steeds slechts 1 %. Belangrijke factoren om de invoering van zonne- en windinstallaties te versnellen zijn het stroomlijnen van de vergunningsprocedures en de voltooiing van het desbetreffende wetgevingskader om producenten en zelfverbruikers meer rechtszekerheid te bieden. Andere factoren zijn een aanzienlijke verbetering van het transmissienetwerk en de uitbreiding ervan naar het zuidelijke deel van het land, waar de hernieuwbare energie voornamelijk wordt opgewekt, en de uitrol van slimme bemetering voor kleine zonne-installaties. Het energieverbruik in de residentiële sector is vrij hoog in Kroatië (35 % van het totale energieverbruik), waarbij 71 % afhankelijk is van gas voor verwarming. De herziening en vereenvoudiging van de procedures voor de installatie van fotovoltaïsche installaties in flatgebouwen en de versnelde invoering van warmtepompen voor verwarming en koeling zijn relevante maatregelen voor energierenovatie in de bouwsector. Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het vervoer is laag (7 % tegenover de 2030-doelstelling van 14 %), evenals het aandeel van het spoor in het personenvervoer (2,5 % tegenover 8 % in de Unie). Het moderniseren van de spoorweginfrastructuur en het rollend materieel en een toename van het gebruik van emissievrije voertuigen kunnen sterk bijdragen tot het koolstofvrij maken van de vervoerssector. Het aardgasverbruik van Kroatië is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 22 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18), is overtroffen. Kroatië zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (19) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(30)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Kroatië tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 31 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist waren, onder meer in de bouw en de industrie (beide onder het Uniegemiddelde).

(31)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (20) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(32)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Kroatië dragen de aanbevelingen 1, 2 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Kroatië in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 5,1 % (21).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen, met name wind- en zonne-energie en geothermische energie, te versnellen, het onvolledige wetgevingskader te voltooien, de administratieve procedures voor vergunningen te stroomlijnen, de procedures voor de installatie van hernieuwbare energiebronnen (bijvoorbeeld fotovoltaïsche zonne-energie) in flatgebouwen te vereenvoudigen en meer rechtszekerheid te bieden. Kleinschalige opwekkingscapaciteit voor hernieuwbare energie ondersteunen. De elektriciteitstransport- en distributienetten verder verbeteren, met name door de transmissieverbindingen tussen het noorden en het zuiden van het land te verbeteren en de invoering van slimme meters te bevorderen. De uitvoering van maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie versnellen, met inbegrip van de installatie van warmtepompen. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in de vervoerssector verminderen door duurzame oplossingen te bevorderen, met name bij spoorwegvervoer en de elektrificatie van het wegvervoer. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10687/2021 INIT; ST 10687/2021 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Kroatië (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 48).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Kroatië kende ook in 2022 een sterke reële bbp-groei.

(10)  Nationaal gefinancierde investeringen leverden een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers door een daling van de investeringsuitgaven van lokale overheden.

(11)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,5 procentpunt van het bbp geleverd. Dit was ten dele te wijten aan eenmalige kosten van een internationale arbitragezaak.

(12)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(13)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Kroatië (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 88).

(14)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Kroatië, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 10,3 % in nominale termen.

(15)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 0,5 procentpunt van het bbp zullen leveren. Dit wordt ten dele veroorzaakt door een basiseffect van hogere uitgaven in 2022 als gevolg van een eenmalige maatregel, terwijl in 2023 een vermindering van de overdrachten aan nutsbedrijven wordt beoogd.

(16)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(17)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(20)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/105


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Italië

(2023/C 312/12)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Italië heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op 14 december 2022 heeft de Commissie een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Italië. Op 22 november 2022 heeft de Commissie ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Italië overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Italië (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Italië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Italië heeft op 2 mei 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Italië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Italië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Italië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Italië een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. Daarin concludeerde zij dat Italië met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Hoewel er enige verbeteringen zijn opgetreden, blijven er met name kwetsbaarheden bestaan in verband met de hoge overheidsschuld en de zwakke productiviteitsgroei, in een context van een kwetsbare arbeidsmarkt en enkele zwakke punten op de financiële markten, die van grensoverschrijdend belang zijn. De langdurige kwetsbaarheden van Italië zijn de afgelopen jaren enigszins afgenomen, maar blijven aanzienlijk en zullen naar verwachting niet snel verdwijnen. De aanhoudend lage stijging van de productiviteit is een belangrijke factor achter de aanhoudend zwakke economische groei in Italië, die de schuldafbouw van de overheid vertraagt, de werkgelegenheid aantast en de balansen van de banken beïnvloedt. De overheidsschuldquote daalde verder in 2022, ten tijde van economisch herstel. De overheidsschuldquote blijft echter hoog en vormt een aanzienlijke uitdaging voor de budgettaire houdbaarheid. Verwacht wordt dat de overheidsschuldquote tegen 2024 verder zal dalen, maar op middellange termijn zal toenemen indien er geen consolidatiemaatregelen worden genomen. De overheid heeft verdere maatregelen genomen om de veerkracht van de financiële sector te ondersteunen en de niet-renderende leningen zijn aanzienlijk afgenomen. Banken zijn echter nog steeds sterk blootgesteld aan soevereine risico's. Er is enige vooruitgang geboekt met beleid om onevenwichtigheden aan te pakken, maar aanhoudende inspanningen zijn nodig en de implementatie van het herstel- en veerkrachtplan blijft de belangrijkste beleidsprioriteit, aangezien het plan uitgebreide hervormingen en aanzienlijke investeringen omvat. Om de hoge overheidsschuld op een stabiel neerwaarts traject te brengen, in een context van stijgende kosten van schuldendiensten en toenemende leeftijdsgebonden kosten, is een veelzijdige aanpak nodig die berust op een prudent begrotingsbeleid met toereikende primaire begrotingsoverschotten, groeibevorderende investeringen en hervormingen, een betere naleving van de belastingwetgeving en een efficiënt gebruik van nationale en Uniemiddelen. Italië staat voor uitdagingen die, naast de voortgezette krachtige implementatie van het herstel- en veerkrachtplan, baat zouden hebben bij extra beleidsinspanningen, met name op het gebied van belastingen, het begrotingskader en pensioenstelsels, alsook op het gebied van demografie, arbeidsmarkt en energie.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Italië van 9,0 % van het bbp in 2021 tot 8,0 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 149,9 % van het bbp eind 2021 tot 144,4 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag gepubliceerd op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Italië besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed, terwijl de overheidsschuld de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschreed en niet aan de schuldreductiebenchmark voldeed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan de tekort- en schuldcriteria was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Italië moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de nieuwe statistische behandeling van bepaalde belastingvoordelen voor woningrenovatie, die nu worden geregistreerd als kapitaaloverdrachten en grotendeels zijn toegerekend aan 2021-2022 (7). Het werd verder beïnvloed door de maatregelen die in het kader van het begrotingsbeleid zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit maatregelen om de algemene systeemkosten in de elektriciteits- en gassector te beheersen, verlaging van het btw-tarief voor gas, verlaging van de accijnzen op brandstofprijzen en verlaging van de socialezekerheidsbijdragen voor werknemers onder een bepaalde inkomensdrempel, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer bestonden uit subsidies aan elektriciteits- en gasbedrijven, uitbreiding van de “sociale bonus” voor elektriciteits- en gasrekeningen voor huishoudens met lage inkomens, uitkeringen voor werknemers, gepensioneerden en werklozen met een middelentoets en een verhoging van de ouderdomspensioenen met 2 % in oktober 2022, vooruitlopend op de wettelijke inflatiegerelateerde indexering die normaliter in 2023 moet plaatsvinden. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers en inkomsten uit het compensatiemechanisme voor de prijs van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en uit de toepassing van een compensatiemechanisme in de elektriciteitssector, die worden geacht Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (8) betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen ten uitvoer te leggen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 2,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen in verband met de COVID-19-crisis gedaald tot 1,1 % van het bbp in 2022, tegen 3,4 % in 2021, omdat de regering het merendeel van de in reactie op de COVID-19-crisis genomen maatregelen geleidelijk heeft afgebouwd.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Italië aanbevolen (9) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad Italië aanbevolen nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. De Raad heeft Italië ook aanbevolen de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven te beperken.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (10) in 2022 ondersteunend, namelijk – 3,2 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is Italië het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,9 % van het bbp in 2022 (0,4 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers (11). Italië heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 2,4 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 2,2 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Italië heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor zowel 2023 als 2024. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,0 % en in 2024 met 1,5 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets hogere reële bbp-groei van 1,2 % in 2023 en een iets lagere groei van 1,1 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een kleinere bijdrage van de investeringen, die volgens de regering op jaarbasis met 3,4 % zullen groeien, terwijl de Commissie uitgaat van een groei van 1,4 %.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal afnemen tot 4,5 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 weerspiegelt voornamelijk de vermindering van de kapitaaloverdrachten in verband met belastingvoordelen ter ondersteuning van particuliere investeringen in woningefficiëntie, een vermindering van de beloning van werknemers als gevolg van de verlenging met terugwerkende kracht van overheidscontracten voor de periode 2019-2021, waarvoor een aanzienlijk deel van de achterstallige betalingen in 2022 werd geboekt, een vermindering van de productiesubsidies in samenhang met lagere belastingvoordelen voor elektriciteits- en gasbedrijven en lagere rente-uitgaven die voornamelijk worden verklaard door lagere rendementen op overheidsobligaties die aan de inflatie zijn geïndexeerd. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 144,4 % eind 2022 tot 142,1 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,5 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 140,4 % eind 2023. Het verschil is toe te schrijven aan de hogere groei van het nominale bbp in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die worden verlengd, met name subsidies voor elektriciteits- en gasbedrijven, maatregelen om de algemene systeemkosten in de gassector te beheersen, verlaging van het btw-tarief voor gas en verlaging van de socialezekerheidsbijdragen voor werknemers onder een bepaalde inkomensdrempel, alsook nieuwe maatregelen zoals een verwarmingspremie voor alle huishoudens voor de periode tussen oktober en december 2023. De kosten van die maatregelen worden nog steeds ten dele gecompenseerd door de belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023 (12). De meeste maatregelen in 2023 zijn gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven, maar het merendeel ervan houdt de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (13) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,7 % van het bbp in 2023 (tegenover 1,2 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de volledige geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,1 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Italië actie onderneemt om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (14), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Italië klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Italië is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 2,6 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 3,2 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 0,9 % van het bbp zal leveren. Dus is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De verwachte contractieve bijdrage van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in hoofdzaak toe te schrijven aan de verminderde kosten (met 1,5 procentpunt van het bbp) van de (gerichte en niet-gerichte) steunmaatregelen aan huishoudens en bedrijven in reactie op de energieprijsstijgingen. De belangrijkste aanjagers van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend de nieuwe inkomstenmaatregelen) zijn de stijging van de pensioenuitgaven als gevolg van de gedeeltelijke indexering aan de inflatie van het voorgaande jaar (15) en de verdere onlangs goedgekeurde verlagingen van de loonbelastingwig voor lage en middeninkomens. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,4 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (16). Italië is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens om te voorzien in overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals investeringen in het spoorwegnet, hernieuwbare energie, waterstof, elektriciteitsnetten en duurzame mobiliteit, de bescherming van land- en watervoorraden en investeringen in verband met de cloudinfrastructuur voor de overheid, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen. In het licht van de verwoestende overstromingen die Italië in mei 2023 hebben getroffen, zullen de kosten van directe noodhulp in verband met die overstromingen in aanmerking worden genomen bij latere beoordelingen van de naleving en in beginsel worden beschouwd als eenmalige en tijdelijke maatregelen (17).

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 3,7 % van het bbp. De daling in 2024 is hoofdzakelijk het gevolg van een vermindering van de uitgaven voor intermediair verbruik en voor belastingvoordelen aan elektriciteits- en gasbedrijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 141,4 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 3,7 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, hoewel in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geen rekening is gehouden met de geplande tekortverhogende maatregelen ten bedrage van 0,2 % van het bbp, waarvan de details nog niet bekend zijn. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 140,3 % eind 2024. Het verschil is toe te schrijven aan de hogere groei van het nominale bbp in de prognose van de Commissie.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (18). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 1,3 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een lagere groei van de netto primaire uitgaven dan aanbevolen voor 2024.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 0,8 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. In het licht van de verwoestende overstromingen die Italië in mei 2023 hebben getroffen, zullen de kosten van directe noodhulp in verband met die overstromingen in aanmerking worden genomen bij latere beoordelingen van de naleving en in beginsel worden beschouwd als eenmalige en tijdelijke maatregelen.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 3,3 % van het bbp in 2023 tot 3,8 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, onder meer via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten de hervorming van de gedragscode voor overheidsopdrachten, die ook deel uitmaakt van het herstel- en veerkrachtplan, en het belastingstelsel dat is opgenomen in de machtigingswet van maart 2023 (de “machtigingswet inzake belastinghervorming”).

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 3,0 % van het bbp in 2025 en tot 2,5 % in 2026. Het overheidstekort zal in 2025 volgens de planning dus gedaald zijn tot onder de 3 % van het bbp. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 141,4 % van het bbp eind 2024 tot 140,4 % van het bbp eind 2026.

(28)

De loonbelastingwig in Italië is op alle inkomensniveaus hoog gebleven in vergelijking met andere lidstaten, ondanks de verlaging van de inkomstenbelasting in 2022. Bovendien doet de uitbreiding van de forfaitaire regeling tot zelfstandigen vragen rijzen over de billijkheid en de doeltreffendheid van het belastingstelsel. Ook de invoering van een nieuwe forfaitaire regeling voor loonsverhogingen voor 2023 zorgde voor meer complexiteit. In maart 2023 heeft de overheid een nieuwe machtigingswet aangenomen voor een algemene hervorming van het belastingstelsel (de “machtigingswet inzake belastinghervorming”). Verwacht wordt dat de hervorming enkele reeds lang bestaande zwakke punten zal aanpakken, onder meer door de belasting op arbeid te verlagen en de belastinguitgaven en de vennootschapsbelasting te rationaliseren en te stroomlijnen. Bij de implementatie van die hervorming is het van cruciaal belang de progressiviteit van het belastingstelsel te behouden, de complexiteit te verminderen, de prikkels om te werken te vergroten, de naleving van de belastingwetgeving te versterken en begrotingsneutraliteit te waarborgen. In dit verband zijn er mogelijkheden om de belastinginkomsten te verhogen uit andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei, zoals onroerend goed, btw en vergunningen voor het gebruik van kustbezit van de staat, teneinde de belastingdruk op arbeid op een begrotingsneutrale manier te verlagen. De milieubelastingen, die ondanks relatief hoge inkomsten de overgang naar schonere technologieën onvoldoende bevorderen, mede door het extensieve gebruik van milieuonvriendelijke subsidies, zouden ook nog beter kunnen worden vormgegeven. Voorts is het belangrijk om een reeds lang bestaand probleem aan te pakken dat niet in de machtigingswet inzake belastinghervorming is opgenomen, namelijk de grotendeels verouderde kadastrale waarden, die als basis dienen voor de berekening van de onroerendgoedbelasting.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Italië is in gang gezet, maar met toenemend risico op vertragingen. Italië heeft drie betalingsaanvragen ingediend, overeenkomend met 151 mijlpalen en doelstellingen in het programma en resulterend in een totale uitbetaling van 42 miljard EUR (het bedrag heeft betrekking op de eerste twee betalingsverzoeken, terwijl het derde nog wordt beoordeeld). Gezien de tijdelijke aard van de faciliteit, die tot 2026 van kracht is, is het van essentieel belang dat snel wordt begonnen met de uitvoering van het herstel- en veerkrachtprogramma en de onderhandelingen over de wijziging ervan. Het is belangrijk dat Italië de administratieve capaciteit versterkt, met name op subnationaal niveau, om de verplichtingen van het herstel- en veerkrachtplan te blijven nakomen, terwijl een doeltreffend en volledig operationeel bestuurskader essentieel blijft voor een vlotte en tijdige uitvoering van dat plan. Het blijft van cruciaal belang om mogelijke vertragingen en uitvoeringsproblemen in een vroeg stadium te onderkennen en tijdig actie te ondernemen om deze aan te pakken. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Italië op 31 maart 2023 het voornemen kenbaar gemaakt om aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De onderhandelingen over het addendum en het REPowerEU-hoofdstuk zijn gaande, hoewel Italië geen officieel voorstel heeft ingediend. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Italië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft de meeste programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Italië in 2022 goedgekeurd en een ervan in 2023. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Italië tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en de programma's van het cohesiebeleid aan de orde komen, staat Italië voor een aantal bijkomende uitdagingen in verband met het energiebeleid en de groene transitie, met name wat betreft het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, gastransport, energie-efficiëntie, het beschikbaar maken en de acquisitie van groene vaardigheden en duurzame mobiliteit.

(32)

De capaciteit voor hernieuwbare energie is het afgelopen jaar zeer langzaam gegroeid en het aandeel van fossiele brandstoffen in de energiemix blijft aanzienlijk. Om meer vaart te zetten achter het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, heeft Italië een aantal wijzigingen aangebracht in het bestaande kader dat het vergunnings- en machtigingsproces voor hernieuwbare energiebronnen regelt. Verdere inspanningen zijn nodig om te zorgen voor consistentie tussen het administratieve en wetgevingskader op zowel nationaal als subnationaal niveau en hun relevantie voor ultramoderne energietechnologie. Alle verwante normen zouden bijvoorbeeld kunnen worden geconsolideerd in één unieke tekst (“Testo unico”); tegelijkertijd moeten de richtsnoeren die subnationale autoriteiten volgen voor de evaluatie van projecten worden bijgewerkt. Tot slot zijn verdere investeringen nodig om het nationale elektriciteitsnet te verbeteren en interconnecties aan te leggen tussen het vasteland, Sicilië en Sardinië om de verwachte grotere opwekkingscapaciteit mogelijk te maken en de daarmee samenhangende toename van de hernieuwbare productie te absorberen.

(33)

Knelpunten in het gasnetwerk blijven bestaan. Italië voert besprekingen met partners in Noord-Afrika over investeringen om de invoercapaciteit van bestaande pijpleidingen en gasinterconnectoren te vergroten. Dit zou de invoer helpen diversifiëren en zo de voorzieningszekerheid versterken. Er zijn echter verdere investeringen nodig om de knelpunten weg te werken in het bestaande binnenlandse netwerk, dat niet over de transmissiecapaciteit beschikt om nieuwe gasaanvoer vanuit het zuiden naar het noorden van het land te distribueren. Investeringen in infrastructuur voor fossiele brandstoffen moeten worden beperkt tot het strikt noodzakelijke en toekomstbestendig zijn, om te voorkomen dat men vastzit aan technologieën die niet stroken met de klimaatdoelstellingen of de kosten van de energietransitie verhogen.

(34)

Het aardgasverbruik van Italië is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 19 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de laatste vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (19), is overtroffen. Italië zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (20) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen moeten doelgericht zijn. Het gebouwenbestand van Italië heeft een aanzienlijk potentieel voor energie-efficiëntie, met name wat betreft het grote aandeel oude en energie-intensieve gebouwen. Bestaande maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan kunnen worden aangevuld met maatregelen zoals gerichte stimuleringsregelingen om de energie-efficiëntie te verhogen in de slechtst presterende gebouwen, waaronder commerciële gebouwen en publieke huisvesting, waarbij ervoor wordt gezorgd dat kwetsbare huishoudens baat hebben bij die maatregelen en regressieve effecten worden vermeden. Die maatregelen zouden met name ten goede komen aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die vaak niet over de technische en financiële capaciteit beschikken om hun energie-efficiëntie te verbeteren. Dezelfde maatregelen zouden ook bijdragen tot de vermindering van energiearmoede, die verder kan worden aangepakt door andere maatregelen, bijvoorbeeld via onestopshops met gepersonaliseerde diensten voor energiebesparing. Een grotere energie-efficiëntie zou ook baat hebben bij meer markttoezicht op het gebied van ecologisch ontwerp en etikettering van het energieverbruik.

(35)

Gebrekkige infrastructuur en milieuschadelijke subsidies, waaronder voor het wegvervoer, vormen nog steeds een aanzienlijk probleem en ontmoedigen de overgang naar duurzamere transportoplossingen. Het gemiddelde aantal oplaadpunten blijft bijvoorbeeld onder het Uniegemiddelde. Tot de subsidies die schadelijk zijn voor het milieu behoren de forfaitaire belastingheffing op bedrijfswagens die beschikbaar zijn voor privégebruik en de terugbetaling van accijnzen op diesel voor vrachtvervoer. Om de markt voor emissievrije voertuigen te consolideren, is het van essentieel belang dat de inspanningen om laadstations uit te rollen en die subsidies af te schaffen, worden voortgezet.

(36)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In Italië worden zowel hoog- als laaggeschoolde beroepen die essentieel zijn voor de groene transitie getroffen door tekorten. Tegelijkertijd bereikt opleidingssteun vaak niet de werknemers die het meest door de groene transitie kunnen worden getroffen. Het ontbreken van vaardigheden voor de groene transitie in de publieke sector, met name op lokaal niveau, staat ook groene investeringen in de weg. Italië wordt geconfronteerd met grote regionale verschillen die nog groter dreigen te worden als de lokale arbeidsmarkten de kansen van de groene transitie niet weten te benutten. Bovendien zou het stimuleren van vaardigheden voor de groene transitie, ook voor duurzaam bodembeheer, essentieel zijn voor het bestrijden van de gevolgen van klimaatverandering, met name de toename van overstromingen en aanhoudende droogte.

(37)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (21) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(38)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Italië dragen de aanbevelingen 1, 2 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde en de vierde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone,

(39)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 genoemde beleid draagt bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die verband houden met een hoge overheidsschuld en met een lage productiviteitsgroei. Aanbeveling 2 draagt bij tot het aanpakken van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 38,

BEVEELT AAN dat Italië in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 1,3 % (22).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor verbeterde productiviteit en een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De belastingen op arbeid verder verlagen en het belastingstelsel efficiënter maken door de machtigingswet inzake belastinghervorming aan te nemen en naar behoren uit te voeren, met behoud van de progressiviteit van het belastingstelsel en verbetering van de billijkheid, met name door de belastinguitgaven, waaronder btw en subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, te stroomlijnen en te verminderen, en door de belastingwetgeving minder ingewikkeld te maken. De kadastrale waarden in overeenstemming brengen met de huidige marktwaarden.

2.   

Zorgen voor effectief bestuur en de bestuurlijke capaciteit versterken, met name op subnationaal niveau, teneinde een verdere snelle en gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De vergunningsprocedures stroomlijnen teneinde de productie van additionele hernieuwbare energie te versnellen en elektriciteitsinterconnecties te ontwikkelen om deze op te nemen. De capaciteit voor intern gastransport vergroten teneinde de energie-invoer te diversifiëren en de voorzieningszekerheid te versterken. De energie-efficiëntie in de woon- en bedrijfssector verhogen, onder meer door beter gerichte stimuleringsregelingen, met name gericht op de meest kwetsbare huishoudens en de slechtst presterende gebouwen. Duurzame mobiliteit bevorderen, onder meer door milieuonvriendelijke subsidies af te schaffen en de uitrol van oplaadstations te bespoedigen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10160/21 INIT; doc. ST 10160/21 ADD 1; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 1; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 2; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 2 + COR 1.

(7)  De nieuwe statistische behandeling impliceert een opwaartse herziening van het tekort met 1,8 procentpunt van het bbp in 2021. In 2022 hebben de belastingvoordelen van de nieuwe statistische behandeling naar schatting een tekortverhogend effect gehad van 2,6 procentpunten van het bbp.

(8)  Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261 I van 7.10.2022, blz. 1).

(9)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Italië (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 53).

(10)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(11)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp zullen leveren. Dit wordt verklaard door de toename van de uitgaven in verband met belastingvoordelen voor de renovatie van gebouwen, die als kapitaaloverdracht wordt geboekt.

(12)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(13)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Italië (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 96).

(14)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Italië geraamd op 6,4 % in nominale termen.

(15)  Wet nr. 197/2022 voorziet in een gedeeltelijke herziening van het indexeringsmechanisme van pensioenen voor de periode 2023-2024, waarmee het effect van de inflatie op de begrotingsprognoses werd beperkt.

(16)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 2,3 procentpunten van het bbp zullen leveren. Dit is te verklaren door de verwachte afname van de uitgaven in verband met belastingvoordelen voor de renovatie van gebouwen.

(17)  Zie voor de definitie van een eenmalige maatregel het Verslag van de Europese Commissie over de openbare financiën in de EMU 2015.

(18)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(19)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(21)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(22)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/116


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Cyprus

(2023/C 312/13)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Cyprus heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou er een diepgaande evaluatie nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Cyprus. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 17 mei 2021 heeft Cyprus zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 28 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Cyprus (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Cyprus de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 9 mei 2023 heeft Cyprus zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 2 mei 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Cyprus over de vorderingen bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Cyprus gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Cyprus heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Cyprus van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Cyprus heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Cyprus een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Cyprus wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name kwetsbaarheden in verband met particuliere, overheids- en externe schuld zijn over het algemeen afgenomen, maar blijven een punt van zorg. In het bijzonder hoge schulden, waaronder niet-renderende leningen, zijn aanzienlijk gedaald en verwacht wordt dat ze dit zullen blijven doen, terwijl de huidige tekorten op de lopende rekening een probleem blijven. De particuliere schuld is sinds 2015 gedaald, behalve in 2020 tijdens de COVID-19-crisis, en volgens de prognoses zal deze in 2023 en 2024 blijven dalen, ondersteund door de groei van het nominale bbp. Aangezien leningen met variabele rente nog steeds de boventoon voeren, wisten de hogere rentevoeten evenwel druk uit te oefenen op de aflossingen. Particuliere en externe schuldenlasten worden beïnvloed door de aanwezigheid van voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten in Cyprus, die de schuldniveaus verhogen, maar beperkte risico’s opleveren voor de economie. Niet-renderende leningen die worden aangehouden door banken zijn de afgelopen jaren zeer uitgesproken gedaald, dankzij de verkoop van niet-renderende leningen, afschrijvingen, cash terugbetalingen, remediëring en schuld-naar-activaswaps. De overheidsschuld daalt gestaag; ze zakte tot onder het niveau van vóór de pandemie en verwacht wordt dat ze zal blijven dalen in 2023 en 2024. Ondanks het herstel in het toerisme werd het grote tekort op de lopende rekening in 2022 nog groter als gevolg van de forse binnenlandse vraag en de hoge energieprijzen; verwacht wordt dat het in 2023 en 2024 lichtjes zal dalen, maar toch groot zal blijven. De beleidsrespons was gunstig. Van verscheidene in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregelen wordt verwacht dat ze de economie zullen helpen diversifiëren, de exportgroei zullen ondersteunen en de al te grote afhankelijkheid van de olie-import zullen verminderen. Als onderdeel van het herstel- en veerkrachtplan werd medio 2022 een pakket van wijzigingswetten inzake kredietverwervende bedrijven en kredietservicers aangenomen, waardoor hun werkomgeving verbeterde en de vermindering van het aantal niet-renderende leningen werd ondersteund. Na verscheidene verlengingen kwam er afgelopen februari een eind aan de opschorting van gedwongen verkopen: een effectief kader voor gedwongen verkopen is cruciaal om leners aan te moedigen deel te nemen aan de herstructurering van leningen, het aantal niet-renderende leningen in de economie verder te verlagen, de particuliere schuld te helpen verminderen en de betalingsdiscipline te vergroten.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens verbeterde het overheidssaldo van Cyprus van een tekort van 2,0 % van het bbp in 2021 tot een overschot van 2,1 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 101,2 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 86,5 % aan het eind van 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten deze inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een vermindering van de accijnzen op brandstofproducten (benzine en diesel met 7 cent per liter en huisbrandolie met 5,37 cent per liter) voor alle consumenten, en een vermindering van het btw-tarief op het elektriciteitsverbruik voor huishoudens, van 19 % tot 9 % (met nog een extra vermindering tot 5 % voor kwetsbare huishoudens), naast een subsidiëring van de stijging van de elektriciteitstarieven, die 50 % tot 100 % van de stijging dekte. Voor de uitvoering van deze subsidiëringsmaatregel verricht de overheid betalingen aan de elektriciteitsautoriteit van Cyprus, een entiteit die volledig in handen is van de staat. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van deze maatregelen op 0,7 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,9 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,3 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Cyprus aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 neutraal, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Cyprus het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,4 % van het bbp in 2022 (1,6 % van het bbp in 2021). De daling van de met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven in 2022 was het gevolg van de beginfase van de nieuwe programmeringsperiode voor andere Uniefondsen. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Cyprus heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers. Cyprus heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en komt ermee overeen voor de periode daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,8 % en in 2024 met 3,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere groei van het reële bbp van 2,3 % in 2023 en van 2,7 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een lagere bijdrage aan de groei door de binnenlandse vraag.

(18)

De regering verwacht in zijn stabiliteitsprogramma 2023 dat het overheidsoverschot marginaal zal dalen van 2,1 % in 2022 tot 2,0 % van het bbp in 2023. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 86,5 % aan het eind van 2022 tot 81,1 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidsoverschot van 1,8 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde overschot. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 80,4 % eind 2023.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen die vanaf 2022 werden verlengd, met name een vermindering van de accijnzen op brandstofproducten voor alle consumenten en een subsidiëring van de stijging van de elektriciteitstarieven. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,4 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven, en de vele ervan behouden niet volledig de prijsprikkel om de energiebehoefte te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,0 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022).

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Cyprus actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Cyprus moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Cyprus is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een nagenoeg neutrale begrotingskoers (– 0,1 % van het bbp). Dit volgt op een neutrale begrotingskoers in 2022 (0,0 % van het bbp). De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) zal in 2023 naar verwachting een neutrale bijdrage van 0,0 % van het bbp aan de begrotingskoers leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,1 % van het bbp. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,8 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,8 procentpunten zullen leveren (13). Cyprus is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het land is van plan de openbare investeringen voor de groene en de digitale transitie, en voor energiezekerheid, te financieren, zoals een marktbeheerssysteem voor de elektriciteitsmarkt van Cyprus, de bouw van nieuwe, energie-efficiënte gebouwen, waaronder een nieuw ziekenhuis voor geestelijke gezondheid, de verbetering van de energie-efficiënte van scholen en de verbetering van de waterzekerheid voor de regio’s Nicosia en Larnaca via de bouw van een reservoir, die deels worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidsoverschot in 2024 naar verwachting stijgen tot 2,3 % van het bbp. De stijging in 2024 is voornamelijk te danken aan de stijging van de socialezekerheidsbijdragen vanaf 1 januari 2024. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 72,9 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidsoverschot van 2,1 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde overschot. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 72,5 % eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

In het programma is Cyprus van plan om de begrotingsdoelstelling op middellange termijn – een structureel begrotingssaldo van 0,0 % van het bbp – in 2023 te behalen, en dit voor de rest van de programmaperiode aan te houden. Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt het structurele saldo geraamd op + 0,9 % van het bbp in 2023 en + 1,3 % van het bbp in 2024, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Een prudent begrotingsbeleid in 2024 zal ook bijdragen tot een versterking van de externe positie.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (14) met 3,6 % in 2024.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 3,0 % van het bbp in 2023 tot 2,8 % van het bbp in 2024. De lagere investering is het gevolg van een constant nominaal investeringsniveau bij een hoger bbp.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidsoverschot naar verwachting constant blijven op 2,3 % van het bbp in 2025 en stijgen tot 2,4 % in 2026. Daarom is het de bedoeling dat het overheidssaldo gedurende de looptijd van het programma voldoet aan de relevante in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 72,9 % van het bbp aan het eind van 2024 tot 60,1 % van het bbp aan het eind van 2026.

(28)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Cyprus is aan de gang, al bestaat er risico op enige vertraging. Cyprus heeft één betalingsaanvraag ingediend, overeenkomend met 14 mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan en resulterend in een totale uitbetaling van 85 miljoen EUR. Het Cypriotische herstel- en veerkrachtplan is relatief omvangrijk en complex. Om het risico van vertraging te beperken, zijn een sterke governance en voortdurende monitoring van het herstel- en veerkrachtplan van essentieel belang. Het Cypriotische herstel- en veerkrachtplan zal naar verwachting worden herzien om er REPowerEU-maatregelen in op te nemen en rekening te houden met de verlaagde maximale financiële bijdrage. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Cyprus op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(29)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Cyprus in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Cyprus tot stand te brengen.

(30)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, staat Cyprus voor een aantal extra uitdagingen in verband met het ondernemingsklimaat, met name wat betreft de governance van staatsbedrijven, de uitrol van hernieuwbare energie, de modernisering van het elektriciteitsnet, de interconnecties op het gebied van energie, energie-efficiëntie, duurzaam vervoer en vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie.

(31)

Het bestuurssysteem vertoont tekortkomingen wanneer het wordt getoetst aan internationale normen, zoals de richtsnoeren van de OESO inzake corporate governance van staatsbedrijven en de toolkit van de Wereldbank voor corporate governance van staatsbedrijven. Met name een grotere transparantie van en verantwoordingsplicht met betrekking tot de financiële prestaties en publieke doelstellingen van staatsbedrijven zou hun efficiëntie en effectiviteit ten goede komen, evenals de toepassing van beste praktijken zoals een op verdiensten gebaseerde en transparante procedure voor benoemingen in bestuursorganen van staatsbedrijven. Het verschuiven van de eigendomsfunctie van staatsbedrijven van beleidsgerichte vakministeries naar een speciaal centraal orgaan of op zijn minst het opzetten van een gecentraliseerde monitoringeenheid binnen het Ministerie van Financiën zou de huidige situatie eveneens verbeteren. Het verbeteren van het bestuur zou ertoe bijdragen dat belangrijke openbare investeringsprojecten door staatsbedrijven tijdig worden afgerond, wat op zijn beurt de groene en de digitale transitie zou vergemakkelijken. Maatregelen ten aanzien van staatsbedrijven zouden het bestuur in Cyprus doeltreffender maken en de markt voor lokale en buitenlandse bedrijven eerlijker en transparanter maken. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van de langetermijnstrategie voor Cyprus en het actieplan dat daaraan ten grondslag ligt (in het kader van het initiatief inzake het moderniseren van semi-gouvernementele organisaties en het creëren van de juiste stimulansen voor innovatie en efficiëntie). Beleidsmaatregelen gericht op het verbeteren van het bestuur van staatsbedrijven kunnen de efficiëntie van de publieke sector eveneens helpen vergroten. Cyprus heeft het Internationaal Monetair Fonds om technische bijstand inzake het bestuur van staatsbedrijven verzocht.

(32)

Het volledige potentieel van hernieuwbare energiebronnen in Cyprus zou verder kunnen worden ontsloten, met name door meer investeringen in modernisering van het elektriciteitsnet en door de keuze voor energieopslagfaciliteiten op netschaal. Stroomafnameovereenkomsten en “contracts for difference” kunnen geschikte economische instrumenten zijn om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen. Cyprus gebruikt momenteel geen gas, maar aardolie maakt 83,2 % van de totale energiemix uit. Gezien de sterk fluctuerende energieprijzen op de wereldmarkten is het voor de duurzaamheid van de Cypriotische economie van cruciaal belang haar sterke afhankelijkheid van olie te verminderen, aangezien het land al zijn olie invoert. Om de energievoorziening te diversifiëren en de afhankelijkheid van ingevoerde energie te verminderen, zou Cyprus baat hebben bij elektriciteitsinterconnecties en bij de uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen, alsook bij nieuwe investeringen in infrastructuur en netwerken. Voorts zou het energie-efficiëntiebeleid kunnen worden uitgebreid en versneld om de groei van het energieverbruik af te remmen. Energie-efficiëntiemaatregelen zullen naar verwachting ook bijdragen tot de aanpak van energiearmoede, waarmee een groot deel van de bevolking (19,4 % in 2021) te kampen heeft, onder meer door waar nodig gebruik te maken van middelen van het cohesiebeleid. Cyprus zou baat hebben bij een verschuiving naar duurzaam vervoer. Het eiland is momenteel afhankelijk van particulier vervoer, en de gehele vervoerssector was in 2020 verantwoordelijk voor 21 % van de totale broeikasgasemissies, terwijl het aandeel elektrische voertuigen bij nieuwe inschrijvingen en het aantal laadpunten per voertuig het laagste is in de Unie. Cyprus moet zijn ambities wat betreft het terugdringen van de broeikasgasemissies, het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energie en het verbeteren van de energie-efficiëntie verhogen om de doelstellingen van het Fit for 55-pakket te halen.

(33)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. In 2022 was er voor verschillende beroepen met specifieke vaardigheden of kennis die nodig zijn voor de groene transitie een tekort aan arbeidskrachten en steeg het aantal vacatures in essentiële sectoren, bijvoorbeeld in de bouw en de verwerkende industrie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn.

(34)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (15) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(35)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Cyprus dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde en vierde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(36)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die te maken hebben met de particuliere, overheids- en externe schuld. Aanbeveling 2 draagt bij tot de uitvoering van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 35,

BEVEELT AAN dat Cyprus in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden. Met behoud van een gezonde begrotingssituatie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

De verlaging van de particuliere schuldenlast bevorderen, onder meer door een doeltreffend kader voor gedwongen verkoop in te voeren.

Voor de periode na 2024, verder gaan met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei en een prudente begrotingspositie op middellange termijn in stand houden.

2.   

De uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan versnellen, ook door te zorgen voor voldoende administratieve capaciteit, en het REPowerEU-hoofdstuk onverwijld voltooien teneinde snel met de uitvoering ervan te kunnen starten. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Maatregelen nemen om het bestuur van staatsbedrijven te verbeteren in overeenstemming met internationale normen.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en het energieaanbod diversifiëren. Het onbenutte potentieel voor de opwekking van hernieuwbare energie beter aanboren, de uitrol van hernieuwbare energie versnellen door gebruik te maken van geschikte economische instrumenten en verder investeren in het moderniseren van het elektriciteitsnet, met inbegrip van energieopslagfaciliteiten. De ontwikkeling van elektriciteitsinterconnecties versnellen. De maatregelen met betrekking tot energie-efficiëntie verruimen en versnellen om onder meer energiearmoede aan te pakken. De verschuiving naar duurzaam vervoer uitbreiden en versnellen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10686/2021 + ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Cyprus (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 58).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en – indien relevant – kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Cyprus (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 104).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Cyprus, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 8,2 % in nominale termen.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten van het bbp leveren.

