ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
66e jaargang |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 185/01 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.11006 — ONE / MACQUARIE / YTI) ( 1 ) |
|
2023/C 185/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.11092 — BLACKSTONE / CDPQ / INVENERGY / AEP RENEWABLES / AEP WIND HOLDINGS / TRENT WIND FARM / DESERT SKY WIND FARM) ( 1 ) |
|
2023/C 185/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.11016 — AIR LIQUIDE / ADP / JV) ( 1 ) |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Raad |
|
2023/C 185/04 |
||
2023/C 185/05 |
||
2023/C 185/06 |
||
2023/C 185/07 |
||
2023/C 185/08 |
Resolutie van de Raad over de Europese onderwijsruimte: een blik op 2025 en daarna |
|
2023/C 185/09 |
Conclusies van de Raad over bedreigde en ontheemde kunstenaars |
|
2023/C 185/10 |
||
2023/C 185/11 |
||
2023/C 185/12 |
||
|
Europese Commissie |
|
2023/C 185/13 |
||
2023/C 185/14 |
|
V Bekendmakingen |
|
|
BESTUURLIJKE PROCEDURES |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 185/15 |
||
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 185/16 |
||
2023/C 185/17 |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.11006 — ONE / MACQUARIE / YTI)
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 185/01)
Op 4 mei 2023 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32023M11006. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/2 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.11092 — BLACKSTONE / CDPQ / INVENERGY / AEP RENEWABLES / AEP WIND HOLDINGS / TRENT WIND FARM / DESERT SKY WIND FARM)
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 185/02)
Op 3 mei 2023 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32023M11092. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/3 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.11016 — AIR LIQUIDE / ADP / JV)
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 185/03)
Op 12 mei 2023 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32023M11016. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/4 |
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de resultaten van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog
(2023/C 185/04)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:
1. |
Deze resolutie moet ervoor zorgen dat de belanghebbenden op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau de resultaten van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog (EUJD) erkennen en volgen, en moet de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering van de EUJD en de resultaten ervan waarborgen. Dit document moet ook helpen de EUJD transparanter te maken en bevat feedback over de werkzaamheden die in de 9e cyclus en eerdere cycli zijn verricht. |
2. |
De resolutie bouwt voort op de resolutie over de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (1) en de jongerendoelstellingen ervan, alsook op bijlage I bij de resolutie tot vaststelling van richtsnoeren over de governance van de EUJD en op de resultaten van de eerdere EUJD-cycli. In de EU-strategie voor jongeren wordt opgeroepen tot een grotere betrokkenheid van jongeren bij de dialoog met beleidsmakers, en tot overleg met jongeren van verschillende achtergronden en sociale groepen. |
3. |
In Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022) (hierna “EJJ”) wordt benadrukt dat jongeren kansen moeten krijgen voor een groenere, digitalere en inclusievere toekomst. |
4. |
De EUJD is een instrument voor jongerenparticipatie in de EU. Het biedt een forum voor permanente gezamenlijke reflectie en voor overleg over de prioriteiten, de uitvoering en de opvolging van samenwerking op EU-niveau op het gebied van jongeren tussen beleidsmakers, jongeren en hun vertegenwoordigende organisaties, en onderzoekers. De EUJD maakt een permanent partnerschap mogelijk voor de governance van het proces op lokaal, regionaal en Europees niveau. |
5. |
De resultaten van de 9e EUJD-cyclus zijn gebaseerd op de drie EU-jongerenconferenties die tijdens deze cyclus hebben plaatsgevonden, op feedback van nationale en Europese kwalitatieve raadplegingen en evenementen tijdens de dialoogfase, en op de resultaten van de uitvoeringsfase in de lidstaten en op Europees niveau. Deze resultaten helpen de sectoroverschrijdende uitvoering van jongerendoelstelling 10 “een duurzaam groen Europa” en jongerendoelstelling 3 “inclusieve samenlevingen” op verschillende niveaus te coördineren onder het thema “Samen voor een duurzaam en inclusief Europa”. |
6. |
De COVID-19-pandemie was een zware klap (2) voor de participatie van jongeren en heeft voor meer ongelijkheid gezorgd tussen groepen jongeren. Daarnaast hebben de aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne en de daaruit volgende energiecrisis, toegenomen migratie en wereldwijde inflatie ernstige gevolgen voor jongeren en gemeenschappen in Europa. Deze crises hebben nog duidelijker gemaakt dat kansarmere jongeren minder toegang hebben tot mensenrechten en met name sociale rechten dan jongeren met meer kansen. |
7. |
Tijdens de 8e cyclus zijn de Europese Commissie en de lidstaten verzocht
|
8. |
In de EUJD-toolkit voor de 9e cyclus vonden de nationale werkgroepen alle nodige middelen om gegevens te verzamelen over de plannen die zij voor de cyclus hebben opgesteld, en over voorbeelden van goede praktijken die zij hebben vastgesteld op de vijf belangrijkste gebieden, te weten:
|
ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:
9. |
De EUJD stoelt op het leiderschap en de gedeelde verantwoordelijkheid van de nationale werkgroepen, die – wanneer dat mogelijk is – worden gecoördineerd door de nationale jeugdraden. Hierdoor kunnen jongeren met uiteenlopende achtergronden aan de dialoog deelnemen en worden verschillende nationale, regionale en lokale belanghebbenden bij het proces betrokken. |
10. |
De internationale niet-gouvernementele jongerenorganisaties (INGJO’s) spelen dan weer een belangrijke rol omdat zij de beleidsdialoog verrijken met een waaier aan invalshoeken uit heel Europa en een hoogwaardige bijdrage leveren aan de grensoverschrijdende dimensie van de EUJD. |
ZIJN DE VOLGENDE MENING TOEGEDAAN:
11. |
De nationale werkgroepen en de INGJO’s hebben uiteenlopende methoden gehanteerd, zoals online en offline dialogen en rondetafelgesprekken, peilingen op sociale media, en gerichte activiteiten met kansarmere jongeren. |
12. |
Een belangrijk aspect van de uitvoering van de 9e EUJD-cyclus was dat jongeren en jongerenorganisaties een centrale rol kregen toebedeeld bij het ontwerp, de planning, de uitvoering, de monitoring, de evaluatie en de follow-up van de cyclus en de bijbehorende activiteiten, bijvoorbeeld door de nationale jeugdraden van de voorzitterschappen het recht te geven de Europese stuurgroep gezamenlijk voor te zitten. |
NEMEN NOTA VAN DE VOLGENDE AANBEVELINGEN VAN DE EU-JONGERENCONFERENTIE (3):
13. |
Aanbeveling voor subthema 1 over voorlichting en opleiding: “Wij verzoeken de lidstaten te zorgen voor gelijke toegang tot gebruikersvriendelijke informatie over duurzaamheid en klimaatverandering via inclusief en mondigmakend niet-formeel en formeel onderwijs waarbij intergenerationeel dialogeren en leren wordt bevorderd.” |
14. |
Aanbeveling voor subthema 2 over actie en empowerment: “Wij dringen er bij de lidstaten op aan te voorzien in onafhankelijke adviesorganen op lokaal niveau (bv. jeugdraden) die bestaan uit jongeren die door jongeren worden geselecteerd, met bijzondere intersectionele aandacht voor kansarmere jongeren op basis van een duurzame aanpak.” |
15. |
Aanbeveling voor subthema 3 over bestuur: “Wij bevelen aan wetgeving op te stellen die verantwoordingsplicht en transparantie waarborgt bij beleidsvormingsprocessen op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling, en die participatie- en evaluatiemechanismen ondersteunt die dit op lokaal, regionaal en Europees niveau mogelijk maken (bv. jongerenorganisaties, jongerentoetsing).” |
16. |
Aanbeveling voor subthema 4 over mobiliteit en solidariteit: “Wij dringen er bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan actieplannen voor de sector van het formele onderwijs en de arbeidsmarkt op te stellen om te waarborgen dat bij vrijwilligers- en leermobiliteit opgedane ervaring en sleutelcompetenties formeel worden erkend.” |
17. |
Aanbeveling voor subthema 5 over toegang tot infrastructuur: “Wij bevelen de Europese Commissie en de lidstaten aan een betaalbaar en toegankelijk “klimaatticket voor jongeren” aan te bieden, als universeel multimodaal vervoersbewijs voor het openbaar vervoer op regionaal, nationaal en internationaal niveau, en wij bevelen de Europese Commissie aan de lidstaten te steunen bij het bevorderen van duurzame vormen van openbaar vervoer.” |
ERKENNEN HET VOLGENDE:
18. |
De deelnemers aan de EU-jongerenconferentie hebben er nadrukkelijk op gewezen dat de EUJD in al zijn aspecten inclusiever en diverser moet worden gemaakt en dat de verschillende groepen jongeren nauwer moeten worden betrokken, onder meer via een communicatiestrategie op lange termijn met bijvoorbeeld een gemeenschappelijk logo, wijdverbreide bekendmaking van de resultaten, en toegankelijke en op jongeren afgestemde informatie, zodat niet alleen de delegaties van de conferentie en de kerndeelnemers aan de EUJD worden bereikt. |
19. |
De deelnemers hebben ook benadrukt dat doeltreffende sectoroverschrijdende samenwerking op nationaal en EU-niveau belangrijk is om de resultaten van de EUJD ook buiten het jeugdbeleid toe te passen zodat niet alleen de jeugdsector erbij gebaat is. Daarnaast is erop gewezen dat de lidstaten en de nationale werkgroepen een cruciale rol spelen bij het systematisch monitoren en terugkoppelen om het proces intern transparanter te maken. |
ZIJN INGENOMEN MET:
20. |
Het besluit over een Europees jaar van de Jeugd (2022) (4), dat de aandacht vestigt op jongeren en op hun belangrijke rol in de samenleving en dat de jonge generatie, die het zwaarst heeft geleden onder de COVID-19-pandemie, mondig moet maken en haar weer vertrouwen moet geven. |
21. |
De ontwikkeling van de Europese Jongerensite en de geconsolideerde rol ervan als centraal platform voor de EUJD en daarmee verband houdende documenten, als bijdrage om het institutionele geheugen tussen cycli te waarborgen. |
22. |
De conclusies van de Raad over het bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu, met name de nadruk die hierin wordt gelegd op het ondersteunen van jongeren in hun klimaatengagement en hun rol in de voortdurende ontwikkeling van de samenleving als geheel. |
23. |
De conclusies van de Raad over het stimuleren van de intergenerationele dimensie in jeugdzaken om de dialoog en de sociale samenhang te bevorderen, waarin met name wordt gewezen op de voordelen van het samenbrengen van de ervaring en competenties van verschillende generaties bij het opbouwen van vreedzame en hechte samenlevingen. |
24. |
De nadruk die in de 8e EUJD-cyclus is gelegd op jongerendoelstelling nr. 9 “ruimte en participatie voor iedereen”, en het participatieproces dat heeft geleid tot de goedkeuring van de conclusies van de Raad over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen en van die over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken. |
25. |
De actieve deelname van jongeren en van de nationale werkgroepen aan de 9e EUJD-cyclus; de betrokkenheid van jongerenorganisaties bij diverse evenementen om feedback te geven in de loop van de cyclus en bij de uitvoering van het EJJ; en de deelname van jongeren aan de informele bijeenkomst van de ministers van Onderwijs en Jeugdzaken in Straatsburg, aan het seminar over de deelname van jongeren aan het Europese project in Straatsburg, en aan de conferentie “Claim the Future” in Brussel, waarop werd teruggekomen op de verwezenlijkingen van het EJJ en werd nagedacht over manieren om de resultaten ervan te bestendigen. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, IN LIJN MET HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, HET VOLGENDE TE DOEN:
26. |
Waar passend rekening houden met de in de punten 13 tot en met 17 geformuleerde aanbevelingen bij het uitvoeren en evalueren van de beleidsrespons met betrekking tot de subthema’s 1 tot en met 5 van de 9e EUJD-cyclus. |
27. |
Rekening houden met de resultaten van de 9e EUJD-cyclus bij het uitvoeren en evalueren van het huidige jongerenbeleid en bij het ontwerpen van jongerenbeleid voor de toekomst, en dit beleid afstemmen op al het overige beleid dat jongeren aangaat. Verdere manieren onderzoeken om de Europese jongerendoelstellingen nr. 10 en nr. 3 en de subdoelstellingen ervan te verwezenlijken. |
28. |
Door jongeren geïnitieerde en geleide acties en programma’s op het gebied van duurzame ontwikkeling, in het bijzonder die ter bestrijding van de klimaatverandering en ter bevordering van inclusie, aanmoedigen, erkennen en zo nodig financieel ondersteunen, zodat zij in de samenleving als geheel de drijvende kracht achter verandering kunnen zijn. |
29. |
De EUJD versterken en verbeteren door rekening te houden met de beste praktijken van de 9e EUJD-cyclus en de beginselen die als leidraad dienden voor de uitvoering ervan, en deze waar mogelijk toe te passen, met name door jongeren en jongerenorganisaties centraal te stellen in het proces en ervoor te zorgen dat de EUJD een door jongeren geleid proces is waarbij jongeren en beleidsmakers een constructieve, oplossingsgerichte dialoog voeren. |
30. |
De nationale jeugdraden als belangrijkste belanghebbenden in de nationale werkgroepen waar nodig de mogelijkheden bieden om de EUJD op nationaal niveau te coördineren en te voeren. |
31. |
De betrokken partijen oproepen om de nationale jeugdraden stabiele administratieve en financiële ondersteuning en de nodige hulpmiddelen te bieden om in voorkomend geval de Europese stuurgroep gezamenlijk voor te zitten zodat zij tijdens het voorzitterschap van hun lidstaat een voortrekkersrol kunnen spelen in de EUJD, met name via het hoofdstuk over jongeren van het Erasmus+-programma in overeenstemming met de rechtsgrond ervan en met het Financieel Reglement van de EU. |
32. |
Jongeren, jongerenorganisaties en andere belanghebbenden op het gebied van jeugdzaken aanmoedigen om meer gebruik te maken van de financieringsmogelijkheden in het hoofdstuk over jongeren van het Erasmus+-programma teneinde de jongerenparticipatie en -dialogen op lokaal, regionaal en nationaal niveau te versterken en beter af te stemmen op de EUJD. |
33. |
Erkennen dat de betrokkenheid bij en de bijdrage aan de EUJD van INGJO’s belangrijk zijn om de dialoog een duidelijke Europese dimensie te geven, en waar nodig de juiste omstandigheden creëren voor hun actieve deelname aan en betrokkenheid bij de EUJD. |
34. |
De werkzaamheden voortzetten die tijdens het EJJ op alle niveaus zijn verricht om de zichtbaarheid van de EUJD tijdens evenementen op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau te prioriteren en te vergroten, en inclusieve jongerenparticipatie in besluitvormingsprocessen op alle niveaus te bevorderen en daarbij de beste praktijken voor de inclusie van jongeren hanteren. |
35. |
Op Europees niveau zorgen voor een communicatiestrategie op lange termijn om de EUJD op een op jongeren afgestemde manier meer bekendheid te verlenen en, indien dat nodig is, de nationale werkgroepen extra ondersteunen om hun communicatie rond de EUJD te verbeteren. De communicatiestrategie wordt bij voorkeur opgesteld onder gezamenlijke leiding van jongerenorganisaties, met een gemeenschappelijk EUJD-logo voor alle EUJD-acties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. |
36. |
Toereikende maatregelen nemen om zinvolle jongerenparticipatie op alle relevante beleidsterreinen mogelijk te maken, in overeenstemming met de activiteiten die tijdens het EJJ zijn verricht, teneinde op al deze terreinen een jongerenperspectief te bevorderen. Het jeugdbeleid moet bruggen slaan naar andere beleidsterreinen zodat de stem van kinderen en jongeren luider klinkt en er meer rekening mee wordt gehouden in andere sectoren. |
37. |
De monitoring van en de feedback over de resultaten van de EUJD verder ontwikkelen om de transparantie te vergroten en om zinvolle jongerenparticipatie te waarborgen in alle onderdelen en fasen van de besluitvormingsprocessen. |
38. |
Ondersteuning en gerichte middelen en methoden bieden om jongeren die doorgaans niet bij de EUJD betrokken zijn, ook kansarmere jongeren, te bereiken en voor te bereiden. Deze kunnen per geval worden afgestemd op de behoeften van specifieke groepen. Doel is eenvoudige communicatie-instrumenten ter beschikking te stellen om de EUJD en de rol van de Europese instellingen op een op jongeren afgestemde wijze toe te lichten, en de nodige ondersteuning te bieden tijdens het proces. |
39. |
In voorkomend geval op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau methoden en uitvoeringsinstrumenten ontwikkelen om werk te maken van de signalen en behoeften die de EUJD, de EU-jongerenconferenties en het EJJ aan het licht brengen. |
VERZOEKEN DE COMMISSIE, IN LIJN MET HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:
40. |
De Europese Jongerensite en andere toepasselijke communicatie-instrumenten op een op jongeren afgestemde wijze verder te ontwikkelen om de gebruikersvriendelijkheid en zichtbaarheid van de EUJD te verbeteren, en daarbij voort te bouwen op de goede praktijken van het EJJ en van de 9e EUJD-cyclus. |
41. |
De EU-jongerencoördinator verder te betrekken bij het integreren van jongerenparticipatie op alle relevante EU-beleidsterreinen, rekening houdend met de resultaten van het EJJ, en de EUJD meer zichtbaarheid te geven als instrument voor het integreren van jongerenparticipatie. |
EN NEMEN VOORTS NOTA VAN HET VOLGENDE:
42. |
Algemeen beschouwd is het thema “WE HEBBEN JONGEREN NODIG” een prioriteit voor het volgende voorzitterschapstrio (Spanje, België, Hongarije). |
43. |
Het is de bedoeling de EUJD tijdens de 10e cyclus te blijven ontwikkelen en versterken, rekening houdend met de resultaten, aanbevelingen, organisatie en evaluaties van de eerdere cycli. |
(1) Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, tot vaststelling van richtsnoeren over de governance van de EU-jongerendialoog – EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 189 van 5.6.2019, blz. 1).
(2) Eurofound (2021), “Impact of COVID-19 on young people in the EU”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg
(3) Het betreft de aanbevelingen die aan het einde van de 9e EUJD-cyclus tijdens de EU-jongerenconferentie van maart 2023 zijn geformuleerd. Zie de verdere ondersteunende samenvattingen van de aanbevelingen 1 tot en met 5 in bijlage II bij de bijlage.
(4) Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022) (PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1).
BIJLAGE I
REFERENTIES
— |
Bárta O., Moxon D. (2023). EUYD9 Implementation Phase Report. DOI: 10.5281/zenodo.7696299. |
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen (PB C 241 van 21.6.2021, blz. 3). |
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bevordering van het democratische bewustzijn en de democratische betrokkenheid van jongeren in Europa (PB C 415 van 1.12.2020, blz. 16). |
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over het bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu (PB C 159 van 12.4.2022, blz. 9). |
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het stimuleren van de intergenerationele dimensie in jeugdzaken om de dialoog en de sociale samenhang te bevorderen (PB C 495 van 29.12.2022, blz. 56). |
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken (PB C 501I van 13.12.2021, blz. 19). |
— |
Resolutie van de Raad over de gestructureerde dialoog en de toekomstige ontwikkeling van de dialoog met jongeren in het kader van beleid voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018 (PB C 189 van 15.6.2017, blz. 1). |
— |
Eurofound (2021), “Impact of COVID-19 on young people in the EU”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg. |
— |
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de resultaten van de 8e cyclus van de EU-jongerendialoog (PB C 504 van 14.12.2021, blz. 1). |
— |
Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1). |
— |
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de resultaten van de 7e cyclus van de EU-jongerendialoog – EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 212I van 26.6.2020, blz. 1). |
— |
Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, tot vaststelling van richtsnoeren over de governance van de EU-jongerendialoog – EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 189 van 5.6.2019, blz. 1). |
BIJLAGE II
ONDERSTEUNENDE SAMENVATTINGEN VAN DE AANBEVELINGEN VOOR DE SUBTHEMA'S 1 TOT EN MET 5 VAN DE 9E CYCLUS VAN DE EU-JONGERENDIALOOG:
De uitvoeringsfase van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog (EUJD) was gebaseerd op de vijf door de deelnemers aan de EU-jongerenconferentie in Straatsburg, Frankrijk, in januari 2022 gekozen subthema's. De uitvoeringsfase werd in februari en maart 2023 geanalyseerd. Dit leverde inzichten op in en resulteerde in de concrete invulling van de twee hoofdonderdelen van de uitvoeringsrapportage, te weten de waaier aan uitvoeringsactiviteiten en de geconstateerde gevolgen van de uitvoeringsactiviteiten van de 9e EUJD-cyclus. Het rapport over de uitvoeringsfase (1) diende als vertrekpunt voor de besprekingen tijdens de EU-jongerenconferentie in Växjö, Zweden, in maart 2023.
Deze bijlage bevat de ondersteunende samenvattingen van de aanbevelingen voor de subthema's 1 tot en met 5 van de cyclus die door de deelnemers aan de conferentie zijn opgesteld.
1. Voorlichting en opleiding
“Onze aanbeveling heeft tot doel betrouwbare en inclusieve informatie over duurzaamheid en klimaatverandering te waarborgen. Die gebruikersvriendelijke informatie, die toegankelijk is voor mensen van verschillende leeftijden/levensfasen, helpt ons een groener Europa tot stand te brengen. We moeten informatie over deze onderwerpen opnemen in alle vormen van zowel formele als niet-formele leerinhoud. Het is van belang dat we samen en van elkaar leren, en daarbij rekening houden met verschillende perspectieven, culturen en sociaal-economische achtergronden. Daarom is aandacht nodig voor klimaatrechtvaardigheid. Het is niet eerlijk dat jongeren te maken krijgen met de gevolgen van een beleid waar zij zelf niet voor hebben gekozen. Alle generaties moeten actief betrokken worden bij de voorlichting over klimaatverandering en over de oplossingen die nodig zijn.
Jongeren hebben vaardigheden, kennis en platformen nodig om zinvolle actie te ondernemen. Het is belangrijk het potentieel van niet-formeel onderwijs te benutten en de praktische voordelen ervan te erkennen. Het is de bedoeling de uitvoering interdisciplinair aan te pakken en we willen daarbij gebruikmaken van het potentieel en de kennis waarover jongerenorganisaties en -voorlichtingsdiensten nu al beschikken. Er zijn middelen nodig om leerkrachten naar behoren op te leiden en in staat te stellen hun rol te vervullen. Het betreft een organisch proces waarbij permanente evaluatie, monitoring en verbetering belangrijk zijn.”
2. Actie en empowerment
“Jongeren worden keer op keer voorbijgezien bij en uitgesloten van besluitvormingsprocessen die zeer bepalend zijn voor hun toekomst. Om hier iets aan te doen, dringen we aan op betere lokale participatiemechanismen van onderaf door jongeren, en vooral kansarmere jongeren, mondig te maken.
Hoewel er in sommige landen, zoals Finland, Estland en Zweden, al dergelijke [adviesorganen] bestaan, erkennen we de noodzaak van een Europees kader om efficiëntere modellen te creëren voor doeltreffende medebeslissingsprocedures tussen lokale jongeren en besluitvormers. Deze aanpak moet vanuit een duurzaam en intersectioneel perspectief worden gevolgd om de continuïteit van de procedures, alsook de inclusie van jongeren met verschillende achtergrond en levenservaringen te garanderen. Met een intersectionele aanpak wordt bedoeld dat één persoon het slachtoffer kan zijn van verschillende vormen van discriminatie en marginalisering tegelijk.
