ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 68

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

66e jaargang
24 februari 2023


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2023/C 68/01

Mededeling van de Commissie — Richtsnoer inzake het vaststellen van de aanwezigheid van manipulatie-instrumenten met betrekking tot de emissies van lichte voertuigen die zijn goedgekeurd met emissietests onder reële rijomstandigheden (RDE) en zware voertuigen, en inzake de bescherming tegen manipulatie

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2023/C 68/02

Wisselkoersen van de euro — 23 februari 2023

21

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2023/C 68/03

Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

22

2023/C 68/04

Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( 1 )

23

2023/C 68/05

Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( 1 )

24

2023/C 68/06

Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen ( 1 )

25


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2023/C 68/07

KENNISGEVING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29, LID 2, VAN HET STATUUT — Bekendmaking van een vacature voor de post van directeur Uitgaven (BUDG.A) in het directoraat-generaal Begroting (rang AD 14), Brussel — COM(2023) 10426

26

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2023/C 68/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.11035 – STENA / MIDSONA) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

27

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2023/C 68/09

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

29

2023/C 68/10

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

33

2023/C 68/11

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

36

2023/C 68/12

Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissi

41

2023/C 68/13

Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

44


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Richtsnoer inzake het vaststellen van de aanwezigheid van manipulatie-instrumenten met betrekking tot de emissies van lichte voertuigen die zijn goedgekeurd met emissietests onder reële rijomstandigheden (RDE) en zware voertuigen, en inzake de bescherming tegen manipulatie

(2023/C 68/01)

LET OP

Dit richtsnoer vormt een aanvulling op Mededeling C(2017) 352 final, die betrekking had op de aanwezigheid van manipulatie-instrumenten in lichte voertuigen van vóór de introductie van RDE. Het is een weergave van hetgeen is besproken tijdens de bijeenkomsten van de deskundigen van het forum Typegoedkeuring en markttoezicht. Bij deze bijeenkomsten waren de diensten van de Commissie en deskundigen van de lidstaten aanwezig.

Het richtsnoer is bedoeld om de uitvoering van Verordening (EG) nr. 715/2007 (1) en Verordening (EG) nr. 595/2009 (2) voor respectievelijk lichte en zware voertuigen te vergemakkelijken. Het richtsnoer zelf is niet juridisch bindend. Elke gezaghebbende interpretatie van de wet mag uitsluitend worden afgeleid van die verordeningen zelf en van overige toepasselijke wetsteksten of -beginselen, zoals Verordening (EU) 2017/1151 (3) van de Commissie en Verordening (EU) nr. 582/2011 (4) van de Commissie en alle besluiten tot wijziging ervan. Weliswaar is deze mededeling bedoeld als ondersteuning voor overheden en ondernemers bij het ontwikkelen van deugdelijke praktijken voor een doelmatige uitvoering van het toepasselijk recht, doch het Hof van Justitie van de Europese Unie is als enige bevoegd tot een gezaghebbende interpretatie van wetgeving van de Unie.

1.   Inleiding

Het concept manipulatie-instrument vormt een integraal onderdeel van de Europese wetgeving inzake door voertuigen geproduceerde emissies. Wat onder manipulatie-instrumenten voor lichte voertuigen wordt verstaan enerzijds en welke verbodsbepalingen en uitzonderingen op die verbodsbepalingen van toepassing zijn anderzijds staat duidelijk vermeld in artikel 3, lid 10, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007. Voor zware voertuigen staat dit verbod beschreven in artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 595/2009 (zie bijlage I).

Over de toelaatbaarheid van bepaalde soorten manipulatie-instrumenten zijn bij het Hof van Justitie verschillende verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend. Het Hof heeft zich over deze kwestie uitgesproken in zaak C-693/18, waarin het heeft geoordeeld dat de uitzondering op het verbod op het gebruik van manipulatie-instrumenten strikt moet worden uitgelegd (5). Bovendien heeft het Hof in de zaken C-128/20, C-134/20 en C-145/20 beslist dat een manipulatie-instrument dat onder normale verkeersomstandigheden het grootste deel van het jaar zou moeten functioneren om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren, niet onder de uitzondering van artikel 5, lid 2, punt a), van Verordening (EG) nr. 715/2007 (6) kan vallen.

Begin 2017 heeft de Commissie een eerste richtsnoer gepubliceerd over aanvullende emissiestrategieën en manipulatie-instrumenten (7) met betrekking tot lichte voertuigen waarvoor een typegoedkeuring is afgegeven zonder emissietests onder reële rijomstandigheden (RDE). Dit eerste richtsnoer bevatte ook gedetailleerde informatie voor de evaluatie van aanvullende emissiestrategieën. Die informatie is vervolgens deel gaan uitmaken van de wetgeving en wordt daarom niet in dit document herhaald.

De bedoeling van het onderhavige document is om deugdelijke praktijken vast te stellen voor het opsporen van illegale manipulatie-instrumenten voor zowel lichte als zware voertuigen, ter aanvulling van het eerste richtsnoer, met bijzondere nadruk op voertuigen die krachtens Euro 6d en 6d-TEMP en de Euro VI-stappen A tot en met E zijn goedgekeurd.

Tegelijkertijd wordt in dit document ook ingegaan op de noodzaak om voertuigen te beschermen tegen manipulatie door in het kader van het markttoezicht geschikte tests van de emissiebeheersingssystemen en van de kilometerteller aan te moedigen.

Een ontwerp van dit document is met de lidstaten besproken in het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie en met alle belanghebbenden in de Werkgroep motorvoertuigen. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met de ontvangen opmerkingen.

DEEL A: Manipulatie-instrumenten en aanvullende emissiestrategieën

2.   Definities en algemene verplichtingen

In het geval van lichte voertuigen:

Het begrip manipulatie-instrument wordt in het geval van lichte voertuigen gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 715/2007:

“manipulatie-instrument”: een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn;

het verbod op het gebruik van manipulatie-instrumenten en de uitzonderingen daarop staan in artikel 5, lid 2, van dezelfde verordening:

Het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van de emissiecontrolesystemen verminderen, is verboden. Dit verbod geldt niet indien:

a)

het instrument nodig is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren;

b)

het instrument slechts functioneert als de motor gestart wordt,

of

c)

de omstandigheden in belangrijke mate zijn meegenomen in de testprocedures voor de controle van de verdampingsemissies en de gemiddelde uitlaatemissies.

Het verbod moet echter worden gelezen in combinatie met de voorschriften van Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie wat betreft het gebruik van aanvullende emissiestrategieën.

De relevante definities zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2017/1151, artikel 2:

“43.

“primaire emissiestrategie”: een emissiestrategie die over het hele toerental- en belastingsbereik van het voertuig actief is, tenzij een aanvullende emissiestrategie is geactiveerd;

44.

“aanvullende emissiestrategie”: een emissiestrategie die naar aanleiding van een specifieke reeks omgevings- of bedrijfsomstandigheden actief wordt en een primaire emissiestrategie vervangt of wijzigt met een specifiek doeleinde, en die alleen operationeel blijft zolang deze omstandigheden zich voordoen.”.

En in artikel 5, lid 11:

Om de goedkeuringsinstanties in staat te stellen de juiste werking van aanvullende emissiestrategieën te beoordelen, rekening houdend met het verbod op manipulatie-instrumenten van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007, verstrekt de fabrikant tevens een uitgebreid documentatiepakket zoals beschreven in bijlage I, aanhangsel 3a, van deze verordening.

Het uitgebreide documentatiepakket wordt door de goedkeuringsinstantie van een kenmerk voorzien en gedateerd en wordt gedurende ten minste tien jaar na het verlenen van de goedkeuring door die instantie bewaard.

Op verzoek van de fabrikant verricht de goedkeuringsinstantie een voorlopige beoordeling van de aanvullende emissiestrategie voor nieuwe voertuigtypen. In dat geval wordt de desbetreffende documentatie tussen twee en twaalf maanden voor het begin van de typegoedkeuringsprocedure aan de typegoedkeuringsinstantie verstrekt.

De goedkeuringsinstantie verricht een voorlopige beoordeling op basis van het in bijlage I, aanhangsel 3a, punt b), beschreven uitgebreide documentatiepakket dat door de fabrikant is verstrekt. De goedkeuringsinstantie verricht de beoordeling volgens de in bijlage I, aanhangsel 3b, beschreven methode. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen mag de goedkeuringsinstantie van die methode afwijken.

De voorlopige beoordeling van de aanvullende emissiestrategie voor nieuwe voertuigtypen blijft gedurende 18 maanden geldig met het oog op de typegoedkeuring. Die periode kan met twaalf maanden worden verlengd indien de fabrikant aan de goedkeuringsinstantie aantoont dat er geen nieuwe technologieën op de markt beschikbaar zijn gekomen die de voorlopige beoordeling van de aanvullende emissiestrategie zouden veranderen.

De deskundigengroep typegoedkeuringsinstanties (TAAEG) stelt jaarlijks een lijst op van de aanvullende emissiestrategieën die door de typegoedkeuringsinstanties niet-aanvaardbaar werden geacht, die door de Commissie openbaar gemaakt wordt.”

Krachtens bijlage IIIA bij Verordening (EU) 2017/1151 geldt het volgende:

“4.4.

Indien de emissies of de prestaties van een voertuig worden beïnvloed door de verzameling van ECU-gegevens, wordt de volledige PEMS-testfamilie waartoe het voertuig zoals gedefinieerd in aanhangsel 7 behoort, aangemerkt als niet-conform. Deze functie wordt aangemerkt als een “manipulatie-instrument” in de zin van artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 715/2007.”

In het geval van zware voertuigen:

Voor zware voertuigen wordt het begrip “manipulatiestrategie” gedefinieerd in artikel 3, lid 8, van Verordening (EG) nr. 595/2009:

“manipulatiestrategie”: een emissiebeheersingsstrategie die de doelmatigheid van de emissiebeheersingssystemen vermindert onder omgevings- of motorbedrijfsomstandigheden die hetzij bij een normaal gebruik van het voertuig, hetzij buiten de testprocedures van de typegoedkeuring optreden;

in wat volgt, worden onder de term “manipulatie-instrumenten” ook manipulatiestrategieën voor zware voertuigen verstaan. Het verbod op het gebruik van manipulatiestrategieën staat in artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 595/2009:

Het gebruik van manipulatiestrategieën die de doelmatigheid van de emissiebeheersingssystemen verminderen, is verboden.

Een wezenlijk verschil tussen de twee verordeningen is dat voor lichte voertuigen uitzonderingen worden gemaakt op de manipulatie-instrumenten, terwijl voor zware voertuigen de uitzonderingen worden vermeld op het gebruik van aanvullende emissiestrategieën in VN/ECE-Reglement nr. 49 (8), herziening 6, bijlage 10, punt 5.1.2:

Een aanvullende emissiestrategie mag de doelmatigheid van de emissiebeheersing bij een primaire emissiestrategie niet verminderen in omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij bij normaal voertuiggebruik optreden, tenzij een van de volgende specifieke uitzonderingen op de aanvullende emissiestrategie van toepassing is:

a)

de werking van de aanvullende emissiestrategie is in aanzienlijke mate in de toepasselijke typegoedkeuringstests opgenomen, met inbegrip van de testprocedures buiten de cyclus in punt 6 van bijlage VI bij deze verordening en de bepalingen voor de conformiteit tijdens het gebruik in artikel 12 van deze verordening (9);

b)

de aanvullende emissiestrategie wordt geactiveerd om de motor en/of het voertuig tegen schade of ongevallen te beschermen;

c)

de aanvullende emissiestrategie wordt alleen geactiveerd tijdens het starten of het warmlopen van de motor zoals gedefinieerd in deze bijlage;

d)

de werking van de aanvullende emissiestrategie wordt gebruikt om onder specifieke, niet in aanzienlijke mate in de typegoedkeurings- of certificeringstests opgenomen omgevings- of bedrijfsomstandigheden de beheersing van één type gereglementeerde emissies op te geven om een ander type gereglementeerde emissies te blijven beheersen. Per saldo moet een dergelijke AES tot gevolg hebben dat de effecten van extreme omgevingsomstandigheden zodanig worden gecompenseerd dat alle gereglementeerde emissies op aanvaardbare wijze worden beheerst.

3.   Toelichting

3.1.    Manipulatie-instrumenten in lichte voertuigen

De uitlaatemissies moeten zowel bij WLTP- als RDE-tests, uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151, onder de emissiegrenswaarden blijven. Volgens de uitzonderingen in de definitie van manipulatie-instrument geldt het verbod op een manipulatie-instrument niet binnen de grensomstandigheden die in de testprocedures voor emissies zijn opgenomen. Deze uitzondering is ingevoerd omdat de emissies tijdens elke reglementaire test in ieder geval onder de grenswaarden moeten blijven.

Hoewel de RDE-grensomstandigheden bij voertuigen met RDE-goedkeuring ruim genoeg zijn, bestaat er dus nog steeds een groot risico op manipulatie-instrumenten in de gebieden die niet worden getest, d.w.z. buiten de RDE-grensomstandigheden.

Het detecteren dat een test wordt uitgevoerd en het opzettelijk wijzigen van het emissiegedrag van een voertuig om lagere emissies te veroorzaken dan het voertuig anders zou hebben uitgestoten, moet ook als een verboden manipulatie-instrument worden beschouwd. Op vergelijkbare wijze zou een aanvullende emissiestrategie die niet is aangemeld en derhalve niet is geëvalueerd, automatisch als een manipulatie-instrument worden aangemerkt. Daarom kunnen de onderstaande vermeldingen van manipulatie-instrumenten aanvullende emissiestrategieën omvatten die niet zijn aangemeld en goedgekeurd. De typegoedkeuringsinstanties moeten de desbetreffende aangemelde en goedgekeurde aanvullende emissiestrategieën op verzoek meedelen aan de markttoezichtautoriteit (10), de Commissie of andere erkende derden die relevante tests uitvoeren.

Het verdient opmerkzaamheid dat er tijdens de controle op manipulatie-instrumenten ook andere typen emissietests kunnen worden uitgevoerd, zoals de controle op verdampingsemissies (test van type 4).

3.2.    Manipulatie-instrumenten in zware voertuigen

In de bepalingen inzake conformiteit tijdens het gebruik (ISC) in Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt de controle van de conformiteit van de voertuigemissies met gebruik van draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) geïntroduceerd. De bij de typegoedkeuring uitgevoerde demonstratietest en de ISC-tests garanderen dat de motoremissies onder de emissiegrenswaarden blijven, zodat erop vertrouwd kan worden dat het voertuig onder alle normale gebruiksomstandigheden aan die grenswaarden voldoet.

Het detecteren dat een test wordt uitgevoerd en het opzettelijk wijzigen van het emissiegedrag van een voertuig om lagere emissies te veroorzaken dan wat anders zou worden uitgestoten, moet ook als een verboden manipulatie-instrument/-strategie worden beschouwd in het geval van zware voertuigen. Op vergelijkbare wijze zou een aanvullende emissiestrategie die niet is aangemeld en derhalve niet is geëvalueerd, automatisch als een verboden manipulatie-instrument/-strategie worden aangemerkt. Daarom kunnen de vermeldingen van manipulatie-instrumenten in onderstaande tekst aanvullende emissiestrategieën omvatten die niet zijn aangemeld en goedgekeurd.

Hoewel de toegelaten omstandigheden voor met PEMS uitgevoerde tests ruim genoeg zijn, bestaat er nog steeds een groot risico op manipulatie-instrumenten in de gebieden die niet worden getest en die nog steeds aanwezig kunnen zijn buiten de toegelaten omstandigheden voor met PEMS uitgevoerde tests van de conformiteit tijdens het gebruik.

4.   Opsporing van een potentieel manipulatie-instrument

Om de autoriteiten van de lidstaten te helpen hun verplichtingen na te komen, wordt in dit document een methode ingevoerd om manipulatie-instrumenten op te sporen. De belangrijkste doelstellingen zijn:

waarborgen dat de selectie van voertuigen en de “tests op manipulatie-instrumenten” consequent worden uitgevoerd;

een aanbevolen methode opstellen om te zorgen voor consistentie tussen de tests en beoordelingen van verschillende autoriteiten/laboratoria. Deze methode voert niet-reglementaire testomstandigheden (of categorieën niet-reglementaire testomstandigheden) in die een manipulatie-instrument in werking kunnen stellen.

4.1.    Voertuigselectie

Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/858 (11) en “bij de uitvoering van die tests en keuringen” moeten de betrokken partijen (Commissie, autoriteiten) “rekening houden met gevestigde beginselen van risicobeoordeling” (12), die worden besproken binnen het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie met betrekking tot de EU-wetgeving inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen. Daartoe kunnen verschillende criteria in aanmerking worden genomen om een steekproef van te controleren voertuigen samen te stellen:

Marktaandeel: bij voorkeur dienen verkoopcijfers te worden gehanteerd die in een EU-lidstaat rechtstreeks beschikbaar zijn. Voor lichte voertuigen kunnen verkoopgegevens uit de recentste database voor CO2-monitoring op https://www.eea.europa.eu/data-and-maps/data/co2-cars-emission-20 en https://www.eea.europa.eu/data-and-maps/data/vans-16 (of de recentste jaarversie) worden gebruikt.

Voor zowel lichte als zware voertuigen wordt aanbevolen om te beginnen met tests van de voertuigen die EU-breed veel worden verkocht. Ook voertuigen met lagere verkoopcijfers moeten echter worden getest om het willekeurige karakter van de tests te vergroten.

Technische definitie: emissienormen, aandrijflijntechnologie, brandstof en nabehandeling kunnen als tweede criterium worden overwogen.

Milieuprestatie: informatie over de reële emissieprestaties van voertuigen kan beschikbaar zijn via alternatieve methoden, zoals tests op afstand, boordmonitors enz. Hoewel op basis van deze informatie niet mag worden geconcludeerd dat er een manipulatie-instrument aanwezig is, kunnen hiermee afwijkende gevallen worden aangeduid. Mits de juistheid van de informatie op degelijke wijze is aangetoond (goed gedefinieerde testprotocollen, groot aantal voertuigen dat volgens hetzelfde protocol is getest), kan op basis van die informatie zeer wel de milieuprestatie van de voertuigen worden vastgesteld en kan zij worden gebruikt om voertuigen voor verdere tests te selecteren.

Er kunnen verschillende technieken en gegevensbronnen worden gebruikt om de mogelijke milieuprestaties van voertuigen vast te stellen. Twee daarvan worden aanbevolen en laten we hieronder kort de revue passeren:

De volgende technieken worden aanbevolen:

toezicht op afstand op voertuigen met boordsensoren (bv. NOx, motor), ook wel “vereenvoudigde emissiemeetsystemen” (Simplified Emissions Measurement Systems; SEMS) genoemd. Deze optie kan een tussenoplossing zijn voor het correleren van hoge emissies met bedrijfsparameters voor motoren en voertuigen, maar daarmee zijn nog geen gegevensbeoordelingssystemen gedefinieerd;

externe sensoren (Remote Sensing Devices; RSD) die een groot aantal voertuigen op een vaste locatie volgen of met een mobiele eenheid (achtervolgingstest). De van de RSD afkomstige gegevens moeten worden gebruikt in combinatie met toegang tot registratiedatabases om de relatie met het type voertuig en de daarop van toepassing zijnde emissienorm te bepalen. Van het feit dat er doorslaggevend bewijs is verkregen, is sprake zodra er van een significant aantal voertuigen van hetzelfde type is vastgesteld dat deze een hoge emissie produceren.