(14)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(15)  Op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/125


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Letland

(2023/C 312/14)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Letland heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op 24 februari 2023 heeft de Commissie ook een advies vastgesteld over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Letland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de Aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “Aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie ook nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Letland overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Letland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Letland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Letland heeft op 25 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 17 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Letland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Letland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Letland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Letland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Letland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Letland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Letland niet wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name blijven de kwetsbaarheden in verband met externe leningen en huisvesting gering, terwijl die in verband met het concurrentievermogen zeker aanwezig zijn, maar naar verwachting in het algemeen in de nabije toekomst binnen de perken zullen blijven. De recente toename van het tekort op de lopende rekening was aanzienlijk, maar verwacht wordt dat het tekort in 2023 en verder in 2024 aanzienlijk zal afnemen. De netto internationale investeringspositie van Letland, die het afgelopen decennium aanzienlijk is verbeterd, zal naar verwachting grotendeels stabiel blijven. Niettemin dreigen de inflatie en de loondruk, indien deze aanhouden, het concurrentievermogen van Letland te schaden, vooral omdat de kerninflatie ruim boven het gemiddelde van het eurogebied ligt. Hoewel de huizenprijzen recentelijk sterk zijn gestegen, lijkt de overwaardering van de huizenprijzen niet substantieel te zijn. Bovendien vertraagde de stijging van de huizenprijzen eind 2022, was de hypothecaire kredietverlening zwak en is de schuldenlast van huishoudens beperkt en dalend in verhouding tot het inkomen van huishoudens. Letland staat voor belangrijke structurele economische uitdagingen in verband met het dalende arbeidsaanbod, dat heeft bijgedragen tot snelle stijgingen van de loonkosten per eenheid product en waardoor het concurrentievermogen op middellange termijn dreigt te worden geschaad. Het beleidskader is over het algemeen gunstig, hoewel enkele extra inspanningen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Beleidsmaatregelen om het concurrentievermogen te waarborgen, waaronder maatregelen ter verhoging van de kwaliteit en de kwantiteit van het arbeidsaanbod, zouden in dat verband belangrijk zijn. Een verkorting van de bouwvergunningsprocedure zou het woningaanbod helpen ondersteunen en de situatie op de woningmarkt verbeteren.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Letland van 7,1 % van het bbp in 2021 tot 4,4 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 43,7 % van het bbp eind 2021 tot 40,8 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag werd de begrotingssituatie van Letland besproken aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Letland moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen kostencompensatie voor verwarming (op basis van de gebruikte energiebron) en verlaging van de elektriciteitsrekeningen voor huishoudens; maandelijkse uitkeringen aan kwetsbare huishoudens en gezinnen met kinderen en een vervroegde indexering van de pensioenen; subsidies voor energie-intensieve bedrijven en compensatie voor de stijging van de elektriciteitskosten voor bedrijven. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,2 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 5,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 1,2 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Letland aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden. De Raad heeft Letland ook aanbevolen om de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven onder controle te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 neutraal met 0,0 % van het bbp, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Letland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,1 % van het bbp in 2022 (1,3 % van het bbp in 2021). Wegens capaciteitsknelpunten en een stijging van de bouwprijzen werden sommige investeringen die in 2022 met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, uitgesteld, hetgeen tot de geringe daling van de uitgaven heeft geleid. De nationaal gefinancierde investeringen leverden een contractieve bijdrage van 1,2 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Letland heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand gehouden, hetgeen niet overeenstemde met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,3 procentpunten geleverd. Letland heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario in het stabiliteitsprogramma 2023 dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is voor 2023 en daarna voorzichtig. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 zal stagneren en in 2024 met 2,0 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een hogere reële bbp-groei van 1,4 % in 2023 en 2,8 % in 2024, als gevolg van de verwerking van nieuwe gegevens die niet waren opgenomen in het stabiliteitsprogramma 2023, namelijk herzieningen van de bbp-groei in 2022 en de voorlopige raming voor het eerste kwartaal van 2023, die beide de bbp-groei hoger doen uitkomen dan eerder werd verwacht. In nominale termen is de voorspelde bbp-groei in beide prognoses echter vergelijkbaar: in het stabiliteitsprogramma 2023 wordt voor 2023 en 2024 een groei van respectievelijk 11,7 % en 5,5 % verwacht, terwijl in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor de respectieve jaren een groei van 10,5 % en 5,6 % wordt voorspeld.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal afnemen tot 4,0 % van het bbp in 2023. De aanpassing van het tekort in 2023 weerspiegelt voornamelijk de ontwikkeling van de uitgaven. Naar verwachting wordt het tekort deels verminderd door de uitfasering van de meeste steunmaatregelen in verband met pandemie en de eenmalige uitgave in 2022 voor de aanleg van een nationale gasreserve wordt niet voorzien voor 2023. Deze besparingen zullen gedeeltelijk worden gecompenseerd door in het begrotingsbudget voor 2023 opgenomen maatregelen aan de uitgavenzijde, zoals een loonsverhoging voor overheidsdiensten en medisch personeel, hogere lopende uitgaven voor gezondheidszorg, wetenschap, onderzoek en hoger onderwijs, alsook een aanzienlijk pakket overheidsinvesteringen voor defensie en binnenlandse veiligheid. Bovendien worden hogere uitgaven verwacht voor pensioenen en uitkeringen als gevolg van hogere indexeringscoëfficiënten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 40,8 % aan het eind van 2022 tot 39,6 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,8 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt gerekend op een iets hogere overheidsschuldquote, namelijk 39,8 % eind 2023.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het betreft hoofdzakelijk maatregelen uit 2022 die zijn verlengd. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,5 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van het aanbieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,1 procentpunt van het bbp stijgen ten opzichte van 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,2 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Letland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Letland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Letland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,9 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een neutrale begrotingskoers in 2022 (0,0 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,5 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,4 % van het bbp. Dit omvat ook de hogere kosten van het aanbieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (met 0,1 % van het bbp). De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus niet toe te schrijven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) is het gevolg van in het begrotingspakket voor 2023 opgenomen maatregelen aan de uitgavenzijde, zoals een loonsverhoging voor overheids- en medisch personeel, extra lopende uitgaven ter financiering van oncologie, wetenschap en onderzoek en andere discretionaire lopende uitgaven voor de nationale overheid, alsook hogere uitgaven voor pensioenen en uitkeringen. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 2,2 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 1,0 procentpunt zullen leveren (13).

Letland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het land is voornemens overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals de aankoop van elektrische voertuigen voor het openbaar vervoer, de verbetering van de energie-efficiëntie van appartementsgebouwen en bedrijfspanden, de modernisering van de elektriciteitstransmissie- en -distributienetwerken, de versterking van het reactievermogen van reddingsdiensten, de centralisering van digitale bestuursplatforms en -systemen in de overheidssector, de ontwikkeling van digitale vaardigheden en de digitalisering van processen in bedrijven, de ontwikkeling van breedbandinfrastructuur en de bevordering van digitalisering in de onderwijssector. Die overheidsinvesteringen worden grotendeels uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierd.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 2,5 % van het bbp. De daling in 2024 is voornamelijk het gevolg van de uitfasering van steunmaatregelen om het effect van de hoge energieprijzen te verzachten, de afwezigheid van lopende uitgaven in verband met de COVID-19-pandemie en het feit dat de investeringen ter ondersteuning van het herstel van de pandemie in 2023 ten einde lopen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting licht stijgen tot 39,7 % eind 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 2,7 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt gerekend op een hogere overheidsschuldquote, namelijk 40,5 % eind 2024, vooral vanwege het lagere nominale bbp.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 3,0 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal ook bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt en die, indien zij aanhoudt, tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 met 1,3 % zullen stijgen, wat onder het aanbevolen groeipercentage ligt.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 5,5 % van het bbp in 2023 tot 6,1 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en hogere investeringen die door de Unie worden gefinancierd, onder meer via de faciliteit.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 2,2 % van het bbp in 2025 en tot 0,7 % in 2026. Het overheidstekort zal dus volgens de planning in 2024 dalen tot onder 3 % van het bbp en binnen de looptijd van het programma onder 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 39,7 % van het bbp eind 2024 tot 38,9 % van het bbp eind 2026.

(28)

De belastinginkomsten van Letland als percentage van het bbp liggen aanzienlijk onder het Uniegemiddelde. Dit beperkt de verlening van openbare diensten, met name op het gebied van gezondheidszorg en sociale bescherming. Kapitaal en onroerend goed zijn relatief onderbelast in vergelijking met het Uniegemiddelde en bieden potentieel om de belastinginkomsten te verhogen. Bovendien int Letland relatief weinig belastinginkomsten uit de belasting op arbeid, ondanks relatief hoge belastingtarieven. Dit suggereert dat er aanhoudende inspanningen nodig zijn om de naleving van de belastingplicht te verbeteren en de schaduweconomie aan te pakken. Armoede en ongelijkheid blijven op een hoog niveau, met name als gevolg van lage uitgaven voor sociale bescherming. De adequaatheid van het sociale vangnet is verbeterd, maar het risico op armoede of sociale uitsluiting blijft hoog, met name voor de meest kwetsbaren. Het risico op armoede of sociale uitsluiting op oudere leeftijd is het hoogste in de Unie (45,9 % in Letland vergeleken met 19,5 % in de Unie in 2021) en blijft ook zeer hoog voor mensen met een handicap (41,2 % in Letland vergeleken met 29,7 % in de Unie in 2021). De toegang tot en de kwaliteit van individuele, op behoeften gebaseerde maatschappelijke dienstverlening blijft een uitdaging vanwege het tekort aan en de hoge werkdruk van maatschappelijk werkers en de verschillen tussen gemeenten. Het langdurigezorgsysteem is versnipperd, met beperkte vooruitgang in de transitie van institutionele zorg naar thuiszorg en gemeenschapsgerichte diensten. De adequaatheid en beschikbaarheid van sociale huisvesting is beperkt als gevolg van onvoldoende langetermijnfinanciering. De overheidsbestedingen voor gezondheidszorg als percentage van het bbp zijn laag in vergelijking met het Uniegemiddelde, en in de begrotingsplannen voor de middellange termijn wordt verwacht dat deze zullen dalen van 5,6 % van het bbp in 2022 tot 3,6 % in 2026 volgens het stabiliteitsprogramma 2023. Dit is ook aanzienlijk minder dan de vereiste overheidsfinanciering voor gezondheidszorg tegen 2027, namelijk 6 % van het bbp, zoals aangegeven in de Letse richtsnoeren voor het volksgezondheidsbeleid 2021-2027. De daling is voornamelijk het gevolg van de geleidelijke afschaffing van tijdelijke COVID-19-steunmaatregelen, maar er zijn ook geen plannen voor de duurzame financiering van de gezondheidszorg. Daarnaast kampt Letland met een tekort aan personeel in de gezondheidssector, in het bijzonder aan verpleegkundigen. Derhalve is de tijdige en gelijke toegang tot gezondheidszorg beperkt.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Letland heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Letland heeft één betalingsaanvraag ingediend, die overeenkomt met 9 mijlpalen en resulteert in een totale uitbetaling van 201 miljoen EUR. Als gevolg van objectieve omstandigheden in verband met stijgingen van de prijzen van energie en bouwmaterialen en beperkingen in de toeleveringsketen door de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, is Letland voornemens wijzigingen aan het plan in te dienen en een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen om het koolstofvrij maken van de economie te versnellen en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Letland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft in 2022 alle programmadocumenten betreffende het cohesiebeleid van Letland goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Letland tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Letland geconfronteerd met uitdagingen in verband met de toegang tot financiering, energie en de groene transitie.

(32)

De kredietstroom van de particuliere sector bedroeg in 2021 1 % van het bbp, wat aanzienlijk lager was dan het groeipercentage van de economie. Dit leidt tot een verdere vermindering van de schuld in de particuliere sector, die tot de laagste in de Unie behoort. Deze zwakke kredietgroei weerspiegelt tot op zekere hoogte de zwakke vraag, maar wordt ook beïnvloed door een aantal uitdagingen aan de aanbodzijde. Vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen is het lastig om krediet te krijgen. Dit komt deels door hun hogere kredietrisico, maar ook door de hoge kredietkosten en administratieve rompslomp. Verder zorgt de slechte liquiditeit van de activa die beschikbaar zijn als onderpand, ervoor dat het bijzonder moeilijk is om krediet te verkrijgen buiten de omgeving van Riga. Dit vormt een ernstige belemmering, zowel voor hypotheekleningen als voor leningen aan ondernemingen. Op beleidsniveau zijn vooral inspanningen geleverd voor het ondersteunen van kredietverlening door deze te combineren met overheidssubsidies. Dit brengt echter aanzienlijke kosten voor de overheidsbegroting met zich mee en vormt dus geen duurzame manier om kredietverlening te stimuleren. Om de beperkingen van het kredietaanbod te versoepelen, zijn algemene verbeteringen inzake transparantie van en vertrouwen in het ondernemingsklimaat nodig, waaronder het verkleinen van de schaduweconomie. Bovendien zou het verbeteren van het insolventieproces om een hoog tempo van bedrijfsherstructureringen en mogelijk hogere terugvorderingspercentages van leningen te bereiken, de gepercipieerde risico’s voor banken verminderen en de kredietverlening stimuleren. Gerichte krediet- en garantieregelingen kunnen de liquiditeitsrisico’s voor banken helpen te verkleinen wanneer zij onderpand aanvaarden op relatief illiquide markten. Regelingen met overheidskredieten voor strategisch belangrijke investeringsgebieden, zoals de groene transitie en regionale ontwikkeling, kunnen effectieve concurrentie op de bankmarkt doen toenemen, of een lacune op de markt dichten wanneer bankfinanciering te duur of niet beschikbaar is. Daarnaast zijn regelingen met overheidsgaranties en -kredieten een veel kostenefficiëntere manier om particuliere leningen te stimuleren dan subsidieregelingen. Naast de belemmeringen voor bankkrediet, is de Letse markt inzake alternatieve financieringsbronnen onderontwikkeld, wat potentieel biedt om de toegang van ondernemingen tot financiering te verbeteren.

(33)

Letland heeft zijn onafhankelijkheid van Russisch gas verzekerd na het besluit van het parlement in juli 2022 om vanaf 1 januari 2023 geen Russisch aardgas meer te kopen. Binnenlandse gasleveranciers hebben alternatieve bronnen van aardgas kunnen vinden dankzij de invoer van vloeibaar aardgas (lng) uit de lng-terminal in Klaipėda, Litouwen en de nieuwe lng-terminal in Inkoo (Finland). De huidige situatie heeft de noodzaak aangetoond om de langzame uitrol van installaties voor elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen te versnellen. Letland heeft een van de hoogste aandelen hernieuwbare energie in de Unie, hoewel dit aandeel tussen 2020 en 2021 stagneerde. Letland zou er baat bij hebben zijn inspanningen voor de invoering van wind- en zonne-energie te versnellen, omdat dit de meest haalbare langetermijnoplossing is om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Het herstel- en veerkrachtplan van Letland omvat reeds maatregelen om regelgevingsobstakels voor de invoering van windenergie op land weg te nemen. Er kan echter nog meer worden gedaan om de inzet van hernieuwbare energie voor elektriciteitsopwekking, verwarming en koeling te versnellen. Dit zou inhouden dat het elektriciteitsnet wordt gemoderniseerd, dat gedecentraliseerde hernieuwbare elektriciteitsopwekking en flexibiliteit van het elektriciteitssysteem (vraagsturing en opslag) worden bevorderd, dat de procedures voor het verlenen van vergunningen verder worden verbeterd en dat een juridisch kader en stimulansen ter bevordering van energiegemeenschappen worden ingesteld. De voltooiing van de synchronisatie van Letland met het stroomnet van de Unie zou de transmissiecapaciteit vergroten, zodat een toenemend aandeel van hernieuwbare energiebronnen op land en op zee in het net kan worden geïntegreerd. Het Letse stroomnet blijft, net als dat van andere Baltische lidstaten, kwetsbaar omdat het gesynchroniseerd is met het BRELL-net (Belarus, Rusland, Estland, Litouwen en Letland). De regionale synchronisatie van het elektriciteitsnet met de rest van de Unie vordert, maar moet nog worden voltooid. Daarvoor moet worden samengewerkt met Estland en Litouwen. Het aardgasverbruik van Letland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 30 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 % is overtroffen. Letland zou overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(34)

Letland moet zijn inspanningen opvoeren om de energie-efficiëntiemaatregelen voor het koolstofvrij maken van zijn gebouwenbestand, vervoer en industrie op te schalen, en nieuwe financierings- en steunmaatregelen instellen om de renovatiedoelstellingen van zijn langetermijnrenovatiestrategie te halen.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werd een tekort aan arbeidskrachten gerapporteerd voor 25 van 436 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist zijn, waaronder elektriciens en werktuigbouwkundigen. Het tekort aan arbeidskrachten werd genoemd als een factor die de productie in de industrie en de bouw beperkt.

(36)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (17) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(37)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Letland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde en de vierde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Letland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 3,0 % (18).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De belastingheffing uitbreiden, onder meer voor eigendom en kapitaal, en de toereikendheid van de gezondheidszorg en de sociale bescherming versterken.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen verbeteren via openbare garantie- en kredietregelingen om investeringen van strategisch belang te bevorderen, in het bijzonder op het gebied van de groene transitie en regionale ontwikkeling.

4.   

De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energie te versnellen, met name windenergie op land en op zee en zonne-energie, en de energie-efficiëntiemaatregelen te versterken, bijvoorbeeld door nieuwe financierings- en steunmaatregelen om de doelstellingen van de langetermijnrenovatiestrategie te behalen. Zorgen voor voldoende capaciteit van de interconnecties om de continuïteit van de energievoorziening te vergroten en de synchronisatie met het stroomnet van de Unie voort te zetten. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10157/2021 INIT; ST 10157/2021 ADD 1; ST 10157/2021 ADD 1 COR 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Letland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 63).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Deze contractieve bijdrage is met name het gevolg van lagere uitgaven voor investeringsprojecten die worden medegefinancierd door Uniefondsen, hetgeen ook van invloed was op de nationale medefinancieringsontwikkelingen (voornamelijk op het niveau van de lokale overheid), alsook van de overdracht van militair materieel aan Oekraïne, die als een negatieve bruto-investering in vaste activa wordt geboekt, gecompenseerd door een kapitaaloverdracht.

Tegelijkertijd hebben andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 1,7 procentpunten van het bbp geleverd. De stijging van de andere kapitaaluitgaven wordt grotendeels verklaard door twee factoren: de aanleg van aardgasreserves voor de continuïteit van de nationale energievoorziening en de overdracht van militair materieel aan Oekraïne.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en – indien relevant – kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Letland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 112).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Letland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 11,5 % in nominale termen.

(13)  De overige nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 1,7 procentpunten van het bbp leveren omdat in de Commissieprognoses voor 2023 de aanleg van aardgasreserves voor de continuïteit van de energievoorziening en militaire bijstand aan Oekraïne niet zijn opgenomen.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(18)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/135


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Litouwen

(2023/C 312/15)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Litouwen identificeert als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kan zijn of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Litouwen. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 14 mei 2021 heeft Litouwen zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 20 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Litouwen (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Litouwen de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Litouwen heeft op 27 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 28 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Litouwen over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Litouwen gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Litouwen heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Litouwen van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Litouwen heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Litouwen een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. Zij heeft geconcludeerd dat Litouwen niet wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name de kwetsbaarheden in verband met het prijsconcurrentievermogen, de externe balansen en de ontwikkeling van de huizenprijzen zijn onlangs toegenomen, maar lijken momenteel over het geheel genomen binnen de perken te blijven. De economie werd zwaar getroffen door de schok van de energieprijzen en de inflatie steeg snel; maar het concurrentievermogen van Litouwen zal zich naar verwachting langzaam herstellen omdat de energieprijzen dalen. De lopende rekening is in 2022 aanzienlijk verslechterd als gevolg van de gestegen invoerprijzen van energie, maar zal naar verwachting dit jaar vrijwel in evenwicht zijn. In de toekomst zullen kleine tekorten op de lopende rekening de houdbaarheid van de externe positie niet in gevaar brengen gezien de gezonde voorraadpositie. Niettemin dreigen de inflatie en de loondruk, indien deze aanhouden, het concurrentievermogen van Litouwen te schaden, vooral omdat de kerninflatie ruim boven het gemiddelde van het eurogebied ligt. De huizenprijzen zijn sinds de pandemie sterk gestegen, maar er zijn geen tekenen van overwaardering en de prijzen matigen nu gezien de renteverhogingen en de economische recessie die aan de gang is. Bovendien is de schuldenlast van huishoudens laag en de banksector is goed gekapitaliseerd, zeer rendabel en heeft weinig noodlijdend krediet. Het beleidskader is over het algemeen gunstig, hoewel sommige beleidsmaatregelen zouden kunnen helpen om de risico’s van de vastgestelde kwetsbaarheden aan te pakken. Een voortgezet anticyclisch macroprudentieel en begrotingsbeleid, waar nodig versterkt, zou in dat opzicht belangrijk zijn. Tegelijkertijd zouden meer aandacht voor de bevordering van de concurrentie op de binnenlandse markt en beleidsmaatregelen om de kwaliteit en de kwantiteit van het arbeidsaanbod te verhogen, kunnen helpen om de druk op de prijzen en de arbeidskosten per eenheid product te beheersen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Litouwen van 1,2 % van het bbp in 2021 tot 0,6 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 43,7 % van het bbp eind 2021 tot 38,4 % eind 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen compensaties voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op stadsverwarming voor huishoudens, terwijl tot de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer bestonden uit prijsplafonds voor elektriciteitstarieven voor huishoudelijke en niet-huishoudelijke gebruikers en voor aardgastarieven voor huishoudelijke gebruikers, en subsidies voor bedrijven die actief zijn in sectoren die door hoge energieprijzen worden getroffen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,3 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,3 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 0,6 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,4 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Litouwen aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden. De Raad heeft Litouwen ook aanbevolen om de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven onder controle te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 contractief met 0,9 % van het bbp, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Litouwen het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,1 % van het bbp in 2022 (1,3 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers (9). Litouwen heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,9 procentpunten geleverd. Litouwen heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 0,5 % en in 2024 met 3,0 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van dezelfde reële bbp-groei van 0,5 % in 2023 en lagere reële bbp-groei van 2,7 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een relatief tragere verwachte groei van de consumptie en investeringen in 2024.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 2,2 % van het bbp. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van uitgavenverhogende maatregelen ter ondersteuning van huishoudens met lagere inkomens (zoals verhogingen van sociale uitkeringen en pensioenen), alsook van geraamde lagere inkomsten uit belastingen en socialezekerheidsbijdragen (als percentage van het bbp). Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 38,4 % eind 2022 tot 37,8 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 1,7 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van hogere verwachte inkomsten uit socialezekerheidsbijdragen en iets lagere schattingen van de overheidsuitgaven voor intermediair verbruik en investeringen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt gerekend op een lagere overheidsschuldquote van 37,1 % tegen eind 2023. Het verschil is te wijten aan een lager verwacht overheidstekort.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name prijsplafonds voor elektriciteits- en aardgastarieven voor huishoudelijke en niet-huishoudelijke gebruikers. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,7 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet in stand. Bijgevolg zijn er geen gerichte steunmaatregelen om rekening mee te houden bij de beoordeling van de naleving van de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11). De begrotingskosten voor tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stabiel blijven in 2023, op 0,3 % van het bbp.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Litouwen actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Litouwen klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Litouwen is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,8 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (+ 0,9 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een contractieve bijdrage van 0,4 % van het bbp aan de begrotingskoers zal leveren. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 2,0 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (13). Litouwen is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het land is van plan overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals investeringen in de ontwikkeling van lokale hernieuwbare energiebronnen en de installatie van de infrastructuur voor elektriciteitsopslag, die de inspanningen van Litouwen om zich los te koppelen van het stroomnet, dat synchroon werkt met de systemen van Rusland en Belarus, zal vergemakkelijken. Die investeringsprojecten worden gedeeltelijk gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 1,7 % van het bbp. De afname in 2024 wijst voornamelijk op de uitfasering van maatregelen die zijn ingesteld om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen verzachten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 37,7 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,4 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan de in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekortquote, voornamelijk als gevolg van lagere overheidsuitgaven voor intermediair verbruik en een sterker nominaal bbp. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt gerekend op een lagere overheidsschuldquote van 36,6 % tegen eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van het merendeel van de energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de geleidelijke afschaffing van bijna alle energiesteunmaatregelen (nettokosten van 0,1 % van het bbp in 2024). Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Volgens zijn stabiliteitsprogramma 2023 is Litouwen van plan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, een structureel begrotingssaldo van – 1,0 % van het bbp (14), in 2023 te halen en gedurende de rest van de programmaperiode te handhaven. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie zal het structurele saldo in 2023 uitkomen op – 0,6 % van het bbp en in 2024 op – 0,3 % van het bbp, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Een prudente budgettaire beleidsvorming in 2024 zal ook bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt en die, indien zij aanhoudt, tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 met 2,7 % zullen stijgen.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 4,0 % van het bbp in 2023 tot 3,9 % van het bbp in 2024. De lagere investeringen weerspiegelen lagere nationaal gefinancierde investeringen en door de Unie gefinancierde investeringen.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 1,4 % van het bbp in 2025 en tot 0,9 % in 2026. Het gepland overheidstekort zal binnen de looptijd van het programma dus onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 37,7 % van het bbp eind 2024 tot 38,6 % van het bbp eind 2026.

(28)

De belastinginkomsten van Litouwen als percentage van het bbp liggen aanzienlijk onder het Uniegemiddelde, waardoor er minder middelen beschikbaar zijn voor overheidsuitgaven voor gezondheidszorg, sociale bescherming en algemene openbare diensten. De btw-kloof (het verschil tussen de verwachte btw-inkomsten en het geïnde bedrag) is nog steeds een van de hoogste in de Unie, ook al blijkt uit voorlopige ramingen dat het in 2021 aanzienlijk kan zijn afgenomen. In 2021 bedroegen de inkomsten uit eigendomsbelastingen, die tot de belastingen behoren die het minst schadelijk zijn voor de groei, slechts 0,3 % van het bbp, ongeveer zeven keer lager dan het Uniegemiddelde. Litouwen inde de helft van het Uniegemiddelde aan vennootschapsbelasting (als percentage van het bbp), had enkele van de laagste vervoersbelastingen in de Unie en is een van de weinige lidstaten zonder jaarlijkse automobielbelasting. De overheidsuitgaven voor sociale bescherming zijn van 2015 tot 2021 gestegen, maar liggen nog steeds aanzienlijk onder het Uniegemiddelde. Dit vertaalt zich in relatief lage niveaus en een beperkte dekking van de sociale uitkeringen, waarbij de ouderdomspensioenen tot de laagste in de Unie behoren in verhouding tot het inkomen uit arbeid. De uitgaven voor algemene openbare diensten zijn bijzonder laag; deze ontvangen amper de helft van de financiering (als percentage van het bbp) in vergelijking met het Uniegemiddelde. Ontoereikende financiële middelen voor de gezondheidszorg leiden tot lange wachttijden en een grote onvervulde behoefte aan medische zorg, een hoge eigen bijdrage voor patiënten en het onvermogen om gezondheidswerkers concurrerende salarissen te bieden. Van 2021 tot 2023 heeft Litouwen een aantal belangrijke permanente uitgavenmaatregelen ingevoerd (zoals verhogingen van de lonen in de overheidssector, pensioenen en andere sociale uitkeringen), waar niet voldoende overeenkomstige financieringsmaatregelen tegenover staan, hetgeen een risico kan vormen voor de houdbaarheid van de begroting op lange termijn in Litouwen.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Litouwen heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Op 30 november 2022 heeft Litouwen een eerste betalingsaanvraag ingediend, en de Commissie heeft een positieve beoordeling vastgesteld voor 31 van de 33 mijlpalen die zes van de zeven onderdelen van het plan bestrijken, terwijl twee mijlpalen in verband met belastinghervormingen als onvoldoende zijn beoordeeld. De Commissie heeft daarom de procedure voor schorsing van betaling geactiveerd, waardoor Litouwen extra tijd krijgt om aan die mijlpalen te voldoen, terwijl het een gedeeltelijke betaling ontvangt van 542,3 miljoen EUR (ongerekend voorfinanciering) die gekoppeld is aan de mijlpalen die naar tevredenheid zijn bereikt. Als gevolg van objectieve omstandigheden in verband met stijgingen van de prijzen van energie en bouwmaterialen en beperkingen in de toeleveringsketen als gevolg van de agressie van Rusland tegen Oekraïne, is Litouwen voornemens wijzigingen in het plan in te dienen, evenals een REPowerEU-hoofdstuk om het koolstofvrij maken van de economie te versnellen en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Litouwen op 30 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om 1 800 000 000 EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Litouwen op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft in 2022 alle programmadocumenten betreffende het cohesiebeleid van Litouwen goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Litouwen tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Litouwen geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het gezondheidszorgsysteem, sociale diensten en sociale huisvesting, energie en de groene transitie.

(32)

De gezondheidsresultaten in Litouwen laten een van de laagste levensverwachtingen in de Unie zien. Het niveau van sterfte vermijdbaar door betere gezondheidszorg in Litouwen blijft hoog in vergelijking met het Uniegemiddelde. Litouwen heeft een hoog niveau van vermijdbare ziekenhuisopnames en het hoogste sterftecijfer door zelfdoding in de Unie. Dit onderstreept de noodzaak om de effectiviteit van de gezondheidszorg te verbeteren en de behoefte aan meer preventieve maatregelen in de Litouwse gezondheidszorgaanpak. De uitdagingen in de gezondheidssector worden nog verergerd door een tekort aan arbeidskrachten, een discrepantie tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden en een ongelijke verdeling van gezondheidswerkers, waardoor de toegang tot en de verstrekking van primaire gezondheidszorg worden beperkt. Het herstel- en veerkrachtplan van Litouwen omvat belangrijke maatregelen zoals een hervorming die het ziekenhuisnetwerk en de medische noodhulp zal omvormen, alsook investeringen in de modernisering van gezondheidszorginstellingen en de bouw van infrastructuur voor centra voor besmettelijke ziekten. Eenmaal uitgevoerd zullen die maatregelen naar verwachting een aantal van de belangrijkste uitdagingen helpen aanpakken. Naast de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan zijn echter extra inspanningen nodig om de eerstelijnszorg verder te versterken en de preventieve zorg uit te breiden, onder meer om het gezondheidszorgstelsel veerkrachtiger te maken.

(33)

De planning en verstrekking van sociale dienstverlening wordt belemmerd doordat gemeenten niet-gouvernementele organisaties er onvoldoende bij betrekken, en doordat socialebijstands- en opleidingsmaatregelen nog steeds onvoldoende zijn geïntegreerd in actief arbeidsmarktbeleid, met name ten aanzien van werklozen. Litouwen heeft enige vooruitgang geboekt door in bepaalde gemeenten proefprojecten inzake geïntegreerde diensten voor werklozen af te ronden, en er is een aanbeveling gedaan aan alle gemeenten om de methodiek van die projecten vanaf 2023 toe te passen in hun programma’s ter bevordering van de werkgelegenheid. Hoewel dit een stap in de goede richting is, moet het effect ervan nog blijken en zijn verdere inspanningen nodig. In het herstel- en veerkrachtplan zijn flinke maatregelen opgenomen zoals een hervorming van de minimuminkomensregeling en het belasting- en uitkeringsstelsel, in combinatie met een verhoogde dekking van werkloosheidsverzekering. Die maatregelen zullen naar verwachting een aantal van de belangrijkste uitdagingen inzake sociale bescherming helpen aanpakken zodra ze zijn ingevoerd. Naast de in het plan opgenomen maatregelen zijn echter verdere inspanningen nodig om de planning en verstrekking van sociale diensten te verbeteren.

(34)

De toegang tot sociale huisvesting is beperkt in Litouwen. Ongeveer 9 700 gezinnen (bijna 19 000 mensen) wachtten eind 2022 op een sociale woning, met een gemiddelde wachttijd van 5,85 jaar. De algemene kwaliteit van de sociale woningen blijft laag. Hoewel Litouwen een aantal hervormingsmaatregelen op het gebied van sociale huisvesting heeft genomen, waaronder de invoering van het recht om prioriteit te geven aan eenoudergezinnen, de verhoging van de inkomens- en vermogensgrenzen bij de beoordeling van het recht op sociale huisvesting en de toevoeging van speciale bepalingen in geval van een nationale noodsituatie of quarantaine, ontbreekt momenteel een algemene strategie om die chronische tekorten aan te pakken en de kwaliteit van de sociale huisvesting te verbeteren.

(35)

Na de inval van Rusland in Oekraïne heeft Litouwen met succes de invoer van gas, olie, elektriciteit en kolen uit Rusland stopgezet door de energie-invoer te verleggen via de terminal voor vloeibaar aardgas (lng) in Klaipėda, de olieterminal in Būtingė, de nieuwe gasinterconnectie met Polen, de verbeterde interconnectie met Letland en de bestaande elektriciteitsinterconnecties met Polen, Letland en Zweden. Het verbruik van aardgas in Litouwen is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 41 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, meer dan het in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (15) vastgelegde reductiestreefdoel van 15 %, voornamelijk als gevolg van de daling van de vraag naar gas van de chemische industrie, als gevolg van de sterk stijgende energieprijzen. Litouwen zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (16) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Niettemin blijft Litouwen voor zijn energievoorziening sterk afhankelijk van invoer. Het land importeert ongeveer twee derde van zijn bruto elektriciteitsbehoefte en bijna al zijn olie en gas. Bovendien vertegenwoordigen olie en gas driekwart van de energiemix in het land.

(36)

De grote vraag naar energie wordt gestuurd door een grote en oude vloot vervoermiddelen, waarbij openbaar vervoer en het spoor onderbenut blijven, een groot bestand energie-inefficiënte gebouwen en zeer energie-intensieve industrieën. Vóór de energiecrisis nam de industrie 58 % van het totale gasverbruik in Litouwen voor haar rekening. Bijkomende inspanningen om de energie-intensiteit in die sectoren te verminderen door industriële transformatie te bevorderen, met inbegrip van innovatieve productieprocessen en de verdere bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zou de Litouwse afhankelijkheid van energie-invoer doen dalen. De prikkels om minder vervuilende voertuigen te kiezen blijven in Litouwen zwak, terwijl het openbaar vervoer gefragmenteerd is en te lijden heeft onder een gebrek aan coördinatie. Daarom blijft het stimuleren van minder vervuilende vervoermiddelen een prioriteit. Tegelijkertijd blijven de renovatiepercentages voor appartementsgebouwen te laag om de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit in de sector tegen 2050 te halen. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan betere procedures en stimulansen voor renovatie en aan ondersteuning van de capaciteit van de particuliere sector om renovatieprojecten uit te voeren. Litouwen blijft een van de slechtst presterende landen in de Unie op het gebied van energiearmoede, wat nog kan verergeren indien een nieuwe aanhoudende stijging van de energieprijzen zich voordoet en het trage renovatietempo aanhoudt.

(37)

Het Litouwse stroomnet blijft, net als dat van andere Baltische lidstaten, kwetsbaar omdat het gesynchroniseerd is met het BRELL-net (Belarus, Rusland, Estland, Litouwen en Letland). De regionale synchronisatie van het elektriciteitsnet met de rest van de Unie vordert, maar moet nog worden voltooid (naar verwachting is dit in tegen 2025 afgerond). Daarvoor moet worden samengewerkt met Letland en Estland. Litouwen verhoogt de binnenlandse energieproductie; het land heeft stappen ondernomen om de vergunningsprocedures te stroomlijnen en de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, hetgeen tussen 2020 en 2021 heeft geleid tot een grote toename van de productiecapaciteit voor zonne- en windenergie. Litouwen zal zijn ambities om de broeikasgasemissies te verminderen en om de doelstellingen inzake hernieuwbare energie en de energie-efficiëntie te versterken, echter moeten opschroeven om aan de Fit for 55-doelstellingen te voldoen.

(38)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Sinds 2015 is de vacaturegraad gestegen in de meeste belangrijke sectoren, zoals de bouw (van 0,8 % naar 1,5 % in 2021) en de industrie (van 1,4 % naar 1,8 % in 2021). Het percentage lag in 2021 echter nog steeds onder het Uniegemiddelde van respectievelijk 3,6 % en 1,9 %. In de afgelopen jaren is in Litouwen een tekort aan arbeidskrachten gerapporteerd voor 28 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist waren. Het tekort aan arbeidskrachten werd met name genoemd als een factor die de productie in de industrie en de bouw in 2022 beperkte.

(39)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (17) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(40)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegengaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Litouwen dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Litouwen in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Met behoud van een gezonde begrotingspositie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een effectieve absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei en een prudente begrotingssituatie op middellange termijn behouden.

De gezondheidszorg en de sociale bescherming adequater maken en de algemene openbare diensten verbeteren.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De eerstelijnszorg versterken en de preventieve zorg uitbreiden, onder meer om de gezondheidszorg veerkrachtiger te maken. De planning en verlening van sociale diensten verbeteren. De toegang tot en de kwaliteit van sociale huisvesting verbeteren.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en ingevoerde energie verder verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, met name door te zorgen voor voldoende netcapaciteit en -toegang, de industriële productie om te vormen en koolstofvrij te maken, het gebruik van openbaar en duurzaam vervoer te verhogen en gebouwen energie-efficiënter te maken, mede om de energiearmoede terug te dringen. Zorgen voor voldoende capaciteit van de elektriciteitsinterconnecties om de continuïteit van de energievoorziening te vergroten en de synchronisatie met het stroomnet van de Unie voort te zetten. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10477/2021 INIT; ST 10477/2021 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Litouwen, PB C 304 van 29.7.2021, blz. 68.

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Litouwen (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 120).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Litouwen, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 14,0 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp zullen leveren.

(14)  Het door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode herberekende structurele saldo (conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) komt uit op een structureel tekort van 0,6 % van het bbp in 2023 en 0,2 % in 2024.

