|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
66e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
III Voorbereidende handelingen |
|
|
|
EUROPESE CENTRALE BANK |
|
|
2023/C 89/01 |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Raad |
|
|
2023/C 89/02 |
||
|
2023/C 89/03 |
||
|
|
Europese Commissie |
|
|
2023/C 89/04 |
||
|
|
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming |
|
|
2023/C 89/05 |
||
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
|
2023/C 89/06 |
||
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DERDE LANDEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2023/C 89/07 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.11044 – DERICHEBOURG / ELIOR) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
BESTUURLIJKE PROCEDURES |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2023/C 89/08 |
||
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2023/C 89/09 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.11020 – KKR / APRIL) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
2023/C 89/10 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.11063 – CVC CAPITAL / SCAN GLOBAL LOGISTICS) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2023/C 89/11 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
|
III Voorbereidende handelingen
EUROPESE CENTRALE BANK
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/1 |
ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 16 januari 2023
inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking)
(CON/2023/2)
(2023/C 89/01)
Inleiding en rechtsgrondslag
Op 15 december 2021 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (1) (hierna “de ontwerprichtlijn” genoemd).
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft besloten een initiatiefadvies over de ontwerprichtlijn uit te brengen. De bevoegdheid van de ECB om advies uit te brengen is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 25.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de “ESCB-statuten” genoemd), aangezien de ontwerprichtlijn betrekking heeft op: a) de krachtens artikel 127 VWEU door het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) uit te voeren fundamentele taak om het monetair beleid te bepalen; b) de taken van de ECB op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht krachtens artikel 127, lid 6,VWEU, en c) de bijdrage van de ECB aan de harmonisatie van regels en werkwijzen voor het verzamelen, opmaken en verspreiden van statistieken betreffende de gebieden die krachtens artikel 5.3 van de ESCB-statuten onder haar bevoegdheid vallen. Overeenkomstig artikel 17.5 , eerste zin, van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.
1. Algemene opmerkingen
|
1.1. |
De ECB steunt de ontwerprichtlijn op hoofdlijnen, die tot doel heeft het tempo en de grondigheid van de renovatie van gebouwen in de Unie te verhogen, de informatie over de energieprestatie van gebouwen te verbeteren en ervoor te zorgen dat alle gebouwen in overeenstemming zijn met de klimaatdoelstellingen van de Unie. De ontwerprichtlijn zal niet alleen bijdragen tot de klimaatdoelstellingen van de Unie, maar ook de inspanningen van de Unie ondersteunen om de energievoorzieningszekerheid te waarborgen. Door belemmeringen voor renovatie weg te nemen en streefcijfers vast te stellen voor de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen, zal de ontwerprichtlijn bijdragen tot het verminderen van de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen en tot een daling van de vraag naar aardgas. Bovendien zal de ontwerprichtlijn huishoudens en bedrijven beter bestand maken tegen stijgingen van de energieprijzen door het energieverbruik van gebouwen te verlagen en op middellange tot lange termijn de prijsgevoeligheid voor volatiliteit van de prijzen van fossiele brandstoffen helpen verminderen. Bovendien biedt de ontwerprichtlijn meer zekerheid over het tempo en het tijdschema van de duurzame transitie van de Unie, op een wijze waarmee kredietinstellingen en financiële instellingen rekening kunnen houden bij hun beslissingen over portefeuilletoewijzingen en financiering op middellange termijn. |
|
1.2. |
De ECB is ingenomen met het doel van de ontwerprichtlijn om de toegang tot energieprestatiecertificaten (EPC’s) in de gehele Unie te verbeteren. De voorgestelde maatregelen zouden ervoor zorgen dat financiële instellingen volledige toegang hebben tot EPC’s, waarbij de aanzienlijke uitdagingen in verband met de toegang tot deze informatie waarmee in het bijzonder kredietinstellingen en, meer in het algemeen, financiële instellingen momenteel worden geconfronteerd, worden aangepakt. Deze maatregelen zouden kredietinstellingen en financiële instellingen in staat stellen de beoordeling van klimaatgerelateerde transitierisico’s van hun vastgoedactiva te verbeteren. Een dergelijke verbetering is om verschillende redenen relevant voor de ECB, het Eurosysteem en het ESCB. Ten eerste is deze informatie, aangezien onroerendgoedleningen een aanzienlijk deel van de onder toezicht staande bankportefeuille van kredietinstellingen vertegenwoordigen, van groot belang voor de ECB en haar taken op het gebied van bankentoezicht. Ten tweede, aangezien een aanzienlijk deel van het door tegenpartijen bij monetairbeleidstransacties gebruikte onderpand bestaat uit door hypotheken op onroerend goed gedekte financiële activa, zou het waarborgen van volledige toegang tot EPC-informatie voor kredietinstellingen en financiële instellingen het Eurosysteem— bij de uitvoering van zijn mandaat inzake prijsstabiliteit — beter in staat stellen om de risico’s te identificeren, te bewaken en te beperken die verband houden met de tegenpartijen, het onderpand dat het Eurosysteem aanvaardt bij zijn herfinancieringstransacties en zijn bezit aan activa die voortvloeien uit rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier. Ten derde is een betere toegang tot gedetailleerde EPC-informatie vereist ter ondersteuning van de statistische taken van het ESCB, met inbegrip van de ontwikkeling van statistische indicatoren voor de risicoanalyse van klimaatverandering. Dit zou de ECB op haar beurt helpen wanneer zij bijdraagt aan de harmonisatie van regels en praktijken met betrekking tot het verzamelen, opstellen en verspreiden van statistieken op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. |
|
1.3. |
De ECB maakt zich echter zorgen over de voorgestelde methode voor de definitie van de nieuwe EPC-klassen en dringt aan op een grotere mate van harmonisatie in de gehele Unie. De ontwerprichtlijn stelt alleen gemeenschappelijke criteria vast voor de beste en slechtste EPC’s voor elke lidstaat, zonder volledige harmonisatie van de onderliggende definities en methoden die op nationaal niveau worden vastgesteld. Vanuit risicoperspectief zal dit de vergelijkbaarheid tussen de lidstaten verminderen en het nut van EPC’s als benaderingen voor de risicogevoeligheid van een specifiek vastgoedactiva verminderen. Een meer geharmoniseerde methode zou de ECB in haar bedrijfseconomische toezichtfuncties helpen om de impact van energie-efficiëntie op de door onroerend goed gedekte blootstellingen van kredietinstellingen te beoordelen op basis van betrouwbare en vergelijkbare gegevens en gemeenschappelijke en gestandaardiseerde definities op het niveau van de Unie. Dit zou ook het vermogen van het Eurosysteem versterken om de impact van de klimaatgerelateerde financiële risico’s op de activa die het op zijn balans aanhoudt naar behoren te monitoren en te beoordelen, en om te zorgen voor een adequate risicobescherming van de balans van het Eurosysteem. |
|
1.4. |
De ontwerprichtlijn erkent terecht het belang van de financiële sector bij toegang tot informatie over de energieprestatie van gebouwen. De ontwerprichtlijn moet duidelijk maken dat kredietinstellingen, die de belangrijkste bron van hypothecaire leningen vormen, onder haar toepassingsgebied vallen. |
|
1.5. |
Zoals hieronder nader wordt beschreven, is de ECB met name voorstander van: a) een meer geharmoniseerde methode voor EPC-etikettering in de gehele Unie; b) volledige en tijdige toegang tot EPC-databanken voor kredietinstellingen en financiële instellingen om hun klimaatgerelateerde transitierisico’s te beheren, en c) omzetting van de ontwerprichtlijn vóór 2025. |
Specifieke opmerkingen
2. Methode voor de definitie van nieuwe EPC-klassen
|
2.1. |
Aangezien sommige lidstaten EPC-normen toepassen op regionaal niveau, is de ECB voorstander van harmonisatie van het EPC-etiketteringsproces en de onderliggende drempelwaarden binnen de lidstaten. Bovendien moet de ontwerprichtlijn vrijstellingen beperken die binnen de beoordelingsmarge van de lidstaten vallen (d.w.z. in sommige lidstaten zijn zelfstandige gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2 niet onderworpen aan de EPC-vereisten) om het hoogste niveau van beschikbaarheid van het EPC op de markt en een gemeenschappelijke aanpak op het niveau van de Unie te waarborgen. |
|
2.2. |
Voor wat betreft de definitie van het EPC, waardeert de ECB dat de ontwerprichtlijn tot doel heeft de vergelijkbaarheid van de EPC-klassen in de gehele Unie te verbeteren ten opzichte van de status quo, maar vreest zij dat met de voorgestelde methode niet de vereiste mate van harmonisatie wordt bereikt.
