ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 53

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

66e jaargang
13 februari 2023


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2023/C 53/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10976 — CNP GROUP / SIENNA GROUP / ECT GROUP) ( 1 )

1

2023/C 53/02

Mededeling van de Commissie over de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euromuntstukken: bijgewerkte lijst van aangewezen autoriteiten

2


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2023/C 53/03

Wisselkoersen van de euro — 10 februari 2023

4


 

V   Bekendmakingen

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2023/C 53/04

Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

5

2023/C 53/05

Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

11

2023/C 53/06

Bekendmaking van het in artikel 94, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde enig document en van de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier voor een naam in de wijnsector

22


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10976 — CNP GROUP / SIENNA GROUP / ECT GROUP)

(Voor de EER relevante tekst)

(2023/C 53/01)

Op 3 februari 2023 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32023M10976. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/2


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euromuntstukken: bijgewerkte lijst van aangewezen autoriteiten

(2023/C 53/02)

Na de invoering van de euro door Kroatië op 1 januari 2023 dient de lijst van aangewezen autoriteiten in de deelnemende lidstaten waaraan het auteursrecht van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euromuntstukken is overgedragen, te worden bijgewerkt. De bijlage bij de mededeling van de Commissie over de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euromuntstukken (2015/C 115/01) (PB C 115 van 10.4.2015, blz. 1) wordt daarom vervangen door de bijlage bij deze mededeling.


BIJLAGE

Lijst van de autoriteiten waaraan de auteursrechten worden overgedragen (zie punt 2 van de mededeling)

BELGIË

:

Federale overheidsdienst Financiën, Administratie van de Thesaurie

DUITSLAND

:

Bundesministerium der Finanzen (Bondsministerie van Financiën)

ESTLAND

:

Eesti Pank (Bank van Estland)

IERLAND

:

Minister van Financiën

GRIEKENLAND

:

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών — Γενικό Λογιστήριο του Κράτους — Δ25 Διεύθυνση Κίνησης Κεφαλαίων, Εγγυήσεων Δανείων και Αξιών (Ministerie van Economische Zaken en Financiën – Algemene Dienst voor Staatsboekhouding – 25e Directoraat Kapitaaloverdrachten, Leninggaranties & Waardepapieren)

SPANJE

:

Dirección General del Tesoro y Política Financiera (Directoraat-generaal thesaurie en financieel beleid)

FRANKRIJK

:

Ministère de l’Economie, des Finances et de la Souveraineté industrielle et numérique: Direction Générale du Trésor (Ministerie van Economische Zaken, Financiën en Industriële en Digitale Soevereiniteit: Directoraat-generaal Thesaurie)

KROATIË

:

Hrvatska narodna banka (Kroatische Nationale Bank)

ITALIË

:

Ministero dell’Economia e delle Finanze (Ministerie van Economische Zaken)

CYPRUS

:

Central Bank of Cyprus (Centrale Bank van Cyprus)

LETLAND

:

Latvijas Banka (Centrale Bank van Letland)

LITOUWEN

:

Lietuvos Bankas (Centrale Bank van Litouwen)

LUXEMBURG

:

Ministère des Finances – Service de la Trésorerie (Ministerie van Financiën – Dienst van de schatkist)

MALTA

:

Central Bank of Malta (Centrale Bank van Malta)

NEDERLAND

:

Ministerie van Financiën – Directie Binnenlands Geldwezen

OOSTENRIJK

:

Münze Österreich AG (Oostenrijkse Munt)

PORTUGAL

:

Imprensa Nacional – Casa da Moeda (Staatsdrukkerij – de Munt)

SLOVENIË

:

Ministrstvo za finance (Ministerie van Financiën)

SLOWAKIJE

:

Národná banka Slovenska (Nationale Bank van Slowakije)

FINLAND

:

Valtiovarainministeriö/Finansministeriet (Ministerie van Financiën)


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/4


Wisselkoersen van de euro (1)

10 februari 2023

(2023/C 53/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0690

JPY

Japanse yen

139,88

DKK

Deense kroon

7,4445

GBP

Pond sterling

0,88348

SEK

Zweedse kroon

11,1630

CHF

Zwitserse frank

0,9872

ISK

IJslandse kroon

152,10

NOK

Noorse kroon

10,8710

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

23,692

HUF

Hongaarse forint

389,78

PLN

Poolse zloty

4,7810

RON

Roemeense leu

4,9020

TRY

Turkse lira

20,1357

AUD

Australische dollar

1,5432

CAD

Canadese dollar

1,4364

HKD

Hongkongse dollar

8,3916

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6904

SGD

Singaporese dollar

1,4199

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 354,10

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,0834

CNY

Chinese yuan renminbi

7,2837

IDR

Indonesische roepia

16 233,33

MYR

Maleisische ringgit

4,6314

PHP

Filipijnse peso

58,207

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

36,057

BRL

Braziliaanse real

5,6245

MXN

Mexicaanse peso

20,0540

INR

Indiase roepie

88,2475


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/5


Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

(2023/C 53/04)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 ter, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).

Mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding uit een lidstaat

(Verordening (EU) nr. 1151/2012)

“Χαλλούμι / Halloumi / Hellim”

EU-nr.: PDO-CY-01243-AM02 – 17.11.2022

BOB (X) BGA ( )

1.   Naam van het product

“Χαλλούμι / Halloumi / Hellim”

2.   Lidstaat waartoe het geografische gebied behoort

Cyprus

3.   Autoriteit van de lidstaat die de standaardwijziging meedeelt

Departement Landbouw — Ministerie van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

4.   Beschrijving van de goedgekeurde wijziging(en)

Op grond van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (2) kunnen de wijziging van het vochtgehalte van het verse product tot maximaal 52 % en de wijziging van het gewicht van het product tot maximaal 1 200 g als “standaardwijzigingen” worden beschouwd. Zij houden namelijk geen wijziging in van de naam van de beschermde oorsprongsbenaming of van het gebruik van die naam, er is geen gevaar dat het in artikel 5, lid 1, punt b), bedoelde verband voor de beschermde oorsprongsbenaming wordt tenietgedaan en de wijzigingen leiden niet tot verdere beperkingen van de handel in het product. Bovendien zijn zij niet van invloed op de indeling van Halloumi als halfharde kaas (algemene norm voor kaas in de Codex Alimentarius Codex-norm 283-1978). De specificiteit van het product dat het niet uitloopt of smelt bij hoge temperaturen, wat een gevolg is van het feit dat Halloumi bij de kaasbereiding wordt “gekookt” op 90 °C, blijft ongewijzigd. Voorts blijven het vetgehalte in de droge stof, het zoutgehalte en de zuurgraad van het product ongewijzigd. Zowel de geur als de smaak blijven behouden, aangezien de toename van het vochtgehalte en van de omvang van het product deze kenmerken waarschijnlijk niet zullen wijzigen.

Verder moeten de wijziging met betrekking tot de koemelk die voor de bereiding van Halloumi wordt gebruikt, namelijk dat deze melk afkomstig mag zijn van alle koeienrassen die in het afgebakende geografische gebied leven en worden gehouden, en de wijziging met betrekking tot zowel het percentage ruwvoer (voedergewassen) dat in het rantsoen van de koeien wordt gebruikt als het percentage voedersupplementen in dat rantsoen, als “standaardwijzigingen” worden beschouwd, aangezien zij geen gevolgen hebben voor de elementen als bedoeld in artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Met name leiden de wijzigingen niet tot verdere beperkingen van de handel in het product of in de grondstoffen ervan. Zij zijn evenmin van invloed op de wezenlijke kenmerken van het product of op het verband, aangezien geen van de bovenstaande punten gebaseerd is op of wordt toegeschreven aan specifieke dierenrassen of een bepaald soort diervoeder.

Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

De derde alinea van het punt “Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel” wordt gewijzigd wat betreft het maximumvochtgehalte van het product, dat nu 52 % mag bedragen in plaats van 46 %.

De voorbije decennia waren de productieomstandigheden van Halloumi, wat hygiëne en veiligheid van de levensmiddelen betreft, erg verschillend en lagen de normen ver onder het huidige niveau.

De huidige productieprocessen zijn sterk aangepast. De meeste vinden nu plaats bij gecontroleerde lage temperaturen. Met de gewijzigde productieomstandigheden wordt een maximale productveiligheid nagestreefd. Meer bepaald wordt de Halloumi-kaas, nadat hij op 90 °C is “gekookt”, afgekoeld tot 7 °C en onmiddellijk ondergedompeld in pekel; het product blijft 24 tot 72 uur in de pekel bij gecontroleerde lage temperaturen, vóór het wordt verpakt. Vervolgens wordt het gedurende zijn hele levensduur op een temperatuur van minder dan 7 °C gehouden. Doordat Halloumi in pekel wordt bewaard bij een lage temperatuur om de productveiligheid te verbeteren, verhoogt de hoeveelheid pekel die door het product wordt opgenomen. Dit is ook aangetoond in de literatuur (Influence of the Temperature of Salt Brine on Salt Uptake by Ragusano Cheese, C. Melilli, D. M. Barbano, G. Licitra, G. Portelli, G. Di Rosa en S. Carpino, 2003), waar is vastgesteld dat er bij Ragusano-kaas die bij verschillende temperaturen in pekel werd gelaten, sprake was van een hoger vochtverlies bij hogere temperaturen.

De vijfde alinea van het punt “Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel” wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat Halloumi-kazen, waarvan het gewicht voorheen beperkt was tot 150-350 gram, nu een maximumgewicht van 1,2 kg mogen hebben.

De productie van Halloumi in grotere porties lijkt tegemoet te komen aan de huidige behoeften van de cateringindustrie en aan de vraag van de consument. De cateringindustrie verkiest grotere porties, die ze dan op de gewenste maat kan snijden naargelang van de behoefte. Consumenten willen Halloumi in grotere porties kunnen kopen, met name voor sociale bijeenkomsten, aangezien grotere (gezins)verpakkingen de facto zuiniger zijn dan kleinere verpakkingen.

Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

In de derde en de vijfde alinea van het punt “Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)” staat dat de koemelk die voor de bereiding van Halloumi wordt gebruikt, afkomstig moet zijn van zwarte en witte koeien. Door de voorgestelde wijziging mag voor de productie van Halloumi koemelk worden gebruikt van alle koeienrassen die in het afgebakende geografische gebied (Cyprus) leven en worden gehouden.

De toegenomen vraag naar melk heeft ertoe geleid dat landbouwers op zoek zijn gegaan naar nieuwe, productievere rassen met melk van een betere kwaliteit. Dit bemoeilijkt de controle- en traceringsprocedure voor de melk die bestemd is voor de Halloumi-productie.

In de vijfde alinea van het punt “Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)” staat dat “... de koeien die de melk produceren die voor de bereiding van Halloumi wordt gebruikt, worden gevoed met voedergewassen, hooi, kuilvoer en stro die op Cyprus worden geproduceerd, voornamelijk uit inheemse voedergewassen, en met voedersupplementen. Het dieet van de koeien bestaat specifiek uit lokaal geproduceerde voedergewassen (35-40 %) (groenvoer, hooi, kuilvoer en stro/stoppelgewas). De resterende 60-65 % van hun dieet bestaat uit voedersupplementen die voornamelijk gerst, mais, soja en zemelen bevatten. Wat de voedersupplementen betreft, wordt 20 % van de gerst en de zemelen lokaal geproduceerd, terwijl soja en mais worden geïmporteerd.” De voorgestelde wijziging maakt ook het gebruik mogelijk van eiwitvoer zoals gedopt, deels gepeld sojameel, producten en bijproducten van diverse grondstoffen, zoals tarwezemelen, en anorganische stoffen, vitaminen en sporenelementen. Voorts zijn het percentage ruwvoer en het percentage voedersupplementen in het voer van de koeien niet langer van toepassing.

Door de trend om ook andere granen en eiwitvoer als diervoeder te gebruiken, is de vaststelling van specifieke percentages een remmende factor die erg hinderlijk is voor de controle en de tracering van de diervoeders die worden ingezet voor de productie van de melk die voor de Halloumi-bereiding bestemd is.

ENIG DOCUMENT

“Χαλλούμι / Halloumi / Hellim”

EU-nr.: PDO-CY-01243-AM02 – 17.11.2022

BOB (X) BGA ( )

1.   Naam/namen [van de BOB of de BGA]

“Χαλλούμι / Halloumi / Hellim”

2.   Lidstaat of derde land

Cyprus

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3: Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

In de tekst wordt de naam “Halloumi” gebruikt voor de twee namen die hierboven vermeld staan, namelijk:

“Χαλλούμι” (Halloumi) / “Hellim”

Er zijn twee soorten Halloumi — verse en gerijpte.

Verse Halloumi wordt gemaakt van wrongel die wordt geproduceerd door melk te stremmen met stremsel. Het product wordt gekookt en krijgt vervolgens zijn kenmerkende vorm. De kaas is halfhard en elastisch, gevouwen (tot een rechthoek of een halve cirkel), wit tot lichtgeel van kleur, heeft een vaste textuur, kan makkelijk in plakjes worden gesneden en heeft een kenmerkende geur en smaak. De kaas ruikt sterk naar melk/wei en heeft een aroma en smaak van munt, een boerderijgeur en een scherpe, zoute smaak. Het maximale vochtgehalte bedraagt 52 %, het vetgehalte moet minstens 43 % bedragen (in de droge stof) en het maximale zoutgehalte is 3 %.

Gerijpte Halloumi wordt gemaakt van wrongel die wordt geproduceerd door melk te stremmen met stremsel. Het product wordt gekookt en krijgt zijn kenmerkende vorm, waarna het ten minste 40 dagen in gezouten wei wordt gerijpt. De kaas is halfhard tot hard, minder elastisch, gevouwen (tot een rechthoek of een halve cirkel), wit tot gelig van kleur, heeft een vaste textuur, kan makkelijk in plakjes worden gesneden en heeft een kenmerkende geur en smaak. De kaas ruikt sterk naar melk/wei en heeft een aroma en smaak van munt, een boerderijgeur en een scherpe, zoute smaak; hij is licht bitter en heel zout. Het maximale vochtgehalte bedraagt 37 %, het vetgehalte moet minstens 40 % bedragen (in de droge stof), het maximale zoutgehalte is 6 % en de zuurtegraad bedraagt 1,2 % (uitgedrukt als melkzuur in droge stof).

