ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
66e jaargang |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 64/01 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10797 — PCG / PERSTORP) ( 1 ) |
|
2023/C 64/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10989 — BLACKSTONE / EMERSON (HVAC AND REFRIGERATION TECHNOLOGY BUSINESS)) ( 1 ) |
|
2023/C 64/03 |
||
2023/C 64/04 |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Raad |
|
2023/C 64/05 |
||
2023/C 64/06 |
||
2023/C 64/07 |
||
2023/C 64/08 |
||
2023/C 64/09 |
||
2023/C 64/10 |
||
|
Europese Commissie |
|
2023/C 64/11 |
||
2023/C 64/12 |
||
|
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming |
|
2023/C 64/13 |
|
V Bekendmakingen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 64/14 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.11007 — REGAL REXNORD / ALTRA) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
Europese Commissie |
|
2023/C 64/15 |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10797 — PCG / PERSTORP)
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 64/01)
Op 8 september 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10797. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/2 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10989 — BLACKSTONE / EMERSON (HVAC AND REFRIGERATION TECHNOLOGY BUSINESS))
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 64/02)
Op 31 januari 2023 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32023M10989. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/3 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco
(2023/C 64/03)
Bijlage B bij de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco (1) is overeenkomstig artikel 11, lid 5, van die overeenkomst vervangen door de tekst in de bijlage bij deze mededeling.
BIJLAGE
„BIJLAGE B
|
Ten uitvoer te leggen rechtsbepalingen |
Uiterste datum van tenuitvoerlegging |
|
Voorkoming van witwassen van geld |
|
1 |
Verordening (EU) nr. 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006, (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1) |
30 juni 2017 (2) |
2 |
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73) |
30 juni 2017 (2) |
|
Gewijzigd bij: |
|
2-1 |
Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43) |
31 december 2020 (4) |
|
Aangevuld en ten uitvoer gelegd bij: |
|
2-2 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1) |
1 december 2017 (3) |
|
Gewijzigd bij: |
|
2-2-1 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/105 van de Commissie van 27 oktober 2017 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 wat betreft de toevoeging van Ethiopië aan de lijst van derde landen met een hoog risico in de in punt I van de bijlage opgenomen tabel (PB L 19 van 24.1.2018, blz. 1) |
31 maart 2019 (4) |
2-2-2 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/212 van de Commissie van 13 december 2017 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de toevoeging van Sri Lanka, Trinidad en Tobago en Tunesië aan de in punt I van de bijlage opgenomen tabel (PB L 41 van 14.2.2018, blz. 4) |
31 maart 2019 (4) |
2-2-3 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1467 van de Commissie van 27 juli 2018 houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de toevoeging van Pakistan aan de tabel onder punt I van de bijlage (PB L 246 van 2.10.2018, blz. 1) |
31 december 2019 (5) |
2-2-4 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/855 van de Commissie van 7 mei 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de toevoeging van de Bahama’s, Barbados, Botswana, Cambodja, Ghana, Jamaica, Mauritius, Mongolië, Myanmar/Birma, Nicaragua, Panama en Zimbabwe aan de tabel in punt I van de bijlage, en de schrapping van Bosnië en Herzegovina, Ethiopië, Guyana, Laos, Sri Lanka en Tunesië uit die tabel (PB L 195 van 19.6.2020, blz. 1). |
31 december 2022 (7) |
2-2-5 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/37 van de Commissie van 7 december 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Mongolië uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel (PB L 14 van 18.1.2021, blz. 1) |
31 december 2023 (7) |
2-2-6 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/229 van de Commissie van 7 januari 2022 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de toevoeging van Burkina Faso, de Filipijnen, Haïti, Jordanië, de Kaaimaneilanden, Mali, Marokko, Senegal en Zuid-Sudan aan de tabel in punt I van de bijlage, en de schrapping van de Bahama’s, Botswana, Ghana, Irak en Mauritius uit die tabel (PB L 39 van 21.2.2022, blz. 4) |
31 december 2024 (8) |
2-3 |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/758 van de Commissie van 31 januari 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake de minimumactie en de soort bijkomende maatregelen waartoe krediet- en financiële instellingen verplicht zijn met het oog op het beperken van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering in bepaalde derde landen (PB L 125 van 14.5.2019, blz. 4). |
31 december 2020 (5) |
3 |
Verordening (EU) 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005 (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 6). |
31 december 2021 (5) |
4 |
Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld, (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22). |
31 december 2021 (5) |
|
Preventie van fraude en vervalsing |
|
5 |
Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6) |
|
|
Gewijzigd bij: |
|
5-1 |
Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1) |
|
6 |
Besluit 2001/887/JBZ van de Raad van 6 december 2001 inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 329 van 14.12.2001, blz. 1) |
|
7 |
Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad van 6 december 2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1) |
|
|
Gewijzigd bij: |
|
7-1 |
Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 5) |
|
8 |
Met betrekking tot de in artikel 3, onder b) tot en met e), bedoelde strafbare feiten: Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39) |
31 december 2022 (6) |
9 |
Richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad (PB L 151 van 21.5.2014, blz. 1) |
30 juni 2016 (1) |
10 |
Richtlijn (EU) 2019/713 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 18). |
31 december 2021 (5) |
|
Bancaire en financiële wetgeving |
|
11 |
Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22) |
|
(1) Het gemengd comité heeft in 2014, overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco, over deze termijn beslist.
(2) Het gemengd comité heeft in 2015 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(3) Het gemengd comité heeft in 2017 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(4) Het gemengd comité heeft in 2018 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(5) Het gemengd comité heeft in 2019 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(6) Het gemengd comité heeft in 2020 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(7) Het gemengd comité heeft in 2021 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.
(8) Het gemengd comité heeft in 2022 overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco over deze termijn beslist.”
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/7 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Richtsnoeren ter vergemakkelijking van de toepassing van de IIO-verordening* door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties en door ondernemers
(2023/C 64/04)
Inhoudsopgave
1. |
Vaststelling van de oorsprong van een ondernemer | 8 |
1.1. |
Bewijsmiddelen die kunnen worden gebruikt om te bepalen of een rechtspersoon in een bepaald land “substantiële zakelijke activiteiten” verricht | 8 |
1.2. |
Bewijsstukken die kunnen worden gebruikt om vast te stellen of er sprake is van “substantiële zakelijke activiteiten” | 8 |
2. |
Vaststelling van de oorsprong van diensten | 9 |
3. |
Vaststelling van de oorsprong van goederen | 9 |
3.1. |
Oorsprong van goederen op basis van het begrip goederen die geheel en al in één enkel land zijn verkregen | 9 |
3.2. |
Oorsprong van goederen waarbij meer dan één land betrokken is en het begrip “laatste ingrijpende be- of verwerking” | 10 |
3.2.1. |
Vaststelling van de oorsprong van producten die zijn opgenomen in Bijlage 22-01 GV-DWU | 10 |
3.2.2. |
Vaststelling van de oorsprong van producten die niet zijn opgenomen in Bijlage 22-01 GV-DWU | 10 |
4. |
Verplichtingen van geselecteerde inschrijvers | 11 |
4.1. |
Verplichtingen inzake onderaanneming bij de uitvoering van de opdracht | 11 |
4.2. |
Verplichtingen inzake de oorsprong van goederen die worden gebruikt bij de uitvoering van de opdracht | 12 |
4.3. |
Verplichtingen inzake het verstrekken van adequaat bewijsmateriaal op verzoek | 12 |
4.4. |
Verplichtingen met betrekking tot de betaling van een evenredige boete | 13 |
5. |
Hoe en wanneer moeten aanbestedende diensten en aanbestedende instanties een IIO-maatregel toepassen? | 13 |
Bij Verordening (EU) 2022/1031 (“IIO-verordening”) (1) worden procedures vastgesteld voor de instelling van onderzoeken door de Commissie naar beweerde maatregelen of praktijken van een derde land ten aanzien van ondernemers, goederen en diensten uit de Unie, en voor het aanknopen door de Commissie van besprekingen met de betrokken derde landen. Deze verordening voorziet tevens in de mogelijkheid dat de Commissie IIO-maatregelen oplegt in verband met dergelijke maatregelen of praktijken van een derde land om de toegang van ondernemers, goederen of diensten uit derde landen tot aanbestedingsprocedures van de Unie te beperken.
Artikel 12 van de IIO-verordening bepaalt dat de Commissie binnen zes maanden na 29 augustus 2022 richtsnoeren moet uitvaardigen om de toepassing van die verordening door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties en door ondernemers te vergemakkelijken.
In overweging 34 wordt bepaald dat die richtsnoeren met name informatie moeten verschaffen over begrippen als “oorsprong van natuurlijke en rechtspersonen”, “oorsprong van goederen en diensten”, “aanvullende verplichting” en de toepassing van die bepalingen in het kader van deze verordening. Die richtsnoeren moeten ook de specifieke informatiebehoeften die kmo’s hebben bij de toepassing van deze verordening in aanmerking nemen, om te voorkomen dat zij overbelast raken.
1. Vaststelling van de oorsprong van een ondernemer
Voor de toepassing van de IIO-verordening moet de oorsprong van een ondernemer als volgt worden vastgesteld:
in het geval dat een ondernemer een natuurlijke persoon is, is de oorsprong het land waarvan die persoon onderdaan is of waar die persoon een permanent verblijfsrecht heeft;
in het geval dat een ondernemer een rechtspersoon is, is de oorsprong het land waar de rechtspersoon is opgericht of anderszins georganiseerd, mits de rechtspersoon op dat grondgebied substantiële zakelijke activiteiten verricht.
Het criterium van substantiële zakelijke activiteiten dient ter voorkoming van mogelijke omzeiling van krachtens deze verordening genomen IIO-maatregelen door de oprichting, door natuurlijke of rechtspersonen uit een land waarvoor een IIO-maatregel geldt, van lege vennootschappen of brievenbusmaatschappijen op het grondgebied van een land waarvoor geen IIO-maatregel geldt.
1.1. Bewijsmiddelen die kunnen worden gebruikt om te bepalen of een rechtspersoon in een bepaald land “substantiële zakelijke activiteiten” verricht
Een rechtspersoon verricht in een bepaald land “substantiële zakelijke activiteiten” indien hij op het grondgebied van dat land zakelijke activiteiten verricht die geen kunstmatige regeling vormen die hoofdzakelijk is opgezet voor belastingdoeleinden of om een IIO-maatregel te omzeilen.
Om aan te tonen dat hij in een bepaald land “substantiële zakelijke activiteiten” verricht, kan de ondernemer onder meer de volgende elementen aanvoeren:
— |
soort zakelijke activiteiten (bv. productiefaciliteit, vertegenwoordigingskantoor, O&O-centrum enz.); |
— |
volume/intensiteit/percentage van de zakelijke activiteiten in dat land; |
— |
kapitaalinvesteringen in dat land; |
— |
aantal werknemers in dat land; |
— |
informatie over klanten in dat land; |
— |
duur van de vestiging van de onderneming in dat land; |
— |
zakelijk of correspondentieadres in dat land; |
— |
betaling van belastingen in dat land. |
Deze niet-limitatieve elementen moeten per geval in hun geheel worden beoordeeld. Ten behoeve van deze beoordeling kunnen andere elementen in aanmerking worden genomen, afhankelijk van de kenmerken van elk geval.
1.2. Bewijsstukken die kunnen worden gebruikt om vast te stellen of er sprake is van “substantiële zakelijke activiteiten”
Voorbeelden van bewijsstukken die van ondernemers, waaronder kmo’s, kunnen worden verlangd in geval van twijfel over hun betrokkenheid bij “substantiële zakelijke activiteiten” op het grondgebied van het land waar zij zijn opgericht of anderszins georganiseerd, zijn de volgende:
— |
bedrijfsgegevens (verkoop en andere activiteiten) – facturen, ontvangstbewijzen, bedrijfscontracten, kredietbrieven, verzenddocumenten, bedrijfsplannen, correspondentie met en lijst van leveranciers/crediteuren en kopers, administratie van ingekochte en verkochte goederen, verslag van bedrijfsbezoek enz.; |
— |
financiële informatie – gecontroleerde jaarrekening, financiële verslaglegging, bankafschriften, belastingaangiften en -aanslagen van de betrokken instanties enz., en |
— |
informatie over werknemers – gegevens over bijdragen aan ziektekostenverzekering of pensioenregelingen, arbeidsovereenkomsten enz. |
De bovenstaande lijsten van voorbeelden zijn niet uitputtend. Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen alle bewijsstukken verlangen die zij dienstig achten om vast te stellen in welk land een ondernemer zijn substantiële zakelijke activiteiten verricht.
2. Vaststelling van de oorsprong van diensten
Voor de toepassing van de IIO-verordening wordt de oorsprong van een dienst vastgesteld op basis van de oorsprong van de ondernemer die de dienst verleent. De richtsnoeren die relevant zijn voor het vaststellen van de oorsprong van de ondernemer zijn dus ook relevant voor het vaststellen van de oorsprong van diensten.
3. Vaststelling van de oorsprong van goederen
Voor de toepassing van de IIO-verordening moet de oorsprong van goederen die worden geleverd bij de uitvoering van een overheidsopdracht worden vastgesteld op basis van de niet-preferentiële oorsprongsregels die zijn vastgelegd in het douanewetboek van de Unie (“DWU”) (2), zoals nader gespecificeerd in de desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (“GV-DWU”) (3).
In wezen worden de niet-preferentiële oorsprongsregels gebruikt om het land van oorsprong van goederen vast te stellen voor de toepassing van de meestbegunstigingsbehandeling (d.w.z. de standaardtariefbehandeling van de Unie), maar ook voor de toepassing van een aantal handelspolitieke maatregelen zoals antidumping- en compenserende rechten, handelsembargo’s, vrijwaringsmaatregelen en kwantitatieve beperkingen of tariefcontingenten. Ze worden ook gebruikt voor handelsstatistieken, openbare aanbestedingen en oorsprongsaanduidingen. De Unie past haar eigen reeks bepalingen inzake niet-preferentiële oorsprongsregels toe, die kunnen verschillen van die van derde landen.