Deze organen worden samengesteld via democratische en door jongeren geleide procedures, waarbij de jongeren hun vertegenwoordigers kunnen kiezen. De procedure zelf en de logistiek errond kunnen een afspiegeling vormen van de respectieve lokale context. De leden van de organen treden voor, tijdens en na de lokale beleidsvormingsprocedures op als spreekbuis van de lokale jongeren.
Het is van cruciaal belang dat de lidstaten prioriteit geven aan de inclusie en de vertegenwoordiging van jongeren in besluitvormingsprocedures. Via onafhankelijke adviesorganen op lokaal niveau en door jongeren, en dan vooral kansarmere jongeren, mondig te maken, kunnen we iedereen een betere toekomst bieden.”
3. Bestuur
“Uit de raadplegingen tijdens de 9e EUJD-cyclus is gebleken dat jongeren ernstig twijfelen aan de doeltreffendheid van de beleidsvormingsmechanismen op het gebied van economie, sociale zaken en milieu. Ondanks de ambitie en de inspanningen om jongeren hierbij te betrekken, lijkt het jongeren weinig waarschijnlijk dat hun engagement politieke veranderingen teweeg zullen brengen.
Deze aanbeveling heeft tot doel ervoor te zorgen dat jongeren worden betrokken bij het gehele beleidsvormingsproces en dat hun stem wordt gehoord. Tegelijkertijd moeten jongeren follow-up en feedback krijgen over de maatregelen die beleidsmakers na participatieactiviteiten nemen, en moet publiekelijk verslag worden uitgebracht over de bereikte veranderingen of worden verantwoord waarom geen veranderingen zijn teweeggebracht binnen bepaalde termijnen. Dit zal op alle niveaus van beleidsvorming tot meer transparantie en verantwoordingsplicht leiden.
De aanbeveling draagt bij tot het versterken van de rol die jongerenorganisaties – waaronder lokale, regionale, nationale en Europese jeugdraden – spelen, tot het verbeteren van de EUJD, en tot het invoeren van instrumenten voor effectbeoordeling, zoals de jongerentoetsing. Dit maakt doelgerichtere beleidsmaatregelen mogelijk die resultaten opleveren, de ongelijkheidskloof helpen verkleinen en de huidige en toekomstige generaties ondersteunen.”
4. Mobiliteit en solidariteit
In het kader van het Europees Jaar van de Vaardigheden 2023 werd erop gewezen dat de mentaliteit van om- en bijscholing dringend moet worden bevorderd, aangezien dit bijdraagt tot duurzame groei en leidt tot een goed toegeruste sector van formeel onderwijs en een concurrerende arbeidsmarkt. Daarom raden we Europese jongeren ten stelligste aan deel te nemen aan vrijwilligers- en leermobiliteit als actief leerproces om verdere vaardigheden te ontwikkelen. Tegelijkertijd is er sprake van steeds meer wanbegrip, dit niet alleen bij jongeren maar ook bij beleidsmakers, bij instellingen voor formeel onderwijs en op de arbeidsmarkt. Dat zorgt ervoor dat dergelijke ervaringen of de vaardigheden die Europese jongeren hieruit kunnen ontwikkelen, niet naar waarde worden geschat.
De meeste jongeren maken geen gebruik van mobiliteit omdat ze niet over de nodige informatie beschikken, met taalbarrières te maken hebben, onvoldoende financiële middelen hebben of andere persoonlijke verplichtingen hebben. Er is dus behoefte aan op jongeren afgestemde en toegankelijke informatie uit een betrouwbare bron en er moet een algemene bewustmakingscampagne worden gevoerd zodat alle Europese jongeren op de hoogte zijn van deze mogelijkheden en onze samenleving inclusiever wordt, in lijn met jongerendoelstelling nr. 3.
De Europese Commissie moet een proces op gang brengen waarbij de lidstaten overgaan tot overleg om binnen een termijn van twee jaar nationale actieplannen op te stellen die erop gericht zijn vrijwilligers- en leermobiliteit toegankelijker te maken voor jongeren, met name voor jongeren met beperkte mogelijkheden. Daarnaast moeten de lidstaten, als onderdeel van hun actieplan, een kader tot stand brengen om tijdens korte en langdurige vrijwilligers- en leermobiliteiten verworven competenties en vaardigheden te erkennen en deze ervaringen aan te merken als gunstig voor hun werk en studies."
5. Toegang tot infrastructuur
"Er zijn weliswaar kortingen voor vervoer, maar door regionale verschillen blijft vervoer het dagelijkse leven van vele jongeren bemoeilijken, vooral in plattelandsgebieden, waar de vervoersvoorzieningen verouderd en/of ontoereikend zijn. Jongeren hangen af van vervoer voor hun studies, hun werk en hun dagelijkse leven. Om ons openbaar vervoer te bevorderen, moet het beschikbaar, betaalbaar en voor iedereen toegankelijk zijn. Waar jongeren gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, neemt de plattelandsvlucht af. Samen met het bevorderen van duurzame huisvesting in zowel landelijke als stedelijke gebieden, helpt dit de plattelandsbevolking in stand te houden omdat het verkeerscongestie tegengaat, hetgeen jongeren ertoe aanzet te blijven.
Het klimaatticket voor jongeren is een initiatief om een eenvoudig systeem op te zetten waarbij er voor jongeren op regionaal, nationaal en internationaal niveau toegankelijk en betaalbaar openbaar vervoer beschikbaar is. Wij geloven in een holistische benadering van sociale en ecologische duurzaamheid. Wij willen ook dat jongeren vaker voor duurzame reisopties kunnen kiezen, en dat de lidstaten op lange termijn duurzamere infrastructuur opbouwen en hun onderlinge mobiliteit en solidariteit vergroten.
Het EU-klimaatticket voor jongeren is een proefinitiatief waarbij wordt gewerkt aan een centraal digitaal platform op drie verschillende niveaus: regionaal, nationaal en internationaal. De eerste twee niveaus zouden facultatief zijn en enkel met de steun van de Europese Commissie worden toegepast in de lidstaten die daarvoor kiezen. Het internationale niveau zou EU-breed worden geharmoniseerd. Het platform zal de functie bieden om zich aan te passen aan de nationale prijzen en zal fungeren als forum om beste praktijken onder de aandacht te brengen. Wat duurzaam openbaar vervoer betreft, willen we dat jongeren erop vooruit gaan en niet louter overleven.
(1) Bárta O., Moxon D. (2023). EUYD9 Implementation Phase Report. DOI: 10.5281/zenodo.7696299.
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/14 |
Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de herziening van het werkplan 2022-2024 voor de EU-strategie voor jongeren
(2023/C 185/05)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:
1. |
De resolutie van de Raad over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: in de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 wordt de lidstaten en de Europese Commissie verzocht om, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, de EU-strategie voor jongeren in de hele EU en de lidstaten daadwerkelijk uit te voeren via concrete instrumenten, onder meer de EU-werkplannen voor jeugdzaken. |
2. |
De EU-strategie voor jongeren verloopt in driejarige werkperioden die elk twee voorzitterschapstrio’s beslaan. De prioriteiten en acties voor de respectieve werkperioden worden in de EU-werkplannen voor jeugdzaken gepresenteerd. Die plannen moeten stoelen op de leidende beginselen en prioriteiten van de jongerenstrategie, met aandacht voor jeugdvraagstukken in andere Raadsformaties en hun voorbereidende instanties op de betreffende beleidsgebieden. |
3. |
Het EU-werkplan dient als kompas en is voor de lidstaten, de Commissie en alle belanghebbenden richtinggevend voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de EU-strategie voor jongeren. |
4. |
De prioriteiten en acties van het driejarige werkprogramma moeten in de eerste helft van 2023 worden herzien zodat de Raad en de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, dit programma vóór eind juni 2023 kunnen goedkeuren. |
NEMEN NOTA VAN HET VOLGENDE:
5. |
De Raad stelt het onderhavige EU-werkplan vast op basis van voorlopige informatie die hij heeft ontvangen van de voorzitterschapstrio’s bestaande uit de volgende landen: Frankrijk, Tsjechië en Zweden, evenals Spanje, België en Hongarije. |
6. |
De Commissie kan de in dit werkplan opgenomen acties van de lidstaten ondersteunen en aanvullen, met name door samenwerking te bevorderen, de mobiliteit van jongeren en jeugdwerkers te ondersteunen en de deelname van jongeren aan het democratische leven aan te moedigen. De instrumenten die zijn ontwikkeld ter ondersteuning van de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren, kunnen indien nodig worden ingezet. Het gaat daarbij onder meer om de EU-jongerendialoog, het EU-jeugdstrategieplatform, de Europese Jongerensite, de EU-jongerencoördinator en activiteiten in het kader van wederzijds leren (deskundigengroepen, peer-learningactiviteiten en collegiaal advies). Dit wordt ondersteund door regelmatige updates van de toekomstige nationale actieplanners, de jongerenwiki, jeugdindicatoren, enquêtes, studies en onderzoek. Voorts wordt de ondersteuning versterkt door middel van partnerschappen en samenwerking met andere internationale organisaties, met name de Raad van Europa, en programma’s op het gebied van jeugdzaken (met name Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps). |
7. |
Een bijzonder hoogtepunt van dit werkplan is het Europees Jaar van de Jeugd 2022. De resultaten ervan zullen worden gehandhaafd, bevorderd en versterkt, aangezien de evaluatie van het Europees Jaar van de Jeugd zal worden gebruikt om het plan in de toekomst te verbeteren en te versterken. Het initiatief zal jongeren verder stimuleren om de ontwikkeling van de Unie en de samenleving als geheel te helpen vormgeven, onder meer in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa en het Nieuw Europees Bauhaus-initiatief. Het zal leiden tot meer besef van de toekomstmogelijkheden voor jongeren en van de steun die hun wordt geboden op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau. |
BIJLAGE
Herziening van het werkplan 2022-2024 voor de EU-strategie voor jongeren (1)
FR, CZ en SE Algemeen thema: “Samen werken aan een duurzaam en inclusief Europa” Europese jongerendoelstellingen #3 INCLUSIEVE SAMENLEVINGEN en #10 DUURZAAM GROEN EUROPA |
|||||||||||
Datum |
Werkmethode/instrument |
Indicatief streefdoel en resultaten |
Verwante jongerendoelstellingen |
Verband met de Europese jeugdwerkagenda (2) |
Voorgesteld door |
||||||
2022 (1e helft) |
Conclusies van de Raad over het bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu (5 april 2022) |
Goedkeuring door de Raad Beleidsmakers en belanghebbenden in de jeugdsector aanmoedigen om rekening te houden met de standpunten van jongeren en hun een rol te laten spelen in overheidsbeleid en -programma's met betrekking tot duurzame ontwikkeling en bestrijding van klimaatverandering |
Duurzaam groen Europa |
punt 10, a) |
FR |
||||||
2022 (1e helft) |
Aanbeveling van de Raad betreffende mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (5 april 2022) |
Aanneming door de Raad Actualisering van de aanbeveling van de Raad over de mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie, die in 2008 onder het Franse voorzitterschap van de EU is goedgekeurd om vrijwilligerswerk voor jongeren in een periode na een pandemie te vergemakkelijken |
Ruimte en participatie voor iedereen De EU dichter bij jongeren brengen Jongerenorganisaties en Europese programma's |
|
FR, (COM) |
||||||
2022 (1e helft) |
Europese jongerenconferentie (Straatsburg, 24-26 januari 2022) |
Europese jongerenconferentie |
Inclusieve samenlevingen Duurzaam groen Europa |
|
FR, COM |
||||||
2022 (1e helft) |
Informele bijeenkomst van de ministers van Jeugdzaken en Onderwijs: “For a greener and more sustainable Europe” (Voor een groener en duurzamer Europa) (Straatsburg, 27 januari 2022) |
Uitwisseling van beste praktijken Deelname van jongerenvertegenwoordigers uit elke lidstaat om de stem van de jeugd te horen Betrekken van jongeren bij vraagstukken over duurzame ontwikkeling |
Duurzaam groen Europa |
punt 10, a) |
FR |
||||||
2022 (1e helft) |
Informele vergadering van directeuren-generaal voor Jeugdzaken (Bordeaux, 5-6 mei 2022) |
Thema's:
|
De EU dichter bij jongeren brengen |
|
FR |
||||||
2022 (1e helft) |
Seminar over de deelname van jongeren aan het Europese project: “Bringing Europe to Life: For and together with young people” (Europa tot leven brengen: voor en samen met jongeren) (Straatsburg, 9-10 juni 2022) |
Uitwisseling van beste praktijken tussen deskundigen op het gebied van jongerenparticipatie Follow-up van de 8e cyclus en van de Conferentie over de toekomst van Europa |
Ruimte en participatie voor iedereen De EU dichter bij jongeren brengen |
punt 10, e) |
FR |
||||||
2022 (2e helft) |
Conclusies van de Raad over het stimuleren van de intergenerationele dimensie in jeugdzaken om de dialoog en de sociale samenhang te bevorderen (28 november 2022) |
Goedkeuring door de Raad De zorgpunten van de jongeren van vandaag en van de toekomstige generaties systematischer in de beleidsvorming integreren Beter doen inzien dat het van belang is de intergenerationele dialoog te stimuleren ter aanmoediging van solidariteit tussen de generaties en grotere rechtvaardigheid met het oog op een sterk, veerkrachtig, groen en inclusief Europa |
Inclusieve samenlevingen |
|
CZ |
||||||
2022 (2e helft) |
EU-jongerenconferentie (Praag, 11-13 juli 2022) |
EU-jongerenconferentie |
Inclusieve samenlevingen Duurzaam groen Europa |
|
CZ, COM |
||||||
2022 (2e helft) |
Informele vergadering van directeuren-generaal voor Jeugdzaken: Verbanden tussen niet-formeel leren en formeel onderwijs op jeugdgebied: respons van jeugdwerk op het leerverlies als gevolg van COVID-19 en op de onderwijsbehoeften van Oekraïense vluchtelingen (Praag, 19-20 september 2022) |
Uitwisseling van beste praktijken |
Inclusieve samenlevingen |
|
CZ |
||||||
2022 (2e helft) |
“Claim the Future” (De toekomst claimen) (slotconferentie van het Europees Jaar van de Jeugd, Brussel, 6 december 2022) |
Bespreking van de resultaten van het Europees Jaar van de Jeugd |
Geestelijke Gezondheid en Geestelijk Welzijn Hoogwaardig leren |
|
CZ, COM, EP |
||||||
2023 (1e helft) |
EU-jongerenconferentie (Växjö, 20-22 maart 2023) |
Samenvatting en conclusies van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog Beschouwingen over de EU-jongerendialoog als proces |
Inclusieve samenlevingen Ruimte en participatie voor iedereen Duurzaam groen Europa |
|
SE, COM |
||||||
2023 (1e helft) |
Informele vergadering van directeuren-generaal voor Jeugdzaken (Växjö, 22-23 maart 2023) |
Beschouwingen over de EU-jongerendialoog als proces Bespreking over governance en uitvoering van het jeugdbeleid en de resultaten van de EU-jongerenconferentie Uitwisseling beste praktijken |
Inclusieve samenlevingen Ruimte en participatie voor iedereen |
|
SE |
||||||
2023 (1e helft) |
Conclusies van de Raad over de sociale dimensie van een duurzaam Europa voor jongeren (mei 2023) |
Goedkeuring door de Raad Beleidsaanbevelingen over de sociale dimensie van een duurzaam groen Europa, waarbij de integratie van de stem en de ideeën van alle jongeren over duurzame ontwikkeling worden bevorderd |
Duurzaam groen Europa Inclusieve samenlevingen |
punt 10, a), punt 26 |
SE |
||||||
2023 (1e helft) |
Resolutie van de Raad over de resultaten van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog (mei 2023) |
Goedkeuring door de Raad Samenvatting, bespreking en evaluatie van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog. Verbeteren van de informatieverstrekking aan gemarginaliseerde jongeren en verder ontwikkelen van het proces/de governance van de EU-jongerenconferentie en de EU-jongerendialoog met het oog op meer inclusie en betere feedback |
Duurzaam groen Europa Inclusieve samenlevingen Informatie en constructieve dialoog Ruimte en participatie voor iedereen |
|
SE |
||||||
2023 (1e helft) |
Herziening van de resolutie van de Raad over het werkplan 2022-2024 voor de EU-strategie voor jongeren (mei 2023) |
Goedkeuring door de Raad Herziening van de resolutie van de Raad over het werkplan 2022-2024 voor de EU-strategie voor jongeren |
Inclusieve samenlevingen |
|
SE |
||||||
2023 (1e helft) |
Conferentie over de integratie van het jeugdbeleid in andere beleidsterreinen (Brussel, 19 juni 2023) |
Conferentie van het voorzitterschap over het resultaat van het Europees Jaar van de Jeugd, doelstelling 4: integratie van het jeugdbeleid |
Informatie en constructieve dialoog Ruimte en participatie voor iedereen De EU dichter bij jongeren brengen |
|
SE |
ES, BE en HU Algemeen thema: “WE HEBBEN JONGEREN NODIG” Europese jongerendoelstelling # 3 INCLUSIEVE SAMENLEVINGEN (3) |
|||||
Datum |
Werkmethode/instrument |
Indicatief streefdoel en resultaten |
Verwante jongerendoelstellingen |
Verband met de Europese jeugdwerkagenda |
Voorgesteld door |
2023 (2e helft) |
Conclusies van de Raad ter bevordering van een Europese jeugdagenda, waarbij de volledige uitoefening van de rechten van jongeren wordt gewaarborgd en deze in het middelpunt van het Europese engagement worden geplaatst |
Goedkeuring door de Raad Bijdragen aan de definitie van een Europese agenda voor jongerenrechten De rechten van jongeren versterken Bijdragen aan het definiëren van de problemen waarmee jongeren worden geconfronteerd Bijdragen aan de ontwikkeling van beleid dat gericht is op meer rechten en dat een volwaardig leven zonder geweld waarborgt |
Inclusieve samenlevingen |
|
ES |
2023 (2e helft) |
Informele zitting van de ministers van Jeugdzaken, Universiteiten en Onderwijs |
Uitwisseling van beste praktijken Een Europese agenda ontwikkelen waarin jongeren centraal staan |
Inclusieve samenlevingen |
|
ES |
2023 (2e helft) |
(evt.) Resolutie van de Raad over de doelstelling van de herziening van de programma’s Erasmus+ Jeugd en het Europees Solidariteitskorps om de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren te bevorderen |
Goedkeuring door de Raad Reflectie over en evaluatie van de jeugdprogramma's, doelstellingen en acties. Kans voor solidariteit. Reflectie over het meerjarenkader |
Inclusieve samenlevingen |
|
ES (COM) |
2023 (2e helft) |
EU-jongerenconferentie (Alicante, 2-4 oktober 2023) |
Thema te kiezen uit de tijdens de conferenties/seminars in kaart gebrachte thema’s |
Inclusieve samenlevingen |
|
ES, COM |
2023 (2e helft) |
Informele vergadering van directeuren-generaal voor Jeugdzaken (Alicante, 4-5 oktober 2023) |
|
|
|
ES |
2024 (1e helft) |
(evt.) Vergadering van de directeuren-generaal over jeugdzaken en uitwisseling op hoog niveau met de directeuren van de nationale agentschappen |
Tussentijdse evaluatie van de EU-strategie voor jongeren 2019-2027; beschouwingen over Erasmus+ 2021-2027 – onderdeel Jeugd en het Europees Solidariteitskorps 2021-2027 |
Alle jongerendoelstellingen |
punt 13, a) Empoweren/kwaliteit, innovatie, erkenning punt 36 |
COM en BE |
2024 (1e helft) |
(evt.) Conclusies van de Raad over “niemand achterlaten” (voorlopige titel) |
Goedkeuring door de Raad Conclusies van de Raad over “niemand achterlaten: de weg effenen voor de sociale inclusie van alle jongeren” (4) |
Inclusieve samenlevingen |
punt 3, punt 4, punt 5, punt 6, punt 10, d), punt 13, b), punt 16, punt 19, punt 20, punt 21, punt 22, punt 33, punt 34 |
BE |
2024 (1e helft) |
(evt.) Conferentie over inclusieve samenlevingen voor jongeren |
EU-jongerenconferentie |
Inclusieve samenlevingen |
punt 3, punt 4, punt 5, punt 6, punt 10, d), punt 13, b), punt 16, punt 19, punt 20, punt 21, punt 22, punt 33, punt 34 |
BE |
2024 (1e helft) |
(evt.) Conferentie over jeugdwerk (5) (met vooral aandacht voor het lokale niveau en democratie: hier doen jongeren gewoonlijk hun eerste ervaring met jeugdwerk op en op lokaal niveau vindt gewoonlijk het meeste jeugdwerk plaats) |
Beleidsaanbevelingen Compendium van beste praktijken Afstemming op de Europese jeugdwerkagenda/het “proces van Bonn” In samenwerking met “Europe goes local” and “Democracy reloading” In “Wegwijzers voor de toekomst” onder de titel “jeugdwerkaanbod” wordt als eerste van drie punten “een lokaal jeugdwerkaanbod” afgebakend. In de slotverklaring van de derde Europese Jeugdwerkconventie (blz. 7) wordt gesteld dat “een basisaanbod jeugdwerk een duidelijke strategie [moet] omvatten om de sociale inclusie en diversiteit van de deelnemende jongeren te vergroten” (6). |
Jongerenorganisaties en Europese Programma's Inclusieve samenlevingen |
punt 3, punt 8, punt 10, a), punt 10, c), punt 10, e), punt 13, b), punt 13, c), punt 14, punt 16, punt 17, punt 18, punt 19, punt 20, punt 21, punt 22, punt 23, punt 24, punt 25, punt 27, punt 34, punt 38, punt 39 |
BE |
2024 (1e helft) |
(evt.) Resolutie van de Raad over jeugdwerkbeleid in een nieuw Europa |
Goedkeuring door de Raad (evt.) Beleidsaanbevelingen over de rol van jeugdwerk in op kinderen en jongeren afgestemde steden en de rol van de openbare ruimte (bv. lokaal jeugdwerk en op jongeren afgestemde steden) Uitwisseling van beste praktijken met het label “op jongeren afgestemde steden” en Europese jongerenhoofdsteden op de volgende gebieden: “openbare ruimten voor jongeren”, “het recht om te spelen” en het verband met formeel, niet-formeel en informeel leren met het oog op een “Europese kennisruimte” |
Alle jongerendoelstellingen |
punt 3, punt 8, punt 10, a), punt 10, c), punt 10, e), punt 13, b), punt 13, c), punt 14, punt 16, punt 17, punt 18, punt 19, punt 20, punt 21, punt 22, punt 23, punt 24, punt 25, punt 27, punt 34, punt 38, punt 39 |
BE |
2024 (1e helft) |
(evt.) Seminar over de evaluatie en actualisering van de Europese en internationale agenda’s betreffende kinderen, jongeren en de rechten van kinderen |
Evaluatie en aanbevelingen Actualisering van de Raadsconclusies Bespreking van het thema “het recht om te spelen” en het verband met formeel, niet-formeel en informeel leren |
Informatie en constructieve dialoog |
|
BE (en evt. COM) |
2024 (1e helft) |
Europese jongerenhoofdstad |
Het Belgische voorzitterschap zal de rol van Gent als Europese jongerenhoofdstad 2024 benadrukken |
|
punt 10, c), punt 39 |
BE |
2024 (2e helft) |
(evt.) Resolutie van de Raad over de 10e cyclus van de EU-jongerendialoog |
Goedkeuring door de Raad |
Ruimte en participatie voor iedereen |
punt 1, punt 2, punt 6, punt 21, punt 22 |
HU |
2024 (2e helft) |
(evt.) Conclusies van de Raad over het scheppen van voorwaarden die jongeren in staat stellen zich in plattelandsgebieden te ontplooien |
Goedkeuring door de Raad |
Plattelandsjongeren vooruithelpen |
punt 1, punt 2, punt 5, punt 13, d), punt 21, punt 26 |
HU |
2024 (2e helft) |
Conferentie over de prioriteiten van het voorzitterschapstrio/open coördinatiemethode |
EU-jongerenconferentie en vergadering van directeuren-generaal Eindresultaat van de cyclus van de EU-jongerendialoog onder het voorzitterschapstrio ES-BE-HU |
Inclusieve samenlevingen Ruimte en participatie voor iedereen Plattelandsjongeren vooruithelpen |
punt 1, punt 2, punt 6, punt 13, b), punt 19, punt 21 |
HU |
2024 (2e helft) |
(evt.) Informele bijeenkomst van de ministers van Jeugdzaken |
Uitwisseling van beste praktijken |
Inclusieve samenlevingen Plattelandsjongeren vooruithelpen |
|
HU |
2024 (2e helft) |
(Conferentie) Evenement om de eerste tien cycli van de (gestructureerde) EU-jongerendialoog samen te vatten, te bespreken en te evalueren |
Overzicht van de tien cycli van de (gestructureerde) EU-jongerendialoog |
Ruimte en participatie voor iedereen Informatie en constructieve dialoog |
punt 1, punt 2, punt 6, punt 26 |
HU, ES, BE, (evt. COM) |
2024 (2e helft) |
(Seminar) Middelen voor het scheppen van voorwaarden die jongeren in staat stellen zich in plattelandsgebieden te ontplooien |
Uitwisseling van beste praktijken op intersectoraal en interinstitutioneel niveau Aanbevelingen formuleren |
Plattelandsjongeren vooruithelpen Ruimte en participatie voor iedereen Jongerenorganisaties en Europese jeugdprogramma's Hoogwaardig leren |
punt 1, punt 5, punt 11, punt 13, a), punt 24, punt 33, punt 37 |
HU (en evt. COM) |
(1) Samengesteld door het Sloveense voorzitterschap, gebaseerd op “Mogelijke acties voor een toekomstig EU-jeugdwerkplan 2019-2021” (ST 9264/18 ADD 1 (EN)) van de Commissie en de informatie die de voorzitterschapstrio's FR-CZ-SE en ES-BE-HU in 2023 hebben geactualiseerd.