Halloumi-kazen wegen tussen 150 en 1 200 gram.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Wat betreft de melk die wordt gebruikt om Halloumi te produceren, geldt het volgende, onverminderd de bepalingen van Verordening (EU) nr. 664/2014:

De schapenmelk en de geitenmelk zijn afkomstig van lokale en andere rassen en kruisingen ervan die het hele jaar door grazen, op voorwaarde dat de weersomstandigheden het toelaten. Al het ruwvoer voor de schapen en geiten wordt lokaal geproduceerd (groenvoer, hooi, kuilvoer, stro/stoppelgewas en wilde planten tijdens het grazen). Wat de voedersupplementen betreft, mag worden gebruikgemaakt van granen, waaronder gerst en mais, eiwitvoer zoals gedopt, deels gepeld sojameel, producten en bijproducten van diverse grondstoffen, zoals tarwezemelen, en anorganische stoffen, vitaminen en sporenelementen.

De koemelk is afkomstig van op stal gehouden koeien die worden gevoed met voedergewassen, hooi, kuilvoer en stro die op Cyprus worden geproduceerd, voornamelijk uit inheemse voedergewassen, en met voedersupplementen. Het rantsoen van de koeien bestaat meer bepaald uit lokaal geproduceerde voedergewassen (groenvoer, hooi, kuilvoer en stro/stoppels). De rest van hun rantsoen bestaat uit voedersupplementen die voornamelijk gerst, mais, soja en zemelen bevatten, en ander eiwitvoer zoals gedopt, gedeeltelijk gepeld sojameel, producten en bijproducten van diverse grondstoffen, zoals tarwezemelen, en anorganische stoffen, vitaminen en sporenelementen.

Melk (verse schapen- of geitenmelk of een mengeling daarvan, met of zonder toegevoegde koemelk), stremsel (maar geen varkensstremsel), verse of gedroogde Cypriotische muntblaadjes (Mentha viridis) en zout. De hoeveelheid schapen- of geitenmelk of de mengeling daarvan moet altijd groter zijn dan de hoeveelheid koemelk. Wanneer met andere woorden koemelk wordt gebruikt naast schapen- of geitenmelk of een mengeling daarvan, mag de hoeveelheid koemelk in de Halloumi niet groter zijn dan de hoeveelheid schapen- of geitenmelk of de mengeling daarvan. De melk die voor de productie van Halloumi wordt gebruikt, is volle Cypriotische melk. De melk moet gepasteuriseerd zijn of tot een temperatuur van meer dan 65 °C zijn opgewarmd. Het mag geen gecondenseerde melk zijn en de melk mag geen van de volgende bestanddelen bevatten: melkpoeder, gecondenseerde melk, caseïnezouten, kleurstoffen, bewaarmiddelen of andere additieven. De melk mag evenmin antibiotica, pesticiden of andere schadelijke stoffen bevatten.

De schapenmelk en de geitenmelk zijn afkomstig van lokale en andere rassen en kruisingen ervan die binnen het afgebakende geografische gebied gefokt zijn.

De koemelk is afkomstig van koeien die geleidelijk op Cyprus zijn geïntroduceerd en in het afgebakende geografische gebied worden gehouden.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De schapen-, geiten- en koemelk die de grondstof vormt voor de productie van Halloumi-kaas, wordt in het afgebakende geografische gebied geproduceerd. De Halloumi-kaas zelf wordt eveneens geproduceerd in het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

“Halloumi”-kaas moet om de volgende redenen in het afgebakende geografische gebied worden verpakt: a) Halloumi moet meteen na de productie worden verpakt om verdere rijping te voorkomen, b) het productieproces van Halloumi (van productie tot verpakking) kan niet worden onderbroken (continue productie), c) ten behoeve van de traceerbaarheid moet het product door de producent worden verpakt en dienovereenkomstig worden geëtiketteerd, d) om te voorkomen dat kaas die buiten het Cypriotische grondgebied wordt geproduceerd op de markt wordt gebracht als BOB Halloumi, zodat de kwaliteit en oorsprong van het product gegarandeerd zijn en gewaarborgd is dat de vereiste controles kunnen worden uitgevoerd.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Wat de samenstelling van de melk betreft die wordt gebruikt om “Halloumi” te produceren, moeten, indien een mengeling van verschillende melksoorten wordt gebruikt, de verschillende melksoorten op het etiket worden vermeld in afnemende volgorde van percentage.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

De administratieve grenzen van de districten Nicosia, Limassol, Larnaca, Famagusta, Paphos en Kyrenia.