Ten eerste, zoals blijkt uit de klimaatstresstest die de ECB in 2022 heeft uitgevoerd, maken de momenteel geldende heterogene nationale EPC-verordeningen, met name de verschillende methoden die door de lidstaten worden toegepast om de energie-efficiëntie van gebouwen te berekenen, geen accurate aggregatie van gegevens op het niveau van de Unie mogelijk (2). Ten tweede worden in de ontwerprichtlijn alleen gemeenschappelijke criteria vastgesteld voor de definitie van de beste en slechtste gebouwen. In het bijzonder zullen gebouwen met energieprestatieklasse G worden gedefinieerd als de onderste 15 % van de gebouwen in elke lidstaat wat betreft energieprestaties op het moment dat de nieuwe EPC’s worden ingevoerd. Dit betekent dat de onderste 15 % van de gebouwen zeer verschillende reële energieprestaties zou hebben tussen de lidstaten, hetgeen de werkelijke vergelijkbaarheid in de gehele Unie aanzienlijk vermindert. Ten derde worden in de ontwerprichtlijn geen homogene drempels in de gehele Unie ingevoerd om de etiketteringsregeling te harmoniseren, maar wordt de definitie van EPC’s aan de lidstaten overgelaten. Hoewel deze aanpak de transparantie over de relatieve energieprestaties van gebouwen in een lidstaat kan vergroten en kan leiden tot een vergelijkbare renovatie-inspanning in de gehele Unie, zou zij kunnen leiden tot een inefficiënte toewijzing van kapitaal binnen de Unie (3). Bovendien kunnen lidstaatspecifieke EPC’s en de bijbehorende renovatiedoelstellingen van invloed zijn op de waardering van vastgoedactiva, wanneer een dergelijke waardering niet rechtstreeks verband houdt met de energieprestatie en het daarmee samenhangende effect van energiegerelateerde kosten. Dit is vanuit het oogpunt van toezicht en risicobeheer onwenselijk, aangezien het moeilijker zou worden om de waardering van vastgoedactiva te koppelen aan kredietrisicoparameters en kredietverleningsnormen. Ten vierde zouden, gezien de huidige beperkte dekking van EPC’s en het gebrek aan gegevens over de energieprestaties van het gebouwenbestand, landenspecifieke drempels op basis van de bestaande EPC-informatie ook kunnen leiden tot slecht gekalibreerde drempels, met name in lidstaten waar de EPC-dekking schaars is. Indien de drempels slecht worden gekalibreerd, geven de EPC-gegevens mogelijk geen afspiegeling van de algehele verdeling van de energieprestaties tussen gebouwen en leiden zij tot ongerechtvaardigde heterogeniteit tussen de lidstaten. |
|
2.3. |
Om de hierboven uiteengezette redenen is de ECB van mening dat een homogenere Uniebrede methode de voorkeur verdient, met name op de lange termijn. De ECB erkent dat de keuze tussen drempels op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de Unie uiteindelijk een politiek besluit is dat ook rekening moet houden met een reeks andere overwegingen, zoals een vergelijkbare renovatie-inspanning in elke lidstaat, ongeacht de staat van het oorspronkelijke gebouwenbestand, of de bruikbaarheid voor huurders en kopers. Desalniettemin moet de ontwerprichtlijn gericht zijn op convergentie van de EPC-schalen tussen de lidstaten in loop van de tijd. Een dergelijke aanpak zou zorgen voor een homogenere definitie in de gehele Unie, waardoor de informatie-inhoud van EPC’s wordt versterkt als grondslag voor risicodifferentiatie van vastgoedactiva op basis van de energieprestatie van gebouwen (4). |
|
2.4. |
Indien de methode voor de harmonisatie van de EPC’s uiteindelijk niet kan worden gewijzigd, zou statistische bemonstering op basis van andere kenmerken van gebouwen en gegevens uit alle lidstaten de kalibratie van de energieprestatiedrempels kunnen verbeteren. De kalibratie moet idealiter op het niveau van de Unie worden uitgevoerd om versnippering van de schattingsmethoden te voorkomen. Meer details over de omvang van de te aselecte bemonstering (5) in termen van het aandeel van de nationale vastgoedactiva, zou met name de coherentie van de methoden tussen de lidstaten kunnen vergroten. |
|
2.5. |
Indien dergelijke wijzigingen niet haalbaar zijn, is het op zijn minst belangrijk dat de gegevens die worden gebruikt voor de berekening van EPC’s openbaar beschikbaar zijn, zoals hieronder wordt benadrukt. |
3. Toegang tot energieprestatiegegevens voor belanghebbenden
|
3.1. |
De ECB staat volledig achter de doelstelling van de ontwerprichtlijn om ervoor te zorgen dat kredietinstellingen en financiële instellingen toegang hebben tot EPC’s. Toegang tot gegevens over de energieprestatie van gebouwen is een belangrijke voorwaarde voor de beoordeling van klimaatgerelateerde transitierisico’s en de koolstofvoetafdruk van vastgoedactiva, aangezien deze gevolgen hebben voor kredietinstellingen en financiële instellingen, en met name hun hypotheekportefeuilles. Toegang zou daarom helpen om mogelijke overloopeffecten naar het financiële stelsel van de Unie te voorkomen. De voor het toezicht op kredietinstellingen en financiële instellingen verantwoordelijke autoriteiten, waaronder de ECB, moeten volledige toegang hebben tot EPC’s om de onderliggende klimaatrisico’s te beoordelen. |
|
3.2. |
Naast kredietinstellingen, financiële instellingen en centrale banken hebben andere financiële marktdeelnemers die beleggen in door onroerend goed gedekte producten, zoals hypotheekportefeuilles, effecten op onderpand van activa of gedekte obligaties, toegang tot gegevens over de energieprestatie van het onderliggende onroerend goed voor hun eigen klimaatrisicobeoordelingen en -informatieverschaffing, met name uit hoofde van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (6) (hierna de “verordening informatieverschaffing betreffende duurzame financiering” (SFDR) genoemd) en voor de beoordeling van de afstemming van economische activiteiten in de onroerendgoedsector op de criteria voor de mitigatie van klimaatverandering van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (7) (hierna de “taxonomieverordening” genoemd). De ontwerprichtlijn moet er dan ook voor zorgen dat derdebeleggers die rechtstreeks beleggen in activa die uiteindelijk door onroerend goed worden gedekt of die dergelijke activa als onderpand aanvaarden, toegang hebben tot de EPC-informatie voor dat onroerend goed. |
|
3.3. |
EPC-gegevens, met inbegrip van informatie over de vraag naar primaire energie, moeten niet alleen beschikbaar zijn voor kredietinstellingen en financiële instellingen in het kader van directe investeringen of hypothecaire leningen voor de bouw of aankoop van een huis, maar ook voor grondige renovatieleningen. Dit zou kredietinstellingen en financiële instellingen in staat stellen de impact van dergelijke renovaties op de waarde van het onderpand te beoordelen en een passende risicoanalyse uit te voeren. Bij gebreke van dergelijke bepalingen dreigt de ontwerprichtlijn een van de belangrijkste, voor kredietinstellingen en financiële instellingen vastgestelde gegevenslacunes voor de verzameling van de door de taxonomieverordening vereiste informatie niet aan te pakken (8). |
|
3.4. |
Gezien de beperkingen van de huidige methode voor de berekening van EPC-normen (zie punt 2.2 hierboven), met name bij gebrek aan een meer geharmoniseerde methode voor de nieuwe EPC-klassen, moet de ontwerprichtlijn er ten minste voor zorgen dat alle belangrijke kenmerken en velden van EPC’s (bv. primair energieverbruik in kWh/(m2.jaar)) beschikbaar zijn voor alle belanghebbenden, met inbegrip van kredietinstellingen en financiële instellingen. Toegang tot voldoende gedetailleerde gegevens (bv. primair energieverbruik in kWh/(m2.jaar)), en niet enkel het verzamelen van gegevens, is van cruciaal belang om de beperkingen als gevolg van verschillen in EPC-klassen tussen de lidstaten weg te werken en de vergelijkbaarheid ervan te waarborgen. |