Om dergelijke gegevens beschikbaar te maken, is een gemeenschappelijk optreden inzake teledetectie en risicobeoordeling voor de naleving van de emissienormen opgezet door de autoriteiten voor markttoezicht en typegoedkeuring van de EU-lidstaten, in het kader van het EU-Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie. In het kader van de onderzoeksprojecten Cares (13) en NEMO (14) zijn gebruiksvriendelijke en nauwkeurige systemen voor emissiebewaking op afstand ontwikkeld. Doel van deze actie is een methode te ontwikkelen voor het verzamelen en delen van voertuigemissiegegevens van RSD en andere technieken, om zo de risicobeoordeling voor de geselecteerde voertuigtypen te ondersteunen.

Andere technieken kunnen in overweging worden genomen om te bepalen welke voertuigen de hoogste emissies veroorzaken, mits de milieuprestatie van het voertuig wordt getest onder gelijke testomstandigheden (bv. door voertuigen te testen in een laboratorium tijdens rijcycli en/of onder rijomstandigheden die verschillen van de reglementaire test).

De krachtens de wetgeving (15) vereiste voertuiginformatie moet ter beschikking worden gesteld van alle betrokken partijen (lidstaten, technische diensten, derden en de Commissie) om de tests mogelijk te maken.

4.2.    Testmethode voor manipulatie-instrumenten en evaluatie van de resultaten

4.2.1.   Inleiding

De in dit deel ingevoerde methodologie zal regelmatig worden geëvalueerd door het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van de EU-wetgeving inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen. Aan de hand van de recentste emissiegegevens die door de deelnemende autoriteiten zijn verzameld, zal worden nagegaan of de in punt 4.2.3.1 ingevoerde emissiedrempels geschikt zijn.

Hieronder worden verschillende testmogelijkheden opgesomd, doch niet alle onderstaande methoden hoeven op elk testvoertuig te worden toegepast. De bevoegde autoriteit of erkende derde partij moet per geval beslissen welke methoden het meest geschikt zijn, op basis van een passende risicobeoordeling die rekening houdt met mogelijke niet-conformiteit, met de kans dat die zich voordoet, en met andere mogelijke indicatoren, zoals de ernst ervan.

De zoektocht naar manipulatie-instrumenten kan twee verschillende gevallen bestrijken:

geval A) “manipulatie-instrumenten voor grensdetectie”: instrumenten/strategieën die de momenteel reglementaire testgrenzen of surrogaten daarvan als triggers gebruiken (zoals omgevingstemperatuur, hoogte, duur van de rit, verbruikte brandstof en dynamisch rijgedrag) of;

geval B) “manipulatie-instrumenten voor testdetectie”: instrumenten/strategieën die worden geactiveerd door de aanwezigheid van testapparatuur (bv. verhoging van de tegendruk aan de uitlaat, signalen van de ultrasone sensoren achteraan, aansluiting van een datarecorder op de OBD-poort) of de locatie van het voertuig (d.w.z. alles wat het voertuig ervan op de hoogte brengt dat het op de weg wordt getest op uitlaatemissies). Deze “manipulatie-instrumenten voor testdetectie” zijn in de eerste plaats gericht op tests op de weg met draagbare emissiemeetsystemen, aangezien in het laboratorium geteste voertuigen gewoonlijk een speciale “rollenbankmodus” moeten gebruiken om emissietests mogelijk te maken zonder dat veiligheidsvoorzieningen enz. worden geactiveerd.

De voor beide gevallen gevolgde aanpak wordt in de volgende tabel geïllustreerd. Hoewel “grensdetectie” het belangrijkste aandachtspunt is, mag het onderzoek naar “testdetectie” niet worden verwaarloosd, aangezien het risico op dergelijke strategieën in de loop der tijd kan toenemen.

Tabel 1

Verschillende gevallen van manipulatie-instrumenten

 

Geval A

Grensdetectie

Geval B

Testdetectie

Testapparatuur

Volgens de voorschriften (laboratorium, draagbare emissiemeetsystemen)

Beperkte interferentie met het voertuig (geen verbinding met de OBD-poort van het voertuig, mogelijk geen uitlaatgasdebietmeter), zoals: achtervolgingstest, SEMS.

Keuze van testomstandigheden

Volgens punt 4.2.2.1

In aanvulling op geval A: de mogelijkheid om op verschillende plaatsen tests op de weg te doen, kan het risico van een strategie die gebruikmaakt van de voertuiglocatie verkleinen.

Beoordeling van emissiegegevens

Volgens punt 4.2.3

Ad-hoc

4.2.2.   Testen voor geval A (grensdetectie)

4.2.2.1.   Keuze van testomstandigheden (modaliteiten)

Voor alle gevallen geldt dat het voertuig minimaal volgens de reglementaire methoden moet worden getest. Dit is een belangrijke stap om na te gaan of het voertuig/de motor vrij is van storingen, slecht onderhoud of andere soortgelijke problemen die het emissieniveau onnodig zouden verhogen.

Om de aanwezigheid van manipulatie-instrumenten overeenkomstig geval A op te sporen, moeten de voertuigen worden getest onder testomstandigheden die afwijken van de standaard testomstandigheden, de zogeheten “modaliteiten”. De modaliteiten vormen geen afgerond geheel maar kunnen worden uitgebreid vanwege de noodzaak om specifiek gedrag van technologieën te detecteren als reactie op een complexe verzameling parameters en de noodzaak om het niet-voorspelbare karakter ervan te behouden.

Deze algemene beginselen worden in Tabel 2 geïllustreerd voor lichte en zware voertuigen (16).

Tabel 2

Emissienormen, voorgeschreven emissietests en mogelijke modaliteiten voor geval A)

Emissienormen

Toepasselijke wettelijke emissietest(s)

Mogelijke modaliteiten voor detectie van manipulatie-instrumenten

Lichte voertuigen

Euro 5

Euro 6b,c

NEDC volgens UNECE R83 (17)

Gewijzigde NEDC, andere cycli, eliminatie van alle herkenbare omstandigheden die typisch zijn voor testbanken (open motorkap, wielen die niet draaien, ontbreken van GPS-signaal of van beweging van de wielen enz.), hulpapparatuur ingeschakeld, tests op de weg

Euro 6d-TEMP

Euro 6d

WLTP overeenkomstig EU-Verordening 2017/1151

RDE-tests overeenkomstig EU-Verordening 2018/1832

Gewijzigde WLTP, WLTP op de weg ter vergelijking, andere cycli, eliminatie van alle herkenbare omstandigheden die typisch zijn voor testbanken (open motorkap, wielen die niet draaien, ontbreken van GPS-signaal of beweging van de wielen enz.), hulpapparatuur ingeschakeld,

tests op de weg buiten de “grensomstandigheden” van de RDE (bv. buiten het bereik van de RDE-hoogte- en/of temperatuur- en/of het dynamisch rijgedrag)

Zware motoren/voertuigen

Euro VI

WHTC bij motortests en PEMS-tests van volledige voertuigen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie (18)

Voertuigtests op de weg of in het laboratorium (bv. gelijkwaardige WHVC met fasen in een andere volgorde) buiten de “toelaatbare omstandigheden” van de conformiteit tijdens het gebruik (bv. buiten het hoogte- en/of temperatuurbereik)

Door bij de emissietest een of meer testparameters te wijzigen (variëren) kunnen zich een of meer van onderstaande gebeurtenissen voordoen, die kunnen leiden tot verhoogde emissies:

er wordt een manipulatie-instrument geactiveerd;

er wordt een aanvullende emissiestrategie geactiveerd;

er treedt een gewijzigde fysische reactie van de motor op en/of er worden emissiebeheersingtechnologieën geactiveerd, als een natuurlijk gevolg van de gewijzigde omstandigheden (bv. omgevingstemperatuur die van invloed is op het opwarmen van onderdelen) maar die niet door de software als reactie op waargenomen signalen/parameters worden gestuurd (19).

De “modaliteiten” zijn reeksen testomstandigheden onder dewelke een toename van de emissies en bijgevolg instrumenten/strategieën kunnen worden waargenomen. Voor tests die 30 minuten (typische laboratoriumduur) tot maximaal 2 uur (lichte voertuigen) of zelfs 3 uur (zware voertuigen) duren, kan het effect van een door een aanvullende emissiestrategie veroorzaakte emissieverhoging worden waargenomen indien:

de aanvullende emissiestrategie/het manipulatie-instrument voldoende lang wordt geactiveerd;

de bijbehorende emissietoename niet statistisch is verwaterd over de totale emissies gedurende de gehele test.

Daarom wordt aanbevolen om te testen met de “best beschikbare modaliteiten”: hoe korter, hoe beter om korte activeringen van aanvullende emissiestrategieën te detecteren, mits de minimale modaliteitsduur in overeenstemming is met de aanbevolen praktijk van punt 4.2. Modaliteiten met een lange duur kunnen ook worden overwogen, bijvoorbeeld voor situaties waarin de motor gedurende lange tijd sterk wordt belast (bijvoorbeeld in omstandigheden met een zware lading en/of bergopwaarts rijden en/of rijden op de snelweg).

4.2.2.2.   Indeling van modaliteiten

Om de beoordeling van de voor verschillende modaliteiten verkregen emissies te vergemakkelijken, zijn categorieën opgesteld die zijn gekoppeld aan de drempelwaarden van punt 4.2.3.1. Dit geldt alleen voor geval A (grensdetectie).

Categorie 1 omvat alle reglementaire tests, zoals koude WLTP-tests, koude en warme RDE-tests, zowel voor het stedelijke gedeelte als voor totaal verloop, reglementaire ISC-tests voor zware voertuigen, en tests waarvoor emissiegrenswaarden gelden. Deze categorie omvat ook tests met beperkte wijzigingen ten opzichte van de reglementaire omstandigheden (bv. airconditioning aan tijdens een koude WLTP-test, warme WLTP-test, koude en warme WHVC-test): in dit geval mogen de parameters buiten de reglementaire testomstandigheden niet leiden tot een significante wijziging in de fysische reactie van het motorsysteem.

Categorie 2 omvat niet-reglementaire tests waarvan de afstanden vergelijkbaar zijn met de afstanden van de reglementaire tests.

Categorie 3 omvat alle andere tests die niet onder de categorieën 1 en 2 vallen of waarbij “verrassingstests” mogelijk zijn. Deze categorie omvat ook de tests om te bepalen of het voertuig zijn strategie aanpast tijdens uitlaatemissietests (geval B).

Bij het definiëren van een modaliteit en het indelen ervan in een van de categorieën moet de verantwoordelijke instantie zorgvuldig rekening houden met de volgende kenmerken:

de gereden afstand (of duur) van de modaliteit: de minimumafstand (of -duur) moet in overeenstemming zijn met de waarden die voor de reglementaire tests zijn vastgesteld. Voor lichte voertuigen bedraagt de aanbevolen minimumafstand 16 km (d.w.z. de minimale gereglementeerde afstand van een RDE-test). Voor zware voertuigen moet de aanbevolen minimumduur overeenkomen met de arbeid van de motor in de WHTC-cyclus. Voor hybride voertuigen (bv. PHEV’s) moet het aandeel EV-rijden in aanmerking worden genomen;

kortere modaliteiten mogen worden gebruikt, maar in dat geval zijn de drempels in punt 4.2.3.1 niet van toepassing en moeten ad-hocevaluatiestrategieën worden vastgesteld (zie punt 4.2.3.2);

de conditionering van het voertuig, d.w.z. of de modaliteit overeenkomt met een “koude” voertuigtest volgens de definitie van de toepasselijke verordening (voorbeeld: eerste fase van de WLTP).

Tabel 3

Voorbeelden van testmodaliteiten binnen de verschillende categorieën

Categorie

Licht gebruik

Zwaar gebruik

1

WLTP

WLTP met geopende motorkap, geopende ramen, lichten en airconditioning aan enz.

RDE-conforme routes (totale route of voor het stedelijke gedeelte) onder gematigde of uitgebreide omstandigheden

Routes die voldoen aan met PEMS uitgevoerde tests van de conformiteit tijdens het gebruik voor het testen van hele voertuigen

WHTC-motortests

2

WLTP op een testbaan

WLTP in het laboratorium met variaties in de omgevingstemperatuur, herhaling van geselecteerde fasen van de testcyclus

WLTP met herhaalde of herschikte fasen, telkens bij een omgevingstemperatuur tussen -7 °C en +35 °C

Andere laboratoriumcycli, als volledige cycli of fasen (bv. CADC (20), BAB (21), TfL (22))

Niet-RDE-conforme tests (23), bv (24).:

overschot aan dynamisch rijgedrag;

overschot aan cumulatieve hoogtemeters;

specifieke tests voor rijomstandigheden die niet in een RDE-test kunnen worden opgenomen, bv. een lange snelwegroute;

tests buiten de RDE-grensomstandigheden voor omgevingstemperatuur en/of hoogte.

WHVC-laboratoriumtests voor het testen van voertuigen

Andere laboratoriumcycli (d.w.z. verschillende WHVC’s met wijzigingen in de volgorde van de fasen; bv. U/R/M/M/R/U (25))

Routes van met PEMS uitgevoerde tests van de conformiteit tijdens het gebruik die niet conform zijn door bv.:

lichte lading;

specifieke tests voor rijomstandigheden die niet in een met PEMS uitgevoerde test van de conformiteit tijdens het gebruik kunnen worden opgenomen: korte stedelijke route, lange snelwegroute;

tests buiten de toegestane omstandigheden voor een met PEMS uitgevoerde test van de conformiteit tijdens het gebruik wat betreft omgevingstemperatuur en/of hoogte.

3

Gewijzigde test van de verdampingsemissies, functionele OBD-controles, achtervolgingstest, RDE met en zonder verbinding met OBD-systeem of SEMS

Functionele OBD-controles, achtervolgingstest, PEMS-tests zonder verbinding met OBD-systeem

Opmerking 1:

In bijlage III staat een voorbeeld van een testmatrix.

Opmerking 2:

De typegoedkeuringsinstanties zijn verantwoordelijk voor hoe zij de tests over de verschillende categorieën indelen, waarbij de indeling moet worden gestaafd aan de hand van de verklaringen in verband met aanvullende emissiestrategieën die bij de typegoedkeuring zijn afgegeven.

4.2.3.   Evaluatie van de testresultaten voor geval A (grensdetectie)

De uitlaatemissies van het voertuig gedurende de gehele test (of een gedeelte ervan) moeten worden uitgedrukt als “emissieverhouding” (emissions ratio; ER). De ER wordt gedefinieerd als de voertuigemissies tijdens de test gedeeld door de toepasselijke emissiegrenswaarde (26).

Voor lichte voertuigen moet de ER worden berekend op basis van de bepalingen van Verordening (EU) 2017/1151 zoals die van toepassing waren op het ogenblik van de typegoedkeuring. Voor de modaliteiten bij niet-reglementaire emissietests (d.w.z. in de in punt 4.2.2.2 gedefinieerde categorieën 2 en 3) zijn de correcties voor uitgebreide omstandigheden en/of CO2 niet van toepassing.

Voor zware voertuigen moet de ER worden berekend op basis van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 582/2011 zoals die van toepassing waren op het ogenblik van de typegoedkeuring.

Voor verontreinigende stoffen zonder conformiteitsfactoren die niet zijn gereguleerd onder reële rijomstandigheden (bv. CO voor RDE-tests van lichte voertuigen), moeten de emissies op de weg worden gedeeld door de toepasselijke grenswaarde. In dat geval wordt de berekende ER niet gebruikt om na te gaan of het voertuig aan de voorschriften voldoet, maar om te beoordelen of de emissies abnormaal zijn volgens de punten 4.2.3.1 en 4.2.3.2.

Tabel 4

Cijfervoorbeelden #1 voor ER-berekening: lichte voertuigen

 

Gemeten emissies

Toepasselijke emissiegrenswaarde (Euro 6, elektrische ontsteking)

PEMS-conformiteitsfactor

ER-berekening

Laboratorium (zak)

NOx 35 mg/km

60  mg/km

N.v.t.

ER = 35 / 60 = 0,58

Laboratorium (PEMS voor Euro 6d-voertuig)

NOx 35 mg/km

60  mg/km

1,43

ER = 35 / (60 x 1,43 ) = 0,41

Op de weg (PEMS voor Euro 6d-voertuig)

NOx 35 mg/km

60  mg/km

1,43

ER = 35 / (60 x 1,43 ) = 0,41


Tabel 5

Cijfervoorbeelden #2: zware voertuigen

 

Gemeten NOx-emissies

Toepasselijke emissiegrenswaarde (Euro VI, compressieontsteking)

PEMS-ISC-conformiteitsfactor

ER-berekening

Op de weg (PEMS voor Euro VI-voertuigen)

125  mg/kWh

460 mg/kWh

1,5

ER = 125 / (460 x 1,5 ) = 0,18

4.2.3.1.   Methode A: emissieverhouding versus emissiedrempels (categorieën 1 en 2)

In beginsel zijn de bepalingen inzake aanvullende emissiestrategieën bedoeld om voertuigen/motoren in uitzonderlijke en extreme bedrijfsomstandigheden te beschermen, en alleen indien er geen alternatieve methoden/technologieën beschikbaar zijn die geen aanvullende emissiestrategie (27) vereisen. Daarom moet bij de aanvaarding van een aanvullende emissiestrategie door een typegoedkeuringsinstantie zorgvuldig rekening worden gehouden met de milieueffecten en de frequentie van de aanvullende emissiestrategie. Zowel de frequentie als de milieueffecten van een aanvullende emissiestrategie moeten zoveel mogelijk worden beperkt.

Deze methode A is geenszins een aansporing om de emissiegrenswaarden te overschrijden, zelfs niet onder niet-gereglementeerde omstandigheden. Het hoofddoel van de methode is de aanwezigheid van aanvullende emissiestrategieën op te sporen en te bepalen welke strategieën met prioriteit moeten worden onderzocht. De hieronder voorgestelde drempelwaarden zijn gebaseerd op de lessen die zijn getrokken uit de testgegevens van voertuigen met verschillende emissienormen en -technologieën. Emissieverhoudingen onder deze drempels en boven de toepasselijke grenswaarden (die overeenkomen met een drempelwaarde van 1) kunnen nog steeds worden veroorzaakt door illegale strategieën. Voor voertuigen die krachtens eerdere versies van Verordening (EG) nr. 715/2007 zijn goedgekeurd, gelden de drempels uit de vorige richtsnoeren.

Tabel 6

Emissiedrempels Euro 6d-TEMP en 6d (lichte voertuigen) / Euro VI (zware voertuigen)

 

Categorie 1

Categorie 2

Drempel 1

1,05

1,3

Drempel 2

1,3

2,5

De drempels gelden voor alle gereglementeerde verontreinigende stoffen, met uitzondering van THC (indien niet gemeten met PEMS voor lichte voertuigen).

4.2.3.2.   Methode B: analyse van relatieve emissieverhouding (categorieën 2 en 3)

Naast de analyse aan de hand van de drempelwaarden in punt 4.2.3.1 kunnen de ER-waarden voor dezelfde verontreinigende stoffen en modaliteiten worden vergeleken met de waarden die voor goed functionerende voertuigen zijn verkregen.

Volgens deze methode kan een voertuig als “statistische uitschieter” worden aangemerkt zodra zijn emissies afwijken van die welke onder dezelfde omstandigheden voor zijn technologiegroep zijn waargenomen. Deze aanpak vereist een aanzienlijke hoeveelheid “historische” emissiegegevens van verschillende voertuigen.

De methode zou mettertijd moeten verbeteren naarmate het “beeld” van correct functionerende voertuigen duidelijker wordt dankzij het toenemende aantal tests. Momenteel kan deze methode worden toegepast aan de hand van de gegevens die zijn verzameld voor lichte Euro 6d-TEMP- en 6d-voertuigen, bijvoorbeeld op basis van de gegevens in het jaarlijkse emissieverslag 2019 van het JRC (28).