(15)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(17)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/145


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Luxemburg

(2023/C 312/16)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Luxemburg heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Luxemburg. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “Aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 21 april 2021 heeft Luxemburg zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Luxemburg (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Luxemburg de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Luxemburg heeft op 28 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 27 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Luxemburg over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Luxemburg gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Luxemburg heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Luxemburg van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Luxemburg heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Luxemburg een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Luxemburg niet wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Vooral de kwetsbaarheden in verband met de hoge huizenprijzen en de hoge schuldenlast van de huishoudens zijn onlangs toegenomen, maar lijken tot dusver binnen de perken te blijven en zullen naar verwachting op middellange termijn afnemen. De sterke bevolkingsgroei en de toename van hypotheekkredieten, gestimuleerd door fiscale steun, hebben de vraag naar woningen doen stijgen, terwijl het aanbod werd gelimiteerd door de beperkte hoeveelheid beschikbare bouwgrond en door het opkopen van grond voor speculatie. De groeiende kloof tussen vraag en aanbod op de woningmarkt heeft geleid tot sterke stijgingen van de huizenprijzen met een toenemend risico van overwaardering van de huizenprijzen en een slechtere betaalbaarheid. Eind 2022 daalden de huizenprijzen duidelijk en liep het aantal woningtransacties sterk terug, omdat de stijging van de rente tot een omslag in de markt heeft geleid. Er wordt echter geen scherpe correctie van de huizenprijzen verwacht omdat de inkomens niet dalen en het aanbodtekort naar verwachting zal aanhouden. De schuldenlast van de huishoudens is zeer hoog in verhouding tot het besteedbare inkomen en is toegenomen terwijl het lenen eind 2022 enigszins afnam. De financiële middelen van de huishoudens zijn ook aanzienlijk, de schuldenlast neemt toe naarmate de inkomens- en vermogensniveaus hoger zijn, en de banksector is gezond, hetgeen de macrofinanciële risico’s over het geheel genomen beperkt. Extra beleidsinspanningen, zoals het opvoeren en prioriteren van de goedkeuring en de uitvoering van recente maatregelen, met inbegrip van recurrente belastingen het aanbod van bouwgrond te stimuleren, in combinatie met de lopende hervorming van de ruimtelijke ordening, kunnen het woningaanbod helpen stimuleren, met name via het aanbod van betaalbare en sociale woningen voor de meest behoeftigen. Ook de efficiëntie van de huurmarkt kan worden verbeterd. Bovendien zou een verlaging van de onlangs verhoogde hypotheekrenteaftrek de fiscale prikkels om te lenen, die hoge huizenprijzen ondersteunen, verminderen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens is het overheidsoverschot van Luxemburg afgenomen van 0,7 % van het bbp in 2021 tot 0,2 % in 2022, terwijl de overheidsschuld iets is gestegen van 24,5 % van het bbp eind 2021 tot 24,6 % eind 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de productgebonden belastingen om de consumentenprijzen voor benzine, diesel en stookolie met 7,5 cent per liter te verlagen, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen de invoering van een energiebelastingkrediet (7), steun voor bedrijven die door de stijgende energieprijzen werden getroffen en beperking van de stijging van de gasprijzen omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 1,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,2 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Luxemburg aanbevolen (8) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (9) in 2022, met – 0,9 % van het bbp, ondersteunend, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Luxemburg het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,1 % van het bbp in 2022 (0,1 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers (10). Luxemburg heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,3 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 0,5 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Tegelijkertijd droegen ook subsidies, andere lopende uitgaven en intermediair verbruik bij (0,3 % van het bbp) aan de groei van de netto primaire lopende uitgaven. Luxemburg heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven niet voldoende onder controle gehouden. De aanzienlijke expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde lopende uitgaven was slechts deels het gevolg van de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen aan te pakken en van de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,4 % en in 2024 met 3,8 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een lagere reële bbp-groei van 1,6 % in 2023 en 2,4 % in 2024, voornamelijk vanwege de lagere bijdrage aan de groei van de netto-uitvoer in 2023 en binnenlandse vraag in 2024 (11).

(18)

In haar stabiliteitsprogramma voor 2023 verwacht de regering dat het overheidssaldo zal verslechteren tot een tekort van 1,5 % van het bbp in 2023. De verslechtering in 2023 is voornamelijk het gevolg van aanvullende maatregelen om de inkomens van huishoudens en bedrijven te ondersteunen in de nasleep van de hoge energieprijzen en hoge inflatie. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting toenemen van 24,6 % eind 2022 tot 26,1 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 1,7 % van het bbp voor 2023. Dit is iets hoger dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van iets lagere belastinginkomsten volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets lagere overheidsschuldquote van 25,9 % eind 2023. Het verschil is toe te schrijven aan de hogere groei van het nominale bbp in 2023 volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name beperking van de stijging van de gasprijzen door subsidiëring van de energiekosten van huishoudens en netwerkkosten, stabilisering van de elektriciteitsprijzen door subsidies aan huishoudens en maatregelen ter ondersteuning van het bedrijfsleven, alsook om nieuwe maatregelen. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,1 % van het bbp in 2023 (12). Sommige maatregelen in 2023 zijn gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven; de meeste maatregelen behouden de prijsprikkel niet volledig om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (13) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,6 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,4 % van het bbp in 2022).

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Luxemburg actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (14), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Luxemburg moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Luxemburg is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 1,5 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 0,9 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een expansieve bijdrage van 1,3 procentpunten aan de begrotingskoers zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,3 % van het bbp. De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus slechts gedeeltelijk toe te schrijven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) wordt onder meer veroorzaakt door sociale uitkeringen andere dan in natura, subsidies in verband met niet-gerichte energiemaatregelen, permanente verhogingen van de lonen in de collectieve sector, een eenmalige bijdrage aan de Uniebegroting en de verlaging van de btw-tarieven. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,2 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren. Luxemburg is van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (15). Het land is van plan overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals de elektrificatie van het openbaar vervoer, de versterking van het tram- en spoorwegnet, een klimaat- en energiefonds ter ondersteuning van de aankoop van zonnepanelen, de digitalisering van overheidsdiensten en de beveiliging van digitale communicatie (kwantumtechnologie), die gedeeltelijk worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting stijgen tot 1,7 % van het bbp. De toename in 2024 is voornamelijk te wijten aan de verlenging van steunmaatregelen om de gevolgen van de inflatiegolf voor de inkomens van huishoudens en bedrijven te verzachten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 27,5 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,5 % van het bbp in 2024. Dit is iets lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort en volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is dat voornamelijk het gevolg van een geringere stijging van de beloning van werknemers en de sociale overdrachten. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 27,0 % eind 2024.

(23)

In het stabiliteitsprogramma 2023 wordt uitgegaan van de verlenging van de energiesteunmaatregelen tot eind 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van energiesteunmaatregelen in 2024 (16) 0,5 % van het bbp zullen bedragen, vergeleken met 1,1 % van het bbp in 2023. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De energiesteunmaatregelen die volgens de huidige planning in 2024 van kracht zullen blijven, lijken niet gericht te zijn op kwetsbare huishoudens of bedrijven. De meeste ervan behouden niet volledig de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (17). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (18) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 4,8 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,1 % van het bbp in 2023) in 2023 geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 echter niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,9 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stabiel blijven op 4,5 % van het bbp in 2023 en 2024. Het stabiliteitsprogramma 2023 verwijst naar hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten investeringen ter bevordering van de energie- en digitale transitie, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 1,0 % van het bbp in 2025 en tot 0,8 % in 2026, voordat het weer iets oploopt naar 0,9 % in 2027. Het overheidstekort zal dus volgens de planning gedurende de looptijd van het programma onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 27,5 % van het bbp eind 2024 tot 29,0 % van het bbp eind 2027.

(28)

Het effect van de demografische ontwikkelingen op de overheidsuitgaven zal de komende decennia alleen maar groter worden, aangezien het aantal gepensioneerden per werknemer naar verwachting gestaag zal toenemen als gevolg van de vergrijzing en de vertraging van de nettomigratiestromen. Bij ongewijzigd beleid zal Luxemburg worden geconfronteerd met een van de scherpste stijgingen van de pensioenuitgaven als percentage van het bbp in de Unie, die naar verwachting zullen verdubbelen tot ongeveer 18 % van het bbp in 2070, de hoogste in de Unie. Dit leidt tot een aanzienlijke stijging van de overheidsschuld en brengt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in gevaar. Het herstel- en veerkrachtplan gaat niet in op de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn. Dat plan handelt specifiek niet over de negatieve effecten van vervroegde-uittredingsregelingen en financiële prikkels om de arbeidsmarkt vroegtijdig te verlaten, die bijdragen tot de lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Een verhoging van de werkelijke pensioenleeftijd zou een gunstig macro-economisch effect hebben en de uitgaven voor pensioenen kunnen verminderen, aangezien een hogere arbeidsparticipatie van oudere werknemers de economische groei zou ondersteunen. Het bestrijden van agressieve fiscale planning in de Unie is cruciaal teneinde: i) verstoring van de concurrentie tussen ondernemingen te voorkomen; ii) een eerlijke behandeling van belastingplichtigen te garanderen; en iii) de overheidsfinanciën te beschermen. Luxemburg heeft een kleine, open economie met een grote internationale financiële sector, wat de grote financiële stromen voor een aanzienlijk deel verklaart. Die stromen weerspiegelen echter ook de aanwezigheid van vele ondernemingen in buitenlandse handen in het land, die betrokken zijn bij kasmiddelenbeheer binnen de eigen groep. Een bijzonder aandachtspunt is de afwezigheid van bronbelastingen of vergelijkbare maatregelen inzake uitkeringen van interest en royalty’s aan laag- of niet-belastende jurisdicties naast de landen die op de Unielijst van niet-coöperatieve jurisdicties zijn vermeld (19). Uitgaande betalingen van interesten en royalty’s van in Luxemburg gevestigde ondernemingen aan jurisdicties van derde landen worden mogelijk niet of nauwelijks belast indien die betalingen niet of laag worden belast in de ontvangende jurisdictie. Luxemburg heeft een aantal maatregelen genomen om agressieve fiscale planning te bestrijden. Tot dusver zijn deze maatregelen echter ontoereikend gebleken om de kenmerken van het belastingsysteem aan te pakken die door multinationals kunnen worden aangegrepen om aan agressieve fiscale planning te doen.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Luxemburg is gaande. Luxemburg heeft op 28 december 2022 zijn eerste betalingsaanvraag ingediend, die overeenkomt met 26 mijlpalen en streefdoelen in het uitvoeringsbesluit van de Raad, voor de uitbetaling van 20 miljoen EUR in het kader van de faciliteit. De Commissie heeft op 28 april 2023 een positieve voorlopige beoordeling gepubliceerd. De betalingsaanvraag wordt nu besproken in de Raad. De betreffende mijlpalen en doelstellingen omvatten de inwerkingtreding van de “huisvestingspact 2.0”-hervorming, die tot doel heeft het aanbod van betaalbare huurwoningen van de gemeenten te vergroten, investeringen voor de digitalisering van de collectieve sector en voor de ontwikkeling van ultraveilige communicatie, de bijscholing van de beroepsbevolking met de start van het “FutureSkills”-programma, alsook een hervorming van de aankoop van schone voertuigen. Luxemburg heeft op 11 november 2022 een wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend, die op 17 januari 2023 door de Raad is goedgekeurd. Luxemburg zal naar verwachting een REPowerEU-hoofdstuk indienen en heeft reeds besloten 128,5 miljoen EUR van de Brexit-aanpassingsreserve naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te hevelen om de uitvoering ervan te financieren. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Luxemburg op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft in 2022 alle programmadocumenten betreffende het cohesiebeleid van Luxemburg goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Luxemburg tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Luxemburg geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen, met name de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn, voortvloeiend uit het pensioenstelsel, mazen in de wetgeving waarvan multinationals met agressieve belastingplanning gebruik kunnen maken, kwetsbaarheden in verband met hoge huizenprijzen en schulden van huishoudens, zwakke punten in het onderwijsstelsel die de ongelijkheid vergroten en vraagstukken in verband met het energiebeleid en de groene transitie, waaronder potentiële belemmeringen voor de overgang weg van fossiele brandstoffen en problemen met het vervoersnetwerk.

(32)

De basisvaardigheden en algemene prestaties van de leerlingen hangen grotendeels af van hun sociaaleconomische en taalachtergrond. Het gemiddelde niveau van de belangrijkste kennis en vaardigheden op 15-jarige leeftijd, zoals gemeten door het Programme for International Student Assessment (PISA) van de OESO, ligt in Luxemburg aanzienlijk lager dan het Uniegemiddelde. De kloof tussen bevoorrechte en kansarme leerlingen is in Luxemburg groter dan in enig ander Unieland. Het onderwijssysteem biedt niet alle leerlingen de basisvaardigheden die nodig zijn om te voldoen aan de behoeften op de arbeidsmarkt in het land. In het nationale schoolsysteem wordt op de lagere school Luxemburgs gesproken, terwijl de leerlingen in het Duits leren lezen en schrijven. Alle vakken (behalve Frans) worden in het Duits gegeven. Dit vereist zeer veel talenkennis in een land waar slechts één op de drie leerlingen Luxemburgs als eerste taal spreekt. Het aandeel jongeren van 18-24 jaar dat onderwijs en opleiding verlaat zonder het voortgezet onderwijs af te maken, is gestegen van 6,3 % in 2018 tot 8,2 % in 2022. In september 2022 is Luxemburg gestart met een proefproject in vier basisscholen, waar leerlingen eerst in het Frans en vervolgens in het Duits worden onderwezen. Als deze aanpak tot meer scholen wordt uitgebreid, kan dit bijdragen tot betere prestaties van leerlingen wier eerste taal niet het Frans is. Luxemburg heeft ook het aanbod van internationale openbare scholen vergroot: vanaf 2022/2023 gaat 4 % van de leerlingen in het kleuter- en lager onderwijs naar dergelijke scholen, waar zij kunnen kiezen tussen Engels, Frans of Duits als onderwijstaal. Indien deze mogelijkheid van onderwijs in één hoofdtaal zou worden uitgebreid naar meer scholen, zou dit de kansen van de leerlingen op betere leerresultaten aanzienlijk kunnen verbeteren.

(33)

Het energiesysteem in Luxemburg wordt gekenmerkt door een sterke afhankelijkheid van invoer en fossiele brandstoffen. Het land is een grote netto importeur van energie. Het is bijna volledig afhankelijk van de invoer van primaire energie, met een afhankelijkheidsratio van 92 % in 2021. De Luxemburgse energiemix bestaat voor 69 % uit olie, 18 % uit aardgas en 12 % is afkomstig van hernieuwbare energiebronnen, met een capaciteit van 572 megawatt in 2022. Luxemburg importeert geen olie uit Rusland. Wat gas betreft, is de afhankelijkheid van Rusland beperkt, aangezien bijna 100 % van het door Luxemburg verbruikte gas werd ingevoerd via pijpleidingen uit België en Duitsland, afkomstig uit Noorwegen en Nederland. Het aardgasverbruik van Luxemburg is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 26 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 1369/2022 van de Raad (20), is overtroffen. Luxemburg zou krachtens Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (21) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(34)

Hoewel Luxemburg veel interconnecties heeft, zowel wat elektriciteit als wat gas betreft, zullen verdere investeringen nodig zijn om te anticiperen op de groeiende vraag naar hernieuwbare energie en elektriciteit. Luxemburg moet de uitdaging van het ontoereikende woningaanbod aanpakken en tegelijkertijd voldoen aan zijn energie- en klimaatdoelstellingen. Het bestaande gebouwenbestand moet bovendien worden gerenoveerd. Met 20,8 % van het totale energiebesparingspotentieel (in GWh) vormt de residentiële bouw- en renovatiesector de op één na grootste bron van cumulatief energiebesparingspotentieel in de periode tegen 2030. Ongeveer 89 % van de woningvoorraad maakt gebruik van verwarmingssystemen op basis van fossiele brandstoffen (stookolie en aardgas). Gemeenten spelen hierbij een zeer belangrijke rol. Congestie van het wegverkeer drukt op de economie en op de duurzaamheid van het milieu. Vervoer is verantwoordelijk voor een aanzienlijk aandeel van het olieverbruik en voor 59 % van de totale broeikasgasemissies, ten opzichte van een Uniegemiddelde van 24 % in 2019. Hoewel Luxemburg een aantal relevante maatregelen heeft genomen om duurzaam vervoer te verbeteren, zouden aanvullende, meer gerichte maatregelen aanzienlijk bijdragen tot het verminderen van de afhankelijkheid van olie en de uitstoot van broeikasgassen. Dit komt tot uiting in het nationaal energie- en klimaatplan van Luxemburg, dat voor het wagenpark een streefdoel van 40 % elektrische en plug-in voertuigen tegen 2030 bevat. Luxemburg heeft zich ten doel gesteld tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Het land heeft de afgelopen jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van hernieuwbare energie, maar blijft een van de lidstaten met het laagste aandeel hernieuwbare energie. Om de Luxemburgse energiedoelstellingen voor 2030 te bereiken (25 % van de energie uit hernieuwbare bronnen halen en het eindverbruik van energie met 40 % tot 44 % verminderen in vergelijking met 2007) zal de ambitie om de broeikasgasemissies te verminderen en het gebruik van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te verhogen, verder moeten worden opgeschroefd.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor personen en in de sectoren waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Hoewel Luxemburg zijn inspanningen heeft verhoogd om werknemers in krimpende en veranderende sectoren bij- en om te scholen, blijven er tekorten bestaan in sommige beroepen, waaronder beleids- en planningsmanagers. Deze arbeidstekorten kunnen een mogelijk knelpunt gaan vormen in de groene transitie en in de uitvoering van REPowerEU.

(36)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (22) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(37)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Luxemburg dragen de aanbevelingen 1, 2, 4 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Luxemburg in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,8 % (23).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De risico’s in verband met de woningmarkt verminderen, met name door de hypotheekrenteaftrek te beperken en door maatregelen te nemen om het aanbod van bebouwbare grond te vergroten. De houdbaarheid van het pensioensysteem op lange termijn aanpakken, in het bijzonder door mogelijkheden voor vervroegde uittreding te beperken en door de participatiegraad van oudere werknemers te verhogen. Meer actie ondernemen om agressieve fiscale planning doeltreffend aan te pakken, met name door toereikende belastingheffing op uitgaande betalingen van interesten en royalty’s aan laag- of niet-belastende jurisdicties.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herziene herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Doorgaan met de snelle uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De prestaties van het schoolonderwijs verbeteren en gelijke kansen voor alle leerlingen bevorderen, met name door het onderwijs aan te passen aan de behoeften van kansarme leerlingen en leerlingen met verschillende taalachtergronden.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energie te versnellen, de elektriciteitstransmissiecapaciteit te verhogen, vergunningsprocedures te versoepelen en te investeren in energie-efficiëntie, zowel in residentiële als in niet-residentiële sectoren. Gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen van gedetailleerde lokale plannen voor de inzet van hernieuwbare energie, onder meer windenergie en zonnecellen, en voor stadsverwarmings- en -koelingssystemen. De elektrificatie van het openbaar vervoer verder bevorderen en investeren in netwerken en infrastructuur voor openbaar vervoer. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10155/21 INIT; doc. ST 10155/21 ADD 1.

(7)  De uit te betalen belastingkredieten kunnen hoger zijn dan de verschuldigde belasting en zowel op niet-belastingplichtigen als belastingplichtigen van toepassing zijn; daarom worden zij in de nationale rekeningen als uitgaven ingedeeld (ESR 2010, artikelen 20.167 en 20.168).

(8)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Luxemburg (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 73).

(9)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Raadpleeg voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(10)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een contractieve bijdrage van 0,4 procentpunten van het bbp geleverd, als gevolg van een daling van de “Overige kapitaaloverdrachten”, die vooral verband hield met het afbouwen van de steun aan bedrijven en de hulp bij herstel in het kader van de COVID-19-pandemie (Ontwikkelings- en solidariteitsfonds voor bedrijven).

(11)  Voor het nominale bbp is het beeld iets anders; het stabiliteitsprogramma 2023 gaat uit van een groei van het nominale bbp van 4,7 % in 2023 en 6,0 % in 2024, terwijl de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgaat van een hoger percentage van 7,1 % in 2023 en een vergelijkbaar percentage van 5,9 % in 2024.

(12)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(13)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Luxemburg (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 128).

(14)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Luxemburg, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 7,8 % in nominale termen.

(15)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage aan het bbp zullen leveren.

(16)  De definitie van de Commissie van energiemaatregelen omvat alleen fiscale beleidsmaatregelen die rechtstreeks van invloed zijn op de energieprijzen of die voorzien in tijdelijke inkomenssteun voor energieverbruik. Steunmaatregelen voor de algemene inflatie worden niet als energiemaatregelen aangemerkt, hetgeen een verschil in de geraamde begrotingskosten van energiesteunmaatregelen tussen het stabiliteitsprogramma 2023 en de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verklaart.

(17)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(18)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(19)  Conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied (PB C 64 van 21.2.2023, blz. 17).

(20)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(21)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(22)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(23)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/155


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Hongarije

(2023/C 312/17)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Hongarije heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou er een diepgaande evaluatie nodig zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 11 mei 2021 heeft Hongarije zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 15 december 2022 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Hongarije (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Hongarije de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 2 mei 2023 heeft Hongarije zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en zijn convergentieprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Hongarije over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan. Op 1 juni 2023 is een nieuwe wet over het justitiële stelsel in werking getreden.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Hongarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Hongarije heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Hongarije van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Hongarije heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Hongarije en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Hongarije wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name de kwetsbaarheden in verband met de zeer sterke prijsdruk en de externe en overheidsfinancieringsbehoeften zijn toegenomen en zijn aanzienlijk. De inflatie is aanzienlijk gestegen en is nog niet zichtbaar aan het afnemen. Mocht de inflatie gedurende langere tijd hoog blijven, dan zou dit het kostenconcurrentievermogen verder ondermijnen en zouden de financieringskosten kunnen stijgen. Het grote lopenderekeningtekort is sterk toegenomen door de hogere energieprijzen in 2022, en de buitenlandse schuld op korte termijn is gestegen. Verbeteringen op de lopende rekening in 2023 en 2024 hangen af van de verwachte verdere matiging van de energieprijzen, maar het lopenderekeningtekort zal in 2023 en 2024 naar verwachting niet-verwaarloosbaar blijven. De hoge energie-intensiteit van de economie is belangrijk voor de dynamiek van de lopende rekening. Het overheidstekort is groot, slechts ten dele als gevolg van de beleidsreacties op de pandemie en de energiecrisis, en is verantwoordelijk voor een groot deel van de externe leenmaatregelen van de economie. De verhouding totaal overheidstekort/bbp is gedaald dankzij een duidelijke nominale groei van het bbp, maar dat kan op losse schroeven komen te staan door een vertraging van de bedrijvigheid en het aanhouden van hoge tekorten. De kosten van staatsleningen zijn sinds 2021 gestegen en de overheid wordt geconfronteerd met een toenemende rentelast, terwijl de looptijd van de schuld nog steeds relatief kort is. De huizenprijzen zijn in vijf jaar tijd verdubbeld, maar de prijsstijgingen zijn eind 2022 gestopt. De kans op een aanzienlijke nominale prijsdaling lijkt echter beperkt in het licht van de lage schuldenlast van huishoudens en de huidige hoge inflatie. Tegenstrijdigheden in het beleid hebben de vastgestelde kwetsbaarheden verergerd. Doeltreffende coördinatie en duidelijke afbakening van het macro-economisch beleid, geschraagd door een sterk institutioneel beleidskader, zijn van groot belang om de budgettaire en externe duurzaamheid te waarborgen en de verwachtingen te verankeren. Verwacht wordt dat een tijdige en volledige uitvoering van de structurele hervormingen in het herstel- en veerkrachtplan van Hongarije de macro-economische kwetsbaarheid zal helpen verminderen en de groei en aanpassing op middellange termijn zal ondersteunen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Hongarije van 7,1 % van het bbp in 2021 naar 6,2 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 76,6 % van het bbp eind 2021 naar 73,3 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Hongarije besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Hongarije moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en bij de opstelling van de begroting voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de accijnzen op brandstoffen, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen subsidies aan nutsbedrijven omvatten voor de verliezen als gevolg van de begrenzing van de energieprijzen voor huishoudens, en steunregelingen voor energie-intensieve bedrijven. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, namelijk een tijdelijke belasting op het verschil tussen Brent- en Oeral-olie, een tijdelijke belasting op de inkomsten van energieleveranciers en een tijdelijke verhoging van de royalty’s voor de mijnbouw. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,0 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 1,9 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,1 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Hongarije aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk – 0,4 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Hongarije het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,5 % van het bbp in 2022 (2,1 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 door subsidies van de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van een lagere absorptie van de Europese structuur- en investeringsfondsen. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Hongarije heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe inkomstenmaatregelen) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,6 procentpunten. Hongarije heeft daarmee de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven in voldoende mate onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, is gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,5 % en in 2024 met 4,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere reële bbp-groei van 0,5 % in 2023 en 2,8 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een verwachte lagere groei van de particuliere consumptie onder invloed van een lagere verwachte groei van de nominale lonen en een iets hogere werkloosheid. De Commissie verwacht ook een lagere groei van de overheidsconsumptie en het netto uitvoersaldo. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde nominale groei van het bbp is lager over de prognosehorizon als gevolg van de verwachte lagere groei van het bbp en de bbp-deflator.

(18)

In haar convergentieprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort zal afnemen tot 3,9 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 is voornamelijk het gevolg van hogere belastinginkomsten als gevolg van de hoge inflatie en tijdelijke uitzonderlijke winsten en sectorale belastingen, die in 2023 op 1,5 % van het bbp worden geraamd. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 73,3 % eind 2022 tot 69,7 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,0 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het convergentieprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote van 70,7 % aan het einde van 2023. Het verschil is het gevolg van de lagere groei van het bbp en de bbp-deflator in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen die vanaf 2022 worden verlengd, met name subsidies aan nutsbedrijven voor de verliezen als gevolg van begrenzing van de energieprijzen voor particulieren en steunregelingen voor energie-intensieve bedrijven. De kosten van deze maatregelen worden nog steeds ten dele gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,2 % van het bbp in 2023 (10). De maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, en de meeste ervan behouden niet volledig de prijsprikkel om de energiebehoefte te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen. Bijgevolg moet bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) geen rekening worden gehouden met gerichte steunmaatregelen.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Hongarije actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Hongarije moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Hongarije is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 4,2 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 0,4 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een contractieve bijdrage van 2,2 % van het bbp zal leveren. Dus is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 2,3 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,6 procentpunt zullen leveren (13). Hongarije is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, hoewel er niet wordt verwacht dat nationaal gefinancierde investeringen behouden blijven. Het is voornemens om te voorzien in overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals de ontwikkeling van het elektriciteitsnet, de modernisering van de spoorwegen in de voorsteden, steun voor de toepassing van zonnepanelen op woningen, de verstrekking van laptops aan leraren en leerlingen in het lager en het hoger middelbaar onderwijs en digitaliseringsmaatregelen in de gezondheidszorg, die worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting dalen tot 2,9 % van het bbp in 2024. De daling in 2024 is vooral het gevolg van een aanzienlijke vermindering van de overheidsuitgaven als percentage van het bbp, met name voor bruto-investeringen in vaste activa, intermediair verbruik en beloning van werknemers. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 66,7 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,4 % van het bbp in 2024. Dit is hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van hogere geraamde uitgaven voor bruto-investeringen in vaste activa in overeenstemming met de recente trends en een hoger intermediair verbruik onder invloed van de aanhoudende inflatiedruk. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote van 71,1 % aan het eind van 2024.

(23)

Het convergentieprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van enkele van de energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van energiesteunmaatregelen in 2024 0,4 % van het bbp bedragen, tegen 1,2 % van het bbp in 2023. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De energiesteunmaatregelen die momenteel gepland zijn om in 2024 van kracht te blijven, lijken niet gericht op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Ze houden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten niet ten volle in stand.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 4,4 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal ook bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het Uniegemiddelde ligt en die bij voortduring tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden, en tot de veiligstelling van de externe positie. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,2 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een lagere groei van de netto primaire uitgaven dan aanbevolen voor 2024.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 7,0 % in 2024, hetgeen boven het aanbevolen groeipercentage ligt. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamde aanpassing is lager dan de besparingen als gevolg van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen, hetgeen is te wijten aan hogere uitgaven voor intermediair verbruik en bruto-investeringen in vaste activa en de verwachte uitfasering van de tijdelijke uitzonderlijke winsten en sectorale belastingen.

(26)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 5,1 % van het bbp in 2023 tot 3,7 % van het bbp in 2024. De lagere investering weerspiegelt lagere nationaal gefinancierde investeringen en door de Unie gefinancierde investeringen.

(27)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting geleidelijk dalen tot 1,9 % van het bbp in 2025, 1,4 % in 2026 en 0,9 % in 2027. Het overheidstekort zal dus volgens de planning gedurende de looptijd van het programma onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 66,7 % aan het eind van 2024 tot 56,3 % aan het eind van 2027.

(28)

Het monetaire beleid, het begrotingsbeleid en het beleid ten aanzien van economische ontwikkeling hebben op ongecoördineerde wijze gereageerd op de recente economische uitdagingen, waardoor de doeltreffendheid van de algemene beleidsreactie is verzwakt. De aanscherping van het monetaire beleid begon in 2021, maar de budgettaire expansie duurde tot begin 2022. Verschillende tijdelijke beleidsmaatregelen die sinds 2021 zijn ingevoerd, waren bedoeld om de koopkracht van huishoudens op ongerichte wijze in stand te houden door middel van prijs- en renteplafonds en vanuit budgettair oogpunt dure energiesubsidies. Er werden prijsplafonds ingevoerd voor motorbrandstoffen en bepaalde basisvoedingsmiddelen. Renteplafonds werden ingevoerd voor hypotheken met variabele rente, leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen, bepaalde studieleningen en grote bankdeposito’s. De meeste van die maatregelen zullen in 2023 aflopen. De kosten ervan zijn voornamelijk gedragen door bedrijven en de financiële sector, via hogere indirecte belastingen, en de verstorende effecten ervan hebben bijgedragen tot een lagere binnenlandse productie en hogere prijzen voor producten die niet rechtstreeks door de ingestelde plafonds worden getroffen. Zij hebben ook de aanpassing van de vraag aan een nieuwe marktsituatie belemmerd. Het beleid voor economische ontwikkeling is gebaseerd op regelingen voor gesubsidieerde leningen om bedrijven te helpen zich aan te passen aan economische schokken. In februari 2023 is een grootschalige regeling voor gesubsidieerde leningen met vaste rente van start gegaan ter ondersteuning van bedrijven die geconfronteerd worden met stijgende energiekosten. De prijs- en renteplafonds en de gesubsidieerde leningen hebben de inspanningen van het monetaire beleid om de inflatie terug te dringen, tegengewerkt, onder meer door de doeltreffendheid van de instrumenten van de centrale bank te verminderen. De Europese Centrale Bank heeft vastgesteld dat bepaalde voorschriften, waaronder de beperking van de bankdepositorente, een efficiënt monetair beleid in de weg staan.

(29)

Tekortkomingen in de planning en uitvoering van de begroting hebben het expansieve karakter van het begrotingsbeleid versterkt en daardoor bijgedragen tot veel van de huidige macro-economische problemen van Hongarije. Sinds 2016 is de kwaliteit van de macro-economische en budgettaire prognoses verminderd door de zeer vroege vaststelling van de jaarlijkse begrotingen. Verschillende regels voor begrotingsflexibiliteit en grote begrotingsreserves maakten toenemende bestedingsvrijheid mogelijk, waardoor de procycliciteit van het begrotingsbeleid werd versterkt. Ad hoc-uitgavenbesluiten werden vaak aan het einde van het begrotingsjaar genomen of werden in de loop van het jaar bij regeringsdecreten vastgesteld zonder adequaat parlementair toezicht en raadpleging van het publiek, waardoor de begroting minder transparant werd. Het nationaal begrotingskader heeft hoge overheidstekorten niet kunnen voorkomen als gevolg van tekortkomingen in de opzet van de binnenlandse begrotingsregels, waaronder een schuldregel met procyclische kenmerken, de zwakke handhaving van de begrotingsplanning op middellange termijn, die verder wordt uitgehold door de speciale bepalingen van de “noodtoestand”-regeling, en de beperkte rol en middelen van de nationale begrotingsraad. Het beperkte mandaat en de beperkte middelen van de nationale begrotingsraad beperken zijn doeltreffendheid bij het sturen van openbare discussies over begrotingskwesties.

(30)

De afgelopen tien jaar zijn de huizenprijzen in Hongarije sterk gestegen, terwijl het woningaanbod beperkt bleef. Zwak gerichte subsidieregelingen voor de aankoop van een woning, die ook beschikbaar zijn voor huishoudens met een hoger inkomen die reeds een woning bezitten, hebben bijgedragen tot de recente prijsstijgingen. Subsidies voor woningbouw, waaronder investeringsbijdragen, gesubsidieerde leningen en preferentiële btw-tarieven, zijn evenmin doelgericht.

(31)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) nr. 2021/241 heeft Hongarije het voornemen kenbaar gemaakt maximaal 6 600 000 000 EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. Gezien de tijdelijke aard van de faciliteit die tot 2026 loopt, is het van essentieel belang dat snel wordt begonnen met de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan. Even belangrijk is het dat Hongarije zorgt voor voldoende administratieve capaciteit om de verplichtingen van het herstel- en veerkrachtplan na te komen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Hongarije op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda. De uitvoering van Hongarijes herstel- en veerkrachtplan heeft aanzienlijke vertraging opgelopen als gevolg van de late vaststelling, in december 2022, van het uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Hongarije. Een snelle en gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan vereist de verwezenlijking van 27 mijlpalen in verband met de versterking van de rechterlijke onafhankelijkheid en de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Er is geen betaling krachtens het herstel- en veerkrachtplan mogelijk totdat deze mijlpalen volledig en correct zijn uitgevoerd. De aan Hongarije toegewezen REPowerEU-subsidie bedraagt 701,6 miljoen EUR. Hongarije is van plan de REPowerEU-subsidie en aanvullende leningen te gebruiken voor energiegerelateerde investeringen.

(32)

De Commissie heeft in 2022 alle documenten voor het cohesiebeleidsprogramma van Hongarije goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Hongarije tot stand te brengen.

(33)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Hongarije geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met armoede, concurrentie op de arbeidsmarkt in de dienstensector en energie.

(34)

Hoewel de algemene indicatoren voor armoede de afgelopen tien jaar zijn verbeterd, is de relatieve situatie van bepaalde kansarme groepen, zoals huishoudens met een laag inkomen, kinderen, gehandicapten, Roma en mensen die in afgelegen agrarische nederzettingen wonen, verslechterd. Het percentage ernstige materiële en sociale achterstand is een van de hoogste in de Unie, met grote verschillen tussen de regio’s. Het is met name hoog onder kinderen en Roma. Kansarme groepen krijgen moeilijk toegang tot adequate sociale bijstand, onderwijs, gezondheidszorg en arbeidsbemiddeling. Huishoudens zonder stabiel inkomen worden geconfronteerd met een verzwakkend sociaal vangnet. Het belastingstelsel legt een onevenredig zware last op werknemers met een lager inkomen. De belangrijkste inkomstenbronnen voor huishoudens met een laag inkomen hebben het afgelopen decennium geen gelijke tred gehouden met de kosten van levensonderhoud. De toereikendheid van het minimuminkomen is een van de laagste in de Unie. De recente stijgingen van energie- en voedselprijzen treffen de lage inkomens onevenredig zwaar, terwijl de steunmaatregelen voornamelijk ongericht zijn. De recente wijziging van de wetgeving inzake sociale bescherming verminderde de verantwoordelijkheid van de staat om sociale zorg te verlenen.

(35)

De algemene arbeidsparticipatie is relatief hoog, maar bepaalde kansarme groepen zoals Roma, laaggeschoolden, vrouwen met zorgtaken en gehandicapten ondervinden moeilijkheden bij het betreden van de open arbeidsmarkt als gevolg van tekortkomingen in onderwijs en opleiding en in de socialezekerheidsstelsels en ondersteuningsstructuren voor werkzoekenden. De kloof op het gebied van arbeidsparticipatie voor laagopgeleiden, Roma en gehandicapten blijft groot. Een op de vijf vrouwen die arbeid in loondienst zoeken, blijft uitgesloten van de arbeidsmarkt vanwege zorgtaken voor kinderen of afhankelijke personen met een handicap. Uitkeringen en toegang tot effectieve actieve arbeidsmarktmaatregelen voor kansarme groepen zijn ontoereikend. De duur van de werkloosheidsuitkering is 3 maanden, terwijl de gemiddelde werkloosheidsduur volgens gegevens uit een arbeidskrachtenenquête in 2022 gemiddeld 9,4 maanden bedroeg. Vier op de tien geregistreerde werklozen hebben geen uitkering. De lange gemiddelde registratieperiode wijst op capaciteitsproblemen bij de openbare arbeidsbemiddeling. Het percentage werkzoekenden met lage basisvaardigheden is meer dan dubbel zo hoog als het nationale gemiddelde. Het aandeel volwassenen dat deelneemt aan onderwijs blijft laag, met name onder laagopgeleiden en werklozen.

(36)

De sociale dialoog blijft een van de zwakste in de Unie en is onlangs verder verslechterd. Het belangrijkste tripartiete orgaan dient voornamelijk als forum voor informatiedeling en raadpleging en heeft geen formeel wettelijk kader of zinvolle dialoog, afgezien van de vaststelling van het minimumloon. Terwijl het tekort aan leraren een steeds grotere uitdaging vormt, hebben nieuwe wettelijke bepalingen de rechten van leraren op collectieve acties ingeperkt en de werkgevers meer mogelijkheden gegeven om leraren die deelnemen aan burgerlijke ongehoorzaamheid uit protest tegen de arbeidsomstandigheden met terugwerkende kracht te ontslaan. Recente hervormingen, die zijn ingevoerd zonder zinvolle dialoog met de betrokken vakbonden, hebben de arbeidsomstandigheden negatief beïnvloed en de zelfvertegenwoordiging van werknemers in de gezondheidszorg verzwakt.