|
3.5. |
Unieke identificatie is van cruciaal belang om gegevens uit verschillende gegevensbronnen met elkaar te verbinden, interoperabiliteit mogelijk te maken en doublures tussen rapportagevereisten te voorkomen. Daarom moet de ontwerprichtlijn er ook voor zorgen dat de EPC-gegevens aan de exacte locatie van een gebouw, de fysieke kenmerken ervan of relevante financiële informatie kunnen worden gekoppeld door middel van een unieke gebouwidentificatie en aan de hand van de richtsnoeren die zijn ontwikkeld in het kader van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie in Europa (9) (INSPIRE), zodat beleggers, centrale banken en toezichthouders de mogelijkheid krijgen om de transitie- en fysieke risico’s met betrekking gebouwen zo goed mogelijk te beoordelen. |
|
3.6. |
In de ontwerprichtlijn moet worden verduidelijkt dat de doorgifte van informatie van nationale databanken naar de waarnemingspost voor het gebouwenbestand van de Unie of een ander specifiek platform moet worden geacht gedetailleerde informatie te omvatten, onverminderd Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (10) (hierna de “algemene verordening gegevensbescherming” (AVG) genoemd) en andere wettelijke waarborgen. Om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden over actuele informatie beschikken moet bovendien openbaar beschikbare informatie uit nationale databanken, alsook informatie die wordt doorgegeven aan de waarnemingspost voor het gebouwenbestand of een ander specifiek platform, vaker dan één of twee keer per jaar worden bijgewerkt, zoals momenteel in de ontwerprichtlijn wordt beoogd (11). |
4. Tijdschema voor nieuwe EPC-methodologie
|
4.1. |
De ECB stelt voor de omzetting van de ontwerprichtlijn te vervroegen van eind 2025 eind 2024, en wel om de volgende redenen.
Ten eerste is uit de door de ECB in 2022 uitgevoerde toezichtexercities gebleken dat de hoeveelheid door kredietinstellingen verstrekte EPC-gegevens een belangrijke kwestie is. Hoewel kredietinstellingen in sommige lidstaten de beperkte toegang tot EPC-registers (12) als een van de onderliggende oorzaken noemden, hebben zij ook geen zinvolle vervangende indicatoren gerapporteerd. In dit verband zou het zo snel mogelijk verlenen van toegang tot gedetailleerde EPC-gegevens aan kredietinstellingen en financiële instellingen hun bestaande risicobeheerpraktijken en -strategieën met betrekking tot klimaatgerelateerde transitierisico’s verbeteren, met name voor het volume van hun portefeuille onroerendgoedleningen. Ten tweede is de tijdige beschikbaarheid van gegevens over energieprestaties op het niveau van de Unie van essentieel belang om zich naar behoren in te zetten voor de opwaarderingsvereisten van de ontwerprichtlijn. De ontwerprichtlijn bepaalt dat gebouwen en gebouwunits die eigendom zijn van overheidsorganen en niet voor bewoning bestemde gebouwen en gebouwunits uiterlijk in 2027 moeten worden verbeterd tot ten minste energieprestatieklasse F, op basis van de nieuwe EPC-normen. Het is een uitdaging om deze doelstellingen te bereiken zonder de nieuwe EPC-normen eerder vast te stellen (13). De lidstaten zijn verplicht de ontwerprichtlijn uiterlijk in 2025 om te zetten, zodat er slechts twee jaar overblijft om de noodzakelijke renovaties te voltooien. |
|
4.2. |
Als het niet mogelijk is de omzetting te vervroegen, stelt de ECB voor om de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van de ontwerprichtlijn te versnellen tot eind 2024 in plaats van eind 2025. |
5. Modaliteiten voor de EPC-harmonisatie
|
5.1. |
Aangezien nieuw afgegeven EPC’s maximaal 10 jaar geldig zullen zijn, houdt vaststelling van de richtlijn in dat na 2025 twee generaties EPC’s gedurende een aanzienlijke periode naast elkaar bestaan. Bij de omzetting van de ontwerprichtlijn moet daarom worden verduidelijkt hoe deze oude en nieuwe generaties EPC’s met elkaar overeenstemmen, of zij voor regelgevingsdoeleinden op dezelfde manier moeten worden behandeld en hoe eigenaren de geactualiseerde EPC’s op basis van Unienormen zullen ontvangen, aangezien dit gevolgen zou hebben voor de waarde van gebouwen. Zo zijn “emissievrije gebouwen” in de ontwerprichtlijn gekoppeld aan energieprestatieklasse A, maar het is niet duidelijk of gebouwen die in het kader van de bestaande richtlijn een energieprestatieklasse A hebben behaald, als emissievrije gebouwen zullen worden aangemerkt. Het is met name relevant om dit punt te behandelen in samenhang met andere Uniewetgeving, zoals de taxonomieverordening en de SFDR, die verwijzen naar EPC’s en de definities van emissievrije gebouwen en “bijna-energieneutrale gebouwen” (14). |
|
5.2. |
Daarnaast moeten de lidstaten de meest geschikte oplossingen vinden om eigenaren van gebouwen ertoe aan te zetten hun EPC’s tijdig bij te werken, als middel om het bewustzijn over aanbevolen kostenefficiënte renovaties ter verbetering van de energieprestatie te vergroten. |
6. Normen voor hypotheekportefeuilles
|
6.1. |
De ontwerprichtlijn verplicht de lidstaten om financieringsmogelijkheden en financiële instrumenten te bevorderen, onder meer via normen voor hypotheekportefeuilles, die mechanismen omvatten die hypotheekverstrekkers stimuleren om de energieprestaties van hun portefeuille te verbeteren (15). De voorgestelde definitie van “normen voor hypotheekportefeuilles” is echter relatief ruim, met weinig richtlijnen over de wijze waarop deze normen op nationaal niveau moeten worden vastgesteld (16). Na omzetting zou deze definitie kunnen leiden tot een heterogeen landschap van niet-geharmoniseerde normen voor hypotheekportefeuilles in de lidstaten. In de ontwerprichtlijn, of in een nieuwe gedelegeerde handeling van de Commissie, zouden minimumvereisten kunnen worden opgenomen om de normen voor hypotheekportefeuilles in de gehele Unie te harmoniseren. Evenzo is het van het grootste belang dat het ontwerp van normen voor hypotheekportefeuilles gemakkelijk bruikbaar is bij de uitgifte van financiële en schuldinstrumenten. Een dergelijk ontwerp kan grensoverschrijdende investeringen in energieprestatiegerichte hypotheken vergemakkelijken — ook in het kader van de kapitaalmarktenunie — en de bijdrage van de financiële markten maximaliseren, waardoor de afhankelijkheid van bancaire leningen en steunregelingen van de overheid wordt teruggedrongen. |
|
6.2. |
De normen voor hypotheekportefeuilles zouden in de loop van de tijd idealiter stringenter moeten worden naarmate de gemiddelde EPC-niveaus van vastgoedactiva verbeteren. De normen voor hypotheekportefeuilles moeten daarom regelmatig worden herzien om rekening te houden met de verbetering van de energie-efficiëntie van onroerend goed, teneinde de financiële prikkel te handhaven om de energieprestaties van hypotheekportefeuilles verder te verbeteren. |
7. Standaardisering van databanken
|
7.1. |
De ontwerprichtlijn zorgt ervoor dat koppelingen met de gegevensreeksen van andere gebouwen in de nationale databanken worden ingevoerd. Dit vereist interoperabiliteit en integratie van nationale databanken voor de energieprestatie van gebouwen met andere administratieve databanken met informatie over gebouwen, zoals het nationale kadaster van gebouwen en digitale gebouwlogboeken. Om de bruikbaarheid van verzamelde informatie voor besluitvormingsdoeleinden te verruimen, stelt de ECB voor dat de ontwerprichtlijn ook voorziet in een herziening van de voor een dergelijke interoperabiliteit en integratie vereiste technische uitvoeringsnormen die het nationale niveau overstijgen.