De niet-preferentiële oorsprong kan verschillen van de preferentiële oorsprong die wordt vastgesteld in het kader van een preferentiële handelsregeling voor goederen, zoals het stelsel van algemene preferenties van de Unie of een vrijhandelsovereenkomst, waarbij wordt voorzien in een preferentiële tariefbehandeling. Er moet rekening mee worden gehouden dat zelfs indien de bij de uitvoering van een opdracht gebruikte goederen bij invoer in de Unie een tariefpreferentie hebben genoten en de oorsprong van die goederen is vastgesteld op basis van de preferentiële oorsprongsregels die van toepassing zijn op de handel met het land van uitvoer, de oorsprong van die goederen in het kader van de toepassing van IIO-maatregelen toch moet worden aangegeven bij de aanbestedende dienst of instantie op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels. In dit verband wordt opgemerkt dat het land van oorsprong niet noodzakelijkerwijs het land is van waaruit de goederen zijn verzonden en/of geleverd.
Om te beginnen is het van belang de juiste indeling van het eindproduct in het “geharmoniseerd systeem” (4) (“GS”) te kennen, omdat aan elk goed een specifieke oorsprongsregel is gekoppeld op basis van de indeling ervan in het GS.
Twee basisbegrippen worden gebruikt om de niet-preferentiële oorsprong van goederen vast te stellen, namelijk het begrip “geheel en al verkregen” producten en het begrip producten die een “laatste ingrijpende be- of verwerking” hebben ondergaan.
3.1. Oorsprong van goederen op basis van het begrip goederen die geheel en al in één enkel land zijn verkregen
Volgens artikel 60, lid 1, DWU moeten “goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn”.
Artikel 31 van GV-DWU bevat een uitputtende lijst van goederen die worden geacht geheel en al in één enkel land of gebied te zijn verkregen. Deze lijst heeft voornamelijk betrekking op producten die in natuurlijke staat zijn verkregen en producten die zijn afgeleid van geheel en al verkregen producten. Ook voor de toepassing van de IIO-verordening kunnen deze producten dus worden beschouwd als geheel en al verkregen in één enkel land en gebied.
3.2. Oorsprong van goederen waarbij meer dan één land betrokken is en het begrip “laatste ingrijpende be- of verwerking”
Volgens artikel 60, lid 2, DWU moeten “goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt”.
Het begrip “laatste ingrijpende be- of verwerking” houdt in dat de laatste ingrijpende be- of verwerking moet leiden tot de fabricage van een nieuw product of een belangrijk fabricagestadium moet vormen.
Om te beoordelen waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden, is het in de praktijk noodzakelijk dat de aan de aanbestedingsprocedure deelnemende ondernemers informatie over alle gebruikte materialen inwinnen. Met name moeten de niet van oorsprong zijnde materialen die in het laatste land van productie zijn gebruikt, worden geïdentificeerd. Deze niet van oorsprong zijnde materialen moeten immers in het laatste land een ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan om de oorsprong van de betrokken goederen aan dat land van productie van het eindproduct te kunnen toekennen.
In wezen moet het nieuw geproduceerde goed in een land onderscheidende kenmerken en functies bezitten, die moeten verschillen van de materialen die bij de productie ervan zijn gebruikt om de oorsprong van datzelfde land van productie te verkrijgen.
Het criterium “laatste ingrijpende be- of verwerking” moet op twee verschillende manieren worden gecontroleerd, naargelang het betrokken product in bijlage 22-01 GV-DWU is opgenomen (zie punt 3.2.1) of niet (zie punt 3.2.2) (5).
3.2.1. Vaststelling van de oorsprong van producten die zijn opgenomen in Bijlage 22-01 GV-DWU
De regels in bijlage 22-01 (met inbegrip van de inleidende aantekeningen) zijn alleen van toepassing op goederen die in die bijlage specifiek op minimaal het niveau van viercijferige GS-codes worden genoemd.
Goederen die zijn opgenomen in die bijlage, worden geacht hun laatste ingrijpende be- of verwerking, die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt, te hebben ondergaan in het land of gebied waar aan de in die bijlage genoemde primaire of residuele regels is voldaan of dat door die regels wordt aangewezen. Tot de in bijlage 22-01 van GV-DWU genoemde goederen behoren bijvoorbeeld bepaalde landbouwproducten (bv. vlees, koffie, gemalen granen), bepaalde chemische producten, textielproducten, kleding en schoeisel, alsmede bepaalde ijzer- en staalproducten, metalen gereedschappen, machineproducten, waaronder elektrische machines. De lijst is namelijk vrij beperkt en bestrijkt niet het hele spectrum van producten die in de gecombineerde nomenclatuur van de Unie zijn ingedeeld.
De regels voor de producten van bijlage 22-01 zijn opgesomd en gemarkeerd in de tabel “lijstregels” (6). Wanneer het laatste land van productie niet kan worden bepaald op basis van de specifiek genoemde primaire regels, moet dit worden bepaald door toepassing van de “residuele regels” die aan het begin van elk hoofdstuk zijn vastgesteld.
3.2.2. Vaststelling van de oorsprong van producten die niet zijn opgenomen in Bijlage 22-01 GV-DWU
Voor goederen die niet in bijlage 22-01 GV/DWU zijn opgenomen, wordt de oorsprong per geval bepaald door een beoordeling van alle processen of behandelingen met betrekking tot het begrip “laatste ingrijpende be- of verwerking” zoals gedefinieerd in artikel 60, lid 2, DWU.
Met het oog op een meer geharmoniseerde interpretatie van het basisbeginsel van de “laatste ingrijpende be- of verwerking” voor goederen die niet in bijlage 22-01 GV-DWU zijn opgenomen, zijn voor die producten specifieke, niet juridisch bindende richtsnoeren opgesteld. De richtsnoeren voor die producten zijn ook opgenomen (maar niet gemarkeerd) in de hierboven genoemde tabel “lijstregels”.
Wanneer in het laatste land van productie niet aan de lijstregel is voldaan, wordt het land van oorsprong vastgesteld door toepassing van de aan het begin van elk hoofdstuk vastgestelde “residuele regels”.
De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties, alsook de contractanten, met inbegrip van kmo’s, moeten de respectieve regels volgen en rekening houden met de richtsnoeren inzake niet-preferentiële oorsprong (zie de Richtsnoeren inzake niet-preferentiële oorsprongsregels ) (7).
In geval van twijfel over de oorsprong van goederen of om rechtszekerheid te waarborgen, kunnen contractanten, en met name kmo’s die niet over de nodige deskundigheid beschikken, om een bindende oorsprongsinlichting verzoeken. Voor meer informatie: https://trade.ec.europa.eu/access-to-markets/en/content/binding-origin-information-2
4. Verplichtingen van geselecteerde inschrijvers
Bij artikel 8 van de IIO-verordening wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan geselecteerde inschrijvers in aanbestedingsprocedures waarvoor een IIO-maatregel geldt, alsmede in het geval van opdrachten die zijn gegund op basis van raamovereenkomsten (afroepovereenkomsten) waarvoor de IIO-maatregel gold: i) onderaanneming; ii) de oorsprong van goederen die worden gebruikt bij de uitvoering van de opdracht; iii) het op verzoek verstrekken van voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de onderaanneming en de oorsprong van goederen; en iv) de betaling van een evenredige boete wegens niet-naleving van de verplichtingen inzake onderaanneming en oorsprong.
Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties moeten in de aanbestedingsdocumenten waarvoor een IIO-maatregel geldt, een verwijzing naar deze verplichtingen opnemen, zodat ondernemers die aan relevante procedures deelnemen, en met name kmo’s, volledig op de hoogte zijn van de toepasselijke voorschriften voor het geval de opdracht aan hen wordt gegund.
4.1. Verplichtingen inzake onderaanneming bij de uitvoering van de opdracht
Onderaanneming betekent het organiseren van de uitvoering van een deel van de opdracht door een derde partij, hetgeen evenwel niet het enkel leveren van goederen of onderdelen die nodig zijn voor de verrichting van een dienst omvat.
Ondernemers aan wie een opdracht voor het verrichten van diensten (met inbegrip van openbare werken) is gegund, mogen niet meer dan 50 % van de totale waarde van de opdracht uitbesteden aan ondernemers uit een derde land waarop een IIO-maatregel van toepassing is.
In het geval van overheidsopdrachten voor werken vormt het loutere gebruik van materialen, goederen en componenten die in het kader van een opdracht voor werken worden opgenomen of deel uitmaken van vaste werken, geen onderaanneming en mag het als zodanig niet worden meegenomen in de berekening van de drempel van 50 %. Indien de gegunde opdracht bijvoorbeeld betrekking heeft op de bouw van een brug, mogen de kosten van de gebruikte materialen (zoals staal, beton, steen, asfalt enz.) niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de waarde van de opdracht voor de toepassing van de drempel van 50 %.
Bovendien mogen goederen die door de contractant zijn aangekocht voor gebruik tijdens de uitvoering van de opdracht (zoals machines die door een contractant worden gebruikt voor het testen en installeren van de geleverde goederen, apparatuur die door een aannemer van werken wordt gebruikt voor de aanleg van een weg, computers die door een aannemer van diensten worden gebruikt voor het opstellen van een studie) niet worden meegeteld bij de berekening van de waarde van de opdracht met het oog op de drempel van 50 %.
4.2. Verplichtingen inzake de oorsprong van goederen die worden gebruikt bij de uitvoering van de opdracht
Voor opdrachten waarvan het voorwerp de levering van goederen omvat, moeten ondernemers aan wie de opdracht is gegund, waarborgen dat de goederen of diensten die bij de uitvoering van de opdracht worden geleverd en van oorsprong zijn uit het derde land waarvoor de IIO-maatregel geldt, niet meer dan 50 % van de totale waarde van de opdracht vormen.
Daarom moet meer dan 50 % van de goederen die worden gebruikt voor de uitvoering van opdrachten voor de levering van goederen van oorsprong zijn uit de Unie of uit een derde land waarop de IIO-maatregel niet van toepassing is.
Alle krachtens een leveringsovereenkomst te leveren goederen vallen onder deze drempel. Goederen zijn de goederen waarnaar wordt verwezen in het voorwerp van de aanbestedingsprocedure en in de specificaties van de desbetreffende opdracht, met uitzondering van grondstoffen, materialen of ingrediënten die de geleverde goederen bevatten. Bijgevolg vallen materialen, goederen en onderdelen die in de aangekochte goederen worden verwerkt of er deel van uitmaken niet onder deze drempel. Indien de aanbesteding bijvoorbeeld betrekking heeft op de levering van elektronische apparaten, worden halfgeleiders die bij de productie van die apparaten worden gebruikt, niet meegerekend voor de drempelwaarde van 50 %, maar moet meer dan 50 % van die aangekochte elektronische apparaten afkomstig zijn uit een land waarvoor de IIO-maatregel niet geldt.
De informatie over de oorsprong van de gebruikte goederen kan op elk moment tijdens de uitvoering van een opdracht door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie worden opgevraagd.
De geselecteerde inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund, moet desgevraagd uitdrukkelijk verklaren dat de ter uitvoering van de opdracht geleverde goederen voldoen aan de eisen betreffende de drempelwaarde inzake de oorsprong van de geleverde goederen. Daartoe moet de contractant de aanbestedende dienst een verklaring verstrekken die als volgt kan worden opgesteld: “Hierbij verklaar ik dat niet meer dan 50 % van de bij de uitvoering van opdracht XXX geleverde goederen van oorsprong is uit land [X] waarop de [XYZ] IIO-maatregel van [datum: xx.yy.zz] van toepassing is”.
De Commissie beveelt aan dat, als onderdeel van de risicobeoordelings- en controleprocedures voor de uitvoering van artikel 8 van de IIO-verordening, aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de geselecteerde inschrijver verzoeken een vrijwillige verklaring af te leggen door aan te geven welk percentage van de totale waarde van de opdracht bestaat uit goederen of diensten uit landen waarvoor IIO-maatregelen gelden.
Deze vrijwillige verklaring moet in beginsel worden verstrekt vóór de eindbetaling van de opdracht en kan worden gebaseerd op de bestaande systemen voor de controle van de leveringsketen en de traceerbaarheid die de onderneming in het kader van de normale bedrijfsvoering hanteert. Wanneer dergelijke verklaringen worden verstrekt, kan het risico van omzeiling kleiner worden geacht dan wanneer die informatie ontbreekt.
4.3. Verplichtingen inzake het verstrekken van adequaat bewijsmateriaal op verzoek
De contractant is verplicht om op verzoek van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie afdoende bewijs te leveren dat de drempelwaarde inzake de oorsprong van de goederen in acht is genomen. In dit verband volstaat het om aan te tonen dat meer dan 50 % van de totale waarde van de opdracht afkomstig is uit de Unie of uit andere derde landen waarvoor de IIO-maatregel niet geldt.
In de praktijk kunnen zich in een opdracht voor de levering van goederen twee situaties voordoen:
a) |
de contractant kan de voor de uitvoering van de opdracht gebruikte eindproducten aankopen in de Unie (of een derde land) of in een land waarvoor de IIO-maatregel geldt, of |
b) |
de contractant kan deze goederen hebben geproduceerd met gebruikmaking van onderdelen of ingrediënten van oorsprong uit de Unie (of een derde land) of uit een land waarvoor de IIO-maatregel geldt. |
De niet-preferentiële oorsprongsregels, zoals hierboven uiteengezet, zijn in beide gevallen op dezelfde wijze van toepassing.