5.   Verband met het geografische gebied

Specificiteit van het geografische gebied

Natuurlijke factoren: Cyprus heeft een mediterraan klimaat dat wordt gekenmerkt door hete, droge zomers en zachte, natte winters. Ook de bodem van het eiland speelt een heel belangrijke rol: de bergen krijgen relatief veel neerslag te verwerken en beïnvloeden de hydrologie en het milieu van de lagergelegen gebieden, aangezien de talloze beken en rivieren nog maanden nadat de regen is gestopt, van water uit de bergen worden voorzien. Rekening houdend met zijn oppervlakte bezit Cyprus een van de rijkste flora’s in het Middellandse Zeegebied dankzij de geologische structuur, het klimaat, de geografische ligging, de omliggende zee en de landconfiguratie (Tsintidis et al., 2002). Het eiland telt 1 908 verschillende plantensoorten, waarvan 140 soorten endemisch zijn, m.a.w. alleen op Cyprus worden aangetroffen (Departement Bosbeheer, 2004). Tot slot omvatten de lokale melkveerassen op Cyprus de vetstaartschapen, die goed zijn aangepast aan het droge klimaat en de hoge temperaturen in het gebied, en de lokale Machaira- en Pissouri-geiten. De Chios-schapen en de Damascus-geiten (respectievelijk geïntroduceerd in de jaren 1950 en 1930) zijn eveneens lokale rassen, aangezien hun morfologische en productiegerelateerde kenmerken afwijken van de originele populatie onder invloed van een langdurig nationaal kweekprogramma.

Menselijke factoren: uit historische verwijzingen blijkt dat de productie van Halloumi reeds in de verre oudheid bekend was op Cyprus. Halloumi wordt vermeld als “calumi” in een codex die vijf manuscripten bevat over de geschiedenis van Cyprus en die wordt bewaard in de bibliotheek van het Correr Museum in Venetië. Deze schriftelijke verwijzing naar Halloumi dateert uit 1554 en is de oudste die tot op heden werd gevonden. Er zijn ook latere verwijzingen naar Halloumi, onder meer door Archimandrite Kyprianos in 1788.

Het belang van Halloumi in het leven van de plaatselijke bevolking blijkt niet alleen uit de kunst (poëzie, literatuur) maar ook uit de plaats die het product inneemt op landbouwbeurzen (Lyssi, 1939). De lijst met klassen en geldprijzen en de voorwaarden om deel te nemen aan de landbouwbeurs van Lyssi, die zowel in het Grieks als in het Turks werd gepubliceerd, bevat ook de producten die kunnen meedoen aan de wedstrijd. De Turkse naam voor “Halloumi” is “Hellim”. Turks-Cypriotische producenten van Halloumi gebruiken beide namen voor dit traditionele product of alleen de naam “Hellim”. Er zijn voldoende bewijzen dat de twee namen “Halloumi” en “Hellim” naar hetzelfde traditionele Cypriotische product verwijzen, waarvoor beide namen worden gebruikt (krant Halkin Sesi, 1959 en 1962 en productverpakking voor export met beide namen).

De nauwe band tussen het product en de inwoners van het eiland blijkt ook uit het feit dat vandaag de dag “Haloumas”, “Hallouma”, “Halloumakis” en “Halloumis” vaak voorkomende Cypriotische familienamen zijn.

Reeds in de oudheid vormde Halloumi een belangrijk onderdeel van het Cypriotische dieet (Bevan, 1919; Pitcairn, 1934; Zigouris, 1952) en werd de kaas het hele jaar door gegeten door Cypriotische families. Halloumi was “de bekende Cypriotische kaas die op een speciale manier wordt geproduceerd”, een van de meest gegeten producten bij brood in elk Cypriotisch huishouden en essentieel voor elk gezin op het platteland (Xioutas, 2001). Halloumi werd niet alleen lokaal gegeten, het product werd van oudsher ook uitgevoerd naar verschillende landen (Archimandrite Kyprianos, 1788), zoals Egypte, Syrië, Griekenland, Turkije, Palestina, Frankrijk, Sudan, het Verenigd Koninkrijk, Amerika, Australië en China (Dawe, 1928).

Het productieproces is uniek, met name het koken op hoge temperatuur gedurende een specifieke tijd, het vouwen en het toevoegen van Cypriotische munt. Het koken van de wrongel is heel belangrijk aangezien onderzoek ter zake heeft aangetoond dat het de organoleptische eigenschappen van het product versterkt. Door het koken van de wrongel op hoge temperatuur worden immers grote hoeveelheden specifieke elementaire chemische verbindingen geproduceerd die de smaak van Halloumi meebepalen. Sommige van deze verbindingen zijn lactonen, zoals delta-dodecalactone (gekenmerkt door een fruitige smaak) en delta-decalactone (gekenmerkt door een romige smaak); andere verbindingen zijn methylketonen die worden gekenmerkt door een melkachtige smaak (P. Papademas, 2000).

Het typische vouwen van de wrongel, als onderdeel van de traditionele verwerking, onderscheidt Halloumi van alle andere kazen. De praktijk van het vouwen kwam tot stand omdat dit het traditioneel makkelijker maakte om de kazen in de recipiënten te plaatsen waarin ze in wei werden bewaard. De muntblaadjes worden (tijdens het vouwproces) tussen de wrongellagen gelegd zodat ze op hun plaats worden gehouden en de munt zijn kenmerkende aroma kan afgeven aan het eindproduct. Het gebruik van munt (Mentha viridis) in de vouwfase geeft het eindproduct zijn kenmerkende aroma dankzij de aanwezigheid van de terpenen pulegon (“muntterpeen”) en carvon (Papademas en Robinson, 1998). Het zijn de lokale producenten die de kennis bezitten over dit productieproces.