(2) Zie Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het kader voor het instellen van een Europese jeugdwerkagenda (2020/C 415/01).
(3) Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (2018/C 456/01).
(4) Mogelijke stap voorwaarts op het gebied van sectoroverschrijdende samenwerking met de sociale sector en de sectoren werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid enz. Ondersteunende achtergronddocumenten aangevraagd bij de “Pool of European Youth Researchers” (Pool van Europese jeugdonderzoekers - PEYR).
(5) Tijdens de Europese conferentie zullen ook het thema “het recht om te spelen” en het verband met formeel, niet-formeel en informeel leren worden besproken.
(6) In nauwe samenwerking met het partnerschap tussen de Europese Commissie en de Raad van Europa op het gebied van jeugdzaken en de praktijkgemeenschap inzake de Europese jeugdwerkagenda. Ook aan de PEYR steun gevraagd.
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/21 |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de sociale dimensie van een duurzaam Europa voor jongeren
(2023/C 185/06)
DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:
1. |
De Europese jongerendoelstellingen nr. 3 en nr. 10, als gehecht aan de EU-strategie voor jongeren, getiteld “Inclusieve samenlevingen” en “Duurzaam groen Europa”, hebben tot doel de inclusie van alle jongeren in de samenleving mogelijk te maken en te garanderen en een samenleving tot stand te brengen waarin alle jongeren zich actief voor het milieu inzetten, milieueducatie krijgen en een verschil kunnen maken in hun dagelijks leven (1). |
2. |
Jongeren zijn krachtige aanjagers (2) van verandering en innovatie en essentiële partners bij het uitvoeren van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en andere multilaterale overeenkomsten en instrumenten, waaronder de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering (3) en de Europese Green Deal (4). Voorts wordt het beginsel dat niemand wordt achtergelaten, herhaald in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN (5). Volgens het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind heeft ieder kind het recht om vrijelijk zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen (6). Jongeren zijn gerechtigd op zinvolle wijze deel te nemen aan de ontwikkeling, de uitvoering, de monitoring, de evaluatie en de follow-up van beleid dat hen en de samenleving in het algemeen raakt (7). |
3. |
De erkenning van de intergenerationele dialoog en verantwoordelijkheid als hoeksteen van deugdelijke beleidsvorming (8), de erkenning van de cruciale rol van jongeren in milieuacties en het belang van het benadrukken van de vooruitgang die is geboekt bij het bevorderen van de zinvolle betrokkenheid van jongeren (9). |
4. |
Het Europees Jaar van de Jeugd 2022 (10) heeft een impuls gegeven om jongeren, met inbegrip van kansarme jongeren, in staat te stellen en te ondersteunen bij het verwerven van pertinente kennis en competenties om actieve en geëngageerde burgers en aandrijvers van verandering te worden. Tijdens de slotconferentie “Claim the Future” van het Europees Jaar van de Jeugd van 6 december 2022 herhaalden beleidsmakers en belanghebbenden in jeugdzaken hun gezamenlijke toezegging om een jeugdperspectief in de beleidsvorming te integreren en hun deelname aan beleidsvormingsprocessen te vergroten. Er werd ook aangedrongen op meer aandacht voor preventieve gezondheidszorg, de bestrijding van geestelijke gezondheidsproblemen en eenzaamheid en meer deelname aan georganiseerde sportactiviteiten. |
ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:
5. |
Het aanpakken van de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling (11) is van cruciaal belang om kwetsbare groepen in de samenleving mondiger te maken. Kwesties op het gebied van duurzame ontwikkeling zijn intersectioneel. Sociaal-economische en democratische uitsluiting gaan hand in hand, wat van invloed is op de mate waarin jongeren kunnen deelnemen aan acties voor duurzame ontwikkeling. Bij het tot stand brengen van eerlijke, duurzame en inclusieve ontwikkeling door middel van democratische processen moet rekening worden gehouden met alle perspectieven en meningen, via de beginselen van vrije meningsuiting en persvrijheid en door middel van inclusieve processen op alle niveaus. |
6. |
De groep die we definiëren als “jongeren” bestaat uit een veelheid aan identiteiten, met verschillende vaardigheden, behoeften, wensen, middelen en belangen, die met uiteenlopende uitdagingen en kansen worden geconfronteerd en verschillende onderwijskundige, culturele, geografische, economische en sociale achtergronden hebben. Deze verschillen zijn van invloed op hun belangen, mogelijkheden en vermogen om deel te nemen aan acties voor duurzame ontwikkeling en het milieu. |
7. |
Factoren zoals verschillen in bevolkingsdichtheid en demografische structuur, d.w.z. tussen stedelijke, plattelands- en afgelegen gebieden, perifere, minder ontwikkelde en ultraperifere gebieden, zijn ook van invloed op de toegankelijkheid en beschikbaarheid van duurzame infrastructuur voor jongeren. |
8. |
De COVID-19-pandemie, de energiecrisis als gevolg van de aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne, en de klimaatcrisis hebben de ongelijkheid in onze samenlevingen aan het licht gebracht, aangezien de crises groepen jongeren anders en sommige groepen onevenredig hebben getroffen. De ongelijke toegang tot mensenrechten voor kansarme jongeren, zoals toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, is tijdens deze crises nog duidelijker geworden. Voorwaarden zoals geestelijke en lichamelijke gezondheid, leef- en huisvestingsomstandigheden, toegang tot formeel, niet-formeel en informeel leren, arbeidskansen en vrijetijdsactiviteiten zijn van cruciaal belang voor de veerkracht van jongeren en hun mogelijkheden om duurzaam te leven. |
9. |
Democratie en mensenrechten zijn onlosmakelijk verbonden met duurzame ontwikkeling, aangezien de klimaatverandering onevenredige gevolgen heeft voor gemarginaliseerde groepen in kwetsbare situaties. Mensen met de minste middelen hebben het meeste moeite om zich aan te passen aan klimaatgerelateerde veranderingen (12) en mensen die met armoede worden bedreigd, lopen een groter risico op blootstelling aan vervuiling en milieuproblemen (13). Bovendien kunnen jongeren die op verschillende manieren afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen om te werken, te leven of deel te nemen aan hun culturele tradities, negatieve gevolgen ondervinden van de klimaatverandering op een manier die hun vermogen om hun eigen leven vorm te geven in gevaar brengt (14). |
ZIJN HET VOLGENDE VAN MENING:
10. |
Alle jongeren moeten goede levensomstandigheden en werkgelegenheidsperspectieven hebben, alsook het vermogen om hun leven vorm te geven en invloed uit te oefenen op de beleidsvorming en de ontwikkeling van de samenleving. Jongeren zijn een van de sterktes van onze samenleving. Ook zijn zij mensen met rechten als individu, en een drijvende kracht van verandering (15). |
11. |
De kennis, perspectieven en ervaringen van jongeren dragen bij tot doelgerichtere politieke beslissingen en zijn waardevolle hulpmiddelen in het democratische proces. Het jeugdbeleid moet een tweeledige aanpak volgen door rechtstreeks met en voor jongeren initiatieven van jongeren te ontwikkelen en te formuleren door middel van actieve en zinvolle participatie van jongeren, en door het jeugdbeleid in alle beleidsgebieden te integreren. |
12. |
Het jeugdbeleid van de EU, met inbegrip van de EU-jongerendialoog, moet bijdragen tot de totstandbrenging van een samenleving voor alle huidige en toekomstige generaties waarin de grootste uitdagingen in verband met sociale kwesties zoals armoede, onvrijwillige eenzaamheid (16), geestelijke gezondheid, duurzame ontwikkeling en klimaatverandering worden besproken en opgelost, zonder de mondiale situatie te verslechteren. |
13. |
Het vergroten van de sociale inclusie van alle jongeren is noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de onderling verbonden mondiale uitdagingen waarmee de wereld wordt geconfronteerd en om jongeren te ondersteunen bij het verwerven van de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn om duurzamer te leven en zowel individueel als collectief bij te dragen aan een duurzamere samenleving. De EU-jongerenprogramma’s Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps, alsook andere bestaande EU- en nationale regelingen en activiteiten op het gebied van vrijwilligerswerk of burgerdiensten, en initiatieven voor burgerparticipatie, kunnen daartoe nuttige instrumenten zijn. |
14. |
Alle jongeren moeten toegang hebben tot geverifieerde empirisch onderbouwde informatie en gegevens, die op een voor jongeren toegankelijke manier en in meerdere talen zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat alle jongeren de informatie kunnen verwerken, duurzaam gedrag kunnen ontwikkelen, en hun rol als aanjagers van verandering en als geïnformeerde burgers kunnen uitbouwen. |
BENADRUKKEN HET VOLGENDE:
15. |
Het mondiale karakter van uitdagingen zoals de COVID-19-pandemie, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies noopt tot een zo breed mogelijke samenwerking op alle niveaus, waarbij zinvolle en doeltreffende jongerenparticipatie wordt gewaarborgd. |
16. |
De noodzaak om jongeren meer te betrekken bij het beleid voor duurzame ontwikkeling op alle niveaus om het potentieel en de creativiteit van jongeren te benutten, in het besef dat het investeren in jongeren een sterke hefboom is voor een duurzame toekomst. Dialoog over ethische en sociale kwesties in verband met duurzame ontwikkeling, zowel onder jongeren als tussen generaties in de samenleving, bijvoorbeeld door middel van een intergenerationele dialoog, is van essentieel belang om de hoop te vergroten en begrip en respect voor verschillende perspectieven en realiteiten te creëren. |
17. |
Veel jongeren in Europa zijn zich bewust van hun bezorgdheid over duurzaamheid en milieukwesties, en zetten zich daarvoor in. Tegelijkertijd zijn er jongeren die niet betrokken zijn bij maatschappelijke kwesties. De mate van inzet en betrokkenheid varieert van jongere tot jongere, afhankelijk van verschillende factoren, zoals toegang tot informatie, opleidingsachtergrond, sociaal-economische status of geografische locatie. Verschillende groepen jongeren hebben verschillende vormen van aanmoediging en ondersteuning nodig om deel te nemen aan de ontwikkeling van de samenleving. Daarom moet een holistische aanpak worden gevolgd en moeten inclusieve en participatieve acties worden ontwikkeld bij de aanpak van kwesties als duurzame ontwikkeling, mensenrechten, gendergelijkheid, gelijke kansen, sociale rechtvaardigheid en klimaatverandering. |
18. |
Jongerenorganisaties, jeugdwerk en andere niet-formele en informele leeractiviteiten zijn belangrijk voor het verstrekken van informatie en ondersteuning aan jongeren die buiten de formele structuren vallen en vormen vaak een aanvulling op de diensten van overheidsinstanties op alle niveaus. |
WIJZEN OP:
19. |
de boodschap van de deelnemers aan de EU-jongerenconferentie van maart 2023 over het belang van betrouwbare, toegankelijke en gebruiksvriendelijke informatie voor jongeren en toegang tot zowel formeel als niet-formeel onderwijs over duurzaamheid en klimaatverandering; alsook op hun boodschap dat het belangrijk is gebruik te maken van intergenerationele en interdisciplinaire benaderingen om jongeren mondiger te maken door hen de nodige informatie, kennis en instrumenten te verschaffen over hoe zij betrokken kunnen worden bij duurzame en inclusieve praktijken. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN OM OP DE PASSENDE NIVEAUS:
20. |
te voorzien in toegankelijke, duurzame structuren voor meerlagig bestuur (17) en kansen voor jongerenorganisaties en jongeren, met inbegrip van ondervertegenwoordigde groepen jongeren, in overeenstemming met de bestaande beste praktijken, zoals de gedragscode voor civiele participatie aan het besluitvormingsproces van de Raad van Europa (18), om zinvolle betrokkenheid mogelijk te maken en toegankelijke mechanismen te vergemakkelijken teneinde feedback te geven en dergelijke processen te evalueren; |
21. |
onderwijsmogelijkheden voor jeugdwerkers te bevorderen om de nodige kennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen om kwesties in verband met sociale inclusie en duurzame ontwikkeling in hun praktijken op niet-formele wijze aan te pakken; |
22. |
de ontwikkeling van opleidings- en professionele leermogelijkheden voor opvoeders (19), met inbegrip van jeugdwerkers, aan te moedigen om alle jongeren beter te informeren, op te leiden en mondiger te maken op het gebied van duurzame ontwikkeling, zodat jongeren de kans krijgen geïnformeerde en duurzame keuzes te maken in het dagelijks leven, en om hen bij besluitvormingsprocessen te betrekken; |
23. |
prioriteit te geven aan geestelijke gezondheid en welzijn onder jongeren – met name door geestelijke gezondheidsproblemen te erkennen als een van de belangrijkste gezondheidsproblemen voor jongeren (20) – door op kennis gebaseerde bevordering van geestelijke gezondheid, kennis inzake geestelijke gezondheid en preventie in verschillende contexten te versterken via sectoroverschrijdende benaderingen en door billijke toegang tot hoogwaardige gezondheidsdiensten die geïntegreerd, veilig en mensgericht zijn, te bevorderen en te ontwikkelen, teneinde de gezondheid, het welzijn en de levenskwaliteit van jongeren te verbeteren en zo de kracht en veerkracht van de samenleving als geheel te vergroten; |
24. |
te overwegen een op rechten gebaseerd jongerenperspectief (21) toe te passen op beleidsmaatregelen voor duurzame infrastructuur, met name met betrekking tot betaalbaar en toegankelijk openbaar vervoer en huisvesting, teneinde alle jongeren duurzame en groene opties te bieden; |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE OM, MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, OP HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN OP DE PASSENDE NIVEAUS:
25. |
rekening te houden met de resultaten van de 9e cyclus van de EU-jongerendialoog bij het ontwerpen en uitvoeren van toekomstig beleid op het gebied van sociale inclusie en duurzame ontwikkeling; |
26. |
ervoor te zorgen dat alle jongeren toegang hebben tot hun rechten overeenkomstig internationale verklaringen en verdragen door een op rechten gebaseerd jongerenperspectief te hanteren bij het ontwerpen, uitvoeren, monitoren en evalueren van maatregelen die jongeren op alle niveaus aangaan. Het is belangrijk dat besluitvormers kunnen beschikken over de nodige bevoegdheden en toegang tot passende instrumenten om inclusieve en participatieve besluitvormingsprocessen tot stand te brengen; |
27. |
verder onderzoek en analyse te ondersteunen, met behulp van bestaande instrumenten zoals de jongerenwiki (22), en uitgesplitste gegevens te verzamelen over hoe sociale uitsluiting en klimaatverandering zich verhouden tot de geestelijke gezondheid, het welzijn en de levensomstandigheden van jongeren, rekening houdend met de mogelijke behoefte aan nieuwe indicatoren en monitoringmechanismen om de impact van sociale uitsluiting en klimaatverandering te meten; |
28. |
de toegankelijkheid van verschillende participatiemechanismen, zoals jeugdraden, hoorzittingen met jongeren en participatieve conferenties, met inbegrip van de EU-jongerendialoog, alsook digitale instrumenten voor participatie te verbeteren, door ervoor te zorgen dat ze gericht zijn op de bezorgdheden van verschillende groepen jongeren in de samenleving, met inbegrip van niet-vertegenwoordigde en ondervertegenwoordigde groepen jongeren, teneinde deel te nemen aan en een leidende rol te spelen in deze mechanismen; |
29. |
gebruik te maken van het volledige potentieel van het Erasmus+-programma, het Europees Solidariteitskorps en het ESF+, indien van toepassing met inbegrip van het ALMA-initiatief, om kansen te creëren voor inclusievere en duurzamere projecten en mobiliteitsacties, waaronder hybride mobiliteit, voor alle jongeren. Bijzondere nadruk moet worden gelegd op de participatie van kansarme jongeren; |
VERZOEKEN DE EUROPESE COMMISSIE OM IN OVEREENSTEMMING MET HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:
30. |
te zorgen voor voorlichtingsacties op de lange termijn op Europees niveau, onder meer via de Europese Jongerensite en andere toepasselijke informatie-instrumenten, op een jongerenvriendelijke, inclusieve, meertalige en toegankelijke manier met betrekking tot het beleid en de programma’s van de EU inzake duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, alsook met betrekking tot participatieprocessen binnen de Europese instellingen; |
31. |
de mogelijkheden voor peer-learningactiviteiten op het gebied van duurzaamheid en inclusie te vergemakkelijken; |
32. |
een sectoroverschrijdende aanpak en synergieën met andere initiatieven zoals de “Onderwijs voor klimaat-coalitie”, de aanbeveling van de Raad betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling (23) en het “Nieuw Europees Bauhaus” verder te bevorderen en te ondersteunen. |
(1) Bijlage 3 bij de resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1).
(2) Conclusies van de Raad over een alomvattende aanpak om de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te versnellen – Een betere wederopbouw na de COVID-19-crisis (doc. 9850/21).
(3) Verenigde Naties, Overeenkomst van Parijs, 2015.
(4) Europese Commissie, Mededeling van de Commissie, “De Europese Green Deal”, COM(2019) 640 final.
(5) Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling; Algemene Vergadering van de VN, A/RES/70/1.
(6) Verenigde Naties, Verdrag inzake de rechten van het kind. Resolutie 44/25 van de Algemene Vergadering van de VN.
(7) Conclusies van de Raad over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken (PB L 501 I van 13.12.2021, blz. 19).
(8) Conclusies van de Raad over het stimuleren van de intergenerationele dimensie in jeugdzaken om de dialoog en de sociale samenhang te bevorderen (PB L 495 van 29.12.2022, blz. 56).
(9) Stockholm +50, The Global Youth Policy Paper: derde officiële versie, mei 2022.
(10) Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022), PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1.
(11) Zie bijlage II bij de bijlage voor een definitie van de “sociale dimensie van duurzame ontwikkeling”.
(12) Verenigde Naties, World Youth Report (2020).
(13) Eurostat, Quality of life indicators - natural and living environment, 2022.
(14) Mededeling van de Commissie “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen - de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”, COM(2021) 82 final.
(15) Conclusies van de Raad over het bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu (PB L 159 van 12.4.2022, blz. 9).
(16) Zie bijlage II bij de bijlage voor een definitie van “eenzaamheid”.
(17) Conclusies van de Raad over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen, PB L 241 van 21.6.2021, blz. 3.
(18) Raad van Europa, Code of good practice for civil participation in the decision-making process, CONF/PLE (2009) CODE1.
(19) Zie bijlage II bij de bijlage voor een definitie van “opvoeder”.
(20) Europese Commissie, directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, Children and mental health: preventive approaches to anxiety and depression, Publicatiebureau, 2021.
(21) Zie bijlage II bij de bijlage voor een definitie van “op rechten gebaseerd jongerenperspectief”.
(22) De jongerenwiki is een door de Europese Commissie gehost onlineplatform met informatie over het jongerenbeleid van de Europese landen.
BIJLAGE I
REFERENTIES
Bij het aannemen van deze conclusies hebben de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, nota genomen van de volgende documenten:
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – De Europese Green Deal, COM(2019) 640 final. |
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen - de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, COM(2021) 82 final. |
— |
Conclusies van de Raad over een alomvattende aanpak om de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te versnellen – Een betere wederopbouw na de COVID-19-crisis (doc. 9850/21). |
— |
Conclusies van de Raad over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken (PB C 501 I, 13.12.2021, blz. 19). |
— |
Conclusies van de Raad over het stimuleren van de intergenerationele dimensie in jeugdzaken om de dialoog en de sociale samenhang te bevorderen (PB C 495, 29.12.2022, blz. 56). |
— |
Conclusies van de Raad over het bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu (PB C 159, 12.4.2022, blz. 9). |
— |
Conclusies van de Raad over het versterken van meerlagig bestuur bij het bevorderen van de participatie van jongeren aan besluitvormingsprocessen (PB C 241, 21.6.2021, blz. 3). |
— |
Raad van Europa, Code of good practice for civil participation in the decision-making process, CONF/PLE (2009) CODE1. |
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Een Unie van gelijkheid: Strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030, COM(2021) 101 final. |
— |
Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022), PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1 . |
— |
Europese Commissie, directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, Children and mental health: preventive approaches to anxiety and depression; Europees platform voor investeringen in kinderen, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2021. |
— |
Eurostat, Quality of life indicators - natural and living environment, september 2022. |
— |
Europees Parlement, Raad en Europese Commissie, Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10). |
— |
Kader voor de uitvoering van de strategie inzake onderwijs voor duurzame ontwikkeling van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa voor de periode 2021-2030. |
— |
JRC Science for Policy Report, Baarck, J., Balahur-Dobrescu, A., Cassio, L.G., D'hombres, B., Pasztor, Z. en Tintori, G., Loneliness in the EU. Insights from surveys and online media data, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2021. |
— |
OESO, Global Teaching InSights, Teaching for Climate Action – Summary of Insights, 2021. |
— |
Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: de EU-strategie voor jongeren 2019-2027, PB C 456 van 18.12.2018. |
— |
Stockholm +50, The Global Youth Policy Paper: derde officiële versie, mei 2022. |
— |
Onze wereld transformeren: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling; Algemene Vergadering van de VN, A/RES/70/1. |
— |
Verenigde Naties, World Youth Report (2020). |
— |
Verenigde Naties, Overeenkomst van Parijs, 2015. |
— |
Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap; Treaty Series 2515, 2006. |
— |
Verdrag van de Verenigde Naties betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, Aarhus, 1998. |
— |
Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind (1989); Verdrag nr. 27531; United Nations Treaty Series, vol. 1577, art. 12. |
— |
Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 1948. |
— |
Verenigde Naties, Rapport van de Wereldcommissie voor milieu en ontwikkeling, “Our common future”, [Brundtland-rapport], A/42/427, 1987. |
BIJLAGE II
DEFINITIES
In deze conclusies van de Raad gelden de volgende definities:
Opvoeders: leerkrachten (die volgens de nationale wetgeving en praktijk de status van leerkracht of gelijkwaardig hebben) en opleiders (personen die één of meer activiteiten verrichten die verband houden met de theoretische of praktische opleidingsfunctie, hetzij in een onderwijs- of opleidingsinstelling, hetzij op de werkplek). Hieronder vallen leerkrachten in het algemeen onderwijs en het hoger onderwijs, leerkrachten en opleiders in initieel en voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding, personeel belast met voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang, alsook actoren in het volwassenenonderwijs en jeugdwerkers (1).