In het eerste geval, indien de ingevoerde eindproducten afkomstig zijn uit een land waarvoor een IIO-maatregel geldt, mag het percentage ervan in de totale waarde van de opdracht niet meer dan 50 % van de waarde van de opdracht bedragen. Dit betekent dat meer dan 50 % van de op basis van de opdracht geleverde goederen van oorsprong moet zijn uit de Unie of uit derde landen (waarvoor de IIO-maatregel niet geldt). De contractant kan aantonen dat hij aan deze drempel voldoet door relevante facturen en/of begeleidende verklaringen van externe leveranciers over te leggen. Wanneer op de facturen een vreemde valuta is gebruikt, wordt de waarde ervan omgerekend in euro’s op basis van de op het moment van aankoop geldende wisselkoers van de euro.
In het tweede geval moet de contractant aantonen dat een meerderheid (meer dan 50 %) van de op basis van het contract geproduceerde en geleverde goederen de oorsprong van de Unie of een derde land (niet zijnde een land waarop de IIO-maatregel van toepassing is) heeft verkregen. Hoewel onderdelen van oorsprong uit een land waarvoor de IIO-maatregel geldt, mogen worden gebruikt, moeten zij tijdens het productieproces een ingrijpende bewerking hebben ondergaan, zodat het eindproduct de oorsprong krijgt van de Unie of van een derde land (waarvoor de IIO-maatregel niet geldt), overeenkomstig de hierboven uiteengezette niet-preferentiële oorsprongsregels.
De contractant moet alle informatie, certificaten, bewijsstukken of verklaringen verstrekken waaruit blijkt dat aan de oorsprongsdrempel is voldaan. Dat bewijs bestaat uit documenten waaruit blijkt dat meer dan 50 % van de goederen van oorsprong is uit de Unie of uit een derde land waarvoor geen IIO-maatregel geldt. Het kan ook een beschrijving bevatten van de productieprocessen, met inbegrip van monsters, beschrijvingen of foto’s, aan de hand waarvan de oorsprong van de geleverde goederen kan worden vastgesteld. Het bewijs kan ook bestaan uit een verklaring of een andere vorm van bewijs van een leverancier van goederen in de Unie, indien de contractant de goederen op de markt van de Unie heeft gekocht.
Relevante documenten kunnen ook verklaringen of certificaten van oorsprong zijn. Deze documenten kunnen worden afgegeven door de bevoegde instantie van het opgegeven land van oorsprong van de goederen (bijvoorbeeld de kamer van koophandel). Dergelijke verklaringen of certificaten van oorsprong geven echter geen informatie over de juistheid van de opgegeven oorsprong, aangezien derde landen verschillende regels kunnen hebben voor de vaststelling van de oorsprong van goederen. Dit soort certificaat geeft slechts een indicatie van de plaats van productie of herkomst van de goederen. Daarom moeten verklaringen/certificaten van oorsprong niet worden beschouwd als een wettig bewijs, maar als een nuttig element voor de vaststelling van de oorsprong, dat in geval van twijfel verdere controles kan vergemakkelijken.
4.4. Verplichtingen met betrekking tot de betaling van een evenredige boete
Wanneer de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie vaststelt dat de contractant de verplichtingen krachtens artikel 8.1, punten a en b), niet is nagekomen of redelijke twijfels heeft over de betrouwbaarheid van het door de contractant krachtens artikel 8.1, punt c), overgelegde bewijsmateriaal, kan zij een evenredige boete opleggen die tussen 10 % en 30 % van de waarde van de opdracht bedraagt (overeenkomstig artikel 8.1, punt d)). Het werkelijke bedrag van die boete wordt per geval vastgesteld en kan afhangen van, maar niet beperkt blijven tot, een aandeel van goederen of diensten waarover gerede twijfel bestaat.
5. Hoe en wanneer moeten aanbestedende diensten en aanbestedende instanties een IIO-maatregel toepassen?
In artikel 6, lid 4, van de IIO-verordening is bepaald dat de IIO-maatregel uitsluitend van toepassing is op aanbestedingsprocedures met een geraamde waarde die hoger ligt dan een drempelwaarde die de Commissie moet bepalen in het licht van de resultaten van het onderzoek en de besprekingen en rekening houdend met de in lid 3 vastgestelde criteria (8). Die geraamde waarde moet ten minste 15 000 000 EUR exclusief btw zijn voor werken en concessies en ten minste 5 000 000 EUR exclusief btw voor goederen en diensten.
Voor de toepassing van de drempels in deze verordening moeten de relevante geraamde waarden van de opdrachten worden berekend overeenkomstig respectievelijk artikel 8 van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 5 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 16 van Richtlijn 2014/25/EU.
Een IIO-maatregel is alleen van toepassing op aanbestedingsprocedures die onder de IIO-maatregel vallen en die tussen de inwerkingtreding van die IIO-maatregel en het vervallen, intrekken of schorsen ervan zijn gestart.
Voor raamovereenkomsten worden de IIO-maatregelen slechts eenmaal toegepast bij de gunning van de raamovereenkomst. IIO-maatregelen zijn niet van toepassing op opdrachten op basis van een raamovereenkomst (in de zogenaamde afroepfase).
In artikel 13, lid 2, van de IIO-verordening is bepaald dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties via Tenders Electronic Daily aan de Commissie verslag moeten uitbrengen over de toepassing van IIO-maatregelen, als onderdeel van de informatie over de gunning van opdrachten. Dat verslag bevat voor elke relevante procedure informatie over de toepassing van IIO-maatregelen, het aantal inschrijvingen dat is ontvangen uit derde landen waarop de desbetreffende IIO-maatregel van toepassing is, het aantal inschrijvingen waarvoor de uitsluiting van de inschrijving of de scoreaanpassing is toegepast en de toepassing van specifieke uitzonderingen op de IIO-maatregel.
De aanbestedende diensten moeten in TED specifieke velden invullen.
In het stadium van evaluatie van de gunningscriteria (meer bepaald op het moment van de berekening van de eindscore) moet een IIO-maatregel in de vorm van een scoreaanpassing worden toegepast.
In het stadium van evaluatie van de selectiecriteria moet een IIO-maatregel in de vorm van uitsluiting worden toegepast.
(1) Verordening (EU) 2022/1031 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2022 over toegang van ondernemers, goederen en diensten uit derde landen tot de aanbestedings- en concessiemarkten van de Unie en procedures ter ondersteuning van onderhandelingen over toegang van ondernemers, goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedings- en concessiemarkten van derde landen (Instrument voor internationale overheidsopdrachten – IIO) (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 1).
(2) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(4) https://trade.ec.europa.eu/access-to-markets/nl/content/geharmoniseerd-systeem-0
(5) Zie ook de richtsnoeren inzake niet-preferentiële oorsprongsregels: https://taxation-customs.ec.europa.eu/system/files/2022-03/Guidance%20on%20non-preferential%20rules%20of%20origin.pdf
(6) https://taxation-customs.ec.europa.eu/table-list-rules-conferring-non-preferential-origin-products-following-classification-cn_nl
(7) https://taxation-customs.ec.europa.eu/system/files/2022-03/Guidance%20on%20non-preferential%20rules%20of%20origin.pdf
(8) Met name: a) de evenredigheid van de IIO-maatregel met de maatregel of praktijk van het derde land, en b) de beschikbaarheid van alternatieve leveringsbronnen voor de betrokken goederen en diensten, teneinde aanzienlijke gevolgen voor aanbestedende diensten en aanbestedende instanties te voorkomen of tot een minimum te beperken.
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/15 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 14 februari 2023
tot benoeming van een plaatsvervanger in het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers voor Italië
(2023/C 64/05)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (1), en met name de artikelen 23 en 24,
Gezien de lijsten van kandidaten die de regeringen van de lidstaten bij de Raad hebben ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij besluiten van 20 september 2022 (2) en 25 oktober 2022 (3) heeft de Raad de leden en de plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers benoemd voor het tijdvak van 25 september 2022 tot en met 24 september 2024. |
(2) |
De regering van Italië heeft een voordracht voor een vacante zetel ingediend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Tot plaatsvervanger in het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers wordt benoemd, voor het tijdvak dat afloopt op 24 september 2024:
I. |
REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS
|
Artikel 2
De Raad zal de nog niet voorgedragen leden en plaatsvervangers later benoemen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 14 februari 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SVANTESSON
(1) PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1.
(2) Besluit van de Raad van 20 september 2022 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers (PB C 393 van 13.10.2022, blz. 5).
(3) Besluit van de Raad van 25 oktober 2022 tot benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers voor Denemarken, Duitsland, Griekenland, Kroatië, Italië, Cyprus, Luxemburg, Malta en Portugal (PB C 481 van 19.12.2022, blz. 1).
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/17 |
Conclusies van de Raad
over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied
(2023/C 64/06)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
1.
BENADRUKT het belang van het bevorderen en versterken van normen voor goed fiscaal bestuur, ook op het gebied van eerlijke belastingheffing en fiscale transparantie, en van het bestrijden van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking, een en ander zowel op EU-niveau als wereldwijd;
2.
WAARDEERT de voortgaande productieve samenwerking in belastingaangelegenheden tussen de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) en de meeste jurisdicties in de wereld;
3.
IS INGENOMEN met de vooruitgang in de betrokken jurisdicties door de actieve stappen die binnen de afgesproken termijnen zijn gezet en de nieuwe toezeggingen die zijn gedaan om de tekortkomingen te verhelpen waar de Groep gedragscode op gewezen had;
4.
TOONT ZICH TEVREDEN met de aanpassing van criterium 1.1 inzake de automatische uitwisseling van financiële rekeninggegevens, en met de toezeggingen die in het kader van deze aanpassing zijn gedaan door de jurisdicties die in dialoog staan met de Groep gedragscode; BETREURT dat sommige jurisdicties aan de groep geen toezeggingen hebben gedaan binnen de gestelde termijn, waardoor zij zijn opgenomen in de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied, of waardoor het Mondiaal Forum hun rating voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek heeft verlaagd;
5.
BETREURT dat sommige jurisdicties nog altijd niet-coöperatief zijn op belastinggebied en dat een aantal jurisdicties hun toezeggingen aan de Groep gedragscode met betrekking tot de vereisten inzake economische substantie overeenkomstig criterium 2.2 of de hervorming van schadelijke belastingregelingen overeenkomstig criterium 2.1 niet zijn nagekomen; VERZOEKT deze jurisdicties samen te werken met de Groep gedragscode om de resterende problemen op te lossen;
6.
HECHT ZIJN GOEDKEURING aan de evaluatie die de Groep gedragscode heeft verricht van de aanpassing van de regeling voor internationale houdstermaatschappijen van de Russische Federatie aan de technische criteria van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen in het kader van de EU-lijst, met name de evaluatie van de behandeling van inkomsten uit intellectuele eigendom en de grandfatheringbepalingen, en IS VAN MENING dat de Russische Federatie niet heeft voldaan aan haar belofte om haar schadelijke preferentiële belastingregeling aan te passen en daarom moet worden opgenomen in de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied; BENADRUKT dat de niet-uitgelokte militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne, die de Europese Raad al meermaals krachtig heeft veroordeeld (1), een dialoog tussen de Groep gedragscode en de Russische autoriteiten belet;
7.
BETREURT dat Turkije met één lidstaat geen vooruitgang heeft geboekt wat betreft de daadwerkelijke automatische uitwisseling van inlichtingen; HERHAALT zijn verzoek aan Turkije om de relaties inzake automatische uitwisseling van inlichtingen met één lidstaat aan te knopen, en om volledig te voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in de conclusies van de Raad Ecofin van 22 februari 2021, 5 oktober 2021, 24 februari 2022 en 4 oktober 2022; HERHAALT dat de daadwerkelijke automatische uitwisseling van informatie met alle EU-lidstaten een voorwaarde is opdat Turkije aan criterium 1.1 van de EU-lijst voldoet; VERZOEKT de Groep om de Raad op de hoogte te houden van ontwikkelingen op dit gebied en om de resterende kwesties waarin geen vooruitgang is geboekt, te blijven aanpakken;
8.
KEURT het verslag van de Groep gedragscode in document 5922/23 GOED;
9.
KEURT derhalve de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied (“EU-lijst”) in bijlage I, GOED;
10.
ONDERSCHRIJFT de stand van zaken van de toezeggingen van coöperatieve jurisdicties om de normen voor goed fiscaal bestuur toe te passen (bijlage II).
(1) Docs. EUCO 18/22, EUCO 1/22, 21/22, 31/22, 34/22 en ST 9873/22.
BIJLAGE I
EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied
1. Amerikaans-Samoa
Amerikaans-Samoa wisselt niet automatisch financiële inlichtingen uit, heeft het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend noch geratificeerd, ook niet via de jurisdictie waar Amerikaans-Samoa onder valt, heeft niet toegezegd de minimumnormen inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) toe te passen, en heeft niet toegezegd deze kwesties aan te pakken.
2. Anguilla
Anguilla faciliteert offshoreconstructies en -regelingen waarmee winsten zonder reële economische substantie worden aangetrokken door niet alle nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van de vereisten inzake economische substantie uit hoofde van criterium 2.2.
Anguilla wacht op een aanvullende evaluatie door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen voor belastingdoeleinden (“Mondiaal Forum”) met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen op verzoek (criterium 1.2).
3. Bahama’s
De Bahama's faciliteren offshoreconstructies en -regelingen waarmee winsten zonder reële economische substantie worden aangetrokken, door niet alle nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van de vereisten inzake economische substantie uit hoofde van criterium 2.2.
4. Britse Maagdeneilanden
De Britse Maagdeneilanden heeft geen door het Mondiaal Forum afgegeven rating van ten minste “Largely Compliant” voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek.
5. Costa Rica
Costa Rica heeft een schadelijke regeling voor vrijstelling van inkomsten uit buitenlandse bron, en heeft deze kwestie nog niet opgelost.
Costa Rica heeft toegezegd tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Mondiaal Forum wat betreft de automatische uitwisseling van inlichtingen (criterium 1.1), teneinde in het najaar van 2024 voor kernvereisten 1 en 2 beoordelingen van ten minste “In place, but needs improvement” te krijgen in het peerreviewverslag van het Mondiaal Forum.