(37)

De laatste tijd zijn er op een aantal markten gevallen geweest van overheidsbemoeienis, waardoor de rechtszekerheid is verzwakt. Deze interventies ontmoedigden of beperkten Unie- en buitenlandse investeringen op bepaalde markten, waardoor bedrijven konden worden opgekocht door staatsbedrijven of particuliere bedrijven met nauwe banden met de regering. De interventies tasten daarnaast de beginselen van de eengemaakte markt en van de rechtsstaat ernstig aan, waardoor de mogelijkheden voor duurzame economische groei worden beperkt. Specifieke bedrijven en bedrijfstakken worden bijvoorbeeld gediscrimineerd door toegesneden belastingen, prijsplafonds en voorschriften die op korte termijn en zonder voorafgaand overleg worden opgelegd. Sinds 2020 heeft de regering ook haar buitengewone bevoegdheid onder de “noodtoestand” gebruikt om dergelijke maatregelen in te voeren. De begrotingsontvangsten uit sectorspecifieke belastingen zijn aanzienlijk. De regering stelde bijvoorbeeld onlangs administratieve prijsplafonds en een winstbelasting van 90 % in op de productie van cement en keramische materialen. Deze bedrijfstakken zijn in grote mate in buitenlandse handen. In december 2022 verhoogde de regering plotseling de belasting voor verzekerings- en farmaceutische bedrijven. De banken gingen gebukt onder een begrenzing van de flexibele hypotheekrente, waardoor hun vermogen om leningen te verstrekken en hun winstgevendheid werden beïnvloed. Selectieve en willekeurige administratieve inspecties, boetes en het onthouden van vergunningen zijn gebruikt om ongepaste druk uit te oefenen op bepaalde bedrijven, met name in de detailhandel en het vervoer. Daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen willekeurige maatregelen van de autoriteiten lijken te ontbreken. De detailhandel blijft kampen met onvoorspelbare regelgeving. De voorwaarden voor het toestaan van de vestiging of wijziging van winkels van meer dan 400 vierkante meter lijken niet transparant, en de beschikbaarheid van rechterlijke toetsing is twijfelachtig. De belasting op de detailhandel drukt onevenredig zwaar op grotere ondernemingen die hun hoofdkantoor niet in Hongarije hebben. De overheid maakt vaak gebruik van haar bevoegdheid om transacties vrij te stellen van de controle op concentraties van ondernemingen.

De invloed van dergelijke transacties op de economie, de mededinging en de eengemaakte markt wordt niet beoordeeld. De criteria voor de vrijstellingen zijn niet transparant en er is geen formele procedure om deze criteria of het besluit zelf aan te vechten. Als gevolg van de interventies is het staatseigendom of staatsvriendelijke binnenlandse eigendom in het bankwezen, de telecommunicatie, de nutsbedrijven, de media en de televisie- en radio-omroep toegenomen, ten koste van het buitenlandse eigendom. Afgaande op aankondigingen van leden van de regering kunnen soortgelijke transacties worden verwacht in het verzekeringswezen, de detailhandel en de transportsector, met name wat de luchthaven van Boedapest betreft. De verminderde aanwezigheid van buitenlands kapitaal en knowhow, met name in sectoren met een hoge toegevoegde waarde zoals het bankwezen en de telecommunicatiesector, dreigt de mogelijkheden van Hongarije voor toename van productiviteit en innovatie te beperken.

(38)

De energiemix van Hongarije wordt bepaald door olie en gas, die elk ongeveer goed zijn voor een derde van het totale energieverbruik. Nucleaire en hernieuwbare energiebronnen hebben een aandeel van respectievelijk 15 % en ongeveer 14 %. Hongarije blijft sterk afhankelijk van Rusland voor fossiele brandstoffen en kernenergie, en zijn inspanningen om van de Russische afhankelijkheid los te komen verlopen traag. Driekwart van het binnenlandse gasverbruik wordt gedekt door invoer uit Rusland. In 2021 heeft Hongarije een langetermijngasleveringsovereenkomst met Gazprom ondertekend en in april 2023 werd het contract gewijzigd na onderhandelingen, met een optie voor extra hoeveelheden. Om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen te verminderen, zijn aanzienlijke aanvullende maatregelen nodig, met name om de samenwerking met de buurlanden te versterken, ook waar nodig op het gebied van infrastructuur, om de toegang tot alternatieve fossiele brandstoffen te waarborgen. Door elektrificatie en de voorgenomen investeringen in energie-intensieve industrieën zal de behoefte aan elektriciteitsproductie toenemen. Ondanks de aanzienlijke toename van de capaciteit uit zonne-energie in de afgelopen jaren, is het aandeel van de capaciteit uit hernieuwbare energie nog steeds een van de laagste in de Unie. De installatie van windmolenparken is opgeschort en zal naar verwachting worden hervat nadat de wettelijke beperkingen zijn opgeheven. Geothermische energie is onderbenut. De voortdurend veranderende regelgeving vormt verschillende uitdagingen voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Daarnaast vormen de beperkingen van de capaciteit van het elektriciteitsnet een belangrijk knelpunt voor de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen op het net, terwijl het gebrek aan flexibiliteitsoplossingen aan vraag- en aanbodzijde en de beperkte zeggenschap van de consument een grote belemmering vormen voor de ontwikkeling van schone, hernieuwbare elektriciteitsproductie. Een suboptimale integratie in de balanceringsmarkt van de Unie is ook een gemiste kans om het net te optimaliseren voor extra capaciteit uit hernieuwbare energiebronnen.

(39)

Hongarije heeft een aanzienlijk potentieel op het gebied van energierendement, met name in woongebouwen. Het verbruik van aardgas in Hongarije is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 20 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande 5 jaar, wat meer is dan de bij Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16) bepaalde doelstelling van een reductie van 15 %, mede dankzij maatregelen in de overheidssector en de wijziging van het systeem van energieprijsplafonds voor huishoudens. Hongarije wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (17) aangemoedigd zich tot 31 maart 2024 te blijven inspannen om de gasvraag tijdelijk te verminderen. Ondanks deze recente wijzigingen laat het gereguleerde prijssysteem voor energie echter nog steeds niet toe dat prijssignalen goed werken en dat er voldoende stimulansen voor energiebesparing worden gecreëerd. De prijsplafonds worden uniform toegepast op alle huishoudens. Ook huishoudens met een hoog inkomen profiteren van het gesubsidieerde gereguleerde prijssysteem, terwijl gezinnen met een laag inkomen vaak in minder energiezuinige huizen wonen. Gerichte regelingen voor huishoudens met een laag inkomen zouden efficiënter zijn, zowel voor het ondersteunen van kwetsbare huishoudens als voor het genereren van energiebesparingen.

(40)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Hongarije tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 31 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis vereisen voor de groene transitie. Tegelijkertijd is de participatie van werknemers in opleidingen in energie-intensieve industrieën aanzienlijk gedaald en ligt het nu onder het Uniegemiddelde.

(41)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (18) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(42)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het convergentieprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 genoemde beleid draagt bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden in verband met de zeer sterke prijsdruk en de behoefte aan externe en overheidsfinanciering. De aanbevelingen 2 en 4 dragen bij tot het aanpakken van aanbeveling 1,

BEVEELT AAN dat Hongarije in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,4 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

Doeltreffende coördinatie en duidelijke afbakening van het macro-economisch beleid nastreven om budgettaire en externe duurzaamheid te waarborgen. Prijs- en renteplafonds geleidelijk afschaffen om verstorende effecten te verminderen en een soepele transmissie van het monetaire beleid te bevorderen. Steunmaatregelen in de huisvestingssector richten op huishoudens met een laag inkomen. Het begrotingskader voor de middellange termijn versterken, de opstelling van jaarlijkse begrotingen afstemmen op het begrotingsjaar en de discretionaire bevoegdheid bij de uitvoering van jaarlijkse begrotingen beperken.

2.   

Dringend voldoen aan de vereiste mijlpalen en doelstellingen in verband met het versterken van de justitiële onafhankelijkheid en het waarborgen van de bescherming van de financiële belangen van de Unie, teneinde een spoedige en gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De toereikendheid van het socialebijstandsstelsel verbeteren, met inbegrip van werkloosheidsuitkeringen. De toegang tot effectieve actieve arbeidsmarktmaatregelen verbeteren, met name de bijscholingsmogelijkheden voor de meest kansarme groepen, en zorgen voor een effectieve sociale dialoog. Het regelgevingskader en de concurrentie in de dienstensector verbeteren door selectieve en arbitraire administratieve ingrepen en het gebruik van toegespitste wetgeving die specifieke bedrijven onrechtmatig bevoordeelt of benadeelt, te vermijden, door systematisch mededingingstoezicht toe te passen op zakelijke transacties en door het gebruik van noodmaatregelen te beperken tot het strikt noodzakelijke, overeenkomstig de beginselen van de eengemaakte markt en de rechtsstaat.

4.   

De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen, waaronder windenergie, geothermische energie en duurzaam biomethaan, te versnellen, met name door de vergunningsprocedures te stroomlijnen en tegelijkertijd regelmatig milieueffectbeoordelingen uit te voeren, en door een ondersteunend en voorspelbaar regelgevingsklimaat te scheppen. Subsidies voor fossiele brandstoffen uitfaseren. De regels voor het balanceren van de energiemarkt en het vaststellen van tarieven hervormen om kostendekking en een optimaal gebruik van het elektriciteitsnet mogelijk te maken. Waar nodig de elektriciteitsinfrastructuur, met inbegrip van de net- en opslagcapaciteit, verbeteren. Invoer van fossiele brandstoffen diversifiëren om de afhankelijkheid van Rusland aanzienlijk te verminderen, onder meer door de samenwerking met andere lidstaten te versterken, ook waar nodig op het gebied van infrastructuur. Energie-efficiëntie verbeteren, met name in gebouwen, en inspanningen blijven leveren om het totale gasverbruik te verminderen. Het huidige systeem van gereguleerde energieprijzen aanpassen om energiebesparing aan te moedigen en tegelijkertijd gerichte steun te verlenen aan huishoudens met een laag inkomen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 15447/22; ST 15447/22 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Hongarije (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 78).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven leverden een expansieve bijdrage van 1,7 procentpunten van het bbp, die is toe te schrijven aan het effect van de aankoop van gasvoorraden door een speciale entiteit die bij de overheid is ingedeeld.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en – indien relevant – kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Hongarije (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 136).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Hongarije, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 16,6 % in nominale termen.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 2,2 procentpunten van het bbp leveren. De grote daling van de overige kapitaaluitgaven in 2023 houdt verband met het grote effect van de aankoop van gasvoorraden door een speciale entiteit die in 2022 bij de overheid is ingedeeld.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/167


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Malta

(2023/C 312/18)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Malta niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Malta. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “Aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 13 juli 2021 heeft Malta zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 5 oktober 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Malta (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Malta de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Malta heeft op 25 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en op 3 mei 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Malta over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Malta gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Malta heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Malta van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Malta heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Malta van 7,8 % van het bbp in 2021 tot 5,8 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 55,1 % van het bbp eind 2021 tot 53,4 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag werd de begrotingssituatie van Malta besproken aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Malta moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen verlagingen van indirecte belastingen op energieverbruik, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer bestonden uit subsidies voor energieproductie om de prijsstijgingen van ingevoerde elektriciteit en koolstofemissies te compenseren. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 2,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 3,2 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,8 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Malta aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 grotendeels neutraal met – 0,2 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Malta het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,9 % van het bbp in 2022 (1,1 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van een lagere absorptie van andere Uniefondsen. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,2 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Malta heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand gehouden, hetgeen niet overeenstemde met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,9 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 1,9 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Malta heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 4,1 % en in 2024 met 4,5 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een lagere reële bbp-groei van 3,9 % in 2023 en 4,1 % in 2024, voornamelijk vanwege de lagere bijdrage van de netto-uitvoer aan de groei.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal afnemen tot 5,0 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 weerspiegelt voornamelijk de toename van andere inkomsten, waaronder de opbrengsten van de regelingen voor het staatsburgerschap en het verblijf van investeerders, terwijl de daling van de subsidies, met inbegrip van de verwachte afbouw van de herstructureringskosten van de nationale luchtvaartmaatschappijen, gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een toename van het intermediair verbruik en de bruto-investeringen in vaste activa. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 53,4 % eind 2022 tot 54,5 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 5,1 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 54,8 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name verlagingen van indirecte belastingen op energieverbruik en subsidies voor energieproductie om de prijsstijgingen van ingevoerde elektriciteit en koolstofemissies te compenseren. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,7 % van het bbp in 2023 (10). De maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten niet ten volle in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,8 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Malta actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Malta moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Malta is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 0,4 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een grotendeels neutrale begrotingskoers in 2022 (– 0,2 % van het bbp). De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) zal in 2023 naar verwachting een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,8 % van het bbp leveren. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,6 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten aan de begrotingskoers leverden (13). Malta is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand houden. Het land is voornemens overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met name voor de renovatie van particuliere en openbare gebouwen, waaronder ziekenhuizen en scholen, de elektrificatie van de vervoerssector en projecten in verband met de digitalisering van het openbaar bestuur en de particuliere sector, die gedeeltelijk worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 4,3 % van het bbp. De daling in 2024 weerspiegelt voornamelijk de vermindering van subsidies, waaronder de afbouw van de nationale regelingen voor vervroegde uittreding bij luchtvaartmaatschappijen, en de beperkte groei van de loonsom en van de uitgaven voor intermediair verbruik, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door de stijging van de rente-uitgaven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 55,7 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,5 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 56,1 % eind 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van enkele van de energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van energiesteunmaatregelen 1,5 % van het bbp zullen bedragen. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De meeste energiesteunmaatregelen die volgens de huidige planning in 2024 van kracht zullen blijven, lijken niet gericht op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Ze behouden niet volledig de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 5,9 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,7 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een lagere groei van de netto primaire uitgaven dan aanbevolen voor 2024.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 met 3,3 % zullen stijgen, wat onder het aanbevolen groeipercentage ligt. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamde aanpassing is lager dan de besparingen door de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen, wat voornamelijk komt omdat de meeste van die maatregelen van kracht blijven.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 3,8 % van het bbp in 2023 tot 3,1 % van het bbp in 2024. De lagere investeringen weerspiegelen lagere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd op een andere wijze dan via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten investeringen met een hoge toegevoegde waarde en structurele hervormingen met het oog op de groene, de digitale en de energietransitie, waaronder gezondheid en governance, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 3,6 % van het bbp in 2025 en tot 2,9 % in 2026. Het overheidstekort zal in 2026 volgens de planning de 3 % van het bbp dus niet overschrijden. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 55,7 % van het bbp eind 2024 tot 56,1 % van het bbp eind 2026.

(27)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Malta heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Malta heeft één betalingsaanvraag ingediend, die overeenkomt met 19 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulteert in een totale uitbetaling van ongeveer 52,3 miljoen EUR (in subsidies) op 8 maart 2023. Op 26 april 2023 heeft Malta een wijziging van zijn plan ingediend, samen met een nieuw REPowerEU-hoofdstuk. Verwacht wordt dat het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk de uitdagingen in verband met energievoorziening en -zekerheid zal aanpakken en de overgang naar hernieuwbare energiebronnen zal bespoedigen. Bovendien stelt Malta enkele wijzigingen van het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan voor met het oog op de verminderde totale toewijzing en om het herstel- en veerkrachtplan aan te passen aan objectieve omstandigheden. De opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Malta op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(28)

De Commissie heeft in 2022 alle programmadocumenten betreffende het cohesiebeleid van Malta goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Malta tot stand te brengen.

(29)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Malta geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen met name in verband met de kenmerken van het belastingsysteem die agressieve fiscale planning vergemakkelijken, het energiebeleid en de groene transitie.

(30)

Het aanpakken van agressieve fiscale planning blijft cruciaal om de belastingstelsels efficiënter en eerlijker te maken. Gezien de overloopeffecten van agressieve fiscale planningsstrategieën tussen de lidstaten is een gecoördineerd optreden ter aanvulling van de Uniewetgeving door middel van nationaal beleid van alle lidstaten van het grootste belang. Malta heeft stappen ondernomen om agressieve fiscale planningspraktijken aan te pakken door eerder overeengekomen internationale en Europese initiatieven uit te voeren. Bovendien verbindt Malta zich ertoe deze kwestie aan te pakken in zijn herstel- en veerkrachtplan. De toezeggingen om verrekenprijsregels in te voeren en een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar uitgaande en inkomende betalingen (d.w.z. tussen Unie-ingezetenen en ingezetenen van derde landen), gevolgd door wetgeving in overeenstemming met de bevindingen van de studie, wijzen in de goede richting. Zolang Malta echter geen bronbelasting heft op interest, dividenden en royaltybetalingen door in Malta gevestigde bedrijven aan laag- of niet-belastende jurisdicties (hier bedoeld als elke jurisdictie met een wettelijk vennootschapsbelastingtarief dat lager ligt dan het laagste wettelijke vennootschapsbelastingtarief in de Unie, namelijk 9 %) of gelijkwaardige defensieve maatregelen toepast om ervoor te zorgen dat bedrijven hun winsten niet onbelast naar derde landen kunnen verschuiven, blijft het risico op dubbele niet-belastingheffing over deze winsten groot. Verder blijft de behandeling van in Malta gevestigde ondernemingen die er niet gedomicilieerd zijn, een risico van dubbele niet-belastingheffing vormen voor zowel ondernemingen als particulieren. Dit probleem zal slechts gedeeltelijk worden aangepakt door naleving van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad (15), die alleen van toepassing zal zijn op grote ondernemingen zodra Malta deze ten uitvoer heeft gelegd.

(31)

Fossiele brandstoffen blijven een belangrijke rol spelen in de economie van Malta, waardoor het land sterk afhankelijk is van de invoer van energie en blootstaat aan de mondiale prijsontwikkelingen, hoewel Malta niet rechtstreeks olie of gas uit Rusland invoert. In 2021 maakten fossiele brandstoffen het leeuwendeel uit van de elektriciteitsopwekking in Malta, terwijl hernieuwbare energiebronnen slechts goed waren voor 11,9 %. Malta heeft een aanzienlijk potentieel voor zonne- en windenergie op zee, dat niet wordt benut. De toezegging van de regering om in de toekomst hernieuwbare energietechnologieën op zee toe te passen en haar niet-bindende aandeel in de Uniedoelstellingen voor hernieuwbare energiebronnen op zee aan te geven, is een positieve beleidswijziging, maar er moeten nog concrete projecten worden aangewezen. De capaciteit en de flexibiliteit van het elektriciteitsnet zijn een knelpunt voor de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de verhoging van de efficiëntie, betrouwbaarheid en continuïteit van de elektriciteitsvoorziening. Om dat knelpunt aan te pakken, zijn investeringen in de modernisering van het net nodig, onder meer uit het subsidiebudget voor REPowerEU van Malta. Malta verbetert zijn continuïteit van de energievoorziening door de aanleg van een tweede elektriciteitsinterconnector met Italië.

(32)

De bijdrage van Malta aan de energie-efficiëntiedoelstellingen van de Unie voor 2030 is laag en het energieverbruik in woongebouwen blijft stijgen. Malta zou de maatregelen voor energie-efficiëntie kunnen uitbreiden en de vraag naar energie kunnen verminderen door: de installatie van zonnepanelen op alle nieuwe gebouwen te stimuleren; ervoor te zorgen dat op alle nieuwe openbare en niet-residentiële gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2 geschikte installaties voor zonne-energie worden geplaatst; juridische belemmeringen aan te pakken; en huiseigenaren extra economische stimulansen te bieden. Het gebruik van digitale technologie, zoals toepassingen om het energieverbruik te monitoren en te reguleren, kan de energie-efficiëntie helpen verhogen. Een effectieve uitvoering van het nieuwe nationale regelgevingskader voor de bouwsector zou de kwaliteit (inclusief de energie-efficiëntie) van gebouwen en de veiligheid van het bouwproces ten goede komen. Het aardgasverbruik van Malta is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 12,7 % toegenomen ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, hetgeen een tegenovergestelde trend is ten opzichte van het reductiestreefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16). Hoewel Malta in aanmerking komt voor een vrijstelling van dat streefdoel, wordt het land op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (17) aangemoedigd zijn inspanningen op te voeren om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen tot 31 maart 2024.

(33)

Vanwege de aanhoudende afhankelijkheid van particuliere auto’s blijven de emissies van het wegvervoer bovendien toenemen, wat Malta’s grootste bron van niet-ETS-broeikasgasemissies vormt. Het aandeel van emissievrije voertuigen ligt veel lager dan het Uniegemiddelde en stijgt zeer langzaam. Om emissies en verkeerscongestie te verminderen zou Malta het openbaar vervoer moeten verbeteren (punctualiteit, kortere reistijden), intelligente vervoerssystemen moeten invoeren (om de verkeersstromen, de veiligheid en de handhaving van verkeersregels te verbeteren) en moeten investeren in infrastructuur voor zachte mobiliteit voor veilige alternatieven voor het particuliere autogebruik (zoals veilige, gescheiden en onderling verbonden trottoirs en fiets- en elektrische scooterpaden).

(34)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werd in Malta een tekort aan arbeidskrachten gerapporteerd voor zes beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist zijn, waaronder productiemedewerkers en bouwvakkers.

(35)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (18) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(36)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Malta dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde en de vierde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Malta in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 5,9 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en, na de recente indiening van het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel van start gaan met de uitvoering van de desbetreffende maatregelen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De kenmerken van het belastingsysteem die agressieve fiscale planning door particulieren en multinationals in de hand kunnen werken doeltreffend aanpakken, onder meer door ervoor te zorgen dat uitgaande betalingen van interesten, royalty’s en dividenden voldoende worden belast, en door de regels voor niet in Malta gedomicilieerde ondernemingen aan te passen.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de uitrol van hernieuwbare energie, waaronder windenergie en zonne-energie op zee, te versnellen en de capaciteit van het stroomnet, met inbegrip van transmissie, distributie en opslag in accu’s, te verbeteren en uit te breiden. De energiebehoefte verminderen door verbeterde energie-efficiëntie, met name in residentiële gebouwen. Emissies van wegvervoer verminderen door verkeersopstoppingen aan te pakken via kwaliteitsvoller openbaar vervoer, intelligente vervoerssystemen en investeringen in infrastructuur voor zachte mobiliteit. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 11941/2021 INIT; ST 11941/2021 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Malta (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 83).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Malta (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 146).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Malta, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 9,5 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten van het bbp zullen leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PB L 328 van 22.12.2022, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/176


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Nederland

(2023/C 312/19)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Nederland heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Nederland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “Aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dat zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 8 juli 2022 heeft Nederland overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Op grond van artikel 19 van die verordening heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 4 oktober 2022 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Nederland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Nederland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 28 april 2023 heeft Nederland zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, conform artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn die samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Nederland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Nederland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Nederland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Nederland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Nederland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Nederland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten daarvan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Nederland wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Ondanks enkele tekenen van verbetering blijven er met name kwetsbaarheden bestaan in verband met de hoge particuliere schuld en een groot overschot op de lopende rekening, die grensoverschrijdende relevantie hebben. Het overschot op de lopende rekening – ondanks recente herzieningen van de gegevens – en de particuliere schuld liggen naar internationale maatstaven op een hoog niveau en boven de fundamentals van de economie. Het grote overschot op de lopende rekening daalde in 2022 als gevolg van verslechterende handelsvoorwaarden, waarbij de lopende rekening in constante prijzen toenam, en als gevolg van een oplopend tekort op de primaire inkomens. Door de verbeterende handelsvoorwaarden zal het overschot in 2023 naar verwachting weer aanzienlijk toenemen en zich in 2024 stabiliseren. Er is beperkte vooruitgang geboekt op beleidsgebied, maar er moet meer worden gedaan om belemmeringen voor investeringen te verminderen. De schuld van niet-financiële vennootschappen en huishoudens blijft hoog; voor huishoudens is dat zorgwekkender omdat zij daardoor kwetsbaar worden voor schokken en de risico’s worden verergerd door de grote en toenemende overwaardering van de huizenprijzen. De schuld zal naar verwachting licht blijven dalen. Ondanks de licht dalende huizenprijzen blijft de woningmarkt onder druk staan, met name omdat de bouw van nieuwe woningen aanzienlijk achterblijft bij de overheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd wordt schuldgefinancierd eigenwoningbezit nog altijd gesubsidieerd door gunstige belastingen, terwijl het beleid inzake de particuliere huurmarkt de ontwikkeling ervan dreigt te ondermijnen.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidssaldo van Nederland van een tekort van 2,4 % van het bbp in 2021 tot een begrotingsevenwicht in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 52,5 % van het bbp eind 2021 tot 51,0 % eind 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale impact van de stijging van de energieprijzen te verlichten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de btw op energie en van de accijnzen op benzine en diesel, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen een compensatie voor de energierekening in november en december en steun voor huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening omvatten. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, namelijk een solidariteitsbijdrage overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (7) van 33 %. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,6 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 1,8 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,3 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Nederland aanbevolen (8) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (9) in 2022 ondersteunend, namelijk ‒ 0,5 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Nederland het herstel blijven ondersteunen met door de faciliteit gefinancierde investeringen. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,2 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (10). Nederland heeft nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,4 procentpunten. Nederland heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,6 % en in 2024 met 1,4 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets hogere groei van het reële bbp van 1,8 % in 2023 en een iets lagere groei van 1,2 % in 2024. Dat is voornamelijk te wijten aan kleine verschillen in de vooruitzichten voor de binnenlandse vraag in beide jaren.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidstekort zal toenemen tot 3,0 % van het bbp in 2023. De stijging in 2023 is vooral het gevolg van de kosten van het energiepakket, stijgende rente-uitgaven, extra bestedingsplannen in verband met maatschappelijke uitdagingen, zoals de groene transitie, onderwijs en woningaanbod. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 49,3 % eind 2022 tot 48,4 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 2,1 % van het bbp voor 2023. Dat is lager dan het tekort dat in het stabiliteitsprogramma 2023 wordt voorspeld, vooral omdat de resultaatgegevens betreffende het overheidssaldo voor 2022 beter bleken te zijn dan in het stabiliteitsprogramma 2023 werd aangenomen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote van 49,3 % aan het einde van 2023. Het verschil is toe te schrijven aan het feit dat de resultaatgegevens voor 2022 hoger bleken te zijn dan in het stabiliteitsprogramma 2023 werd aangenomen, als gevolg van een hoge stock-flow adjustment in 2022.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Het gaat om maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name de verlaging van de accijnzen op benzine en diesel en de steun voor huishoudens met een laag inkomen, en nieuwe maatregelen, zoals een prijsplafond voor elektriciteit en gas en een steunregeling voor energie-intensieve kleine en middelgrote ondernemingen. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,1 % van het bbp in 2023 (11). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (12) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,5 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stabiel blijven ten opzichte van 2022.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Nederland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (13), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Nederland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Nederland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (‒ 1,1 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dat volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (‒ 0,5 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,9 % van het bbp zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,4 % van het bbp. De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus slechts gedeeltelijk toe te schrijven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) is ook het gevolg van niet-gerichte energiemaatregelen, permanente stijgingen van de lonen in de overheidssector en van de sociale uitkeringen en hogere uitgaven voor gezondheidszorg. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een neutrale bijdrage aan de begrotingskoers van 0,0 procentpunten leverden. Nederland is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (14). Ook is Nederland voornemens om overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals investeringen in en het faciliteren van de ontwikkeling van offshore-windmolenparken, het stimuleren van het gebruik van waterstof en het verbeteren van de digitale geletterdheid van studenten, die gedeeltelijk worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 2,6 % van het bbp. De daling in 2024 wijst voornamelijk op de geleidelijke afschaffing van de energiemaatregelen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 48,7 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,7 % van het bbp in 2024. Dat is lager dan het tekort dat in het stabiliteitsprogramma 2023 wordt voorspeld, voornamelijk als gevolg van het basiseffect van de lagere verwachte tekortquote in 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 48,8 % eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (15). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (16) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 3,5 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,1 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 echter niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dat wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 1,7 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde aanpassing is in overeenstemming met de besparingen die voortvloeien uit de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 3,4 % van het bbp in 2023 tot 3,5 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten hervormingen en investeringen op het gebied van onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, de arbeidsmarkt en de groene en de digitale transitie, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting stijgen tussen nu en 2026 tot 2,8 % en in 2027 tot 3,2 % van het bbp. Het geplande overheidstekort zal in 2026 dus onder de 3 % van het bbp blijven en in 2027 tot meer dan 3 % van het bbp stijgen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 48,7 % van het bbp eind 2024 tot 52,7 % van het bbp eind 2027.

(28)

De snel stijgende huizenprijzen in de afgelopen jaren hebben geleid tot een overgewaardeerde woningmarkt. Door de verkrapping van de financieringsvoorwaarden bereikte de woningmarkt medio 2022 echter een keerpunt, toen de huizenprijzen begonnen te dalen als reactie op de stijgende hypotheekrente. Naar internationale maatstaven is er in Nederland nog altijd sprake van een hoge hypotheekschuld in verhouding tot het bbp, vanwege de relatief hoge kredietlimieten (loan-to-value) en een aanzienlijk belastingvoordeel voor hypotheekbetalingen. De hypotheekrenteaftrek wordt weliswaar geleidelijk afgebouwd, maar is nog steeds hoog. De daaruit voortvloeiende hoge schuldenlast van huishoudens maakt huishoudens kwetsbaar voor economische schokken, en dat geldt des te meer nu het risico van prijscorrecties op de woningmarkt is toegenomen. Tegelijkertijd is de particuliere huurmarkt relatief klein, waardoor er maar weinig betaalbare en beschikbare alternatieven zijn voor het kopen van een huis. Het gebrek aan betaalbare huurwoningen ondermijnt ook de arbeidsmobiliteit. Het wegnemen van belemmeringen die momenteel investeringen in de weg staan, onder meer in woningbouw, kan de overheid in staat stellen haar plannen om het woningaanbod te vergroten met succes uit te voeren, en dus bijdragen tot het herstel van het externe evenwicht en een betere werking van de woningmarkt.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het herstel- en veerkrachtplan van Nederland is pas in 2022 aangenomen, maar wordt nu al uitgevoerd. Een snelle voortzetting van de onderhandelingen over de operationele overeenkomst zal de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan ten goede komen en is noodzakelijk om de eerste betalingsaanvraag in te dienen, wat naar verwachting eind 2023 zal gebeuren. De uitvoering is aan de gang en in dit stadium lijkt het risico op niet-absorptie beperkt te zijn, gezien de relatief kleine financiële toewijzing. Er wordt gewerkt aan een REPowerEU-hoofdstuk. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Nederland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Nederland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Nederland tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Nederland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met segmentatie van de arbeidsmarkt, tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en overmatige stikstofafzetting.

(32)

Het aandeel flexwerk (zowel werknemers met flexibele en tijdelijke contracten als zelfstandigen zonder werknemers) op de arbeidsmarkt blijft hoog in Nederland. Dat wijst op een toenemend risico op segmentatie van de arbeidsmarkt, met bijzonder verstorende effecten in de marge van de arbeidsmarkt, wat de kansenongelijkheid kan vergroten en de productiviteit kan afremmen. Met een zekere mate van flexibiliteit op de arbeidsmarkt kan worden bijgedragen aan het aanpassingsvermogen van de economie en mogelijk ook beter worden ingespeeld op individuele voorkeuren. Een buitensporig gebruik van flexibele vormen van arbeid kan echter negatieve gevolgen hebben voor werknemers en de economie in ruimere zin. Zo is het voor mensen met een flexibele arbeidsregeling lastig om deel te nemen aan opleidingen en een leven lang leren, en dat zorgt er dan weer voor dat er minder wordt geïnvesteerd in vaardigheden. De Nederlandse regering wil in samenwerking met de sociale partners de verschillen tussen vaste en flexibele werkregelingen aanpakken. De plannen omvatten de afschaffing van nulurencontracten, de vervanging van oproepcontracten in hun huidige vorm door een nieuw soort contract dat werknemers meer inkomenszekerheid biedt, en de verbetering van de arbeidszekerheid van uitzendkrachten. Er moet snel vooruitgang worden geboekt bij de uitvoering van die plannen om ervoor te zorgen dat de keuze voor een bepaald soort arbeidscontract wordt bepaald door werkspecifieke behoeften of de voorkeuren van werknemers, en om tegelijkertijd de werkgelegenheid en de sociale positie van flexwerkers te verbeteren en de segmentering van de arbeidsmarkt terug te dringen.

(33)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden was al vóór de COVID-19-pandemie kenmerkend voor de Nederlandse arbeidsmarkt, maar is sindsdien in alle sectoren groter geworden. Sectoren als informatie- en communicatietechnologieën (ICT), gezondheidszorg en onderwijs en technische banen hebben te kampen met structurele tekorten die al vóór de COVID-19-pandemie bestonden en naar verwachting zullen aanhouden, ten dele als gevolg van demografische ontwikkelingen. Ondanks een hoge algemene participatiegraad beschikt Nederland nog steeds over een pool van onbenutte en onderbenutte potentiële werknemers, zoals mensen met een migratieachtergrond en deeltijdwerkers. Maar weinig werknemers die eenmaal in deeltijd werken, kiezen ervoor om meer uren te gaan werken. Dat kan deels worden verklaard door de hoge marginale belastingtarieven, verplichtingen (of anticipatie op toekomstige verplichtingen) in verband met informele zorg voor kinderen of andere familieleden en/of de kwaliteit van het werk en het evenwicht tussen werk en privéleven. Om het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken is een omvattende benadering noodzakelijk, waarbij tevens aandacht uitgaat naar sectorspecifieke behoeften en belemmeringen en productiviteitsverhogende investeringen. In dat verband kan een combinatie van beleidsmaatregelen worden overwogen, waaronder: i) verdere verlaging van het marginale belastingtarief en/of verbetering van de transparantie van het marginale belastingtarief voor particulieren; ii) verhoging van de lonen in sectoren met structurele tekorten, in het bijzonder sectoren met een concentratie van overheids- en semi-overheidswerkgevers; iii) bevordering van de kwaliteit van het werk en het evenwicht tussen werk en privéleven; iv) betere loopbaanbegeleiding; en v) betere toegang tot hoogwaardige, betaalbare kinderopvang. Daarnaast kan een verbetering van de bij- of omscholingsmogelijkheden via gerichte en op maat gesneden maatregelen - met name voor degenen die zich in de marge van de arbeidsmarkt bevinden en voor inactieven - helpen om het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden terug te dringen en de maatschappelijke resultaten te verbeteren.

(34)

Hoewel Nederland maatregelen heeft genomen om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen te verminderen, waren olie en aardgas goed voor respectievelijk 38 % en 41 % van zijn energiemix, waardoor de Nederlandse economie kwetsbaar is voor mondiale prijsontwikkelingen. Nederland moet extra inspanningen leveren om de streefcijfers van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 te halen. Ondanks de toegenomen ambities om extra capaciteit voor hernieuwbare energie te installeren, bedroeg het aandeel hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik in 2021 slechts 13,0 %, wat lager is dan het politiek overeengekomen streefcijfer op Unieniveau en het Uniegemiddelde van 21,8 %. Als gevolg daarvan blijft Nederland een van de slechtst presterende lidstaten wat betreft het aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindenergieverbruik, met een van de grootste verschillen tussen het aandeel voor 2021 en de streefcijfers voor 2030. De uitbreiding van het elektriciteitsnet, voor zowel transmissie als distributie, is van essentieel belang om de uitrol van zowel onshore- als offshore-infrastructuur voor hernieuwbare energie te versnellen. Door de toenemende congestie van het elektriciteitsnet worden netbeheerders vaak gedwongen om verzoeken om nettoegang van nieuwe elektriciteitsproducenten en -verbruikers af te wijzen. Aangezien het gasverbruik in woningen goed is voor ongeveer 25 % van het totale aardgasverbruik in Nederland, kunnen verbeteringen van de energie-efficiëntie in het gebouwenbestand (bijvoorbeeld door middel van minimumnormen voor energieprestaties om renovaties aan te moedigen en een strengere handhaving van de energie-auditvoorschriften voor de industrie) wezenlijk bijdragen tot verdere vermindering van de koolstofuitstoot en van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het aardgasverbruik van Nederland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 29 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (17), is overtroffen. Nederland wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (18) aangemoedigd zich tot 31 maart 2024 te blijven inspannen om de gasvraag tijdelijk te verminderen.

(35)

Vanwege de negatieve effecten van overmatige stikstofafzetting in natuurgebieden, vooral als gevolg van de intensieve Nederlandse landbouwsector, wordt de afgifte van vergunningen voor bepaalde stikstofuitstotende projecten, met name bouwprojecten, momenteel geblokkeerd. De Nederlandse regering treft maatregelen om de stikstofafzetting terug te dringen, met name via geïntegreerde gebiedsprogramma’s op provinciaal niveau. Er moet meer steun worden verleend om de landbouw duurzamer te maken en tegelijkertijd het concurrentievermogen te waarborgen, bijvoorbeeld steun om de veestapel te verkleinen, de transitie naar circulaire en/of biologische landbouw te versnellen en digitalisering en innovatie te bevorderen.

(36)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 zijn in Nederland tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 108 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis nodig zijn met het oog op de groene transitie, waaronder deskundigen op het gebied van milieubescherming, isoleerders en civieltechnische professionals.

(37)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (19) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(38)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Nederland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(39)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid draagt bij tot de aanpak van kwetsbaarheden in verband met de hoge particuliere schuld en kwetsbaarheden in verband met een groot overschot op de lopende rekening. De aanbevelingen 2 en 4 dragen bij tot de uitvoering van aanbeveling 1 wat betreft hogere investeringen. Aanbeveling 1 draagt bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, conform overweging 38,

BEVEELT AAN dat Nederland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

In 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 3,5 % (20).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De bevoordeling van schulden van huishoudens en de verstoringen op de woningmarkt verminderen. De beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen op de particuliere huurmarkt ondersteunen. Belemmeringen voor investeringen, onder meer in woningbouw, wegnemen.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Prikkels om gebruik te maken van flexibele of tijdelijke contracten verminderen. Rekening houdend met sectorspecifieke behoeften, structurele tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken, onder meer door het onderbenutte arbeidspotentieel aan te boren en de bij- en omscholingsmogelijkheden te verbeteren, met name voor degenen die zich in de marge van de arbeidsmarkt bevinden en voor inactieven.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, randvoorwaarden te verbeteren om investeringen in de uitbreiding van transmissie- en distributienetten voor elektriciteit te stimuleren, en de energie-efficiëntiemaatregelen uit te breiden en te bespoedigen om het energieverbruik terug te dringen, met name in de bebouwde omgeving. De transitie naar duurzame landbouw ondersteunen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 12275/22 INIT; ST 12275/22 ADD 1.