Eenzaamheid: eenzaamheid heeft een sterk subjectief karakter. Het is de perceptie van een discrepantie tussen het gewenste en feitelijke netwerk van relaties van een persoon. Het wordt beleefd als een zeer negatieve ervaring. Het gaat niet alleen om te weinig sociale contacten op zich, maar ook om de perceptie dat deze relaties niet toereikend zijn. Met andere woorden, eenzaamheid betekent niet alleen zijn, maar zich alleen voelen. Eenzaamheid verschilt in dit opzicht van sociaal isolement, dat een objectief karakter heeft, gedefinieerd door het ontbreken van relaties met andere mensen en/of een zeer klein aantal betekenisvolle banden (2).
Op rechten gebaseerd jongerenperspectief (3): een op rechten gebaseerd jongerenperspectief koppelt nationale jeugdbeleidsdoelstellingen aan de rechten van kinderen en jongeren, zoals deze zijn vastgelegd in internationale verdragen, wetten en voorschriften. Het moet gebaseerd zijn op onderzoek en statistieken en de voorwaarden scheppen om jongeren te betrekken bij de algemene ontwikkeling van de samenleving, zowel op basis van hun eigen initiatieven als van initiatieven van besluitvormers. Een op rechten gebaseerd jongerenperspectief kan voor besluitvormers een methode zijn om relevante competenties te verwerven om bij de besluitvorming rekening te houden met de standpunten van jongeren.
De sociale dimensie van duurzame ontwikkeling: duurzame ontwikkeling wordt gewoonlijk gedefinieerd als ontwikkeling die aan de behoeften van het heden voldoet zonder de mogelijkheden van komende generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen (4). Dit vereist dat wordt voldaan aan de basisbehoeften van iedereen en dat alle kansen worden benut om aan hun streven naar een beter leven te voldoen. Duurzame ontwikkeling omvat drie dimensies: de economische, de sociale en de ecologische dimensie. De sociale dimensie van duurzame ontwikkeling berust op de fundamentele waarden van rechtvaardigheid en democratie, met inbegrip van de daadwerkelijke verwezenlijking van alle mensenrechten – politiek, civiel, economisch, sociaal en cultureel – door alle mensen. In 2021 bevestigde de Raad dat de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling moet worden versterkt om de mensenrechten, gendergelijkheid, inclusie, menselijke ontwikkeling, sociale cohesie en gelijkheid in al haar vormen, alsook de sociale dialoog, gezondheid en veiligheid op het werk en waardig werk te bevorderen (5).
(1) Zoals gedefinieerd in de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers ( PB C 412 van 9.12.2019, blz. 12 ) en in de aanbeveling van de Raad betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling ( PB C 243 van 27.6.2022, blz. 1 ).
(2) JRC Science for Policy Report, Baarck, J., Balahur-Dobrescu, A., Cassio, L.G., D'hombres, B., Pasztor, Z. en Tintori, G., Loneliness in the EU. Insights from surveys and online media data, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2021.
(3) Zweeds agentschap voor jongeren en het maatschappelijk middenveld.
(4) Verenigde Naties, Rapport van de Wereldcommissie voor milieu en ontwikkeling, “Our common future”, [Brundtland-rapport], A/42/427, 1987.
(5) Conclusies van de Raad over een alomvattende aanpak om de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te versnellen – Een betere wederopbouw na de COVID-19-crisis (doc. 9850/21).
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/29 |
Resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake de evaluatie van de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en van de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de lidstaten
(2023/C 185/07)
DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN:
1. |
de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 4 december 2000 betreffende dopingbestrijding (1), |
2. |
de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 18 november 2010 over de rol van de Europese Unie (EU) in de internationale dopingbestrijding (2), |
3. |
de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 december 2011 over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en over de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de EU en haar lidstaten (3), |
4. |
de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 december 2015 ter herziening van de resolutie van 2011 over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA en over de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de EU en haar lidstaten, waarin is vastgesteld dat uiterlijk op 31 december 2018 de ervaringen met de verdere toepassing van deze resolutie nogmaals worden geëvalueerd (4), |
5. |
de resolutie van 2019 van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en over de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de lidstaten (hierna “resolutie van 2019” genoemd) (5). |
NOTA NEMEND VAN HET VOLGENDE:
1. |
Sinds de aanneming van de resolutie van 2019 zijn de werkmethoden en praktijken van het WADA verder geëvolueerd, met name wat betreft de duur van de mandaten van de leden van het bestuur. Hierdoor is het nu tijd dat de Raad de resolutie van 2019 bijwerkt om duidelijker sturing te geven ten aanzien van de criteria en de duur van de mandaten van deskundigen op regeringsniveau die gezamenlijk door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, zijn aangewezen. In de resolutie van 2019 staat niet uitdrukkelijk wat de duur is van het mandaat van de deskundigen op regeringsniveau die in de plaats komen van deskundige vertegenwoordigers die hun functie op ministerieel niveau in hun lidstaat neerleggen. Ook wordt in de resolutie van 2019 geen rekening gehouden met de criteria in de WADA-statuten op basis waarvan iemand lid van het bestuur kan worden. |
2. |
Het is belangrijk dat de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de ervaringen met de toepassing van de resolutie van 2019 regelmatig blijven evalueren. |
STELLEN HET VOLGENDE VAST:
1. |
De Europese Unie en haar lidstaten moeten hun bevoegdheden kunnen uitoefenen en hun rol kunnen spelen bij het voorbereiden van het onderhandelen over en het vaststellen van, onder meer, voorschriften, normen en richtsnoeren door het Wereldantidopingagentschap (“WADA”). |
2. |
Drie zetels in het bestuur van het WADA zijn toegewezen aan de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten. |
3. |
Er moet worden voorzien in een praktische regeling voor de deelname van vertegenwoordigers van de EU-lidstaten aan het bestuur van het WADA en in de coördinatie van de standpunten van de EU en haar lidstaten voorafgaand aan de bijeenkomsten van het Cahama (6) en van het WADA. Die praktische regeling moet uiting geven aan de plicht van loyale samenwerking en gericht zijn op het bevorderen van de eenheid in de externe vertegenwoordiging van de EU en op het voorkomen van overlapping met de werkzaamheden in het Cahama. |
4. |
Het vaststellen van gecoördineerde standpunten van het Europese continent, voorafgaand aan de bijeenkomsten van het WADA, moet plaatsvinden in het Cahama, en de in die instantie vastgestelde besluiten moeten volledig in overeenstemming zijn met de toepasselijke EU-wetgeving. |
5. |
Er is een grote behoefte aan continuïteit en inzet in de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA, die gestoeld is op een politiek mandaat en adequate deskundigheid. |
ZIJN HET DERHALVE EENS OVER DE VOLGENDE PUNTEN:
1. |
In het bestuur van het WADA worden de EU-lidstaten op ministerieel niveau vertegenwoordigd, en worden de zetels als volgt toegewezen:
|
2. |
De regeling inzake de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA (bijlage I bij de bijlage) wordt op 30 juni 2023 van kracht en laat vóór die datum goedgekeurde mandaten onverlet. |
3. |
De vertegenwoordiger van het fungerende voorzitterschapstrio in het bestuur van het WADA brengt verslag uit over de resultaten van de vergadering van het bestuur van het WADA in de zitting van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport van de EU. Deze vertegenwoordiger legt een verslag over het resultaat van die vergadering voor aan de Groep sport. |
4. |
Hoewel de afgevaardigden van de lidstaten, in het kader van de Groep sport bijeen, overlapping met de werkzaamheden van het Cahama vermijden, kunnen zij een gemeenschappelijk standpunt coördineren over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, mits dat gemeenschappelijk standpunt een duidelijke toegevoegde waarde heeft. Het gemeenschappelijk standpunt moet worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper) bijeen, tenzij anders overeengekomen door de lidstaten. |
5. |
Door de EU-lidstaten overeengekomen gemeenschappelijke standpunten moeten stroken met overeengekomen EU-standpunten en worden tijdens de bijeenkomsten van het Cahama door het voorzitterschap meegedeeld. De lidstaten van de EU moeten dit gemeenschappelijk standpunt trachten te integreren in het door het Cahama opgestelde mandaat van het Europese continent. |
6. |
De vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA bespreken en stemmen over aangelegenheden in overeenstemming met het door het Cahama overeengekomen mandaat van het Europese continent, mits dat standpunt met het EU-acquis strookt. |
7. |
Uiterlijk 31 december 2025 evalueren de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, de ervaring met de toepassing van deze resolutie en bezien zij of aanpassingen aan de bij deze resolutie ingestelde regeling nodig zijn. |
8. |
Deze resolutie, met inbegrip van de bijgevoegde regeling inzake de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA, en de praktische regeling inzake de voorbereidingen voor bijeenkomsten van het WADA over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, als goedgekeurd door de Raad op 15 mei 2023, vervangt Resolutie 2019/C 192/01 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en over de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de EU en haar lidstaten. |
(1) PB C 356 van 12.12.2000, blz. 1.
(2) PB C 324 van 1.12.2010, blz. 18.
(3) PB C 372 van 20.12.2011, blz. 7.
(4) PB C 417 van 15.12.2015, blz. 45.
(5) PB C 192 van 7.6.2019, blz. 1.
(6) Het ad hoc Europees Comité voor het Wereldantidopingagentschap (Cahama) is een deskundigencomité dat bevoegd is voor de coördinatie van de standpunten van de staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag ten aanzien van kwesties met betrekking tot de ontwikkeling van antidopingbeleid.
BIJLAGE I
Regeling inzake de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA
De EU-lidstaten komen de volgende vertegenwoordigingsregeling overeen:
De vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA zijn onderdanen van verschillende EU-lidstaten.
VERTEGENWOORDIGERS VAN DE LIDSTATEN DIE HET FUNGERENDE EN HET TOEKOMSTIGE VOORZITTERSCHAPSTRIO VORMEN:
— |
De lidstaten die het fungerende voorzitterschapstrio vormen, kiezen, na intern overleg, één van hen als vertegenwoordiger van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA. De gekozen lidstaat wijst daartoe volgens zijn eigen interne procedures een vertegenwoordiger aan. De vertegenwoordiger is de persoon die op ministerieel niveau verantwoordelijk is voor sport in de lidstaat en komt in aanmerking om in het bestuur te zetelen, overeenkomstig de statuten van het WADA. De naam van de lidstaat die is gekozen om een vertegenwoordiger af te vaardigen en de naam van die vertegenwoordiger worden meegedeeld aan het secretariaat-generaal van de Raad van de EU (SGR). |
— |
Indien de vertegenwoordiger zijn of haar functie op ministerieel niveau neerlegt, heeft die vertegenwoordiger nog zitting in het WADA-bestuur totdat de nieuwe aanwijzingsprocedure is afgerond. De lidstaat, of indien het voorzitterschapstrio een andere lidstaat van het voorzitterschapstrio aanwijst, die andere lidstaat, wijst voor de resterende duur van de initiële driejarige ambtstermijn in het bestuur, een vervanger aan die op ministerieel niveau verantwoordelijk is voor sport en die in aanmerking komt om de EU-lidstaat in het bestuur van het WADA te vertegenwoordigen. |
— |
De vertegenwoordiger die zijn of haar functie op ministerieel niveau neerlegt of niet langer in aanmerking komt om de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA te vertegenwoordigen, houdt op lid van het bestuur te zijn en wordt automatisch uit zijn of haar functie ontheven zodra de nieuwe aanwijzingsprocedure is afgerond. |
— |
De bovenstaande regels zijn ook van toepassing op de lidstaten die het toekomstige voorzitterschapstrio vormen. |
— |
De ambtstermijn van de bovengenoemde vertegenwoordigers bedraagt drie jaar. |
— |
De vertegenwoordiger van de lidstaten die het toekomstige voorzitterschapstrio vormen, blijft in functie nadat dat voorzitterschapstrio het fungerende voorzitterschapstrio is geworden, teneinde de continuïteit en het behoud van de driejarige ambtstermijn te waarborgen. |
DESKUNDIGE OP REGERINGSNIVEAU DIE GEZAMENLIJK DOOR DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN, WORDT AANGEWEZEN:
— |
De voorstellen tot aanwijzing van een deskundige vertegenwoordiger worden uiterlijk één maand voor de zitting van de Raad van de EU tijdens welke de aanwijzing moet plaatsvinden, door de lidstaten ingediend. Er worden geen voorstellen gedaan tot aanwijzing van ministers uit de lidstaten die het fungerende voorzitterschapstrio of het toekomstige voorzitterschapstrio vormen. De voorstellen tot aanwijzing van een deskundige vertegenwoordiger dienen aan het secretariaat-generaal van de Raad te worden toegezonden. |
— |
Ingeval er meer dan één kandidaat is voor de functie van deskundige vertegenwoordiger, tracht het voorzitterschap consensus onder de lidstaten te bereiken om in de Groep sport een indicatieve stemming ter aanwijzing van de deskundige vertegenwoordiger te houden. De stemprocedure wordt voorgesteld door het voorzitterschap en bij consensus door de lidstaten overeengekomen. Elke kandidaat voor de functie van deskundige vertegenwoordiger kan overeenkomstig de statuten van het WADA zitting nemen in het bestuur. |
— |
De ambtstermijn van de deskundige vertegenwoordiger bedraagt drie jaar, tenzij hij of zij zijn of haar functie op ministerieel niveau in zijn of haar lidstaat neerlegt of tenzij tijdens zijn of haar ambtstermijn niet langer wordt voldaan aan de op het moment van aanwijzing geldende voorwaarden om de EU-lidstaten in het WADA-bestuur te kunnen vertegenwoordigen. In dat geval wordt er een nieuwe aanwijzingsprocedure voor een nieuwe periode van drie jaar ingeleid. De zittende deskundige vertegenwoordiger blijft in functie totdat de nieuwe aanwijzingsprocedure is afgerond. De ambtstermijn is in overeenstemming met de statuten van het WADA en kan in ieder geval ten hoogste tweemaal worden verlengd. |
— |
De deskundige vertegenwoordiger die is vervangen of niet langer in aanmerking komt om de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA te vertegenwoordigen, houdt op lid van het bestuur te zijn en wordt automatisch uit zijn of haar functie ontheven zodra de nieuwe aanwijzingsprocedure is afgerond. |
OVERGANGSREGELS:
— |
De bestaande regels inzake de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het WADA, zoals vastgelegd in de bovengenoemde resolutie van 2019, zijn van toepassing tot en met 30 juni 2023. |
GOEDKEURING DOOR DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN:
— |
De goedkeuring van de deskundige op regeringsniveau en van de lidstaten die door het fungerende en het toekomstige voorzitterschapstrio zijn gekozen om vertegenwoordigers in het bestuur van het WADA aan te wijzen, geschiedt door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen. |
— |
De namen van de leden van het bestuur van het WADA die vertegenwoordigers van de EU-lidstaten zijn, worden overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1725 van 23 oktober 2018 (1), via het SGR aan het WADA meegedeeld. |
(1) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG.
BIJLAGE II
Praktische regeling inzake voorbereidingen voor de bijeenkomsten van het WADA over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen
Onverminderd het reglement van orde van de Raad en de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) inzake het besluitvormingsproces van de EU, stemt de Raad in met de volgende praktische regeling teneinde de voorspelbaarheid en transparantie bij de voorbereiding van de bijeenkomsten ter coördinatie van het standpunt van het Europese continent in de Raad van Europa (Cahama) en van de bijeenkomsten van het WADA te waarborgen:
1. |
Na ontvangst van de documenten voor de vergaderingen van het bestuur van het WADA zorgen de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in het bestuur er in onderling overleg voor dat documenten die relevant zijn om, indien nodig, een mogelijk EU-standpunt vast te stellen, worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad met het oog op de voorbereiding van de Groep sport (WPS). |
2. |
Voorafgaand aan elke bijeenkomst van het WADA wordt de Commissie verzocht om ruim vóór de bijeenkomsten van het Cahama en het WADA een voorstel op te stellen en bij de Raad in te dienen voor een EU-standpunt over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, met de nadruk op het EU-acquis. |
3. |
Dit ontwerp van EU-standpunt wordt door de Groep sport besproken. |
4. |
Zodra de Groep sport het eens is over een ontwerp van EU-standpunt over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, wordt dat ontwerp van EU-standpunt ter goedkeuring voorgelegd aan het Coreper. Het Coreper kan de zaak indien nodig of passend naar de Raad verwijzen voor vaststelling. |
5. |
In dringende gevallen, wanneer standpunten binnen een korte termijn moeten worden vastgesteld, kan het voorzitterschap trachten door middel van een schriftelijke of stilzwijgende procedure overeenstemming te bereiken. |
6. |
Indien het Cahama wordt gevraagd een rechtshandeling vast te stellen, wordt de Commissie verzocht overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU een voorstel voor een besluit van de Raad in te dienen met betrekking tot die handeling. |
7. |
Tijdens de bijeenkomsten van het Cahama wordt de Commissie verzocht het EU-standpunt mee te delen, voor zover toegestaan door het mandaat van het Cahama. Zo niet, wordt het EU-standpunt meegedeeld door de vertegenwoordiger van het voorzitterschap. |
8. |
Wanneer en waar nodig kan het voorzitterschap EU-coördinatievergaderingen ter plaatse tussen de lidstaten en de Commissie bijeenroepen. |
9. |
Deze praktische regeling en de resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en over de aan de bijeenkomsten van het bestuur voorafgaande coördinatie van de standpunten van de lidstaten, als aangenomen door de Raad, vervangen Resolutie 2019/C 192/01 van en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de vertegenwoordiging van de EU-lidstaten in het bestuur van het Wereldantidopingagentschap (WADA) en over de aan de bijeenkomsten van het WADA voorafgaande coördinatie van de standpunten van de EU en haar lidstaten. |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/35 |
Resolutie van de Raad over de Europese onderwijsruimte: een blik op 2025 en daarna
(2023/C 185/08)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
1.
HERINNERT aan de politieke achtergrond met betrekking tot de Europese onderwijsruimte, als vervat in de bijlage bij deze resolutie;
2.
HERBEVESTIGT dat de Europese onderwijsruimte tussen nu en 2025 enkel tot stand kan worden gebracht als de lidstaten blijk geven van een sterke politieke wil en BENADRUKT de noodzaak dat zowel de lidstaten als de Commissie binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden inspanningen blijven leveren, en waar nodig de betrokken belanghebbenden op nationaal en Europees niveau betrekken, om de nodige stappen te ondernemen teneinde de Europese onderwijsruimte tot stand te brengen;
3.
NEEMT NOTA van de mededeling van de Commissie over de voortgang bij de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte (1);
4.
ONDERSTREEPT dat onderwijs en opleiding in alle contexten, op alle niveaus en in alle vormen van cruciaal belang zijn om sociale cohesie, concurrentievermogen en duurzame groei in de Europese Unie en haar lidstaten te waarborgen en om hen voor te bereiden op en te ondersteunen bij de groene en de digitale transitie; BENADRUKT dat onderwijs, opleiding en een leven lang leren voor iedereen – zowel kinderen als volwassenen – hoogwaardig, inclusief en billijk moeten zijn, vooral in een tijd waarin het voor de burgers van essentieel belang is om zich te ontplooien, welzijn te vinden, zich aan te passen aan de uitdagingen van de veranderende wereld en actief deel te nemen aan verantwoordelijk burgerschap;
5.
BENADRUKT dat de Europese onderwijsruimte moet worden geschraagd door een benadering van een leven lang leren die onderwijs- en opleidingsstelsels op inclusieve en holistische wijze omvat en onderwijs, opleiding en leren betreft in alle contexten, op alle niveaus en in alle vormen, zowel formeel, niet-formeel als informeel, van onderwijs en opvang voor jonge kinderen tot schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, hoger onderwijs en volwassenenonderwijs;
6.
HERHAALT dat de sectoroverschrijdende samenwerking tussen relevante EU-initiatieven op het gebied van onderwijs en opleiding en die op verwante beleidsterreinen en sectoren – met name werkgelegenheid, sociaal beleid, onderzoek, innovatie, milieu en jeugd en culturele en creatieve sectoren – moet worden versterkt, met volledige inachtneming van de rechtsgrondslag voor de respectieve beleidsterreinen zoals vastgelegd in de Verdragen; ONDERSTREEPT de noodzaak van coördinatie en samenhang van alle EU-initiatieven op het gebied van onderwijs en opleiding, met name die met betrekking tot vaardigheden en competenties;
7.
MERKT OP dat Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding van cruciaal belang is voor de sociale cohesie en een goed functionerend economisch landschap in de Europese Unie om het concurrentievermogen van de Unie op lange termijn en het succes van de groene en de digitale transitie te waarborgen en sociale, regionale en economische ongelijkheden te verminderen; ERKENT derhalve de belangrijke bijdrage van Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, ook binnen het strategisch kader, bij de relevante onderdelen van het Europees Semester;
8.
BENADRUKT het belang van het bevorderen van synergieën tussen de Europese onderwijsruimte, de Europese hogeronderwijsruimte en de Europese Onderzoeksruimte, waarbij moet worden vermeden dat middelen, structuren en instrumenten elkaar overlappen en het volledige potentieel van de allianties van Europese universiteiten bij al hun taken moet worden benut, waarbij hun duurzaamheid moet worden ondersteund en hun onderzoeks- en innovatiedimensie verder moet worden versterkt, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 5 april 2022 over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs (2);
9.
ERKENT dat de fundamentele en democratische waarden van Europa worden bedreigd en dat Ruslands niet-uitgelokte agressie tegen Oekraïne het geopolitieke landschap heeft veranderd; IS HET EROVER EENS dat gezamenlijke inspanningen en transnationale samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding niet alleen de respons van de Unie en de lidstaten op de behoeften die als gevolg van de agressie zijn ontstaan, vergemakkelijken en versterken, maar er ook toe bijdragen onze kernwaarden en -beginselen op onderwijsgebied, zoals inclusie, rechtvaardigheid, academische vrijheid en institutionele autonomie, alsook onze gemeenschappelijke waarden en onze eenheid in de Unie, te versterken;
10.
BENADRUKT dat het in kaart brengen en wegnemen van de resterende belemmeringen voor leer- en onderwijsmobiliteit van cruciaal belang is voor de volledige verwezenlijking van een Europese onderwijsruimte en de totstandbrenging van een veerkrachtig, veilig, duurzaam en welvarend Europa. Dankzij transnationale samenwerking wordt de inclusiviteit, de billijkheid de excellentie, de diversiteit, de aantrekkelijkheid en het wereldwijde concurrentievermogen van onderwijs en opleiding in Europa versterkt; IS het ER dan ook OVER EENS dat inspanningen moeten worden geleverd om van automatische wederzijdse erkenning in onderwijs en opleiding een realiteit te maken; IS HET EROVER EENS dat meer mogelijkheden moeten worden geboden aan lerenden en leerkrachten om mobiel te zijn en aan instellingen in Europa en daarbuiten om met elkaar samen te werken;
11.
ERKENT dat er sinds 2017 vooruitgang is geboekt bij de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte en dat in de hele EU een breed scala aan maatregelen is uitgevoerd ter verwezenlijking van de strategische prioriteiten van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (2021-2030). Door middel van diverse initiatieven, samenwerking en cocreatie krijgt de Europese onderwijsruimte geleidelijk vorm;
12.