6. Fiji
Fiji is geen lid van het Mondiaal Forum, heeft het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend en geratificeerd, heeft schadelijke preferentiële belastingregelingen (uitvoerbedrijven, prikkels voor technologieën inzake aangiften van inkomsten, gunstig belastingtarief voor regionale en internationale hoofdkantoren), is geen lid van het inclusief kader (IF), heeft de BEPS-minimumnormen niet ingevoerd, en heeft deze kwesties nog niet opgelost.
7. Guam
Guam wisselt niet automatisch financiële inlichtingen uit, heeft het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend noch geratificeerd, ook niet via de jurisdictie waaronder Guam valt, heeft niet toegezegd de BEPS-minimumnormen toe te passen, en heeft niet toegezegd deze kwesties aan te pakken.
8. Marshalleilanden
De Marshalleilanden faciliteren offshoreconstructies en -regelingen waarmee winsten zonder reële economische substantie worden aangetrokken door niet alle nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van de vereisten inzake economische substantie uit hoofde van criterium 2.2.
9. Palau
Palau wisselt niet automatisch financiële inlichtingen uit, heeft het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend en geratificeerd, en heeft deze kwesties nog niet opgelost.
10. Panama
Panama heeft geen door het Mondiaal Forum afgegeven rating van ten minste “Largely Compliant” voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, heeft een schadelijke regeling inzake vrijstelling voor inkomsten uit buitenlandse bron, en heeft deze kwesties nog niet opgelost.
Panama heeft toegezegd tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het inclusief kader (IF) wat betreft de toepassing van criterium 3.2 inzake verslaglegging per land, zodat de resultaten daarvan in het najaar van 2023 in het peerreviewverslag inzake actie 13 van het IF zichtbaar zullen zijn.
11. Russische Federatie
De Russische Federatie heeft een schadelijke preferentiële belastingregeling (internationale houdstermaatschappijen) en heeft deze kwestie nog niet opgelost.
12. Samoa
Samoa heeft een schadelijke preferentiële belastingregeling (voor offshoreondernemingen) en heeft deze kwestie nog niet opgelost.
13. Trinidad en Tobago
Trinidad en Tobago wisselt niet automatisch financiële inlichtingen uit, heeft geen door het Mondiaal Forum afgegeven beoordeling van ten minste “Largely Compliant” voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, heeft het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend en geratificeerd, heeft schadelijke preferentiële belastingregelingen (vrije zones), en heeft deze kwesties nog niet opgelost.
Trinidad en Tobago heeft toegezegd tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het inclusief kader (IF) wat betreft de toepassing van criterium 3.2 inzake verslaglegging per land, zodat de resultaten daarvan in het najaar van 2023 in het peerreviewverslag inzake actie 13 van het IF zichtbaar zullen zijn.
Trinidad en Tobago heeft ook toegezegd tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Mondiaal Forum wat betreft de automatische uitwisseling van inlichtingen (criterium 1.1), teneinde in het najaar van 2024 voor kernvereisten 1 en 2 beoordelingen van ten minste “In place, but needs improvement” te krijgen in het peerreviewverslag van het Mondiaal Forum.
14. Turks- en Caicoseilanden
Turks- en Caicoseilanden faciliteren offshoreconstructies en -regelingen waarmee winsten zonder reële economische substantie worden aangetrokken, door niet alle nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering van de vereisten inzake economische substantie uit hoofde van criterium 2.2.
15. Amerikaanse Maagdeneilanden
De Amerikaanse Maagdeneilanden wisselen niet automatisch financiële inlichtingen uit, hebben het gewijzigde Multilateraal Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van de OESO niet ondertekend noch geratificeerd, ook niet via de jurisdictie waaronder de Amerikaanse Maagdeneilanden vallen, hebben schadelijke preferentiële belastingregelingen (programma voor economische ontwikkeling, vrijgestelde ondernemingen, International Banking Center Regulatory Act), hebben niet toegezegd de BEPS-minimumnormen toe te passen, en hebben niet toegezegd deze kwesties aan te pakken.
16. Vanuatu
Vanuatu faciliteert offshoreconstructies en -regelingen waarmee winsten zonder reële economische substantie worden aangetrokken, en heeft deze kwestie nog niet opgelost.
Vanuatu wacht op een aanvullende evaluatie door het Mondiaal Forum met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen op verzoek.
BIJLAGE II
Stand van de samenwerking met de EU omtrent de toezeggingen van coöperatieve jurisdicties om de beginselen van goed fiscaal bestuur toe te passen
1. Transparantie
1.1. Automatische uitwisseling van inlichtingen
De volgende jurisdictie zal naar verwachting daadwerkelijk inlichtingen uitwisselen met alle 27 lidstaten volgens het tijdschema van punt 6 van de conclusies van de Raad van 22 februari 2021, punt 4 van de conclusies van de Raad van 5 oktober 2021, punt 4 van de conclusies van de Raad van 24 februari 2022, en punt 4 van de conclusies van de Raad van 4 oktober 2022.
Turkije
De volgende jurisdicties hebben toegezegd tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Mondiaal Forum wat betreft de automatische uitwisseling van inlichtingen, teneinde in het najaar van 2024 voor kernvereisten 1 en 2 beoordelingen van ten minste “In place, but needs improvement” te krijgen in het peerreviewverslag van het Mondiaal Forum.
Aruba, Belize, Curaçao en Israël
1.2. Lidmaatschap van het Mondiaal Forum en bevredigende rating inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek
De volgende jurisdicties wachten op een aanvullende evaluatie door het Mondiaal Forum:
Botswana, Dominica en Seychellen
2. Eerlijke belastingheffing
2.1. Schadelijke belastingregelingen
De volgende jurisdictie, die heeft toegezegd haar schadelijke regeling inzake vrijstelling voor inkomsten uit buitenlandse bron uiterlijk eind 2022 te wijzigen of op te heffen, met beperkingen inzake de grondwetshervorming te maken heeft gehad en tastbare vooruitgang heeft geboekt in 2022, heeft tot 31 maart 2023 de tijd gekregen om haar wetgeving aan te passen wat betreft de antimisbruikregels en de vereisten inzake economische substantie. Deze jurisdictie heeft toegezegd de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2023 toe te passen:
Qatar
De volgende jurisdicties, die hebben toegezegd hun schadelijke regeling inzake vrijstelling voor inkomsten uit buitenlandse bron uiterlijk eind 2022 te wijzigen of op te heffen en in 2022 met die hervormingen tastbare vooruitgang hebben geboekt hebben tot eind 2023 de tijd gekregen om hun wetgeving aan te passen wat betreft de behandeling van vermogenswinst:
Hongkong en Maleisië
De volgende jurisdictie, die in het forum schadelijke belastingregelingen (FHTP) heeft toegezegd een preferentiële belastingregeling uiterlijk op 31 december 2022 te wijzigen of op te heffen, heeft tot eind april 2023 de tijd gekregen om haar wetgeving aan te passen:
Jordanië (speciale economische zone van Aqaba)
De volgende jurisdicties hebben in het forum schadelijke belastingregelingen (Forum on Harmful Tax Practices, FHTP) toegezegd hun preferentiële belastingregelingen uiterlijk op 31 december 2023 te wijzigen of op te heffen:
Albanië (industriële stimulansen), Armenië (vrije economische zones en informatietechnologieprojecten) en Eswatini (speciale economische zone)
3. Voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving
3.2. Uitvoering van de minimumnorm voor verslaglegging per land (BEPS-actie 13)
De volgende jurisdicties hebben toegezegd de minimumnorm voor de verslaglegging per land toe te passen door tijdig gevolg te geven aan de aanbevelingen van het inclusief kader (IF), zodat de resultaten daarvan in het najaar van 2023 in het peerreviewverslag inzake actie 13 van het IF zichtbaar zullen zijn, en/of door de relaties inzake de uitwisseling van de verslaglegging per land met alle EU-lidstaten binnen de overeengekomen termijn te activeren:
Belize, Israël, Montserrat, Thailand, Vietnam
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/23 |
Kennisgeving aan de personen, entiteiten en lichamen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit 2013/184/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/380 van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/378 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma
(2023/C 64/07)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen, entiteiten en lichamen in de bijlage bij Besluit 2013/184/GBVB van de Raad (1), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/380 van de Raad (2), en in bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/378 van de Raad (4) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma.
De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de personen, entiteiten en lichamen in bovengenoemde bijlagen moeten worden opgenomen in de lijst van personen, entiteiten en lichamen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen waarin is voorzien in Besluit 2013/184/GBVB en in Verordening (EU) nr. 401/2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma. De redenen voor de opneming van de betrokken personen, entiteiten en lichamen in de lijst staan in de desbetreffende vermeldingen in die bijlagen.
De betrokken personen, entiteiten en lichamen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat of lidstaten, vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 401/2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma, om toestemming te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 4 ter van de verordening).
De betrokken personen, entiteiten en lichamen kunnen tot 14 maart 2023 onder overlegging van bewijsstukken een verzoek tot de Raad richten om het besluit hen op bovengenoemde lijsten te plaatsen, te heroverwegen. Dit verzoek moet gericht worden aan:
Raad van de Europese Unie |
Secretariaat-generaal |
RELEX.1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
Met eventuele ontvangen opmerkingen zal rekening worden gehouden bij de regelmatige toetsing door de Raad, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2013/184/GBVB en artikel 4 decies, lid 4, van Verordening (EU) nr. 401/2013.
Tevens worden de betrokken personen, entiteiten en lichamen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(1) PB L 111 van 23.4.2013, blz. 75.
(2) PB L 51 I van 20.2.2023, blz. 27.
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/24 |
Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2013/184/GBVB van de Raad en van Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Myanmar/Birma van toepassing zijn
(2023/C 64/08)
De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).
De rechtsgronden voor deze verwerking zijn Besluit 2013/184/GBVB van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/380 van de Raad (3), en Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/378 van de Raad (5).
De verwerkingsverantwoordelijke is de Raad van de Europese Unie, die wordt vertegenwoordigd door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Buitenlandse Zaken (Relex) van het secretariaat-generaal van de Raad, en de dienst die met de verwerking is belast, is RELEX.1, die bereikbaar is op het volgende adres:
Raad van de Europese Unie |
Secretariaat-generaal |
RELEX.1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
De functionaris voor gegevensbescherming van de Raad is bereikbaar op het volgende adres:
Functionaris voor gegevensbescherming
data.protection@consilium.europa.eu
Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn conform Besluit 2013/184/GBVB, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2023/380 van de Raad, en Verordening (EU) nr. 401/2013, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/378 van de Raad.
De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Besluit 2013/184/GBVB en Verordening (EU) nr. 401/2013.
De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokkene, de motivering en eventuele andere gegevens die verband houden met de redenen voor opname op de lijst.
De rechtsgronden voor de verwerking van persoonsgegevens zijn de op grond van artikel 29 VEU vastgestelde besluiten van de Raad de op grond van artikel 215 VWEU vastgestelde verordeningen van de Raad waarbij natuurlijke personen (betrokkenen) worden aangewezen, tegoeden worden bevroren en reisbeperkingen worden opgelegd.
De verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt a), en om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen die zijn vastgelegd in bovengenoemde rechtshandelingen en die op de verwerkingsverantwoordelijke rusten overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/1725.
De verwerking is noodzakelijk om redenen van zwaarwegend algemeen belang overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2018/1725.
De Raad kan van de lidstaten en/of de Europese Dienst voor extern optreden persoonsgegevens van betrokkenen verkrijgen. De ontvangers van de persoonsgegevens zijn de lidstaten, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.
Alle persoonsgegevens die door de Raad in het kader van autonome beperkende maatregelen van de EU worden verwerkt, worden bewaard gedurende 5 jaar vanaf het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de bevriezing van tegoeden van toepassing is of de geldigheid van de maatregel is verstreken of, indien een gerechtelijke procedure wordt ingesteld bij het Hof van Justitie, totdat een definitieve uitspraak is gedaan. Persoonsgegevens in door de Raad geregistreerde documenten worden door de Raad bewaard met het oog op archivering in het algemeen belang in de zin van artikel 4, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2018/1725.
Bij het omzetten van VN-aanwijzingen of bij internationale samenwerking met betrekking tot het EU-beleid inzake beperkende maatregelen moet de Raad mogelijk persoonsgegevens over een betrokkene uitwisselen met een derde land of internationale organisatie.
Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen geschiedt de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie op basis van de volgende voorwaarde(en), overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) 2018/1725:
— |
de doorgifte is noodzakelijk wegens gewichtige redenen van algemeen belang; |
— |
de doorgifte is noodzakelijk voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. |
Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkene wordt geen geautomatiseerde besluitvorming gebruikt.
Betrokkenen hebben het recht op informatie over en inzage in hun persoonsgegevens. Zij hebben ook het recht op rectificatie en aanvulling van hun gegevens. Onder bepaalde omstandigheden hebben zij het recht hun persoonsgegevens te laten wissen, het recht bezwaar te maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of het recht te verzoeken om een beperkte verwerking.
Betrokkenen kunnen deze rechten doen gelden door de verwerkingsverantwoordelijke een e-mail te sturen met een kopie naar de functionaris voor gegevensbescherming. Beiden staan hierboven vermeld.
De betrokkenen moeten ter staving van hun identiteit bij hun verzoek een kopie van een identificatiedocument voegen (identiteitskaart of paspoort). Op dit identiteitsbewijs moeten een identificatienummer, het land van uitgifte, de geldigheidsduur, de naam, het adres en de geboortedatum vermeld zijn. Andere gegevens op de kopie van het identiteitsbewijs, zoals een foto of andere persoonlijke kenmerken, kunnen zwart worden gemaakt.
Betrokkenen hebben het recht een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).
Aanbevolen wordt dat betrokkenen, alvorens een klacht in te dienen, eerst trachten verhaal te zoeken bij de verwerkingsverantwoordelijke en/of de functionaris voor gegevensbescherming van de Raad.
(1) PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.
(2) PB L 111 van 23.4.2013, blz. 75.
(3) PB L 51 I van 20.2.2023, blz. 27.