Voor zover de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen met een toelichting. Het technische werkdocument is in het Engels beschikbaar op EUR-Lex. |
Gedaan te Frankfurt am Main, 16 januari 2023.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) COM (2021) 802 final.
(2) Zie de klimaatrisicostresstest 2022, juli 2022, beschikbaar in het Engels op de website van de ECB over bankentoezicht onder: www.bankingsupervision.europa.eu
(3) Eigenaren in lidstaten met een relatief hoog niveau van energie-efficiëntie (rekening houdend met het lokale klimaat) zouden hun gebouw moeten renoveren, ook al is het gebouw vanuit een Uniebreed perspectief relatief energie-efficiënt. Erkend wordt dat de beschikbaarheid van een (meestal lokale) beroepsbevolking in sommige lidstaten een beperkende factor kan zijn.
(4) Een nauwkeurigere, maar eenvoudigere methode om EPC’s te harmoniseren kan erin bestaan een gemeenschappelijke indicator op het niveau van de Unie te vinden als belangrijkste aanjager, zoals het primaire energieverbruik in kWh/(m 2.y) of CO2-emissies of bij voorkeur de combinatie van beide, die vervolgens voor alle gebouwen wordt berekend en de resultaten in zeven klassen verdelen. Ter aanvulling van de informatie uit EPC’s over de energie-efficiëntie, op basis van het primaire energieverbruik in kWh/(m2.jaar), kan een bovengrens voor aanvaardbare broeikasgasemissies (kgCO2eq/(m2..jaar) voor elke EPC-klasse worden overwogen om te zorgen voor een snellere decarbonisatie van onroerend goed.
(5) Zie punt bijlage VI, punt 2, bij de ontwerprichtlijn.
(6) Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(8) In Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1) wordt het volgende criterium van een substantiële bijdrage vastgelegd voor de activiteit “Renovatie van bestaande gebouwen”: De renovatie van gebouwen voldoet aan de toepasselijke voorschriften voor ingrijpende renovaties. Als alternatief leidt de renovatie tot een vermindering van de vraag naar primaire energie met ten minste 30 %.
(9) Zie de kennisbank voor infrastructuur voor ruimtelijke informatie in Europa, beschikbaar op https://inspire.ec.europa.eu
(10) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(11) Zie artikel 19, leden 3 en 4, van de ontwerprichtlijn.
(12) Zie de klimaatrisicostresstest 2022, juli 2022, beschikbaar in het Engels op de website van de ECB over bankentoezicht onder: www.bankingsupervision.europa.eu
(13) Zie artikel 9 van de ontwerprichtlijn.
(14) Zie bijlage I, afdeling 7.1, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139; bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1288 van de Commissie van 6 april 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, en tot nadere bepaling van de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren en ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen in precontractuele documenten, op websites en in periodieke verslagen (PB L 196 van 25.7.2022, blz. 1).
(15) Zie artikel 15, lid 4, van de ontwerprichtlijn.
(16) Zie artikel 2, punt 36, van de ontwerprichtlijn.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/7 |
Kennisgeving aan een entiteit die onderworpen is aan de beperkende maatregelen van Besluit 2010/413/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Iran
(2023/C 89/02)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van Fajr Aviation Composite Industries (no. 12), een entiteit die wordt vermeld in bijlage II, deel I, bij Besluit 2010/413/GBVB van de Raad (1) en in bijlage IX, deel I, van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (2) betreffende beperkende maatregelen tegen Iran.
De Raad is voornemens vast te houden aan de beperkende maatregelen tegen deze entiteit, met vermelding van de nieuwe motivering. De betrokken entiteit wordt hierbij op de hoogte gebracht van het feit dat zij bij de Raad een verzoek kan indienen om kennis te nemen van de beoogde motivering van haar plaatsing op de lijst. Het verzoek dient uiterlijk 17 maart 2023 naar het volgende adres te worden gestuurd:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
RELEX.1 |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 Brussel |
|
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/8 |
Kennisgeving aan één entiteit die is onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad en Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten
(2023/C 89/03)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de Wagnergroep, een entiteit die is onderworpen aan de beperkende maatregelen in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad (1) en in bijlage I bij Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad (2) betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten.
De Raad is voornemens de bovengenoemde entiteit op te nemen in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB van de Raad (3) en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad (4) betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen.
De betrokken entiteit wordt hierbij op de hoogte gebracht van het feit dat zij uiterlijk op 17 maart 2023 bij de Raad een verzoek kan indienen om kennis te nemen van de beoogde motivering van haar plaatsing op de lijst, op het volgende adres:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
RELEX.1 |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 Brussel |
|
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
(1) PB L 410 I van 7.12.2020, blz. 13.
(2) PB L 410 I van 7.12.2020, blz. 1.
Europese Commissie
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/9 |
Wisselkoersen van de euro (1)
9 maart 2023
(2023/C 89/04)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,0554 |
|
JPY |
Japanse yen |
143,82 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4421 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,88814 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
11,3365 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
0,9911 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
149,90 |
|
NOK |
Noorse kroon |
11,2715 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
23,626 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
379,10 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,6785 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,9150 |
|
TRY |
Turkse lira |
20,0026 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,5965 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,4574 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
8,2848 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7232 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,4279 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 395,00 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
19,6578 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,3515 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
16 294,30 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,7715 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
58,237 |
|
RUB |
Russische roebel |
|
|
THB |
Thaise baht |
37,066 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
5,4202 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
18,9237 |
|
INR |
Indiase roepie |
86,6215 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/10 |
Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht
(2023/C 89/05)
(De volledige tekst van dit advies is in het Duits, Engels en Frans beschikbaar op de EDPS-websitehttps://edps.europa.eu)
De Europese Commissie heeft op 7 december 2022 een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht. Doel van het voorstel is regels vast te stellen ter bevordering van de convergentie van bepaalde aspecten van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot insolventieprocedures voor niet-bancaire ondernemingen.
Dit advies van de EDPS wordt uitgebracht naar aanleiding van een raadpleging door de Europese Commissie van 13 december 2022, overeenkomstig artikel 42, lid 1, van de EUVG (1). De nadruk ligt op de bepalingen die van invloed kunnen zijn op het grondrecht op gegevensbescherming.
De EDPS verwelkomt de waarborgen voor het verschaffen van toegang van de aangewezen gerechten van de lidstaten tot informatie in de nationale centrale registers van bankrekeningen.
De EDPS doet evenwel de volgende aanbevelingen:
Ten eerste, wat de toegang van insolventiefunctionarissen tot nationale activaregisters betreft, beveelt de EDPS aan om het doel van die toegang niet alleen in de preambule te preciseren, maar ook in het dispositief van de toekomstige richtlijn.
Ten tweede beveelt de EDPS aan om op EU-niveau de noodzakelijke waarborgen in te bouwen voor de nieuwe toegang van insolventiefunctionarissen, krachtens het voorstel, tot persoonsgegevens in de daadwerkelijke eigendoms- en nationale activaregisters.
Wat de onderlinge koppeling van de veilingplatforms betreft, beveelt de EDPS bovendien aan om te verduidelijken dat de rechtsgrondslag voor een dergelijke onderlinge koppeling de toekomstige richtlijn is, en niet de uitvoeringshandelingen van de Commissie.