IS HET EROVER EENS dat het voor de resterende periode van de eerste cyclus tot eind 2025 van cruciaal belang zal zijn de nadruk te leggen op de uitvoering op zowel nationaal als Europees niveau, binnen het strategisch kader en in overeenstemming met de respectieve bevoegdheden van elk niveau, en op robuuste monitoring binnen bestaande structuren;
13.
ONDERSTREEPT dat de vijf strategische prioriteiten, zoals uiteengezet in het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (2021-2030), de basis vormen voor de werkzaamheden en voor verdere Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, onder meer met het oog op de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte; IS HET EROVER EENS dat de lopende tussentijdse evaluatie en het volledige verslag over de Europese onderwijsruimte dat de Europese Commissie in 2025 zal publiceren, zich moet toespitsen op die vijf strategische prioriteiten, met inbegrip van een grondigere analyse van de onderstaande specifieke gebieden;
14.
ERKENT dat de follow-up van de doelstellingen op EU-niveau een positieve evolutie vertoont met betrekking tot een aantal reeds lang bestaande indicatoren zoals een grotere deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang, een vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters en een groter aandeel jongeren met een diploma hoger onderwijs. Het is echter ook duidelijk dat er tal van uitdagingen zijn, met name de gevolgen van de sociaaleconomische status voor de onderwijsprestaties en het welzijn van studenten; IS HET er dan ook OVER EENS dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de volgende punten om tussen nu en 2025 een Europese onderwijsruimte tot stand te brengen:
— |
de billijkheid, de inclusie en het succes voor iedereen in onderwijs en opleiding en het verwerven van belangrijke vaardigheden, waaronder basisvaardigheden, verbeteren zodat elke Europese burger zich op persoonlijk, sociaal, burger- en professioneel gebied volledig kan ontwikkelen; |
— |
het lerarenberoep verbeteren en lerarentekorten aanpakken; de professionele ontwikkeling, de mobiliteitskansen, de arbeidsomstandigheden en het welzijn van leraren bevorderen als sleutelfactoren om het beroep aantrekkelijker te maken; |
— |
de resterende mobiliteitsbelemmeringen wegnemen en inclusieve, duurzame evenwichtige mobiliteit in de EU aanmoedigen, onder meer door automatische wederzijdse erkenning in onderwijs en opleiding tot stand te brengen (3); |
— |
een leven lang leren, met inbegrip van volwassenenonderwijs en bij- en omscholing, bevorderen, met bijzondere nadruk op vaardigheden en competenties voor de groene en de digitale transitie. |
15.
ZAL NADENKEN over het strategisch kader en overwegen de prioriteitsgebieden te herzien en eventuele andere noodzakelijke wijzigingen aan te brengen voor de tweede cyclus tot 2030;
16.
ONDERSTREEPT dat een succesvol gebruik van de open coördinatiemethode, waarbij gebruik wordt gemaakt van wederzijds leren, het delen van beste praktijken en het gebruik en – in voorkomend geval – de verbetering van gemeenschappelijke referentie-instrumenten zoals DigComp en GreenComp, van cruciaal belang is om de Europese onderwijsruimte tot stand te brengen;
17.
ERKENT dat de het Leerlab over investeringen in kwaliteitsonderwijs en -opleiding een nuttig instrument kan zijn voor de lidstaten dat op vrijwillige basis moet worden gebruikt om strategische prioriteiten te verwezenlijken door onderzoek en voorbeelden van beste praktijken te bieden op het gebied van doeltreffende investeringen en beleidsmaatregelen en daarbij empirisch onderbouwde beleidsvorming te bevorderen;
18.
ERKENT dat hervormd bestuur en nauwere samenwerking op EU-niveau de lidstaten kan helpen nieuwe uitdagingen aan te pakken en nauwer samen te werken bij de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte; ERKENT tevens dat de geboekte vooruitgang bij het versterken van de Groep op hoog niveau onderwijs en opleiding door de rol ervan te herdefiniëren en de coördinatieraad in te stellen; ERKENT dat de nieuwe bestuursstructuur efficiënt en nuttig is gebleken tijdens crises als COVID-19 en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne;
19.
IS HET ER echter OVER EENS dat verdere inspanningen nodig zijn om een betere verspreiding van bevindingen en delen van informatie en kennis tussen de werkgroepen van het strategisch kader, formaties van directeuren-generaal en de Groep op hoog niveau onderwijs en opleiding teneinde synergieën tussen het technische en het politieke niveau te waarborgen en de Europese samenwerking ten volle te benutten;
20.
ONDERSTREEPT de noodzaak van een versterkte en doelgerichte dialoog tussen het Onderwijscomité en het Comité voor de werkgelegenheid en, indien passend en relevant, andere partijen die betrokken zijn bij het proces van het Europees Semester;
21.
VERZOEKT de lidstaten en de Commissie hun inspanningen op te voeren om samen de Europese onderwijsruimte tot stand te brengen, in voorkomend geval in samenwerking met andere belanghebbenden op nationaal en Europees niveau, met inbegrip van aanbieders en instellingen van onderwijs en opleiding, onderzoekers, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld; IS HET EROVER EENS dat de Groep op hoog niveau in dit verband de geboekte vooruitgang, de resterende uitdagingen en de toekomstige ontwikkelingen verder moet bespreken en het eindverslag over de Europese onderwijsruimte in 2025 moet bestuderen; VERZOEKT de coördinatieraad van de Groep op hoog niveau tevens de voorbereiding van een beleidsagenda op het gebied van onderwijs en opleiding voor een periode van 18 maanden te coördineren met het oog op goedkeuring daarvan door de Groep op hoog niveau onderwijs en opleiding, die aan de Raad moet worden meegedeeld;
22.
VERZOEKT de Commissie te overwegen tijdig een voorstel voor een Europees Jaar van de Leraren voor te bereiden en in te dienen;
23.
DRINGT er bij de Commissie op AAN voort te bouwen op de richtsnoeren van de Raad en eerdere conclusies en resoluties van de Raad over de Europese onderwijsruimte als basis voor haar werkzaamheden bij het faciliteren van het tussentijdse evaluatieproces in 2023 en het opstellen van het volledige verslag over de Europese onderwijsruimte tussen nu en 2025, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden die zouden kunnen leiden tot een mogelijke herziening van de doelstellingen op EU-niveau door de Raad voor de tweede cyclus in de aanloop naar 2030;
24.
ROEPT de Commissie OP met het deskundig advies van de Permanente Groep indicatoren en benchmarks, verder werk te maken van voorstellen voor mogelijke indicatoren of EU-streefcijfers op het gebied van inclusie en kansengelijkheid, het beroep van leerkracht en leren met betrekking tot duurzaamheid, en daarover verslag uit te brengen aan de Raad;
25.
VERWACHT van de Commissie dat zij, in nauwe samenwerking met de Raad, met betrekking tot onderwijs en opleiding in alle contexten, op alle niveaus en in alle vormen, verdere inspanningen levert in overeenstemming met de door de Raad overeengekomen strategische prioriteiten.
(1) Doc. COM(2022) 700 final.
(2) PB C 160 van 13.4.2022, blz. 1.
(3) Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1).
BIJLAGE
Politieke achtergrond
Raad van de Europese Unie
1. |
Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (PB C 195 van 7.6.2018, blz. 7); |
2. |
Aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1); |
3. |
Resolutie van de Raad over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte ter ondersteuning van toekomstgerichte onderwijs- en opleidingsstelsels (PB C 389 van 18.11.2019, blz. 1); |
4. |
Resolutie van de Raad over onderwijs en opleiding in het Europees Semester: zorgen voor geïnformeerde debatten over hervormingen en investeringen (PB C 64 van 27.2.2020, blz. 1); |
5. |
Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1); |
6. |
Resolutie van de Raad betreffende de governancestructuur van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (PB C 497 van 10.12.2021, blz. 1); |
7. |
Aanbeveling van de Raad van 5 april 2022 over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs (PB C 160 van 13.4.2022, blz. 1); |
Europese Commissie
8. |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen” (COM(2020) 625 final); |
9. |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Voortgang bij de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte” (COM(2022) 700 final). |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/39 |
CONCLUSIES VAN DE RAAD OVER BEDREIGDE EN ONTHEEMDE KUNSTENAARS
(2023/C 185/09)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
ONDERKENNENDE
1. |
het belang van creatieve en culturele rechten, zoals verankerd in zowel mondiale (1) als regionale (2) mensenrechteninstrumenten, ten behoeve van het behoud van menselijke waardigheid, culturele diversiteit, pluralisme, democratie en de intrinsieke waarde van cultuur; |
2. |
het werk van internationale organisaties op het gebied van de vrijheid van artistieke expressie, zoals Unesco – in wier Verdrag van 2005 wordt erkend dat er maatregelen moeten worden genomen om de diversiteit van cultuuruitingen te beschermen, met name in situaties waarin cultuuruitingen kunnen worden bedreigd door de mogelijkheid van uitsterven of ernstige belemmering (3) – en de Raad van Europa (4), en dan met name zijn Manifesto on the Freedom of Expression of the Arts and Culture in the Digital Era (“Manifest over de vrijheid van artistieke en culturele expressie in het digitale tijdperk”); |
3. |
de conclusies van de Europese Raad van 15 december 2022 en 9 februari 2023, waarin de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne opnieuw met klem wordt veroordeeld, de volledige steun van de Unie voor de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen andermaal wordt bevestigd (5), en de toezegging wordt herhaald om de steun aan ontheemden op te voeren (6); |
4. |
de resolutie van het Europees Parlement over culturele solidariteit met Oekraïne, waarin uiting wordt gegeven aan oprechte solidariteit met kunstenaars (7), aangezien kunst en cultuur een fundamentele rol zullen spelen bij het herstel en de wederopbouw van Oekraïne, en met name waardering wordt uitgesproken voor het optreden van de Oekraïense uitvoerende en scheppende kunstenaars die verzet hebben geboden tegen de Russische invasie door hun kunst te beoefenen (8); |
5. |
het EU-werkplan voor cultuur 2023-2026 (9), dat verschillende acties (10) bevat met betrekking tot het onderwerp bedreigde (11) en ontheemde kunstenaars. |
OVERWEGEND HETGEEN VOLGT
6. |
kunstenaars spelen wereldwijd een belangrijke rol in het leven, de ontwikkeling en de veerkracht van samenlevingen en individuen, en zij moeten dit kunnen doen met behoud van hun creativiteit en vrijheid van expressie; |
7. |
daarom moet aan kunstenaars overeenkomstig de bestaande regelgeving bescherming worden geboden tegen bedreigingen en schendingen van welke aard en vorm dan ook waardoor zij vanwege hun artistieke werk gevaar lopen; |
8. |
de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne is ook een aanval op de culturele identiteit van Oekraïne, en de culturele dimensie kan een belangrijke rol vervullen in de verschillende vormen van steun aan Oekraïne. |
BENADRUKKEND
9. |
de moed en vastberadenheid van alle kunstenaars, met name vrouwelijke kunstenaars, die hun stem laten horen via de kracht van cultuur om rechtvaardige en vreedzame samenlevingen, vrijheid en democratie te bevorderen en zich te verzetten tegen oorlog, vervolging en onverdraagzaamheid; |
10. |
de belangrijke rol, vroeger en nu, van in ballingschap levende kunstenaars om vrede, wederzijds begrip, vrijheid, democratie en culturele diversiteit te bevorderen, en hoe belangrijk het is dat bedreigde en ontheemde kunstenaars de kans krijgen om hun artistieke werk voort te zetten en te blijven getuigen van lopende gebeurtenissen; |
11. |
dat kunstenaars hun artistieke werk niet langer veilig kunnen voortzetten in landen over de hele wereld waar democratische waarden worden onderdrukt of verboden, en dat dit ook geldt voor Russische en Belarussische kunstenaars die kritisch staan tegenover het regime en juist daarom worden bedreigd en vervolgd; |
12. |
dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft geleid tot een grootschalige ontheemding van Oekraïense burgers en tot een humanitaire crisis op een in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog ongekende schaal, met enorme gevolgen, onder meer voor kunstenaars en hun vrijheid van expressie, waaruit opnieuw is gebleken dat we er in Europa op voorbereid moeten zijn om op zowel korte als lange termijn steun te verlenen aan bedreigde en ontheemde kunstenaars via de passende institutionele en juridische kaders. |
IS INGENOMEN MET
13. |
de maatregelen die de EU en haar lidstaten hebben genomen om kunstenaars, met inbegrip van kunststudenten, en onafhankelijke journalisten (12) die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne een veilige haven (13) te bieden, en met de initiatieven in het kader van het programma Creatief Europa (14) ter ondersteuning van Oekraïense kunstenaars die door de oorlog zijn getroffen, alsook met het Erasmus+-programma om Oekraïense kunststudenten te ondersteunen. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN, OP DE PASSENDE NIVEAUS EN VIA DE PASSENDE INSTITUTIONELE EN JURIDISCHE KADERS, OM:
14. |
te overwegen verdere maatregelen te nemen om de capaciteit te vergroten om veilige havens en zogenaamde “toevluchtssteden” (15) aan te bieden voor bedreigde en ontheemde kunstenaars uit verschillende delen van de wereld, en bij te dragen aan netwerkvorming voor dergelijke kunstenaars; |
15. |
te overwegen om, in voorkomend geval, reguliere verblijven voor kunstenaars om te vormen tot noodverblijven, om tegemoet te komen aan de behoeften van bedreigde en ontheemde kunstenaars, waaronder kunstenaars die zijn gevlucht voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; |
16. |
te overwegen een holistische langetermijnaanpak te hanteren bij het opvangen van bedreigde en ontheemde kunstenaars en hun gezinnen, door niet alleen een veilige haven te bieden maar ook mogelijkheden om deel te gaan uitmaken van de lokale gemeenschap en het culturele leven en om artistiek actief te blijven en gehoord te worden, alsook het leren van de taal van het gastland aan te moedigen. |
VERZOEKT DE LIDSTATEN, DE EUROPESE COMMISSIE EN DE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID (16), OP HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN OP DE PASSENDE NIVEAUS, OM:
17. |
de dialoog met Oekraïense partners over manieren om de Oekraïense culturele en creatieve sectoren te blijven steunen in stand houden en de promotie van de Oekraïense cultuur in de EU aan te moedigen met deelname van Oekraïense kunstenaars, onder wie bedreigde en ontheemde kunstenaars, en culturele organisaties, met volledige inachtneming van de autonomie en diversiteit van de culturele sector; |
18. |
via alle relevante kanalen maatregelen te nemen om de artistieke vrijheid en de rechten van kunstenaars wereldwijd te eerbiedigen en te beschermen, met inbegrip van het recht om zonder censuur of intimidatie te creëren; |
19. |
steun te blijven verlenen aan kunstenaars in de EU die bedreigd of ontheemd zijn als gevolg van of door hun verzet tegen onderdrukkende regimes of oorlog, met name de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; |
20. |
overleg te plegen met actoren die actief zijn in het bieden van veilige havens voor bedreigde en ontheemde kunstenaars vooruitlopend op de periodieke verslagen bij het Unesco-Verdrag van 2005 (17), en indien dat relevant is, de kwestie van veilige havens voor bedreigde en ontheemde kunstenaars in die verslagen op te nemen. |
VERZOEKT DE COMMISSIE EN DE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID OM:
21. |
een uitgebreid overzicht beschikbaar te stellen van actuele informatie over de bilaterale bijstand van de EU en de lidstaten aan Oekraïne op het gebied van cultuur en de creatieve sectoren, waaronder de bijstand aan bedreigde en ontheemde Oekraïense kunstenaars; |
22. |
bij te dragen aan netwerkvorming en de uitwisseling van informatie, beste praktijken en ervaringen tussen lidstaten en niet-overheidsactoren die hulp verlenen aan bedreigde en ontheemde kunstenaars; |
23. |
sectoroverschrijdende transnationale beleidssamenwerking op het gebied van artistieke vrijheid te ondersteunen, onder meer door acties voor bedreigde en ontheemde kunstenaars te ondersteunen, rekening houdend met de ervaringen na de oproep in het kader van Creatief Europa tot ondersteuning van Oekraïense ontheemden en de Oekraïense culturele en creatieve sectoren. |
(1) Onder meer artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die in 2023 haar 75-jarig bestaan viert, of artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten.
(2) Onder meer het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
(3) Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
(4) Op basis van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) heeft de Raad van Europa bijvoorbeeld een verslag over artistieke vrijheid gepubliceerd en het Manifest over de vrijheid van artistieke en culturele expressie in het digitale tijdperk uitgebracht, waarin onder meer wordt gesteld dat beperkingen van de vrijheid van expressie en artistieke vrijheid gevolgen hebben voor de hele samenleving, aangezien haar pluriformiteit en de vitaliteit van het democratische proces haar hierdoor worden ontnomen.
(5) Doc. EUCO 34/22.
(6) Doc. EUCO 1/23.
(7) Zie bijlage II voor de definitie van “kunstenaars”.
(8) Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2022 over culturele solidariteit met Oekraïne en een gemeenschappelijk noodresponsmechanisme voor cultureel herstel in Europa (2022/2759(RSP))
(9) Resolutie van de Raad over het EU-werkplan voor cultuur 2023-2026 (PB C 466 van 7.12.2022, blz. 1).
(10) Bijvoorbeeld op het gebied van artistieke vrijheid, het behoud van cultureel erfgoed en de versterking van de lokale culturele en creatieve sectoren in Oekraïne, en de rol van cultuur en culturele professionals bij de bevordering en verdediging van de democratie en de mensenrechten in een kwetsbare context.
(11) Zie bijlage II voor de definitie van “bedreigde kunstenaars”.
(12) Zie bijvoorbeeld de conclusies van de Raad over de bescherming en veiligheid van journalisten en andere mediaprofessionals (2022/C 245/04), waarin de lidstaten en de Commissie worden verzocht onafhankelijke en in ballingschap levende journalisten en mediaprofessionals, met name uit landen als Oekraïne, Belarus en de Russische Federatie, te ondersteunen.
(13) Zie bijlage II voor de definitie van “veilige haven”.
(14) Europese Commissie, Ondersteuning van Oekraïense kunstenaars, culturele en creatieve professionals en organisaties.
(15) Zie bijlage II voor de definitie van “toevluchtssteden”.
(16) Met inachtneming van het in artikel 5, VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel.
(17) Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, artikel 9.
BIJLAGE I
Referentiedocumenten
— |
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000/C 364/01) |
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende het actieplan voor Europese democratie (doc. COM(2020) 790 final). |
— |
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Council of Europe Treaty Series 005, Raad van Europa, 1950. |
— |
Conclusies van de Raad over de bescherming en veiligheid van journalisten en andere mediaprofessionals – PB C 245 van 28.6.2022, blz. 5. |
— |
Resolutie van de Raad over het EU-werkplan voor cultuur 2023-2026 – PB C 466 van 7.12.2022, blz. 1. |
— |
Verklaring van de Conferentie van ministers van Cultuur van de Raad van Europa “Bouwen aan onze toekomst: creativiteit en cultureel erfgoed als strategische hulpbronnen voor een divers en democratisch Europa”, 1 april 2022. |
— |
Verklaring van de Europese ministers verantwoordelijk voor cultuur, audiovisuele media en de media, Angers, uitgave 2022. |
— |
Europese Commissie, “De EU steunt Oekraïne via cultuur”, uitgave 2022. |
— |
Conclusies van de Europese Raad van 15 december 2022 (doc EUCO 34/22). |
— |
Conclusies van de Europese Raad van 9 februari 2023 (doc. EUCO 1/23). |
— |
Conclusies van de Europese Raad van 23 maart 2023 (doc. EUCO 4/23). |
— |
Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2022 over culturele solidariteit met Oekraïne en een gemeenschappelijk noodresponsmechanisme voor cultureel herstel in Europa (2022/2759(RSP)). |
— |
Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2022 over de uitvoering van de nieuwe Europese agenda voor cultuur en de EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen (2022/2047(INI)). |
— |
International Cities of Refuge Network, ICORN, What is ICORN, uitgave 2023. Beschikbaar op: https://icorn.org/what-icorn (geraadpleegd op 20 maart 2023) |
— |
OESO, Policy Responses on the Impacts of the War in Ukraine (“Beleidsrespons op de oorlog in Oekraïne”), uitgave 2022. |
— |
Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34). |
— |
Stuurgroep Cultuur, Erfgoed en Landschappen (CDCPP), Jaroslav Andel, Giuliana De Francesco, Kata Krasznahorkai, Mary Ann DeVlieg, Sara Whyatt, ondersteund door Levan Kharatishvili, Manifesto on the Freedom of Expression of Arts and Culture in the Digital Era, uitgave 2020. |
— |
Stuurgroep Cultuur, Erfgoed en Landschappen (CDCPP), Free to Create: Artistic Freedom in Europe – Verslag van de Raad van Europa over de vrijheid van artistieke expressie, uitgave 2023. |
— |
Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, uitgave 2015. |
— |
UNHCR, situatie van vluchtelingen in Oekraïne, gegevens bijgewerkt in december 2022. |
— |
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, A/RES/2200, 1966. |
— |
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Resolutie 217 A (III) van de Algemene Vergadering, 1948. |
BIJLAGE II
Definities
In deze conclusies van de Raad gelden de volgende definities:
Kunstenaar: de definitie van “kunstenaar” moet ruim worden opgevat, met inbegrip van alle professionals in de culturele en creatieve sectoren zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013.
Veilige haven: een “veilige haven” wordt gedefinieerd als een mogelijkheid voor kunstenaars die worden bedreigd in hun thuisland om gedurende een beperkte periode op een andere plaats bescherming te zoeken en, als ze dat willen, artistiek actief te blijven.
Bedreigde kunstenaars: kunstenaars die worden bedreigd door een gewapend conflict, vervolging of onderdrukking.
Noodverblijf: een plaats voor de tijdelijke hervestiging van een bedreigde kunstenaar, die deze accommodatie biedt en de mogelijkheid om zijn of haar werk op een veilige plaats voort te zetten. Een noodverblijf kan worden aangeboden in het kader van reeds bestaande verblijfsprogramma's voor kunstenaars of door het creëren van nieuwe verblijven voor kunstenaars met als specifiek doel ondersteuning van ontheemde kunstenaars die op de vlucht zijn voor een gewapend conflict.
Toevluchtssteden: volgens het International Cities of Refuge Network (Icorn) zijn “toevluchtssteden” steden of regio's die bedreigde schrijvers en kunstenaars onderdak bieden en zo de vrijheid van meningsuiting bevorderen, de democratische waarden verdedigen en internationale solidariteit bevorderen. Icorn-steden bieden langdurig, maar tijdelijk onderdak aan degenen die in gevaar zijn als direct gevolg van hun creatieve activiteiten (1).
(1) International Cities of Refuge Network.
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/44 |
Conclusies van de Raad over verdere stappen om automatische wederzijdse erkenning op het gebied van onderwijs en opleiding te bewerkstelligen
(2023/C 185/10)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
HERBEVESTIGT zijn sterke politieke wil om de Europese onderwijsruimte tegen 2025 realiteit te maken, en HERINNERT AAN de politieke achtergrond, die in de bijlage wordt toegelicht.
BENADRUKT het volgende:
1.
Het Verdrag van 1997 inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon) en de bijbehorende teksten, die werden opgesteld door de Raad van Europa en Unesco, voorziet in een rechtskader voor de erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs, hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen die toegang geven tot het hoger onderwijs. Op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding hebben de lidstaten zich verbonden tot het proces van Kopenhagen betreffende intensievere samenwerking, dat wederzijds vertrouwen, transparantie en de erkenning van kwalificaties en competenties bevordert.
2.