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/26 |
Kennisgeving aan de personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2023/381 van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/379 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran
(2023/C 64/09)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen en entiteiten die staan vermeld in de bijlage bij Besluit 2011/235/GBVB van de Raad (1), als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2023/381 van de Raad (2), en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/379 van de Raad (4), betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran.
De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat deze personen en entiteiten moeten worden opgenomen in de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB en van Verordening (EU) nr. 359/2011.
De betrokken personen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat/lidstaten in kwestie, vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 359/2011, een verzoek kunnen indienen tot verstrekking van een machtiging voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 4 van de verordening).
De betrokken personen en entiteiten kunnen vóór 14 maart 2023, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit hen op bovengenoemde lijst te plaatsen:
Raad van de Europese Unie |
Secretariaat-generaal |
RELEX 1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu |
Tevens worden de betrokken personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij bij het Gerecht van de Europese Unie beroep tegen het besluit van de Raad kunnen aantekenen, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(1) PB L 100 van 14.4.2011, blz. 51.
(2) PB L 51 I van 20.2.2023, blz. 36.
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/27 |
Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB van de Raad en Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, van toepassing zijn
(2023/C 64/10)
De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, verstrekt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).
De rechtsgronden voor deze verwerking worden gevormd door Raad Besluit 2011/235/GBVB (2), als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2023/381 van de Raad (3), en Verordening (EU) nr. 359/2011 (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/379 van de Raad (5).
De verwerkingsverantwoordelijke is de Raad van de Europese Unie, die wordt vertegenwoordigd door de directeur-generaal van directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen (RELEX) van het secretariaat-generaal van de Raad, en de dienst die met de verwerking is belast, is RELEX.1, die bereikbaar is op het volgende adres:
Raad van de Europese Unie Secretariaat-generaal |
RELEX 1 |
Wetstraat 175 |
1048 Brussel |
BELGIË |
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu
De functionaris voor gegevensbescherming van de Raad is bereikbaar op het volgende adres:
Functionaris voor gegevensbescherming data.protection@consilium.europa.eu
Doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn overeenkomstig Besluit 2011/235/GBVB, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2023/381, en Verordening (EU) nr. 359/2011, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/379.
De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgelegd in Besluit 2011/235/GBVB en Verordening (EU) nr. 359/2011.
De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere gegevens die verband houden met de redenen voor plaatsing.
De rechtsgronden voor de verwerking van persoonsgegevens zijn de besluiten van de Raad die zijn vastgesteld op grond van artikel 29 VEU en de op grond van artikel 215 VWEU vastgestelde verordeningen van de Raad waarbij natuurlijke personen (betrokkenen) op een lijst worden geplaatst, tegoeden worden bevroren en reisbeperkingen worden opgelegd.
De verwerking is, overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/1725, noodzakelijk voor de vervulling van een taak in het algemeen belang en, overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), noodzakelijk om te voldoen aan in de bovengenoemde rechtshandelingen vastgelegde wettelijke verplichtingen die op de verwerkingsverantwoordelijke rusten.
De verwerking is, overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2018/1725 noodzakelijk om redenen van zwaarwegend algemeen belang.
De Raad kan persoonsgegevens van betrokkenen verkrijgen van de lidstaten en/of de Europese Dienst voor extern optreden. De ontvangers van de persoonsgegevens zijn de lidstaten, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden.
Alle persoonsgegevens die de Raad in het kader van autonome beperkende maatregelen van de EU verwerkt, worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de bevriezing van tegoeden van toepassing is of de geldigheid van de maatregel is verstreken of, indien een gerechtelijke procedure wordt ingesteld bij het Hof van Justitie, totdat een eindarrest is uitgesproken. Persoonsgegevens in door de Raad geregistreerde documenten worden door de Raad bewaard met het oog op archivering in het algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2018/1725.
Het kan nodig zijn dat de Raad persoonsgegevens met betrekking tot een betrokkene moet uitwisselen met een derde land of internationale organisatie in het kader van de omzetting door de Raad van VN-aanwijzingen of in het kader van internationale samenwerking met betrekking tot het beleid voor beperkende maatregelen van de EU.
Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen voldoet de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie aan de volgende voorwaarde(n), overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) 2018/1725:
— |
de doorgifte is noodzakelijk wegens gewichtige redenen van algemeen belang; |
— |
de doorgifte is noodzakelijk voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. |
Aan de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkene komt geen geautomatiseerde besluitvorming te pas.
Betrokkenen hebben het recht op informatie over en inzage in hun persoonsgegevens. Zij hebben ook het recht op rectificatie en aanvulling van hun gegevens. Onder bepaalde omstandigheden hebben zij het recht hun persoonsgegevens te laten wissen, het recht bezwaar te maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of het recht te verzoeken om een beperkte verwerking.
Betrokkenen kunnen deze rechten uitoefenen door de verwerkingsverantwoordelijke een e-mail toe te sturen met een kopie aan de functionaris voor gegevensbescherming, zoals hierboven vermeld.
De betrokkenen moeten bij hun verzoek een kopie van een identificatiedocument voegen ter bevestiging van hun identiteit (identiteitskaart of paspoort). Op dit identiteitsbewijs moeten een identificatienummer, het land van uitgifte, de geldigheidsduur, en naam, adres en geboortedatum vermeld zijn. Andere gegevens op de kopie van het identiteitsbewijs, zoals een foto of andere persoonlijke kenmerken, kunnen worden zwart gemaakt.
Betrokkenen hebben het recht een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).
Het verdient echter aanbeveling dat betrokkenen eerst verhaal zoeken bij de verwerkingsverantwoordelijke en/of de functionaris voor gegevensbescherming van de Raad.
(1) PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.
(2) PB L 100 van 14.4.2011, blz. 51.
(3) PB L 51 I van 20.2.2023, blz. 36.
Europese Commissie
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/29 |
Wisselkoersen van de euro (1)
20 februari 2023
(2023/C 64/11)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,0674 |
JPY |
Japanse yen |
143,09 |
DKK |
Deense kroon |
7,4461 |
GBP |
Pond sterling |
0,88738 |
SEK |
Zweedse kroon |
11,0620 |
CHF |
Zwitserse frank |
0,9861 |
ISK |
IJslandse kroon |
154,70 |
NOK |
Noorse kroon |
10,9683 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
23,693 |
HUF |
Hongaarse forint |
382,83 |
PLN |
Poolse zloty |
4,7435 |
RON |
Roemeense leu |
4,9180 |
TRY |
Turkse lira |
20,1379 |
AUD |
Australische dollar |
1,5456 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4367 |
HKD |
Hongkongse dollar |
8,3623 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7087 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,4259 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 384,38 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
19,3471 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,3191 |
IDR |
Indonesische roepia |
16 178,69 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,7291 |
PHP |
Filipijnse peso |
58,675 |
RUB |
Russische roebel |
|
THB |
Thaise baht |
36,708 |
BRL |
Braziliaanse real |
5,5162 |
MXN |
Mexicaanse peso |
19,6555 |
INR |
Indiase roepie |
88,3060 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/30 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2022
houdende opdracht aan de centrale administrateur van het transactielogboek van de Europese Unie om correcties aan de nationale toewijzingstabellen van Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Hongarije, Nederland, Roemenië en Zweden in te voeren in het transactielogboek van de Europese Unie
(2023/C 64/12)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register (1), en met name artikel 46, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten hebben de lijst van installaties op hun grondgebied overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG (2) bij de Commissie ingediend. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 2 van Besluit (EU) 2021/355 van de Commissie (3) heeft de Commissie geen bezwaar gemaakt tegen de lijsten van onder Richtlijn 2003/87/EG vallende installaties zoals ingediend door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en Zweden, met uitzondering van de in artikel 1 en de bijlagen bij dat besluit bedoelde installaties. |
(3) |
De lidstaten hebben de voorlopige jaarlijkse hoeveelheden kosteloze emissierechten per installatie vastgesteld en gemeld aan de hand van de herziene benchmarkwaarden die zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie (4), overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie (5). |
(4) |
In artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/927 van de Commissie (6) is bepaald dat er geen aanpassing nodig was van de voorlopige jaarlijkse hoeveelheden kosteloze emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG, aangezien de vraag de maximumhoeveelheid niet overschreed. |
(5) |
Tsjechië heeft bij brief van 6 juli 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. In de oorspronkelijke nationale toewijzingstabel was installatie CZ-127 met het verkeerde identificatienummer van de registerrekening gerapporteerd. Het correcte permanente nummer vervangt identificatienummer CZ-126. |
(6) |
Denemarken heeft bij brief van 2 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. De historische activiteitsniveaus van de warmte-subinstallaties van de installaties DK-265, DK-305 en DK-375 zijn gecorrigeerd. |
(7) |
Duitsland heeft bij brief van 29 november 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Voor de installaties DE-43 en DE-2495 zijn aanpassingen van de warmtestromen die met een warmtenet worden uitgewisseld, gerapporteerd, wat heeft geleid tot gecorrigeerde factoren voor niet onder ETS vallende warmte en een overheveling van kosteloze toewijzing tussen warmte-subinstallaties naar installatie DE-43. Een correctie met betrekking tot acetyleen heeft geleid tot de correctie van de historische activiteitsniveaus van de brandstof-subinstallatie en de procesemissies-subinstallatie van installatie DE-235. In de berekening van het historische activiteitsniveau voor warmte-subinstallaties van de installaties DE-892, DE-941, DE-203778, DE-203812 en DE-206021 zijn fouten gevonden en gecorrigeerd. De historische activiteitsniveaus voor de warmte-subinstallatie en de brandstof-subinstallatie van installatie DE-205609 werden gecorrigeerd nadat fouten in de meting van aardgas waren gevonden. De status van installatie DE-4111 is gecorrigeerd naar elektriciteitsopwekker. Eén exporteur van warmte maakt niet langer deel uit van het EU-ETS, wat leidt tot een daling van de toewijzing aan installatie DE-4170. Fouten in het elektriciteitsverbruik en de factor voor de uitwisseling van elektriciteit werden gecorrigeerd voor de ethyleenoxide-/ethyleenglycolen-subinstallatie van installatie DE-202606. De oorsprong van de invoer van meetbare warmte naar installatie DE-1439 werd gecorrigeerd van EU-ETS-installatie naar niet-ETS-installatie. Een deel van de uit installatie DE-1439 afgevoerde warmte werd geïdentificeerd en gecorrigeerd naar de status “koolstoflekkage”, wat heeft geleid tot de instelling van een subinstallatie warmte-koolstoflekkage. De opname van niet-gerapporteerde afvalwarmte heeft geleid tot een stijging van het historische activiteitsniveau voor de warmte-subinstallatie en een daling van het historische activiteitsniveau van de brandstof-subinstallatie van installatie DE-205540. Naar aanleiding van een gerechtelijke procedure wordt installatie DE-204581 opgesplitst in installatie DE-204581 en installatie DE-493. Installatie DE-204581 valt buiten het EU-ETS omdat zij geen activiteiten uitvoert die broeikasgasemissies veroorzaken. Installatie DE-493 valt onder het EU-ETS voor de productie en afvoer van meetbare warmte naar verschillende gebruikers, met inbegrip van installatie DE-204581. |
(8) |
Ierland heeft bij brief van 24 mei 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. De status van installatie IE-130 is gecorrigeerd naar “geen elektriciteitsopwekker”. |
(9) |
Spanje heeft bij brief van 2 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. De begindatum van de exploitatie van de subinstallatie gesinterd dolomiet van installatie ES-158 werd gecorrigeerd. Onjuiste metingen van meetbare warmtestromen hebben geleid tot een overschatting van het historische activiteitsniveau van de warmte-subinstallatie van installatie ES-890. Gecorrigeerde metingen hebben geleid tot een nieuw historisch activiteitsniveau. In de berekening van de historische activiteitsniveaus voor de warmte-subinstallaties van de installaties ES-932 en ES-201855 zijn fouten gevonden en gecorrigeerd. De afgevoerde warmte naar een niet-ETS-installatie werd ten onrechte toegeschreven aan de ammoniak-subinstallatie, terwijl deze had moeten worden toegeschreven aan de warmte-subinstallatie binnen installatie ES-201855. De correctie in verband met de afgevoerde warmte betekent ook dat de emissies van die subinstallatie en de uitwisselbaarheid van de factor brandstof en elektriciteit in de ammoniak-subinstallatie worden aangepast. De correctie van een PRODCOM-code heeft ertoe geleid dat de koolstoflekkagestatus van installatie ES-202877 is veranderd in niet-koolstoflekkage. |
(10) |
Frankrijk heeft bij brief van 1 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie van installatie FR-1020 is gecorrigeerd. Correcties aan de warmtebalans en de koolstoflekkagestatus van een deel van de productie hebben geleid tot een stijging van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie met koolstoflekkage en tot een daling van het historische activiteitsniveau van de warmtebenchmark-subinstallatie zonder koolstoflekkage van installatie FR-182. De correcties hebben geleid tot een daling van het historische activiteitsniveau van de minerale wol-subinstallatie en de toevoeging van een brandstofbenchmark-subinstallatie met koolstoflekkage aan installatie FR-1163. |
(11) |
Italië heeft bij brieven van 11 juli 2022, 22 november 2022 en 2 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Het historische activiteitsniveau van de floatglas-subinstallatie van installatie IT-493 is gecorrigeerd. De technische koppeling met installatie IT-654 werd gecorrigeerd, waardoor de warmte-subinstallatie werd veranderd in een stadsverwarming-subinstallatie. IT-217620 wordt opnieuw ingevoerd bij de kosteloze toewijzing onder het emissiehandelssysteem met een gecorrigeerd registratienummer. Correcties van de meetbare warmtegegevens hebben geleid tot een daling van het historische activiteitsniveau voor de warmtebenchmark-subinstallatie en een stijging van het historische activiteitsniveau van de brandstofbenchmark-subinstallatie van installatie IT-457. |
(12) |
Hongarije heeft bij brief van 1 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. De exotherme warmte van het neutralisatieproces werd opgenomen in het activiteitsniveau van de warmte-subinstallatie in installatie HU-153. |
(13) |
Letland heeft bij brief van 1 december 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Correcties van de warmtebalans hebben geleid tot een stijging van het historische activiteitsniveau van de stadsverwarming-subinstallatie van installatie LV-206234. |
(14) |
Nederland heeft bij brieven van 8 maart 2022, 23 maart 2022, 16 juni 2022, 14 oktober 2022 en 24 oktober 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Een warmtebron werd ten onrechte behandeld als ontvankelijke warmte onder de warmte-subinstallatie van installatie NL-366. Bovendien was er geen gerapporteerde warmte aan de waterstof-subinstallatie van installatie NL-366 geleverd. Beide fouten zijn gecorrigeerd. Het historische activiteitsniveau van de warmte-subinstallatie met koolstoflekkage van installatie NL-54 is gecorrigeerd. Het historische activiteitsniveau van de procesemissies-subinstallatie van installatie NL-110 is gecorrigeerd. Fouten in het elektriciteitsverbruik en de factor voor de uitwisseling van elektriciteit werden gecorrigeerd voor de styreen-subinstallatie van installatie NL-205924. De afgasbalans en de warmtebalans zijn ook gecorrigeerd voor installatie NL-205924. Inconsistenties met betrekking tot de drempels en berekeningen in verband met de procesemissies-subinstallatie van installatie NL-205926 zijn gecorrigeerd. |
(15) |
Roemenië heeft bij brief van 14 november 2022 wijzigingen van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Correcties van de warmtebalans hebben geleid tot een daling van het historische activiteitsniveau van de stadsverwarming-subinstallatie van installatie RO-207234. |
(16) |
Zweden heeft bij brief van 1 december 2022 correcties van zijn nationale toewijzingstabel meegedeeld. Het historische activiteitsniveau van de subinstallatie voor ongecoat fijnpapier werd verlaagd voor installatie SE-471. Eerdere gegevens omvatten onverkochte producten die teruggingen naar het proces. Dit deel is afgetrokken van het historische activiteitsniveau. Het historische activiteitsniveau van de subinstallaties voor ongecoat en gecoat karton van installatie SE-475 is verlaagd. Eerdere gegevens omvatten onverkochte producten die teruggingen naar het proces. Dit deel is afgetrokken van het historische activiteitsniveau. |
(17) |
De aangemelde nationale toewijzingstabellen zijn in overeenstemming met Richtlijn 2003/87/EG, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie en Besluit (EU) 2021/355 van de Commissie, |
BESLUIT:
Enig artikel
Aan de centrale administrateur van het transactielogboek van de Europese Unie wordt opdracht gegeven de correcties van nationale toewijzingstabellen van Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Hongarije, Nederland, Roemenië en Zweden met de definitieve jaarlijkse hoeveelheden voor de voorlopige kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025, zoals uiteengezet in de bijlage, in te voeren in het transactielogboek van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 december 2022.