Specificiteit van het product

De specifieke kenmerken van het product zijn onder meer:

a)

de eigenschap dat het niet uitloopt of smelt op hoge temperaturen (het kan zo worden gegeten of worden gefrituurd, gegrild enz.);

b)

de warmtebehandeling van de wrongel in wei bij een temperatuur van meer dan 90 °C gedurende ten minste 30 minuten, wat een uniek kenmerk is van het productieproces en bijdraagt aan de specifieke organoleptische kenmerken van het product;

c)

het vouwen om de kenmerkende vorm aan het product te geven;

d)

de organoleptische kenmerken (met een kenmerkende geur en smaak — een sterke geur van melk/wei en een aroma en smaak van munt, een boerderijgeur en een scherpe, zoute smaak) die voornamelijk te danken zijn aan de schapen- en geitenmelk die wordt beïnvloed door het voer dat de dieren krijgen, de munt die tijdens het productieproces wordt toegevoegd en de vluchtige verbindingen die worden gevormd tijdens de warmtebehandeling van de wrongel in wei; en

e)

het traditionele karakter, aangezien de kaas al van oudsher op Cyprus wordt gemaakt, volgens een traditionele methode die van generatie op generatie wordt overgedragen en waarvan de knowhow vandaag in het bezit is van de lokale producenten.

Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Het verband tussen Halloumi en de geografische omgeving ligt in de specificiteit van het mediterrane klimaat van het eiland. De plaatselijke vegetatie die door het melkvee wordt gegeten, gaat van de fase van groenvoer over naar halfdroog en tot slot droogvoer en volgt daarmee de typische fasen van het plaatselijke microklimaat. Sommige van deze planten zijn inheems. De plaatselijke Cypriotische vegetatie die door de dieren wordt gegeten, hetzij vers of gedroogd, heeft een cruciaal effect op de kwaliteit van de melk en bijgevolg op de specifieke kenmerken van de kaas (Papademas, 2000). De aanwezigheid van de bacil Lactobacillus cypricasei (melkzuurbacterie uit Cypriotische kaas), die alleen uit Cypriotische Halloumi werd geïsoleerd, toont het verband aan tussen de microflora van het eiland en het product (Lawson et al., 2001). Ook de toevoeging van Cypriotische munt draagt verder bij tot de karakteristieke smaak van het product. Andere factoren die de organoleptische kenmerken van het product beïnvloeden, voornamelijk de smaak en geur, zijn de gebruikte melksoort, aangezien schapen- en geitenmelk specifieke vetzuren met laag molecuulgewicht bevatten, en de vluchtige verbindingen die tijdens het productieproces worden gevormd.

Wat het verband betreft tussen menselijke factoren en het product, wordt Halloumi beschouwd als een traditioneel Cypriotisch product omdat het, zoals in punt 5.1 vermeld, van oudsher een heel belangrijke rol heeft gespeeld in het leven en de voedingsgewoontes van de eilandbewoners, zowel Grieks- als Turks-Cyprioten, en omdat de kennis van het productieproces van generatie op generatie werd overgedragen. Zowel de kenmerkende gevouwen vorm als de specifieke eigenschap dat het product niet smelt bij hoge temperaturen zijn terug te voeren op dit traditionele productieproces dat van generatie op generatie werd doorgegeven.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

http://www.moa.gov.cy/moa/da/da.nsf/All/82B33F7D83ABF5A8C225879C00346BA5?OpenDocument


(1)  PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.

(2)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/11


Bekendmaking van een goedgekeurde standaardwijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de sector landbouwproducten en levensmiddelen, als bedoeld in artikel 6 ter, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie

(2023/C 53/05)

Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 ter, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1)

Mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding uit een lidstaat Verordening (EU) nr. 1151/2012)

“Džiugas”

EU-nr.: PGI-LT-02372-AM01-8.11.2022

BGA (x) BOB ( )

1.   Naam van het product

“Džiugas”

2.   Lidstaat waartoe het geografische gebied behoort

Litouwen

3.   Autoriteit van de lidstaat die de standaardwijziging meedeelt

Ministerie van Landbouw van de Republiek Litouwen

4.   Beschrijving van de goedgekeurde wijziging(en)

Wijziging 1:

Punt 4 van het huidige productdossier en punt 3.2 van het enig document luiden als volgt:

“4.

Beschrijving van het product

“Džiugas” is een halfvette, harde kaas, gemaakt van gestandaardiseerde en gepasteuriseerde koemelk die is gestremd met enzymen, waarna de wrongel en de kaasmassa op speciale wijze worden verwerkt en gerijpt. De kaas wordt uitsluitend gemaakt van koemelk die is verkregen tijdens de graastijd, wat ervoor zorgt dat lang rijpende kazen de beste organoleptische en microbiologische indicatoren verkrijgen.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“4.