Daarnaast beveelt de EDPS aan om ervoor te zorgen dat de uitvoeringshandelingen van de Commissie, die moeten worden vastgesteld voor het tot stand brengen van deze onderlinge koppeling, al van kracht zijn wanneer de toekomstige richtlijn en de nationale wetten van de lidstaten tot omzetting daarvan, van toepassing worden.
Ten slotte beveelt de EDPS met betrekking tot elektronische communicatie aan om, in voorkomend geval, te verduidelijken of de toekomstige verordening betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken zou worden gebruikt voor de elektronische communicatie waarin het voorstel voorziet.
1. INLEIDING
|
1. |
De Europese Commissie heeft op 7 december 2022 een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht (2) (“het voorstel”). |
|
2. |
Doel van het voorstel is regels vast te stellen ter bevordering van de convergentie van bepaalde aspecten van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot insolventieprocedures voor niet-bancaire ondernemingen (3).. Volgens het effectbeoordelingsverslag zijn in overleg met belanghebbenden problemen met het opsporen van goederen aan het licht gebracht (4), met name wanneer de goederen zich in een andere lidstaat bevinden dan die waar de procedure is geopend. De doeltreffendheid van de opsporing van goederen is van cruciaal belang voor de maximalisering van de waarde van de insolvente boedel, aangezien schuldenaren geneigd zijn om goederen uit de insolvente boedel te verwijderen. De middelen waarover de insolventiefunctionarissen beschikken om de tot de boedel behorende goederen in een andere lidstaat op te sporen en te bevriezen, zijn ontoereikend of ondoeltreffend, hetgeen er vaak toe leidt dat die goederen verdwenen zijn tegen de tijd dat er actie wordt ondernomen. Essentiële informatie voor het opsporen van goederen is opgenomen in de nationale registers, maar deze zijn niet toegankelijk en/of niet begrijpelijk voor de insolventiefunctionarissen (vanwege taalbarrières). Bovendien beschikt elke lidstaat over eigen regels en vertrouwt elke lidstaat de insolventiefunctionarissen verschillende bevoegdheden op het gebied van het opsporen van goederen toe. Ontbrekende of omslachtige mogelijkheden voor het opsporen van goederen doen afbreuk aan de capaciteit van rechtbanken, insolventiefunctionarissen of andere partijen met een rechtmatig belang om de goederen te identificeren en te lokaliseren, de opbrengsten van vaak frauduleuze activiteiten te onderzoeken en het spoor ervan te volgen (5). |
|
3. |
Titel III van het voorstel betreffende de opsporing van goederen die tot de insolvente boedel behoren, bepaalt:
|
|
4. |
Bovendien zou het voorstel (artikel 40) de lidstaten verplichten ervoor te zorgen dat in vereenvoudigde liquidatieprocedures voor insolvente micro-ondernemingen alle communicatie tussen de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, de insolventiefunctionaris, enerzijds, en de partijen bij een dergelijke procedure, anderzijds, elektronisch kan worden uitgevoerd, overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (12) (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (13). |
|
5. |
Tot slot zou het voorstel voorzien in de oprichting en instandhouding door de lidstaten van een of meer elektronische veilingplatforms met het oog op de verkoop van de goederen van insolvente boedels in het kader van vereenvoudigde vereffeningsprocedures (artikel 50) en in de invoering van een systeem voor de onderlinge koppeling van nationale veilingsystemen door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen (artikel 51). |
|
6. |
Dit initiatief, dat in september 2020 werd aangekondigd, maakt deel uit van de prioriteit van de Commissie om de kapitaalmarktenunie (14) te bevorderen, een belangrijk project voor verdere financiële en economische integratie in de Europese Unie (15). |
|
7. |
Dit advies van de EDPS wordt uitgebracht naar aanleiding van een raadpleging door de Europese Commissie van 13 december 2022, overeenkomstig artikel 42, lid 1, van de EUVG. De EDPS is ingenomen met de verwijzing naar deze raadpleging in overweging 63 van het voorstel. In dit verband merkt de EDPS ook met tevredenheid op dat hij eerder informeel is geraadpleegd overeenkomstig overweging 60 van de EUVG. |
5. CONCLUSIES
|
22. |
In het licht van het voorgaande beveelt de EDPS aan om:
|
Brussel, 6 februari 2023.
Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI
(1) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van dergelijke gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Beschikking nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(2) COM(2022) 702 final.
(3) Zie het effectbeoordelingsverslag (SWD(2022) 395 final), blz. 7.
(4) Zie bladzijde 172: de opsporing van goederen is een “follow the money”-instrument dat rechtbanken, insolventiefunctionarissen of partijen die een rechtmatig belang hebben aangetoond, in staat stelt de goederen te identificeren en te lokaliseren, de opbrengsten van vaak frauduleuze activiteiten te onderzoeken en het spoor ervan te volgen. “Opsporing van goederen” is een wettelijk proces voor het identificeren en lokaliseren van verduisterde goederen of de opbrengsten (waarden) daarvan die tot het vermogen van de schuldenaar behoren. Dit omvat zowel beslaglegging op de geïdentificeerde goederen (“bevriezen”) als de repatriëring ervan (indien de goederen in een andere staat worden aangetroffen). [- UNCITRAL, Civil Asset Tracing and Recovery in Insolvency Proceedings]. Nota van het Secretariaat van 4 oktober 2021 (A/CN.9/WG.V/WP.175), § 29. Zie het eerder verschenen verslag van het colloquium over de tracering en terugvordering van activa in civiele zaken (Wenen, 6 december 2019) (A/CN/9/1008). Alle documenten zijn beschikbaar op www.uncitral.org’].
(5) Zie het effectbeoordelingsverslag, bladzijden 26-28 en 172.
(6) Op grond van artikel 2, punt b), wordt onder “gerecht” verstaan: de rechterlijke instantie van een lidstaat.
(7) Overeenkomstig artikel 2, punt d), van het voorstel wordt onder “centrale registers van bankrekeningen” verstaan automatische gecentraliseerde mechanismen, zoals centrale registers of centrale elektronische systemen voor gegevensontsluiting, die zijn opgezet overeenkomstig artikel 32 bis, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849.
(8) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van de Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(9) Artikel 32 bis, lid 3, van de antiwitwasrichtlijn luidt: “De volgende informatie is toegankelijk en doorzoekbaar via de in lid 1 bedoelde gecentraliseerde mechanismen:
|
— |
betreffende de houder van de cliëntenrekening en iedere persoon die zegt namens de cliënt te handelen: de naam, aangevuld met hetzij de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder a), hetzij een uniek identificatienummer; |
|
— |
betreffende de uiteindelijk begunstigde van de houder van de cliëntenrekening : de naam, aangevuld met hetzij de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder b), hetzij een uniek identificatienummer; |
|
— |
betreffende de bank- of betaalrekening : het IBAN-nummer en de datum van de opening en van de sluiting van de rekening; |
|
— |
betreffende de kluis : de naam van de huurder, aangevuld met de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, of een uniek identificatienummer, en de looptijd van de huur.” |
(10) Artikel 2, punt a), van het voorstel definieert insolventiefunctionarissen als “een deskundige die door een rechterlijke of administratieve instantie is aangesteld in een procedure inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld in de zin van artikel 26 van Richtlijn (EU) 2019/1023”.
(11) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de mechanismen die de lidstaten moeten invoeren om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 (COM(2021) 423 final).
(12) Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (codificatie) (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(13) Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (codificatie) (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 18).
Artikel 28 Gebruik van elektronische communicatiemiddelen: “De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen bij de procedure, de deskundige en de rechterlijke of administratieve instantie in procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld ten minste de volgende handelingen via elektronische communicatiemiddelen kunnen verrichten, ook in grensoverschrijdende situaties:
|
(a) |
indienen van vorderingen; |
|
(b) |
indienen van herstructurerings- of terugbetalingsplannen; |
|
(c) |
kennisgeving aan de schuldeisers; |
|
(d) |
aantekenen van bezwaar of beroep.” |
(14) COM(2020) 609 final.
(15) Toelichting bij het voorstel, blz. 1.