(7)  Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261I van 7.10.2022, blz. 1).

(8)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Nederland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 88).

(9)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(10)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp geleverd.

(11)  Dat cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en, indien relevant, kapitaaluitgaven.

(12)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het economisch beleid van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Nederland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 154).

(13)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Nederland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 7,9 % in nominale termen.

(14)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van ‒ 0,2 procentpunten van het bbp zullen leveren.

(15)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(16)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(17)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(19)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(20)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/186


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Oostenrijk

(2023/C 312/20)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwings-mechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Oostenrijk niet heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerp-begrotingsplan 2023 van Oostenrijk. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (3) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkracht-plannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (4) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren en te formuleren op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporig-tekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Oostenrijk zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Oostenrijk (5) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Oostenrijk de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Oostenrijk heeft op 26 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Oostenrijk over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Oostenrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Oostenrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Oostenrijk van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Oostenrijk heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Oostenrijk van 5,8 % van het bbp in 2021 tot 3,2 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 82,3 % van het bbp eind 2021 tot 78,4 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dit verslag wordt de begrotingssituatie van Oostenrijk besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotings-resultaten voor 2023. Oostenrijk moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 waren de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder andere het uitstellen van de invoering van een CO2-prijs, de vermindering van de heffingen op energie en belastingaftrek voor pendelaars; terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleids-maatregelen onder andere energiesubsidies voor bedrijven, het uitbetalen van forfaitaire bedragen aan huishoudens en rechtstreekse betalingen aan gepensioneerden omvatten. De kostprijs van deze maatregelen werd gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,5 % van het bbp in 2022. Het overheids-saldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,2 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 4,3 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,8 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Oostenrijk aanbevolen (6) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (7) in 2022 ondersteunend, namelijk 2,8 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Ook zoals aanbevolen door de Raad is Oostenrijk het herstel blijven ondersteunen met door de faciliteit gefinancierde investeringen. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,2 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (8). Oostenrijk heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,8 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de genomen maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (bijkomende nettobegrotings-kosten van 1,5 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,2 % van het bbp). Oostenrijk heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteits-programma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering verwacht dat het reële bbp in 2023 met 0,3 % en in 2024 met 1,8 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere groei van het reële bbp van 0,4 % in 2023 en een lager groeipercentage van het bbp van 1,6 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een hogere bijdrage aan de groei van de particuliere consumptie in 2023 en een lagere bijdrage aan de groei van de overheidsconsumptie in 2024.

(17)

De regering verwacht in haar stabiliteitsprogramma 2023 dat het overheidstekort in 2023 stabiel zal blijven op 3,2 % van het bbp. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 78,4 % eind 2022 tot 77,0 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 2,4 % van het bbp voor 2023. Dat is lager dan het tekort dat was voorspeld in het stabiliteitsprogramma 2023 en is hoofdzakelijk te wijten aan verschillen in de verwachtingen rond de gevolgen voor de begroting van enkele energiegerelateerde maatregelen, vooral wat betreft subsidies aan bedrijven. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 75,4 % eind 2023. Het verschil is het gevolg van het verschil in het verwachte overheidstekort.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen die zijn verlengd vanaf 2022 (met name: een rem op de elektriciteitsprijs) en nieuwe maatregelen zoals een nieuwe regeling inzake energiesubsidies voor bedrijven. De kosten van deze maatregelen worden nog steeds deels gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers. Rekening houdend met deze inkomsten wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van nettobegrotingskosten van 1,8 % van het bbp in 2023 (9). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (10) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,4 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,2 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,8 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Oostenrijk actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (11), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Oostenrijk moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Oostenrijk is ook aanbevolen te voorzien in meer overheids-investeringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+ 1,0 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 2,8 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten aan de begrotingskoers zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,2 % van het bbp. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,3 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren. Oostenrijk is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (12). Oostenrijk is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals de deelname aan het belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang inzake micro-elektronica en connectiviteit, de digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen en het openbaar bestuur, en de vervanging van verwarmingssystemen, die deels worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 1,6 % van het bbp. De daling in 2024 is vooral te danken aan de uitfasering van energiegerelateerde maatregelen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 75,1 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaars-prognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,3 % van het bbp in 2024. Dit is vergelijkbaar met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 73,3 % eind 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 beoogt de uitfasering van bijna alle energiesteunmaatregelen in 2024 in de veronderstelling dat de energieprijzen zullen blijven dalen. De Commissie gaat ook uit van een bijna volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen (nettokostprijs van 0,1 % van het bbp in 2024). Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (13). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (14) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 4,6 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energie-steunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,8 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 4,0 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de prognose van de Commissie voorspelde aanpassing is minder dan de besparingen die voortvloeien uit de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Dat komt door uitgaven die afhankelijk zijn van de inflatieontwikkeling 2023, bijvoorbeeld pensioenuitgaven, het loon van werknemers en sommige uitkeringen, en door enkele nog niet uitgefaseerde energiemaatregelen.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 3,5 % van het bbp in 2023 tot 3,4 % van het bbp in 2024. De lagere investering is het gevolg van de lagere nationaal gefinancierde investeringen.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 1,4 % van het bbp in 2025 en tot 1,3 % in 2026. Er wordt dus verwacht dat het overheidstekort binnen de looptijd van het programma onder de 3 % van het bbp zal blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 75,1 % van het bbp eind 2024 tot 71,4 % van het bbp eind 2026. Oostenrijk heeft een middelgroot risico op houdbaarheid van de begroting op de lange termijn, dat hoofdzakelijk te maken heeft met begrotingsdruk met betrekking tot de vergrijzing (hierin zitten met name stijgende uitgaven voor langdurige zorg en gezondheids-zorg) en een grotere schuld die toe te schrijven is aan maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis en de energiecrisis aan te pakken. De sectoren voor langdurige zorg en gezondheidszorg worden ook geconfronteerd met een tekort aan arbeidskrachten, dat gedeeltelijk te maken heeft met de aantrekkelijkheid om in die sectoren te werken. Een onlangs ingevoerd pakket voor hervorming van de zorg om het tekort aan arbeidskrachten aan te pakken, met hogere lonen en transfers naar verzorgers op de korte termijn, is een goede eerste stap om het beroep aantrekkelijker te maken, maar zal ook de begrotingskosten doen toenemen. In 2021 stelde een taskforce over langdurige zorg maatregelen voor om de geschiktheid van zorg te verbeteren en tegelijk de houdbaarheid van de begroting te behouden. Deze maatregelen omvatten de oprichting van een gecoördineerd controlemechanisme met duidelijke verantwoordelijkheden voor de verschillende bestuursniveaus, wat zou helpen de kwaliteit en vergelijkbaarheid van overheidsuitgaven te vergroten, door de vaststelling van eenvormige beginselen voor tarieven voor langdurige zorg. De lopende onderhandelingen over het federale begrotingskader bieden een mogelijkheid om de uitvoering van een dergelijk mechanisme te ondersteunen.

(27)

Het gezondheidszorgstelsel is tijdens de COVID-19-pandemie veerkrachtig gebleken. Toch zullen de uitgaven voor gezondheidszorg tegen 2070 naar verwachting met 1,2 procentpunten van het bbp toenemen. Bovendien wordt er onvoldoende ingezet op preventiemaatregelen en primaire gezondheidszorg voor ambulante patiënten, terwijl veel gezondheidszorgdiensten nog steeds door ziekenhuizen worden verstrekt, wat een dure en inefficiënte manier is om zorg te verstrekken. Het herstel- en veerkrachtplan zal helpen de primaire gezondheidszorg voor ambulante patiënten te versterken, met name door nieuwe en bestaande centra voor primaire gezondheidszorg in lokale gebieden te ondersteunen. Met het oog op bezorgdheden rond de houdbaarheid van de begroting zal het echter cruciaal zijn erop toe te zien dat patiënten op een consequente manier door het gezondheidsstelsel worden geleid, onder meer door ervoor te zorgen dat de grotere beschikbaarheid van eerstelijnsgezondheidszorgdiensten zich zal vertalen in een lager gebruik van bestaande ziekenhuis- of ambulante gespecialiseerde gezondheidszorgdiensten.

(28)

Het begrotingskader van Oostenrijk berust momenteel op een complex systeem van intergouvernementele transfers tussen federale en regionale autoriteiten, dat weinig stimulansen biedt voor efficiënte overheidsuitgaven. Het gebrek aan belastingautonomie maakt de financiering van uitgaven binnen federale niveaus in hoge mate afhankelijk van dit systeem. In 2022 waren de eigen inkomsten van de federale staten goed voor slechts 7,2 % van alle overheidsinkomsten (15). Tegelijkertijd hangen essentiële diensten zoals gezondheidszorg, kinderopvang en investeringen in openbaar vervoer gedeeltelijk af van uitgaven door de federale staten en gemeenten. Demografische verandering en de groene transitie zorgen ervoor dat de kostendruk op de federale staten en gemeenten verder toeneemt, terwijl de eigen inkomsten geen verband houden met uitgavendynamieken. Het huidige begrotingskader is gevoelig voor inefficiënties en een gebrek aan transparantie, want het verdoezelt het verband tussen belastingdruk en overheidsuitgaven. Een betere afstemming van de eigen inkomsten op de uitgaven van lagere overheden en een versterking van transparantie en coördinatie zijn cruciaal om de algemene kwaliteit van de overheids-uitgaven te verbeteren. Het vergemakkelijken van regionale belastingautonomie door een hervorming van het stelsel van onroerendgoedbelasting zou kunnen worden ingezet om begrotingsfederalisme en het belastingstelsel in zijn geheel te verbeteren. De lopende onderhandelingen, die eind 2022 zijn begonnen, bieden een kans om vooruitgang te boeken.

(29)

Er blijven nog mogelijkheden om de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar meer groeivriendelijke en inclusieve inkomstenbronnen. Het belastingstelsel wordt gekenmerkt door een hoge belastingdruk op arbeid via de loonbelasting en de socialezekerheids-bijdragen, waarbij de socialezekerheidsbijdragen door zowel de werknemers als de werkgevers worden gedragen. Dit belemmert het scheppen van banen en deelname aan de arbeidsmarkt, vooral voor mensen met een laag inkomen en tweede verdieners. Tegelijkertijd blijven andere inkomstenbronnen die minder schadelijk zijn voor eerlijke en duurzame groei, zoals milieu- of onroerendgoedbelastingen, onderbenut, zelfs als men rekening houdt met recente hervormingen. Subsidies die schadelijk zijn voor het milieu vormen een hindernis voor de groene transitie. De recente ecosociale belastinghervorming betekent een verlichting voor huishoudens en ondernemingen en vormt de basis voor beprijzing van CO2-emissies buiten het toepassingsgebied van het EU-emissiehandels-systeem (EU-ETS). Bovendien is de automatische indexering van de personenbelasting met de inflatie een aanzienlijke hervorming die de toenemende druk van de personenbelasting voor belastingbetalers door middel van “schijfkruip” sterk vermindert. Er blijven evenwel structurele uitdagingen bestaan en er is ruimte voor een verdere verlaging van de belasting-druk op arbeid, om het scheppen van banen en het arbeidsaanbod te stimuleren, met name voor mensen met een laag inkomen. Een beter gebruik van groeivriendelijkere belastingen kan ook helpen de nodige begrotingsruimte te creëren en het belastingstelsel rechtvaardiger te maken.

(30)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Gezien de tijdelijke aard van de faciliteit die tot 2026 loopt, is het van essentieel belang dat er snel wordt begonnen met de uitvoering van het plan. Oostenrijk heeft goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. Oostenrijk heeft één betalingsaanvraag ingediend, die overeenstemde met 44 mijlpalen en doelstellingen in het plan en die leidde tot een totale uitbetaling van 700 miljoen EUR op 20 april 2023. Na de eerste betalingsaanvraag is de uitvoering van het plan op koers. Van Oostenrijk wordt verwacht dat het een aanvraag indient om een aantal maatregelen te wijzigen door objectieve omstandigheden, zoals prijsstijgingen en tekorten in de toeleveringsketen. Een nieuw REPowerEU-hoofdstuk wordt momenteel voorbereid en de Oostenrijkse overheden werken nauw samen met de diensten van de Commissie om dit binnenkort in te dienen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Oostenrijk op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(31)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Oostenrijk in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Oostenrijk tot stand te brengen.

(32)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Oostenrijk geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met de arbeidsmarkt. Het sterke Oostenrijkse socialebeschermingsstelsel en de uitgebreide beleidsmaatregelen hebben de sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie beperkt. Oostenrijk presteert goed op de meeste aspecten van de Europese pijler van sociale rechten, maar er zijn nog enkele uitdagingen. Het gaat met name onder meer om het onderbenutte arbeidsmarktpotentieel van vrouwen, laaggeschoolde werknemers, oudere werknemers en mensen met een migratieachtergrond. Dit is bijzonder problematisch gezien het tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Het aanboren van het onbenutte potentieel van deze groepen zou de druk op de Oostenrijkse arbeidsmarkt kunnen verlichten.

(33)

Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen in Oostenrijk hoger is dan het Uniegemiddelde, kent het land het op een na hoogste percentage vrouwen die deeltijds werken. Meer dan de helft van de Oostenrijkse vrouwen werkte in 2022 deeltijds en vrouwen zijn over-vertegenwoordigd in sectoren met lage lonen. Dit wijst op een aanzienlijke kans om de voltijdse arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. Het ontoereikende aanbod van betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang, met name in plattelandsgebieden, maakt het voor moeders evenwel uitdagend om actiever deel te nemen aan de arbeidsmarkt. In Oostenrijk gaat amper 28 % van de kinderen jonger dan drie jaar naar een formele kinderopvang; dat is een van de laagste percentages in de Unie. Om die problemen aan te pakken, is het van cruciaal belang dat het aanbod van kwaliteitsvolle kinderopvang wordt vergroot door de kwaliteitsnormen te verbeteren en de beschikbaarheid te vergroten, en dat voltijds werken wordt aangemoedigd, bijvoorbeeld via belastingstimulansen. Wanneer meer vrouwen voltijds werken, zou dit ervoor kunnen zorgen dat de aanhoudend brede loonkloof en ook de pensioenkloof tussen vrouwen en mannen worden gedicht, terwijl de tekorten op de arbeidsmarkt worden aangepakt.

(34)

Er is nog potentieel om de integratie van verschillende kansarme groepen op de arbeids-markt te verbeteren, in het bijzonder laaggeschoolde werknemers en mensen met een migratieachtergrond. Ongeveer 45 % van de langdurig werklozen in Oostenrijk heeft ten hoogste de onderbouw van de middelbare school voltooid. De arbeidsmarktparticipatie van mensen met een migratieachtergrond is over het algemeen lager dan die van autochtone inwoners, en de toekomstige inkomensniveaus voor kinderen in Oostenrijk worden vaak bepaald door die van hun ouders. Hoewel het Oostenrijkse herstel- en veerkrachtplan maatregelen bevat om omscholing en bijscholing voor laaggeschoolden en langdurig werklozen te bevorderen, zijn deze maatregelen onvoldoende om het onderliggende participatieprobleem voor mensen met een migratieachtergrond en laaggeschoolde werknemers aan te pakken. Om de hardnekkige intergenerationele link tussen onderwijs-resultaten van ouders en hun kinderen te doorbreken (16), is het uiterst belangrijk om kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse activiteiten, voltijdse opleiding en verbeterde digitale infrastructuur meer beschikbaar te maken. Om recente migranten en andere kansarme groepen te integreren, zouden scholen betere individuele mentoring kunnen geven, zouden taalcursussen toegankelijker kunnen worden gemaakt en zou het Oostenrijkse stelsel van leer-werktrajecten doeltreffender kunnen worden gebruikt. Tegelijkertijd moeten er voldoende kansen voor een leven lang leren worden geboden voor kansarme groepen van alle leeftijden.

(35)

Er is ruimte om de arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers, tussen 55 en 64 jaar, te vergroten. De langetermijntendens van toenemende arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers is recent aanzienlijk vertraagd, terwijl de totale activiteitsgraad van oudere werknemers lager is dan het Uniegemiddelde. Het aanpassen van de taken van werknemers aan hun werk- en levenscyclus en tegemoetkomen aan de behoeften van ouderen zal steeds belangrijker worden om de ouder wordende bevolking langer aan het werk te houden. Betere stimulansen om de effectieve pensioenleeftijd op te trekken, zoals lagere belastingen op arbeid of indirecte loonkosten voor wie langer blijft werken, zouden helpen om tekorten op de Oostenrijkse arbeidsmarkt weg te werken.

(36)

De Russische invasie in Oekraïne heeft de kwetsbaarheid van de Oostenrijkse energievoorzieningszekerheid aan het licht gebracht. Hoewel Oostenrijk erin geslaagd is zijn afhankelijkheid van uit Rusland ingevoerd gas af te bouwen tot 57 % van de totale gasinvoer in 2022 ten opzichte van 80 % in 2021, ligt dit percentage aanzienlijk boven het Uniegemiddelde. Om haar energiebronnen te diversifiëren, heeft de regering financiële stimulansen voor ondernemingen ingevoerd om gas van niet-Russische bronnen in te voeren en heeft zij in 2022 een strategische gasreserve aangelegd. Toch heeft Oostenrijk nog steeds te kampen met aanzienlijke uitdagingen met betrekking tot energiezekerheid. Het land heeft nog steeds geen duidelijk omschreven traject op de korte termijn om zich volledig los te maken van de invoer van Russisch gas. Bovendien blijft er een onderbenut potentieel in de productie en transmissie van hernieuwbare gassen, zoals waterstof, voornamelijk voor sectoren en regio’s die kwetsbaar zijn voor onderbrekingen van de toevoer.

(37)

In 2021 bedroeg het aandeel hernieuwbare energie in Oostenrijk 36 %, van het eindenergie-verbruik, wat aanzienlijk hoger is dan het Uniegemiddelde. Om zijn klimaatdoelstellingen te halen, waaronder klimaatneutraliteit tegen 2040, moet Oostenrijk dit aandeel verder vergroten. De wet uitbreiding hernieuwbare energie uit 2021, een hervorming die in het herstel- en veerkrachtplan was opgenomen, heeft een kader gecreëerd dat zal bijdragen tot de vergroting van het aandeel hernieuwbare energie in het elektriciteitsverbruik. Met de hervorming wordt beoogd om tegen 2030 jaarlijks een elektriciteitscapaciteit van 27 TWh uit hernieuwbare energiebronnen op te wekken, wat zal bijdragen tot de doelstelling van het land om tegen dat jaar 100 % verbruik uit hernieuwbare energiebronnen te halen, tegenover de huidige 81 % in 2020. Een verdere uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen gaat evenwel nog gepaard met een aantal uitdagingen, zoals lange procedures voor ruimtelijke ordening en vergunningen, een complexe verdeling van bevoegdheden tussen de federale en de regionale regeringen, en personeelsproblemen bij de administratie. Oostenrijk heeft een eerste stap gezet voor de invoering van een meer gestroomlijnde milieueffectbeoordeling voor hernieuwbare-energieprojecten. Bovendien zou Oostenrijk de ruimtelijke indeling beter kunnen afstemmen op zijn doelstellingen voor de groene transitie, personeelsproblemen kunnen oplossen en meer kunnen investeren in netwerkinfrastructuur zoals voor opslag, distributie en transmissie. De uitbreiding van hernieuwbare energie zou ook gebaat zijn bij de invoering van specifieke versnellingsgebieden voor hernieuwbare energiebronnen (met name voor wind) met korte en eenvoudige vergunningsprocedures, en bij de erkenning van hernieuwbare energie als van hoger openbaar belang, aansluitend bij de meer ambitieuze doelstellingen voor hernieuwbare energie in het Fit for 55-pakket en het REPowerEU-plan. Daarnaast zouden bijkomende bronnen van hernieuwbare energie, zoals geothermische energie, verder kunnen worden ontwikkeld.

(38)

Het aardgasverbruik van Oostenrijk is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 19 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 % is overtroffen. Oostenrijk zou krachtens Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (17) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen. Bovendien zou het verhogen van de ambities op het gebied van energie-efficiëntie in de bouwsector en de productiesector de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. In de Oostenrijkse langetermijnstrategie voor renovatie zijn duidelijke mijlpalen voor 2050 vastgesteld en wordt ernaar gestreefd het gebouwenbestand voor 80 % koolstofvrij te maken. In het herstel- en veerkrachtplan wordt er ook naar gestreefd verwarmingsketels op fossiele brandstoffen in de gebouwensector uit te faseren en deze te vervangen door stadsverwarming of verwarmingssystemen op basis van hernieuwbare energie. De Oostenrijkse energie-efficiëntiedoelstellingen voor 2030 zijn evenwel niet ambitieus genoeg om de doelstellingen van het Fit for 55-pakket en het REPowerEU-plan te halen. Een nieuwe wet op energie-efficiëntie, die in 2023 wordt verwacht en tot doel heeft het eindenergieverbruik tegen 2030 met 18 % te verminderen, zou dit probleem moeten aanpakken. Algemeen zal het voor Oostenrijk essentieel zijn om investeringen in de grondige renovatie van gebouwen te versnellen, fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energiebronnen voor verwarming en het energieverbruik beter te beheren door digitalisering van nutsvoorzieningen (zoals slimme meters en thermostaten). Bovendien is het van cruciaal belang dat het huidige trage ritme waarmee gebouwen worden geïsoleerd, wordt versneld. De tijdige uitvoering van de wet hernieuwbare verwarming, een vlaggenschiphervorming in het Oostenrijkse herstel- en veerkrachtplan, is cruciaal om het probleem aan te pakken.

(39)

De groene transitie in gang zetten betekent ook dat de emissies in verscheidene sectoren moeten worden verminderd, vooral in vervoer, aangezien in die sectoren nog aanzienlijke emissiereducties mogelijk zijn. Oostenrijk heeft veel transitgoederenvervoer via de weg door de Alpen. Ondanks een aantal investeringen in duurzaam vervoer in het kader van het Oostenrijkse herstel- en veerkrachtplan, is het cruciaal dat de emissies in de vervoerssector verder worden verminderd en dat tegelijkertijd de vervoersarmoede wordt aangepakt om te komen tot klimaatneutraliteit. Ook de ontwikkeling van aanvullende vervoersoplossingen, zoals het verbinden van de “laatste kilometer” en alternatieven voor autogebruik, is belangrijk, vooral in plattelandsgebieden.

(40)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werden in Oostenrijk tekorten vastgesteld voor 17 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder technici in civiele bouwkunde, dakwerkers en werktuigkundig ingenieurs. In het kader van zijn masterplan groene banen heeft Oostenrijk een groen jobplatform opgericht om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen. De uitvoering van het plan is cruciaal om een tijdige transitie naar de groene economie tot stand te brengen. In zijn actieplan voor een rechtvaardige transitie inzake opleiding en omscholing heeft Oostenrijk maatregelen vastgesteld om het aanbod aan geschoolde werknemers in de sector hernieuwbare energie te vergroten, bijscholing van de beroepsbevolking te stimuleren en de onderwijsnormen te verbeteren.

(41)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteits-programma 2023 onderzocht, en zijn advies (18) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(42)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Oostenrijk dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Oostenrijk in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 4,6 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De toereikendheid en houdbaarheid van de begroting van het stelsel voor langdurige zorg en de houdbaarheid van de begroting van het gezondheidszorgstelsel verzekeren. De budgettaire relaties tussen en verantwoordelijkheden van de verschillende bestuursniveaus vereenvoudigen en rationaliseren en de financierings- en bestedingsbevoegdheden op elkaar afstemmen. De belastingmix verbeteren om inclusieve en duurzame groei te ondersteunen.

2.   

De uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan blijven voortzetten en het REPowerEU-hoofdstuk snel afronden om met de uitvoering ervan van start te kunnen gaan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen stimuleren, onder meer door kwaliteitsvolle kinderopvang uit te breiden, alsook die van oudere werknemers. De arbeidsmarktresultaten verbeteren voor kansarme groepen, zoals laaggeschoolden en mensen met een migratie-achtergrond, onder meer door hun niveau van basisvaardigheden op te krikken.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de bronnen van gasvoorziening diversifiëren om de afhankelijkheid van Rusland aanzienlijk te verminderen. De ontwikkeling van hernieuwbare energie en de nodige infrastructuur hiervoor versnellen, met name door vergunningsprocedures te vereenvoudigen en te voorzien in specifieke versnellingsgebieden. De energie-efficiëntie verbeteren. De emissies verminderen, met name in de vervoerssector. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(5)  ST 10159/2021 INIT; ST 10159/2021 COR 1; ST 10159/2021 ADD 1.

(6)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Oostenrijk (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 93).

(7)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(8)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,9 procentpunten van het bbp zullen leveren. Deze expansieve bijdrage is voornamelijk toe te schrijven aan de aankoop van een strategische gasreserve van ongeveer 0,8 % van het bbp.

(9)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(10)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Oostenrijk (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 162).

(11)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Oostenrijk, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 8,6 % in nominale termen.

(12)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een contractieve bijdrage van 0,9 procentpunten van het bbp zullen leveren. Deze contractieve bijdrage is een gevolg van de aankoop van een strategische gasreserve in 2022.

(13)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico’s voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(14)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(15)  Dit cijfer verwijst naar subsector 1312 in het Europees systeem van rekeningen 2010 (ESR).

(16)  Onderwijs- en opleidingsmonitor 2022 van de Europese Commissie — Landverslag over Oostenrijk.

(17)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/197


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Polen

(2023/C 312/21)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Polen niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. De Commissie heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 3 mei 2021 heeft Polen overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 17 juni 2022 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Polen (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Polen de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 27 april 2023 heeft Polen zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en zijn convergentieprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Polen over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Polen gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Polen heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Polen van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Polen heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens steeg het overheidstekort van Polen van 1,8 % van het bbp in 2021 tot 3,7 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 53,6 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 49,1 % aan het eind van 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag werd de begrotingssituatie van Polen besproken aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Polen moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en bij de opstelling van zijn begroting voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit verlaagde btw-tarieven en accijnzen op energie en brandstof, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer bestonden uit subsidies en een plafond voor elektriciteitsprijzen voor huishoudens en gaskostensubsidies voor bedrijven. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 1,9 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,5 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,4 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,7 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Polen aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk – 3,0 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Polen het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,0 % van het bbp in 2022 (1,3 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen leverden een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Polen heeft dus de nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 2,3 procentpunten. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 1,9 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,5 % van het bbp). Polen heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 0,9 % en in 2024 met 2,8 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een iets lagere groei van het reële bbp van 0,7 % in 2023 en 2,7 % in 2024, voornamelijk vanwege de lagere verwachte bijdrage van de binnenlandse vraag.

(17)

In haar convergentieprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 4,7 % van het bbp. De stijging in 2023 is hoofdzakelijk het gevolg van hogere uitgaven voor defensie, gezondheidszorg, salarissen in de overheidssector en de indexering van de pensioenen, terwijl de kosten van maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten, hoog zullen blijven. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 49,1 % eind 2022 tot 50,5 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 5,0 % van het bbp voor 2023. Dit is hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van maatregelen voor buitengewone steun aan landbouwers die nog niet in het convergentieprogramma 2023 waren opgenomen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 50,5 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Dit zijn voornamelijk nieuwe maatregelen zoals prijsstopregelingen voor elektriciteit en gas en steunmaatregelen voor energie-intensieve industrieën. De kosten van die maatregelen worden gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van gas- en elektriciteitsproducenten. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,7 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,2 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,1 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,2 procentpunten van het bbp dalen in vergelijking met 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,7 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Polen actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Polen klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Polen is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 0,8 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 3,0 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,8 % van het bbp zal leveren. Dat omvat een toename van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,1 % van het bbp. Hierbij is ook rekening gehouden met lagere kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (ten belope van 0,2 % van het bbp). De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus niet toe te schrijven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is het gevolg van niet-gerichte energiemaatregelen, hogere uitgaven voor defensie en gezondheidszorg, alsmede permanente verhogingen van de lonen in de overheidssector en de sociale uitkeringen. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,8 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,2 procentpunten zullen leveren (13). Polen is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand houden. Het land is voornemens overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie, en voor energiezekerheid, op gebieden als energie-efficiëntie van gebouwen, windenergie op land en op zee, energieopslag, modernisering van het stroomnet, waterstofproductie en duurzame mobiliteit, die worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het convergentieprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 3,4 % van het bbp. De daling in 2024 is hoofdzakelijk het gevolg van de intrekking van de steunmaatregelen in verband met de energiecrisis. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 52,4 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 3,7 % van het bbp in 2024. Dit is hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van maatregelen die nog niet in het programma waren opgenomen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 53,0 % eind 2024.

(22)

Het convergentieprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettokosten van energiesteunmaatregelen in 2024 0,3 % van het bbp zullen bedragen. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De meeste maatregelen die volgens de huidige planning in 2024 van kracht zullen blijven, lijken niet gericht op kwetsbare huishoudens en behouden de prijsprikkel niet volledig om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 7,8 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 1,7 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder de aanbevolen maximale groei voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 5,6 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamde aanpassing is iets lager dan de besparingen door de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen, aangezien sommige energiesteunmaatregelen naar verwachting in 2024 van kracht zullen blijven.

(25)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen in 2024 stabiel blijven op 4,2 % van het bbp, eenzelfde niveau als in 2023. Het convergentieprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Daartoe behoren hervormingen van het begrotingskader, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting dalen tot 2,9 % van het bbp in 2025 en in 2026 op dat niveau zal blijven. Het geplande overheidstekort zal in 2025 dus onder de 3 % van het bbp dalen. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 52,4 % eind 2024 tot 55,4 % eind 2026.

(27)

Er is nog veel ruimte om de efficiëntie van de overheidsuitgaven voor sociale uitkeringen te vergroten. Sociale uitkeringen blijven grotendeels ongericht en zonder middelentoetsing op het niveau van de huishoudens. Een betere afstemming van de sociale voorzieningen zou leiden tot een efficiënter gebruik van overheidsmiddelen bij de bestrijding van armoede en het ondersteunen van de meest behoeftigen.

(28)

De snel vergrijzende bevolking stelt het Poolse pensioenstelsel voor uitdagingen. Het huidige pensioenstelsel gaat uit van een pensioenleeftijd die niet stijgt, ook al blijven de gemiddelde levensverwachting en het aantal pensioenjaren stijgen. Door het huidige stelsel van vaste bijdragen is het systeem financieel in evenwicht, maar het leidt tot een sterke daling van de toekomstige pensioenuitkeringen in verhouding tot het eindloon. Dat zou betekenen een groot deel van de gepensioneerden het risico loopt in armoede te vervallen. Uit de analyse van de Commissie blijkt dat Polen, om alleen maar in de buurt van het huidige uitkeringsniveau te blijven, een bijkomende 6,7 % van zijn bbp zou moeten uitgeven tegen 2070. Door recente wijzigingen in het algemene pensioenstelsel en de dure speciale pensioenregelingen zijn de pensioenuitkeringen aan de huidige gepensioneerden royaler geworden. Hierdoor is er minder stimulans om langer te werken dan de relatief lage pensioenleeftijd, die voor vrouwen is vastgesteld op 60 jaar en voor mannen op 65 jaar, en is de druk op de uitgaven in verband met de vergrijzing toegenomen.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Door de late aanneming in juni 2022 heeft de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Polen aanzienlijke vertraging opgelopen. Het versterken van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechtbanken en het opheffen van de situatie waarin rechters het slachtoffer worden van de beslissingen van de tuchtkamer van de hoogste rechterlijke instantie in tuchtzaken en zaken betreffende de gerechtelijke immuniteit zijn een voorwaarde voor de Commissie om eventuele betalingen aan het land te doen en om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, en waardoor een snelle en gestage uitvoering van het plan mogelijk wordt. Polen is begonnen met de uitvoering van belangrijke maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan, waaronder hervormingen op het gebied van het begrotingskader, de gezondheidszorg, de digitale transitie, energie-efficiëntie en de arbeidsmarkt. Hoewel Polen niet officieel addenda bij het plan of een REPowerEU-hoofdstuk heeft ingediend, vinden daarover besprekingen met de Commissie plaats. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Polen op 31 maart 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om 23 miljard EUR aan aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit aan te vragen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Polen op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en effectieve betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft, net zoals de algemene kwaliteit van de sociale dialoog, belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, naast ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, teneinde te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Polen in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Polen tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma’s van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Polen geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het investeringsklimaat, energiebeleid en de groene transitie.

(32)

De onafhankelijkheid, efficiëntie en kwaliteit van het rechtsstelsel zijn essentieel voor een stabiel en voorspelbaar ondernemingsklimaat en een vriendelijk investeringsklimaat. Deze factoren spelen een belangrijke rol om duurzame economische groei op middellange tot lange termijn te bereiken. Het investeringsklimaat in Polen wordt nog steeds geschaad door ernstige kwesties in verband met de rechtsstaat, waaronder de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, zoals blijkt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof van Justitie”) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Voorts heeft de Commissie Polen op 15 februari 2023 voor het Hof van Justitie gedaagd wegens schendingen van het recht van de Unie door het Constitutioneel Hof van Polen en zijn jurisprudentie, waarbij met name het primaat van het Unierecht ter discussie wordt gesteld.

(33)

De energiemix van Polen wordt sterk gedomineerd door fossiele brandstoffen, waarbij in 2021 steenkool ongeveer 60 % uitmaakte en hernieuwbare energiebronnen slechts 13 %. Polen is sinds april 2022 gestopt met de invoer van aardgas uit Rusland en sinds februari 2023 met de invoer van olie. Het effect daarvan op de continuïteit van de energievoorziening van het land is verminderd door de diversificatie-inspanningen van de afgelopen jaren. De decarbonisatie gaat in Polen aanzienlijk minder snel dan in andere lidstaten. Polen heeft nog veel ruimte om de regelgevende en administratieve belemmeringen voor een snellere invoering van hernieuwbare energiebronnen aan te pakken. Meer energieopwekking uit hernieuwbare bronnen is essentieel om de Poolse economie koolstofvrij te maken en klimaatneutraliteit te bereiken. Om het potentieel van hernieuwbare bronnen te kunnen benutten, moet Polen zijn interne netwerken voor energietransmissie en -distributie en voor energieopslag verbeteren en zijn regelgevingskader hervormen. In het bijzonder moet Polen maatregelen nemen om de belemmeringen in het vergunningsproces voor hernieuwbare energiebronnen weg te nemen. Die maatregelen moeten gericht zijn op: i) het versneld opnemen van hernieuwbare energiebronnen in ruimtelijke plannen; ii) het instellen van “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie; iii) het wijzigen van de regelgeving inzake netaansluitingsvergunningen; en iv) het moderniseren van verouderde en inefficiënte distributienetwerken. Er zijn verdere hervormingen nodig om: i) de industrie in staat stellen te profiteren van schone energie via langetermijncontracten voor vraag en aanbod van stroom, zoals stroomafnameovereenkomsten; ii) beperkingen voor energiegemeenschappen op te heffen; en iii) het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de stadsverwarmingssector te bevorderen.

(34)

Het aardgasverbruik van Polen is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 13 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het land iets onder het streefdoel bleef van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16). Polen wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (17) aangemoedigd om tot 31 maart 2024 de inspanningen om de gasvraag tijdelijk te verminderen, op te voeren. Ondanks een aantal ingestelde maatregelen om de vraag naar energie te beheersen, zijn verdere inspanningen nodig om de energie-efficiëntie te verbeteren, met name voor woongebouwen en stadsverwarmingssystemen. Het eindenergieverbruik in Polen bedroeg in 2021 75,2 Mtoe en is het afgelopen decennium gestegen. Meer dan de helft van de energiebehoefte van woongebouwen voor verwarming wordt momenteel gedekt door steenkool, hetzij via direct gebruik, hetzij indirect via stadsverwarming. De energie-efficiëntie van woningen blijft echt laag, waardoor de investeringsbehoeften hoger zijn dan in andere lidstaten. Bovendien heeft de stadsverwarmingssector gerichte hervormingen en meer investeringen nodig om de sector sneller koolstofvrij te maken, de efficiëntie te verhogen en de financiële levensvatbaarheid op lange termijn te waarborgen.

(35)

Tussen 2005 en 2021 namen de broeikasgasemissies van het binnenlands vervoer, met uitzondering van de luchtvaart, in Polen met 88,3 % toe, in schril contrast met de gemiddelde daling van 7,5 % in de Unie. Zelfs met de aanvullende maatregelen in het energie- en klimaatplan van Polen zullen de broeikasgasemissies van die sector tegen 2030 naar verwachting nog steeds 56 % hoger liggen dan in 2005. Voortbouwend op de hervormingen en investeringen in het herstel- en veerkrachtplan van Polen zijn verdere inspanningen nodig om duurzame vormen van openbaar vervoer te stimuleren. De elektrificatie van het binnenlands vervoer moet hand in hand gaan met het koolstofvrij maken van de elektriciteitsvoorziening om de emissies in de sector effectief te verminderen.

(36)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Wat de groene transitie in Polen betreft, zijn de arbeidstekorten in belangrijke sectoren de afgelopen jaren toegenomen, mede in verband met een gebrek aan relevante vaardigheden, en zorgen zij voor knelpunten bij de overgang naar een nettonuleconomie. Het tekort aan arbeidskrachten werd in 2022 genoemd als een beperkende factor voor de productie in de industrie (63,4 % van de bedrijven) en de bouw (74,6 % van de bedrijven).

(37)

In het licht van de beoordeling van de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (18) is in aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Polen in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 7,8 % (19).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De efficiëntie van de overheidsuitgaven verbeteren, onder meer door de sociale uitkeringen beter te richten. De toereikendheid van toekomstige pensioenuitkeringen en de houdbaarheid van het pensioenstelsel garanderen door maatregelen te nemen om de werkelijke pensioenleeftijd te verhogen en door preferentiële pensioenregelingen te hervormen.

2.   

Met spoed de vereiste mijlpalen en streefdoelen in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Unie verwezenlijken, teneinde het herstel- en veerkrachtplan snel en gestaag te kunnen uitvoeren. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Het investeringsklimaat verbeteren, onder meer door de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

4.   