Beschrijving van het product

“Džiugas” is een kaas van gestandaardiseerde en gepasteuriseerde koemelk die is gestremd met enzymen, waarna de wrongel en de kaasmassa op speciale wijze worden verwerkt en gerijpt. De kaas wordt uitsluitend gemaakt van koemelk die is verkregen tijdens de graastijd, wat ervoor zorgt dat lang rijpende kazen de beste organoleptische en microbiologische indicatoren verkrijgen.”

Motivering

De beschrijving van de kaas in dit punt is gewijzigd en de kaas wordt niet meer ingedeeld op basis van het vetgehalte en de hardheid, d.w.z. dat de termen “halfvette en “harde” zijn geschrapt. Overeenkomstig Besluit nr. 3D-335 van de Litouwse minister van Landbouw van 13 juni 2008 tot goedkeuring van het schema van kwaliteitseisen voor kazen hoeven deze indelingscriteria niet verplicht worden vermeld maar kunnen ze aanvullend worden vermeld.

Wijziging 2:

Tabel 1 (Organoleptische indicatoren van “Džiugas”) in punt 4 van het huidige productdossier en in punt 3.2 van het enig document luidt als volgt:

“Tabel 1. Organoleptische indicatoren van “Džiugas”

Indicator

Karakterisering

Kleur

Minstens 12 maanden gerijpte kaas: crèmekleurig/gelig, vlak bij de korst iets intenser

Minstens 18 maanden gerijpte kaas: gelig tot crèmekleurig, vlak bij de korst iets intenser en met een groene tint Minstens 24 maanden gerijpte kaas: gelig tot crèmekleurig, met een iets intensere matgroene kleur vlak bij de korst

Minstens 36 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een roodgele of bruin gemarmerde tint, iets intenser vlak bij de korst

Minstens 48 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een oranje tint, iets intenser vlak bij de korst

Kleur

Minstens 60 maanden gerijpte kaas: geel overlopend in donkergeel, met een roodgele tint, donkerder aan de rand bij de korst en met een zichtbaar intensere kleurgradering. Het snijvlak is geel met een oranje tint en vertoont witte calciumzoutkristallen.

Uiterlijk

Afmetingen van het platte cilindrische kaaswiel: hoogte 9,0–10,0 cm, diameter 22,0–24,0 cm, gewicht 4,2–4,5 kg.

Doorsnede

De kaas bevat geen gaten, al kunnen er bij uitzondering gaatjes en kleine scheurtjes in zitten. Er zijn ook kleine, witte, geïsoleerde kristallen van calciumzout en aminozuur (tyrosine) te zien.

Smaak en geur

De kaas heeft een rijke, zoete, doch scherpe smaak, waarbij de scherpte leidt tot een subtiele fruitige nasmaak. Lichtfris, met een aroma van melkzuur en gedroogde kaas.

Textuur

De kaasmassa is hard, maar gemakkelijk breekbaar. Hoe langer de kaas heeft gerijpt, hoe harder deze is en hoe meer knapperige kristallen de kaas bevat.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“Tabel 1. Organoleptische indicatoren van “Džiugas”

Indicator

Karakterisering

Kleur

Minstens 12 maanden gerijpte kaas: crèmekleurig/gelig, vlak bij de korst iets intenser

Minstens 18 maanden gerijpte kaas: crèmekleurig tot gelig, vlak bij de korst iets intenser en met een groene tint

Minstens 24 maanden gerijpte kaas: gelig tot crèmekleurig, met een iets intensere matgroene kleur vlak bij de korst

Minstens 36 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een roodgele of bruin gemarmerde tint, iets intenser vlak bij de korst

Minstens 48 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een oranje tint, iets intenser vlak bij de korst Minstens 60 maanden gerijpte kaas: geel overlopend in donkergeel, met een roodgele tint, donkerder aan de rand bij de korst en met een zichtbaar intensere kleurgradering. Het snijvlak is geel met een oranje tint en vertoont witte calciumzoutkristallen.

Minstens 100 maanden gerijpte kaas: intens donkergeel, met een oranje tint bij de korst, een duidelijk sterkere kleurgradering en veel rijkere kleuren.

Minstens 120 maanden gerijpte kaas: diepgeel, met een zeer uitgesproken kleurgradering vlak bij de korst en intensere roodachtig-gele of oranje tinten.

Uiterlijk

Afmetingen van het platte cilindrische kaaswiel: hoogte 9,0–10,0 cm, diameter 22,0–24,0 cm, gewicht 4,2–4,5 kg.

Doorsnede

De kaas bevat geen gaten, al kunnen er bij uitzondering gaatjes en kleine scheurtjes in zitten. Er zijn ook kleine, witte, geïsoleerde kristallen van calciumzout en aminozuur (tyrosine) te zien.

Smaak en geur

De kaas heeft een rijke, zoete maar scherpe smaak en het melkzuur dat kenmerkend is voor de kaas is vrij van vreemde geuren of smaak.