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/14 |
Kennisgeving als bedoeld in de Schengengrenscode
Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Kroatië
(2023/C 89/06)
Informatieverstrekking overeenkomstig artikel 42 Schengengrenscode: bijgewerkte nationale bepalingen betreffende de wettelijke verplichting om bepaalde titels en documenten bij zich te dragen
|
— |
Artikel 167 van de Vreemdelingenwet (Narodne Novine (hierna “NN”; Staatsblad van de Republiek Kroatië) nrs. 133/20, 114/22, 151/22) verplicht onderdanen van een derde land ertoe in het bezit te zijn van een geldig buitenlands reisdocument, een geldige identiteitskaart, een geldige verblijfsvergunning of een ander officieel document met foto en dit op verzoek van een ambtenaar te tonen. Onderdanen van een derde land zijn verplicht om op verzoek van een ambtenaar een reisdocument of een ander voor het overschrijden van de landgrens gebruikt document over te leggen. |
|
— |
Artikel 35, lid 1, van de Wet betreffende onderdanen van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en hun familieleden (NN nrs. 66/19, 53/20, 144/20, 114/22) bepaalt dat meerderjarige onderdanen van een EER-lidstaat en hun meerderjarige familieleden die geen EER-onderdaan zijn, een geldige buitenlandse identiteitskaart, een geldig buitenlands reisdocument, een ander officieel document met foto of een verblijfskaart bij zich moeten dragen indien zij overeenkomstig de bepalingen van die wet in het bezit moeten zijn van die documenten, en deze moeten overleggen aan personen die krachtens bijzondere voorschriften gemachtigd zijn reisdocumenten en identiteitskaarten in te zien. |
|
— |
Artikel 16, lid 1, van de Wet betreffende de identiteitskaart (NN nrs. 62/15, 42/20, 144/20, 114/22) bepaalt dat meerderjarigen, alsook personen die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt en aan wie door de rechter in een niet-contentieuze procedure toestemming is verleend een huwelijk aan te gaan en die ook gehuwd zijn, indien zij hun woonplaats in de Republiek Kroatië hebben, een identiteitskaart bij zich moeten dragen en deze moeten overleggen aan personen die krachtens bijzondere voorschriften gemachtigd zijn identiteitskaarten in te zien teneinde de identiteit van de houder van de identiteitskaart vast te stellen of te verifiëren. |
Informatieverstrekking overeenkomstig artikel 42 Schengengrenscode: bijgewerkte nationale bepalingen betreffende de verplichting voor onderdanen van een derde land om hun aanwezigheid op het grondgebied van de Republiek Kroatië te melden
|
— |
Artikel 177 van de Vreemdelingenwet (NN nrs. 133/20, 114/22, 151/22) bepaalt dat een rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderdaan van een derde land die voor korte tijd verblijft accommodatie verstrekt, verplicht is het verstrekken van de accommodatie binnen één dag na de aankomst van de onderdaan van een derde land te melden. Dezelfde verplichting geldt voor zorginstellingen, kantoren van de toeristische dienst en dienstverleners voor aanlegplaatsen in een haven wanneer de onderdaan van een derde land zich aan boord van een schip bevindt. Indien de accommodatie niet op de hierboven beschreven wijze kan worden gemeld, moet de onderdaan van een derde land die voor korte tijd verblijft, zelf zijn accommodatie melden binnen twee dagen na aankomst in de Republiek Kroatië of na verandering van verblijfplaats. |
Informatieverstrekking overeenkomstig artikel 42 Schengengrenscode: bijgewerkte nationale bepalingen betreffende sancties in verband met onrechtmatige overschrijding van de buitengrenzen op andere plaatsen dan grensdoorlaatposten of buiten vaste openingstijden
|
— |
Artikel 42 van de wet betreffende het toezicht op de staatsgrenzen (NN nrs. 83/13, 27/16, 114/22 en 151/22) bepaalt dat aan een natuurlijke persoon een gevangenisstraf van 30 dagen of een geldboete van 260,00 tot 1 320,00 EUR wordt opgelegd wegens het plegen van een strafbaar feit, indien:
|
|
— |
Artikel 249, lid 8, van de Vreemdelingenwet (NN nrs. 133/20, 114/22 en 151/22) bepaalt dat aan natuurlijke personen die een onderdaan van een derde land helpen of trachten te helpen bij illegale inreis, illegale doorreis of illegaal verblijf in de Republiek Kroatië een gevangenisstraf van ten hoogste 60 dagen of een geldboete van 3 050,00 EUR voor elke onderdaan van een derde land aan wie dergelijke hulp is verleend, wordt opgelegd. In lid 9 wordt bepaald dat, met betrekking tot de in lid 8 van dit artikel bedoelde strafbare feiten, de voorwerpen en middelen in beslag worden genomen, indien de persoon die de onderdaan van een derde land heeft geholpen of heeft trachten te helpen, eigenaar is van het vervoermiddel”. |
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DERDE LANDEN
Europese Commissie
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/16 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.11044 – DERICHEBOURG / ELIOR)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 89/07)
1.
Op 2 maart 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
Groupe Derichebourg (“Derichebourg”, Frankrijk); |
|
— |
Elior Group SA (“Elior”, Frankrijk). |
Derichebourg verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over Elior.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:|
— |
Derichebourg is, voornamelijk in Frankrijk, actief op het gebied van milieudiensten (inzameling en recycling van afval, gemeenschapsdiensten zoals de inzameling van huishoudelijk afval) en dienstverlening aan ondernemingen en entiteiten (schoonmaakdiensten, uitzendwerk, uitbestede luchtvaartdiensten, beheer en exploitatie van technische installaties van gebouwen enz.), |
|
— |
Elior is, voornamelijk in Frankrijk, actief op het gebied van collectieve catering en dienstverlening aan ondernemingen, overheden en overheidslichamen, op het gebied van schoonmaakdiensten, technisch en administratief beheer van gebouwen of facility management (ontvangst- en bemiddelingsdiensten, routineonderhoud enz.) en het beheer van groene ruimten. |
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.11044 — DERICHEBOURG / ELIOR
Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu
Fax +32 22964301
Postadres:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
V Bekendmakingen
BESTUURLIJKE PROCEDURES
Europese Commissie
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/18 |
KENNISGEVING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29, LID 2, VAN HET STATUUT
Publicatie van een vacature voor de functie van adjunct-directeur-generaal van het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart (DG DEFIS) (rang AD 15)
COM/2023/10428
(2023/C 89/08)
De Europese Commissie heeft een vacature (referentie COM/2023/10428) gepubliceerd voor de functie van adjunct-directeur-generaal van het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart (DG DEFIS) (rang AD 15).
U kunt de vacature in 24 talen raadplegen en uw sollicitatie indienen op de volgende website van de Europese Commissie: https://europa.eu/!TkmWYM
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/19 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.11020 – KKR / APRIL)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 89/09)
1.
Op 28 februari 2023 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 (1) van de Raad ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
KKR & Co. Inc. (“KKR”, Verenigde Staten); |
|
— |
April S.A.S. (“April”, Frankrijk). |
KKR verwerft uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van April.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:|
— |
KKR is een wereldwijde beleggingsonderneming die vermogensbeheer en oplossingen op het gebied van kapitaalmarkten en verzekering aanbiedt; KKR is eigenaar van +Simple, een in 2015 opgerichte Franse verzekeringsgroothandel, een digitaal platform voor verzekeringsmakelaardij voor ondernemingen in Frankrijk, Duitsland, Italië en recentelijk Oostenrijk. |
|
— |
April is een verzekeringsmakelaar met hoofdkwartier in Lyon (Frankrijk) die zich toelegt op persoonsverzekeringen op het gebied van gezondheid, bescherming, eigendom en overlijden, hypotheekverzekeringen en internationale gezondheidsverzekeringen. |
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) van de Raad.
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.11020 – KKR / APRIL
Opmerkingen kunnen per e-mail of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu
Postadres:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/21 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.11063 – CVC CAPITAL / SCAN GLOBAL LOGISTICS)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 89/10)
1.