Voor de Commissie
Frans TIMMERMANS
Uitvoerend vicevoorzitter
(1) PB L 177 van 2.7.2019, blz. 3.
(2) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(3) Besluit (EU) 2021/355 van de Commissie van 25 februari 2021 betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 221).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie van 12 maart 2021 tot vaststelling van herziene benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 87 van 15.3.2021, blz. 29).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).
(6) Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/927 van de Commissie van 31 mei 2021 tot vaststelling van de eenvormige transsectorale correctiefactor voor de aanpassing van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode 2021-2025.
BIJLAGE I
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
CZ000000000000127 |
127 |
Elektrárny Prunéřov |
ČEZ, a.s. |
13 089 |
12 753 |
12 416 |
12 080 |
11 744 |
62 082 |
CZ000000000000126 |
126 |
Elektrárny Prunéřov |
ČEZ, a.s. |
|
|
|
|
|
0 |
TOTAAL |
13 089 |
12 753 |
12 416 |
12 080 |
11 744 |
62 082 |
BIJLAGE II
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
DK000000000000375 |
375 |
Siri feltet omfattende anlæg på Siri platformen |
INEOS E&P A/S |
21 515 |
21 515 |
21 515 |
21 515 |
21 515 |
107 575 |
DK000000000000305 |
305 |
Brødrene Hartmann A/S |
Brødrene Hartmann A/S |
6 659 |
6 659 |
6 659 |
6 659 |
6 659 |
33 295 |
DK000000000000265 |
265 |
Dansk Salt A/S |
Dansk Salt A/S |
51 258 |
51 258 |
51 258 |
51 258 |
51 258 |
256 290 |
TOTAAL |
79 432 |
79 432 |
79 432 |
79 432 |
79 432 |
397 160 |
BIJLAGE III
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
DE000000000000043 |
43 |
Glocke |
Salzgitter Flachstahl GmbH |
6 044 087 |
6 044 087 |
6 044 087 |
6 044 087 |
6 044 087 |
30 220 435 |
DE000000000000235 |
235 |
Wanne7 mit Feedern und Kühlbahnen |
SP Spezialglas Piesau GmbH |
16 265 |
16 265 |
16 265 |
16 265 |
16 265 |
81 325 |
DE000000000000493 |
493 |
Essity Mannheim, HKW |
Essity Operations Mannheim GmbH |
124 800 |
121 593 |
118 386 |
115 180 |
111 973 |
591 932 |
DE000000000000892 |
892 |
Kesselhaus (K2 + K5) |
MVV Industriepark Gersthofen GmbH |
1 902 |
1 902 |
1 902 |
1 902 |
1 902 |
9 510 |
DE000000000000941 |
941 |
Kraftwerk Grenzach-Wyhlen |
DSM Nutritional Products GmbH |
35 837 |
34 917 |
33 995 |
33 075 |
32 154 |
169 978 |
DE000000000001439 |
1439 |
Heiz- und Wärmezentrale |
Speira GmbH - Werk Grevenbroich |
10 591 |
10 591 |
10 591 |
10 591 |
10 591 |
52 955 |
DE000000000002495 |
2495 |
Warmbreitbandwalzwerk |
Salzgitter Flachstahl GmbH |
260 105 |
260 105 |
260 105 |
260 105 |
260 105 |
1 300 525 |
DE000000000004111 |
4111 |
DMK Deutsches Milchkontor GmbH Werk Edewecht |
DMK Deutsches Milchkontor GmbH |
15 467 |
15 070 |
14 672 |
14 275 |
13 878 |
73 362 |
DE000000000004170 |
4170 |
Papierfabrik Papiermaschine 1, Strichaufträge mit Luft- und IR-Trockner |
Hamburger Rieger GmbH Papierfabrik Spremberg |
28 389 |
28 389 |
28 389 |
28 389 |
28 389 |
141 945 |
DE000000000202606 |
202606 |
Ethylenoxid-Anlage |
Sasol Germany GmbH |
58 759 |
58 759 |
58 759 |
58 759 |
58 759 |
293 795 |
DE000000000203778 |
203778 |
AEG |
Inovyn Deutschland GmbH |
47 021 |
47 021 |
47 021 |
47 021 |
47 021 |
235 105 |
DE000000000203812 |
203812 |
VC |
INOVYN Deutschland GmbH |
40 880 |
40 880 |
40 880 |
40 880 |
40 880 |
204 400 |
DE000000000204581 |
204581 |
Essity Mannheim, Zellstofffabrik |
Essity Operations Mannheim GmbH |
|
|
|
|
|
0 |
DE000000000205540 |
205540 |
Kaltwalzwerk Dillenburg |
Outokumpu Nirosta GmbH |
21 338 |
21 338 |
21 338 |
21 338 |
21 338 |
106 690 |
DE000000000205609 |
205609 |
Anlage zur Herstellung von Stärkeprodukten |
Ingredion Germany GmbH |
15 015 |
15 015 |
15 015 |
15 015 |
15 015 |
75 075 |
DE000000000206021 |
206021 |
Produktionskomplex (Ziegler, TAM, NFA) |
Sasol Germany GmbH |
147 106 |
147 106 |
147 106 |
147 106 |
147 106 |
735 530 |
TOTAAL |
6 867 562 |
6 863 038 |
6 858 511 |
6 853 988 |
6 849 463 |
34 292 562 |
BIJLAGE IV
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
IE000000000000130 |
130 |
DuPont Nutrition Ireland |
Dupont Nutrition Manufacturing Ireland Limited |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
104 880 |
TOTAAL |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
20 976 |
104 880 |
BIJLAGE V
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
ES000000000000158 |
158 |
DOLOMIAS DE ARAGON S.L. |
DOLOMIAS DE ARAGÓN S.L. |
20 285 |
20 285 |
20 285 |
20 285 |
20 285 |
101 425 |
ES000000000000890 |
890 |
TEXTIL SANTANDERINA, S.A. |
TEXTIL SANTANDERINA, S.A. |
9 572 |
9 326 |
9 080 |
8 834 |
8 588 |
45 400 |
ES000000000000932 |
932 |
CARGILL S.L.U. MARTORELL FABRICA |
CARGILL S.L.U. |
47 674 |
47 674 |
47 674 |
47 674 |
47 674 |
238 370 |
ES000000000202877 |
202877 |
PEPSICO MANUFACTURING, A.I.E. |
PEPSICO MANUFACTURING, A.I.E. |
4 265 |
4 265 |
4 265 |
4 265 |
4 265 |
21 325 |
ES000000000201855 |
201855 |
Fertiberia - Fábrica de Palos |
FERTIBERIA,S.A. |
557 921 |
557 921 |
557 921 |
557 921 |
557 921 |
2 789 605 |
TOTAAL |
639 717 |
639 471 |
639 225 |
638 979 |
638 733 |
3 196 125 |
BIJLAGE VI
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
FR000000000000182 |
182 |
ENTREMONT ALLIANCE MONTAUBAN DE BRETAGNE |
ENTREMONT ALLIANCE S.A.S. |
4 278 |
4 278 |
4 278 |
4 278 |
4 278 |
21 390 |
FR000000000001020 |
1020 |
BONILAIT PROTEINES |
BONILAIT PROTEINES |
7 592 |
7 592 |
7 592 |
7 592 |
7 592 |
37 960 |
FR000000000001163 |
1163 |
KNAUF INSULATION LANNEMEZAN |
KNAUF INSULATION LANNEMEZAN |
22 405 |
22 405 |
22 405 |
22 405 |
22 405 |
112 025 |
TOTAAL |
34 275 |
34 275 |
34 275 |
34 275 |
34 275 |
171 375 |
BIJLAGE VII
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
IT000000000000457 |
457 |
Burgo Group S.p.A. Stabilimento di Sora |
Burgo Group S.p.A. |
87 679 |
87 679 |
87 679 |
87 679 |
87 679 |
438 395 |
IT000000000000493 |
493 |
Pilkington Italia S.p.A. |
Pilkington Italia S.p.A. |
91 275 |
91 275 |
91 275 |
91 275 |
91 275 |
456 375 |
IT000000000000654 |
654 |
CENTRALE TERMOELETTRICA DI CASSANO D’ADDA |
A2A gencogas Spa |
877 |
854 |
832 |
809 |
787 |
4 159 |
IT000000000217620 |
217620 |
Sterilgarda Alimenti SpA |
Sterilgarda Alimenti SpA |
0 |
3 316 |
3 316 |
3 316 |
3 316 |
13 264 |
TOTAAL |
179 831 |
183 124 |
183 102 |
183 079 |
183 057 |
912 193 |
BIJLAGE VIII
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
HU000000000000153 |
153 |
Nitrogénművek Zrt. |
Nitrogénművek Zrt. |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
4 126 760 |
TOTAAL |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
825 352 |
4 126 760 |
BIJLAGE IX
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
LV000000000206234 |
206234 |
Biokoģenerācijas stacija |
SIA “ SIA Gren Latvija” |
6 856 |
6 679 |
6 503 |
6 327 |
6 151 |
32 516 |
TOTAAL |
6 856 |
6 679 |
6 503 |
6 327 |
6 151 |
32 516 |
BIJLAGE X
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
NL000000000000366 |
366 |
Nyrstar Budel B.V. |
Nyrstar Budel B.V. |
99 012 |
99 012 |
99 012 |
99 012 |
99 012 |
495 060 |
NL000000000000054 |
54 |
FarmFrites B.V. Oudenhoorn |
FarmFrites B.V. Oudenhoorn |
22 374 |
22 374 |
22 374 |
22 374 |
22 374 |
111 870 |
NL000000000000110 |
110 |
Emerald Kalama Chemical B.V. |
Emerald Kalama Chemical B.V. |
50 641 |
50 641 |
50 641 |
50 641 |
50 641 |
253 205 |
NL000000000205926 |
205926 |
Lyondell Chemie Nederland b.v. - Botlek locatie |
Lyondell Chemie Nederland b.v. |
408 210 |
408 210 |
408 210 |
408 210 |
408 210 |
2 041 050 |
NL000000000205924 |
205924 |
Lyondell Chemie Nederland B.V. - Maasvlakte locatie |
LyondellBasell Covestro Manufacturing Maasvlakte V.O.F. |
394 094 |
394 094 |
394 094 |
394 094 |
394 094 |
1 970 470 |
TOTAAL |
974 331 |
974 331 |
974 331 |
974 331 |
974 331 |
4 871 655 |
BIJLAGE XI
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
RO000000000207234 |
207234 |
SC BIOENERGY SUCEAVA SA |
SC BIOENERGY SUCEAVA SA |
8 981 |
8 750 |
8 519 |
8 288 |
8 058 |
42 596 |
TOTAAL |
8 981 |
8 750 |
8 519 |
8 288 |
8 058 |
42 596 |
BIJLAGE XII
Nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG
Lidstaat:
Installatie-ID |
Installatie-ID (EU-register) |
Naam van de installatie |
Naam van de exploitant |
Toe te wijzen hoeveelheid |
Per installatie toe te wijzen hoeveelheid |
||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|||||
SE000000000000471 |
471 |
Stora Enso Paper AB, Kvarnsveden Mill |
Stora Enso Paper AB, Kvarnsveden Mill |
136 831 |
136 831 |
136 831 |
136 831 |
136 831 |
684 155 |
SE000000000000475 |
475 |
Stora Enso Skoghalls bruk |
Stora Enso AB |
152 009 |
152 009 |
152 009 |
152 009 |
152 009 |
760 045 |
TOTAAL |
288 840 |
288 840 |
288 840 |
288 840 |
288 840 |
1 444 200 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/46 |
Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de voorstellen voor richtlijnen betreffende normen voor organen op het gebied van gelijke behandeling
(2023/C 64/13)
(De volledige tekst van dit advies is in het Duits, Engels en Frans beschikbaar op de EDPS-website https://edps.europa.eu)
Op 7 december 2022 heeft de Europese Commissie voorstellen ingediend voor een richtlijn van de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot schrapping van artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG en artikel 12 van Richtlijn 2004/113/EG (1) en voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep, en tot schrapping van artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG en artikel 11 van Richtlijn 2010/41/EU (2).