4.2.3.3.   Beslissingsbomen

Image 1

Image 2

Image 3

4.2.4.   Algemene aanpak voor geval B (testdetectie)

In dit geval worden instrumenten/strategieën geactiveerd door de PEMS-testapparatuur of de locatie van het voertuig. Daarom wordt aanbevolen om deze parameters te variëren volgens de beste beschikbare praktijken.

Voor de detectie van de PEMS-testapparatuur: het voertuig moet bij voorkeur worden getest onder omstandigheden (bijvoorbeeld een testbaan met de in punt 4.2.2.1 voorgestelde cycli) die voldoende herhaalbaar zijn. Dit moet het mogelijk maken om tests met standaard PEMS-apparatuur (met EFM- en OBD-aansluiting) te vergelijken met meetapparatuur die volledig onafhankelijk is van het voertuig (d.w.z. zonder EFM- of OBD-aansluiting, eventueel met eenvoudiger apparatuur zoals SEMS).

Wat betreft de detectie van de voertuiglocatie kan het risico op manipulatiestrategieën aanzienlijk worden verkleind door RDE-conforme tests op verschillende locaties uit te voeren en die locaties regelmatig af te wisselen.

4.2.5.   Aanvullende analyse

4.2.5.1.   Gedetailleerde analyse van de emissies

In gevallen waarin de testresultaten dicht bij de emissiedrempels liggen of om beter te begrijpen op welke manier een aanvullende emissiestrategie wordt geactiveerd, kunnen de testresultaten ook worden geanalyseerd per subgroep, zoals de testfasen van de rijcycli in een laboratorium of de omstandigheden op de weg (stad, platteland, snelweg).

Zo kunnen in deze analyse de emissieverhoudingen tussen de rijomstandigheden in de stad en op de snelweg een indicatie zijn van de verschillende emissiestrategieën en hun respectieve efficiëntie, aangezien de motorbelasting tussen deze twee omstandigheden aanzienlijk verschilt. Voor dit type aanvullende analyse kunnen de resultaten niet worden getoetst aan de eerder in dit document geïntroduceerde methode A. Zij moeten relatief worden geanalyseerd, door de resultaten te vergelijken met de beste of slechtste resultaten die voor dezelfde brandstof, emissienorm en/of emissiebeheersingtechnologie zijn verkregen.

4.2.5.2.   Analyse van de motorregelmodule

In geval van verdachte testresultaten of indien er aanwijzingen zijn voor het gebruik van manipulatie-instrumenten, kan het vermoeden door softwareanalyse worden gestaafd of ontkracht. De fabrikant wordt verzocht om de software van de motorregelmodule en het functionele kader/de softwaredocumentatie te verstrekken, samen met alle A2L- en Hex-bestanden waarin de reële variabelen en gegevenswaarden die zijn toegepast op de motorregelmodule worden aangeven. De software van de motorregelmodule wordt onderzocht op functies die ongeoorloofde modulatie of uitschakeling van emissiebeperkende systemen kunnen veroorzaken.

Mogelijke manipulatie-instrumenten kunnen bij RDE-metingen worden geverifieerd door de prestaties van het emissiebeheersingssysteem te controleren onder omstandigheden die eerder via softwareanalyses zijn opgemerkt (bv. heropwarming van de katalysator, variatie van de omgevingstemperatuur enz.). De resultaten van softwareanalyses moeten in ieder geval worden geverifieerd door aanvullende fysieke tests met draagbare emissiemeetsystemen of andere geschikte meetinstrumenten. De bevindingen van deze tests kunnen er ook toe leiden dat verdere software-analyses moeten worden uitgevoerd.

4.3.    Herziening van testmodaliteiten en evaluatiestrategieën

De testmodaliteiten (geïntroduceerd in punt 4.2), de aanbevolen drempelwaarden om onderzoeken te starten (4.2.3.1) en/of de voor verschillende modaliteiten verkregen en voor de relatieve analyse te gebruiken emissiegegevens (4.2.3.2) liggen niet vast, maar worden jaarlijks door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (Joint Research Centre; JRC) van de Europese Commissie geëvalueerd en bijgewerkt.

4.4.    Niet-aanvaardbare aanvullende emissiestrategieën (AES)

De in onderstaande tabel 7 opgenomen aanvullende emissiestrategieën worden momenteel niet aanvaard door de Commissie omdat zij de emissies sterk doen toenemen of omdat er betere technologieën bestaan om schade te voorkomen. Overeenkomstig de recente arresten van het Hof is de fabrikant verplicht om technische voorzieningen aan te brengen waarmee aan de grenswaarden van Verordening (EU) 2017/1151 (29) kan worden voldaan en is een manipulatie-instrument alleen gerechtvaardigd wanneer er op het moment van de typegoedkeuring geen andere technische oplossing bestond om de onmiddellijke risico’s op schade aan of ongevallen met de motor te voorkomen (30). Nader bewijsmateriaal is te vinden in bijlage IV.

Alleen met een passende motivering van de noodzaak volgens de in Verordening (EU) 2017/1151 of Verordening (EU) nr. 582/2011 beschreven methoden en alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen de aanvullende emissiestrategieën in deze lijst door de typegoedkeuringsinstantie als passend worden beschouwd.

Verwacht wordt dat deze lijst verder zal worden bijgewerkt wanneer zich nieuwe gevallen aandienen, rekening houdend met de technische informatie die landelijke autoriteiten op basis van hun eigen ervaringen en overeenkomstig de technische vooruitgang hebben verstrekt.

Tabel 7

Voorbeelden van niet-aanvaardbare aanvullende emissiestrategieën  (33)

Aanvullende emissiestrategie

Waargenomen gedrag

EGR of emissiebeperking gedeactiveerd of verder verlaagd dan beschreven (31) in de primaire emissiestrategie bij een warme motorstart

Bij warme start hogere emissies dan bij koude start

EGR gedeactiveerd of verder verlaagd dan beschreven (31) in de primaire emissiestrategie bij omgevingstemperaturen boven -4 °C (32)

Hogere emissies aan de onderkant van het “warmtevenster” waar de EGR-snelheid zou kunnen afnemen om condens- en/of roetvorming te voorkomen

EGR gedeactiveerd of verder verlaagd dan beschreven (31) in de primaire emissiestrategie bij hoge omgevingstemperaturen

Hogere emissies aan de bovenkant van het “warmtebereik” waar de EGR-snelheid zou kunnen afnemen om oververhitting van de motor te voorkomen

Parameters die niet direct verband houden met een fysisch verschijnsel waarvoor het gebruik van een aanvullende emissiestrategie nodig zou kunnen zijn, zoals timer, toerental, voertuigsnelheid, motorkoppel, brandstofverbruik enz.

Het gebruik van een proxy die niet rechtstreeks is gerelateerd aan een natuurlijk fenomeen (d.w.z. een hoge voertuigsnelheid of omgevingstemperatuur om de efficiëntie van een EGR- of SCR-systeem te verminderen, of uitschakeling van de EGR om condensvorming te voorkomen)

Wijziging van de dosering van het reagens tijdens de aansporingsperiode

De dosering van het reagens (AdBlue) wordt tijdens de aansporingsperiode verminderd of gestopt, wat leidt tot hogere emissies dan tijdens de primaire emissiestrategie zonder aannemelijke rechtvaardiging

Benzineverrijking

Brandstofverrijking die kan worden gebruikt om te beschermen tegen oververhitting bij een hoog toerental. Dit leidt tot een hogere CO-uitstoot bij dynamische rijomstandigheden.

DEEL B: Bescherming tegen manipulatie

5.   Bescherming tegen manipulatie van de kilometerteller en de emissiebeheersingssystemen

Het manipuleren (34) van emissiebeheersingssystemen met het doel deze te verwijderen of de werking ervan te wijzigen en de emissieprestaties van het voertuig te verslechteren, is krachtens de huidige regelgeving (35) uitdrukkelijk verboden.

Overeenkomstig artikel 3, punten 4 en 5, van Verordening (EU) 2017/1151 en punt 2.3 van bijlage I betreffende bepalingen inzake elektronische systeembeveiliging bij diezelfde verordening, moeten fabrikanten bovendien systemen installeren om wijzigingen van emissiebeheersingssystemen en van de kilometerteller in lichte voertuigen tegen te gaan. Soortgelijke bepalingen voor zware bedrijfsvoertuigen zijn opgenomen in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) nr. 582/2011 en in punt 2.1 van bijlage X bij diezelfde verordening.

Het is overvloedig bewezen dat het manipuleren van emissiebeheersingssystemen voorkomt in alle soorten motorvoertuigen (36)(37)(38). De meest voor de hand liggende reden voor deze praktijk is het economische voordeel voor de gebruiker van het voertuig, die niet hoeft te betalen voor het reagens of de vervanging van een defect deeltjesfilter; andere redenen zijn het opgedreven vermogen of de daling van het brandstofverbruik. Soortgelijke manipulatie komt ook regelmatig voor bij de kilometerteller (39)(40)(41)(42), tevens voor economisch gewin door een voertuig kunstmatig als nieuwer voor te stellen. In het JRC-verslag “Vehicles Odometer and Emission Control Systems: Digital Tampering and Countermeasures” (43) staat een uitvoerige beschrijving van verschillende mogelijkheden om digitale manipulatie tegen te gaan, maar die mogelijkheden moeten nog verder worden ontwikkeld. Daarom is het van belang dat de correcte toepassing van de door de fabrikanten genomen maatregelen tegen manipulatie reeds tijdens het markttoezicht met eenvoudige tests wordt gecontroleerd.

5.1.   Voorgestelde methode voor de controle op de naleving van de voorschriften ter voorkoming van manipulatie 28

Methode voor emissiebeheersingssystemen

Om te bevestigen dat de fabrikant een passende beveiliging tegen manipulatie van de emissiebeheersingssystemen heeft geïnstalleerd, is het van belang dat het laboratorium het emissiebeheersingssysteem probeert te manipuleren door voor elk getest voertuig ten minste één van de in de handel verkrijgbare systemen voor de manipulatie van de emissiebeheersing te gebruiken.

Indien manipulatie mogelijk is, voldoet het voertuig niet aan de in Verordening (EU) 2017/1151 of Verordening (EU) nr. 582/2011 opgenomen bepaling inzake elektronische systeembeveiliging, aangezien het voertuig kan worden gemanipuleerd.

De markttoezichtautoriteiten moeten proberen elk jaar verschillende systemen voor de manipulatie van de emissiebeheersing te gebruiken (zoals AdBlue-killers, verwijdering van dieseldeeltjesfilters, fysieke en elektronische manipulatie van uitlaatgasrecirculatie en driewegkatalysator enz.) om zo alle mogelijke manipulatiemogelijkheden aan te pakken. De bevindingen worden bij voorkeur in het ICSMS opgenomen, gepubliceerd, in het Forum besproken en openbaar gemaakt.

Een andere mogelijkheid is dat het laboratorium zijn eigen passende controles ontwikkelt om na te gaan of de emissiebeheersingssystemen afdoende beveiligd zijn, zoals softwareanalyses of andere complexere systeembeveiligingscontroles.

Methode voor manipulatie van de kilometerteller

Om te bevestigen dat de fabrikant een passende beveiliging tegen manipulatie van de kilometerteller heeft geïnstalleerd, geldt als beste praktijk dat het laboratorium de kilometerteller probeert te manipuleren door een van de in de handel verkrijgbare desbetreffende instrumenten te gebruiken. Indien de manipulatie lukt, voldoet het voertuig niet aan de in Verordening (EU) 2017/1151 opgenomen bepaling inzake elektronische systeembeveiliging, en moet het worden teruggeroepen voor een software-update waarmee het zwakke punt dat de manipulatie mogelijk maakte, wordt weggewerkt.

De markttoezichtautoriteiten moeten de bevindingen rapporteren in het ICSMS (44) en bespreken in het Forum. Dergelijke verslagen moeten openbaar worden gemaakt.


(1)  PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.

(2)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1.

(3)  PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1.

(4)  PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1.

(5)  Punt 112 in zaak C-693/18.

(6)  Punt 2 in de zaken C-128/20, C-134/20 en C-145/20 van 14 juli 2022.

(7)  MEDEDELING VAN DE COMMISSIE — Richtsnoer inzake de beoordeling van aanvullende emissiestrategieën en de aanwezigheid van manipulatie-instrumenten ten aanzien van de toepassing van Verordening (EG) nr. 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6), C(2017) 352 final.

(8)  PB L 171 van 24.6.2013, blz. 1.

(9)  Deel a overeenkomstig Verordening (EU) nr. 582/2011, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014, bijlage VI, punt 4.

(10)  Artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) 2018/858.

(11)  PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1.

(12)  Artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858.

(13)  Cares | City Air Remote Emission Sensing (cares-project.eu).

(14)  Project | Nemo (nemo-cities.eu).

(15)  Voor lichte voertuigen, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2017/1151 in samenhang met aanhangsel 1 van bijlage II bij die verordening.

Voor zware voertuigen, overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 582/2011 in samenhang met bijlage II bij die verordening.

(16)  Het betreft een niet-exhaustieve tabel. Zij wordt geïnterpreteerd afhankelijk van de specifieke voorwaarden met betrekking tot een bepaalde typegoedkeuring.

(17)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A42019X0253&qid=1658915552410

(18)  In dit geval volstaat de PEMS-test om aan te tonen dat de motor aan de WHTC-eisen voldoet en kan extractie van de motor worden vermeden.

(19)  Hier dient te worden opgemerkt dat de emissies in dat geval nog steeds binnen de grenswaarden dienen te blijven.

(20)  CADC: Common Artemis Driving Cycles.

(21)  BAB: ADAC Highway Cycle (BAB 130).

(22)  TfL: Transport for London Cycle.

(23)  Met een minimumafstand van 16 km, maar niet in overeenstemming met andere vereisten.

(24)  Noot: de voorgestelde lijst van modaliteiten is niet uitputtend en de exacte testomstandigheden zullen afhangen van de rijsituaties die zich in de praktijk voordoen.

(25)  De drie fasen van de test zijn: U voor Urban (stad), R voor Rural (buitenweg) en M voor Motorway (snelweg).

(26)  De toepasselijke emissiegrenswaarden voor emissietests op de weg omvatten extra marges om rekening te houden met de meetonzekerheid van de draagbare emissiemeetsystemen, zoals voorgeschreven in de desbetreffende verordeningen.

(27)  Zoals preventief onderhoud of een stromingssensor om vervuiling van de uitlaatgasrecirculatie te voorkomen en op te sporen.

(28)  Joint Research Centre 2019 Light-Duty Vehicles emissions testing — https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC122035

(29)  Zie punt 79 in zaak C-134/20.

(30)  Zie punt 69 in zaak C-128/20.

(31)  Zoals beschreven in het uitgebreide documentatiepakket.

(32)  Zolang dit niet wordt gecompenseerd door een of meer andere emissiebeheersingssystemen.

(33)  Voor typegoedkeuringen verleend na de publicatie van dit document.

(34)  “manipulatie”: het onwerkzaam maken, aanpassen of wijzigen van het emissiebeheersing- of aandrijfsysteem van het voertuig, met inbegrip van software of andere onderdelen voor logische besturing van deze systemen, met als al dan niet bedoeld gevolg dat de emissieprestaties van het voertuig slechter worden.

(35)  Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 595/2009.

(36)  Statusverslag van Zwitserse controles op zware vrachtwagens, informeel document GRPE-75-06, juni 2017.

(37)  ACEA Adblue Emulator Workshop, 5 december 2017.

(38)  Onderzoek naar de manipulatie van NOx in zware voertuigen, Deens Agentschap voor verkeersveiligheid, 2018.

(39)  Onderzoek voor TRAN-comité, “Odometer tampering: measures to prevent it”, 2017.

(40)  https://www.fiaregion1.com/mileage-fraud/

(41)  https://unece.org/DAM/trans/doc/2015/wp29grsg/GRSG-108-37e.pdf

(42)  Tachomanipulation bei Gebrauchtwagen erkennen | ADAC.

(43)  https://circabc.europa.eu/d/a/workspace/SpacesStore/079d3ad8-7121-4c8b-bb57-f5ba13c4407c/JRC%20Vehicles%20Odometer%20and%20Emission%20Control%20System%20Digital%20Tampering.pdf

(44)  Artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2018/858.


BIJLAGE I

Clausules inzake aanvullende/primaire emissiestrategieën en manipulatie-instrumenten (vóór RDE3 en stap E)

 

Lichte voertuigen

Zware voertuigen

 

Verordening (EG) nr. 715/2007

Verordening (EG) nr. 595/2009

Definitie

“manipulatie-instrument” gedefinieerd in artikel 3, punt 10

“manipulatiestrategie” gedefinieerd in artikel 3, punt 8

Voorschriften

Verbod op het gebruik van “manipulatie-instrumenten” gereguleerd in artikel 5, lid 2

Verbod op het gebruik van “manipulatiestrategieën” gereguleerd in artikel 5, lid 3

 

Uitvoeringsverordening (EG) nr. 692/2008 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/646

Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie

Aanvullende/primaire emissiestrategieën

Aanvullende en primaire emissiestrategieën gedefinieerd in artikel 2, punten 43 en 44

Aanvullende en primaire emissiestrategieën gedefinieerd in artikel 2, punten 24 en 25

Uitgebreid documentatiepakket

Artikel 5, lid 11

Aanhangsel 11 van bijlage I

 

 

VN/ECE-Reglement nr. 49

Item a) volgt de interpretatie van VN/ECE-Reglement nr. 49 als bedoeld in punt 4 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014

 

 

Voorschriften voor aanvullende emissiestrategieën

Punt 5.1.2 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 49, in samenhang met punt 4 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011


BIJLAGE II

Clausules inzake aanvullende/primaire emissiestrategieën en manipulatie-instrumenten volgens RDE3 (bv. 2017/1154) en stap E voor zware voertuigen

 

Lichte voertuigen

Zware voertuigen

 

Verordening (EG) nr. 715/2007

Verordening (EG) nr. 595/2009

Definitie

“manipulatie-instrument” gedefinieerd in artikel 3, punt 10

“manipulatiestrategie” gedefinieerd in artikel 3, punt 8

Voorschriften

Verbod op het gebruik van “manipulatie-instrumenten” gereguleerd in artikel 5, lid 2

Verbod op het gebruik van “manipulatiestrategieën” gereguleerd in artikel 5, lid 3

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1151

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 582/2011

Aanvullende/primaire emissiestrategieën

Aanvullende en primaire emissiestrategieën gedefinieerd in artikel 2, punten 43 en 44

Aanvullende en primaire emissiestrategieën gedefinieerd in artikel 2, punten 24 en 25

 

 

VN/ECE-Reglement nr. 49

Item a) volgt de interpretatie van VN/ECE-Reglement nr. 49 als bedoeld in punt 4 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014

 

 

Voorschriften voor aanvullende emissiestrategieën

Punt 5.1.2 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 49, in samenhang met punt 4 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011

Uitgebreid documentatiepakket

Aanhangsel 3a van bijlage I bij Verordening (EU) 2017/1151

Aanhangsel 11 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 582/2011

Methode voor de evaluatie van aanvullende emissiestrategieën

Aanhangsel 3b van bijlage I bij Verordening (EU) 2017/1151, gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/1832

Aanhangsel 2 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 582/2011, gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1939


BIJLAGE III

Voorbeeld van testmatrix voor manipulatie-instrumenten en aanvullende emissiestrategieën (Euro 6d-TEMP/6d, licht voertuig)

Test

Gewijzigde parameter / standaardtest (type 1 of 1a)