Op 3 maart 2023 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 (1) van de Raad ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
CVC Capital Partners SICAV-FIS S.A. (“CVC”, Luxemburg); |
|
— |
SGL TransGroup US Corp (Verenigde Staten) en Scan (Jersey) TopCo Ltd (Jersey), samen Scan Global Logistics genoemd, die onder zeggenschap staan van AEA Investors SBF LP (“AEA”, Verenigde Staten). |
CVC zal uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening verkrijgen over het geheel van Scan Global Logistics.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:|
— |
CVC geeft advies aan en beheert beleggingsfondsen met belangen in een aantal ondernemingen die actief zijn in verschillende sectoren over de hele wereld, hoofdzakelijk in Europa, de Verenigde Staten en de regio Azië-Stille Oceaan; |
|
— |
Scan Global Logistics biedt overal ter wereld internationale vrachtvervoersdiensten met weinig activa. Scan Global Logistics staat momenteel onder zeggenschap van AEA, die actief is in private-equityinvesteringen. |
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) van de Raad.
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.11063 – CVC CAPITAL / SCAN GLOBAL LOGISTICS
Opmerkingen kunnen per e-mail of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu
Postadres:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
10.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/23 |
Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie
(2023/C 89/11)
Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).
MEDELING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING WAARBIJ HET ENIG DOCUMENT WORDT GEWIJZIGD
“Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda / Manzanilla”
PDO-ES-A1482-AM04
Datum van de mededeling: 12.12.2022
BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING
1. Toevoeging van een beschermde naam
Beschrijving
“Manzanilla” is als afzonderlijke beschermde naam toegevoegd.
Deze wijziging betreft deel A van het productdossier, maar heeft geen gevolgen voor het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO). Met name is er geen sprake van een wijziging van de te beschermen namen omdat de aanduiding “Manzanilla” al in het kader van EU-recht werd beschermd. Deze losstaande aanduiding werd niet in het productdossier vermeld als te beschermen naam, maar wel in het enig document.
Reden
Naast het feit dat op etiketten en andere materialen vaak alleen de aanduiding “Manzanilla” wordt gebruikt, is “Manzanilla” al sinds de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 1426/96 van de Raad van 26 juni 1996 gelijkwaardig aan de naam “Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda”.
2. Wijzigingen in de beschrijving van het product
Beschrijving
|
1. |
Deel B.1 (Analytische kenmerken van het product) is als volgt gewijzigd.
Reden De inhoud van het productdossier is aangepast en heringedeeld. De aanduiding van het suikergehalte als “reducerende suikers” (die een aantal andere verbindingen omvatten) is gewijzigd in die zin dat alleen nog het glucose- en het fructosegehalte worden vermeld omdat dit technisch gezien nauwkeuriger is. |
|
2. |
Deel B.2 (Organoleptische kenmerken) is gewijzigd.
Reden De inhoud van het productdossier is aangepast en heringedeeld. Toegevoegd zijn beschrijvingen van visuele, geur- en smaakkenmerken die door de keuringscommissie kunnen worden gecertificeerd. Het is logischer om de alinea over “Manzanilla Pasada” in deel C.3 op te nemen. Deze wijziging betreft deel B van het productdossier en deel 4 van het enig document. Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO). |
3. Wijziging van specifieke oenologische procedés en opgelegde beperkingen
Beschrijving
|
1. |
De titel van dit deel is gewijzigd in “C) Specifieke bereidingsmethoden en opgelegde beperkingen”. Reden Afstemming op de juridische terminologie. |
|
2. |
Deel C.1 (Definities) is geschrapt. Reden Waar nodig worden de definities van de verschillende begrippen in de desbetreffende delen en hoofdstukken gegeven. |
|
3. |
Deel C.2 (Wijnbereidingsmethode) is gewijzigd.
|
|
4. |
Deel C.2 (Versterking) is toegevoegd.
|
|
5. |
Deel C.3 (Oudering of rijping) is gewijzigd.
|
|
6. |
Deel C.4. Versterking (Encabezado) is geschrapt. Reden De tekst is aangepast en heringedeeld. Deze wijziging betreft deel C van het productdossier en deel 5.1 van het enig document. Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO). |
4. Wijziging van het geografische gebied
Beschrijving
|
1. |
Deel D.1 (Productiegebied) is gewijzigd.
|
|
2. |
Deel D.2 (Rijpingsgebied) is gewijzigd.
|
|
3. |
Deel D.3 (“Jerez Superior”-wijngaarden) is toegevoegd. De eerder onder deel C.1 Definities opgenomen indeling van de “Jerez Superior”-wijngaarden geldt niet meer uitsluitend voor bepaalde gemeenten (zoals werd vermeld in het deel “Definities” van het oude productdossier), maar voor het volledige afgebakende gebied en wordt bepaald op basis van studies die door een comité van deskundigen worden beoordeeld. Definities Reden Herindeling van het productdossier was noodzakelijk en de beperking van de indeling tot bepaalde gemeenten is discriminerend en valt niet op technische gronden te rechtvaardigen. |
|
4. |
Deel D.4 (Rijpingsgebied) is toegevoegd. Dit was voorheen deel D.2. Reden Herindeling en verbetering van het productdossier. Deze wijziging betreft deel D van het productdossier en deel 6 van het enig document. Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO). |
5. Wijziging van de maximumopbrengst per hectare
Beschrijving
|
1. |
De maximumopbrengst van 80 hectoliter is geschrapt. |
|
2. |
De mogelijkheid om wijngaarden te bevloeien die bestemd zijn voor de bereiding van aanvullende producten, is geschrapt. |
|
3. |
De beperking van de opbrengst van recentelijk aangeplante wijngaarden is niet gewijzigd; deze informatie is verplaatst naar deel H (Aanvullende voorwaarden). Deze wijziging betreft deel E van het productdossier en deel 5.2 van het enig document. |
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
Opbrengsten mogen uitsluitend worden uitgedrukt in kilo’s per hectare. De vermelding van de bevloeiingsmogelijkheid is overbodig. Bovendien is er sprake van een betere indeling van de informatie.
6. Wijzigingen wat betreft de druivenrassen waaruit de wijn wordt bereid
Beschrijving
|
1. |
Voortaan mogen uitsluitend de druivenrassen listán blanco (of palomino fino) en palomino worden gebruikt. Dit betekent dat pedro ximenez en moscatel zijn geschrapt en dat palomino in twee soorten is onderverdeeld, namelijk palomino en palomino fino. |
|
2. |
Het vereiste dat ten minste 60 % van de gebruikte druiven afkomstig moet zijn uit wijngaarden in het “Jerez Superior”-gebied, is geschrapt. |
Deze wijziging betreft deel F van het productdossier en deel 7 van het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
In de praktijk worden alleen de druivenrassen listán blanco (of palomino fino) en palomino gebruikt. Tevens is het de bedoeling om het karakter van “Manzanilla”-wijnen te bewaren.
Het vereiste dat ten minste 60 % van de gebruikte druiven afkomstig moet zijn uit het “Jerez Superior”-gebied, heeft in de praktijk tot gevolg dat de namen van de pagos niet kunnen worden vermeld op de etiketten van “Manzanilla”-wijnen die bereid zijn uit druiven die volledig afkomstig zijn uit pagos die niet in het “Jerez Superior”-gebied liggen.
7. Wijzigingen in de redactie van het deel over het causale verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit van de wijnen
Beschrijving
De informatie is heringedeeld en redactioneel verbeterd om het verband tussen de kenmerken van het product en het afgebakende gebied naar behoren aan te tonen.
|
1. |
De delen G.1 (Menselijke factoren) en G.2 (Natuurlijke factoren) zijn gewijzigd.
|
Reden
De informatie is beter gestructureerd. Dit is een nieuw deel, dat gaat over het verband tussen de kenmerken van de wijnen en de omgeving.
Deze wijziging betreft deel G van het productdossier, maar heeft geen gevolgen voor het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO). De tekst over het verband is niet ingetrokken, maar verbeterd.