De voorstellen hebben ten doel minimumvoorschriften vast te stellen voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling te versterken.
Dit advies van de EDPS wordt uitgebracht naar aanleiding van een raadpleging door de Europese Commissie van 8 december 2022, overeenkomstig artikel 42, lid 1, EUVG (3).
De EDPS verwelkomt deze doelstellingen. Hij merkt op dat de verslagen die de organen voor gelijke behandeling volgens artikel 15 zouden gaan opstellen, geen persoonsgegevens mogen bevatten en dat de in artikel 12 bedoelde samenwerking en het toezicht uit hoofde van artikel 16 geen verwerking van persoonsgegevens mogen omvatten.
Daarom concentreert de EDPS zijn aanbevelingen op artikel 18 betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Hij beveelt met name aan de organen voor gelijke behandeling meer rechtszekerheid te bieden door artikel 18 van de voorstellen als rechtsgrondslag voor de gegevensverwerking te beschouwen en uitdrukkelijk te verwijzen naar artikel 9 AVG (4) met betrekking tot bijzondere categorieën van persoonsgegevens. Hij beveelt aan om te verduidelijken dat het toepassingsgebied van artikel 18, lid 1, van de voorstellen niet alleen het verzamelen van persoonsgegevens omvat, maar zich eveneens uitstrekt tot de vervolgens eventueel noodzakelijke verwerking van persoonsgegevens door organen voor gelijke behandeling, en in het voorstel een uitputtende opsomming op te nemen van alle bijzondere categorieën persoonsgegevens in de zin van de AVG die op basis van de voorstellen mogen worden verwerkt, alsook een verduidelijking van de passende en specifieke maatregelen ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkene zoals vereist in artikel 9, lid 2, punt g), AVG.
1. INLEIDING
1. |
Op 7 december 2022 heeft de Europese Commissie voorstellen ingediend voor een richtlijn van de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling van personen ongeacht hun ras of etnische afstamming, gelijke behandeling van personen in arbeid en beroep ongeacht hun godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, gelijke behandeling van vrouwen en mannen op het gebied van sociale zekerheid en de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten, en tot schrapping van artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG (5) en artikel 12 van Richtlijn 2004/113/EG (6) (hierna “voorstel inzake gelijke behandeling” genoemd) en voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep, en tot schrapping van artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG (7) en artikel 11 van Richtlijn 2010/41/EU (8) (“voorstel inzake gelijke kansen”). |
2. |
Het voorstel inzake gelijke behandeling (9) heeft ten doel minimumvoorschriften vast te stellen voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, met het oog op het versterken van de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit Richtlijn 79/7/EEG van de Raad (10) (die discriminatie op grond van geslacht op het gebied van sociale zekerheid verbiedt), Richtlijn 2000/43/EG (die discriminatie op grond van ras of etnische afstamming verbiedt), 2000/78/EG (11) (die discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt op het gebied van arbeid, beroep en opleiding) en 2004/113/EG (die discriminatie op grond van geslacht verbiedt bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten). |
3. |
Het voorstel inzake gelijke behandeling maakt deel uit van verschillende strategieën en actieplannen die zijn aangenomen om een Unie van gelijkheid tot stand te brengen: de strategie voor gendergelijkheid (12), het actieplan tegen racisme (13), het strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma (14), de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers (15) en de strategie voor de rechten van personen met een handicap (16). Het werd ook genoemd in de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (17). |
4. |
Het voorstel inzake gelijke kansen (18) heeft ten doel minimumvereisten vast te stellen voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU te versterken. Dit voorstel vormt een aanvulling op de EU-wetgeving op het gebied van de rechten van slachtoffers (19), de toegang tot de rechter (20) en de bestrijding van strategische rechtszaken tegen publieke participatie (21). In het verslag over de rechtsstaat van 2022 wordt benadrukt dat organen voor gelijke behandeling structurele waarborgen inzake onafhankelijkheid en voldoende middelen nodig hebben om doeltreffend te kunnen functioneren, en dat verscheidene van deze organen in de lidstaten nog steeds moeilijkheden ondervinden (22) (23). |
5. |
Dit advies van de EDPS wordt uitgebracht naar aanleiding van een raadpleging door de Europese Commissie van 8 december 2022, overeenkomstig artikel 42, lid 1, EUVG. De EDPS is ingenomen met de verwijzing naar deze raadpleging in overweging 50 van het voorstel inzake gelijke behandeling en overweging 49 van het voorstel inzake gelijke kansen. In dit verband merkt de EDPS ook met tevredenheid op dat hij al eerder informeel over het voorstel inzake gelijke behandeling is geraadpleegd overeenkomstig overweging 60 EUVG. |
5. CONCLUSIES
19. |
In het licht van het voorgaande beveelt de EDPS aan om:
|
Brussel, 2 februari 2023.
Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI
(1) COM(2022) 689 final.
(2) COM(2022) 688 final.
(3) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(4) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(5) Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
(6) Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37).
(7) Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
(8) Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).
(9) Artikel 1, lid 1, en de overwegingen 3 tot en met 7 van het voorstel inzake gelijke behandeling.
(10) Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24).
(11) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).
(12) COM(2020)152 final, (https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/gender-equality/gender-equality-strategy_en).
(13) COM(2020)565 final, (https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/combatting-discrimination/racism-and-xenophobia/eu-anti-racism-action-plan-2020-2025_en).
(14) https://ec.europa.eu/info/publications/new-eu-roma-strategic-framework-equality-inclusion-and-participation-full-package_en.
(15) COM(2020)698 final, (https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/combatting-discrimination/lesbian-gay-bi-trans-and-intersex-equality/lgbtiq-equality-strategy-2020-2025_en).
(16) COM(2021)101 final, (https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1484).
(17) COM(2021) 615 final, (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_21_4990) Zie de Toelichting, blz. 4 van het voorstel.
(18) Artikel 1, lid 1, van het voorstel.
(19) Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).
(20) Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41).
(21) Aanbeveling (EU) 2022/758 van de Commissie van 27 april 2022 over de wijze waarop journalisten en mensenrechtenverdedigers die betrokken zijn bij publieke participatie kunnen worden beschermd tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (PB L 138 van 17.5.2022, blz. 30).
(22) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Verslag over de rechtsstaat 2022 Situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie” (COM(2022) 500 final), (https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/upholding-rule-law/rule-law/rule-law-mechanism/2022-rule-law-report_en)
(23) Toelichting, blz. 6.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/49 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.11007 — REGAL REXNORD / ALTRA)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2023/C 64/14)
1.
Op 10 februari 2023 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
— |
Regal Rexnord Corporation (“Regal Rexnord”, Verenigde Staten), |
— |
Altra Industrial Motion Corp (“Altra”, Verenigde Staten). |
Regal Rexnord zal zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening verkrijgen over het geheel van Altra.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:
— |
Regal Rexnord levert industriële aandrijfsystemen, onderdelen voor krachtoverbrenging, elektromotoren en elektronische stuursystemen, luchtverplaatsingsproducten en speciale onderdelen en systemen, |
— |
Altra Industrial Motion levert krachtoverbrengings- en bewegingscontrolesystemen. |
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet steeds worden vermeld:
M.11007 — REGAL REXNORD / ALTRA
Opmerkingen kunnen per e-mail of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu
Postadres:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Concurrentie |
Griffie voor concentraties |
1049 Brussel |
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
21.2.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 64/51 |
Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie
(2023/C 64/15)
Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).
MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING
“Anjou-Coteaux de la Loire”
PDO-FR-A0405-AM03
Datum van de mededeling: 23.11.2022
BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING
1. Officiële geografische code
De informatie over de gemeenten van het geografische gebied en van het gebied in de onmiddellijke nabijheid is bijgewerkt op basis van de officiële geografische code.
Dit heeft geen gevolgen voor de perimeter van het afgebakende geografische gebied.
De punten 6 en 9 van het enig document zijn gewijzigd.
2. Afstand tussen de wijnstokken
De minimumafstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij is verlaagd van 1 m naar 0,90 m.
Daarmee wordt de mogelijkheid geboden om de beplantingsdichtheid van de wijngaarden te verhogen zonder dat de afstand tussen de rijen verandert.
Ook is een speciale bepaling toegevoegd voor wijngaarden op hellingen van meer dan 10 %: daar mag de minimumafstand tussen de wijnstokken 0,80 m bedragen.
Zo wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie van wijngaarden op steile hellingen, die op een specifieke wijze moeten worden aangelegd (aanplant evenwijdig aan de helling en niet loodrecht daarop).
Punt 5 van het enig document is gewijzigd.
3. Snoei
De snoeivoorschriften zijn gelijkgetrokken voor alle oorsprongsbenamingen van wijnen uit de zone Anjou Saumur in de Loirevallei.
Dit moet de kennis van de marktdeelnemers ten goede komen en de controles vereenvoudigen. Door deze wijziging kunnen de wijnbouwers zich beter aanpassen aan de vorstperioden, die zich steeds later in het jaar voordoen.
Punt 5 van het enig document is gewijzigd.
4. Rijpheid
Het minimumsuikergehalte van de druiven is verhoogd van 221 tot 238 gram per liter. Deze verhoging is doorgevoerd om de kwaliteit van de wijnen, die wijnen met restsuiker zijn, te verbeteren.
Wegens de moeilijkheden die zich voordoen bij de gisting van de meest suikerrijke mosten, is de grenswaarde voor het effectieve alcoholvolumegehalte afgeschaft voor wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van 18 % of meer.
Punt 4 van het enig document is gewijzigd.
5. Verband
Er wordt verwezen naar 2021 in plaats van 2018.
Punt 8 van het enig document is gewijzigd.
6. Overgangsmaatregelen
De niet langer geldende overgangsmaatregelen zijn geschrapt.
Het enig document is niet gewijzigd.
7. Voornaamste te controleren punten
Aan de belangrijkste te controleren punten is manueel oogsten in opeenvolgende plukbeurten toegevoegd.
Het enig document is niet gewijzigd.
8. Redactionele wijzigingen
In het productdossier zijn een aantal redactionele aanpassingen doorgevoerd.
Die wijzigingen hebben geen gevolgen voor het enig document.
9. Verwijzing naar de controlestructuur
De formulering van de verwijzing naar de controlestructuur is in overeenstemming gebracht met de andere productdossiers voor oorsprongsbenamingen. Deze wijziging is louter redactioneel.
Het enig document blijft op dit punt ongewijzigd.
10. Etikettering
De etiketteringsvoorschriften zijn nader uitgewerkt en zijn gelijkgetrokken voor alle oorsprongsbenamingen van wijnen uit de zone Anjou Saumur in de Loirevallei. Deze wijziging is louter redactioneel.
Punt 9 van het enig document is gewijzigd.
ENIG DOCUMENT
1. Naam van het product
Anjou-Coteaux de la Loire
2. Type geografische aanduiding
BOB – beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
1. |
Wijn |
4. Beschrijving van de wijn(en)
KORTE BESCHRIJVING
De wijnen zijn niet-mousserende witte wijnen op basis van druiven die overrijp worden geoogst (natuurlijke concentratie op de wijnstok, met of zonder aanwezigheid van edele rotting) en die elegant zijn met een grote complexiteit aan aroma’s (aroma’s van bloemen, verse of zelfs gedroogde of gekonfijte vruchten), die in de mond zachtheid met frisheid combineren. Ze hebben de volgende kenmerken: een minimaal natuurlijk alcoholvolumegehalte van 14 % en een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose), na gisting, groter dan of gelijk aan 34 g/l. Het minimaal effectief alcoholvolumegehalte bedraagt 11 % voor wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van minder dan 18 %. De totale zuurgraad en het totale gehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de communautaire regelgeving vastgestelde gehalten.
Algemene analytische kenmerken |
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
18 |
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimale totale zuurgraad |
in milli-equivalent per liter |
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
25 |
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
5. Wijnbouwpraktijken
5.1. Specifieke oenologische procedés
1. Verrijking
Specifiek oenologisch procedé
Verrijking is toegestaan overeenkomstig de voorschriften van het productdossier.
2. Gebruik van stukjes hout
Specifiek oenologisch procedé
Het gebruik van stukjes hout is verboden. Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen, wat oenologische procedés betreft, voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op communautair niveau en in het Franse wetboek landbouw en zeevisserij.
3. Dichtheid
Teeltwijze
De minimale beplantingsdichtheid van de wijngaarden bedraagt 4 000 wijnstokken per hectare. In deze wijngaarden mag de afstand tussen de rijen niet meer dan 2,50 meter bedragen en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij niet minder dan 0,90 meter.
De gecontroleerde oorsprongsbenaming mag ook worden gebruikt voor de oogst van percelen met een hellingsgraad van meer dan 10 % waar de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij minder dan 0,90 meter, maar niet minder dan 0,80 meter bedraagt.