Geen toename motorbelasting

Lage omgevingstemperaturen

Warme start

Motorbelastingen > Type 1

Reglementaire tests

Type 1 (WLTP) — standaard

 

X

X

X

X

Type 1a RDE-conforme routes — standaard

 

 

(X)

 

X

Modaliteiten voor detectie van manipulatie-instrumenten

Type 1 waarbij voertuigsystemen geen invloed hebben op de motorbelasting

Voertuigsystemen (motorkap, portieren, ruiten, …)

X

 

 

 

Type 1 Warm (“back-to-back” na de standaardtest)

Voertuigconditionering

 

 

X

 

Niet-RDE-conforme routes

Cumulatieve hoogtemeters, samenstelling van het traject, dynamisch rijgedrag, lading, temperatuur onder de -7 °C of boven de 35 °C, hoogte van meer dan 1 300  m

 

 

 

X


BIJLAGE IV

Referenties voor niet-aanvaardbare aanvullende emissiestrategieën

Referentie

Deel

Betrokken aanvullende emissiestrategie

2015 — US-EPA Notice of Violation (Washington, DC: Agentschap voor milieubescherming van de VS) (www.epa.gov/sites/production/files/2015-10/documents/vw-nov-caa-09-18-15.pdf/)

 

 

2016 — Bundesministeriums für Verkehr und digitale Infrastruktur (BMVI), Technisch verslag van de onderzoekscommissie “Volkswagen” (www.bmvi.de/SharedDocs/DE/Anlage/VerkehrUndMobilitaet/Strasse/berichtuntersuchungskommission-volkswagen.pdf)

Pagina 119 — “kalibraties die de doeltreffendheid van de emissiebeheersing bij koudere omgevingstemperaturen verminderen, zijn manipulatie-instrumenten”

 

2016 — UK Department for Transport 2016 Vehicle emissions testing programme Technical Report (Britse ministerie van Transport) (www.gov.uk/government/uploads/ system/uploads/attachment_data/file/518437/vehicleemissions-testing-programme.pdf)

 

 

Jaarverslag JRC 2017 — Pilot Activity

Clairotte, M., Valverde, V., Bonnel, P., Giechaskiel, B., Carriero, M., Otura, M., Fontaras, G., Pavlovic, J., Martini, G., Krasenbrink, A., Suarez-Bertoa, R., 2018. Joint Research Centre 2017 light-duty vehicles emissions testing EUR 29302EN, 1–90. https://doi.org/10.2760/5844

Punt 5.3.2

Punt 5.3.3

Punt 5.4.2

Timer/ conditionering

Warmtevenster

Benzineverrijking

Jaarverslag JRC 2018 — Pilot Activity

Valverde, V., Clairotte, M., Bonnel, P., Giechaskiel, B., Carriero, M., Otura, M., Gruening, C., Fontaras, G., Pavlovic, J., Martini, G., Suarez-Bertoa, R., Krasenbrink, A., 2019. Joint Research Centre 2018 light-duty vehicles emissions testing EUR 29897EN, 1–118. https://doi.org/10.2760/289100

Punt 5.4.3

Benzineverrijking

Jaarverslag JRC 2019 — Pilot Activity

Clairotte, M., Valverde, V., Bonnel, P., Gruening, C., Pavlovic, J., Manara, D., Loos, R., Giechaskiel, B., Carriero, M., Otura, M., Cotogno, G., Fontaras, G., Suarez-Bertoa, R., Martini, G., Krasenbrink, A., 2020. Joint Research Centre 2019 light-duty vehicles emissions testing EUR 30482EN, 1–126. https://doi.org/10.2760/90664

Punt 5.1.1

Punt 5.1.2

Lambdabeheer?

Lambdabeheer?

Jaarverslag JRC 2020-2021 — Market Surveillance Activity

Bonnel, P., Clairotte, M., Cotogno, G., Gruening, C., Loos, R., Manara, D., Melas, A.D., Selleri, T., Tutuianu, M., Valverde, V., Forloni, F., Giechaskiel, B., Carriero, M., Otura, M., Pavlovic, J., Suarez-Bertoa, R., Martini, G., Krasenbrink, A., 2022. European Market Surveillance of Motor Vehicles — Results of the 2020-2021 European Commisison Vehicle Emissions Testing Programme EUR 31030EN, 1–117. https://doi.org/10.2760/59856

Punt 4.3.8

Punt 4.3.8

Warmtevenster

Benzineverrijking

Verslag van de onderzoekscommissie “Volkswagen”, Duits ministerie van Verkeer en Digitale Infrastructuur, 2016.

https://www.kba.de/DE/Themen/Marktueberwachung/Abgasthematik/first_report_vw_c_of_i_nox.pdf?__blob=publicationFile&v=1

Afdeling D

Allemaal bij “normaal” gebruik van het voertuig

Vehicle emissions Testing Programme, Britse ministerie van Transport, 2016

https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/548148/vehicle-emissions-testing-programme-web.pdf

Punt 5

EGR gedeactiveerd of verder verlaagd dan toegelaten in de primaire emissiestrategie bij hoge omgevingstemperaturen

TNO-verslag 2017 R10862

Assessment of risks for elevated NOx emissions of diesel vehicles outside the boundaries of RDE — Identifying relevant driving and vehicle conditions and possible abatement measures, 2017

Punt 3.2

EGR gedeactiveerd of verder verlaagd dan toegelaten in de primaire emissiestrategie bij hoge omgevingstemperaturen

Contag, M., Li, G., Pawlowski, A., Domke, F., Levchenko, K., Holz, T., Savage, S., 2017. How They Did It: An Analysis of Emission Defeat Devices in Modern Automobiles. IEEE, blz. 231-250. https://doi.org/10.1109/SP.2017.66

Afdeling C (zaak m.b.t. manipulatie-instrumenten VW)

Afdeling D (zaak m.b.t. manipulatie-instrumenten Fiat)

EGR gedeactiveerd of verder verlaagd dan toegelaten in de primaire emissiestrategie bij hoge omgevingstemperaturen

Parameters die geen verband houden met een fysisch verschijnsel waarvoor het gebruik van een aanvullende emissiestrategie nodig zou kunnen zijn: tijdmeting


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/21


Wisselkoersen van de euro (1)

23 februari 2023

(2023/C 68/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0616

JPY

Japanse yen

143,32

DKK

Deense kroon

7,4429

GBP

Pond sterling

0,88140

SEK

Zweedse kroon

11,0579

CHF

Zwitserse frank

0,9892

ISK

IJslandse kroon

152,70

NOK

Noorse kroon

10,9545

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

23,686

HUF

Hongaarse forint

381,43

PLN

Poolse zloty

4,7438

RON

Roemeense leu

4,9146

TRY

Turkse lira

20,0355

AUD

Australische dollar

1,5551

CAD

Canadese dollar

1,4366

HKD

Hongkongse dollar

8,3291

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7039

SGD

Singaporese dollar

1,4249

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 376,59

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,4076

CNY

Chinese yuan renminbi

7,3227

IDR

Indonesische roepia

16 141,05

MYR

Maleisische ringgit

4,7071

PHP

Filipijnse peso

58,351

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

36,848

BRL

Braziliaanse real

5,4765

MXN

Mexicaanse peso

19,4512

INR

Indiase roepie

87,6695


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/22


Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 68/03)

Lidstaat

Italië

Betrokken route

Reggio Calabria – Turijn en omgekeerd

Reggio Calabria – Venetië en omgekeerd

Reggio Calabria – Bologna en omgekeerd

Datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht worden

27 mei 2023

Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbaredienstverplichtingen kunnen worden verkregen

Zie voor meer informatie:

Ministerie van Infrastructuur en Verkeer

Dipartimento per la mobilità sostenibile

Direzione generale per gli aeroporti, il trasporto aereo e i servizi satellitari

Via Giuseppe Caraci, 36

00157 Roma

ITALIË

Tel. +39 0644127190

ENAC,

Direzione Trasporto Aereo e Licenze,

Viale Castro Pretorio, n. 118

00185 Roma

ITALIA

Tel. +39 0644596532

Website: http://www.mit.gov.it

http://www.enac.gov.it

E-mail: dg.ta@pec.mit.gov.it

osp@enac.gov.it


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/23


Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 68/04)

Lidstaat

Italië

Betrokken route

Reggio Calabria – Bologna en omgekeerd

Looptijd van het contract

van 27 mei 2023 tot en met 26 mei 2025

Einde van de termijn voor het indienen van offertes

Twee maanden na de datum van publicatie van deze mededeling

Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

ENAC

Direzione Trasporto Aereo e Licenze

Viale Castro Pretorio, n. 118

00185 Roma

ITALIA

Tel. +39 0644596247

E-mail: osp@enac.gov.it

Website: http://www.mit.gov.it

http://www.enac.gov.it


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/24


Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 68/05)

Lidstaat

Italië

Betrokken route

Reggio Calabria — Turijn en omgekeerd

Looptijd van het contract

van 27 mei 2023 tot en met 26 mei 2025

Einde van de termijn voor het indienen van offertes

Twee maanden na de datum van publicatie van deze mededeling

Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

ENAC

Direzione Trasporto Aereo e Licenze

Viale Castro Pretorio, n. 118

00185 Roma

ITALIA

Tel. +39 0644596247

E-mail: osp@enac.gov.it

Website: http://www.mit.gov.it

http://www.enac.gov.it


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/25


Mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Uitnodiging tot het indienen van offertes voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten overeenkomstig openbaredienstverplichtingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 68/06)

Lidstaat

Italië

Betrokken route

Reggio Calabria – Venetië en omgekeerd

Looptijd van het contract

van 27 mei 2023 tot en met 26 mei 2025

Einde van de termijn voor het indienen van offertes

Twee maanden na de datum van publicatie van deze mededeling

Adres waar de tekst van de aanbesteding en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbare aanbesteding en de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

ENAC

Direzione Trasporto Aereo e Licenze

Viale Castro Pretorio, n. 118

00185 Roma

ITALIA

Tel. +39 0644596247

E-mail: osp@enac.gov.it

Website: http://www.mit.gov.it

http://www.enac.gov.it


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/26


KENNISGEVING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29, LID 2, VAN HET STATUUT

Bekendmaking van een vacature voor de post van directeur “Uitgaven” (BUDG.A) in het directoraat-generaal Begroting (rang AD 14), Brussel

COM(2023) 10426

(2023/C 68/07)

De Europese Commissie heeft een vacature (referentie COM/2023/10426) gepubliceerd voor de functie van directeur “Uitgaven” (BUDG.A) in het directoraat-generaal Begroting (rang AD 14).

U kunt de vacature in 24 talen raadplegen en uw sollicitatie indienen op de volgende website van de Europese Commissie: https://europa.eu/!jRN9r6


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/27


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.11035 – STENA / MIDSONA)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 68/08)

1.   

Op 16 februari 2023 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Stena Adactum AB (“Stena”, Zweden), die onder zeggenschap staat van Stena AB Group,

Midsona AB (“Midsona”, Zweden), die genoteerd staat aan de Nasdaq Stockholm.

Stena verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van Midsona.

De concentratie komt tot stand door de inschrijving van nieuwe aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Stena is een beleggingsmaatschappij die actief is op verschillende gebieden en een investeringshorizon op lange termijn heeft;

Midsona ontwikkelt, produceert en verhandelt natuurvoedingsproducten, lichaamsverzorgingsproducten en hygiëneproducten en gebruikt daarvoor verschillende verkoopkanalen, o.a. supermarkten, apotheken, biowinkels, sportscholen en een onlinewinkel.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet steeds worden vermeld:

M.11035 – STENA / MIDSONA

Opmerkingen kunnen per e-mail of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/29


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2023/C 68/09)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“Carnuntum”

PDO-AT-A0217-AM01

Datum van de mededeling: 29.11.2022

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Maximale opbrengst per hectare

De maximale opbrengst per hectare bedroeg vóór de oogst van 2020 9 000 kg en bedraagt vanaf de oogst van 2020 10 000 kg.

2.   Druivenrassen

Voor de BOB Carnuntum mochten tot de oogst van 2019 alle druivenrassen die in Oostenrijk voor kwaliteitswijnen waren toegestaan, zonder enige beperking worden gebruikt. Vanaf de oogst van 2019 is de lijst van mogelijke rassen ingeperkt.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Carnuntum

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Wijncategorieën

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

1.   BOB Carnuntum “wit”

KORTE BESCHRIJVING

Witte wijnen met de BOB Carnuntum worden gemaakt van de druivenrassen chardonnay, weißburgunder en grüner veltliner.

Kleur: groengeel tot lichtgoudgeel.

Geur: heeft de wijn niet op een houten vat gelegen: toetsen van verse appel en citrusvruchten, en heeft de wijn op een hout vat gelegen: boterachtige, geroosterde, extractrijke toetsen en ook aroma’s van wit brood, gedroogd fruit en rozijnen.

Smaak: wijn die merendeels is gemaakt van grüner veltliner, smaakt kruidig (witte peper) en bezit aroma’s van appel, peer, citrusvruchten en een vleugje steenvruchten. Bij Carnuntum-wijnen waarin chardonnay of weißburgunder domineren, is naast de klassieke aroma’s van vruchten (appel, iets van kweepeer, ook iets exotisch) ook een kruidige toets (weidebloemen, maar ook noten) aanwezig.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

9,0

Minimale totale zuurgraad

4,0 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

18

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

200

2.   BOB Carnuntum “rood”

KORTE BESCHRIJVING

Rode wijnen met de BOB Carnuntum worden gemaakt van zweigelt en blaufränkisch als hoofdras.

Kleur: donkerpaarsrood.

Geur: aroma’s van vanille en zure kersen, maar ook een vleugje peper, cassis of kaneel. Over het geheel genomen levert dat een fruitig, fluweelachtig bouquet op.

Smaak: wijn die grotendeels is gemaakt van zweigelt: sappig met een toets van rijpe zure kersen en deels ook pruimen. Wijnen met de BOB Carnuntum hebben over het algemeen een matig tanninegehalte en een fijn en kruidig aroma. De smaak van wijn die grotendeels is gemaakt van blaufränkisch, wordt gekenmerkt door bosbessen of kersen en een krachtig zuur. In tegenstelling tot de zweigelt-wijnen hebben wijnen van blaufränkisch een dichte structuur en opvallende tanninen.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

12,0

Minimale totale zuurgraad

4,0 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

20

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

150

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

5.2.   Maximumopbrengsten

1.

BOB Carnuntum

10 000 kilogram druiven per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het gebied van de oorsprongsbenaming “Carnuntum” omvat het politieke district Bruck an der Leitha en het gerechtelijk district Schwechat in Neder-Oostenrijk.

7.   Wijndruivenras(sen)

 

Blaufränkisch — Frankovka

 

Chardonnay — Morillon

 

Grüner Veltliner — Weißgipfler

 

Weißer Burgunder — Klevner

 

Weißer Burgunder — Pinot Blanc

 

Weißer Burgunder — Weißburgunder

 

Zweigelt — Blauer Zweigelt

 

Zweigelt — Rotburger

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

BOB Carnuntum

Klimaat: het klimaat is typisch Pannonisch met hete, droge zomers en koude, droge winters. De zomer en de herfst worden gekenmerkt door grote temperatuurverschillen tussen dag tot nacht, met hoge temperaturen overdag en lage temperaturen ’s nachts. De nabijgelegen Donau en ook de Neusiedlersee hebben echter een stabiliserende invloed op temperatuur en luchtvochtigheid.

Bodem: de bodemgesteldheid in het gebied van de BOB Carnuntum is zeer divers en varieert van zware leem en löss tot zand en steengruis. De bodem is ontstaan uit afzettingen van de Paratethyszee en de voormalige Donau. Deze afzettingen zijn op grote schaal bedekt met kalkhoudend materiaal, wat kenmerkend is voor afzettingen van voormalige zeeën.

Verband: vooral de temperatuurverschillen tussen dag en nacht zorgen ervoor dat witte wijnen met de BOB Carnuntum duidelijke aroma’s van appel, peer en citrusvruchten hebben; de plant maakt namelijk ’s nachts, bij lagere temperaturen, minder suiker en meer aroma’s aan. De kalkhoudende bodems (in combinatie met de bijbehorende onderstammen) zorgen voor een duidelijk hogere zuurgraad van de witte wijnen, wat weer bevorderlijk is voor de vruchtenaroma’s, die sterker naar voren komen.

Rode wijnen met de BOB Carnuntum die gemaakt zijn van de rassen zweigelt en blaufränkisch, hebben hun aroma’s van rijpe zure kersen en rijpe pruimen eveneens te danken aan de temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Dankzij de stabiliserende invloed van de Neusiedlersee is bij rode wijnen met de BOB Carnuntum een lange rijping in het najaar mogelijk, waardoor een matig tanninegehalte kenmerkend is voor deze wijnen. De overheersende kalkbodems zorgen voor het in deze wijnen vaak aanwezige fijne, kruidige aroma.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Productie

Rechtskader:

Nationaal recht

Bijkomende voorwaarde:

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Voor alle BOB-wijnen bepaalt de Oostenrijkse wijnwet dat ze moeten worden geproduceerd in het wijnbouwgebied (BGA-herkomstgebied) waarin het BOB-gebied is gelegen, of in een aangrenzend wijnbouwgebied. Oostenrijk maakt dus algemeen gebruik van de afwijking waarin artikel 5 van Verordening (EU) 2019/33 voorziet.

Aan de productie van wijnen met de BOB Carnuntum zijn aanvullende voorwaarden gesteld: aangezien het gebied van de BOB Carnuntum in de onmiddellijke nabijheid van andere wijnbouwgebieden in Neder-Oostenrijk en Burgenland ligt, zijn er ook wijnproducenten van buiten het gebied van de BOB Carnuntum die druiven uit het gebied van de BOB Carnuntum kopen en er wijn van maken. Om deze buiten het gebied van de BOB Carnuntum geproduceerde wijnen zo goed mogelijk te kunnen controleren, mogen ze alleen buiten het wijnbouwgebied worden geproduceerd na kennisgeving aan en goedkeuring door het regionale wijncomité Carnuntum. Op alle desbetreffende facturen, leveringsbonnen en vervoersdocumenten moet de herkomst van de BOB Carnuntum worden vermeld.

Rechtskader:

Nationaal recht

Bijkomende voorwaarde:

Verpakking in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

De Oostenrijkse wijnwet bevat geen algemene voorschriften voor het bottelen van BOB-wijnen.

Om de kwaliteit en typische kenmerken van wijnen met de BOB Carnuntum te waarborgen, worden de volgende voorwaarden aan het bottelen van deze wijnen gesteld: ze mogen alleen buiten het wijnbouwgebied Carnuntum worden gebotteld na kennisgeving aan en goedkeuring door het regionale wijncomité Carnuntum. Op de desbetreffende facturen, leveringsbonnen en vervoersdocumenten moet de herkomst Carnuntum worden vermeld.

Link naar het productdossier

https://info.bml.gv.at/themen/landwirtschaft/landwirtschaft-in-oesterreich/pflanzliche-produktion/wein/Weinherkunft.html


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/33


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2023/C 68/10)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“Weststeiermark”

PDO-AT-A0234-AM01

Datum van de mededeling: 29.11.2022

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Wijziging van de maximale opbrengst per ha

De maximale opbrengst per hectare bedroeg vóór de oogst van 2020 9 000 kg en bedraagt vanaf de oogst van 2020 10 000 kg.