De uitfasering van fossiele brandstoffen en de inzet van hernieuwbare energie versnellen. Het juridisch kader hervormen voor netaansluitingsvergunningen en voor hernieuwbare energiebronnen, waaronder energiegemeenschappen, biomethaan en hernieuwbare waterstof. Maatregelen uitvoeren om energiebesparing en vermindering van de vraag naar gas te bevorderen. Meer investeren in energie-efficiëntie voor gebouwen en de warmtevoorziening in stadsverwarming koolstofvrij maken teneinde energiearmoede aan te pakken. Duurzame vormen van openbaar vervoer nog meer stimuleren. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie, waaronder voor gebouwrenovatie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 9728/2022 INIT; doc. ST 9728/2022 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Polen (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 98).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,8 procentpunten van het bbp geleverd, grotendeels als gevolg van overheidssteun aan financiële instellingen.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Polen (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 171).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Polen, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 15,5 % in nominale termen.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,6 procentpunten van het bbp leveren, als weerspiegeling van het intrekken van de overheidssteun aan financiële instellingen in 2022.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(18)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(19)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/206


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Portugal

(2023/C 312/22)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Portugal heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou er een diepgaande evaluatie nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Portugal. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 22 april 2021 heeft Portugal overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Portugal (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Portugal de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Portugal heeft op 29 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 29 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Portugal over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Portugal gepubliceerd. Daarin wordt de vooruitgang beoordeeld die Portugal heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen, en wordt de balans opgemaakt van de uitvoering door Portugal van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse worden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangegaan in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook is de vooruitgang beoordeeld die Portugal heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Portugal een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Portugal wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. In het bijzonder de kwetsbaarheden in verband met de hoge particuliere, overheids- en buitenlandse schuld nemen wel af, maar blijven aanwezig. Na een tijdelijke onderbreking wegens het uitbreken van de COVID-19-pandemie zijn de schuldquotes van de particuliere sector en de overheid in 2021 weer gaan dalen en zullen zij naar verwachting blijven afnemen onder invloed van de economische groei. Hoewel ze nu onder de niveaus van vóór de pandemie liggen, blijven ze hoog. De duidelijk negatieve netto internationale investeringspositie verbeterde ook, zowel voor als na de pandemie, en de buitenlandse schuld zal naar verwachting verder afnemen, ondersteund door aanhoudende economische groei ondanks enige vertraging in 2023. Het kleine tekort op de lopende rekening is in 2022 iets verslechterd als gevolg van de hogere energieprijzen, maar die achteruitgang werd afgezwakt door het verdere duidelijke herstel van de export, vooral in het toerisme. Verwacht wordt dat de aanhoudende daling van de energieprijzen en een verdere toename van de export in het toerisme, alsook het lopende beleid ter ondersteuning van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen de lopende rekening in evenwicht zullen brengen en de aanpassing van de netto internationale investeringspositie verder zullen ondersteunen. De huizenprijzen zijn gedurende verscheidene jaren sterk gestegen, terwijl de niet-renderende leningen verder zijn afgenomen van een reeds gematigd niveau. De verdere vermindering van de kwetsbaarheden zou belemmerd kunnen worden door het effect van de verkrapping van de financiële voorwaarden en een onzeker extern klimaat, en de mogelijke gevolgen daarvan voor de economische groei. De beleidsmatige vooruitgang is gunstig, met name wat het herstel- en veerkrachtplan betreft, en doorgaan met de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zou verdere verbeteringen moeten opleveren.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Portugal van 2,9 % van het bbp in 2021 tot 0,4 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 125,4 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 113,9 % aan het eind van 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een algemene verlaging van de brandstofbelasting en bevriezing van het geactualiseerde koolstoftarief in het kader van de brandstofbelasting, en bestonden de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit een eenmalige betalingssteun in oktober 2022 omvatten aan verschillende bevolkingsgroepen, zoals gepensioneerden, werknemers, kinderen en jongeren, eenmalige uitkeringen aan huishoudens met een laag inkomen die het kwetsbaarst zijn voor de stijgende energieprijzen, en een toekenning aan het nationale elektriciteitsnet om de nettarieven te verlagen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 2,0 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,8 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Portugal aanbevolen (7) om in 2022 gebruik te maken van de faciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien heeft de Raad Portugal aanbevolen om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden en de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven te beperken.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend met ‒ 1,5 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad is Portugal het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,2 % van het bbp in 2022 (1,7 % van het bbp in 2021). Deze daling van de uitgaven in 2022 was het gevolg van de lagere uitgaven die door andere Uniefondsen werden gefinancierd, terwijl de uitgaven die door de faciliteit werden gefinancierd in 2021 en 2022 stegen. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Portugal heeft de nationaal gefinancierde investeringen dus niet in stand gehouden, hetgeen niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,9 procentpunt. Deze aanzienlijk expansieve bijdrage omvatte het extra effect van maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (extra nettobegrotingskosten ten belope van 2,0 % van het bbp). Portugal heeft dus de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven voldoende beperkt.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses in het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is voor 2023 voorzichtig en komt voor de periode daarna overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,8 % en in 2024 met 2,0 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een sterkere groei van het reële bbp van 2,4 % in 2023 en een iets lagere groei van 1,8 % in 2024. Het verschil is te verklaren door een hogere groeibijdrage van de netto-uitvoer in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie, terwijl de regering zowel in 2023 als in 2024 een hogere investeringsgroei verwacht.

(18)

De regering verwacht in haar stabiliteitsprogramma 2023 dat het overheidstekort in 2023 0,4 % van het bbp zal blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 113,9 % aan het eind van 2022 tot 107,5 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 0,1 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk omdat in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie een hogere belastingopbrengst wordt verwacht, zowel uit indirecte als directe belastingen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 106,2 % aan het eind van 2023. Het verschil is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het gunstiger schuldverminderend verschil tussen groei en rentevoet dat in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt verwacht.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, met name eenmalige uitkeringen aan huishoudens met een laag inkomen die het kwetsbaarst zijn voor de gestegen energieprijzen, de algemene verlaging van de brandstofbelasting en de bevriezing van het geactualiseerde koolstoftarief in het kader van de brandstofbelasting, en maatregelen die al in 2022 zijn aangekondigd maar die in 2023 gevolgen hebben voor het overheidssaldo, zoals de toewijzing ter ondersteuning van de overgangsregeling voor de stabilisatie van de door ondernemingen betaalde gasprijzen die het hele jaar van kracht is. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,8 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023 (tegenover 1 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,8 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad Portugal aanbevolen om in 2023 een prudent begrotingsbeleid te voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor energieprijsstijgingen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Portugal klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Portugal is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (‒ 0,7 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (‒ 1,5 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt aan de begrotingskoers zal leveren. Dus is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De verwachte contractieve bijdrage van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de lagere kosten van de (gerichte en niet-gerichte) steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven in reactie op de energieprijsstijgingen (met 1,1 procentpunt van het bbp). De belangrijkste aanjager van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) is de aanhoudende druk op de lopende overheidsuitgaven, met inbegrip van de lonen en pensioenen in de overheidssector, met name als gevolg van permanente stijgingen van de lonen in de overheidssector en discretionaire pensioenverhogingen. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 2,2 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,3 procentpunt zullen leveren (13). Portugal is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (14). Het land is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, onder meer via projecten voor het koolstofvrij maken van de industrie, de productie van hernieuwbare waterstof en andere hernieuwbare gassen, en de digitalisering van scholen, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting dalen tot 0,2 % van het bbp. De afname in 2024 wijst voornamelijk op de geplande beheersing van de lopende uitgaven, met name op het gebied van intermediair verbruik, beloning van werknemers en subsidies, in combinatie met een aanhoudende groei aan de ontvangstenzijde. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 103,0 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 0,1 % van het bbp in 2024. Dit is iets lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk omdat de Commissie in haar voorjaarsprognose 2023 uitgaat van een sterkere groei van de inkomsten, met name van de belastingen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 103,1 % aan het eind van 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 bevat geen informatie over de uitfasering van energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat momenteel uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (15). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (16) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 1,8 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,8 % van het bbp in 2023) in 2023 geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,8 % in 2024, hetgeen boven het aanbevolen groeipercentage ligt. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voorspelde aanpassing is minder groot dan de besparingen die voortvloeien uit de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Dit is het gevolg van maatregelen met een naar verwachting permanent stijgend effect op de uitgaven, alsmede van inkomstenverlagende hervormingen van de inkomstenbelasting.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 3,2 % van het bbp in 2023 tot 3,4 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze hervormingen en investeringen bevatten maatregelen om het beheer van de overheidsfinanciën te moderniseren en te vereenvoudigen en om de informatiesystemen voor het beheer van de overheidsfinanciën te verbeteren, zoals de ontwikkeling van een model voor monitoring van de budgettaire en financiële uitvoering van de algemene overheid, het operationeel maken van de boekhoudkundige overheidsentiteit en de integratie van programmabudgettering en uitgaventoetsing in het reguliere begrotingsproces, die deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort geleidelijk dalen tot 0,1 % van het bbp in 2025, in 2026 een evenwichtige begrotingspositie bereiken en daarna in 2027 een klein overschot van 0,1 % van het bbp behalen. Het overheidstekort zal dus volgens de planning gedurende de looptijd van het programma onder de 3 % van het bbp blijven. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 103,0 % van het bbp aan het eind van 2024 tot 92,0 % van het bbp aan het eind van 2027. Een groeivriendelijker samenstelling van de overheidsfinanciën, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde van de overheidsbegroting, zou de budgettaire houdbaarheid van Portugal op lange termijn versterken en tegelijkertijd het ondernemingsklimaat verbeteren en bijdragen tot duurzame en inclusieve groei. Het Portugese belastingstelsel maakt veel gebruik van belastingvoordelen, met meer dan vijfhonderd belastingvoordelen verspreid over meer dan zestig wetteksten. Dit vergroot de complexiteit en vermindert de transparantie van het stelsel, terwijl er tegelijkertijd inkomsten worden gederfd. De kostenefficiëntie van de bestaande belastingvoordelen zou gebaat zijn bij een systematische monitoring en beoordeling, waardoor aanzienlijke verbeteringen op dit gebied mogelijk zijn. Bovendien wordt door toeslagen van staatswege en van gemeenten het vennootschapsbelastingsysteem gecompliceerd, hetgeen een extra lasten creëert voor zowel de belastingdienst als de bedrijven. De efficiëntie van de Portugese belastingdienst zou kunnen worden verbeterd om vrijwillige naleving aan te moedigen en tegelijkertijd belastingontduiking en fraude te helpen terugdringen. De administratieve kosten van de belastinginning zijn hoog en zijn de afgelopen jaren verder gestegen (met ongeveer 5 % van 2018 tot 2020). Tegelijkertijd lijkt het betalen van belastingen in Portugal meer tijd in beslag te nemen dan in andere lidstaten. De toch al hoge nog openstaande belastingschuld bleef stijgen (eind 2020 bedroeg deze 45,9 % van de totale belastinginkomsten, ruim boven het Uniegemiddelde).

(28)

Het vermogen van de uitkeringen in het kader van het Portugese socialebeschermingsstelsel om de armoede terug te dringen, is gering en is het in 2021 verder afgenomen, terwijl de ontwikkeling van het percentage mensen dat risico op armoede loopt tot de slechtste in de Unie behoorde (een stijging met 2,4 procentpunten), tegen een achtergrond van algemene stabiliteit in de meeste lidstaten. De toereikendheid van het minimuminkomen blijft laag en ligt ruim onder de armoedegrens. Deze cijfers doen twijfel rijzen over het vermogen van Portugal om de armoedebestrijdingsdoelstellingen in het actieplan van de Europese pijler van sociale rechten te verwezenlijken. Tegelijkertijd blijft het stelsel van sociale bescherming complex, aangezien verschillende soorten sociale uitkeringen soortgelijke doelstellingen lijken te dienen. De resulterende complexiteit en versnippering leidt tot relatief lage gebruikspercentages en het ontbreken van een doeltreffende focus op de mensen die dit het hardst nodig hebben, wat de dekking en uiteindelijk de toereikendheid van de sociale uitkeringen belemmert. De vereenvoudiging van de bestaande uitkeringen in combinatie met een tijdige uitvoering van de nationale strategie voor armoedebestrijding zal Portugal beter in staat stellen toekomstige sociale uitdagingen het hoofd te bieden.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Portugal is aan de gang, al bestaat er risico op enige vertraging. Portugal heeft twee betalingsaanvragen ingediend, overeenkomend met 58 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulterend in een totale uitbetaling van 2,98 miljard EUR. Het Portugese herstel- en veerkrachtplan is ambitieus en complex van aard. Een sterke governance en een voortdurende monitoring van het plan zijn van essentieel belang om het risico van vertragingen tot een minimum te beperken. De opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Portugal op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda. Op 26 mei 2023 heeft Portugal een herziene versie van zijn plan ingediend, met nieuwe maatregelen, waaronder een REPowerEU-hoofdstuk, waarin rekening is gehouden met de verhoogde maximale financiële bijdrage (17). Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2021/241 heeft Portugal ook een aanvraag ingediend voor aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de faciliteit.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Portugal in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Portugal tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Portugal geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met de circulaire economie, energie en de groene transitie.

(32)

Portugal ligt ver onder het Uniegemiddelde wat betreft de vooruitgang naar een circulaire economie, de productiviteit van de hulpbronnen in de industrie en de indicatoren voor afvalstoffenbeheer, met duidelijke regionale verschillen. Het gemiddelde stedelijke recyclingpercentage is bijzonder laag (30,5 % in 2021, ver verwijderd van de Uniedoelstelling van 50 % in 2020) en verschilt per regio. Er zijn aanzienlijke inspanningen nodig om de Uniedoelen voor de komende tien jaar te halen, waaronder het recyclen van 55 % van het stedelijk afval in 2025. Er zijn verbeteringen nodig om ervoor te zorgen dat afval meer wordt voorkomen, beperkt, gescheiden, hergebruikt en gerecycled — conform de hoogste treden in de afvalhiërarchie — waardoor er minder afval naar stortplaatsen en verbrandingsinstallaties gaat, en om de voorzieningen voor het recyclen en verwerken van afval te moderniseren. Voorbeelden van hoe deze doelstellingen beter kunnen worden verwezenlijkt, zijn het verhogen van de tarieven voor stortplaatsen en verbrandingsinstallaties, het invoeren van een heffing voor restafval en het verhogen van de kosten voor gemeenten die de recyclingdoelen niet halen. Bovendien kan het proces worden versneld door de gescheiden inzameling van afval uit te breiden en regelingen zoals een diftar-systeem, statiegeld en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verder te ontwikkelen.

(33)

Ondanks de vooruitgang, die ook in de context van de energiecrisis is geboekt, blijft Portugal sterk afhankelijk van ingevoerde fossiele brandstoffen, waarbij olie en gas in 2021 respectievelijk 45 % en 23 % van de energiemix uitmaakten. Bovendien brengt de grote Portugese afhankelijkheid van gas voor de elektriciteitsopwekking risico's met zich mee voor de continuïteit van de energievoorziening, vooral gezien de schaarste aan waterkracht als gevolg van frequentere droogteperioden. Om de inspanningen voor decarbonisatie te versnellen, zou een aantal maatregelen kunnen worden doorontwikkeld die voortbouwen op en verder gaan dan de hervormingen en investeringen die deel uitmaken van Portugals herstel- en veerkrachtplan. Om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, zou Portugal een vervolg kunnen geven aan de vooruitgang die het vorig jaar heeft geboekt bij het stroomlijnen van het vergunningsproces, onder meer door de administratieve capaciteit voor het afgeven van vergunningen te vergroten, de digitalisering van de productie van hernieuwbare energiebronnen op te voeren en gunstigere ruimtelijkeordeningsregelingen in te voeren voor offshore-windenergie, waarvan het potentieel nog steeds onvoldoende wordt benut. Verdere actie ter bevordering van zelfverbruik, inclusief zonnepanelen op daken, en van hernieuwbare-energiegemeenschappen zou ook nuttig zijn. Hoewel het aantal hernieuwbare-energiegemeenschappen in Portugal toeneemt, is het nog steeds laag, en er is ruimte om de vergunningverlening te vergemakkelijken en stimulerende maatregelen in te voeren.

(34)

Naarmate meer hernieuwbare energiebronnen worden geïntegreerd, zullen verdere investeringen om de opslag- en netwerkcapaciteit uit te breiden essentieel zijn om de balans op het stroomnet te waarborgen. Portugal kan baat hebben bij het versterken van de elektriciteitsinterconnecties, aangezien het interconnectieniveau met Spanje nog steeds laag is in vergelijking met de doelstellingen voor 2030. De staat van het transmissie- en distributienet kan worden verbeterd door versterking van het interne net, extra investeringen in elektriciteitsopslag en verdere digitalisering van het net. De relatief geringe verspreiding van slimme meters belemmert de ontwikkeling van een gedecentraliseerd systeem van hernieuwbare energieproductie. Om de grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in gebouwen aan te pakken en het energieverbruik te verminderen, moet Portugal zijn inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie opvoeren tot boven hetgeen in het Portugese herstel- en veerkrachtplan en in de Portugese programma's van het cohesiebeleid is vastgesteld. Verdere maatregelen moeten ook bijdragen om het grote aandeel van de Portugese bevolking dat in energiearmoede verkeert te verminderen. Meer inspanningen om grondige renovaties te stimuleren, onder meer door het verlenen van technische bijstand aan aanvragers, zouden de uitvoering van renovatieprojecten kunnen versnellen. Bovendien zou Portugal baat kunnen hebben bij een versterkt systeem voor financiële regelingen om particuliere investeringen voor energie-efficiënte renovatie te stimuleren. Op die manier zou Portugal meer op subsidies gebaseerde middelen kunnen richten op huishoudens die dat nodig hebben. Het aardgasverbruik van Portugal is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 16 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18), is overtroffen. Portugal zou op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (19) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de gasvraag tijdelijk te verminderen.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Portugal kampt met een tekort aan vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie, met name in de bouw- en de productiesector. Het land zou gebaat zijn bij een versterking van zijn beleid voor bij- en omscholing in verband met de groene transitie.

(36)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (20) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(37)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Portugal dragen de aanbevelingen 1, 2 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede en derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone.

(38)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van haar beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid helpt om kwetsbaarheden aan te pakken die verband houden met de overheidsschuld. Aanbeveling 2 draagt bij tot de aanpak van aanbeveling 1. De beleidsmaatregelen bedoeld in aanbeveling 1 dragen bij tot zowel de aanpak van onevenwichtigheden als de uitvoering van de aanbevelingen in de aanbeveling van 2023 over de eurozone, in overeenstemming met overweging 37,

BEVEELT AAN dat Portugal in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 1,8 % (21), tenzij Portugal, volgens ramingen, met een hoger referentiepercentage voor de toename van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn van ‒ 0,5 % van het bbp kan halen, onder meer indien de rente-uitgaven lager zijn dan momenteel door de Commissie wordt voorspeld.

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De doeltreffendheid van het belasting- en socialebeschermingsstelsel verbeteren, voornamelijk door vereenvoudiging van beide kaders te prioriteren, de efficiëntie van beide administraties te verhogen en de bijbehorende administratieve lasten te verlagen.

2.   

De uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan versnellen, mede door te zorgen voor een adequate administratieve capaciteit en, na de recente indiening van het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk en de aanvraag voor een aanvullende lening, snel van start gaan met de uitvoering van de bijbehorende maatregelen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De omstandigheden voor de transitie naar een circulaire economie verbeteren, met name door meer in te zetten op het voorkomen, recyclen en hergebruiken van afval, zodat minder afval naar stortplaatsen en verbrandingsinstallaties gaat.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De inzet van hernieuwbare energiebronnen verder versnellen door de vergunningen verder te vereenvoudigen en te digitaliseren, zodat meer windenergie, met name offshore, en zonne-energie kan worden geproduceerd, en door zelfverbruik en hernieuwbare-energiegemeenschappen te bevorderen. De interconnectiecapaciteit voor elektriciteit vergroten en het net voor elektriciteitstransmissie en -distributie verbeteren, waardoor investeringen in elektriciteitsopslag en digitalisering van het net, inclusief een snellere uitrol van slimme meters, mogelijk worden. De investeringen in energie-efficiëntie versnellen door financiële regelingen te bevorderen om particuliere investeringen aan te trekken en huishoudens in nood te ondersteunen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 10149/21 + ADD 1 REV 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Portugal (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 102).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Portugal (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 181).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei van Portugal op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) geraamd op 7,6 % in nominale termen.

(13)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp leveren, met name onder invloed van de geraamde verminderde kapitaaloverdrachten aan staatsbedrijven in 2023.

(14)  De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 2,2 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt aan de begrotingskoers leverden. Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(15)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(16)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(17)  De maximale financiële bijdrage voor Portugal is op 30 juni 2022 geactualiseerd tot een bedrag van 15,5 miljard EUR aan subsidies, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(20)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(21)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/216


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Roemenië

(2023/C 312/23)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Roemenië heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou er een diepgaande evaluatie nodig zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de “aanbeveling van 2023 over de eurozone”) op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met die voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 31 mei 2021 heeft Roemenië zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 3 november 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Roemenië (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Roemenië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Op 11 mei 2023 heeft Roemenië zijn nationale hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 10 mei 2023 zijn convergentieprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Roemenië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Roemenië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Roemenië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Roemenië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse worden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangegaan in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook is de vooruitgang beoordeeld die Roemenië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Roemenië een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie heeft geconcludeerd dat Roemenië wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden van het land betreffen met name de betalingsbalans in verband met grote overheidstekorten, terwijl de oververhittingsdruk is toegenomen. Het grote tekort op de lopende rekening is aanzienlijk verslechterd na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte recessie en maakt de economie kwetsbaar voor externe financieringsschokken. Als de grote risico's in verband met het tekort op de lopende rekening aanhouden, dreigt de internationale netto-investeringspositie nog negatiever te worden. Er zijn duidelijk tekenen van oververhitting zichtbaar, met een ongemakkelijk hoge kerninflatie, een loonstijging van ruim meer dan 10 % en een relatief laag werkloosheidspercentage. De indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen zullen zich naar verwachting stabiliseren, maar er blijven structurele problemen bestaan. De wisselkoers lijkt boven het door de fundamentals gesuggereerde niveau te liggen en blijft sterk gereguleerd. Het overheidstekort is al verscheidene jaren groot en is verantwoordelijk voor een groot deel van het vraagoverschot en van de daaruit voortvloeiende externe tekorten; hoewel het overheidstekort verbetert, zal het naar verwachting in 2023 en 2024 aanzienlijk blijven. De daling van het overheidstekort in 2022 was voornamelijk het gevolg van de sterke groei van het nominaal bbp, die op zijn beurt voor een groot deel te danken is aan de oververhitte binnenlandse vraag. De risicopremies en de financieringskosten voor de overheid zijn aanzienlijk hoger dan in de jaren vóór de pandemie. Gezien de aanhoudende verkrapping van de mondiale liquiditeitsvoorwaarden zal het belangrijk zijn de huidige trends te keren. In de toekomst moet begrotingsaanpassing de voorkeursmethode zijn om de vraag meer in overeenstemming te brengen met het aanbod en de binnenlandse en externe tekorten te beperken. De volledige uitvoering van de belasting- en pensioenhervormingen in het herstel- en veerkrachtplan en de naleving van de begrotingsdoelstellingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure zouden de huidige dynamiek al voor een groot deel onder controle kunnen houden.

(13)

Op 3 april 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/509 (7) vastgesteld dat in Roemenië een buitensporig tekort bestond doordat het land het tekortcriterium niet heeft nageleefd in 2019. Op 3 april 2020 heeft de Raad ook een aanbeveling (8) gedaan om uiterlijk in 2022 een einde te maken aan het buitensporig overheidstekort in Roemenië. Vanwege de sterke krimp van de economische activiteit in verband met de COVID-19-pandemie en de daaraan gerelateerde noodzaak dat het begrotingsbeleid het herstel ondersteunt, heeft de Raad op 18 juni 2021 een nieuwe aanbeveling (9) gedaan om uiterlijk in 2024 een einde te maken aan het buitensporig tekort in Roemenië. In zijn aanbeveling van 18 juni 2021 heeft de Raad Roemenië aanbevolen zijn overheidstekort terug te dringen tot 8,0 % van het bbp in 2021, 6,2 % van het bbp in 2022, 4,4 % van het bbp in 2023 en 2,9 % van het bbp in 2024. Dit was consistent met een nominaal groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven van 3,4 % in 2021, 1,3 % in 2022, 0,9 % in 2023 en 0,0 % in 2024. Het kwam overeen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,7 % van het bbp in 2021, 1,8 % van het bbp in 2022, 1,7 % van het bbp in 2023 en 1,5 % van het bbp in 2024. In de aanbeveling van 18 juni 2021 werd ook gesteld dat uitzonderlijke winsten moeten worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen en dat Roemenië ervoor moet zorgen dat zijn nationale begrotingskader volledig en doeltreffend wordt toegepast. Ten slotte verklaarde de Raad ook dat het voor het welslagen van de begrotingsstrategie op middellange termijn van belang zal zijn de begrotingsconsolidatie met omvattende hervormingen te ondersteunen.

(14)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegeven is het overheidstekort van Roemenië afgenomen van 7,1 % van het bbp in 2021 tot 6,2 % in 2022, terwijl de bruto-overheidsschuld is gedaald van 48,6 % van het bbp eind 2021 tot 47,3 % eind 2022. Dit is in overeenstemming met het door de Raad aanbevolen streefdoel voor het overheidstekort in 2022. De aanpassing van het structurele saldo bedroeg voor 2022 0,4 procentpunt van het bbp, ruim onder de aanbevolen 1,8 procentpunt van het bbp. Dit vraagt om een zorgvuldige analyse op basis van de uitgavenbenchmark. De groei van de netto primaire uitgaven (gecorrigeerd voor eenmalige maatregelen en voor de budgettaire beleidsmaatregelen aan de ontvangstenzijde) bedroeg in 2022 14,1 %, dus meer dan de aanbevolen 1,3 %. De verbetering van het structurele saldo is in 2022 bijna gestagneerd, ook al waren de overheidsinkomsten aanmerkelijk hoger dan verwacht, aangedreven door een sterke groei van het reële bbp, een hoge inflatie en een gunstige samenstelling van de economische groei. Aan de uitgavenzijde daalden de overheidssalarissen en de aankopen van goederen en diensten als percentage van het nominale bbp als gevolg van een gedeeltelijke indexering en een zelf opgelegd plafond voor aankopen. De meeste andere uitgavenposten groeiden echter veel sneller dan gepland, deels als gevolg van grote verrassingen wat de inflatie betreft, hetgeen impliceert dat een deel van de uitzonderlijk hogere inkomsten werd gebruikt om extra uitgaven ten opzichte van de plannen te financieren.

(15)

Het overheidssaldo is beïnvloed door budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten dergelijke budgettaire beleidsmaatregelen prijsplafonds voor elektriciteits- en aardgastarieven voor zowel huishoudelijke als niet-huishoudelijke gebruikers. Ook vielen er speciale uitbetalingen aan gepensioneerden met een laag inkomen, voedselbonnen voor huishoudens met een laag inkomen (waaronder gepensioneerden en studenten) en brandstofsubsidies onder. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op de uitzonderlijke winsten van binnenlandse energieproducerende bedrijven. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,4 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook in beperkte mate beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,0 tot 0,1 % van het bbp worden geraamd.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses van het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, is relatief voorzichtig en is voor de periode daarna gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 2,8 % en in 2024 met 4,8 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een groei van het reële bbp van 3,2 % in 2023 en 3,5 % in 2024. De aanzienlijk lagere groeiprognose van de Commissie voor 2024 weerspiegelt het standpunt van de Commissie over de vertraagde impact van monetaire verkrapping op de economie. Deze geeft ook de opvatting van de Commissie weer dat de Roemeense economie momenteel dicht bij haar potentiële niveau functioneert, hetgeen redelijk lijkt gezien de hoge en aanhoudende kerninflatie en het relatief lage werkloosheidspercentage. Dit beperkt het potentieel voor inflatievrije groei.

(17)

In het convergentieprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort zal dalen van 6,2 % van het bbp in 2022 tot 4,4 % in 2023, zoals aanbevolen door de Raad. Die grote daling is het gevolg van geplande bezuinigingen, waaronder aanzienlijke dalingen van de reële lonen in de publieke sector, en enkele inkomstenverhogende maatregelen, waaronder een verhoging van het tarief van de dividendbelasting, een verlaging van de drempel om in aanmerking te komen voor het lage belastingtarief in het kader van de regeling voor micro-ondernemingen, en verhogingen van de btw-tarieven op bepaalde producten. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 47,3 % eind 2022 tot 47,1 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd, namelijk prijsplafonds voor elektriciteits- en aardgastarieven, subsidies voor bevolkingsgroepen met een laag inkomen, en speciale uitbetalingen aan gepensioneerden met een laag inkomen. De kosten van die maatregelen worden nog steeds grotendeels gecompenseerd door belastingen op de uitzonderlijke winsten van binnenlandse energieleveranciers en op handelsmarges. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in 2023 geraamd op 0,3 % van het bbp. De meeste maatregelen in 2023 zijn gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, hoewel ze niet volledig de prijsprikkel behouden om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(19)

In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4,7 % van het bbp voor 2023. Dit is 0,3 procentpunt van het bbp hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van hogere verwachte uitgaven voor met name goederen en diensten, sociale overdrachten en andere lopende uitgaven, die allemaal naar verwachting veel langzamer zullen stijgen dan de inflatie in het convergentieprogramma 2023. De Commissie verwacht ook een iets hogere groei van de belastinginkomsten dan in het convergentieprogramma 2023, hoofdzakelijk als gevolg van een hogere groei van het bbp. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt gerekend op een iets lagere overheidsschuldquote (45,6 % tegen eind 2023) dan in het convergentieprogramma 2023.

(20)

Het verwachte nominale tekort voor 2023 in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie ligt 0,3 procentpunt van het bbp boven het door de Raad aanbevolen streefdoel voor het overheidstekort. De structurele aanpassing wordt geraamd op ongeveer 1,5 % van het bbp en weerspiegelt de daling van de reële lonen in de publieke sector en een bevriezing van de indienstnemingen van overheidspersoneel, alsook de hierboven beschreven maatregelen aan de ontvangstenzijde. De aanpassing is echter iets lager dan de aanbevolen 1,7 procentpunt van het bbp. Dit vraagt om een zorgvuldige analyse op basis van de uitgavenbenchmark. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bedraagt de groei van de netto primaire uitgaven (gecorrigeerd voor eenmalige maatregelen en voor de budgettaire beleidsmaatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 naar verwachting 8,3 %, boven de aanbevolen 0,9 %. Alle drie de indicatoren wijzen dus op een risico van afwijking van de aanbevolen aanpassing. In een context van hoge inflatie zullen de overheidsuitgaven sneller blijven stijgen dan de Raad op 18 juni 2021 heeft aanbevolen. Op basis van een zorgvuldige analyse loopt Roemenië het risico de begrotingsdoelstellingen voor 2023 die zijn opgenomen in de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 niet te halen.

(21)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort dalen tot 2,9 % van het bbp in 2024, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De in 2024 geplande daling is weerspiegelt voornamelijk verdere bezuinigingen, met een verwachte vermindering van de overheidsuitgaven van 38,4 % van het bbp tot 36,9 % van het bbp. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 46,1 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,4 % van het bbp in 2024. Dit is hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, aangezien de aangekondigde maatregelen niet lijken te volstaan om de door de Raad in de buitensporigtekortprocedure aanbevolen begrotingsinspanning te bereiken. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een hogere overheidsschuldquote (46,1 %) eind 2024.

(22)

Het verwachte nominale tekort voor 2024 in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie ligt 1,5 procentpunt van het bbp boven het door de Raad aanbevolen streefdoel voor het overheidstekort, terwijl de aanpassing van het structurele saldo in 2024 naar verwachting slechts 0,3 procentpunt van het bbp zal bedragen, vergeleken met de aanbevolen 1,5 procentpunt van het bbp. Dit vraagt om een zorgvuldige analyse op basis van de uitgavenbenchmark. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bedraagt de groei van de netto primaire uitgaven (gecorrigeerd voor eenmalige maatregelen en voor de budgettaire beleidsmaatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2024 naar verwachting 9,5 %, dus meer dan de aanbevolen 0,0 %. Alle drie de indicatoren wijzen dus op een risico van afwijking van de aanbevolen aanpassing. Dat voor 2024 geen significante begrotingsinspanningen worden verwacht, is ten dele het gevolg van de indexeringsregels in Roemenië (de indexeringsronde van 2024 voor de pensioenen en het minimumloon zal het in 2022 geregistreerde hoge inflatiepercentage weerspiegelen). Er zij echter op gewezen dat het herstel- en veerkrachtplan verscheidene maatregelen en hervormingen omvat die, indien zij tijdig worden aangenomen en uitgevoerd, reeds in 2024 een aanzienlijke verhoging van de overheidsinkomsten zouden kunnen opleveren en ertoe zouden kunnen bijdragen dat de tekortdoelstelling wordt gehaald. Op basis van een zorgvuldige analyse loopt Roemenië al met al het risico de begrotingsdoelstellingen voor 2024 die zijn opgenomen in de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 niet te halen. Met het oog op het risico om de aanbevolen begrotingsdoelen in 2023 en 2024 niet te halen, lijken aanvullende begrotingsmaatregelen noodzakelijk om te voldoen aan het aanpassingstraject en het buitensporig overheidstekort tegen 2024 te corrigeren, alsmede de externe positie te versterken.

(23)

Het convergentieprogramma 2023 heeft betrekking op in het kader van het herstel- en veerkrachtplan geplande hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Die hervormingen en investeringen omvatten aanzienlijke hervormingen van het pensioenstelsel (zowel de speciale pensioenen als de algemene stelsels), een ambitieuze belastinghervorming, inspanningen om de belastingautoriteit te versterken en hervormingen van staatsbedrijven. De volledige uitvoering van deze hervormingen zou ertoe bijdragen dat de door de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure vastgestelde tekortdoelstellingen worden gehaald.

(24)

Het convergentieprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2025. De Commissie gaat ook uit van de geleidelijke afschaffing van bijna alle energiesteunmaatregelen (netto-inkomsten van 0,1 % van het bbp in 2024). Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(25)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het convergentieprogramma 2023 zou het overheidstekort in 2025 en 2026 op 2,9 % van het bbp blijven, uitgaande van een groei van het reële bbp van 5,0 % in 2025 en 4,6 % in 2026, wat ruim boven het potentieel ligt. Na een sterke daling van 39,8 % in 2021 tot 36,9 % in 2024 zou de uitgavenquote in 2025 en 2026 in grote lijnen ongewijzigd blijven. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 46,1 % aan het eind van 2024 tot 45,4 % aan het eind van 2026.

(26)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het herstel- en veerkrachtplan van Roemenië wordt uitgevoerd, maar met een toenemend risico van vertragingen. Roemenië heeft twee betalingsaanvragen ingediend, die overeenkomen met 72 mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulteren in een uitbetaling van 2,6 miljard EUR ongerekend de voorfinanciering voor de eerste betalingsaanvraag, terwijl de beoordeling van de tweede nog loopt. De toenemende risico's van vertragingen bij de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan zijn te wijten aan de zwakke governance en de beperkte capaciteit van het openbaar bestuur. Voor een betere coördinatie van het plan en een tijdige uitvoering van de investeringen is het van essentieel belang dat deze problemen worden aangepakt, onder meer door te zorgen voor voldoende personele middelen. Bovendien is voor de voltooiing van belangrijke structurele hervormingen een voortdurende politieke inzet en draagvlak vereist. Gezien de aanzienlijke macro-economische en budgettaire relevantie van het plan, zou een tijdige en volledige uitvoering van de maatregelen van cruciaal belang zijn om de externe en budgettaire kwetsbaarheden te beperken. Het plan zal naar verwachting in 2023 worden herzien om onder meer een REPowerEU-hoofdstuk te bevatten, waarbij rekening wordt gehouden met de vermindering van niet terug te betalen steun als gevolg van het sterke economische herstel van Roemenië. De besprekingen daartoe zijn gaande. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Roemenië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(27)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Roemenië in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Roemenië tot stand te brengen.

(28)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Roemenië geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met het energiebeleid en de groene transitie.

(29)

Roemenië staat voor uitdagingen in verband met decarbonisatie, aangezien het land nog steeds sterk afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Het aandeel van fossiele brandstoffen (steenkool, olie en gas) is in 2021 licht gestegen ten opzichte van 2020. Het bedroeg 72 % in 2021, terwijl hernieuwbare bronnen slechts ongeveer 20 % vertegenwoordigden. Roemenië is de op een na grootste gasproducent in de Unie en bedient vooral de binnenlandse markt. Een focus op de effectieve uitrol van de uitrol van hernieuwbare energiebronnen, een aanzienlijk energie-efficiëntere woonsector en het gebruik van nieuwe technologieën in de industrie zou Roemenië helpen om de in het Fit for 55-pakket vastgestelde uniale en nationale energie- en klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen. Het aardgasverbruik van Roemenië is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 20 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 %, dat is vastgesteld in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (10), is overtroffen. Roemenië zou maatregelen kunnen instellen om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen tot en met 31 maart 2024, overeenkomstig Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (11).

(30)

Uitbreiding van de netcapaciteit is essentieel om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen en de energietransitie te versnellen. De ontmantelde steenkool- en bruinkoolgestookte energiecapaciteit, die volgens het herstel- en veerkrachtplan van Roemenië tegen 2032 moet zijn voltooid, moet worden vervangen door hernieuwbare energiebronnen. De bestaande transmissie- en distributienetten beperken echter de absorptie van nieuwe capaciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Knelpunten in het net belemmeren de inzet van hernieuwbare energie. Er zijn investeringen nodig om de bestaande netten te verbeteren en te digitaliseren teneinde nieuwe productie uit hernieuwbare bronnen te integreren en de interconnectiecapaciteit met naburige lidstaten te vergroten, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen. Er zou een toereikende en geavanceerde geïntegreerde systeemplanning nodig zijn voor netverbeteringen en -uitbreidingen (zowel op transmissie- als op distributieniveau) om tegemoet te komen aan de vraag en de flexibiliteitsbehoeften. Daarnaast zou het vereenvoudigen van de aanwijzing van “go-to”-gebieden en het verder stroomlijnen van de desbetreffende procedures, waaronder het vereenvoudigen van de inzet van installaties voor hernieuwbare energie met een kleine capaciteit (zoals zonnepanelen) in gebouwen, een verbetering betekenen van de huidige situatie; het verkrijgen van vergunningen voor het plaatsen van installaties voor hernieuwbare energie is nu relatief eenvoudig, maar het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de aansluiting op het net is lastiger.