Voorts mag de gecontroleerde oorsprongsbenaming worden gebruikt voor de oogst van wijnpercelen met een beplantingsdichtheid van minder dan 4 000 wijnstokken per hectare, maar niet minder dan 3 300 wijnstokken per hectare op voorwaarde dat de in het productdossier vastgestelde voorschriften betreffende het geleiden en de hoogte van de loofwand worden nageleefd. De afstand tussen de rijen van deze percelen mag niet meer dan 3 m bedragen en de afstand tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij niet minder dan 1 m.
4. Snoei
Teeltwijze
De wijnstokken worden kort, lang dan wel gemengd gesnoeid, met een maximum van twaalf ogen per wijnstok.
In het fenologische stadium dat overeenkomt met elf of twaalf bladeren (afzonderlijke bloemknoppen), mag het aantal vruchtdragende takken van dat jaar hoogstens twaalf per wijnstok bedragen.
5. Oogst
Teeltwijze
De druiven worden manueel geoogst in opeenvolgende plukbeurten, de zogenaamde “tries”.
6. Irrigatie
Teeltwijze
Irrigatie is verboden.
7. Opvoeding
Specifiek oenologisch procedé
De opvoeding van de wijnen duurt minstens tot 15 januari van het jaar volgend op het oogstjaar.
5.2. Maximumopbrengsten
40 hectoliter per hectare
6. Afgebakend geografisch gebied
Alle productiestadia vinden plaats in het geografische gebied dat het grondgebied bestrijkt van de volgende gemeenten in het departement Maine-et-Loire, op basis van de officiële geografische code van 2021: Bouchemaine, Chalonnes-sur-Loire, Champtocé-sur-Loire, Ingrandes-Le Fresne sur Loire (enkel het grondgebied van de voormalige deelgemeente Ingrandes), Mauges-sur-Loire (enkel het grondgebied van de deelgemeenten Mesnil-en-Vallée, Montjean-sur-Loire en La Pommeraye), La Possonnière, Saint-Georges-sur-Loire en Saint-Germain-des-Prés. De cartografische documenten voor het geografische gebied kunnen worden geraadpleegd op de website van het Institut national de l’origine et de la qualité.
7. Wijndruivenrassen
Chenin B
8. Beschrijving van het (de) verband(en)
8.1. Informatie over het geografische gebied
a) Beschrijving van de natuurlijke factoren die bijdragen tot het verband
Het geografische gebied komt overeen met de leisteenhoudende heuvelgebieden aan de oevers van de Loire. Dit is het meest westelijke deel van het wijngaardgebied van de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Anjou”. In 2021 bestrijkt het het grondgebied van acht gemeenten in het westen van het departement Maine-et-Loire. Het gebied begint aan de rand van Angers, in de gemeente Bouchemaine, aan de samenvloeiing van de Loire en de Maine, en strekt zich vervolgens uit aan beide kanten van de rivier tot Ingrandes en Le Mesnil-en-Vallée, in de richting van Nantes.
Het mesoklimaat wordt sterk beïnvloed door de rivier. De wijngaarden bevinden zich op de dichtstbij gelegen hellingen aan de oevers van de rivier, op een afstand van hoogstens 3 km van de rivier. Eens voorbij deze afstand, zowel in het noorden als het zuiden, bestaat het landschap voornamelijk uit weilanden en bossen. De naam “Coteaux de la Loire” geeft een goed beeld van de topografie van de wijnstreek met zijn gevarieerde hellingen. Terwijl de hellingen in de gemeente Bouchemaine bijzonder steil zijn, zijn ze in de gemeenten Ingrandes en Saint-Georges-sur-Loire eerder zacht glooiend.
De bodems van de nauwkeurig voor de druivenoogst afgebakende percelen zijn ontstaan uit de verschillende primaire formaties van het Armoricaans Massief. Deze bodems hebben zich weinig verder ontwikkeld en zijn leisteenhoudend of leisteen-zandsteenhoudend. Verder vinden we lokaal ook enkele bodems die zijn ontstaan uit vulkanische rotsen en enkele kalkhoudende bruine bodems uit het devoon. Deze bodems zijn zeer ondiep en het oergesteente wordt het vaakst aangetroffen op een diepte van minder dan 0,40 m. Ze vertonen helemaal geen hydromorfe kenmerken en hun waterreserves zijn zeer matig.
Het klimaat is een zeeklimaat. De maritieme kenmerken worden verzwakt door het föhn-effect dat wordt veroorzaakt door het massief van Les Mauges, ten westen van de wijngaarden. De jaarlijkse gemiddelde neerslag bedraagt 650 mm in het deel van het gebied dat wordt beschermd tegen vochtige winden, terwijl op de heuvels van Les Mauges meer dan 800 mm neerslag valt. En ook de Loire speelt een rol om de temperaturen het hele jaar door op peil te houden.
Samen met de topografie is de blootstelling van de heuvels van essentieel belang. Aan de rechteroever vinden we de naar het zuiden gerichte wijngaarden, die beschut zijn tegen de koude noordenwinden en zo zeer gunstige omstandigheden genieten. Aan de linkeroever speelt de rivier, die ervoor zorgt dat de koude lucht wordt afgevoerd, een prominente rol bij de opwarming van de hellingen die op het noorden zijn gericht. Enkele percelen in de vorm van een amfitheater, die tegen de winden beschermd zijn, profiteren van extra warmte. Tot slot speelt de Loire een essentiële rol in die zin dat de rivier er in de oogstperiode voor zorgt dat zich in de vroege ochtend nevelbanken vormen, die van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling van “edele rotting”.
b) Beschrijving van de menselijke factoren die bijdragen tot het verband
De geschiedenis van de Anjou-wijnstreek gaat terug tot de negende eeuw, maar de eerste specifieke verwijzing naar de “Coteaux de la Loire”-wijngaard stond in het “Traité sur la nature et la culture de la vigne” (Verhandeling over de aard en de teelt van de wijnstok) van Bidet en Duhamel de Monceau uit 1749. In dit document wordt gepreciseerd dat in deze wijnstreek “het bijzonder moeilijk te bewerken terroir nu perfect verbouwd wordt en volledig is beplant met wijnstokken ...”.
Uit een verklaring van de Franse Raad van State over de in 1804 genomen administratieve maatregelen blijkt dat in deze regio alleen witte wijnen werden geproduceerd: “De hellingen van de Loire zijn alleen gunstig voor de productie van witte wijn en deze wijnen vormen een belangrijke handelstak ...”. In deze verklaring wordt ook verwezen naar België, dat destijds dol was op de “Coteaux de la Loire”-wijnen.
Meer recent, in 1842, stelde Auguste Petit-Lafitte: “De grote pineau of chenin is het druivenras dat aan de basis van de wijnen ligt.” De Anjou-wijnstreek is de bakermat van het druivenras chenin B, een rustieke druivenvariëteit waarvan de mogelijkheden sterk variëren afhankelijk van het soort bodem of, meer in het algemeen, van de locatie waar de wijnstokken zijn geplant. Bovendien hebben de wijnbouwers al snel het belang ingezien om dit druivenras te oogsten in een gevorderd stadium van rijpheid en via bijzondere technieken. Graaf Odart vermeldt in 1845 in zijn “Traité des cépages” (Studie van de druivenrassen): “Hieraan moeten we ook de voorwaarde verbinden om dit druivenras pas te oogsten wanneer er sprake is van overrijpheid, zoals die zich voordoet tegen Allerheiligen, wanneer het vel van de druiven zacht is geworden door de regen en begint af te sterven.”
Overrijpheid maakt dan ook integraal deel uit van de oogst. In 1816 preciseert Jullien in “Topographie de tous les vignobles connus” (Topografie van alle gekende wijngaarden) het volgende: “In de beste wijngaarden wordt in meerdere fasen geoogst; de eerste twee fasen, waarin uitsluitend de rijpste druiven worden geoogst, leveren de wijnen voor de export op; de wijnen die worden geproduceerd met de oogst van de derde fase, zijn bestemd voor de binnenlandse consumptie ...”.
8.2. De wijnbouw in deze wijnstreek heeft echter dezelfde ontwikkeling gekend als in de rest van Anjou. Met de komst van de Nederlandse makelaars in de zestiende eeuw vormde zich immers een markt van “wijnen voor de zee” (bestemd voor het buitenland) die werden geproduceerd met druiven van wijnstokken met korte snoei (een of twee knoppen). Daarnaast ontstond er ook een binnenlandse markt die voornamelijk gericht was op de bevoorrading van Parijs, en dit met minder goede wijnen die werden geproduceerd met druiven van wijnstokken met lange snoei (zes of zeven knoppen).
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was de productie voornamelijk gericht op het zoeken naar “halfdroge” wijnen die leken op de “wijnen voor Parijs” van voorheen. Vanaf de jaren 1980 zien we opnieuw de ambitie groeien om hoogwaardige wijnen met een hoge concentratie aan suiker te produceren.
De wijnen met de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Anjou-Coteaux de la Loire” worden beschouwd als grote “zoete” wijnen (lokaal ook “likeurwijn” genoemd) van de Anjou.
Informatie over de kwaliteit en de kenmerken van het product
Het belangrijkste kenmerk van de wijnen is hun elegantie. Deze wijnen hebben een zeer grote aromatische complexiteit, met in de meeste gevallen een combinatie van aroma’s van bloemen met die van verse of zelfs gedroogde of gekonfijte vruchten. Deze wijnen doen denken aan de “zachtheid van de Anjou”. In de mond combineren zij zachtheid met frisheid. Meegaand als de Loire in de zomer, of overweldigend als de winterse versie ervan: de wijnen van de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Anjou-Coteaux de la Loire” hebben hun charme in de loop der tijden weten te ontplooien.
Oorzakelijke verbanden
Dankzij de combinatie van een ondiepe bodem met een topografie die een uitstekende blootstelling mogelijk maakt en bevorderlijk is voor een regelmatige watervoorziening, kan het druivenras chenin B ten volle tot uitdrukking komen.
De ligging van de wijngaarden in de onmiddellijke nabijheid van de Loire, die de temperaturen tijdens de volledige groeicyclus reguleert, in combinatie met een adequaat beheer van de wijngaard, met name de toepassing van korte snoei, maakt een optimale rijpheid mogelijk. Verder maakt de aanwezigheid van de rivier ook de overrijpheid van de druiven mogelijk, hetzij via de winden die door de rivier worden gekanaliseerd en een mechanische uitdroging van de druiven bevorderen, hetzij door de vorming van de nevelbanken in de ochtend die essentieel zijn voor de ontwikkeling van Botrytis cinerea en dus van “edele rotting”.
Wachten tot de druiven overrijp zijn, geduld oefenen om pas laat in het najaar de druiven te oogsten en manueel oogsten in opeenvolgende plukbeurten in eenzelfde perceel om de bessen te selecteren die van nature geconcentreerd zijn of die zijn aangetast door “edele rotting”: hieruit blijken zowel de knowhow van de producenten als de bijzondere geschiktheid van het druivenras chenin B. Dit laatste wordt in 1861 door Guillory de oudere beschreven als volgt: “Op enkele zeer uitzonderlijke gevallen na vindt de oogst plaats in oktober, wanneer is vastgesteld dat de druiven een zo perfect mogelijke rijpheid hebben bereikt en dat ten minste een kwart ervan rot is.”
De combinatie van een zo specifieke omgeving, een druivensoort die daaraan perfect is aangepast en vaklui die al de kwaliteiten ervan weten te gebruiken, zorgt voor de realisatie van bijzonder originele wijnen. In talrijke geschriften wordt getuigd van de reputatie van deze wijnen. Zo schrijft Petit-Lafitte: “Wanneer deze wijnstokken tot één of twee knoppen worden gesnoeid, leveren ze verfijnde likeurwijnen op, waarnaar heel wat vraag is in België.”
Guillory de oudere schreef in 1861 in een “Bulletin de la Société Agricole et Industrielle d’Angers” dan weer het volgende: “Deze gronden zijn nauwelijks geschikt om er zonder grote extra kosten andere gewassen op te telen, en dat vanwege hun beperkte vruchtbaarheid; zelfs de wijnopbrengst ligt laag; was het niet wegens de kwaliteit van de wijnstokken die de prijs enigszins hoog kon houden, dan zou men er al lang van de wijnbouw afgestapt zijn.”
9. Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)
Gebied in de onmiddellijke nabijheid
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied
Beschrijving van de voorwaarde:
Het gebied in de onmiddellijke nabijheid waar de vinificatie, de bereiding en de opvoeding van de wijnen bij wijze van uitzondering mogen plaatsvinden, bestaat uit het grondgebied van de volgende gemeenten, op basis van de officiële geografische code van 2021:
— |
departement Loire-Atlantique: Vair-sur-Loire (enkel het grondgebied van de deelgemeente Anetz); |
— |
departement Maine-et-Loire: Chaudefonds-sur-Layon, Denée, Mauges-sur-Loire (enkel het grondgebied van de deelgemeenten La Chapelle-Saint-Florent, Le Marillais, Saint-Florent-le-Vieil en Saint-Laurent-du-Mottay), Rochefort-sur-Loire, Savennières, Val-du-Layon (enkel het grondgebied van de deelgemeente Saint-Aubin-de-Luigné). |
Etikettering
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
De facultatieve vermeldingen waarvan het gebruik, krachtens communautaire bepalingen, door de lidstaten mag worden geregeld, worden op de etiketten aangebracht in lettertekens die niet hoger, niet breder en niet dikker zijn dan het dubbele van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming;
Specificiteit van de benaming “Val de Loire”
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
De lettertekens van de vermelding van de geografische benaming “Val de Loire” mogen niet groter of breder zijn dan twee derde van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.
Etikettering: kleinere geografische eenheid
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
Op het etiket van de wijnen met gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat: - het gaat om een plaatsnaam die is opgenomen in het kadaster; - die naam vermeld staat op de oogstaangifte. De in het kadaster opgenomen plaatsnaam wordt vermeld in tekens die niet groter of breder zijn dan de helft van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.
Link naar het productdossier
https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-875a2642-735c-41b5-9f24-f1587eff7895