2.   Druivenrassen

Voor de BOB Weststeiermark mochten tot de oogst van 2018 alle druivenrassen die in Oostenrijk voor kwaliteitswijnen waren toegestaan, zonder enige beperking worden gebruikt. Vanaf de oogst van 2018 is de lijst van mogelijke rassen ingeperkt.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Weststeiermark

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Wijncategorieën

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

BOB Weststeiermark

KORTE BESCHRIJVING

In het wijnbouwgebied van de BOB Weststeiermark is blaue wildbacher (traditionele benaming: schilcher), een oud druivenras uit de streek, goed voor ongeveer 80 % van de geproduceerde druiven.

Kleur: roze tot rosé

Geur: toetsen van rode bessen (bosbessen, aardbeien, frambozen)

Smaak: fris, opwekkend zuur met sterkere toetsen van sappige bosbessen en aardbeien

Een klein deel van de wijnen met de BOB Weststeiermark wordt gemaakt van witte wijndruiven.

Kleur: groengeel tot lichtgoudgeel

Geur: fruitig met zwarte bessen en kruisbessen, maar ook groene paprika

Smaak: appel, vers gemaaid gras en mineraliteit

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

9

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

18

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

200

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

5.2.    Maximumopbrengsten

BOB Weststeiermark

10 000 kilogram druiven per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het gebied van de “BOB Weststeiermark” omvat de districten “Graz”, “Graz-Umgebung”, “Voitsberg” en “Deutschlandsberg” in de deelstaat Stiermarken.

7.   Wijndruivenras(sen)

Blauer Wildbacher — Schilcher

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

BOB Weststeiermark

Klimaat: het gebied van de BOB Weststeiermark kent een bijzondere topografie. Diepe valleien in oost-westelijke richting bieden bescherming tegen sterke winden en zorgen voor een aanzienlijke opwarming overdag. Voorts liggen de wijngaarden grotendeels op hellingen en absorberen ze daar dus meer zonnestralen dan gebruikelijk. Daar staat tegenover dat er ’s nachts een sterke afkoeling optreedt vanwege de hogere ligging van het gebied van de BOB Weststeiermark.

Bodem: de meeste wijngaarden van de BOB “Weststeiermark” liggen op meestal zuur, kristallijn vast gesteente van de oostelijke Alpen en naar het oosten toe op deels grof en overwegend los gesteente van het Stiermarkse Bekken.

Verband: door het extreme temperatuurverschil tussen dag en nacht heeft de druif een hogere zuurgraad dan gemiddeld. De roséwijn met de BOB Weststeiermark (traditionele benaming “schilcher”) is om die reden de wijn in Oostenrijk met het meeste zuur. Ook de witte wijnen worden gekenmerkt door een smaakprofiel met een stevig zuur. Naast het bepalende zuur zorgt de amplitude tussen de temperatuur overdag en ’s nachts vooral bij witte wijnen van de burgunder-familie voor de kenmerkende vruchtenaroma’s zoals aardbei en framboos.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Productie

Rechtskader:

Nationaal recht

Soort aanvullende voorwaarde:

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Voor alle BOB-wijnen bepaalt de Oostenrijkse wijnwet dat ze moeten worden geproduceerd in het wijnbouwgebied (BGA-herkomstgebied) waarin het BOB-gebied is gelegen, of in een aangrenzend wijnbouwgebied. Oostenrijk maakt dus algemeen gebruik van de afwijking waarin artikel 5 van Verordening (EU) 2019/33 voorziet.

Aan de productie van wijnen met de BOB Weststeiermark zijn aanvullende voorwaarden gesteld: deze moet plaatsvinden in het gebied van de BOB Steiermark (d.w.z. de BOB Weststeiermark, de BOB Südsteiermark en de BOB Vulkanland Steiermark). De wijnen mogen alleen buiten het wijnbouwgebied van de BOB Steiermark worden geproduceerd na kennisgeving aan en goedkeuring door het regionale wijncomité Stiermarken.

Botteling

Rechtskader:

Nationaal recht

Soort aanvullende voorwaarde:

Verpakking in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

De Oostenrijkse wijnwet bevat geen algemene voorschriften voor het bottelen van BOB-wijnen.

Om de kwaliteit en typische kenmerken van wijnen met de BOB Weststeiermark te waarborgen, worden de volgende voorwaarden aan het bottelen van deze wijnen gesteld: ze moeten worden gebotteld in het gebied van de BOB Steiermark (d.w.z. de BOB Weststeiermark, de BOB Südsteiermark en de BOB Vulkanland Steiermark). De wijnen mogen alleen buiten het wijnbouwgebied van de BOB Steiermark worden gebotteld na kennisgeving aan en goedkeuring door het regionale wijncomité Stiermarken.

Link naar het productdossier

https://info.bml.gv.at/themen/landwirtschaft/landwirtschaft-in-oesterreich/pflanzliche-produktion/wein/Weinherkunft.html


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/36


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie

(2023/C 68/11)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“Neusiedlersee”

PDO-AT-A0219-AM01

Datum van de mededeling: 29 november 2022

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Maximale opbrengst per hectare

De maximale opbrengst per hectare bedroeg vóór de oogst van 2020 9 000 kg en bedraagt vanaf de oogst van 2020 10 000 kg.

2.   Druivenrassen

Voor de BOB Neusiedlersee mochten tot de oogst van 2020 alle druivenrassen die in Oostenrijk voor kwaliteitswijnen waren toegestaan, zonder enige beperking worden gebruikt. Vanaf de oogst van 2020 is de lijst van mogelijke rassen ingeperkt.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Neusiedlersee

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Wijncategorieën

1.

Wijn

15.

Wijn van ingedroogde druiven

16.

Wijn van overrijpe druiven

4.   Beschrijving van de wijn(en)

1.   BOB Neusiedlersee

KORTE BESCHRIJVING

Wijn met de BOB Neusiedlersee wordt gemaakt van het druivenras zweigelt.

Kleur: mat dieprood

Geur: typisch fruitig fluweelachtig bouquet met aroma’s van vanille en zure kersen

Smaak: is de wijn met de BOB Neusiedlersee in een stalen tank opgevoed, dan vertoont deze de voor zweigelt kenmerkende aroma’s van rijpe zure kersen of rijpe pruimen.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

12,0

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

20

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

150

2.   BOB Neusiedlersee “Reserve”

KORTE BESCHRIJVING

Wijn met de BOB Neusiedlersee kan ook in een houten vat worden opgevoed en draagt dan de aanvullende benaming “Reserve”.

Smaak: de smaak van rijpe zure kersen of rijpe pruimen verdwijnt naar de achtergrond en de noten van rijpe tanninen, vanille, chocolade en pruimencompote treden op de voorgrond doordat de wijn op een houten vat heeft gelegen.

Kleur: mat en zeer dieprood

Geur: bij het opvoeden in een houten vat krijgt wijn van de BOB Neusiedlersee “Reserve”, afhankelijk van de toasting van het hout, toetsen die variëren van het kenmerkende vanille tot rokerige chocolade.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

13,0

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

20

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

150

3.   BOB Neusiedlersee “fruchtsüß”

KORTE BESCHRIJVING

Wijn van de BOB Neusiedlersee met de toevoeging “fruchtsüß” wordt gemaakt van overrijpe druiven.

Druivenras: alle hoogwaardige Oostenrijkse witte druivenrassen zijn mogelijk. Het hoofdras is welschriesling.

Geur en smaak: deze moeten voldoen aan de criteria voor de traditionele benamingen “Spätlese” en “Auslese”: vooral een sterke zoetheid van de vruchten en hints van tropisch fruit (bv. banaan en ananas).

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

5

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

18

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

350

4.   BOB Neusiedlersee “edelsüß”

KORTE BESCHRIJVING

Wijn van de BOB Neusiedlersee met de toevoeging “edelsüß” wordt gemaakt van ingedroogde druiven.

Druivenras: alle hoogwaardige Oostenrijkse witte druivenrassen zijn mogelijk. Het hoofdras is welschriesling.

Geur en smaak: deze moeten voldoen aan de criteria voor de traditionele benamingen “Beerenauslese” en “Trockenbeerenauslese”, waaronder met name de kenmerkende smaakaroma’s van noten, honing en karamel.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15,0

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

5

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

40

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

400

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

5.2.   Maximumopbrengsten

BOB Neusiedlersee

10 000 kilogram druiven per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het gebied van de oorsprongsbenaming “Neusiedlersee” omvat het gehele politieke district Neusiedl am See in het Burgenland, met uitzondering van de gemeenten Winden en Jois.

7.   Wijndruivenras(sen)

Welschriesling

Zweigelt — Blauer Zweigelt

Zweigelt — Rotburger

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

BOB Neusiedlersee

Klimaat: het gebied van de BOB Neusiedlersee ligt in het hart van de Pannonische klimaatzone. Het klimaat wordt gekenmerkt door droge, hete zomers en koude winters met weinig sneeuw. Het grootste steppemeer van Midden-Europa, de Neusiedlersee met zijn 300 km2 water en rietbedden, speelt een belangrijke klimaatregulerende rol en zorgt voor een bijzonder microklimaat. In de zomer warmt het grote waterlichaam op en geeft het ’s nachts de opgeslagen warmte langzaam aan de omgeving af. Een hoge luchtvochtigheid (een gevolg van de grote oppervlakte van het meer) en herfstnevels zijn kenmerkend voor de tijd waarin de druiven in het gebied van de BOB Neusiedlersee rijpen.

Bodem: het gebied van de BOB Neusiedlersee strekt zich uit van de noord- naar de oostoever van de Neusiedlersee. Aan de noordoostoever van het meer zijn löss- en chernozemgronden te vinden. In de Meerhoek (Seewinkel, zuidelijk deel van het gebied van de BOB Neusiedlersee) komen ook grind-, zand- en zoutgronden voor.

Verband: de volgende factoren zijn van invloed op de smaak van wijnen met de BOB Neusiedlersee:

1)

de wijnen met de BOB Neusiedlersee en de BOB Neusiedlersee “Reserve” worden gemaakt van het ras zweigelt. Dit ras houdt van een nutriëntenarme bodem, zoals de grind-, zand- en zoutgronden in het zuidelijke deel van de Neusiedlersee, en zorgt op deze gronden voor de kenmerkende aroma’s van pruimen, abrikozen en zure kersen;

2)

de wijnen met de BOB Neusiedlersee “Spätlese” en “Auslese” worden gemaakt van overrijpe druiven. Dankzij de droge en hete zomers in het wijnbouwgebied Neusiedlersee kunnen de druiven bijzonder lang rijpen. Dit proces wordt nog ondersteund door de warmteregulering van het opgewarmde meer in de zomer. De overrijpe druiven zorgen qua geur en smaak voor hints van tropisch fruit (bv. banaan en ananas);

3)

de wijnen met de BOB Neusiedlersee “Beerenauslese” en “Trockenbeerenauslese” worden gemaakt van ingedroogde druiven. De hoge luchtvochtigheid (gevolg van het grote oppervlak van het meer) en de herfstnevels zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van het zogeheten edelrot (Botrytis cinerea). Door de aantasting van de druiven met deze schimmel krijgt de druivenschil gaatjes en laat deze vocht door. De druif droogt dus al aan de druivenstok in de wijngaard uit. Daardoor ontstaan de kenmerkende geur- en smaakaroma’s van noten, honing en karamel.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Productie

Rechtskader

Nationaal recht

Bijkomende voorwaarde

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde

Voor alle BOB-wijnen bepaalt de Oostenrijkse wijnwet dat ze moeten worden geproduceerd in het wijnbouwgebied (BGA-herkomstgebied) waarin het BOB-gebied is gelegen, of in een aangrenzend wijnbouwgebied. Oostenrijk maakt dus algemeen gebruik van de afwijking waarin artikel 5 van Verordening (EU) 2019/33 voorziet.

Aan de productie van wijnen met de BOB Neusiedlersee zijn aanvullende voorwaarden gesteld: ze mogen alleen buiten het gebied van oorsprong worden geproduceerd wanneer de wijngaarden van de producent in het gebied van de BOB Neusiedlersee liggen en de wijn wordt geproduceerd op een bedrijf van de producent buiten dat gebied of wanneer er perceelscontracten bestaan tussen een producent met een bedrijf buiten het gebied van de BOB Neusiedlersee en eigenaren van wijngaarden in dat gebied.

Botteling

Rechtskader

Nationaal recht

Soort aanvullende voorwaarde

Verpakking in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde

De Oostenrijkse wijnwet bevat geen algemene voorschriften voor het bottelen van BOB-wijnen.

Om de kwaliteit en typische kenmerken van wijnen met de BOB Neusiedlersee te waarborgen, worden de volgende voorwaarden aan het bottelen van deze wijnen gesteld: ze mogen alleen buiten het gebied van oorsprong worden gebotteld wanneer de wijngaarden van de bottelaar in het gebied van de BOB Neusiedlersee liggen en de wijn wordt gebotteld op een bedrijf van de bottelaar buiten dat gebied.

Link naar het productdossier

https://info.bml.gv.at/themen/landwirtschaft/landwirtschaft-in-oesterreich/pflanzliche-produktion/wein/Weinherkunft.html


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/41


Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissi

(2023/C 68/12)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).

MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING

“Wachau”

PDO-AT-A0205-AM01

Datum van de mededeling: 29 november 2022

BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING

1.   Maximale opbrengst per hectare

De maximale opbrengst per hectare bedroeg vóór de oogst van 2020 9 000 kg en bedraagt vanaf de oogst van 2020 10 000 kg.

2.   Druivenrassen

Voor de BOB Wachau mochten tot de oogst van 2020 alle druivenrassen die in Oostenrijk voor kwaliteitswijnen waren toegestaan, zonder enige beperking worden gebruikt. Vanaf de oogst van 2020 is de lijst van mogelijke rassen ingeperkt.

ENIG DOCUMENT

1.   Naam/namen

Wachau

2.   Type geografische aanduiding

BOB — beschermde oorsprongsbenaming

3.   Wijncategorieën

1.

Wijn

4.   Beschrijving van de wijn(en)

BOB Wachau

KORTE BESCHRIJVING

In het gebied van de BOB Wachau worden grotendeels witte wijnen gemaakt; rode wijnen spelen er een zeer ondergeschikte rol.

Kleur: de meeste witte wijnen hebben een groengele of lichtstrogele kleur. Hoogwaardige witte wijnen, die langer hebben gerijpt, kunnen ook een gemiddeld tot sterke goudgele kleur hebben. De kleur van jonge rode wijnen kan worden omschreven als lichtkersenrood, terwijl oudere rode wijnen, die langer hebben gerijpt, sterk paarsrood zijn gekleurd of schakeringen van granaat- en robijnrood vertonen.

Geur: bij witte wijnen overheersen pitvruchten als appel of peer en citrusvruchten. Hoe verder de rijpingsfase is gevorderd, des te meer de aroma’s doen denken aan gedroogde en exotische vruchten (ananas, banaan). Rode wijnen van de Wachau vertonen vooral primaire aroma’s van kers en pruim en, na op vat te hebben gelegen, secundaire aroma’s als tabak of chocolade.

Smaak: een essentieel smaakelement van witte Wachau-wijnen is het zuur, dat de aroma’s van appelen en citrusvruchten (grapefruit, citroen, limoen) ondersteunt. Rijpere witte wijnen, en met name wijnen met als hoofdras grüner veltliner, vertonen in de afdronk toetsen van peper en abrikoos. Rode wijnen zijn vooral fruitig en tanninearm, met hints van morel en rode aalbes. Wijnen die op een houten vat hebben gelegen, vertonen rokerige toetsen die zijn ontstaan onder invloed van het houten vat, en toetsen van compote en gekookte vruchten.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

15

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

9,0

Minimale totale zuurgraad

4 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur

Maximumgehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

18

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

200

5.   Wijnbereidingsprocedés

5.1.   Specifieke oenologische procedés

5.2.   Maximumopbrengsten

BOB Wachau

10 000 kilogram druiven per hectare

6.   Afgebakend geografisch gebied

Het gebied van de oorsprongsbenaming “Wachau” omvat de Neder-Oostenrijkse gemeenten Aggsbach, Bergern im Dunkelsteinerwald, Dürnstein, Mautern an der Donau, Mühldorf, Rossatz - Arnsdorf, Spitz en Weißenkirchen.

7.   Wijndruivenras(sen)

Grüner Veltliner — Weißgipfler

Weißer Riesling — Rheinriesling

Weißer Riesling — Riesling

8.   Beschrijving van het (de) verband(en)

BOB Wachau

Het wijnbouwgebied Wachau wordt gekenmerkt door steile terrassen langs de oevers van de Donau.

Klimaat: hier komen twee krachtige invloeden samen, namelijk het West-Atlantische en het Oost-Pannonische klimaat. Het Atlantische klimaat zorgt voor bovengemiddelde neerslag en het Pannonische klimaat voor hoge dagtemperaturen en koele nachten. Bovendien staat de Wachau met zijn warmteaccumulerende muurtjes en rotsgesteente op de terrassen bekend om zijn microklimaatzones, die uiteenlopen naargelang van de ligging van de helling, de richting ervan en het terrein. Het grote waterlichaam van de Donau tempert de hoge dagtemperaturen, maar ook de strenge winters. Voorts veroorzaken koude valwinden uit het noordelijke Waldviertel met name in de maanden vóór de oogst grote schommelingen tussen dag- en nachttemperatuur.

Bodem: enerzijds wordt de Wachau gekenmerkt door verweerde gronden van oergesteente en anderzijds werd na de ijstijd in de windschaduw van de bergen stuifzand afgezet waardoor er lösslagen ontstonden aan de oostelijke zijden van de hellingen van oergesteente. Deze geologische terreinomstandigheden in combinatie met de stenen terrassen, die al in de middeleeuwen werden aangelegd om de steile hellingen langs de Donau beter te kunnen beheren, drukken bovendien een stempel op het landschap van de Wachau.

Verband: de verweerde gronden van oergesteente op de terrassen zorgen bij rheinriesling voor de aroma’s van citrusvruchten (citroen, grapefruit); de lössgronden vormen bij de krachtige en volle grüne veltliner de basis voor de aroma’s van pitvruchten (appel, peer). De sterk schommelende temperaturen zijn van doorslaggevend belang voor de hoge zuurgraad van de witte wijnen. De temperatuurverschillen zorgen er bij de rode wijnen vooral voor dat ze fruitig smaken en weinig tannine hebben.

9.   Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)

Productie

Rechtskader:

Nationaal recht

Bijkomende voorwaarde:

Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

Voor alle BOB-wijnen bepaalt de Oostenrijkse wijnwet dat ze moeten worden geproduceerd in het wijnbouwgebied (BGA-herkomstgebied) waarin het BOB-gebied is gelegen, of in een aangrenzend wijnbouwgebied. Oostenrijk maakt dus algemeen gebruik van de afwijking waarin artikel 5 van Verordening (EU) 2019/33 voorziet.

Aan de productie van wijnen met de BOB Wachau zijn aanvullende voorwaarden gesteld: ze mogen alleen buiten het gebied van oorsprong worden geproduceerd wanneer de bedrijfszetel van de producent in het gebied van oorsprong Kremstal of het gebied van oorsprong Traisental (die grenzen aan het gebied van de BOB Wachau) is gelegen en de producent zelf wijngaarden in het gebied van oorsprong Wachau bezit of met eigenaren van wijngaarden in het gebied van oorsprong Wachau contracten heeft gesloten over de levering van de druiven.

Botteling

Rechtskader:

Nationaal recht

Bijkomende voorwaarde:

Verpakking in het afgebakende geografische gebied

Beschrijving van de voorwaarde:

De Oostenrijkse wijnwet bevat geen algemene voorschriften voor het bottelen van BOB-wijnen.