Voortbouwend op dit rechtskader heeft de Raad in zijn aanbeveling van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (1) ambitieuze en duidelijk omschreven doelstellingen vastgelegd, die de lidstaten uiterlijk in 2025 zouden moeten verwezenlijken. Meer bepaald heeft de Raad aanbevolen dat de lidstaten:
— |
de nodige stappen zetten om te komen tot automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en van de resultaten van een leerperiode in het buitenland in het hoger onderwijs; |
— |
substantiële vooruitgang boeken met de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen die toegang geven tot het hoger onderwijs en van de resultaten van een leerperiode in het buitenland tijdens het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen. |
3.
De definitie van “automatische wederzijdse erkenning van een kwalificatie” en die van “resultaten van een leerperiode in het buitenland”, zowel op het niveau van hoger onderwijs als op het niveau van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, zijn opgenomen in de bijlage bij de aanbeveling van 2018 en zijn volledig van toepassing op de onderhavige conclusies van de Raad.
ONDERKENT het volgende:
1.
Een ware Europese onderwijsruimte (EEA) kan niet worden bereikt zonder in te zien dat automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en resultaten van een leerperiode in het buitenland één van de fundamentele bouwstenen is voor de bevordering van leermobiliteit. Als erkenning niet automatisch gebeurt, kan dit administratieve lasten veroorzaken voor instellingen en aanbieders van onderwijs en opleiding, maar ook voor lerenden. Hierdoor komt de gelijke toegang tot gelijkwaardige en kwalitatieve onderwijs- en opleidingsmogelijkheden een leven lang in het gedrang, en worden de mobiliteit en de verwerving van transversale vaardigheden en competenties, die nodig zijn voor persoonlijke, burgerschaps-, en professionele ontwikkeling, alsook voor verhoogde inzetbaarheid, belemmerd. Wil de Europese Unie haar concurrentievoordeel behouden en vergroten, dan is het absoluut noodzakelijk dat het potentieel van de EEA ten volle wordt benut zodat lerenden het meeste uit alle onderwijs- en opleidingsmogelijkheden in de gehele EU kunnen halen.
2.
Maatregelen om te zorgen voor meer transparantie en aldus meer vertrouwen op te bouwen zijn essentieel voor de bevordering van de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en resultaten van een leerperiode in het buitenland in het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen (zowel voor algemeen onderwijs als voor beroepsonderwijs en -opleiding). Of de uitvoering van automatische wederzijdse erkenning succesvol zal zijn, hangt ervan af of de vooruitgang binnen de EEA en de Europese hogeronderwijsruimte (EHEA) richting meer transparantie en vertrouwen kan worden versneld en volgehouden.
3.
De lidstaten en de Europese Commissie hebben succesvol samengewerkt in de ontwikkeling van een reeks instrumenten, en in het kader van het proces van Bologna zijn belangrijke stappen genomen om de lidstaten een instrumentarium aan te reiken dat van automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs een praktische mogelijkheid maakt. Deze instrumenten omvatten onder meer de normen en richtsnoeren inzake kwaliteitsborging in de Europese hogeronderwijsruimte (ESG), het diplomasupplement, het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR), het systeem voor hoger onderwijs met drie cycli, en het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS).
4.
Ook op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding zijn er belangrijke stappen genomen, onder meer via het proces van Kopenhagen, en vooral via het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en - opleiding (Eqavet).
5.
Het netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning (de “NARIC’s”) vervult een centrale rol bij de uitvoering van de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties in Europa, in het bijzonder in het hoger onderwijs, aangezien de NARIC’s een belangrijke bron zijn van kennis, informatie en goede praktijken voor alle actoren die te maken hebben met automatische wederzijdse erkenning.
6.
Bilaterale, multilaterale en regionale overeenkomsten op het gebied van automatische wederzijdse erkenning in de EU kunnen het vertrouwen en de transparantie bevorderen, automatische wederzijdse erkenning ondersteunen, en inspiratie bieden voor bredere Europese samenwerking met het oog op de uitvoering van de aanbeveling van 2018.
IS INGENOMEN MET het verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs, hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen en de resultaten van leerperioden in het buitenland van 23 februari 2023 (2) en NEEMT met name NOTA VAN het volgende:
1.
Hoewel automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties geen automatische toelating tot verdere studies inhoudt, zijn er nog steeds uitdagingen met betrekking tot het onderscheid tussen het in aanmerking komen voor verdere studies (d.w.z. erkenning) en toelating tot een specifieke opleiding of een specifiek programma. In het verslag van de Commissie staat voorts dat verschillende redenen voor deze uitdagingen mogelijk op institutioneel niveau te vinden zijn. Zo wordt het concept automatische wederzijdse erkenning regelmatig verkeerd begrepen en worden erkenning en toelating vaak in één adem genoemd, wat soms tot inconsistenties in de besluitvorming leidt. Wanneer er een gebrek is aan consistente benaderingen van automatische wederzijdse erkenning kan dit uitmonden in uiteenlopende en complexe processen, die vlotte, eerlijke en transparante automatische wederzijdse erkenning in de weg staat.
2.
Richtsnoeren van nationale autoriteiten en systematische verstrekking van opleiding en informatie zijn nog steeds niet wijdverbreid, deels vanwege de beperkte nationale middelen die aan de ondersteuning van de uitvoering van automatisch wederzijdse erkenning en de NARIC’s is toegewezen. Daarnaast toont het verslag van de Commissie aan dat de systematische monitoring van erkenningspraktijken op het gebied van onderwijs en opleiding onderontwikkeld is.
3.
In het hoger onderwijs is automatische wederzijdse erkenning nog steeds verder ontwikkeld dan op het niveau van hoger secundair onderwijs en hoger secundaire opleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, voornamelijk vanwege het kader waar de Bologna-instrumenten in voorzien. Deze instrumenten worden evenwel ongelijkmatig toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval met het gebruik van de informatie van de in het EQAR geregistreerde agentschappen voor kwaliteitsborging, en het gebruik van het diplomasupplement, ook via het Europass-platform.
4.
De moeilijkheden met betrekking tot de automatische wederzijdse erkenning na een leerperiode in het buitenland voor studenten in het hoger onderwijs houden aan, ten dele vanwege een gebrek aan informatie en een beperkt gebruik van de ECTS-gebruikersgids van 2015. Administratieve hinderpalen en uiteenlopende visies inzake kwaliteit op faculteitsniveau zorgen voor extra complicaties. Hoewel de hogeronderwijsinstellingen zich in het kader van het Erasmus+-programma ertoe hebben verbonden de tijdens een mobiliteitsperiode verworven studiepunten volledig en automatisch te erkennen, is erkenning nog op verre na niet de norm.
5.
Er blijven uitdagingen bestaan voor de erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, die toegang geven tot hoger onderwijs in de lidstaat waar ze zijn afgegeven, wat betreft de toegang tot hoger onderwijs in een andere lidstaat. Hiervoor zijn er verschillende redenen, zoals de verscheidenheid aan praktijken en betrokken actoren en het beperkte gebruik van de beschikbare instrumenten.
6.
De automatische wederzijdse erkenning van de resultaten van een leerperiode in het buitenland voor lerenden in het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, blijft evenzeer onderontwikkeld. De diversiteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels in de EU is een sterkte, maar kan in deze context ook een uitdaging zijn. De erkenning van resultaten van een leerperiode in het buitenland is een complexe kwestie vanwege bijvoorbeeld deze diversiteit, verschillen in erkenningsprocedures en het ontbreken van gemeenschappelijke kaders op het gepaste niveau in de lidstaten.
KOMT het volgende OVEREEN:
1.
Ondanks de geboekte vooruitgang blijft het gebrek aan automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en resultaten van een leerperiode in het buitenland de leermobiliteit in de EU belemmeren.
2.
Er blijft een sterke stimulans bestaan om een degelijke basis te leggen voor een op vertrouwen gebaseerde automatische wederzijdse erkenning in de EU. Automatische wederzijdse erkenning vergroot de aantrekkelijkheid van de Europese leermobiliteit, maakt onderwijs- en opleidingsinstellingen sterker en bevordert hun internationalisering. Het leidt ook tot beter onderwijs en betere opleiding, de verwerving van transversale vaardigheden en competenties, en betere opties op de arbeidsmarkt. Een leerperiode in het buitenland heeft het potentieel een positieve, levensveranderende ervaring voor een jongere te zijn en kan leiden tot nog meer mobiliteit later in het leven. Een dergelijke periode kan bijdragen tot de ontwikkeling van sleutelcompetenties zoals meertaligheid, burgerschap en cultureel bewustzijn.
3.
Het is absoluut noodzakelijk dat alle relevante actoren grotere inspanningen leveren teneinde aan de aanbeveling van 2018 te voldoen en tegen 2025 alle nodige stappen te nemen. Allerbelangrijkst is dat automatische wederzijdse erkenning staat of valt met de samenwerking van de lidstaten om wederzijds vertrouwen en transparantie te bevorderen.
4.
Het opbouwen en in stand houden van wederzijds vertrouwen en transparantie voor de bevordering van automatische wederzijdse erkenning is noodzakelijk om de bouwstenen van de EEA en de positie van de EU als mondiale speler op het gebied van onderwijs en opleiding toekomstbestendig te maken. EEA-initiatieven, zoals het initiatief “Europese universiteiten”, kunnen belangrijke aanjagers voor automatische wederzijdse erkenning zijn, en vragen om een holistisch perspectief.
5.
Vertrouwen en transparantie tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels zijn van essentieel belang om automatische wederzijde erkenning te waarborgen. Bijgevolg moeten er op alle besluitvormingsniveaus grotere inspanningen worden geleverd om een cultuur van vertrouwen en transparantie te creëren, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Kwaliteitsborging speelt een belangrijke rol bij het versnellen van de vertrouwensopbouw door methoden onder de aandacht te brengen en transparantie te vergroten. De voortzetting van het reeds verrichte, belangrijke werk in het kader van het proces van Bologna en de EU, met inbegrip van het proces van Kopenhagen, is dan ook van fundamenteel belang voor op vertrouwen gebaseerde erkenningsprocedures. Ter wille van de transparantie kunnen duidelijke motiveringen voor negatieve erkenningsbesluiten en de mogelijkheid om zulke besluiten in de respectieve stelsels van de lidstaten aan te vechten, belangrijk blijken voor individuen en voor het opbouwen van vertrouwen in het erkenningsstelsel.
6.
EU-instrumenten en -initiatieven spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van meer transparantie en bij de automatisering van erkenningsprocessen in het algemeen. Hieronder vallen het Erasmus+-programma en het Europees kwalificatiekader (EKK), dat bijdraagt aan meer transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van kwalificaties. In dit verband is het belangrijk nationale kwalificatiekaders actueel te houden ten aanzien van het EKK.
7.
Het is belangrijk zich toe te leggen op digitaliseringsprocessen en het gebruik van digitale instrumenten (3), die de verificatie van de authenticiteit van kwalificaties vergemakkelijken en tegelijkertijd doeltreffende fraudepreventie mogelijk maken, alsook op de in het kader van het Erasmus+-programma ontwikkelde instrumenten. Samen met de diplomasupplementen en de Q-entry databank ligt de toegevoegde waarde van deze instrumenten in hun potentieel om de kosten en de administratieve lasten te verminderen.
8.
Naast het ten volle benutten van de beschikbare instrumenten, is het van essentieel belang het vertrouwen onder de bij het besluitvormingsproces betrokken personeelsleden te bevorderen, te bestendigen en verder te ontwikkelen, en hun relevante opleiding aan te reiken opdat zij de benodigde kennis bezitten, de relevante instrumenten en kaders begrijpen, en de vaardigheden hebben om deze op passende wijze aan te wenden. Aangezien besluiten vaak op institutioneel of lokaal niveau worden genomen kan het ontwikkelen van betrekkingen tussen leerkrachten, opleiders, lerenden, leiders en beleidsambtenaren fundamenteel blijken om van automatische wederzijdse erkenning een praktische mogelijkheid te maken. Het mogelijk maken van individuele deelname aan transnationale samenwerkingsprojecten en mobiliteit voor belanghebbenden, zoals leerkrachten, opleiders en leiders, kan positieve gevolgen hebben voor het bevorderen van automatische wederzijdse erkenning.
9.
De autonomie van instellingen voor hoger onderwijs en aanbieders van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, afhankelijk van de nationale context, is van fundamenteel belang voor de totstandbrenging van een succesvolle Europese Onderwijsruimte (EEA). Tegelijkertijd zouden consistente nationale benaderingen van automatische wederzijdse erkenning in overeenstemming met de aanbeveling van 2018, alsook de monitoring van de erkenning op nationaal niveau de complexiteit van en onnodige verschillen in benaderingen verminderen. Dit kan de voorspelbaarheid ervan verbeteren en tegelijkertijd de administratieve en financiële lasten voor autoriteiten en lerenden verminderen. De betrokkenheid van alle relevante actoren, zoals instellingen voor hoger onderwijs, NARIC’s, organisaties voor kwaliteitsborging en nationale coördinatiepunten voor het Europees kwalificatiekader (EKK), kan een belangrijke rol spelen bij deze inspanningen, onder meer op het gebied van opleiding, informatieverstrekking, monitoring en de ontwikkeling van nationale richtsnoeren. In dit verband kan intercollegiaal leren een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van beste praktijken, zowel in het hoger onderwijs als in het hoger secundair onderwijs en in hogere secundaire opleidingen, om bij te dragen tot consistentere nationale benaderingen in de lidstaten.
10.
Werkzaamheden in verband met de uitvoering van de aanbeveling kunnen ook vooruitgang in verband met de erkenning van buiten de EU behaalde kwalificaties stimuleren en vergemakkelijken, in overeenstemming met de nationale omstandigheden. Overeenkomstig de instrumenten en het kader van het Bolognaproces en van de EU moeten de voordelen van het mondiaal verdrag van Unesco over de erkenning van kwalificaties betreffende het hoger onderwijs ten volle worden benut, aangezien dit verdrag de internationale mobiliteit van studenten faciliteert, de ontwikkeling van erkenningskwesties in een mondiale context plaatst en aldus het potentieel voor de internationalisering van het Europees hoger onderwijs ontsluit.
VERZOEKT DE LIDSTATEN, met inachtneming van de institutionele autonomie en de academische vrijheid, en in overeenstemming met de nationale omstandigheden en wetgeving:
1.
hun inspanningen te consolideren en op te voeren om te komen tot de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en leerperioden in het buitenland in hun respectieve onderwijs- en opleidingsstelsels, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 2018;
2.
de denkwijze te huldigen dat een kwalificatie die toegang geeft tot een bepaald niveau van hoger onderwijs in de lidstaat waar de kwalificatie is toegekend, automatisch wordt erkend en ook toegang geeft tot hoger onderwijs op hetzelfde niveau in een andere lidstaat, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het recht van een instelling voor hoger onderwijs om specifieke toelatingscriteria voor specifieke programma’s vast te stellen, zodat burgers in de gehele EU mobiel kunnen zijn;
3.
instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen bij de toepassing van automatische wederzijdse erkenning, zoals gedefinieerd in de aanbeveling van de Raad van 2018, onder meer door duidelijke richtsnoeren en relevante opleiding te bieden; indien instellingen voor hoger onderwijs verantwoordelijk zijn voor automatische wederzijdse erkenning, hen te ondersteunen bij het faciliteren van consistente nationale benaderingen;
4.
ervoor te zorgen dat de externe kwaliteitsborging in het hoger onderwijs wordt uitgevoerd door onafhankelijke organisaties voor kwaliteitsborging die in het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR) zijn opgenomen en die in overeenstemming met de Europese normen en richtsnoeren (ESG) werken, om de transparantie te bevorderen en aldus het wederzijds vertrouwen in automatische wederzijdse erkenning te bevorderen;
5.
in de context van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, aandacht te besteden aan leerresultaten en bestaande kwaliteitsborgingsinstrumenten te blijven ontwikkelen in overeenstemming met het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging (Eqavet), om de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en resultaten van leerperioden in het buitenland mogelijk te maken;
6.
synergieën binnen de Europese hogeronderwijsruimte (EHEA) en de EEA te bevorderen om ervoor te zorgen dat zij elkaar wederzijds versterken, teneinde transparante en efficiënte omgevingen voor procedures voor automatische wederzijdse erkenning te bevorderen;
7.
in dit verband ervoor te zorgen dat ten volle gebruik wordt gemaakt van de instrumenten van het Bolognaproces en, in voorkomend geval, van de EU, om automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs te faciliteren; op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding automatische wederzijdse erkenning binnen het toepassingsgebied van de aanbeveling van 2018 te faciliteren door, in voorkomend geval, gebruik te maken van de instrumenten van het proces van Kopenhagen. Deze instrumenten omvatten, maar blijven niet beperkt tot, het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem (ECTS), de ESG, de databank van externe kwaliteitsborgingsresultaten (DEQAR), het EKK, de Q-Entry-databank, de Europese digitale leercredentials, het Europees leermodel, Europass, het diplomasupplement, het Erasmus-handvest voor hoger onderwijs (ECHE), het Europass-mobiliteitssupplement, het certificaatsupplement en de Europese studentenpas, alsook andere instrumenten die zijn ontwikkeld met steun van het Erasmus+-programma en die welke voortvloeien uit het Bolognaproces;
8.
op EU-niveau samen te werken om beste praktijken uit te wisselen en peer learning en de uitwisseling van informatie te ondersteunen teneinde vertrouwen en transparantie tussen onderwijs- en opleidingsstelsels op te bouwen en de automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs te bevorderen, onder meer via de allianties van Europese universiteiten, alsook in het hoger secundair onderwijs en in hogere secundaire opleidingen, onder meer via kenniscentra voor beroepsopleiding;
9.
de bevordering en verspreiding te ondersteunen van relevante informatie over procedures voor automatische wederzijdse erkenning onder alle relevante actoren en belanghebbenden, zoals lerenden, instellingen voor hoger onderwijs, aanbieders van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, met inbegrip van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, NARIC’s en organisaties voor kwaliteitsborging. Hierdoor zullen burgers en lerenden inzicht krijgen in de mogelijkheden die automatische wederzijdse erkenning hun biedt voor een studie in het buitenland. Ook wordt hiermee een consistente aanpak van de bevoegde erkenningsautoriteiten ondersteund;
10.
in dit verband de erkenning van vroegere leerervaringen en de doorstroming tussen onderwijs- en opleidingssectoren te overwegen, met name de bevordering van overdrachten tussen beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs, indien van toepassing, en rekening houdend met de onderwijsniveaus, om een gebrek aan doorgroeimogelijkheden te voorkomen en het gemakkelijker te maken ten volle gebruik te maken van mobiliteitsmogelijkheden;
11.
NARIC’s verder te ondersteunen en passende manieren te overwegen om de erkenningssystemen beter te monitoren en te evalueren, waarbij in voorkomend geval gebruik moet worden gemaakt van de deskundigheid van NARIC’s en andere bevoegde organen en instellingen, teneinde na te gaan of verdere maatregelen nodig zijn;
12.
de samenwerking tussen besluitvormers op het gebied van erkenning en de NARIC’s aan te moedigen om inconsistenties te voorkomen, automatische wederzijdse erkenning doeltreffender en hulpbronnenefficiënter te maken, en gevestigde instrumenten correct toe te passen. Daartoe kunnen zelfevaluatie en collegiale toetsing van NARIC’s in overeenstemming met het vrijwillige kwaliteitsborgingssysteem van ENIC-NARIC-netwerken nuttig zijn;
13.
deel te nemen aan op vertrouwen gebaseerde, wederzijds voordelige en genereuze grensoverschrijdende samenwerking ter verbetering en ondersteuning van mobiliteitsmogelijkheden, met name langdurige leerperioden in het buitenland in het hoger secundair onderwijs en in hogere secundaire opleidingen. Er moeten verdere inspanningen worden geleverd om uitwisselingen tussen personeel, instellingen, autoriteiten en andere relevante actoren te faciliteren. In dit verband moet meer gebruik worden gemaakt van het Erasmus+-programma en andere relevante EU-fondsen en -programma’s voor nauwere samenwerking en uitwisselingen.
VERZOEKT DE COMMISSIE, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de nationale omstandigheden, met inbegrip van institutionele autonomie, om:
1.
de lidstaten te ondersteunen en met hen samen te werken, onder meer in het kader van het Bolognaproces en het proces van Kopenhagen, door samenwerking en wederzijds leren te bevorderen met betrekking tot de beste manieren om automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, toe te passen, met name op de gebieden waarop er nog uitdagingen zijn, met inbegrip van gerichte steun aan actoren en belanghebbenden, indien relevant;
2.
in nauw overleg met de lidstaten na te gaan hoe de steun aan de lidstaten kan worden versterkt teneinde vooruitgang te boeken met de uitvoering van de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en van leerperioden in het buitenland in het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen. Het doel moet zijn beste praktijken te bevorderen en het aanbieden van opleidingen en collegiale steun aan de lidstaten en aanbieders van onderwijs en opleiding, met inbegrip van leerkrachten en opleiders, waar nodig, te vergemakkelijken. Bij deze steun moet worden voortgebouwd op de deskundigheid van het NARIC-netwerk en in voorkomend geval moeten er organisaties voor kwaliteitsborging en andere bevoegde organen en instellingen bij worden betrokken; in dit verband te onderzoeken hoe de deskundigheid van NARIC’s kan worden gebruikt om automatische wederzijdse erkenning in het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, in het algemeen onderwijs en, waar relevant, in beroepsonderwijs en -opleiding, in de hand te werken;
3.
de lidstaten, met inbegrip van de NARIC’s, te blijven ondersteunen via het Erasmus+-programma, het instrument voor technische ondersteuning en andere financieringsprogramma’s en -instrumenten van de EU, teneinde vorderingen te maken met de werkzaamheden op het gebied van automatische wederzijdse erkenning; voorts de lidstaten te ondersteunen bij het gebruik van bestaande instrumenten voor de verdere ontwikkeling van automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen, alsook bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke informatiekanalen en kanalen voor de uitwisseling van beste praktijken;
4.
het proces van collegiale toetsing van Eqavet op het niveau van het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding te blijven ondersteunen om het vertrouwen en de transparantie te versterken en zo automatische wederzijdse erkenning tussen de lidstaten te bevorderen;
5.
een holistische aanpak te hanteren om de lidstaten te ondersteunen bij het bereiken van automatische wederzijdse erkenning in het hoger onderwijs, het hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleidingen door na te gaan hoe toekomstige strategische EEA-initiatieven die uiterlijk in 2025 moeten worden voorgesteld, in samenhang met bestaande instrumenten, structuren en kaders, de verwezenlijking van de in de aanbeveling van 26 november 2018 vastgelegde doelstellingen kunnen ondersteunen, en met name hoe deze initiatieven kunnen worden gebruikt om het vertrouwen en de transparantie te vergroten.
(1) PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1.
(2) COM(2023) 91 final.
(3) Bijvoorbeeld de Europese digitale leercredentials, de Europese blockchaininfrastructuur voor diensten, het document Europass Mobiliteit en het certificaatsupplement (onderdeel van het Europass-platform), alsook de nationale registers van kwalificaties, die op het Europass platform in kaart zijn gebracht, en de databank van resultaten van externe kwaliteitsborging (DEQAR).
BIJLAGE
Politieke achtergrond
1. |
Resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2). |
2. |
Conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 (doc. EUCO 19/1/17 REV 1). |
3. |
Aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1). |
4. |
Resolutie van de Raad over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte ter ondersteuning van toekomstgerichte onderwijs- en opleidingsstelsels (PB C 389 van 18.11.2019, blz. 1). |
5. |
Aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1). |
6. |
Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1). |
7. |
Aanbeveling van de Raad van 5 april 2022 over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs (PB C 160 van 13.4.2022, blz. 1). |
8. |
Conclusies van de Raad over een Europese strategie om met het oog op de toekomst van Europa de positie van instellingen voor hoger onderwijs te versterken (PB C 167 van 21.4.2022, blz. 9). |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/51 |
Kennisgeving ter attentie van de personen op wie en de entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië van toepassing zijn
(2023/C 185/11)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen en entiteiten die worden genoemd in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB van de Raad (1), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/1035 (2) van de Raad, en in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2023/1027 (4) van de Raad, betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië.