(31)

In de bouwsector zouden hogere nationale doelstellingen voor 2030 extra financiering voor het gebouwenbestand van het land vereisen. Het Roemeense herstel- en veerkrachtplan voorziet in de renovatie van 2,4 miljoen m2 aan openbare gebouwen en 4,4 miljoen m2 aan woningen, terwijl het cohesiebeleid middelen heeft uitgetrokken voor het renoveren van 1,6 miljoen m2 in beide sectoren. De slechte toegang tot informatie en financiering voor energierenovaties en installaties voor hernieuwbare energie vormt echter een ernstige belemmering voor verdere verbeteringen. Met name een betere toegang tot financiering voor huishoudens en kleine bedrijven om de energie-efficiëntie te verhogen, zou de afhankelijkheid van Roemenië van fossiele brandstoffen aanzienlijk helpen verminderen en tegelijkertijd de energiearmoede aanpakken. Daarnaast zouden regionale en lokale overheden meer informatie kunnen verstrekken over hoe toegang kan worden verkregen tot fondsen voor energierenovatie en welke typen kleine installaties voor hernieuwbare energie in gebouwen en huishoudens kunnen worden toegepast.

(32)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen, ondersteund door een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid, zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In 2022 werd in Roemenië een tekort aan arbeidskrachten gerapporteerd voor diverse beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereist zijn, waaronder isolatietechnici, civiel ingenieurs en bouwmanagers.

(33)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (12) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(34)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het convergentieprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid helpt om kwetsbaarheden aan te pakken die verband houden met de betalingsbalans, die worden gevoed door grote begrotingstekorten en met opnieuw opkomende problemen inzake het concurrentievermogen. De aanbevelingen 2 en 3 dragen bij tot het aanpakken van aanbeveling 1,

BEVEELT AAN dat Roemenië in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Een begrotingsbeleid voeren overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 om tegen 2024 een einde te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Roemenië en de externe positie van Roemenië te versterken.

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

2.   

Zorgen voor een effectieve controlestructuur en versterken van de administratieve capaciteit om een verdere snelle en gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen en de energietransitie versnellen, met name door hernieuwbare energie sneller uit te rollen en de netcapaciteit te verbeteren zodat er nieuwe capaciteit op de markt kan opereren. De energie-efficiëntie en de ambitie om gebouwen te renoveren verhogen, onder meer door een betere toegang tot informatie en duurzame financieringsopties. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 12319/2021; ST 12319/2021 ADD 1.

(7)  Besluit (EU) 2020/509 van de Raad van 3 april 2020 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Roemenië (PB L 110 van 8.4.2020, blz. 58).

(8)  Aanbeveling van de Raad van 3 april 2020 om een einde te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Roemenië (PB C 116 van 8.4.2020, blz. 1).

(9)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 om een einde te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Roemenië (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 111).

(10)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(12)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/224


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Slovenië

(2023/C 312/24)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 die de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid als centrum hebben. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Slovenië niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Slovenië. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van die prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 30 april 2021 heeft Slovenië overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 28 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Slovenië (6) aangenomen. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Slovenië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Slovenië heeft op 14 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en op 26 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Slovenië over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Slovenië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Slovenië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Slovenië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Slovenië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Slovenië van 4,6 % van het bbp in 2021 tot 3,0 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 74,5 % van het bbp eind 2021 tot 69,9 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Slovenië besproken aangezien het overheidstekort volgens de ramingen in 2023 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp zal overschrijden. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Slovenië moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een tijdelijke verlaging van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op elektriciteit, gas, stadsverwarming en brandhout, van de accijnzen op brandstoffen, gas en elektriciteit en van de CO2-belasting op brandstoffen. De uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen bestonden onder meer uit een verhoging van de kinderbijslag gedurende twee maanden, een energietoeslag voor sociaal kwetsbare mensen en subsidies voor bedrijven op basis van de betaalde prijzen ten opzichte van 2021. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van deze maatregelen op 1,0 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 4,1 % van het bbp in 2021 gedaald tot 1,0 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Slovenië aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 ondersteunend, namelijk –1,2 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Slovenië het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,7 % van het bbp in 2022 (0,8 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een expansieve bijdrage van 0,7 procentpunt aan de begrotingskoers (9). Slovenië heeft derhalve nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,4 procentpunt. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te beperken (extra nettobegrotingskosten van 1,0 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Slovenië heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, is voor 2023 gunstiger dan de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie en komt voor de periode daarna overeen met de voorjaarsprognose. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,8 % en in 2024 met 2,5 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een lagere groei van het reële bbp van 1,2 % in 2023 en 2,2 % in 2024, voornamelijk vanwege de lagere bijdrage aan de groei van de netto-uitvoer.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 4,1 % van het bbp. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van hogere overheidsinvesteringen wegens het aflopen van de absorptieperiode van het vorige meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 en hoge subsidies. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 69,9 % eind 2022 tot 68,9 % eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,7 % van het bbp voor 2023. Dit is lager dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van lagere overheidsinvesteringen vanwege beperkingen in de absorptiecapaciteit en een lagere absorptie van energiegerelateerde subsidies en maatregelen die zijn ingesteld om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 69,1 % eind 2023.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd (met name: tijdelijke verlaging van de btw op elektriciteit, gas, stadsverwarming en brandhout, van de accijnzen op brandstoffen, gas en elektriciteit en van de CO2-belasting op brandstoffen) en nieuwe maatregelen zoals een nieuwe en ruimere subsidieregeling voor bedrijven op basis van de betaalde prijzen ten opzichte van 2021 en compensatie voor distributeurs van elektriciteit en aardgas die leveren aan klanten (bijvoorbeeld huishoudens of kleine en middelgrote ondernemingen) van wie de elektriciteits- en aardgasprijzen onderworpen zijn aan door de regering vastgestelde prijsplafonds. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,9 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en veel van de maatregelen houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,6 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,0 % van het bbp worden geraamd.

(19)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Slovenië actie onderneemt om ervoor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in 2023 in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Slovenië moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Slovenië is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 1,2 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een expansieve begrotingskoers in 2022 (– 1,2 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,3 % van het bbp zal leveren. Dit ondanks de daling van de kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,5 % van het bbp. De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven kan dus niet worden toegeschreven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) wordt veroorzaakt door hogere subsidies (waaronder energiemaatregelen) en een stijging van de loonsom in de collectieve sector. Kortom, de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,6 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt leverden (13). Slovenië is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het land is van plan overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals spoorweginfrastructuur, preventie tegen overstromingen, gezondheid en onderzoek en innovatie, die worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 2,8 % van het bbp. De afname in 2024 wijst voornamelijk op lagere subsidies na het intrekken van de maatregelen die zijn genomen om de economische gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten, en lagere overheidsinvesteringen nadat de absorptie van middelen uit Uniefondsen uit het vorige meerjarig financieel kader in 2023 afloopt. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting dalen tot 66,5 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 2,9 % van het bbp in 2024. Dit is hoger dan het in het stabiliteitsprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk als gevolg van de hogere beloning van werknemers en sociale uitkeringen. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 66,6 % eind 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 5,5 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,9 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 3,0 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 6,4 % van het bbp in 2023 tot 5,5 % van het bbp in 2024. De lagere investeringen weerspiegelen lagere nationaal gefinancierde investeringen en lagere investeringen die door de Unie worden gefinancierd in het algemeen, maar hogere investeringen via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Het gaat onder meer om investeringen in spoorweginfrastructuur, gezondheid, onderzoek en innovaties en elementen van de groene en de digitale transitie die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort zal dalen tot 2,2 % van het bbp in 2025 en tot 1,3 % in 2026. Volgens de planning zal het overheidstekort vanaf 2024 tot het einde van de looptijd van het stabiliteitsprogramma 2023 dus onder 3 % van het bbp blijven. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 66,5 % van het bbp eind 2024 tot 63,5 % van het bbp eind 2026.

(27)

De uitgaven voor de gezondheidszorg zullen tussen 2019 en 2070 naar verwachting met 1,5 procentpunt van het bbp stijgen en de kosten voor langdurige zorg zullen tegen 2055 verdubbelen. Slovenië wordt geconfronteerd met middelhoge risico's voor de budgettaire houdbaarheid op de middellange termijn en hoge risico's op de lange termijn, als gevolg van uitgaven in verband met de vergrijzende bevolking. Het land is de afgelopen jaren begonnen met brede hervormingen in de gezondheidszorg en de langdurige zorg. De uitvoering van de hervorming van de langdurige zorg is echter uitgesteld en de financiering ervan op middellange en lange termijn is nog steeds niet gegarandeerd. De planning van de hervorming van de gezondheidszorg suggereert ook dat deze in verschillende stappen zal worden uitgevoerd, met de nadruk op toegang tot hoogwaardige diensten en verbetering van sociale rechten en inclusie. Omdat dit voor meer druk op de overheidsfinanciën zal zorgen, is het cruciaal dat Slovenië een reeks maatregelen voorstelt om te zorgen voor een stabiele inkomstenbasis die de fiscale balans op de middellange en lange termijn niet ondermijnt.

(28)

Met de in december 2022 doorgevoerde wijzigingen in de wet op de inkomstenbelasting werden de eerdere, in maart 2022 aangenomen wijzigingen die bedoeld waren om de belasting op arbeid te verlagen en die tegen 2025 tot negatieve budgettaire gevolgen van maximaal 1,3 % van het bbp zouden hebben geleid, ongedaan gemaakt. Vergeleken met het Unie-aggregaat zijn de belastinginkomsten van Slovenië als aandeel van het bbp iets lager en worden enkele relatief groeivriendelijke belastingen onderbenut. Slovenië is sterk afhankelijk van de belasting op arbeid: het aandeel van de belastingdruk op arbeid in de totale belastinginkomsten ligt boven het Unie-aggregaat. Periodieke belasting op onroerend goed is relatief laag in Slovenië (0,5 % van het bbp tegenover een Uniegemiddelde van 1,1 % van het bbp). Een groeivriendelijke en groene belastinghervorming kan begrotingsconsolidatie en duurzame groei op langere termijn ondersteunen. Een dergelijke belastinghervorming zou een verschuiving van de belasting op arbeid naar een groter aandeel van periodieke onroerendgoedbelasting kunnen bewerkstelligen en het scheppen van werkgelegenheid in het nettonultijdperk en andere bedrijfstakken met een hogere toegevoegde waarde kunnen ondersteunen. Lagere belastingdruk op arbeid zou eveneens het arbeidsaanbod stimuleren, waaronder het aanbod van hooggekwalificeerde en buitenlandse arbeidskrachten.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het Sloveense herstel- en veerkrachtplan wordt uitgevoerd, maar met een toenemend risico van vertragingen. Slovenië heeft één betalingsaanvraag ingediend, die overeenkomt met twaalf mijlpalen en streefdoelen in het herstel- en veerkrachtplan en resulteert in een totale uitbetaling van ongeveer 49,6 miljoen EUR. Om in het huidige moeilijke klimaat sneller vooruitgang te boeken met de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan, moeten de controlestructuur en de administratieve capaciteit van Slovenië worden versterkt en moet ervoor worden gezorgd dat de noodzakelijke besluiten zonder vertraging worden genomen. Dit betreft met name de structurele hervormingen van de gezondheidszorg, de langdurige zorg en de pensioenen. In het addendum van het herstel- en veerkrachtplan en het aanvullende nieuwe REPowerEU-hoofdstuk moet een realistisch tijdschema voor de resterende betalingsaanvragen worden vastgesteld en deze moeten snel worden ingediend om verdere vertraging of verstoring van de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan te voorkomen. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Slovenië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Slovenië in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Slovenië tot stand te brengen.

(31)

Voorafgaand aan de Russische invasie van Oekraïne was Slovenië in feite afhankelijk van Rusland als enige aardgasleverancier voor het land. Slovenië is er echter in geslaagd om vanaf 2023 ongeveer een derde van zijn aardgasvoorziening veilig te stellen door invoer uit Algerije. Aardgas speelt nog steeds een belangrijke rol in de energiemix van Slovenië (12 %) en is een essentiële energiebron voor de industrie die ook flexibiliteit in de energiesector biedt. Het koolstofvrij maken van de industrie en de energiesector moet derhalve worden bevorderd door de versnelde implementatie van maatregelen op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. In zijn nationale energie- en klimaatplan heeft Slovenië zijn bijdrage aan de doelstelling van de Unie voor hernieuwbare energie in 2030 vastgesteld op 27 %. Dit ligt aanzienlijk lager dan het overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (16) berekende aandeel hernieuwbare energie van 37 % in 2030. Slovenië heeft zijn streefdoel voor 2021 voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik (25 %) behaald door gebruik te maken van het Uniemechanisme voor grensoverschrijdende samenwerking in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (17) (via statistische overdrachten). Vergunningsprocedures voor installaties voor hernieuwbare energie op netniveau blijven een knelpunt, grotendeels vanwege de complexe en langdurige milieuprocedures, vooral voor windinstallaties waar de procedures meerdere jaren kunnen duren. Slovenië zal zijn doelstelling voor hernieuwbare energie in het bijgewerkte nationaal energie- en klimaatplan aanzienlijk moeten verstevigen om de ambitieuzere klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie in het Fit for 55-pakket en in het REPowerEU-plan te weerspiegelen. Het aardgasverbruik van Slovenië is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 14 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, iets onder het reductiestreefdoel van 15 %. Slovenië zou krachtens Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (18) tot 31 maart 2024 meer kunnen doen om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(32)

Het Sloveense herstel- en veerkrachtplan omvat al aanzienlijke hervormingen en investeringen die gericht zijn op: i) het verhogen van het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het bruto-eindverbruik van energie; ii) het vergemakkelijken van de toegang tot en integratie in het stroomnet van productiefaciliteiten voor hernieuwbare energiebronnen; iii) het verbeteren van de energie-efficiëntie en renovatie van openbare gebouwen, en iv) het bewerkstelligen van de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Hoewel de maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan een belangrijke stap zijn in de diversificatie om het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen, kunnen meer inspanningen worden geleverd om de inzet van hernieuwbare energiebronnen in alle sectoren te versnellen. Dat kan gepaard gaan met het aanwijzen van prioritaire terreinen voor installaties voor hernieuwbare energie, het verder vereenvoudigen en verkorten van vergunningsprocedures, en het versterken van het stroomnet en verbeteren van het algemene netbeheer om de aansluiting van meer installaties voor hernieuwbare energie mogelijk te maken, vooral op laag- en middenspanningsniveau. Meer focus op emissievrij vervoer en infrastructuur zou verder bijdragen om de broeikasgasemissies en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.

(33)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Het versterken van het onderwijs in wetenschap, technologie, techniek en wiskunde kan het vermogen van het onderwijsstelsel versterken om leerlingen en studenten met succes toe te rusten met competenties voor de groene en de digitale transitie. In 2022 werd in Slovenië een tekort aan arbeidskrachten gerapporteerd voor 66 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden en competenties voor de groene transitie vereist zijn. De vacaturegraad nam toe voor belangrijke sectoren zoals de bouw (van 3,5 % in 2015 naar 7,0 % in 2022) en industrie (van 1,2 % in 2015 naar 2,6 % in 2022) en voor beide sectoren lag de vacaturegraad in 2022 boven de Uniegemiddelden van respectievelijk 4,0 % en 2,3 %.

(34)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (19) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(35)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Slovenië dragen de aanbevelingen 1, 2 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede en de derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Slovenië in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 5,5 % (20).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

Zorgen voor de budgettaire houdbaarheid van de systemen voor gezondheidszorg en langdurige zorg op de lange termijn. De belastinginkomsten verschuiven naar meer groeivriendelijke en duurzame bronnen.

2.   

Zorgen voor een effectieve controlestructuur en de administratieve capaciteit versterken om een snelle en gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken. Snel de laatste hand leggen aan het REPowerEU-hoofdstuk, zodat snel een begin kan worden gemaakt met de uitvoering ervan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De inspanningen voortzetten om de invoer van aardgas te diversifiëren en de algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, met name door vergunningsprocedures verder te vereenvoudigen en te verkorten en het stroomnet te versterken en het beheer ervan te verbeteren, onder meer door digitalisering. De uitvoering van maatregelen voor energie-efficiëntie opvoeren, met name in de bouwsector, de elektrificatie van de vervoerssector bevorderen en de beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10612/2021 INIT; ST 10612/2021 ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Slovenië (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 116).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Slovenië (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 197).

(12)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Slovenië, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 10,1 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(17)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(18)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(19)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(20)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,5 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/233


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Slowakije

(2023/C 312/25)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Slowakije heeft aangewezen als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Slowakije. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de Aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“Aanbeveling over de eurozone 2023”) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de op 14 maart 2023 aangenomen conclusies van de Raad over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 29 april 2021 heeft Slowakije overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Slowakije (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Slowakije de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid. Op 26 april 2023 heeft Slowakije een gewijzigd nationaal herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van een REPowerEU-hoofdstuk, bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 21 quater van Verordening (EU) 2021/241. Het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan houdt ook rekening met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241, en omvat een met redenen omkleed verzoek aan de Commissie om het uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 te wijzigen overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241, omdat Slowakije van oordeel was dat het herstel- en veerkrachtplan gedeeltelijk niet meer haalbaar was wegens objectieve omstandigheden.

(10)

Slowakije heeft op 27 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Slowakije over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Slowakije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Slowakije heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Slowakije van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Slowakije heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Slowakije een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. Zij heeft geconcludeerd dat Slowakije niet wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name kwetsbaarheden in verband met het concurrentievermogen, huisvesting, schulden van huishoudens en de externe balans zijn toegenomen, maar lijken in het algemeen in de nabije toekomst binnen de perken te blijven en zullen naar verwachting afnemen naarmate de economische situatie zich normaliseert. De economie werd zwaar getroffen door de schok van de energieprijzen en de inflatie steeg snel. De kerninflatie en de groei van de loonkosten per eenheid product liggen ruim boven het gemiddelde van de eurozone. Hoewel wordt verwacht dat deze zich zullen normaliseren, bestaat het risico dat het enige tijd zal duren voordat de druk op het kostenconcurrentievermogen wegebt en dat de sterke binnenlandse vraag druk zal blijven uitoefenen op de externe betalingsbalans. De lopende rekening van de betalingsbalans is in 2022 aanzienlijk verslechterd als gevolg van hogere invoerprijzen voor energie en een aanzienlijke daling van de netto-uitvoer van niet-energiegoederen. Verwacht wordt dat het tekort op de lopende rekening licht zal verbeteren, maar in 2023 en 2024 groot zal blijven, ondanks de dalende energieprijzen. Niettemin worden de externe houdbaarheidsrisico's op korte termijn beperkt geacht. De overheidstekorten zullen naar verwachting dit jaar en volgend jaar aanzienlijk zijn en vanaf 2024 worden gecorrigeerd. De huizenprijzen lijken licht overgewaardeerd na verscheidene jaren van aanmerkelijke groei. Dat ging gepaard met hoge leningen, wat nu aan het afkoelen is, en een sterke toename van de schuldenlast van de huishoudens, die samen een zeker risico voor de financiële stabiliteit vormen. De banksector blijft echter goed gekapitaliseerd en zeer rendabel en heeft weinig noodlijdend krediet. Verdere inspanningen zijn nodig om de economische kwetsbaarheden van Slowakije aan te pakken. Met name moet het vraagoverschot worden beteugeld ter ondersteuning van de correctie van het tekort op de lopende rekening en het verschil in kerninflatie ten opzichte van de rest van de eurozone. Dat kan worden bereikt door te zorgen voor een adequate begrotingsconsolidatie en maatregelen om de schuldenlast van huishoudens aan te pakken terwijl de betaalbaarheid van huisvesting wordt gehandhaafd door middel van onroerendgoedbelasting en maatregelen ter ondersteuning van het woningaanbod.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Slowakije van 5,4 % van het bbp in 2021 tot 2,0 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 61,0 % van het bbp eind 2021 tot 57,8 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dit verslag wordt de begrotingssituatie van Slowakije besproken, aangezien het overheidstekort volgens de planning in 2023 de 3 % van het bbp zal overschrijden. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Slowakije moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uitkeringen voor huishoudens die het meest aan hoge inflatie zijn blootgesteld, een eenmalige verhoging van de kinderbijslag, een eenmalige uitbetaling van het “14e pensioen”, een eenmalige bonus voor alle werknemers in de collectieve sector en maximumprijzen voor elektriciteit en gas voor niet-gereguleerde bedrijven. De kosten van die maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers, namelijk een solidariteitsbijdrage overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad (7). De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,2 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 3,2 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,8 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Slowakije aanbevolen (8) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers te blijven varen, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (9) in 2022 contractief, namelijk 1,3 % van het bbp, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Slowakije het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 1,2 % van het bbp in 2022 (1,3 % van het bbp in 2021). De daling van de uitgaven die in 2022 door subsidies van de faciliteit en andere Uniefondsen werden gefinancierd, was het gevolg van de lage absorptie van de structurele Uniefondsen en uitstel van de gerealiseerde uitgaven van de subsidies van de faciliteit. De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten aan de begrotingskoers (10). Slowakije heeft derhalve nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 1,3 procentpunten. Slowakije heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor 2023 en daarna. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,3 % en in 2024 met 1,8 % zal groeien. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een hogere groei van het reële bbp van 1,7 % in 2023 en 2,1 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een sneller dan verwacht herstel van de uitvoer omdat de knelpunten in de toeleveringsketen naar verwachting zullen verdwijnen en de economische vooruitzichten van de belangrijkste exportbestemmingen van Slowakije zijn verbeterd.

(18)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 6,3 % van het bbp. De stijging in 2023 weerspiegelt voornamelijk de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten, alsmede andere maatregelen zoals de verhoging van de fiscale bonus en de kinderbijslag, en de invoering van een ouderschapstoeslag. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 57,8 % van het bbp eind 2022 tot 58,7 % van het bbp eind 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 6,1 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 58,3 % eind 2023.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die worden verlengd, met name een plafond voor elektriciteits- en gasprijzen voor niet-gereguleerde bedrijven, en nieuwe maatregelen zoals een plafond voor de prijzen voor de levering van elektriciteit, gas en verwarming voor huishoudens en voor gereguleerde (kleine) bedrijven. De kosten van die maatregelen worden gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk de solidariteitsbijdrage in verband met Verordening (EU) 2022/1854, de speciale heffing voor de waterbeheeronderneming en het inkomstenplafond voor elektriciteitsproducenten met buitensporige winsten. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 2,0 % van het bbp in 2023 (11). De maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Bijgevolg zijn er geen gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (12) rekening gehouden moet worden (tegenover maatregelen ten belope van 0,2 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting met 0,1 procentpunt van het bbp dalen ten opzichte van 2022. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 0,8 % van het bbp worden geraamd.

(20)

In zijn Aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Slowakije actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (13), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Slowakije klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Slowakije is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 6,2 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (1,3 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 4,4 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de lagere kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, ten belope van 0,2 % van het bbp. Hierbij is ook rekening gehouden met de lagere kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (ten belope van 0,1 % van het bbp). De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven kan dus niet worden toegeschreven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) wordt aangedreven door niet-gerichte energiemaatregelen, permanente loonstijgingen voor zorgverleners en de verlaging van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde (btw-tarieven) in de sectoren levensmiddelen en recreatie. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 2,8 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (14). Slowakije is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden (15). Het land is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals de nationale strategie voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, om de flexibiliteit te vergroten, termijnen voor de aankoop van diensten te verkorten en hierbij een grotere verscheidenheid aan leveranciers te betrekken, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen.

(22)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort in 2024 zal dalen tot 4,7 % van het bbp. De afname in 2024 wijst voornamelijk op de uitfasering van maatregelen die de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen verzachten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 59,3 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,8 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 58,7 % eind 2024.

(23)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (16). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (17) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 5,7 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Dit zal ook bijdragen tot een vermindering van de kerninflatie, die ver boven het gemiddelde van de eurozone ligt en die, indien zij aanhoudt, tot een verlies aan concurrentievermogen kan leiden, en tot een versterking van de externe positie. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 2 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dit toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de ramingen van de Commissie zou dat leiden tot een groei van de netto primaire uitgaven die onder het aanbevolen maximale groeipercentage voor 2024 ligt. Bovendien is volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,5 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwachte aanpassing is kleiner dan de besparingen door de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen, vanwege permanente uitgavenmaatregelen zoals een hogere beloning van overheidspersoneel, het gezinspakket met onder meer een fiscale bonus en hogere kinderbijslag, alsmede de invoering van een ouderschapstoeslag in het kader van de pensioenhervorming.

(26)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting afnemen van 5,1 % van het bbp in 2023 tot 4,0 % van het bbp in 2024. De lagere investeringen weerspiegelen de lagere door de Unie gefinancierde investeringen, namelijk via het structuurfonds. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze omvatten een onlangs goedgekeurde hervorming waarbij uitgavenmaxima en een pensioenhervorming worden ingevoerd, die ook deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan.

(27)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens de overheidsdoelstellingen in het stabiliteitsprogramma 2023 zal het tekort in 2025 3,2 % van het bbp bedragen en in 2026 2,2 %. Er wordt dus verwacht dat het overheidstekort in 2026 onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp zal uitkomen.

(28)

Het belastingstelsel van Slowakije biedt hervormingsmogelijkheden om de economische efficiëntie te verbeteren, de milieuduurzaamheid en de budgettaire houdbaarheid te bevorderen en te zorgen voor meer rechtvaardigheid. In vergelijking met andere lidstaten is de belastingdruk op arbeid met name hoog voor mensen met een laag inkomen. De milieu- en eigendomsbelasting wordt daarentegen niet volledig benut. Het veranderen van de belastingmix zou kunnen zorgen voor meer groei en voor het bevorderen van de groene transitie en milieuduurzaamheid. Ondanks de hoge energie-intensiteit van de economie, bedroegen de inkomsten uit milieubelastingen 2,5 % in 2021, wat dicht bij het Uniegemiddelde ligt. Milieuheffingen in verband met afvalbeheer en luchtverontreiniging bevorderen het efficiënte gebruik van middelen onvoldoende en zorgen niet voor lagere kosten voor het milieu en de maatschappij. Milieubelastingen en -heffingen worden niet geïndexeerd, waardoor de groene inkomsten in de loop der tijd lager worden. De wegenbelasting en de tarieven voor voertuigregistratie zijn onvoldoende afgestemd op de emissie-intensiteit. In totaal bedraagt het aandeel van de vervoersbelasting in de totale belastinginkomsten slechts 0,58 % (het Uniegemiddelde is 1 %). Wat betreft eigendomsbelasting waren de inkomsten uit periodieke belastingen op onroerend goed in 2021 relatief laag (0,5 % van het bbp vergeleken met het Uniegemiddelde van 1,2 %). Slowakije heeft op dit moment onvoldoende gegevens om de grondslag van de eigendomsbelasting te kunnen actualiseren en indexeren in overeenstemming met de marktwaarden, hoewel de aanhoudend grote vraag naar huisvesting en de daarmee samenhangende sterke stijging van de huizenprijzen hierdoor ook deels zouden kunnen worden gematigd. Bovendien kunnen de verdere vereenvoudiging van de belastingen en de verbetering van de naleving zorgen voor hogere overheidsinkomsten en daarmee de budgettaire houdbaarheid ondersteunen en zorgen voor meer rechtvaardigheid. In 2020 heeft het btw-nalevingsverschil in Slowakije zijn dalende tendens voortgezet. Het is gedaald van 15 % in 2019 naar 13,9 % van de totale verwachte btw-inkomsten in 2020, maar ligt nog altijd boven het Uniegemiddelde (9,1 %). Verdere verbeteringen bij de belastingautoriteit, zoals elektronische facturatie, vooraf ingevulde belastingaangiften en meer digitalisering, zouden kunnen helpen de lekken in het belastingstelsel verder te dichten.

(29)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Slowakije is tot dusver goed op weg met de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan, maar staat wel voor een aantal uitdagingen. Slowakije heeft twee betalingsaanvragen ingediend, die overeenkomen met 30 mijlpalen en streefdoelen in het plan en resulteren in een totale uitbetaling van 1,11 miljard EUR. Slowakije behoort tot de lidstaten die het snelst vorderingen maken met de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplan, maar gezien de mogelijke tegenwind door knelpunten in de administratieve capaciteit en de noodzaak werk te maken van de aanvullende maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk dat deel uitmaakt van het op 26 april 2023 ingediende gewijzigde plan, moet sterker de nadruk worden gelegd op de uitvoering ervan. De opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Slowakije op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(30)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Slowakije in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Slowakije tot stand te brengen.

(31)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Slowakije geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met energie en de groene transitie.

(32)

De vooruitgang van Slowakije bij de vermindering van nettobroeikasgasemissies is de afgelopen jaren grotendeels gestagneerd. Het land blijft een structureel energie-intensieve economie en zeer afhankelijk van de invoer van fossiele brandstoffen. De primaire energie-intensiteit van Slowakije lag in 2020 ongeveer 80 % boven het Uniegemiddelde, terwijl het eindenergieverbruik in Slowakije tussen 2015 en 2021 met 13,5 % is gestegen. Slowakije heeft in 2022 enige vooruitgang geboekt bij de diversificatie van de energie-invoer, maar er zijn onvoldoende gasbesparingsmaatregelen ingezet. Het aardgasverbruik van Slowakije is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 1 % (18) gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, ruim onder het reductiestreefdoel van 15 % dat is vastgelegd in Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (19). Slowakije wordt op grond van Verordening (EU) 2023/706 van de Raad (20) aangemoedigd zich tot 31 maart 2024 meer in te spannen om de gasvraag tijdelijk te verminderen. Het aandeel van de invoer van aardgas uit Rusland is sinds de zomer van 2022 teruggebracht van 85 % tot ongeveer 50 %. Hoewel de hervormingen in het herstel- en veerkrachtplan hebben geleid tot een aanzienlijke toename van de beschikbare capaciteit voor de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen op het net in Slowakije, is slechts een klein deel van de vrije capaciteit gebruikt om nieuwe hernieuwbare installaties aan te sluiten. Een sneller groeiende energievoorziening uit hernieuwbare bronnen zou Slowakije helpen klimaatdoelstellingen te behalen en het land minder afhankelijk maken van de invoer van fossiele brandstoffen (waaronder uit Rusland), en het risico op energiearmoede door volatiele energieprijzen verkleinen. De cumulatieve geïnstalleerde capaciteit van zonne- en windenergie bedroeg ongeveer 7 % van de totale geïnstalleerde capaciteit in 2022, het op één na laagste niveau in de Unie.

(33)

Slowakije heeft als onderdeel van zijn herstel- en veerkrachtplan in 2022 hervormingen doorgevoerd op het gebied van marktontwerp en steun voor hernieuwbare energie, maar verdere maatregelen zouden een snellere uitrol van hernieuwbare energie mogelijk maken, met name voor wind, zon, geothermische energie, biomethaan en waterstof. Zo zou Slowakije de administratieve en vergunningsprocedures kunnen vereenvoudigen, onder meer door administratieve éénloketsystemen en “go-to”-gebieden voor hernieuwbare energie op te zetten. Slowakije zou er baat bij hebben de procedures voor toegang tot het net voor hernieuwbare energie efficiënter te maken, met name door het systeem voor capaciteitsreservering te hervormen, de netaansluiting minder administratief omslachtig te maken en de tarieven voor netaansluiting te herzien, overeenkomstig de Uniebenchmarks en de beste praktijken. Om het toenemende volume van fluctuerende hernieuwbare energiebronnen op te vangen, beschikt Slowakije over grote mogelijkheden om het elektriciteitsnet te moderniseren (zowel wat transmissie als wat distributie betreft), nieuwe opslagfaciliteiten voor elektriciteit te bouwen en verder te gaan met de totstandbrenging van het regelgevingskader voor hernieuwbare waterstof. Verdere vooruitgang bij de ontwikkeling van geothermische energie en biomethaan zou ervoor kunnen zorgen dat deze aardgas kunnen vervangen, dat op grote schaal wordt gebruikt als energiebron in stadsverwarmingssystemen, waar de uitrol van hernieuwbare warmtebronnen onderontwikkeld blijft.

(34)

Hoewel Slowakije vooruitgang boekt wat de energie-efficiëntie van woongebouwen betreft als gevolg van ambitieuze investeringen uit de faciliteit en het Cohesiefonds, zijn meer inspanningen nodig, met name voor grondige renovaties van openbare en particuliere niet voor bewoning bestemde gebouwen, samen met renovatiemaatregelen gericht op energiearmoede en kwetsbare huishoudens. Slowakije zou baat hebben bij het aanpakken van verschillende knelpunten om de renovatie van gebouwen te versnellen en meer particuliere investeringen aan te trekken, namelijk door: i) renovatieregelingen aan te passen; ii) technische bijstand te verlenen; iii) het éénloketsysteem te ontwikkelen; iv) relevante energiegegevens over openbare gebouwen te verzamelen om de investeringen te helpen prioriteren, en v) de coördinatie tussen verschillende overheidsinstanties en financieringsprogramma's te verbeteren. Er zijn extra inspanningen nodig om energiearmoede structureel aan te pakken, met name via specifieke regelingen voor woningrenovatie en technische en administratieve bijstand die is afgestemd op de behoeften van kwetsbare huishoudens, in combinatie met hervormingen en investeringen in sociale huisvesting. Slowakije moet zijn ambitie voor het verlagen van broeikasgasemissies en het verhogen van de streefdoelen voor hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie verder opvoeren om te voldoen aan de Fit for 55-doelstellingen.

(35)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Slowakije heeft binnen de Unie een van de hoogste percentages werknemers in de automobielindustrie en de staalindustrie, sectoren die sterk worden beïnvloed door de groene transitie. Tegelijkertijd werden in 2022 tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 24 beroepen die groene vaardigheden vereisen, waaronder isolatietechnici, loodgieters en pijpfitters, en elektriciens in de bouw en aanverwante sectoren. Dit vraagt om doeltreffende beleidsinstrumenten om de groene transitie in een breed scala van sectoren te versnellen, waarbij rechtvaardigheid gewaarborgd wordt.

(36)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (21) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(37)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Slowakije dragen de aanbevelingen 1, 2 en 3 bij tot de uitvoering van de eerste, de tweede, de derde en de vijfde aanbeveling in de Aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Slowakije in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 5,7 % (22).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De belastingmix efficiënter maken en ervoor zorgen dat deze meer steun biedt aan inclusieve en duurzame groei, onder andere door het potentieel van milieu- en eigendomsbelasting optimaal te benutten. De belastingnaleving blijven verbeteren, onder andere door de belastingautoriteit verder te digitaliseren.

De risico's in verband met de schulden van huishoudens verminderen door het woningaanbod en de uitbreiding van de huurmarkt te ondersteunen.

2.   

Het momentum in de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan behouden en, na de recente indiening van het addendum, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel van start gaan met de uitvoering van de bijbehorende maatregelen. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De economie minder afhankelijk maken van fossiele brandstoffen, met name aardgas voor industrie en verwarming, en de invoer van fossiele brandstoffen diversifiëren. De uitrol van hernieuwbare energie versnellen, met name voor wind, zon, geothermische energie en hernieuwbare gassen, overeenkomstig de relevante duurzaamheidscriteria. De administratieve en vergunningsprocedures voor de inzet van hernieuwbare energie vereenvoudigen, onder meer door de oprichting van éénloketsystemen en “go-to”-gebieden. Het elektriciteitsnet moderniseren en de procedures voor de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen op het net efficiënter en minder belastend maken. Grondige renovaties van openbare en particuliere gebouwen versnellen en stimuleren, energiearmoede aanpakken door woningrenovatie voor huishoudens met een laag inkomen en beleidsinspanningen die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie opvoeren.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  ST 10156/2021 INIT; ST 10156/2021 ADD 1; ST 10156/2021 COR 1.

(7)  Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261I van 7.10.2022, blz. 1).

(8)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Slowakije (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 121).

(9)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(10)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een contractieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp geleverd.

(11)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en kapitaaluitgaven.

(12)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Slowakije (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 205).

(13)  Op basis van de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Slowakije, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 12,0 % in nominale termen.

(14)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(15)  De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,0 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 1,3 procentpunten leverden. Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(16)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(17)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(18)  Eurostat is momenteel bezig de gegevens voor Slowakije te valideren.

(19)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen (PB L 93 van 31.3.2023, blz. 1).

(21)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(22)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 24.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/243


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Finland

(2023/C 312/26)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit ("de faciliteit") werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Finland niet heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden. Derhalve zou een diepgaande evaluatie niet nodig zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Finland. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (de "aanbeveling van 2023 over de eurozone") op 16 mei 2023 aangenomen en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel "Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk" ("het industrieel plan voor de Green Deal"). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel "Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030", die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de "REPowerEU-verordening"), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen zullen ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal helpen stimuleren, en zullen ingaan op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 ("de mededeling van 8 maart 2023"), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 27 mei 2021 heeft Finland overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 29 oktober 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Finland (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Finland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Finland heeft op 23 maart 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Finland over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Finland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Finland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Finland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Finland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde het overheidstekort van Finland van 2,8 % van het bbp in 2021 tot 0,9 % in 2022, terwijl de overheidsschuld steeg van 72,6 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 73,0 % aan het eind van 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag wordt de begrotingssituatie van Finland besproken, aangezien de overheidsschuld in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschreed en niet aan de schuldreductiebenchmark voldeed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan het schuldcriterium was voldaan. In overeenstemming met haar mededeling van 8 maart 2023 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden. De Commissie heeft vervolgens verklaard dat zij de Raad zou voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Finland moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en de voorbereiding van zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(13)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen onder meer uit een tijdelijke verhoging van aftrekbare uitgaven voor woon-werkverkeer en een verhoging van de belastingaftrek voor huishoudens voor renovaties van verwarmingsinstallaties. De uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen omvatten een indexverhoging van de sociale uitkeringen en de betaling van aanvullende kinderbijslag, teneinde de koopkracht van huishoudens met een laag inkomen te verbeteren en de door de inflatie veroorzaakte kosten aan te pakken. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,1 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,1 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 0,2 % van het bbp in 2022.