Om de kwaliteit en typische kenmerken van wijnen met de BOB Wachau te waarborgen, worden de volgende voorwaarden aan het bottelen van deze wijnen gesteld: wijnen met de BOB Wachau mogen worden gebotteld door bottelaars met een bedrijfszetel in de Wachau. Ook mogen ze worden gebotteld door bottelaars wier bedrijfszetel in het gebied van oorsprong Kremstal of het gebied van oorsprong Traisental (die grenzen aan het gebied van de BOB Wachau) is gelegen en die zelf wijngaarden in het gebied van oorsprong Wachau bezitten of met eigenaren van wijngaarden in het gebied van oorsprong Wachau contracten hebben gesloten.

Link naar het productdossier

https://info.bml.gv.at/themen/landwirtschaft/landwirtschaft-in-oesterreich/pflanzliche-produktion/wein/Weinherkunft.html


(1)  PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2.


24.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/44


Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2023/C 68/13)

Deze bekendmaking verleent het recht om binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

“PIMENTÓN DE MURCIA”

EU-nr.: PDO-ES-0113-AM02 — 2.2.2021

BOB (X) BGA ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

a)   Groepering:

Consejo Regulador de la Denominación de Origen Protegida “PIMENTÓN DE MURCIA” [regelgevende raad voor de beschermde oorsprongsbenaming “PIMENTÓN DE MURCIA”]

Avda. Santa Eulalia, 7 — Bajo

30850 Totana — Murcia

ESPAÑA

Tel. en fax: +34 968 424016

E-mail: info@pimentondemurcia.es

b)   Rechtmatig belang:

De regelgevende raad is de organisatie die alle producenten vertegenwoordigt en officieel is erkend als beheerder van de BOB, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving (besluit van het Regionale Ministerie van Landbouw, Water en Milieu van 17 december 2001 tot goedkeuring van de verordening inzake de oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia” en de bijbehorende regelgevende raad).

Bijgevoegd vindt u een door zijn voorzitter ondertekende brief met een bewijs van het rechtmatig belang en van de samenstelling en werking van de raad.

2.   Lidstaat of derde land

Spanje

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige [nader aan te geven]

Controle-instantie

Nationale wettelijke voorschriften

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

1.   Deel B. Beschrijving van het product

Wijziging van de analytische kenmerken voor de handelscategorieën “Extra” en “Primera” [klasse I] als omschreven in deel B) Beschrijving van het product, rubriek “Eigenschappen van het eindproduct”, subrubriek “Fysische en chemische kenmerken” (tabel).

Huidige tekst:

Alleen de volgende handelscategorieën komen in aanmerking: EXTRA en PRIMERA [klasse I], zoals bepaald aan de hand van de volgende analytische kenmerken:

Kenmerken

Extra

Primera

 (*1) Kleur — Minimale ASTA-eenheden

120

90

Maximale vochtigheid uitgedrukt in %

14

14

Etherextract van de droge stof, uitgedrukt in % maximaal

20

23

Maximaal asgehalte in de droge stof, uitgedrukt in %:

 

 

Totaal

7,5

8

Onoplosbaar

0,7

1

Ruwe vezels in de droge stof, uitgedrukt in %

27

28

Maximaal gehalte aan capsaïcine, uitgedrukt in %

0,003

0,003

Nieuwe, gewijzigde tekst:

Alleen de volgende handelscategorieën komen in aanmerking: EXTRA en PRIMERA [klasse I], zoals bepaald aan de hand van de volgende analytische kenmerken:

Kenmerken

Extra

Primera

 (*2) Kleur — Minimale ASTA-eenheden

≥ 120

≥ 90

Maximale vochtigheid uitgedrukt in %

≤ 14

≤ 14

Etherextract van de droge stof, uitgedrukt in % maximaal

≤ 20

≤ 23

Maximaal asgehalte in de droge stof, uitgedrukt in %:

 

 

Totaal

≤ 9,4

≤ 9,9

Onoplosbaar

≤ 0,7

≤ 1

Ruwe vezels in de droge stof, uitgedrukt in %

≤ 27

≤ 28

Maximaal gehalte aan capsaïcine, uitgedrukt in %

≤ 0,003

≤ 0,003

Reden:

De tabel met fysische en chemische kenmerken wordt om twee redenen gewijzigd.

De eerste reden behelst een rectificatie. In het huidige productdossier wordt het gehalte aan ruwe vezels uitgedrukt in een absolute en exacte waarde en niet in een minimum- of maximumgehalte of een bereik. In de destijds geldende wetgeving (besluit van 1 september 1983 inzake kwaliteitsnormen voor Pimentón bestemd voor uitvoer, zoals bekendgemaakt in het Spaans staatsblad nr. 243, blz. 27973–27975) werden de analytische parameters uitgedrukt in maximum- en minimumwaarden, maar deze verduidelijking kwam per abuis niet tot uiting in het productdossier. Wij willen graag vermelden dat de aangegeven waarde de maximumwaarde is. Voorts willen wij het voor de overige parameters gebruikte criterium verduidelijken met de tekens ≤ en ≥.

Ten tweede wordt het totale asgehalte gewijzigd om rekening te houden met de nieuwe analysetechnieken. De waarde is aangepast overeenkomstig de gevoeligheid en de mate van onzekerheid van de thans toegepaste methoden. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de kenmerken van het eindproduct, overeenkomstig Koninklijk Besluit nr. 2242/1984 van 26 september 2007.

Enig document

Deze wijziging is opgenomen in punt 3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

2.   Deel C. Geografisch gebied

Huidige tekst:

C)   GEOGRAFISCH GEBIED

PRODUCTIEGEBIED.

Het productiegebied van paprika’s voor de productie van paprikapoeder waarop de oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia” van toepassing is, omvat grond in de volgende gemeenten in de provincie Murcia in het zuidoosten van Spanje:

 

Alhama de Murcia.

 

Beniel.

 

Cartagena.

 

Fortuna.

 

Fuente Álamo.

 

Librilla.

 

Lorca.

 

Molina de Segura.

 

Murcia.

 

Puerto Lumbreras.

 

San Javier.

 

Santomera.

 

Torre Pacheco.

 

Totana.

Het totale gebied bestrijkt 484 450 ha, waarvan 277 204 ha aan plantages.

VERWERKINGS- EN VERPAKKINGSGEBIED

Het verwerkings- en verpakkingsgebied omvat alle gemeenten in de provincie Murcia.

Nieuwe, gewijzigde tekst:

PRODUCTIEGEBIED.

Het productiegebied van paprika’s voor de productie van paprikapoeder waarop de oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia” van toepassing is, omvat grond in de volgende gemeenten in de provincies Murcia, Almería, Granada en Alicante in het zuidoosten van Spanje:

 

Provincie Murcia:

 

Alhama de Murcia.

 

Beniel.

 

Caravaca.

 

Cartagena.

 

Fortuna.

 

Fuente Álamo.

 

Librilla.

 

Lorca.

 

Mazarrón.

 

Molina de Segura.

 

Murcia.

 

Puerto Lumbreras.

 

San Javier.

 

Santomera.

 

Torre Pacheco.

 

Totana.

 

Provincie Almería:

 

Pulpí.

 

Vélez Blanco.

 

Vélez Rubio.

 

Provincie Granada:

 

Orce.

 

Puebla de Don Fadrique.

 

Provincie Alicante:

 

Elche.

 

Guardamar del Segura.

 

Orihuela.

 

Pilar de la Horadada.

 

Torrevieja.

VERWERKINGS- EN VERPAKKINGSGEBIED

Het verwerkings- en verpakkingsgebied komt overeen met het productiegebied.

Reden:

Het in het productdossier afgebakende geografische gebied is gewijzigd om de productie van paprika’s en paprikapoeder in naburige gemeenten met dezelfde historische kenmerken, hetzelfde terrein, hetzelfde klimaat en dezelfde menselijke factoren zoals momenteel gedefinieerd op te nemen in de territoriale werkingssfeer van de BOB “Pimentón de Murcia”.

In deze gemeenten worden paprika’s voor paprikapoeder geteeld, onder meer door dezelfde producenten die het onder de BOB vallende product vervaardigen. De landbouwbedrijven liggen naast elkaar en de geteelde paprikavariëteiten hebben de in het productdossier van de BOB omschreven kenmerken. Het product wordt zelfs gedehydrateerd in droogkamers die in het kader van de BOB zijn geregistreerd. Een deel van het paprikapoeder wordt ingekocht door of is bestemd voor bedrijven die in het kader van de BOB zijn geregistreerd. Tot nu toe kwamen deze producenten bij het in de handel brengen van hun product echter niet in aanmerking voor de bescherming van de BOB.

Aan het geografische gebied zijn de volgende gemeenten toegevoegd:

 

Provincie Murcia:

 

Caravaca.

 

Mazarrón.

 

Provincie Almería:

 

Pulpí.

 

Vélez Blanco.

 

Vélez Rubio.

 

Provincie Granada:

 

Orce.

 

Puebla de Don Fadrique.

 

Provincie Alicante:

 

Elche.

 

Guardamar del Segura.

 

Orihuela.

 

Pilar de la Horadada.

 

Torrevieja.

Alle uitbreidingen betreffen gemeenten in de provincie of naburige gemeenten uit aangrenzende provincies.

De regelgevende raad voor de BOB “Pimentón de Murcia” heeft de aanvraag tot uitbreiding van het geografische gebied ingediend naar aanleiding van verzoeken van vele landbouwers die gevestigd zijn in gebieden die grenzen aan het momenteel beschermde gebied.

Gemeenten van de provincie Murcia

De gemeenten Mazarrón en Caravaca liggen dicht bij de gebieden waar de grootste productiehoeveelheid en de grootste producenten van “Pimentón de Murcia” geconcentreerd zijn. De plantages zijn in de jaren 1950 en 1960 vanuit Murcia uitgebreid naar deze gebieden.

Beide gemeenten hebben vergelijkbare temperatuur-, neerslag- en vochtigheidspatronen. In de gemeenten Mazarrón en Caravaca bedraagt de gemiddelde temperatuur, net als in de andere in het productdossier opgenomen gemeenten, 16–20 °C in de maanden waarin de aanplant begint en blijven de maximumtemperaturen in juli en augustus onder de 32 °C. De luchtvochtigheid bedraagt in deze maanden meer dan 40 % en kan tussen juli en september oplopen tot 70 %. De gemiddelde neerslag in de gemeente Mazarrón bedraagt 280 mm, terwijl in sommige delen van Caravaca iets hogere waarden worden genoteerd.

Het uitplanten kan in het hoogland van Caravaca overigens vertraging oplopen. Hiermee is reeds rekening gehouden in het oorspronkelijke productdossier, dat voorziet in uitplanting na een bepaalde datum zonder daarvoor een termijn te vermelden.

Ten slotte worden dezelfde teelttechnieken toegepast als in de beschermde productiegebieden, door dezelfde landbouwers met hetzelfde teeltproces en dezelfde teelttraditie, die op hetzelfde moment en onder dezelfde voorwaarden op het gehele grondgebied zijn ontwikkeld.

Gemeenten in de provincies Almería en Granada

De provincies Almería en Granada liggen net als de provincies Murcia en Alicante in het zuidoosten van Spanje. Zij hebben dezelfde algemene neerslagpatronen, temperaturen en bodemkenmerken, zij het met duidelijke lokale verschillen.

Ten aanzien van het klimaat moet worden opgemerkt dat de neerslag vergelijkbaar is met die van een mediterraan klimaat, met verschillen op lokaal niveau en naargelang van de omstandigheden, met name in de gemeenten Puebla de Don Fadrique en Orce. Pulpí heeft een droger klimaat. Deze lokale verschillen worden niet als significant beschouwd:

In Puebla de Don Fadrique en Orce valt gemiddeld meer neerslag (400 ± 50 mm per jaar) dan in de andere gemeenten. In Pulpí, waar het klimaat droger is, valt gemiddeld minder dan 300 mm neerslag per jaar (297 mm). De geregistreerde neerslagwaarden verschillen van jaar tot jaar, waarschijnlijk als gevolg van de klimaatverandering. Deze verschillen worden niet significant geacht omdat de geregistreerde waarden in de maanden waarin de paprika’s worden geplant en gebruikt voor de productie van “Pimentón de Murcia” (april — oktober) vergelijkbaar zijn met de waarden van de andere gemeenten (170 mm).

Paprikaplanten, en meer specifiek de voor de BOB “Pimentón de Murcia” gebruikte variëteit Bola, worden van oudsher geteeld in Almería en Granada. Ze werden “uitgevoerd” door bedrijven en landbouwers uit het Guadalentín-dal, die naar minder benutte grond trokken, precies zoals de eerste landbouwers in het Segura-dal halverwege de 20e eeuw hadden gedaan toen een schimmelprobleem hen dwong hun plantages te verplaatsen naar het huidige Guadalentín-dal en andere gebieden.

Deze gebieden kunnen echter niet als nieuw worden beschouwd, in die zin dat de teelt van paprika’s voor paprikapoeder er niet pas heel recent plaatsvindt. De verwijzingen naar de teelt van paprika’s voor paprikapoeder in de literatuur gaan terug tot ten minste 1987, toen de provincies Almería en Granada werden genoemd als gebieden waar dergelijke paprika’s werden geteeld. Zo bevat het boek “El pimiento para pimentón” (Paprika’s voor paprikapoeder) onder redactie van M. Zapata, uit 1991, statistische gegevens over de aanwezigheid van dit gewas in beide provincies.

Gemeenten in de provincie Alicante

In de provincie Alicante worden al eeuwenlang ononderbroken paprika’s geteeld voor de productie van paprikapoeder.

De gemeenten Guardamar del Segura, Orihuela en Pilar de la Horadada liggen in het district Vega Baja of Vega Baja del Segura, terwijl de gemeente Elche in het district Bajo Vinalopó ligt.

Het zoutgehalte van de bodem in de districten Vega Baja en Bajo Vinalopó ligt tussen 3,5 en 3,7 dSm-1 [Ontwikkeling van een voorspelbaar model voor de ophoping van zouten in landbouwbodems in mediterrane klimaatomstandigheden, toegepast op de districten Vega Baja del Segura en Bajo Vinalopó in Alicante (Fernando Visconti Reluy)]. Deze waarden zijn vergelijkbaar met die in het district Campo de Cartagena (waar de gemeenten Cartagena, Fuente Álamo, San Javier en een deel van de gemeente Mazarrón liggen) en in het Guadalentín-dal (waar de gemeenten Alhama, Librilla, Lorca, Puerto Lumbreras, Totana en een deel van de gemeente Mazarrón liggen). In het zuiden van Alicante, waar de gebieden liggen die worden toegevoegd, heerst ook hetzelfde klimaat als in de bestaande productiegebieden voor de BOB.

De belangrijkste kenmerken van het klimaat in dit grotere gebied kunnen als volgt worden samengevat: lage gemiddelde neerslag (280 ± 40 mm per jaar, 291 mm per jaar in Orihuela en 243 mm per jaar in Torrevieja), hoge gemiddelde zonnestraling (6 200 ± 100 MJ/m-2 per jaar-1), een gematigd hoge gemiddelde temperatuur (18 ± 1 °C), bijna geen harde wind (windsnelheid van minder dan 20 km/h op 80 % – 40 % van de dagen) en nagenoeg geen vorst. Over een langere periode kent het klimaat in deze gemeenten cyclische perioden van droogte. Dit verschijnsel doet zich elke 15 tot 25 jaar voor, waarbij de droogte ten minste 24 maanden aanhoudt. In tijden van droogte ligt de jaarlijkse neerslag tot 60 % onder het gemiddelde.

Wat ten slotte de teelttraditie in de gebieden Vega Baja del Segura en Bajo Vinalopó betreft, zij gewezen op het naslagwerk “El Libro del Pimentón 1756-1965” [Het boek over paprika’s 1756-1965] van Jesús Pérez de Espinardo, waarvan de eerste editie in 2000 is verschenen. De teelt van paprika’s voor paprikapoeder wordt in dit boek meerdere malen genoemd, bijvoorbeeld in het volgende fragment: “Vanaf het begin van de 19e tot halverwege de 20e eeuw heeft de teelt van paprika’s voor paprikapoeder zich geleidelijk over de gehele Vega del Segura-streek verspreid […] omdat men door de schimmel Phytophthora capsici moest uitwijken naar nieuwe teeltgebieden in Campo de Cartagena, Campo de Elche en het Guadalentín-dal”.

Zo lagen de gebieden met de hoogste productie volgens alle geraadpleegde literatuurbronnen aanvankelijk in Vega del Segura, en meer specifiek in Vega Baja del Segura, waar de verwerkingsinstallaties zijn gebouwd. Door de schimmelproblemen is de teelt echter verplaatst naar de gebieden Campo de Cartagena, Campo de Elche en het Guadalentín-dal (zoals opgemerkt in de literatuur), waarbij dit laatste gebied nu de grootste paprikaproductie voor paprikapoeder herbergt.

Enig document

Deze wijziging is opgenomen in punt 4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied.

3.   Deel F. Factoren die het verband met de geografische omgeving aantonen; invloed van de omgeving op het product

Huidige tekst:

a)   Historische factoren.

De vroegste vermeldingen van de paprikateelt in de regio Murcia dateren van het begin van de 16e eeuw. Ze hebben betrekking op de broeders van de Orde van de Heilige Hiëronymus, die het gewas introduceerden en teelden op land dat zij bezaten bij het waterrad “Rueda” en het irrigatiekanaal “Acequia Mayor de La Ñora”.

De paprika’s die zij jaarlijks oogstten, kregen in de volksmond al snel plaatselijke namen. Zo worden zoete rode paprika’s in de regio Murcia van oudsher “ñora” genoemd. Die naam houdt waarschijnlijk verband met de plek waar zij voor het eerst werden geteeld, aangezien zich op het platteland in de gemeente Murcia een gebied met die naam — La Ñora — bevond.

De oorspronkelijke, uit Noord- en Zuid-Amerika meegenomen zaden waren afkomstig van een enigszins langwerpige, kruidige wilde paprika. Hoewel wetenschappelijk bewijs ontbreekt, hebben verschillende auteurs aangevoerd dat deze oorspronkelijke paprika na enkele jaren ronder van vorm en minder kruidig van smaak werd onder invloed van de omgevingsfactoren in het gebied Huerta de Murcia en de gebruikte teelttechnieken.

Dit gewas raakte vervolgens langs de gehele oever van de rivier de Segura verspreid, met name in de omgeving van Molina del Segura. In het begin van de jaren 2000 breidde de teelt zich uit naar andere gebieden, zoals het Guadalentín-dal, Huerta de Murcia, Fortuna enz. en won het gewas aanzienlijk aan economisch belang.

De industrialisatie van de paprikasector in de regio Murcia begon halverwege de negentiende eeuw, toen een inwoonster van de regio op het idee kwam de paprika’s in te wrijven met olie en te roosteren in een oven. Hierdoor gingen de paprika’s glanzen en kon zij ze tegen een goede prijs op de markt verkopen. Later werd ze nog vindingrijker, eerst door de aldus bereide paprika’s in een vijzel te vermalen en vervolgens door hetzelfde te proberen in een maalderij.

In 1992 was de teelt van paprika’s voor paprikapoeder een van de meest kenmerkende landbouwactiviteiten in de regio Murcia, van oudsher het belangrijkste paprikaproducerende en paprikapoeder-exporterende gebied in Spanje.

Paprika’s voor paprikapoeder zijn onmiskenbaar het traditionele gewas bij uitstek van de regio Murcia. Deze ambachtelijke teelt is zo typerend dat inwoners van Murcia vaak “pimentoneros” worden genoemd, zoals ook de lokale voetbalclub “Real Murcia, Club de Fútbol” bekendstaat. In het boek HISTORIA DEL REAL MURCIA, over de geschiedenis van de voetbalclub FC Real Murcia, staat dat is gekozen voor een tenue in de volgende kleuren: een paprikarood shirt en een donkerblauwe (soms zwarte) korte broek.