De Raad van de Europese Unie heeft, na evaluatie van de lijst van personen en entiteiten die in bovengenoemde bijlagen worden aangewezen, vastgesteld dat de beperkende maatregelen van Besluit 2013/255/GBVB en Verordening (EU) nr. 36/2012 van toepassing moeten blijven op die personen en entiteiten.
De betrokken personen en entiteiten wordt erop geattendeerd dat zij aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten), vermeld op de websites in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 36/2012, een verzoek kunnen richten om een machtiging te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 16 van de verordening).
De betrokken personen en entiteiten kunnen vóór 16 februari 2024, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit hen op bovengenoemde lijst te plaatsen:
Raad van de Europese Unie |
Secretariaat-generaal |
RELEX.1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
Met eventuele ontvangen opmerkingen zal rekening worden gehouden bij de volgende evaluatie door de Raad, overeenkomstig artikel 34 van Besluit 2013/255/GBVB en artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) nr. 36/2012, van de lijst van aangewezen personen en entiteiten.
(1) PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.
(2) PB L 139 van 26.5.2023, blz. 49
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/52 |
Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/1035 van de Raad, en Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1027 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, van toepassing zijn
(2023/C 185/12)
De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).
De rechtsgronden voor deze verwerking zijn Besluit 2013/255/GBVB van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/1035 van de Raad (3), en Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1027 van de Raad (5).
De verwerkingsverantwoordelijke is de Raad van de Europese Unie, die wordt vertegenwoordigd door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Buitenlandse Zaken (RELEX) van het secretariaat-generaal van de Raad, en de dienst die met de verwerking is belast, is RELEX.1, die bereikbaar is op het volgende adres:
Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie |
RELEX.1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
De functionaris voor gegevensbescherming van de Raad is bereikbaar op het volgende adres:
Gegevensbeschermingsfunctionaris
data.protection@consilium.europa.eu
Doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen die aan beperkende maatregelen zijn onderworpen in overeenstemming met Besluit 2013/255/GBVB, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/1035, en Verordening (EU) nr. 36/2012, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1027.
De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Besluit 2013/255/GBVB en Verordening (EU) nr. 36/2012.
De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokkene, de motivering en eventuele andere gegevens die verband houden met de redenen voor opname op de lijst.
De rechtsgronden voor de verwerking van persoonsgegevens zijn de op grond van artikel 29 VEU vastgestelde besluiten van de Raad en de op grond van artikel 215 VWEU vastgestelde verordeningen van de Raad waarbij natuurlijke personen (betrokkenen) worden aangewezen, tegoeden worden bevroren en reisbeperkingen worden opgelegd.
De verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt a), en om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen die zijn vastgelegd in bovengenoemde rechtshandelingen en die op de verwerkingsverantwoordelijke rusten overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/1725.
De verwerking is noodzakelijk om redenen van zwaarwegend algemeen belang overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2018/1725.
De Raad kan van de lidstaten en/of de Europese Dienst voor extern optreden persoonsgegevens van betrokkenen verkrijgen. De ontvangers van de persoonsgegevens zijn de lidstaten, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.
Alle persoonsgegevens die door de Raad in het kader van autonome beperkende maatregelen van de EU worden verwerkt, worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de bevriezing van tegoeden van toepassing is of de geldigheid van de maatregel is verstreken of, indien een gerechtelijke procedure wordt ingesteld bij het Hof van Justitie, totdat een definitieve uitspraak is gedaan. Persoonsgegevens in door de Raad geregistreerde documenten worden door de Raad bewaard met het oog op archivering in het algemeen belang in de zin van artikel 4, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2018/1725.
Bij het omzetten van VN-aanwijzingen of bij internationale samenwerking met betrekking tot het EU-beleid inzake beperkende maatregelen moet de Raad mogelijk persoonsgegevens over een betrokkene uitwisselen met een derde land of een internationale organisatie.
Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen geschiedt de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie op basis van de volgende voorwaarde(en), overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) 2018/1725:
— |
de doorgifte is noodzakelijk wegens gewichtige redenen van algemeen belang; |
— |
de doorgifte is noodzakelijk voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. |
Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkene wordt geen geautomatiseerde besluitvorming gebruikt.
Betrokkenen hebben het recht op informatie over en inzage in hun persoonsgegevens. Zij hebben ook het recht op rectificatie en aanvulling van hun gegevens. Onder bepaalde omstandigheden hebben zij het recht hun persoonsgegevens te laten wissen, het recht bezwaar te maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of het recht te verzoeken om een beperkte verwerking.
Betrokkenen kunnen deze rechten doen gelden door de verwerkingsverantwoordelijke een e-mail te sturen met een kopie naar de functionaris voor gegevensbescherming. Beiden staan hierboven vermeld.
De betrokkenen moeten ter staving van hun identiteit bij hun verzoek een kopie van een identificatiedocument voegen (identiteitskaart of paspoort). Op dit document moeten een identificatienummer, het land van uitgifte, de geldigheidsduur, de naam, het adres en de geboortedatum vermeld zijn. Andere gegevens op de kopie van het identificatiedocument, zoals een foto of andere persoonlijke kenmerken, kunnen zwart worden gemaakt.
Betrokkenen hebben het recht een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).
Aanbevolen wordt dat betrokkenen, alvorens een klacht in te dienen, eerst trachten verhaal te zoeken bij de verwerkingsverantwoordelijke en/of de functionaris voor gegevensbescherming van de Raad.
(1) PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.
(2) PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.
(3) PB L 139 van 26.5.2023, blz. 49
Europese Commissie
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/54 |
Wisselkoersen van de euro (1)
25 mei 2023
(2023/C 185/13)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,0735 |
JPY |
Japanse yen |
149,63 |
DKK |
Deense kroon |
7,4502 |
GBP |
Pond sterling |
0,86793 |
SEK |
Zweedse kroon |
11,5490 |
CHF |
Zwitserse frank |
0,9708 |
ISK |
IJslandse kroon |
150,70 |
NOK |
Noorse kroon |
11,7695 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
23,645 |
HUF |
Hongaarse forint |
372,30 |
PLN |
Poolse zloty |
4,5110 |
RON |
Roemeense leu |
4,9495 |
TRY |
Turkse lira |
21,3944 |
AUD |
Australische dollar |
1,6443 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4599 |
HKD |
Hongkongse dollar |
8,4092 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7655 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,4515 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 424,30 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
20,7466 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,5891 |
IDR |
Indonesische roepia |
16 040,83 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,9655 |
PHP |
Filipijnse peso |
60,132 |
RUB |
Russische roebel |
|
THB |
Thaise baht |
37,154 |
BRL |
Braziliaanse real |
5,3320 |
MXN |
Mexicaanse peso |
19,0797 |
INR |
Indiase roepie |
88,8055 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/55 |
Mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages, zoals die vanaf 1 juni 2023 gelden
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 (1))
(2023/C 185/14)
De basispercentages zijn berekend overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6). Afhankelijk van het gebruik van het referentiepercentage, moeten nog de passende opslagen in de zin van die mededeling worden toegepast. Voor het disconteringspercentage betekent dit dat een marge van 100 basispunt dient te worden toegevoegd. In Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 is bepaald dat, tenzij in een bijzondere beschikking of een bijzonder besluit anders is bepaald, ook het bij terugvordering te hanteren percentage wordt vastgesteld door het basispercentage met 100 basispunt te verhogen.
Gewijzigde percentages zijn vet gedrukt.
Vorige tabel is gepubliceerd in PB C 141 van 24.4.2023, blz. 3.
Van |
Tot |
AT |
BE |
BG |
CY |
CZ |
DE |
DK |
EE |
EL |
ES |
FI |
FR |
HR |
HU |
IE |
IT |
LT |
LU |
LV |
MT |
NL |
PL |
PT |
RO |
SE |
SI |
SK |
UK |
1.6.2023 |
… |
3,64 |
3,64 |
2,15 |
3,64 |
7,43 |
3,64 |
3,54 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
15,10 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
3,64 |
7,62 |
3,64 |
8,31 |
3,21 |
3,64 |
3,64 |
4,24 |
1.5.2023 |
31.5.2023 |
3,06 |
3,06 |
1,80 |
3,06 |
7,43 |
3,06 |
3,54 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
15,10 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
7,62 |
3,06 |
8,31 |
3,21 |
3,06 |
3,06 |
4,24 |
1.4.2023 |
30.4.2023 |
3,06 |
3,06 |
1,51 |
3,06 |
7,43 |
3,06 |
3,54 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
15,10 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
7,62 |
3,06 |
8,31 |
3,21 |
3,06 |
3,06 |
3,52 |
1.3.2023 |
31.3.2023 |
3,06 |
3,06 |
1,10 |
3,06 |
7,43 |
3,06 |
2,92 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
15,10 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
3,06 |
7,62 |
3,06 |
8,31 |
2,96 |
3,06 |
3,06 |
3,52 |
1.2.2023 |
28.2.2023 |
2,56 |
2,56 |
0,79 |
2,56 |
7,43 |
2,56 |
2,92 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
15,10 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
7,62 |
2,56 |
8,31 |
2,44 |
2,56 |
2,56 |
2,77 |
1.1.2023 |
31.1.2023 |
2,56 |
2,56 |
0,36 |
2,56 |
7,43 |
2,56 |
2,92 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
15,10 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
2,56 |
7,62 |
2,56 |
8,31 |
2,44 |
2,56 |
2,56 |
2,77 |
V Bekendmakingen
BESTUURLIJKE PROCEDURES
Europese Commissie
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/56 |
KENNISGEVING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29, LID 2, VAN HET STATUUT
Bekendmaking van een vacature voor de functie van hoofd van de vertegenwoordiging in Sofia, Bulgarije (rang AD 14) bij het directoraat-generaal Communicatie (DG COMM)
COM/2023/10433
(2023/C 185/15)
De Europese Commissie heeft een vacature (referentie COM/2023/10433) gepubliceerd voor de functie van hoofd van de vertegenwoordiging in Sofia, Bulgarije (rang AD 14) bij het directoraat-generaal Communicatie (DG COMM).
U kunt de vacature in 24 talen raadplegen en uw sollicitatie indienen op de volgende website van de Europese Commissie: https://europa.eu/!tGQCxB
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/57 |
Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie
(2023/C 185/16)
Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).
MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING
“Coteaux de l’Aubance”
PDO-FR-A0149-AM03
Datum van de mededeling: 27.2.2023
BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING
1. Officiële geografische code
De informatie over de gemeenten van het geografische gebied en van het gebied in de onmiddellijke nabijheid is bijgewerkt op basis van de officiële geografische code.
Dit heeft geen gevolgen voor de perimeter van het afgebakende geografische gebied.
De punten 6 en 9 van het enig document zijn gewijzigd.
2. Afstand tussen de wijnstokken
De minimumafstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij is verlaagd van 1 m naar 0,90 m.
Daarmee wordt de mogelijkheid geboden om de beplantingsdichtheid van de wijngaarden te verhogen zonder dat de afstand tussen de rijen verandert.
Ook is een speciale bepaling toegevoegd voor wijngaarden op hellingen van meer dan 10 %: daar mag de minimumafstand tussen de wijnstokken 0,80 m bedragen.
Zo wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie van wijngaarden op steile hellingen, die op een specifieke wijze moeten worden aangelegd (aanplant evenwijdig aan de helling en niet loodrecht daarop).
Punt 5 van het enig document is gewijzigd.
3. Snoei
De snoeivoorschriften zijn gelijkgetrokken voor alle oorsprongsbenamingen van wijnen uit de zone Anjou Saumur in de Loirevallei.
Deze gelijktrekking moet tot een betere kennis bij de marktdeelnemers leiden en controles eenvoudiger maken. Door deze wijziging kunnen de wijnbouwers zich beter aanpassen aan de vorstperioden, die zich steeds later in het jaar voordoen.
Punt 5 van het enig document is gewijzigd.
4. Verband
Er wordt verwezen naar 2021 in plaats van 2018.
Punt 8 van het enig document is gewijzigd.
5. Overgangsmaatregelen
De niet langer geldende overgangsmaatregelen zijn geschrapt.
Het enig document is niet gewijzigd.
6. Voornaamste te controleren punten
Aan de belangrijkste te controleren punten is manueel oogsten in opeenvolgende plukbeurten toegevoegd.
Het enig document is niet gewijzigd.
7. Redactionele wijzigingen
In het productdossier zijn een aantal redactionele aanpassingen doorgevoerd.
Die wijzigingen hebben geen gevolgen voor het enig document.
8. Etikettering
De etiketteringsvoorschriften zijn nader uitgewerkt en zijn gelijkgetrokken voor alle oorsprongsbenamingen van wijnen uit de zone Anjou Saumur in de Loirevallei. Deze wijziging is louter redactioneel.
Punt 9 van het enig document is gewijzigd.
9. Verwijzing naar de controlestructuur
De formulering van de verwijzing naar de controlestructuur is in overeenstemming gebracht met de andere productdossiers voor oorsprongsbenamingen. Deze wijziging is louter redactioneel.
Het enig document blijft op dit punt ongewijzigd.
ENIG DOCUMENT
1. Naam van het product
Coteaux de l’Aubance
2. Type geografische aanduiding
BOB – beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
1. |
Wijn |
4. Beschrijving van de wijn(en)
KORTE BESCHRIJVING
Niet-mousserende witte wijnen met restsuiker die worden gemaakt van overrijp geoogste druiven (natuurlijke concentratie aan de stok, al dan niet met edelrot). Ze zijn harmonieus en ontwikkelen aroma’s van wit fruit, citrusvruchten en bloemen, alsook aroma’s van overrijpheid. Diezelfde harmonie hebben ze ook in de mond (suikergehalte, zuurgraad, structuur). Bij veroudering komen hun verfijning en complexiteit nog beter tot hun recht. Ze hebben een minimaal natuurlijk alcoholvolumegehalte van 14 %. Om de vermelding “Sélection de grains nobles” te mogen gebruiken, moet het natuurlijk alcoholvolumegehalte minstens 19 % bedragen. Na gisting bedraagt het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose) minstens 34 g/l. De totale zuurgraad en het totale gehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de regelgeving van de Unie vastgestelde gehalten. Wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van minder dan 18 % hebben na gisting een effectief alcoholgehalte van minstens 11 %.
Algemene analytische kenmerken |
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimale totale zuurgraad |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
25 |
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
5. Wijnbouwpraktijken
5.1. Specifieke oenologische procedés
Verrijking is toegestaan overeenkomstig de voorschriften van het productdossier.
Het gebruik van stukjes hout is verboden.
Bij de opvoeding van de wijn worden de voorschriften van het productdossier in acht genomen.
Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen wat oenologische procedés betreft voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op het niveau van de Unie en in het Franse wetboek landbouw en zeevisserij.
1. Dichtheid
Teeltwijze
De minimale beplantingsdichtheid van de wijngaarden bedraagt 4 000 wijnstokken per hectare. De afstand tussen de rijen mag niet meer dan 2,50 meter bedragen en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij niet minder dan 0,90 meter.
De gecontroleerde oorsprongsbenaming mag ook worden gebruikt voor de oogst van percelen met een hellingsgraad van meer dan 10 % waar de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij minder dan 0,90 meter, maar niet minder dan 0,80 meter bedraagt.
Voorts mag de gecontroleerde oorsprongsbenaming worden gebruikt voor de oogst van percelen met een beplantingsdichtheid van minder dan 4 000 wijnstokken per hectare, maar niet minder dan 3 300 wijnstokken per hectare op voorwaarde dat de in het productdossier vastgestelde voorschriften betreffende de opbinding en de hoogte van de loofwand worden nageleefd. Op deze percelen mag de afstand tussen de rijen niet meer dan 3 m bedragen en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij niet minder dan 1 m.
2. Snoei en opbinden van de wijnstokken
Teeltwijze
De wijnstokken worden kort, lang dan wel gemengd gesnoeid, met een maximum van twaalf ogen per wijnstok.
In het fenologische stadium dat overeenkomt met elf of twaalf bladeren (afzonderlijke bloemknoppen), mag het aantal vruchtdragende takken van het betrokken jaar hoogstens twaalf per wijnstok bedragen.
De hoogte van het opgebonden gebladerte, gemeten tussen de ondergrens van de bladeren (minstens 0,40 m boven de grond) en de bovengrens van de snoei (minstens 0,20 m boven de bovenste opbinddraad), is minstens 0,6 keer de afstand tussen de rijen.
Voor de percelen met een beplantingsdichtheid van minder dan 4 000 wijnstokken per hectare, maar niet minder dan 3 300 wijnstokken per hectare gelden bovendien de volgende voorschriften inzake opbinding: de staken waaraan de opbinddraad is vastgemaakt, moeten minstens 1,90 m boven de grond uitsteken; de opbinddraad bestaat uit vier niveaus; de bovenste draad bevindt zich minstens 1,85 m boven de grond.
3. Irrigatie
Teeltwijze
Irrigatie is verboden.
4. Oogst
Teeltwijze
De wijnen worden gemaakt van overrijp geoogste druiven. Bij de wijnen waarvoor de vermelding “Sélection de grains nobles” mag worden gebruikt, vindt daarnaast ook concentratie op de wijnstok plaats als gevolg van edelrot.
De druiven worden manueel geoogst in opeenvolgende plukbeurten, de zogenaamde “tries”.
5.2. Maximumopbrengsten
40 hectoliter per hectare.
6. Afgebakend geografisch gebied
Alle productiestadia vinden plaats in het geografische gebied dat het grondgebied bestrijkt van de volgende gemeenten in het departement Maine-et-Loire, op basis van de officiële geografische code van 2021: Brissac Loire Aubance (alleen het grondgebied van de deelgemeenten Brissac-Quincé, Saint-Saturnin-sur-Loire en Vauchrétien), Denée, Les Garennes sur Loire, Mozé-sur-Louet, Mûrs-Erigné, Saint-Melaine-sur-Aubance en Soulaines-sur-Aubance.
De cartografische documenten voor het geografische gebied kunnen worden geraadpleegd op de website van het Institut national de l’origine et de la qualité.
7. Wijndruivenrassen
Chenin B
8. Beschrijving van het (de) verband(en)
a) – Beschrijving van de natuurlijke factoren die bijdragen tot het verband
Het geografische gebied ten zuidwesten van de stad Angers wordt gekenmerkt door een landschap dat bestaat uit vele kleine, weinig steile hellingen met uiteenlopende niveaus van blootstelling aan de zon, waarvan de hoogten variëren tussen 50 en 90 m. Op basis van de geografische code van 2021 strekt het zich uit over het grondgebied van zeven gemeenten. Het wordt begrensd in het westen door het mondingsgebied van de rivier Aubance in de Loire, in het oosten door een krijtplateau aan de rand van het Parijse bekken, in het noorden door de loop van de Loire en aan de zuidrand door de bossen van Brissac en Beaulieu.
De Aubance is een kleine zijrivier van de Loire die symbool staat voor dit geografische gebied en in noordelijke richting stroomt vanaf de plaats waar hij ontspringt tot de gemeente Brissac-Quincé, die beroemd is voor haar kasteel uit de zestiende eeuw. Vervolgens stroomt de rivier in noordwestelijke richting tot de gemeente Mûrs-Erigné, waarna hij ten zuidwesten van de stad Angers parallel aan de Loire gaat stromen.
De bodems die zijn ontstaan op de leisteenhoudende of leisteen-zandsteenhoudende ondergrond van het Armoricaans Massief, dat een plateau vormt met een zacht glooiende helling naar de Loire, zijn meestal niet zo diep, vertonen een goed thermisch gedrag en worden gekenmerkt door lage waterreserves. In het westelijke deel van het geografische gebied komen plaatselijk aders aan de oppervlakte die zijn gevormd uit zuur extrusief gesteente (ryoliet) of basische gesteenten (spiliet) en die zeer steenachtige bodems hebben doen ontstaan. Een bijzonder kenmerk van de gemeenten in het noorden van het geografische gebied is dat ze op formaties van leisteen liggen. Deze werden eeuwenlang geëxploiteerd voor de constructie van de muren van de huizen, de realisatie van dakbedekkingen en vloeren, en zelfs om er meubilair mee te maken zoals gootstenen, tafels of trappen. Dit alles bevestigt het unieke karakter van dit grondgebied. Deze elementen zijn prominent in het landschap aanwezig en dragen bij tot de identiteit van de wijngaard.
Het geografische gebied is een ingesloten gebied waar het weinig regent, waar zich een föhn-effect voordoet en dat wordt beschermd tegen de vochtigheid van de oceaan dankzij het hogere reliëf van Choletais en Les Mauges. Jaarlijks valt er zo’n 585 mm aan neerslag, terwijl dat in Choletais bijna 800 mm is. De waarden die in Brissac-Quincé worden opgemeten, zijn de laagste van alle meteorologische stations in het departement Maine-et-Loire. Verder stellen we ook een verschil in neerslag tijdens het teeltseizoen vast van ongeveer 100 mm tegenover de rest van het departement. De jaarlijkse gemiddelde temperaturen zijn relatief hoog (ongeveer 12 °C) en liggen 1 °C hoger dan in het hele departement Maine-et-Loire. Het specifieke mesoklimaat van dit gebied wordt benadrukt door de zuiders aandoende flora, met steeneiken en parasoldennen.
b) – Beschrijving van de menselijke factoren die bijdragen tot het verband
Enkele emblematische eigenschappen van de “Coteaux de l’Aubance”-wijngaard hebben een zeer oude oorsprong die teruggaat tot het einde van de zestiende eeuw. Aan het einde van de negentiende eeuw krijgt de wijngaard zijn eigen identiteit, net na de phylloxera-crisis die meer dan driekwart van de wijngaarden in de Anjou vernielt. De naburige wijnbouwers uit de Layon-streek gaan op zoek naar niet-getroffen percelen op enige afstand van hun wijngaard en planten er het traditionele druivenras Chenin B aan. In 1922 wordt de naam “Coteaux de l’Aubance” voor het eerst vermeld op een oogstaangifte, en in 1925 wordt het “Syndicat des viticulteurs des Coteaux de l’Aubance” opgericht. In de statuten van deze vereniging staat dat het de bedoeling is om: “de hele wereld bekend te maken met de wijnen van het terroir, die gereputeerd zijn, maar toch geen brede bekendheid genieten”.
De nabijheid van de stad Angers speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het wijngebied. De Aubance-streek wordt namelijk de bevoorradingsbron voor alle kleinhandelaars van dranken in de omliggende gemeenten, met name de gemeenten Mûrs-Erigné en Saint-Mélaine-sur-Aubance.
Terwijl de geoogste rijpe druiven van oudsher worden verwerkt tot droge of halfdroge wijn, worden al snel de praktijken uit de naburige Layon-streek overgenomen om te oogsten in opeenvolgende plukbeurten (“tries”) wanneer de druiven overrijp zijn. Dit levert een geconcentreerde oogst op waaruit een volle en zachte wijn kan worden bereid.
De gecontroleerde oorsprongsbenaming “Coteaux de l’Aubance” wordt aldus bij decreet van 18 februari 1950 erkend voor een witte wijn verkregen uit druiven die overrijp in opeenvolgende plukbeurten (“tries”) worden geoogst. In 2009 bestrijkt de wijngaard 200 hectare.
c) – Informatie over de kwaliteit en de kenmerken van het product
De wijnen zijn niet-mousserende witte wijnen met fermenteerbare suikers.