8. Wijzigingen in het deel “door de raad van toezicht toe te passen eisen”
Beschrijving
|
1. |
De titel van dit deel is gewijzigd in H. Aanvullende voorwaarden. De verwijzingen naar procedurele vereisten of algemene wetgeving zijn in dit gehele deel geschrapt. Reden Het huidige deel over de door de raad van toezicht toe te passen eisen is niet in overeenstemming met de modellen van de Europese Commissie. De informatie is geschrapt omdat het niet zinvol is om deze in het productdossier op te nemen. |
|
2. |
Deel H.1 (Registers) is gewijzigd. De gedetailleerde lijst van registers is geschrapt en vervangen door een verwijzing naar de registers die worden vermeld in het reglement van de raad van toezicht. De werkzaamheden van marktdeelnemers die bij de raad van toezicht moeten zijn geregistreerd, zijn omschreven. Reden De redactie is afgestemd op de registers waarin het reglement van de raad van toezicht voorziet. |
|
3. |
Deel H.2 (Eisen die gelden voor de productie van druiven) is gewijzigd.
|
|
4. |
Wat deel H.3 (Vereisten die gelden voor geregistreerde wijnbouwbedrijven) betreft:
|
|
5. |
Deel H.4 (Botteling en etikettering)
|
9. Controlestructuur
Beschrijving
In dit deel zijn de volgende punten gewijzigd: de wetgeving, de bevoegde autoriteit en de link naar de instantie die belast is met de controle op de naleving van het productdossier.
Deze wijziging betreft deel I van het productdossier, maar heeft geen gevolgen voor het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
Bijwerken van informatie.
10. Wijzigingen in Bijlage 2 (lijst met de namen van de pagos die onder de oorsprongsbenaming vallen)
Beschrijving
|
1. |
Deze bijlage is omgedoopt tot Bijlage 2. Lijst van pagos (kleinere geografische eenheden) in het afgebakende gebied. |
|
2. |
De lijst is uitgebreid en bevat nu alle door de raad van toezicht afgebakende pagos. |
Deze wijziging betreft bijlage 2 bij het productdossier en deel 6 van het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
De terminologie is in overeenstemming gebracht met die van de wetgeving. Toegevoegd is de geografische afbakening van alle kleinere geografische eenheden. Deze afbakening vond plaats in 2015 en sindsdien kan de oorsprong van de druiven worden gecertificeerd.
11. BIJLAGE 3 is toegevoegd
Beschrijving
Bijlage 3 (Etikettering van wijnen met de beschermde benaming “Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda”) is toegevoegd aan het productdossier.
Deel 9 van het enig document is dienovereenkomstig gewijzigd.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
Er zijn nieuwe etiketteringsgegevens opgenomen en die uit de vorige versie van het productdossier zijn gehergroepeerd.
Er wordt vermeld welke gegevens verplicht zijn, zoals de beschermde naam, de identiteit van het verzendende wijnbouwbedrijf en de soort wijn, en welke optioneel zijn, zoals merk, ouderingscategorie, kleur, pago en andere beschrijvende aanduidingen die in overeenstemming zijn met de wetgeving.
12. Nieuwe aanvullende overgangsbepalingen
Beschrijving
Voor bepaalde vereisten in het productdossier zijn aanvullende overgangsbepalingen vastgesteld.
Ze zijn nieuw in het productdossier en hebben geen gevolgen voor het enig document.
Het gaat om een standaardwijziging aangezien niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (integrale GMO).
Reden
De implementatie van een aantal wijzigingen vergt enige tijd.
ENIG DOCUMENT
1. Naam/namen
Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda
Manzanilla
2. Type geografische aanduiding
BOB – Beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
|
1. |
Likeurwijn |
4. Beschrijving van de wijn(en)
Likeurwijn
BEKNOPTE OMSCHRIJVING
Wijnen met de beschermde oorsprongsbenaming “Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda”, van oudsher bekend onder de naam “Manzanilla”-wijnen, zijn generoso (versterkte) wijnen waarvan de kenmerken het resultaat zijn van het bijzondere biologische rijpingsproces van ten minste twee jaar dat plaatsvindt op wijnbouwbedrijven in de gemeente Sanlúcar de Barrameda.
“Manzanilla”-wijnen zijn strogeel tot amberkleurig en hebben een onderscheidend aroma en een onderscheidende smaak die door het biologische rijpingsproces ontstaan.
De bepalende eigenschappen ervan vloeien voort uit het feit dat het volledige rijpingsproces plaatsvindt onder een laag “flor”-gist.
Deze wijnen moeten een suikergehalte van minder dan 4 gram per liter hebben en een alcoholvolumegehalte van ten minste 15 %, maar niet meer dan 17 %.
Algemene analytische kenmerken
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) 15
Minimaal totaal gehalte aan zuren in milli-equivalent per liter
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)
5. Wijnbereidingsprocedés
a. Specifieke oenologische procedés
Specifiek oenologisch procedé
Van wijnen met deze benaming mag maximaal 70 liter wijn per 100 kg druiven worden geproduceerd.
Alle gerijpte wijnvoorraden moeten worden bewaard in eiken vaten met een inhoud van maximaal 1 000 liter. Alle wijnen mogen pas worden vrijgegeven wanneer ze gemiddeld ten minste twee jaar oud zijn.
De wijnen mogen in elke fase van het productie- en ouderingsproces met wijnalcohol worden versterkt.
Calciumsulfaat mag binnen de grenzen van de wetgeving worden toegevoegd voor aanzuringsdoeleinden.
b. Maximumopbrengsten
11 428 kilogram druiven per hectare
6. Afgebakend geografisch gebied
Het afgebakende geografische gebied omvat de grond binnen de gemeenten Sanlúcar de Barrameda, Jerez de la Frontera, El Puerto de Santa María, Trebujena, Chipiona, Rota, Puerto Real, Chiclana de la Frontera en Lebrija, alsook het gebied van de gemeente San José del Valle. De oostgrens ligt op 5° 49’ WL en de noordgrens op 36° 58’ NB.
De beschermde wijnen moeten ouderen in wijnbouwbedrijven in de gemeente Sanlúcar de Barrameda.
7. Voornaamste wijndruivenras(sen)
|
|
PALOMINO |
|
|
PALOMINO FINO – LISTÁN BLANCO |
8. Beschrijving van het verband (de verbanden)
Likeurwijn
De “flor”-gist-techniek en het “solera”-systeem zijn in het verre verleden ontstaan en houden verband met de oude traditie van wijnbereiding in Sanlúcar de Barrameda en met zijn unieke geografische omgeving. De teeltpraktijken in de wijngaarden en de inspanningen om de meest geschikte omgevingsomstandigheden voor het biologische rijpingsproces te bepalen, hebben geleid tot wijnen met een uitstekende terroirexpressie die sterk worden beïnvloed door de bijzonderheden van de unieke “flor”-gist, die kenmerkend is voor Sanlúcar. De nabijheid van de zee en de hoge luchtvochtigheid zijn bevorderlijk voor een intensieve, langdurige gisting, waardoor “Manzanilla”-wijnen hun unieke kenmerken verkrijgen.
9. Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Type aanvullende voorwaarde: Verpakking in het afgebakende geografische gebied
Beschrijving van de voorwaarde:
Om te waarborgen dat de bijzondere kenmerken en kwaliteit van de wijnen behouden blijven, en om mogelijke organoleptische achteruitgang als gevolg van het vervoer naar andere gebieden te voorkomen, moet de botteling binnen het afgebakende productiegebied plaatsvinden.
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Type aanvullende voorwaarde:
Aanvullende etiketteringsbepalingen
Beschrijving van de voorwaarde:
De voor de beschermde wijnen gebruikte etiketten moeten voldoen aan de wetgeving en aan bijlage 3 bij dit productdossier. Dit geldt voor zowel de verplichte als de optionele gegevens op het etiket.
De flessen moeten zijn voorzien van garantiezegels die worden afgegeven door de raad van toezicht, of van secundaire etiketten met een onderscheidende markering en een alfanumerieke identificatiecode, overeenkomstig de voorschriften van de raad van toezicht. De grotere geografische eenheid “Andalusië” mag facultatief worden vermeld.
Link naar het productdossier
https://lajunta.es/3vpjr