Paprikapoeder wordt gewaardeerd om zijn dubbele functie als kleur- en smaakstof. In een keur aan regionale recepten is zoet paprikapoeder een essentieel ingrediënt. Een van de meest authentieke gerechten is de in Totana gebakken “Torta de pimentón”. Tijdens de Iberisch-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 in Sevilla publiceerde het gilde van paprika-exporteurs van Murcia een uitgebreide verzameling recepten van regionale Spaanse gerechten waarin paprikapoeder was gebruikt.

Er bestaat een uitgebreide bibliografie over dit onderwerp in de regio en er zijn diverse lopende onderzoeksprojecten aan gewijd.

b)   Natuurlijke factoren.

Orografie

Het productiegebied van paprikapoeder ligt in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland in de regio Murcia, die 11 320 km2 beslaat). Bijna een kwart van dat gebied bestaat uit laagland met een hoogte van minder dan 200 m, 45 % ligt op 200 m tot 600 m en 32 % tussen 600 m en 2 000 m. Het reliëf is complex en de hoge Betische cordillera in het noordwesten is het belangrijkste kenmerk.

Vanuit geologisch oogpunt ligt het grootste deel van de regio in de Betische cordillera, gebergten die doorgaans omgeven zijn door laagten met materialen die dateren uit het Neogeen en het Kwartair. De bergen lopen over het algemeen in zuidwestelijke en noordoostelijke richting.

Bodems.

Post-orogenetische materialen komen zeer algemeen voor in de regio, met name mergel, klei, evaporieten en conglomeraten.

In grote vlakke gebieden en stroomgebieden zijn quartaire afzettingen aanwezig, die soms spectaculaire glacis vormen. In deze gebieden is de grond over het algemeen het meest geschikt voor zowel regen- als irrigatieteelt.

Het Campo de Cartagena-gebied en het Guadalentín-dal waar paprika’s voor paprikapoeder werden geteeld, hebben een zilte bodem. Het zilte karakter van bodems met een lager zoutgehalte is structureel en inherent aan de bodemsamenstelling. In andere gevallen kan dit het gevolg zijn van toevoeging van chloriden in het kader van irrigatie.

Klimaat

Het klimaat wordt over het algemeen ingedeeld als subtropisch mediterraan, met maritieme kenmerken in gebieden nabij de kust. De gemiddelde potentiële verdamping is hoog en bereikt in juli en augustus op veel plaatsen een waarde van 180. Gecombineerd met de zeer lage gemiddelde neerslag van minder dan 300 mm en de hoge gemiddelde temperaturen heeft dit gevolgen voor de ecologie van het gebied en de bodemeigenschappen. Dit is met name van belang wat betreft het gehalte aan oplosbaar zout, aangezien het gewas een continue toevoer van irrigatiewater nodig heeft.

Hydrografie

97 % van de regio ligt in het stroomgebied van de Segura. Naast de hoofdwaterloop, die de regio van het Cenajo-stuwmeer tot Beniel doorkruist, zijn er een aantal zijrivieren, waaronder de Moratalla, Argos, Quipar, Mula en Guadalentín aan de rechteroever. Laatstgenoemde heeft een groot bekken. Er zijn ook veel grote stromen die brak water aanvoeren, met name de Moro, Judío, Tinajón, Salada, Agua Amarga enz.

Het grootste deel van het irrigatiewater in het productiegebied van dit gewas is afkomstig van het systeem voor wateroverdracht Taag-Segura en van waterhoudende grondlagen die water met een hoog zoutgehalte aanvoeren en momenteel worden overbenut. Een zeer groot deel van de geïrrigeerde grond beschikt niet over waterbronnen.

Natuurlijke flora en gewassen.

In de economie van de regio Murcia neemt de landbouw- en agrovoedingssector — die sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van water voor agrarisch gebruik — een voorname plaats in.

In 1996 was iets meer dan de helft van het totale gebied bedekt met gewassen. De rest bestaat voornamelijk uit struikgewas en grasland (bijna 30 %), gevolgd door bosformaties (voornamelijk dennen, ongeveer 15 %).

Bijna 200 000 hectare grond wordt geïrrigeerd, maar een aanzienlijk percentage daarvan is afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Op bijna de helft daarvan vindt groente- en fruitteelt plaats, gevolgd door steenvruchten (perzik- en abrikozenbomen enz.), citrusvruchten (citroen- en sinaasappelbomen) en in mindere mate olijfbomen, wijnstokken op latwerk, geforceerde teelt enz.

De regenteelt beslaat meer dan 400 000 ha. Een aanzienlijk deel van die grond is echter verlaten. Het grootste deel wordt gebruikt door graanaanplantingen met een lage opbrengst, vooral gerst, die vaak bestemd is als veevoer. Tot de houtachtige gewassen behoren amandelen en wijnstokken en in mindere mate olijfbomen, johannesbroodbomen enz.

c)   Teeltomstandigheden

Paprikaplanten gedijen in een warm klimaat. Voor een optimale ontwikkeling en opbrengst worden temperaturen tussen 20 °C en 25 °C overdag en tussen 16 °C en 18 °C ’s nachts noodzakelijk geacht. Bloemen kunnen afsterven wanneer de temperatuur boven de 32 °C uitkomt, met name in droge omstandigheden. Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid is de plant bestand tegen temperaturen boven de 40 °C.

Het gewas vereist een vrij hoge luchtvochtigheidsgraad (een relatieve luchtvochtigheid tussen 50 % en 70 %), vooral tijdens de bloei en de vruchtvorming. In de vroege teeltstadia vereist en tolereert de plant een hogere relatieve vochtigheid dan in de latere fasen.

Paprikaplanten hebben ook veel licht nodig in het teeltseizoen, vooral tijdens de bloei, de vruchtvorming en de rijping. De lichtintensiteit is daarom een beperkende factor. Bij een tekort aan licht verbleekt de plant en raken de stengelleden en stengels uitgerekt, waardoor ze verzwakken en het gewicht van de vruchten niet kunnen dragen.

Paprikaplanten worden vermeerderd met zaaigoed dat half december of begin januari wordt gezaaid. Aangezien de temperaturen in die tijd van het jaar niet geschikt zijn voor de ontkieming of voor de ontwikkeling van de jonge planten, worden de zaailingen in speciale kweekbedden (“almajaras”) geplaatst. De kweekbedden bestaan uit rechthoekige holten in de grond die met plastic worden afgedekt en zijn ongeveer 1,5 m breed, afhankelijk van de lengte van de geëgaliseerde grond.

Nieuwe, gewijzigde tekst:

a)   Natuurlijke factoren.

Orografie

Het productiegebied van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” ligt in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland en omvat gemeenten in de regio Murcia, Alicante, Almería en Granada. De reliëf is gevarieerd. Het land in de gemeenten Alhama de Murcia, Beniel, Cartagena, Molina de Segura, Murcia, San Javier, Santomera en Torrepacheco in de regio Murcia en Elche, Guaror del Segura, Pilar de la Horadada en Orihuela in Alicante ligt op minder dan 200 m hoogte. Dit gebied beslaat minder dan de helft van het geografische gebied.

Het grootste deel van het land bevindt zich op gemiddelde of grote hoogte. De gemeenten Caravaca, Fortuna, Librilla, Lorca, Mazarrón, Puerto Lumbreras en Totana in de regio Murcia, Orce en Puebla de Don Fadrique in Granada en Pulpí, Vélez Blanco en Vélez Rubio in Almería liggen op 200 m tot 2 000 m hoogte.

Dit hoogteverschil binnen het afgebakende gebied is bepalend voor de teeltseizoenen, die kunnen variëren naargelang van het klimaat.

Vanuit geologisch oogpunt ligt het betrokken geografisch gebied in de Betische cordillera, gebergten die omgeven zijn door laagten met materialen die dateren uit het Neogeen en het Kwartair. De bergen lopen over het algemeen in zuidwestelijke en noordoostelijke richting.

Bodems

Post-orogenetische materialen komen zeer algemeen voor, met name mergel, klei, evaporieten en conglomeraten.

In grote vlakke gebieden en stroomgebieden zijn quartaire afzettingen aanwezig, die soms spectaculaire glacis vormen. In deze gebieden is de grond over het algemeen het meest geschikt voor zowel regen- als irrigatieteelt.

Het Campo de Cartagena-gebied en het Guadalentín-dal waar paprika’s voor paprikapoeder werden geteeld, hebben een zilte bodem.

De bodems in de districten Vega Baja del Segura en Bajo Vinalopó worden eveneens als zilt geclassificeerd, met waarden boven 3 dS/m. Het zoutgehalte in de bodems in de gemeenten Almería en Granada varieert, met waarden van meer dan 7 dS/m in Pulpí.

Het zilte karakter van bodems met een lager zoutgehalte is structureel en inherent aan de bodemsamenstelling. In andere gevallen kan dit het gevolg zijn van toevoeging van chloriden in het kader van irrigatie.

Klimaat

Het geografische gebied bevindt zich in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland, waar een gematigd klimaat met mediterrane invloeden en enkele continentale kenmerken heerst. Het gebied wordt gekenmerkt door een semi-aride klimaat waar ongeveer 200 mm tot 500 mm neerslag valt, met een hoge gemiddelde potentiële verdamping, die in veel plaatsen in juli en augustus een waarde van 180 bereikt.

De temperatuurontwikkeling in een jaar kan worden weergegeven als een klokvormige kromme met de laagste waarden in de winter. De temperatuur stijgt vanaf april en mei en bereikt de hoogste waarde in juli en augustus.

De zeer lage gemiddelde neerslag en de hoge gemiddelde temperaturen in de aanplantings- en teeltseizoenen zijn van invloed op de ecologie van het gebied en de bodemeigenschappen. Dit is met name van belang wat betreft het gehalte aan oplosbaar zout, aangezien het gewas een continue toevoer van irrigatiewater nodig heeft.

Hydrografie

Het grootste deel van het geografische gebied ligt in het stroomgebied van de rivier de Segura. Andere belangrijke rivieren zijn de Vélez en de Chirivel, die behoren tot de bovenloop van het stroomgebied van de Guadalentín en door het district Los Vélez lopen, en de Huescar, die ontspringt in het dal ten oosten van de Sagra, in de gemeente Puebla de Don Fadrique.

Het grootste deel van het irrigatiewater in het productiegebied van dit gewas is afkomstig van het systeem voor wateroverdracht Taag-Segura en van waterhoudende grondlagen die water met een hoog zoutgehalte aanvoeren en momenteel worden overbenut. Een zeer groot deel van de geïrrigeerde grond beschikt niet over waterbronnen.

Natuurlijke flora en gewassen.

In de economie van het geografische gebied waarop de BOB van toepassing is, speelt de landbouw- en agrovoedingssector — die sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van water voor gebruik in de landbouw — een belangrijke rol.

Meer dan 200 000 hectare grond wordt geïrrigeerd, maar een aanzienlijk percentage daarvan is afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Op bijna de helft daarvan vindt groente- en fruitteelt plaats, gevolgd door steenvruchten (perzik- en abrikozenbomen enz.), citrusvruchten (citroen- en sinaasappelbomen) en in mindere mate olijfbomen, wijnstokken op latwerk, geforceerde teelt enz.

De regenteelt beslaat meer dan 400 000 ha. Een aanzienlijk deel van die grond is echter verlaten. Het grootste deel wordt gebruikt door graanaanplantingen met een lage opbrengst, vooral gerst, die vaak bestemd is als veevoer. Tot de houtachtige gewassen behoren amandelen en wijnstokken en in mindere mate olijfbomen, johannesbroodbomen enz.

c)   Teeltomstandigheden

Paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” gedijen in een warm klimaat. Voor een optimale ontwikkeling en opbrengst worden temperaturen tussen 20 °C en 25 °C overdag en tussen 16 °C en 18 °C ‘s nachts noodzakelijk geacht. Bloemen kunnen afsterven wanneer de temperatuur boven de 32 °C uitkomt, met name in droge omstandigheden. Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid is de plant bestand tegen temperaturen boven de 40 °C.

Het gewas vereist een vrij hoge luchtvochtigheidsgraad (een relatieve luchtvochtigheid tussen 50 % en 70 %), vooral tijdens de bloei en de vruchtvorming. In de vroege teeltstadia vereist en tolereert de plant een hogere relatieve vochtigheid dan in de latere fasen.

Paprikaplanten met de BOB “Pimentón de Murcia” hebben ook veel licht nodig tijdens het teeltseizoen, met name tijdens de bloei, de vruchtvorming en de rijping. De lichtintensiteit is daarom een beperkende factor. Bij een tekort aan licht verbleekt de plant en raken de stengelleden en stengels uitgerekt, waardoor ze verzwakken en het gewicht van de vruchten niet kunnen dragen.

Naast de teeltomstandigheden speelt ook de menselijke factor, d.w.z. de expertise van de telers, een belangrijke rol in de teelt van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia”.

Om die reden is het productieproces van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” ontwikkeld op basis van de kennis van de telers. De selectie van de percelen, de methode om de grond klaar te maken voor het zaaien, de zaadselectie, het aanplanten en de oogst zijn stuk voor stuk rechtstreeks van invloed op de eigenschappen van het eindproduct. Daarom hebben producenten die weten wat paprikaplanten voor de BOB “Pimentón de Murcia” nodig hebben, de teelt kunnen uitbreiden tot aangrenzende gebieden met dezelfde natuurlijke kenmerken, met name wat temperatuur, vochtigheid en lichtintensiteit betreft.

De planten worden vermeerderd door middel van zaden die zijn geselecteerd uit de beste planten van de vorige oogst (normaliter de eerste pluk) en van zongedroogde paprika’s die bij een minimale blootstelling aan licht en een koele temperatuur worden bewaard. De zaden worden van oudsher bewaard in aardewerken potten of blikken om deze omstandigheden van minimale lichtblootstelling en een koele temperatuur te garanderen tot aan het zaaien.

Nadat de zaden zijn geselecteerd, moeten ze worden gezaaid. Bij het zaaien wordt een ruime hoeveelheid mest of kunstmest toegevoegd en worden de zaden tegen de kou beschermd. De zaden die half december of begin januari worden gezaaid, worden gecontroleerd. Aangezien de temperaturen in die tijd van het jaar niet geschikt zijn voor de ontkieming of voor de ontwikkeling van de jonge planten, legden de telers speciale kweekbedden (“almajaras”) aan voor de zaailingen. Om de zaailingen tegen de kou te beschermen, werden ze bedekt met riet of kreupelhout en een dunne laag aarde die werd afgedekt met grind om te voorkomen dat het oppervlak een harde korst zou ontwikkelen. De “almajaras” bestonden uit ongeveer 1,5 m brede rechthoekige holten in de grond, waarbij de lengte afhing van hoe vlak het perceel was. De zaden worden in het midden gezaaid, min of meer in rijen. Tegenwoordig worden ze tegen de kou afgedekt met plastic hoezen (“planteles”) die dezelfde broeikasfunctie vervullen als de “almajaras”. De zaden kunnen ook in honingraatvorm worden gezaaid op zaaibakken met een geschikt substraat. Zo kunnen de medewerkers de (gecertificeerde of door telers geselecteerde) zaden bij een optimale gecontroleerde temperatuur bewaren.

De zaailingen worden nooit voor 15 april geplant. Van oudsher wordt 25 april — de feestdag van de heilige Marcus — gezien als geschikte startdatum om vorst te vermijden. De zaailingen worden geplant in sleuven of in een kunststof bak, waarbij ze op de afstand van een gespreide hand in een driehoekspatroon worden geplaatst. Vervolgens worden ze geïrrigeerd door de grond onder water te zetten, of plaatselijk besproeid om het schaarse water en de meststoffen doelmatiger te benutten.

Het tijdstip van de oogst is van cruciaal belang om paprika’s te verkrijgen met de sensorische kenmerken van het product met de BOB. De paprika’s worden met de hand geplukt zodra ze volledig rijp zijn. De telers bepalen het juiste moment op basis van hun productkennis. Zij weten welke paprika’s aan een plant optimaal gerijpt zijn, d.w.z. de maximale kleurintensiteit, het hoogste natuurlijke pigmentgehalte en het minimale watergehalte hebben bereikt.

Na de pluk werden de paprika’s uitgespreid op een soort vlechtwerk of op de hellingen van de heuvels neergelegd, afhankelijk van de omvang van de partij, totdat ze door de zonnehitte waren gedroogd. Deze traditionele droogmethode is in de loop der jaren in stand gehouden, hoewel er daarnaast droogkamers zijn geïntroduceerd.

Reden:

Het deel over het verband is gewijzigd wat betreft de informatie over het geografische gebied, maar niet wat betreft de inherente kenmerken ervan of de wijze waarop deze kenmerken bijdragen tot het onderscheidend vermogen van het product. De verwijzingen naar het gebied en het productievolume zijn eveneens gewijzigd, aangezien zij voorheen beperkt waren tot de regio Murcia.

De oorspronkelijke aanvraag was beperkt tot de regio Murcia, omdat daar een groter areaal voor de paprikateelt was bestemd dan elders en omdat ook de belangrijkste droogkamers en maalinstallaties zich oorspronkelijk daar bevonden. De paprikateelt varieert naargelang van de beschikbaarheid van water en zodoende van jaar tot jaar. De paprika’s die oorspronkelijk in deze delen van de provincies Murcia, Almería, Granada en Alicante werden geteeld voor de productie van paprikapoeder, hadden soortgelijke kenmerken die verband hielden met het geografische gebied. Meestal werden ze vermalen en gedroogd in Murcia. Aangezien de fabrieken waar de vruchten werden gedroogd en vermalen, zich van oudsher in Murcia bevonden, werd het aldus geproduceerde paprikapoeder erkend als “Pimentón de Murcia”. Ten tijde van de aanvraag van de BOB-status werd voor deze naam bescherming aangevraagd en was het geografische gebied dus beperkt tot deze regio. De gebieden waar van oudsher paprika werd geteeld, die nu een nog groter gebied beslaan, werden buiten de BOB gelaten, hoewel die producten dezelfde kenmerken hadden en onder dezelfde naam werden verkocht.

De productiegebieden varieerden van districten in Alicante tot districten in Almería en Granada, met inbegrip van de hele provincie Murcia, die in het centrum van dat gebied ligt. De gewassen werden verplaatst naar andere percelen op het grondgebied, afhankelijk van de omstandigheden in elk jaar en factoren zoals plagen, de betere watervoorziening van bepaalde waterhoudende grondlagen en gewassen die de landbouwers meer rendement opleverden. Zo werden jaarlijks verschillende percelen toegewezen en schommelde de teelt van paprika’s voor paprikapoeder mee met de marktontwikkelingen.

Dergelijke schommelingen hebben jarenlang geleid tot een verlies aan landbouwareaal, dat nu wordt hersteld, aangezien de producenten meer belang hechten aan de promotie van hun grondgebied in de concurrentie met ingevoerde producten die in geen enkel opzicht kunnen tippen aan de kwaliteit van hun oorspronkelijke product.

De beschrijving van de menselijke knowhow en de invloed ervan op de specificiteit van het product is toegevoegd als een belangrijk onderdeel van het verband.

De historische beschrijvingen en verwijzingen naar boeken en bibliografische bronnen zijn geschrapt uit het deel over het verband.

Enig document

Deze wijziging is opgenomen in punt 5. Verband met het geografische gebied.