(14)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Finland aanbevolen (7) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(15)

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (8) in 2022 overwegend neutraal, namelijk -0,1 % van het bbp, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Finland het herstel blijven ondersteunen met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,3 % van het bbp in 2022 (0,2 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten aan de begrotingskoers (9). Finland heeft derhalve de nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een grotendeels neutrale bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,1 procentpunt. Finland heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(16)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognose van het stabiliteitsprogramma 2023 ten grondslag ligt, komt overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie voor zowel 2023 als 2024. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 licht zal krimpen met 0,2 % en in 2024 zal groeien met 1,3 %. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een positieve groei van het reële bbp met 0,2 % in 2023 en 1,4 % in 2024. Volgens beide prognoses zal de netto-uitvoer in 2023 de belangrijkste groeimotor zijn, terwijl in 2024 een bredere verbetering van de economische prestaties wordt verwacht omdat ook de binnenlandse vraag zich zal herstellen.

(17)

In haar stabiliteitsprogramma 2023 verwacht de regering dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 2,6 % van het bbp. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van de indexering van sociale uitkeringen, financiering door de centrale overheid aan lokale overheden, hogere rentelasten, alsmede extra defensie-uitgaven en investeringen gerelateerd aan onderzoek en ontwikkeling (O&O). Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting toenemen van 73,0 % aan het eind van 2022 tot 74,4 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 2,6 % van het bbp voor 2023. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 73,9 % aan het eind van 2023. Het verschil is toe te schrijven aan een iets hogere deflator waarvan in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is uitgegaan.

(18)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de begrotingsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Zij bestaan uit maatregelen uit 2022 die werden verlengd (met name: aanvullende tijdelijke verhogingen van aftrekbare uitgaven voor woon-werkverkeer en belastingaftrek voor huishoudens voor renovatie van verwarmingsinstallaties) en nieuwe maatregelen zoals tijdelijke vergoedingen voor elektriciteitsrekeningen en belastingkredieten voor elektriciteit, alsook een tijdelijke verlaging van het btw-tarief voor elektriciteit en passagiersvervoer. De kosten van deze maatregelen worden gedeeltelijk gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, te weten een tijdelijke winstbelasting voor elektriciteitsbedrijven. De nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen worden in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023 (10). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (11) rekening moet worden gehouden, wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie bijgevolg geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (tegenover 0,0 % van het bbp in 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting stijgen met 0,2 procentpunten van het bbp ten opzichte van 2022.

(19)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Finland actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (12), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Finland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Finland is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(20)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een expansieve begrotingskoers (– 1,0 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een overwegend neutrale begrotingskoers in 2022 (– 0,1 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een expansieve bijdrage van 0,6 % van het bbp zal leveren. Dit omvat de grotendeels stabiele kosten van de gerichte steunmaatregelen voor huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen. Dit omvat ook de hogere kosten van het aanbieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (gestegen met 0,2 % van het bbp). De expansieve bijdrage van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven is dus slechts gedeeltelijk toe te schrijven aan de gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. De expansieve groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) is ook te wijten aan de indexering van sociale uitkeringen, financiering door de centrale overheid aan lokale overheden, alsmede extra defensie-uitgaven en O&O-gerelateerde investeringen. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies in het kader van de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,4 % van het bbp in 2023, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,4 procentpunten leverden (13). Finland is daarom van plan om via de faciliteit aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Het is voornemens overheidsinvesteringen te financieren voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals subsidies voor de vervanging van op fossiele brandstoffen werkende ketels en laadpunten voor elektrische voertuigen, en voor elektriciteitsnetwerken, alsook het Digirail-project ter vernieuwing van het treinbesturingssysteem, het "Virtual Finland"-portaal om arbeidsimmigratie te vergemakkelijken en het "real-time economy"-project (RTE-project) voor het digitaliseren van zakelijke transacties, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort in 2024 naar verwachting gelijk blijven op 2,6 % van het bbp. De groei van de belastinginkomsten zal naar verwachting vertragen, terwijl de rentelasten naar verwachting hoger zullen zijn. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen tot 76,9 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 2,6 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 76,2 % aan het eind van 2024.

(22)

Het stabiliteitsprogramma 2023 voorziet in de geleidelijke afschaffing van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat momenteel uit van de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen in 2024. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(23)

Verordening (EG) nr. 1466/97 roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp als benchmark (14). Rekening houdend met overwegingen inzake budgettaire houdbaarheid zou volgens de Commissie een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te bewerkstelligen, mag de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven (15) in 2024 volgens de methode van de Commissie niet meer dan 2,2 % bedragen, zoals in deze aanbeveling tot uiting komt. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 0,3 % van het bbp in 2023) geleidelijk worden afgeschaft, indien de ontwikkelingen op de energiemarkt dat toelaten en te beginnen bij de minst gerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort terug te dringen. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie is de groei van de nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven in 2023 niet in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. Indien dit wordt bevestigd, zou een lagere groei van de netto primaire uitgaven in 2024 passend zijn.

(24)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven met 2,8 % in 2024, wat hoger is dan het aanbevolen groeipercentage.

(25)

Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen in 2023 en 2024 naar verwachting op 4,5 % van het bbp blijven. Dit weerspiegelt de nationaal gefinancierde investeringen en de investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het stabiliteitsprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei. Deze hervormingen en investeringen omvatten de hervorming van de gezondheids- en sociale diensten, die ook deel uitmaakt van het herstel- en veerkrachtplan, hoewel ramingen van de toekomstige besparingen die de hervorming zal opleveren, nog onzeker zijn.

(26)

Het stabiliteitsprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2027. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting stijgen tot 3,1 % van het bbp in 2025 en vervolgens licht dalen tot 2,9 % in 2026. Het geplande overheidstekort zal in 2026 dus minder dan 3 % van het bbp bedragen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 76,9 % van het bbp aan het eind van 2024 tot 80,7 % van het bbp aan het eind van 2026.

(27)

Finland heeft een doeltreffend en inclusief socialezekerheidsstelsel met een hoog niveau van sociale bescherming, maar het is complex met enkele risico's dat de prikkel om te werken wegvalt. In 2020 kreeg een speciale parlementaire commissie de opdracht om uiterlijk in 2027 een hervorming van het socialezekerheidsstelsel uit te werken. In januari 2022 publiceerde deze commissie de resultaten van haar werkzaamheden voor het in kaart brengen van de problemen en in maart 2023 presenteerde zij haar tussentijds verslag, dat 31 voorstellen bevatte voor studies, ontwerpwetgeving en ontwikkelingsprojecten voor toekomstige regeringen. De volgende fasen zouden bestaan uit het starten van wetgevingswerkzaamheden om het socialezekerheidsstelsel te stroomlijnen en de prikkels om te werken te vergroten, met behoud van de sociale bescherming en verhoging van de arbeidsparticipatie. De voortzetting van de werkzaamheden ter hervorming van het socialezekerheidsstelsel is belangrijk voor de ondersteuning van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

(28)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Finland is gestart met de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan. De operationele regelingen tussen de Commissie en Finland zijn echter nog niet ondertekend. Deze stap is noodzakelijk voor de indiening van de eerste betalingsaanvraag in het kader van het herstel- en veerkrachtplan en om Finland in staat te stellen met de overeengekomen planning voor betalingsaanvragen op schema te komen. Finland heeft in januari 2023 een wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend, die door de Raad werd goedgekeurd op 14 maart 2023. Deze wijziging werd uitgevoerd in het kader van de actualisering van de maximale financiële bijdrage die voor de lidstaten beschikbaar is uit de faciliteit, en bestond in een proportionele verlaging van de financiering over de vier pijlers van het plan. Met het oog op de financiering in het kader van het REPowerEU-hoofdstuk is in 2023 nog een wijziging van het herstel- en veerkrachtplan gepland. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan zal de financiering van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Finland op het gebied van energie en de groene transitie mogelijk maken. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(29)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Finland in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Finland tot stand te brengen.

(30)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Finland geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met tekorten aan vaardigheden, onderwijs- en opleidingsbeleid, energiebeleid en de groene transitie.

(31)

Hoewel de Finse arbeidsmarkt in 2022 sterk presteerde, is het aantal openstaande vacatures snel toegenomen, wat een weerspiegeling is van de mismatch tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden en de tekorten aan arbeidskrachten in verschillende sectoren, met name de dienstensector, de bouw, informatie- en communicatietechnologieën, het onderwijs, de gezondheidszorg en de sociale zorg. Het aanbod van geschoolde arbeidskrachten wordt beperkt door het relatief lage aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs in de studierichtingen waarnaar op de arbeidsmarkt de meeste vraag bestaat, en door een relatief laag niveau van arbeidsimmigratie. Tegelijkertijd ligt het tertiaire onderwijsniveau voor de leeftijdsgroep van 25 tot 34 jaar onder het Uniegemiddelde. Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden vormen een uitdaging voor het concurrentievermogen en de langetermijngroei van Finland en zullen nog nijpender worden door de vergrijzing, de relatief geringe regionale arbeidsmobiliteit en de toegenomen vraag naar nieuwe vaardigheden in de context van de groene en de digitale transitie.

(32)

Op 1 juli 2022 is de nieuwe klimaatwet van Finland in werking getreden, waarmee de doelstelling van Finland om uiterlijk in 2035 de eerste fossielvrije welvaartsmaatschappij te worden, met klimaatdoelstellingen voor 2030, 2040 en 2050, in de nationale wetgeving is vastgelegd. De Finse economie behoort echter nog steeds tot de meest energie-intensieve in de Unie. De energiesector, de industrie, de vervoerssector en gebouwen zijn de belangrijkste sectoren die zullen moeten bijdragen aan een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. In 2021 maakten hernieuwbare energiebronnen met 43 % een belangrijk deel uit van de energiemix van Finland, gevolgd door olie met 24 %, kernenergie met 17 % en steenkool met 9 %. Rusland blijft een belangrijke bron van nucleaire brandstof. Het aardgasverbruik van Finland is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 56 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 % is overtroffen. Finland zou overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(33)

Uitdagingen die moeten worden overwonnen om de klimaatdoelstellingen op lange termijn te verwezenlijken, zijn onder meer een aanzienlijk tekort aan particuliere en openbare investeringen in de belangrijkste emissiesectoren en vertragingen bij investeringen in hernieuwbare energie, als gevolg van een achterstand bij de behandeling van milieuvergunningsaanvragen. De vergunningsprocedures moeten verder worden gestroomlijnd om de achterstand van hangende energieprojecten weg te werken en aanvullende prioritaire investeringen te faciliteren.

(34)

Hoge energieprijzen en ambitieuze klimaatdoelstellingen vereisen snellere en hogere investeringen in decarbonisatie. Ondanks een sneller dan verwachte groei van de verkoop van elektrische voertuigen is het onwaarschijnlijk dat de noodzakelijke investeringen in de verdere uitrol, met name de elektrificatie van zware voertuigen, tegen marktvoorwaarden zullen plaatsvinden vanwege de lange afstanden en de dunbevolkte gebieden die kenmerkend zijn voor Finland. Ongeveer 40 % van het spoorwegnet is nog niet geëlektrificeerd.

(35)

Om de voorzieningszekerheid te verbeteren, zou de nationale elektriciteitstransmissie in Finland kunnen worden versterkt. Hernieuwbare energie wordt steeds vaker ver buiten de consumptiecentra geproduceerd. Hoewel Finland vastberaden is opgetreden om zijn afhankelijkheid van de invoer van olie, kolen en gas uit Rusland te verminderen, blijft een van de twee kerncentrales in Finland volledig afhankelijk van Russische brandstof. Er zijn sterke interconnecties tussen Finland en de buurlanden nodig om een goed functionerende elektriciteitsmarkt in de hele regio te waarborgen en de verwachte bijdrage van hernieuwbare energie aan de energiemix te vergroten.

(36)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. In 2022 werden in Finland tekorten aan arbeidskrachten gemeld voor 37 beroepen die specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie vereisen, waaronder isoleerders, civiel ingenieurs en loodgieters en pijpfitters. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten deze maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn.

(37)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies (17) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(38)

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, de genomen begrotingsmaatregelen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten doelgerichter te maken en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk van de energieprijzen afneemt; ii) een hoog niveau van overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie te beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder te verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegen te gaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, en gericht is op levensvatbare ondernemingen en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Finland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede en derde aanbeveling in de aanbeveling van 2023 over de eurozone,

BEVEELT AAN dat Finland in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen, met gebruikmaking van de daarmee samenhangende besparingen om het overheidstekort terug te dringen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 2,2 % (18).

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie, in combinatie met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn tot stand te brengen.

De hervorming van het socialezekerheidsstelsel voortzetten om het stelsel van sociale uitkeringen doeltreffender te maken, wat de prikkels om te werken zou vergroten en ook de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn zou ondersteunen.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herziene herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken door om- en bijscholing van de beroepsbevolking en door het hogeronderwijsaanbod uit te breiden, met name voor de studierichtingen waarnaar op de arbeidsmarkt de meeste vraag bestaat.

4.   

De totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen te bespoedigen, onder meer door de vergunningsprocedures verder te versnellen, en publieke en particuliere investeringen in het koolstofvrij maken van de industrie en het vervoer, onder meer door elektrificatie, stimuleren. Energie-infrastructuur ontwikkelen om de voorzieningszekerheid te verbeteren door de elektriciteitstransmissie te versterken. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 12524/2021 + ADD 1.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Finland (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 126).

(8)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(9)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunten van het bbp geleverd.

(10)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Finland (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 213).

(12)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Finland, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 5,6 % in nominale termen.

(13)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage van 0,0 procentpunten van het bbp zullen leveren.

(14)  Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vereist ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer aantoonbare risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

(15)  Netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief rente-uitgaven en conjuncturele werkloosheidsuitgaven.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(18)  Dit komt naar schatting overeen met een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo met ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024, zoals beschreven in overweging 23.


1.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 312/252


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 juli 2023

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Zweden

(2023/C 312/27)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De faciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt de faciliteit bij tot economisch en inclusief herstel en de uitvoering van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name hervormingen en investeringen om de groene en de digitale transitie te stimuleren en om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de Unie te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de faciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. Op 23 maart 2023 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2023, die rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid draaien. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Zweden heeft aangemerkt als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) aangenomen op 16 mei 2023 en het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid op 13 maart 2023.

(3)

Hoewel de economieën in de Unie blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. De economische en sociale beleidsagenda van de Unie, die resoluut achter Oekraïne staat, is erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen ter verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de Unie.

(4)

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” (“het industrieel plan voor de Green Deal”). Het doel van het industrieel plan voor de Green Deal is om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie te versterken en een snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft ook tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Unie voor de nettonultechnologieën en -producten die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Unie te halen, en voor het verzekeren van toegang tot relevante kritieke grondstoffen, onder meer door de sourcing ervan te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingsklimaat, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie nog een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de Unie en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

(5)

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de faciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2022 blijven onverminderd relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de “REPowerEU-verordening”), die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de Unie en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De REPowerEU-verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Die hervormingen en investeringen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de Unie zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie ingevoerd van niet terug te betalen financiële steun die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld om nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen te financieren.

(7)

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024 (“de mededeling van 8 maart 2023”), die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt, en heeft de lidstaten verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten ook verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten deze beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De Commissie heeft verklaard de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren en te differentiëren. Bovendien zouden de begrotingsaanbevelingen moeten worden geformuleerd op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling van 9 november 2022 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance. De Commissie heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de faciliteit en andere Uniefondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

(8)

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de Unieregels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de houdbaarheid van de overheidsschuld verbeteren en tegelijkertijd in alle lidstaten via hervormingen en investeringen duurzame en inclusieve groei bevorderen. Met deze voorstellen streeft de Commissie ernaar de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, het kader te vereenvoudigen en de focus meer te leggen op de middellange termijn, in combinatie met doeltreffende en coherentere handhaving. Volgens de conclusies van de Raad van 14 maart 2023 over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance is het de bedoeling om de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

(9)

Op 28 mei 2021 heeft Zweden overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 4 mei 2022 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Zweden (6) vastgesteld. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 een besluit heeft vastgesteld waarin wordt verklaard dat Zweden de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(10)

Zweden heeft op 28 april 2023 zijn nationale hervormingsprogramma 2023 en zijn convergentieprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Zweden over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

Op 24 mei 2023 heeft de Commissie het landverslag 2023 voor Zweden gepubliceerd. Daarin wordt de vooruitgang beoordeeld die Zweden heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft aangenomen, en wordt de balans opgemaakt van de uitvoering door Zweden van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van die analyse zijn in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangegaan in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook wordt de vooruitgang beoordeeld die Zweden heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Zweden een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 2023. De Commissie concludeerde dat Zweden wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Met name de vastgoedmarkt en de hoge particuliere schuldenlast blijven kwetsbaar. Vastgoedprijzen zijn hoog en waren tot voor kort aan het stijgen. De stijging van de huizenprijzen is hand in hand gegaan met een stijgende particuliere schuld. In 2022, tegen een achtergrond van een aanzienlijke aanscherping van de monetaire en financieringsvoorwaarden, begonnen de vastgoedprijzen zichtbaar te dalen in wat het begin lijkt van een afbouw van de geaccumuleerde kwetsbaarheden. De prijzen blijven sterk overgewaardeerd en zullen naar verwachting verder dalen. De omzet in de vastgoedsector is de laatste tijd sterk gedaald en als gevolg daarvan is ook de vraag naar nieuwbouwwoningen afgenomen. De ongunstige ontwikkelingen zijn tot dusver beperkt gebleven tot de bouw- en vastgoedsector, die na jaren van sterke groei nu sterk terugloopt. Verwacht wordt dat de Zweedse economie in 2023 over het geheel zal krimpen, waarbij de veranderingen in de monetaire omstandigheden van invloed zullen zijn op de financiële balans van huishoudens en commerciële vastgoedbedrijven en hun mogelijkheden om te consumeren en te investeren. Het effect van hogere rentetarieven op de hypotheekbetalingen is aanzienlijk, omdat variabele rentetarieven en hypotheken met een zeer lange looptijd zeer gebruikelijk zijn. De invloed van de veranderende omstandigheden op de financiële sector is beperkt gebleven. De sector is sterk en vertoont hoge winstmarges en risicogewogen kapitaalratio's, hetgeen waarschijnlijk verhindert dat de problemen in de vastgoedsector zich via de financiële sector verbreiden naar de economie in ruimere zin, hoewel de financiële sector nauw betrokken is bij de vastgoedsector. Er is beperkte vooruitgang geboekt op beleidsgebied. In het bijzonder blijft het belastingstelsel het eigenwoningbezit begunstigen door een lage periodieke onroerendgoedbelasting en bevordert het met schulden gefinancierde woningaankoop door een royale belastingaftrek van de hypotheekrente. Bovendien hebben er slechts beperkte hervormingen plaatsgevonden van de inefficiënte huurmarkt.

(13)

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens is het overheidssaldo van Zweden verbeterd en van een evenwichtige begrotingspositie in 2021 naar een overschot van 0,7 % in 2022 gegaan, terwijl de overheidsschuld daalde van 36,5 % van het bbp aan het eind van 2021 tot 33,0 % aan het eind van 2022.

(14)

Het overheidssaldo is beïnvloed door de budgettaire beleidsmaatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten de inkomstenverlagende budgettaire beleidsmaatregelen een verlaging van de energiebelasting op diesel en benzine, terwijl de uitgavenverhogende budgettaire beleidsmaatregelen de compensatie van elektriciteitskosten voor huishoudens omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van die maatregelen op 0,2 % van het bbp in 2022 (7). Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die in 2022 op 0,2 % van het bbp worden geraamd. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis van 2,0 % van het bbp in 2021 gedaald tot 1,1 % van het bbp in 2022.

(15)

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Zweden aanbevolen (8) om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de faciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

(16)

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers (9) in 2022 contractief met +0,4 % van het bbp, wat passend was in een context van hoge inflatie. Zoals aanbevolen door de Raad is Zweden het herstel blijven ondersteunen, ook met investeringen die moeten worden gefinancierd uit de faciliteit. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,2 % van het bbp in 2021). De nationaal gefinancierde investeringen leverden een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers (10). Zweden heeft derhalve nationaal gefinancierde investeringen gehandhaafd, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een contractieve bijdrage aan de begrotingskoers geleverd van 0,8 procentpunt. Zweden heeft de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dus voldoende onder controle gehouden.

(17)

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses in het convergentieprogramma 2023 ten grondslag ligt, is voor 2023 voorzichtig en komt voor de periode daarna overeen met de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,0 % zal dalen en in 2024 opnieuw zal groeien met 1,2 %. In vergelijking daarmee gaat de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uit van een daling van het reële bbp met 0,5 % in 2023 en een groei met 1,1 % in 2024, voornamelijk omdat de gegevens recenter zijn en de investeringen buiten de bouwsector in de prognose van de Commissie iets minder dynamisch zijn.

(18)

In haar convergentieprogramma 2023 zegt de regering te verwachten dat het overheidsoverschot uit 2022 zal omslaan in een tekort van 0,4 % van het bbp in 2023. De verslechtering in 2023 is voornamelijk het gevolg van de zwakkere economie en de verslechterende financiën van de lokale overheden. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting afnemen van 33,0 % aan het eind van 2022 tot 31,0 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 0,9 % van het bbp voor 2023. Dit is hoger dan het in het convergentieprogramma 2023 geraamde tekort, voornamelijk omdat de Commissie hogere overheidsuitgaven verwacht als gevolg van onder meer een hoger intermediair verbruik en sociale overdrachten in natura, alsmede hogere rente-uitgaven. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 31,4 % aan het eind van 2023.

(19)

Het overheidssaldo wordt in 2023 naar verwachting nog steeds beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen uit 2022 die zijn verlengd (in het bijzonder de verlaging van de energiebelasting op benzine en diesel) en uit nieuwe maatregelen, zoals de compensatie van elektriciteitskosten voor huishoudens, bedrijven en organisaties. De kosten van deze maatregelen worden grotendeels gecompenseerd door inkomsten uit transmissievergoedingen en, in mindere mate, de belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers. Rekening houdend met die inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 0,1 % van het bbp in 2023 (11). De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht op de kwetsbaarste huishoudens of bedrijven en houden de prijsprikkel om de vraag naar energie terug te dringen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig in stand. Bijgevolg wordt het bedrag aan gerichte steunmaatregelen waarmee bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 (12) rekening moet worden gehouden, in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie momenteel geraamd op 0,0 % van het bbp in 2023 (vergelijkbaar met 2022). De budgettaire kosten van tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne zullen naar verwachting grotendeels stabiel blijven in 2023. Tot slot zal het overheidssaldo voor 2023 naar verwachting profiteren van de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis, die op 1,1 % van het bbp zijn geraamd.

(20)

In zijn aanbeveling van 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen dat Zweden actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers (13), rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Zweden moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Zweden is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de faciliteit en andere Uniefondsen.

(21)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een nagenoeg neutrale begrotingskoers (– 0,1 % van het bbp) bij een hoge inflatie. Dit volgt op een contractieve begrotingskoers in 2022 (+ 0,4 % van het bbp). Verwacht wordt dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 aan de begrotingskoers een overwegend neutrale bijdrage van – 0,2 % van het bbp zal leveren. Kortom, de verwachte groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022. De met subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 0,3 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een overwegend neutrale bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt zullen leveren (14). Zweden is daarom van plan om via de faciliteit en andere Uniefondsen aanvullende investeringen te financieren, en zal naar verwachting de nationaal gefinancierde investeringen niet in stand houden. Het land is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals investeringen in de klimaattransitie van de industrie en de uitbreiding van het breedbandinternet, die gedeeltelijk worden gefinancierd uit de faciliteit en andere Uniefondsen.

(22)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zal het overheidstekort naar verwachting stijgen tot 0,6 % van het bbp in 2024. De stijging in 2024 is voornamelijk het gevolg van de economische neergang. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting nagenoeg stabiel blijven op 31,0 % aan het eind van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 0,5 % van het bbp in 2024. Dit is grotendeels in overeenstemming met het in het convergentieprogramma 2023 voorspelde tekort. In de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een vergelijkbare overheidsschuldquote van 30,7 % aan het eind van 2024.

(23)

Het convergentieprogramma 2023 voorziet in de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024 (15). De Commissie raamt de nettokosten van de energiesteunmaatregelen op 0,1 % van het bbp in 2024, in lijn met 2023. Die ramingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen. De energiesteunmaatregelen die volgens de huidige planning in 2024 van kracht zullen blijven, lijken niet gericht te zijn op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Ze behouden niet de prijsprikkel om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen.

(24)

Volgens het convergentieprogramma 2023 is Zweden van plan om de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel begrotingssaldo van –1,0 % van het bbp — in 2023 en 2024 te halen en deze gedurende de rest van de programmaperiode te handhaven. Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie zal het structurele saldo naar verwachting een overschot vertonen van 0,1 % van het bbp in 2023 en 0,7 % van het bbp in 2024, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.

(25)

Bij ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 met 1,1 % zullen stijgen.

(26)

Volgens het convergentieprogramma 2023 zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stijgen van 4,7 % van het bbp in 2023 tot 5,2 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen zijn toe te schrijven aan hogere nationaal gefinancierde investeringen en investeringen die door de Unie worden gefinancierd, namelijk via de faciliteit. Het convergentieprogramma 2023 heeft betrekking op hervormingen en investeringen, zoals verhoogde leeftijdsgrenzen in het pensioenstelsel, die naar verwachting zullen bijdragen tot budgettaire houdbaarheid en duurzame en inclusieve groei.

(27)

Het convergentieprogramma 2023 schetst een begrotingstraject op middellange termijn tot 2026. Volgens het convergentieprogramma 2023 wordt verwacht dat het overheidstekort om zal slaan naar een overschot van 0,2 % van het bbp in 2025 en van 1,4 % in 2026. Daarom is het de bedoeling dat het overheidssaldo gedurende de looptijd van het programma voldoet aan de relevante in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde. Volgens het convergentieprogramma 2023 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 31,0 % aan het eind van 2024 tot 27,7 % aan het eind van 2026.

(28)

Hoge particuliere schulden en, ondanks enkele recente correcties, nog steeds overgewaardeerde vastgoedprijzen vormen macro-economische onevenwichtigheden die nog steeds het risico lopen op een wanordelijke afbouw. Huisvesting blijft moeilijk betaalbaar voor nieuwkomers op de woningmarkt, terwijl de huurmarkt weinig alternatieven biedt en nog steeds moet worden hervormd om de wachtlijsten te verkorten en de bouw van huurwoningen te bevorderen. Zweden heeft in beperkte mate beleidsmaatregelen genomen om de onevenwichtigheden tegen te gaan, waarbij de nadruk lag op macroprudentieel beleid en aanbodmaatregelen om de procedures voor bouwvergunningen te versoepelen en de bouw van huurappartementen te subsidiëren.

(29)

De algemene belastingdruk op eigendom blijft in Zweden relatief laag, vanwege een royale belastingaftrek van de hypotheekrente en lage periodieke onroerendgoedbelasting. Het effect van beleidswijzigingen op hypotheekbetalingen na aftrek van belastingen is moeilijk te beoordelen, omdat gegevens over de activa en passiva van individuele huishoudens ontbreken. De beschikbaarheid van dergelijke gegevens zou kunnen leiden tot efficiëntieverbeteringen bij het uitstippelen van beleid, waardoor mogelijk de drempel voor toetreding tot de woningmarkt zouden wordt verlaagd en de huisvestingslasten gelijkmatiger over de bevolking zouden worden verdeeld. Op de huurmarkt profiteert een beperkte groep huishoudens van gereguleerde huurprijzen die lager liggen dan de marktprijzen. Er is geen verband tussen de gereguleerde, lager dan de marktprijzen liggende huurprijzen en de behoeften of inkomsten van de huishoudens. Daardoor zijn er lange wachtlijsten, vooral voor de meer gewilde huurwoningen, en is de leegstand voor appartementen vanuit internationaal perspectief zeer laag. Er zouden efficiëntieverbeteringen worden gerealiseerd als de huurprijzen de marktprijzen beter zouden volgen, aangevuld met een huurtoeslag op basis van het inkomen en het nettovermogen.

(30)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en criterium 2.2 van bijlage V bij die verordening bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Het herstel- en veerkrachtplan van Zweden is pas in 2022 aangenomen, maar wordt nu al uitgevoerd. Ondanks een trage start ligt de uitvoering over het algemeen op schema, en in dit stadium lijken de risico's van niet-absorptie beperkt gezien de relatief geringe financiële middelen van het herstel- en veerkrachtplan. De operationele regeling tussen de Commissie en Zweden is in mei 2023 gesloten. Zweden zal naar verwachting in de tweede helft van 2023 zijn eerste betalingsaanvraag indienen, bestaande uit twee tranches. Er wordt gewerkt aan een REPowerEU-hoofdstuk en een addendum wegens de lichte vermindering van niet terug te betalen steun. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan zal de financiering van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Zweden op het gebied van energie en de groene transitie mogelijk maken. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan dat plan, om te zorgen voor een breed gedragen verantwoordelijkheid voor de algehele beleidsagenda.

(31)

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Zweden in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Zweden tot stand te brengen.

(32)

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan en in de programma's van het cohesiebeleid aan bod komen, wordt Zweden geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met i) ongelijke kansen in het onderwijs voor leerlingen met een kansarme sociaal-economische en migratieachtergrond; ii) de noodzaak om kansarme groepen beter in de arbeidsmarkt te integreren, en iii) de noodzaak om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.

(33)

Hoewel Zweden over het algemeen goed presteert op het gebied van onderwijsresultaten, blijven er ongelijkheden bestaan in het Zweedse onderwijsstelsel. Leerlingen met een kansarme sociaal-economische en migratieachtergrond hebben beperkte onderwijskansen, ook wat betreft mogelijkheden voor het ontwikkelen van de vaardigheden die nodig zijn om werk te vinden. De ongelijkheden in het onderwijs nemen toe en houden vaak verband met de beperkte mogelijkheden voor leerlingen met een migratieachtergrond, met name leerlingen die recent zijn aangekomen in Zweden, om de school van hun voorkeur te kiezen. Verschillen in beoordelingspraktijken tussen scholen dreigen de onderwijsresultaten verder te ondermijnen. Het tekort aan gekwalificeerde leraren blijft problematisch en is het meest nijpend voor leraren in het speciaal onderwijs, vakdocenten in het verplichte onderwijs en leraren in het middelbaar beroepsonderwijs. Er is ruimte om de opzet en het bestuur van het onderwijsstelsel te verbeteren, met inbegrip van het inschrijvingsproces en het beoordelingssysteem, alsmede de loopbaanontwikkeling van leraren.

(34)

Zweden kampt nog steeds met uitdagingen om mensen met een kansarme en migratieachtergrond in de arbeidsmarkt te integreren en de resterende vaardighedenkloven te verkleinen. De opleidingsniveaukloof tussen niet en wel in de Unie geboren mensen wordt steeds groter, vooral omdat de participatiegraad in het tertiair onderwijs van die laatste groep stijgt. Het percentage voortijdige schoolverlaters is toegenomen, vooral onder niet in de Unie geborenen. De deelname aan leeractiviteiten moet worden versterkt om mensen uit kansarme groepen te helpen voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden te ontwikkelen en hun kansen op een baan te vergroten.

(35)

Zweden moet meer inspanningen leveren om zijn nationale doelstelling van CO2-neutraliteit in 2045 te halen. Hoewel Zweden nog steeds een van de lidstaten is met het hoogste aandeel hernieuwbare energiebronnen in zijn eindenergieverbruik, kunnen de capaciteit van het stroomnet en de transmissiebeperkingen de verdere inzet van hernieuwbare energiebronnen in de toekomst aan banden leggen. In 2022 droegen deze beperkingen bij aan stijgende energieprijzen voor industrie en huishoudens, en vormden zij een belemmering voor de uitbreiding van de economische activiteit in afgelegen geografische locaties. Verhoging van de capaciteit van het stroomnet is van cruciaal belang, aangezien het eindverbruik van elektriciteit in Zweden naar verwachting zal verdubbelen tot 300 TWh in 2045, als gevolg van de toegenomen elektrificatiebehoeften van de industrie en het vervoer. De aanleg en versterking van het stroomnet loopt echter vertraging op door langdurige vergunningsprocedures. Bovendien kent Zweden enkele van de langdurigste administratieve procedures in de Unie voor het inzetten van hernieuwbare energiebronnen, met name windenergieprojecten op het vasteland. De regering heeft een onderzoek ingesteld naar de vereenvoudiging van de beoordeling van milieuvergunningen in het kader van de Zweedse milieuwetgeving. Tegelijkertijd zijn er concrete beleidsmaatregelen nodig om de administratieve procedures voor de uitbreiding van het stroomnet en de invoering van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, bijvoorbeeld door het aantal bij deze procedures betrokken instanties te beperken en de procedures parallel te laten verlopen. Het is ook essentieel om het energieverbruik te verminderen door de energie-efficiëntie te vergroten en zo de koolstofemissies en energiekosten voor huishoudens en ondernemingen te verlagen. Wat energie-efficiëntie betreft, dreigt Zweden zijn nationale doelstelling om energie in 2030 50 % efficiënter te gebruiken (ten opzichte van 2005) niet te halen als de stijgende trend in het energieverbruik tussen 2005 en 2020 zich voortzet. Met een primair energieverbruik van 43,8 Mtoe in 2021 blijft Zweden een van de lidstaten met het hoogste energieverbruik per hoofd van de bevolking. Het aardgasverbruik van Zweden is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 37 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande vijf jaar, waarmee het streefdoel van 15 % is overtroffen. Zweden zou overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (16) tot 31 maart 2024 zijn inspanningen kunnen voortzetten om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen.

(36)

Het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en beroepen die van essentieel belang zijn voor de groene transitie, met inbegrip van productie, uitrol en onderhoud van nettonultechnologieën, leidt tot knelpunten in de transitie naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten die maatregelen toegankelijk zijn, met name voor de personen voor wie en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Het tekort aan arbeidskrachten is de afgelopen jaren toegenomen in Zweden; in 2022 werd een tekort gerapporteerd voor 16 beroepen waarvoor specifieke vaardigheden of kennis voor de groene transitie zijn vereist.

(37)

In het licht van de beoordeling door de Commissie heeft de Raad het convergentieprogramma 2023 onderzocht, en zijn advies daarover (17) is in aanbeveling 1 weergegeven.

(38)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het convergentieprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid draagt bij tot de aanpak van kwetsbaarheden in verband met de hoge particuliere schuld en hoge huizenprijzen,

BEVEELT AAN dat Zweden in 2023 en 2024 de volgende acties onderneemt:

1.   

Zo spoedig mogelijk in 2023 en 2024 de geldende noodsteunmaatregelen voor energie afbouwen. Indien hernieuwde stijgingen van de energieprijzen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, ervoor zorgen dat dergelijke steunmaatregelen gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn, en stimulansen voor energiebesparing behouden.

Met behoud van een gezonde begrotingssituatie in 2024, nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de faciliteit en andere Uniefondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 blijven streven naar investeringen en hervormingen die leiden tot een hogere duurzame groei en een prudente begrotingssituatie op middellange termijn behouden.

Risico's in verband met hoge schulden van huishoudens en onevenwichtigheden op de huizenmarkt verkleinen door de hypotheekrenteaftrek te verlagen en/of door de periodieke onroerendgoedbelasting te verhogen, en tegelijk adequate instrumenten in te stellen om beleid beter te evalueren en gerichter te maken. Investeringen in woningbouw stimuleren om de urgentste tekorten te verlichten, voornamelijk door structurele belemmeringen voor bouw weg te nemen en het aanbod van bebouwbare grond te verzekeren. De efficiëntie van de huizenmarkt verbeteren, onder meer door hervormingen op de huurmarkt door te voeren.

2.   

Doorgaan met de gestage uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan en snel het REPowerEU-hoofdstuk afronden, zodat gauw een begin kan worden gemaakt met de uitvoering daarvan. Voortgaan met de snelle uitvoering van de programma's van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3.   

De onderwijsresultaten voor leerlingen met een kansarme sociaal-economische en migratieachtergrond verbeteren door te zorgen voor gelijke toegangsmogelijkheden in het schoolsysteem en het tekort aan gekwalificeerde leraren aan te pakken. Vaardigheden van kansarme groepen, met name mensen met een migratieachtergrond, ontwikkelen door middelen en methoden af te stemmen op hun behoeften en zo hun integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen.

4.   

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, onder meer door uitbreiding en verbetering van energietransmissienetwerken, door hervormingen door te voeren om de administratieve en vergunningsprocedures te vereenvoudigen en te versnellen, door de energie-efficiëntie te verbeteren en door de beleidsinspanningen op te voeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van vaardigheden en competenties die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

N. CALVIÑO SANTAMARÍA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 16 mei 2023 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 180 van 23.5.2023, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

(6)  Doc. ST 7772/2022 INIT + ADD 1.

(7)  De brutobegrotingskosten van energiesteunmaatregelen bedroegen in 2022 bijna 0,5 % van het bbp, maar er werden aanzienlijke compenserende inkomsten ontvangen van de transmissienetbeheerder, Svenska Kraftnät.

(8)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2021 van Zweden (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 131).

(9)  De begrotingskoers wordt gemeten als de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis maar met inbegrip van uitgaven die worden gefinancierd met niet terug te betalen steun (subsidies) uit de faciliteit en andere Uniefondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details kader 1 in de statistische begrotingstabellen.

(10)  Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,2 procentpunt van het bbp geleverd.

(11)  Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(12)  Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Zweden (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 221).

(13)  Volgens de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (tienjaarsgemiddelde) van Zweden, die wordt gebruikt als maatstaf voor de begrotingskoers, geraamd op 7,7 % in nominale termen.

(14)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage zullen leveren.

(15)  De verlaging van de energiebelasting op diesel en benzine blijft naar verwachting van kracht van 2023 tot 2025.

(16)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(17)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.