Deze wijnen zijn volledig in harmonie. Harmonie in de geuren met heel vaak aroma’s van wit fruit en citrusvruchten, gecombineerd met florale aroma’s die zich vermengen met aroma’s van overrijpheid zoals gedroogd of gekonfijt fruit. Ook in de mond vinden we deze harmonie, namelijk tussen het suikergehalte, de zuurgraad en de structuur.
Naarmate deze wijnen verouderen, wat tientallen jaren kan duren, komen hun verfijning en complexiteit nog beter tot hun recht.
d) – Causale interacties
Dankzij de combinatie van de inplanting van de wijngaard op percelen die nauwkeurig zijn afgebakend volgens de gangbare praktijken en waarvan de bodems ondiep en steenachtig zijn, een topografie van zacht glooiende heuvels en de nabijheid van de Loire en de Aubance, die zorgen voor een luchtvochtigheid die gunstig is voor edelrot, biedt het geografische gebied omstandigheden die gunstig zijn voor het oogsten van overrijp geworden druiven waarbij een natuurlijke concentratie op de wijnstok heeft plaatsgevonden, met of zonder edelrot. Deze factoren zijn bepalend voor de kenmerken van het product, en de mensen hebben hun technieken daar perfect op kunnen afstemmen. Dat ze de overrijpe druiven in opeenvolgende beurten met de hand plukken, getuigt van hun zorg voor kwaliteit.
9. Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)
Etikettering: traditionele vermelding“Sélection de grains nobles”
Rechtskader:
EU-wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
De gecontroleerde oorsprongsbenaming “Coteaux de l’Aubance” kan worden aangevuld met de traditionele vermelding “Sélection de grains nobles” op basis van de bepalingen in het productdossier. Op de wijnen waarvoor de vermelding “Sélection de grains nobles” mag worden gebruikt, moet verplicht het jaartal worden aangeduid.
Etikettering: facultatieve aanduidingen
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
De facultatieve vermeldingen waarvan het gebruik, krachtens bepalingen van de Unie, door de lidstaten mag worden geregeld, worden op de etiketten aangebracht in lettertekens die niet hoger, niet breder en niet dikker zijn dan het dubbele van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming;
Etikettering: geografische benaming “Val de Loire”
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
De gecontroleerde oorsprongsbenaming mag worden aangevuld met de geografische benaming “Val de Loire” volgens de regels die voor het gebruik van deze geografische benaming in het productdossier zijn vastgelegd. De lettertekens van de vermelding van de geografische benaming “Val de Loire” mogen niet groter of breder zijn dan twee derde van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.
Etikettering: specificatie van een kleinere geografische eenheid
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
Op het etiket van de wijnen met gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat: - het gaat om een plaatsnaam die is opgenomen in het kadaster; - die naam vermeld staat op de oogstaangifte. De in het kadaster opgenomen plaatsnaam wordt vermeld in tekens die niet groter of breder zijn dan de helft van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.
Gebied in de onmiddellijke nabijheid
Rechtskader:
EU-wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied
Beschrijving van de voorwaarde:
Het gebied in de onmiddellijke nabijheid waar de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen bij wijze van uitzondering mogen plaatsvinden, bestaat uit het grondgebied van de volgende gemeenten van het departement Maine-et-Loire, op basis van de officiële geografische code van 2021: Aubigné-sur-Layon, Beaulieu-sur-Layon, Bellevigne-en-Layon, Blaison-Saint-Sulpice, Bouchemaine, Brissac Loire Aubance (alleen het grondgebied van de deelgemeenten Alleuds, Charcé-Saint-Ellier-sur-Aubance, Chemellier, Coutures, Luigné, Saint-Rémy-la-Varenne en Saulgé-l’Hôpital), Chalonnes-sur-Loire, Chaudefonds-sur-Layon, Chemillé-en-Anjou (alleen het grondgebied van de deelgemeenten Chanzeaux en Valanjou), Doué-en-Anjou (alleen het grondgebied van de deelgemeente Brigné), Gennes-Val-de-Loire (alleen het grondgebied van de deelgemeenten Chênehutte-Trèves-Cunault, Gennes, Grézillé, Saint-Georges-des-Sept-Voies en Le Thoureil), Lys-Haut-Layon (alleen het grondgebied van de deelgemeente Tigné), Parnay, Rochefort-sur-Loire, Sainte-Gemmes-sur-Loire, Savennières, Terranjou, Tuffalun en Val-du-Layon.
Link naar het productdossier
https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-c3ae57c9-8342-4de4-8756-38a6322eacae
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/64 |
Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie
(2023/C 185/17)
Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 ter, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).
Mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding uit een lidstaat
(Verordening (EU) nr. 1151/2012)
“Prés-salés du Mont-Saint-Michel”
EU-nr.: PDO-FR-0813-AM01 - 27.2.2023
BOB (X) BGA ( )
1. Naam van het product
“Prés-salés du Mont-Saint-Michel”
2. Lidstaat waartoe het geografische gebied behoort
Frankrijk
3. Autoriteit van de lidstaat die de standaardwijziging meedeelt
Ministerie van Landbouw en Voedselsoevereiniteit
4. Beschrijving van de goedgekeurde wijziging(en)
1. Geografisch gebied
Beschrijving
De afbakening van het geografische gebied wordt gewijzigd. Het geografische gebied van de BOB “Prés-salés du Mont-Saint-Michel” wordt uitgebreid tot vier gemeenten in het departement Manche, namelijk de volgende gemeenten: Montsenelle, Baupte, Auvers en Méautis.
De lijst van gemeenten in het geografische gebied van het productdossier is overeenkomstig de nationale voorschriften bijgewerkt om in overeenstemming te zijn met de officiële geografische code 2021.
De wijziging is van invloed op het enig document
2. Verwijzingen naar de controlestructuren
Beschrijving
Overeenkomstig de door de Franse autoriteiten gestelde eisen wordt de rubriek “Referenties betreffende de controlestructuren” gewijzigd.
De wijziging is niet van invloed op het enig document.
ENIG DOCUMENT
“Prés-salés du Mont-Saint-Michel”
EU-nr.: PDO-FR-0813-AM01 - 27.2.2023
BOB (X) BGA ( )
1. Naam/Namen [van de BOB of de BGA]
“Prés-salés du Mont-Saint-Michel”
2. Lidstaat of derde land
Frankrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie [zie bijlage XI]
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafvallen)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Vlees met de oorsprongsbenaming “Prés-salés du Mont-Saint-Michel” is vlees van lammeren jonger dan 12 maanden waarvan de eigenschappen worden bepaald door het feit dat de lammeren op schorren grazen. De lammeren stammen af van rammen van de volgende rassen: “Suffolk”, “Roussin”, “Rouge de l’Ouest”, “Vendéen”, “Cotentin”, “Avranchin”, “Charollais”, of van rammen geboren uit ooien van een schapenhouderij met een vergunning om het vee op de kwelders te laten grazen. De fokooien zijn geboren uit ooien die op de kwelders werden gehouden door schapenhouderijen die over een vergunning beschikken om hun dieren op de kwelders te laten grazen en ze zijn opgekweekt in het geografische gebied.
De karkassen moeten aan de volgende criteria voldoen:
— |
een minimumgewicht hebben van 14 kg; |
— |
een karkasprofiel hebben dat niet dik is: “een recht tot licht concaaf profiel” en “een gemiddelde tot stevige spierontwikkeling” (klasse U, R en O van het EUROP-indelingsschema); |
— |
een “dun tot zeer dun vetlaagje” hebben (klasse 2 en 3 van het EUROP-indelingsschema); |
— |
gelijkelijk verdeeld, stevig, wit tot romig wit vet aan de binnen- en buitenzijde hebben. |
Het vlees wordt gekoeld aangeboden. Gekoeld ontdooid vlees is niet toegestaan.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Het voedsel van de lammeren en de ooien komt hoofdzakelijk van het grazen op de kwelders. Het opkweken van de lammeren gebeurt in verschillende fasen: de postnatale periode, de periode van grazen op de kwelders en eventueel een afmestperiode.
In elk geval beslaat de periode van begrazing op de kwelders, met inbegrip van begrazing op droogblijvende percelen op de dagen dat de kwelders als gevolg van springtij onder komen te staan, minstens de helft van de levensduur van het dier.
De in de verschillende fasen van de schapenhouderij gebruikte diervoeders zijn afkomstig uit het geografische gebied en bestaan uit groenvoer, dat de dieren door grazen tot zich nemen of dat is geconserveerd in de vorm van hooi of voorgedroogd baalvoer met een drogestofgehalte van meer dan 50 %, alsook uit wortelen, knollen en vlinderbloemigen.
Toediening van snijmaïs is sinds 1 juni 2013 verboden.
De voedergewassen komen voor 100 % uit het geografische gebied en het krachtvoer voor 50 %.
In de voeding van op het bedrijf gehouden schapen zijn slechts plantaardige producten en bijproducten en voeder op basis van niet-genetisch gemodificeerde producten toegestaan. Met uitzondering van melkproducten mag geen enkel product van dierlijke oorsprong in de samenstelling van het voer voor het houden van schapen van het type “prés-salés” voorkomen.
— |
Tijdens de postnatale periode, die ten minste 45 en ten hoogste 105 dagen na de geboorte duurt, bestaat de voeding van de lammeren hoofdzakelijk uit melk van het moederdier, die kan worden aangevuld met melkpoeder, voedergewassen en krachtvoer. |
— |
Tijdens de periode van grazen op de kwelders, die minstens 70 dagen duurt, verblijven de lammeren op de kwelders, op vooraf vastgestelde, autonome graasweiden en als deze onderlopen, op droogblijvende percelen. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk of uitsluitend uit groenvoer (het is toegestaan naast het grazen ’s avonds maximaal 400 g krachtvoer per dag bij te voederen). |
— |
Tijdens de facultatieve afmestperiode (voor lammeren die tijdens de graasperiode op de kwelders uitsluitend met groenvoer zijn gevoed), die afhankelijk van het seizoen maximaal 30 of 40 dagen duurt, krijgt het lam voedergewassen en krachtvoer en graast het niet meer op de kwelders. |
Het krachtvoer dat de ooien dan wel de lammeren in de verschillende fasen van de veehouderij wordt gegeven, is als volgt samengesteld:
— |
granen, producten en bijproducten daarvan: gerst, maïs, tarwe, triticale, haver; |
— |
oliehoudende zaden, producten en bijproducten daarvan: soja-, zonnebloem-, koolzaad- en lijnzaadkoeken, sojazaden en -pulp; |
— |
eiwitrijke gewassen: erwten, lupinen, paardenbonen; |
— |
knollen en wortelen, producten en bijproducten daarvan: bietenpulp; |
— |
krachtvoer: luzerne, stro; |
— |
melasse: rietsuiker; |
— |
additieven; |
— |
mineralen, vitamines. |
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De dieren moeten geboren, gehouden en geslacht worden in het afgebakende geografische gebied.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Om het vlees met de beschermde oorsprongsbenaming “Prés-salés du Mont-Saint-Michel” te identificeren en te etiketteren, wordt, nadat het vlees is gekoeld, met onuitwisbare inkt de vermelding “Prés-salés MSM” aangebracht op de belangrijkste delen van het karkas, namelijk de schouder, de ribben en de dij.
Tot en met de einddistributeur moeten het karkas en de versneden delen voorzien zijn van een etiket waarop minstens de volgende gegevens zijn aangebracht:
— |
de oorsprongsbenaming; |
— |
de vermelding “AOP” of “appellation d'origine protégée”; |
— |
het BOB-logo van de Europese Unie; |
— |
de naam van de veehouder; |
— |
het nummer van het bedrijf; |
— |
het nationaal identificatienummer van het lam; |
— |
de slachtdatum; |
— |
de slachtplaats en het slachtnummer; |
— |
de vermelding “de rijpingstijd op het bot tussen de slachtdatum van de lammeren en de verkoop aan de eindgebruiker bedraagt ten minste 4 volle dagen”. |
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied waar de lammeren geboren, gehouden en geslacht worden, beslaat de volgende 26 kantons, waarvan 14 gedeeltelijk, van de departementen Manche en Ille-et-Vilaine:
Departement Manche:
Alle gemeenten in de kantons Bréhal, Bricquebec-en-Cotentin, Cherbourg-en-Cotentin (1, 2, 3, 4, 5), Granville, La Hague, Les Pieux, Pontorson.
In het kanton Agon-Coutainville, de gemeenten Agon-Coutainville, Blainville-sur-Mer, Geffosses, Gouville-sur-Mer, Muneville-le-Bingard, Saint-Malo-de-la-Lande, Saint-Sauveur-Villages (alleen voor het grondgebied van de deelgemeenten Ancteville en La Ronde-Haye).
In het kanton Carentan-les-Marais, de gemeenten Auvers, Baupte, Méautis en Picauville (alleen voor het grondgebied van de deelgemeente Les Moitiers-en-Bauptois).
In het kanton Isigny-le-Buat, alleen de gemeenten Avranches, La Godefroy, Saint-Brice, Saint-Loup, Saint-Senier-sous-Avranches, Isigny-le-Buat, Tirepied-sur-Sée (alleen voor het grondgebied van La Gohannière).
In het kanton Quettreville-sur-Sienne, de gemeenten Annoville, Hauteville-sur-Mer, Lingreville, Montmartin-sur-Mer, Quettreville-sur-Sienne (alleen voor het grondgebied van de deelgemeenten Contrières, Hérenguerville, Hyenville, Quettreville-sur-Sienne en Trelly).
In het kanton Valognes, de gemeenten Brix, Huberville, Lieusaint, Montaigu-la-Brisette, Saint-Joseph, Saussemesnil, Tamerville, Valognes en Yvetot-Bocage.
In het kanton Villedieu-les-Poêles-Rouffigny, alleen de gemeente Le Tanu.
De gemeenten van het kanton Avranches, met uitzondering van de deelgemeente Braffais in de gemeente Le Parc.
De gemeenten van het kanton Coutances, met uitzondering van de gemeenten Camprond en Monthuchon.
In het kanton Créances met uitzondering van de gemeente Le Plessis-Lastelle.
De gemeenten van het kanton Saint-Hilaire-du-Harcouët, met uitzondering van de gemeenten Savigny-le-Vieux en Buais-Les-Monts.
Departement Ille-et-Vilaine:
Alle gemeenten in het kanton Fougères-2.
In het kanton Vitré, de gemeenten Balazé, Châtillon-en-Vendelais, Montautour, Princé, Saint-M’Hervé en Vitré.
De gemeenten van het kanton Dol-de-Bretagne, met uitzondering van de gemeenten Châteauneuf-d’Ille-et-Vilaine, Lillemer, Miniac-Morvan, Plerguer, Saint-Guinoux, Saint-Père-Marc-en-Poulet, Saint-Suliac, Le Tronchet en La Ville-ès-Nonais.
De gemeenten van het kanton Fougères-1 met uitzondering van Livré-sur-Changeon.
De gemeenten van het kanton Val-Couesnon, met uitzondering van de gemeenten Aubigné, Feins, Mouazé en Montreuil-sur-Ille.
5. Verband met het geografische gebied
Het geografische gebied ligt rondom de Normandisch-Bretonse Golf en strekt zich uit over de kuststrook van de departementen Manche en Ille-et-Vilaine. Het onderscheidt zich door zijn lange kustlijn en de grote invloed van de zee op het klimaat. In dit geografische gebied grazen de dieren hoofdzakelijk op regelmatig door de zee overspoelde gronden, kwelders (marais salés of marais herbus) genaamd. Deze kwelders vormen het hoge deel van het gebied dat zich op de grens tussen land en zee bevindt. Ze zijn ontstaan achterin de baai van Mont-Saint-Michel en de estuaria van West-Cotentin, waar, buiten het bereik van de golven en de sterke stromingen, fijn slib wordt afgezet. De bodem van de kwelders bestaat uit wat in het lokale taalgebruik “tangue” wordt genoemd, een mengsel van modder en zeer fijn, kalkrijk zand. Deze vlakten worden doorsneden door diepe geulen, die zich in secundaire geulen vertakken tot een zeer dicht netwerk waardoor de graslanden in verschillende functionele eenheden worden verdeeld en die vele obstakels op het pad van de schapen vormen.
De aan het zoutgehalte en het onderlopen van de bodem aangepaste vegetatie bestaat uit zogenaamde halofyten. Verschillende daarvan, zoals gewoon kweldergras (puccinellia maritima), schorrenzoutgras (triglochin maritima) of gewone zoutmelde (halimione portulacoïdes) worden, met name nadat het heeft gevroren, door de schapen zeer gesmaakt en zij vormen dan ook het hoofdvoedsel van de lammeren van het type “Prés-salés du Mont-Saint-Michel”.
Er zijn bronnen die getuigen van schapenhouderij in de baai van Mont-Saint-Michel vanaf de 10e eeuw, toen de monniken van de abdij op de berg het recht hadden op het houden van ooien, de zogenaamde “brebiage”. Schapenhouderij in dezelfde periode wordt genoemd in het gebied rond de havens van de Cotentin in de oprichtingsakte van de abdij van Lessay, middels de donatie van twee schapenfokkerijen aan de abdij. Later, in 1181, bestonden de tienden aan deze abdij voor twee derde uit schapenwol (Handvest van Hendrik II van Engeland).
Tot in de eerste helft van de 20e eeuw trokken de schapen, behalve in de polders van Mont-Saint-Michel waar relatief grote kudden door herders op de kwelders werden gehoed, in groepen van 2 tot 4 aan elkaar gebonden rond. Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw werden meer gespecialiseerde bedrijven met schaapskooien opgericht.
Om met de fysieke beperkingen van het gebied om te gaan, hebben de schapenhouders hun fokooien altijd op een bijzondere manier geselecteerd, waarbij erop werd gelet of de ooien een goed moederinstinct hadden, of de dieren goed op onvaste grond konden lopen en of de groei van de lammeren was aangepast aan de groeicyclus van de planten op de kwelders. Zo stammen de ooien af van de kudde en behoren de rammen, die elders zijn aangekocht, tot rassen die goed zijn aangepast aan de leefomstandigheden op de kwelders en die een relatief tragere spiergroei hebben.
De fokkerij van prés-salés-lammeren heeft zich ook kunnen ontwikkelen door het plaatsen van schaapskooien en het inrichten van weilanden op droogblijvende gronden dicht bij de kwelders. Het bestaan daarvan is essentieel om de dieren te beschutten tijdens het lammeren en wanneer de kwelders onderstromen bij springtij.
Rekening houdend met de zeer heterogene groei van de schapen binnen dezelfde kudde en het wisselvallige weer, hebben de schapenhouders nog andere strategieën ontwikkeld die zijn aangepast aan de omgeving. Als de schuilplaatsen zich dicht bij de kust bevinden, kan het geven van aanvullend voer ’s avonds na het grazen plaatsvinden. Als de schuilplaatsen ver verwijderd zijn, kunnen de schapenhouders niet anders dan de lammeren afmesten voor de slacht. De voedingsmiddelen daarvoor worden hoofdzakelijk in het gebied geproduceerd, hoewel sommige, vooral de stikstofhoudende, van elders kunnen komen.
Dit bijzondere houderijsysteem met zijn typische lokale contacten tussen de schapenhouders, slagers en slachthuizen, heeft ertoe geleid dat steevast nabijgelegen slachthuizen worden gekozen die nog over de voor de slacht van schapen vereiste middelen en vaardigheden beschikken. Deze knowhow komt met name tot uiting in de korte wachttijd die de dieren in comfortabele omstandigheden doorbrengen tussen het tijdstip van aankomst in het slachthuis en het tijdstip van de slacht, en in de bijzondere zorg die wordt besteed aan de slacht zelf en aan de versnijding en de evisceratie van het karkas, waarbij het dekvet niet wordt verwijderd en het karkas op geen enkele wijze wordt verontreinigd. Ook voor het koelen en het rijpen van het karkas gelden voorschriften. Wanneer deze bewerkingen achter de rug zijn, oordelen de producenten of de karkassen de kenmerken bezitten om voor de beschermde oorsprongsbenaming in aanmerking te komen, met name wat de kwaliteit van het vet en het voorkomen van de karkassen betreft.
De karkassen worden gekenmerkt door een gelijk verdeeld, wit, stevig vet. Ze hebben een dun tot zeer dun vetlaagje, een profiel dat niet dik is en vrij slanke achterpoten. Het vlees is intens roze van kleur, langvezelig en dooraderd (intramusculair vet). Het vlees is sappig, zowel na het bakken als bij het kauwen, en de smaak is intens en blijft lang in de mond hangen. Het smaakt niet naar wolvet.
De specificiteit van dit vlees is al lang bekend, zoals blijkt uit de vaststelling van Pierre Thomas du Fosse, een wetenschapper en schrijver uit Rouen, die in de zomer van 1691 naar Pontorson kwam: “De kwelderplanten zijn als tijm, ze geven het schapenvlees een zo verfijnde smaak dat men patrijzen en fazanten ervoor zou laten staan, ze maken het vlees voortreffelijk”.
Deze oude bekendheid wordt meer recent, op 24 januari 1986, bevestigd door een arrest van het hof van beroep van Caen, dat aangeeft dat schapen die regelmatig grazen op de vaak door zeewater overspoelde kwelders, meestal worden aangeduid als prés-salés-schapen en dat aan het vlees van zo gehouden schapen een bijzondere kwaliteit wordt toegekend.
Het verband tussen het vlees “Prés-salés du Mont-Saint-Michel” en het productiegebied ontstaat doordat de schapen de speciale vegetatie van de kwelders eten en veel in beweging zijn om aan dat voedsel te komen. Deze beweging speelt een belangrijke rol in het verband met het gebied in de kwelders van de baai van Mont-Saint-Michel, waar grote afstanden worden afgelegd, en hetzelfde geldt voor de havens van de Cotentin, ook al zijn de begroeide vlakten daar minder groot. De voedingswaarde van de kweldergewassen is vrij laag en omdat de specifieke planten waarmee de schapen zich voeden weinig voorkomen, moeten die lange afstanden afleggen om voldoende voedsel op te nemen. Dat resulteert in lichte karkassen en vlees met een intense kleur.
Deze kenmerken van het vlees worden nog versterkt door de andere beperkingen van dit altijd veranderende gebied, dat wordt doorsneden door een net van diepe geulen en is blootgesteld aan een grimmig klimaat. Door deze barre omstandigheden kunnen erg jonge lammeren vaak nog niet naar de kwelder, maar ze moeten er wel lang genoeg verblijven om het vlees de smaak te geven van deze specifieke voeding.
Zo leidt deze schapenhouderij tot dieren met een lichte bouw, een stevig, dun vetlaagje en een bijzondere smaak vrij van wolvet.
Deze eigenschappen blijven bewaard doordat de dieren geslacht worden dicht bij de plaatsen waar ze worden gehouden. Daardoor is de vervoertijd kort, waardoor de stress die de kwaliteit van het vlees kan beïnvloeden, wordt voorkomen en de bij het telen verkregen organoleptische kwaliteiten behouden blijven. Dankzij deze schapenteelt konden in de slachthuizen van het geografische gebied specifieke vaardigheden worden ontwikkeld en gehandhaafd waarmee de kwaliteit van deze grondstof wordt behouden, zoals het ongemoeid laten van het dekvet en het niet douchen van het karkas, en tevens de controle op de conformiteit van de karkassen wordt vereenvoudigd.
Zo zorgt de sappigheid van het door fijnproevers erkende prés-salésvlees ervoor dat het al meer dan een eeuw een grote faam geniet, die wordt weerspiegeld door de verkoopprijs, die 50 tot 100 % hoger is dan die van gewoon lamsvlees.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
https://www.legifrance.gouv.fr/download/pdf?id=yUNSnznfq_FUS9VY3CTgn4PCIFRafx3LLgujSD-i24w=