De wijziging wordt niet minimaal geacht voor de delen B, C en F, omdat zij betrekking heeft op de essentiële kenmerken van het product, het verband wijzigt en gevolgen heeft voor het geografisch gebied.

4.   Deel G. Controle-instantie

Huidige tekst:

G)   CONTROLE-INSTANTIE

De controles en de certificering worden voorlopig uitgevoerd door de bevoegde autoriteit: het directoraat-generaal Agrovoedingsstructuren en -industrieën van het Regionale Ministerie van Landbouw, Water en Milieu, totdat de bevoegde regelgevende raad, samengesteld uit vertegenwoordigers van de teelt- en de verwerkingssector, is opgericht en voldoet aan de eisen van norm EN 45011.

Nieuwe, gewijzigde tekst:

G)   CONTROLE-INSTANTIE

De controles en certificering zijn door de bevoegde autoriteit — het directoraat-generaal Agrovoedingsstructuren en -industrieën van het Regionale Ministerie van Landbouw, Water en Milieu — gedelegeerd aan de regelgevende raad voor de BOB “Pimentón de Murcia”, die bestaat uit vertegenwoordigers van de teelt- en de verwerkingssector en is geaccrediteerd volgens de norm ISO/IEC 17065.

Reden:

De omschrijving van de controle-instantie is gewijzigd. De bevoegde autoriteit heeft de certificeringswerkzaamheden gedelegeerd aan de regelgevende raad voor de BOB “Pimentón de Murcia”. Voorts is de in 2012 goedgekeurde toepasselijke norm ISO/IEC 17065 “Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten” geactualiseerd, waarbij de destijds geldende norm UNE-EN 45011:1998 is ingetrokken. Om reeds door de vereisten van de vorige norm gebonden organisaties in staat te stellen zich aan de nieuwe eisen aan te passen, werd een overgangsperiode vastgesteld van drie jaar vanaf de datum van goedkeuring. Die periode is inmiddels verstreken.

Bij de aanvraag tot wijziging van het productdossier heeft de regelgevende raad voor de BOB “Pimentón de Murcia” een accreditatie uit hoofde van UNE-EN ISO/IEC 17065 verkregen.

5.   Deel I. Eisen waaraan krachtens communautaire en/of nationale bepalingen moet worden voldaan

Huidige tekst:

I)   EISEN WAARAAN KRACHTENS COMMUNAUTAIRE EN/OF NATIONALE BEPALINGEN MOET WORDEN VOLDAAN

Wet nr. 25/1970 inzake wijnbouw, wijn en alcohol, voor zover er een regelgevende raad wordt opgericht als controle-instantie.

Koninklijk besluit nr. 2242/1984 van 26 september 1984 tot vaststelling van de technische en gezondheidsvoorschriften voor de productie, het in de handel brengen en het gebruik van pesticiden. (Spaans staatsblad (B.O.E.)) nr. 306 van 22 december 1984).

Nieuwe, gewijzigde tekst:

I)   EISEN WAARAAN KRACHTENS COMMUNAUTAIRE EN/OF NATIONALE BEPALINGEN MOET WORDEN VOLDAAN

Koninklijk besluit nr. 2242/1984 van 26 september 1984 tot vaststelling van de technische en gezondheidsvoorschriften voor de productie, het in de handel brengen en het gebruik van pesticiden. (Spaans staatsblad (B.O.E.)) nr. 306 van 22 december 1984).

Besluit van het Regionale Ministerie van Landbouw, Water en Milieu van 20 april 2001 tot instelling van de regelgevende raad voor de oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia”.

Besluit van het Regionale Ministerie van Landbouw, Water en Milieu van 17 december 2001 tot goedkeuring van de verordening inzake de oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia” en de bijbehorende regelgevende raad.

Koninklijk besluit nr. 1335/2011 van 3 oktober 2011 tot vaststelling van de procedure voor de behandeling van aanvragen voor de registratie van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen en bezwaren tegen dergelijke aanvragen

Reden:

Dit lid wordt gewijzigd om de toepasselijke regels in overeenstemming te brengen met de huidige wetgeving.

De wijzigingen in de punten G en I hebben geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

“PIMENTÓN DE MURCIA”

EU-nr.: PDO-ES-0113-AM02 — 2.2.2021

BOB (X) BGA ( )

1.   Naam/namen [van de BOB of de BGA]

“Pimentón de Murcia”

2.   Lidstaat of derde land

Spanje

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Soort product

Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Product verkregen door het malen van volledig rode paprika’s van het geslacht Capsicum annuum L., variëteit “Bola”. De gebruikte paprika’s moeten worden geoogst in rijpe, gezonde, schone, droge staat, daarbij volledig vrij zijn van plagen en ziekten en moeten in het afgebakende productiegebied worden geteeld.

Organoleptische kenmerken:

De pimentón is volledig zoet, met een kenmerkend sterk aroma, een sterk kleurvermogen, een hoog vetgehalte en een uitgesproken smaak. Het poeder heeft een glanzende rode kleur. De kleur en het aroma zijn zeer stabiel.

Fysisch-chemische kenmerken:

Deeltjesgrootte: de pimentón moet dusdanig worden vermalen dat hij door een zeef of filter van nr. 16 op de ASTM-schaal (d.w.z. met een maaswijdte van 1,19 mm) gaat.

Metaalresiduen: arseen: maximaal 1 deeltje per miljoen.; lood: maximaal 4 deeltjes per miljoen.

Voedingsmiddelen of voedselingrediënten: toevoeging van plantaardige oliën voor menselijke consumptie tot maximaal 8 % van de massa van het droge product.

Vreemde stoffen: Het is verboden zaden toe te voegen van andere paprikavariëteiten die worden gebruikt bij de productie van ingeblikte paprika’s, om zaadlijsten, kelken en stelen toe te voegen in grotere hoeveelheden dan de hoeveelheid van de vrucht, en om kunstmatige kleurstoffen en andere stoffen toe te voegen die van invloed zijn op de parameterwaarden die bepalend zijn voor de eigenschappen.

Analytische waarden van paprikapoeder in de handelscategorie Extra:

Kleur (bij het malen) — Minimale ASTA-eenheden: ≥ 120

Maximale vochtigheid uitgedrukt in %: ≤ 14 %

Maximaal etherextract van de droge stof, uitgedrukt in %: ≤ 20 %

Maximaal asgehalte in de droge stof, uitgedrukt in %:

Totalen: ≤ 9,4 %

Onoplosbaar: ≤ 0,7 %

Ruwe vezels in de droge stof, uitgedrukt in %: 27 %

Maximaal gehalte aan capsaïcine, uitgedrukt in %: ≤ 0,003 %

Analytische waarden van paprikapoeder in de handelscategorie Primera (klasse I):

Kleur (bij het malen) — Minimale ASTA-eenheden: ≥ 90

Maximale vochtigheid uitgedrukt in %: ≤ 14 %

Maximaal etherextract van de droge stof, uitgedrukt in %: ≤ 23 %

Maximaal asgehalte in de droge stof, uitgedrukt in %:

Totalen: ≤ 9,9 %

Onoplosbaar: ≤ 1 %

Ruwe vezels in de droge stof, uitgedrukt in %: 28 %

Maximaal gehalte aan capsaïcine, uitgedrukt in %: ≤ 0,003 %

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Beide producten — paprikapoeder van de handelscategorie “Extra” en paprikapoeder van de handelscategorie “Primera” [klasse I] — moeten zijn vervaardigd van volledig rode paprika’s van het geslacht Capsicum annuum L., van de variëteiten “Bola” of “Americano”, die in het productiegebied worden geteeld.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Productie van de grondstof en productie van het beschermde product.

De stadia van de productie of de teelt van de grondstof omvatten de kweekbedden, landvoorbereiding, bemesting, het aanplanten, het uitplanten, irrigatie en bemesting.

De verwerkingsfasen omvatten het oogsten, het drogen van de paprika’s en het vermalen van de gedroogde omhulsels.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Het malen en het verpakken moeten snel en dicht bij elkaar plaatsvinden om de specifieke kenmerken van het product te behouden en eventuele vochtveranderingen die de verdere conservering kunnen beïnvloeden, te voorkomen.

Daarom is bepaald dat producten met de BOB “Pimentón de Murcia” na het malen in het afgebakende gebied moeten worden verpakt om de kwaliteit en de specifieke kenmerken ervan te behouden en de traceerbaarheid en controle ervan te waarborgen.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De verpakking van de voor consumptie bestemde producten met de beschermde oorsprongsbenaming “Pimentón de Murcia” moet worden voorzien van een genummerd etiket of een aanvullend etiket, dat vooraf door de regelgevende raad moet worden verstrekt overeenkomstig de toepasselijke voorschriften.

Op het etiket van de beschermde paprika moet duidelijk worden vermeld: “Denominación de Origen “Pimentón de Murcia””, de handelscategorie “Extra” of “Primera” [klasse I] en het toegepaste droogprocédé, hetzij “Secado al sol” [zongedroogd] hetzij “Secado en secadero” [gedroogd in een droogkamer], naast de wettelijk verplichte informatie en vereisten.

De woorden “Pimientos desrabados” [ontsteelde paprika’s], “Pimientos sin rabo” [paprika’s zonder steel] of “Pimientos sin pedúnculo” [paprika’s zonder steel] mogen facultatief worden vermeld.

4.   Beknopte beschrijving van het geografische gebied

Het afgebakende geografische gebied omvat de volgende gemeenten in de provincies Murcia, Almería, Granada en Alicante:

Provincie Murcia: Alhama de Murcia, Beniel, Caravaca, Cartagena, Fortuna, Fuente Álamo, Librilla, Lorca, Mazarrón, Molina de Segura, Murcia, Puerto Lumbreras, San Javier, Santomera, Torre Pacheco en Totana.

Provincie Almería: Pulpí, Velez Blanco en Velez Rubio.

Provincie Granada: Orce en Puebla de Don Fadrique.

Provincie Alicante: Elche, Guardamar del Segura, Orihuela, Pilar de la Horadada en Torrevieja.

5.   Verband met het geografische gebied

Specificiteit van het product

De specificiteit van het product, die “Pimentón de Murcia” onderscheidt van ander paprikapoeder, wordt bepaald door de organoleptische en fysisch-chemische kenmerken zoals gedefinieerd in punt 3.2.

Causaal verband tussen de kwaliteit en de kenmerken van het in het productdossier beschreven product:

Dit verband vloeit voort uit de volgende natuurlijke en menselijke factoren:

Natuurlijke factoren

Het productiegebied van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” ligt in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland en omvat gemeenten in de regio Murcia, Alicante, Almería en Granada. De reliëf is gevarieerd. Het land in de gemeenten Alhama de Murcia, Beniel, Cartagena, Molina de Segura, Murcia, San Javier, Santomera en Torrepacheco in de regio Murcia en Elche, Guaror del Segura, Pilar de la Horadada en Orihuela in Alicante ligt op minder dan 200 m hoogte. Dit gebied beslaat minder dan de helft van het geografische gebied.

Het grootste deel van het land bevindt zich op gemiddelde of grote hoogte. De gemeenten Caravaca, Fortuna, Librilla, Lorca, Mazarrón, Puerto Lumbreras en Totana in de regio Murcia, Orce en Puebla de Don Fadrique in Granada en Pulpí, Vélez Blanco en Vélez Rubio in Almería liggen op 200 m tot 2 000 m hoogte.

Dit hoogteverschil binnen het afgebakende gebied is bepalend voor de teeltseizoenen, die kunnen variëren naargelang van het klimaat.

Post-orogenetische materialen komen zeer algemeen voor in het betrokken geografische gebied, met name mergel, klei, evaporieten en conglomeraten.

In grote vlakke gebieden en stroomgebieden zijn quartaire afzettingen aanwezig, die soms spectaculaire glacis vormen. In deze gebieden is de grond over het algemeen het meest geschikt voor zowel regen- als irrigatieteelt.

De bodems waarop paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” worden geteeld, kunnen als zilt worden geclassificeerd. Het zilte karakter van bodems met een lager zoutgehalte is structureel en inherent aan de bodemsamenstelling. In andere gevallen kan dit het gevolg zijn van toevoeging van chloriden in het kader van irrigatie.

Over het algemeen is het klimaat gematigd, met mediterrane invloeden en enkele continentale kenmerken. Het gebied wordt gekenmerkt door een semi-aride klimaat waar ongeveer 200 mm tot 500 mm neerslag valt, met een hoge gemiddelde potentiële verdamping, die in veel plaatsen in juli en augustus een waarde van 180 bereikt.

Paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” gedijen in een warm klimaat. Voor een optimale ontwikkeling en opbrengst worden temperaturen tussen 20 °C en 25 °C overdag en tussen 16 °C en 18 °C ‘s nachts noodzakelijk geacht. Bloemen kunnen afsterven wanneer de temperatuur boven de 32 °C uitkomt, met name in droge omstandigheden. Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid is de plant bestand tegen temperaturen boven de 40 °C.

Het gewas vereist een vrij hoge luchtvochtigheidsgraad (een relatieve luchtvochtigheid tussen 50 % en 70 %), vooral tijdens de bloei en de vruchtvorming. In de vroege teeltstadia vereist en tolereert de plant een hogere relatieve vochtigheid dan in de latere fasen.

Paprikaplanten hebben ook veel licht nodig in het teeltseizoen, vooral tijdens de bloei, de vruchtvorming en de rijping. De lichtintensiteit is daarom een beperkende factor. Bij een tekort aan licht verbleekt de plant en raken de stengelleden en stengels uitgerekt, waardoor ze verzwakken en het gewicht van de vruchten niet kunnen dragen.

De omstandigheden in het afgebakende geografische gebied zijn op verschillende momenten van het jaar vergelijkbaar, waardoor de zaai- en oogstseizoenen op bepaalde plaatsen kunnen worden verlengd.

Menselijke factoren

Naast de teeltomstandigheden speelt ook de menselijke factor, d.w.z. de expertise van de telers, een belangrijke rol in de teelt van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia”.

Om die reden is het productieproces van paprika’s met de BOB “Pimentón de Murcia” ontwikkeld op basis van de kennis van de telers. De selectie van de percelen, de methode om de grond klaar te maken voor het zaaien, de zaadselectie, het aanplanten en de oogst zijn stuk voor stuk rechtstreeks van invloed op de eigenschappen van het eindproduct. Daarom hebben producenten die weten wat paprikaplanten voor de BOB “Pimentón de Murcia” nodig hebben, de teelt kunnen uitbreiden naar gebieden met dezelfde natuurlijke kenmerken, met name wat temperatuur, vochtigheid en lichtintensiteit betreft.

De planten worden vermeerderd door middel van zaden die zijn geselecteerd uit de beste planten van de vorige oogst (normaliter de eerste pluk) en van zongedroogde paprika’s die bij een minimale blootstelling aan licht en een koele temperatuur worden bewaard. De zaden worden van oudsher bewaard in aardewerken potten of blikken om deze omstandigheden van minimale lichtblootstelling en een koele temperatuur te garanderen tot aan het zaaien.

Nadat de zaden zijn geselecteerd, moeten ze worden gezaaid. Bij het zaaien wordt een ruime hoeveelheid mest of kunstmest toegevoegd en worden de zaden tegen de kou beschermd. De zaden die half december of begin januari worden gezaaid, worden gecontroleerd. Aangezien de temperaturen in die tijd van het jaar niet geschikt zijn voor de ontkieming of voor de ontwikkeling van de jonge planten, legden de telers speciale kweekbedden (“almajaras”) aan voor de zaailingen. Om de zaailingen tegen de kou te beschermen, werden ze bedekt met riet of kreupelhout en een dunne laag aarde die werd afgedekt met grind om te voorkomen dat het oppervlak een harde korst zou ontwikkelen. De “almajaras” bestonden uit ongeveer 1,5 m brede rechthoekige holten in de grond, waarbij de lengte afhing van hoe vlak het perceel was. De zaden worden in het midden gezaaid, min of meer in rijen. Tegenwoordig worden ze tegen de kou afgedekt met plastic hoezen (“planteles”) die dezelfde broeikasfunctie vervullen als de “almajaras”. De zaden kunnen ook in honingraatvorm worden gezaaid op zaaibakken met een geschikt substraat. Zo kunnen de medewerkers de (gecertificeerde of door telers geselecteerde) zaden bij een optimale gecontroleerde temperatuur bewaren.

De “Pimentón de Murcia” wordt gewaardeerd als kleurstof en als smaakmaker, en die kenmerken hangen af van de variëteit en het feit dat de paprika’s onder de hierboven beschreven omstandigheden in zilte bodems worden geteeld. De gespreide, handmatige oogst van de paprika’s is ook van cruciaal belang en heeft een rechtstreeks effect op het eindproduct, omdat de paprika’s zo kunnen worden geselecteerd wanneer zij optimaal rijp zijn, d.w.z. bij een maximale kleurintensiteit en een minimaal watergehalte.

De zaailingen worden nooit voor 15 april geplant. Van oudsher wordt 25 april — de feestdag van de heilige Marcus — gezien als geschikte startdatum om vorst te vermijden. De zaailingen worden geplant in sleuven of in een kunststof bak, waarbij ze op de afstand van een gespreide hand in een driehoekspatroon worden geplaatst. Vervolgens worden ze geïrrigeerd door de grond onder water te zetten, of plaatselijk besproeid om het schaarse water en de meststoffen doelmatiger te benutten.

Het tijdstip van de oogst is van cruciaal belang om paprika’s te verkrijgen met de sensorische kenmerken van het product met de BOB. De paprika’s worden met de hand geplukt zodra ze volledig rijp zijn. De telers bepalen het juiste moment op basis van hun productkennis. Zij weten welke paprika’s aan een plant optimaal gerijpt zijn, d.w.z. de maximale kleurintensiteit, het hoogste natuurlijke pigmentgehalte en het minimale watergehalte hebben bereikt.

Na de pluk werden de paprika’s uitgespreid op een soort vlechtwerk of op de hellingen van de heuvels neergelegd, afhankelijk van de omvang van de partij, totdat ze door de zonnehitte waren gedroogd. Deze traditionele droogmethode is in de loop der jaren in stand gehouden, hoewel er daarnaast droogkamers zijn geïntroduceerd.

Het drogen en vervolgens het vermalen van de paprika’s zijn essentiële processen om de kenmerken van de verse paprika’s in het eindproduct, “Pimentón de Murcia”-paprikapoeder, te behouden. Zowel de traditionele droogmethode (waarbij de paprika’s worden gedroogd door rechtstreekse blootstelling aan zonlicht) als de methode waarbij hete lucht en tijd- en temperatuurregeling worden toegepast, levert “paprikaomhulsels” met een vochtgehalte van ten hoogste 14 % op. Deze dehydratatie wordt tot de vermaling gehandhaafd door de omhulsels in droge ruimten te bewaren, zodat bij het “kneuzen” met de hamermolen alle oliën kunnen vrijkomen die het onder de BOB vallende product zijn karakteristieke kenmerken verlenen.

Dit teelt- en verwerkingssysteem is niet gewijzigd sinds de eerste zaaigoed in de 16e eeuw uit Amerika werd meegenomen. Bij de verspreiding van het teeltsysteem over het hele Middellandse Zeegebied speelden de klimatologische omstandigheden en een optimale benutting van de zilte bodems een rol. De oorspronkelijke teelt in het Segura-dal verspreidde zich naar aangrenzende gebieden zoals Campo de Cartagena, Campo de Elche en het Guadalentín-dal, dat het grootste productiegebied is.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

https://www.mapa.gob.es/es/alimentacion/temas/calidad-diferenciada/dop-igp/htm/DOP_Pimenton_Murcia_modif_mayor.aspx


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(*1)  Op het moment van vermaling.

(*2)  Op het moment van vermaling.