Textuur

De kaasmassa is hard, maar gemakkelijk breekbaar. Hoe langer de kaas heeft gerijpt, hoe harder deze is en hoe meer knapperige kristallen de kaas bevat.”

Motivering

Aan het productdossier zijn beschrijvingen toegevoegd van de kleuren van “Džiugas” die gedurende ten minste 100 en 120 maanden is gerijpt.

De beschrijving van de smaak en de geur van de kaas is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is een algemene beschrijving te geven van de smaak en geur die kenmerkend zijn voor alle rijpingsstadia van de kaas.

Wijziging 3:

Tabel 2 (Fysieke en chemische eigenschappen van “Džiugas”) in punt 4 van het huidige productdossier en in punt 3.2 van het enig document luidt als volgt:

“Tabel 2. Fysieke en chemische eigenschappen van “Džiugas”

Naam van de indicator

Standaardwaarde

Vetgehalte van de droge stof van de kaas (%)

39 -40

Vochtgehalte (%)

34 -35

Keukenzoutgehalte (%)

1,8 -2,2 ”.

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“Tabel 2. Fysische en chemische eigenschappen van “Džiugas”

Naam van de indicator

Standaardwaarde

Vetgehalte van de droge stof van de kaas (%)

40 ± 3

Vochtgehalte (%)

34 ± 3

Keukenzoutgehalte (%)

2,0 -0,4 ”.

Motivering

De grenswaarden voor de fysisch-chemische parameters van “Džiugas” zijn gewijzigd. Deze wijzigingen houden deels verband met de toevoeging van kazen met een zeer lange rijpingstijd, d.w.z. kaas die ten minste 100 of 120 maanden gerijpt is. Kaas van deze rijpheid moet een lager vochtgehalte hebben omdat de voor deze kaas voorziene rijpingsperiode langer is dan voor de andere kazen. Om ervoor te zorgen dat de kenmerken van de zeer lange gerijpte kazen gedurende de hele rijpingsperiode ongewijzigd blijven, moet de pekeltijd bovendien langer zijn. Het in de tabel met fysische en chemische kenmerken vermelde maximale zoutgehalte is daarom gewijzigd. Het maximale vochtgehalte van de kaas is aangepast om te voorzien in de noden van verschillende nationale markten.

Het minimale zoutgehalte is verlaagd in overeenstemming met de aanbeveling om het zoutverbruik te verminderen en met het oog op een mogelijke distributie van het product aan een bredere groep consumenten.

Wijziging 4:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, grondstoffen) van het huidige productdossier en punt 3.3 (grondstoffen) van het enig document luiden als volgt:

“Grondstoffen:

koemelk die is verkregen tijdens de graastijd (mei tot oktober); koeien die in die periode nog grazen, mogen geen extra voer krijgen;

starterculturen van staafvormige melkzuurbacteriën (Lactobacillus) en thermofiele kokkenbacteriën (Streptococcus);

een melkstremmend enzym van proteaseklasse van microbiologische oorsprong, verkregen door de microfungus Rhizomucor miehei; – keukenzout.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“Grondstoffen:

koemelk die is verkregen tijdens de graastijd (mei tot oktober); koeien die in die periode nog grazen, mogen geen extra voer krijgen;

starterculturen van staafvormige melkzuurbacteriën (Lactobacillus) en thermofiele kokkenbacteriën (Streptococcus);

enzym, keukenzout.”

Motivering

De beschrijving van het melkstremmende microbiële enzym is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is een kortere generieke beschrijving van het enzym te geven, zonder het type enzym en de wijze waarop het wordt verkregen, te specificeren.

Wijziging 5:

Punt 7 van het huidige productdossier (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 1. Productie en stremming van het melkmengsel) luidt als volgt:

“1.

Bereiding en stremming van het melkmengsel:

De opgehaalde rauwe melk wordt zodanig gescheiden, geklaard en gestandaardiseerd dat het vetgehalte in droge stof van de gerijpte kaas voldoet aan de eisen van punt 4. Het melkmengsel wordt gepasteuriseerd op een temperatuur van 74 ± 2 °C, gedurende 20 seconden. Na pasteurisatie mag het melkmengsel niet langer dan 18 uur worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste 10 °C.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“1.

Bereiding en stremming van het melkmengsel:

De opgehaalde rauwe melk wordt zodanig gescheiden, geklaard en gestandaardiseerd dat het vetgehalte in droge stof van de gerijpte kaas voldoet aan de eisen van punt 4. Het melkmengsel wordt gedurende 20 seconden gepasteuriseerd bij een temperatuur van ten minste 72,5 °C. Na pasteurisatie mag het melkmengsel niet langer dan 18 uur worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste 10 °C.”

Motivering

De temperatuurlimiet voor de pasteurisatie van de melk is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is een strengere limiet vast te stellen voor de minimumtemperatuur voor de pasteurisatie van de melk. Deze temperatuur is bepalend voor de kwaliteit en de voedselveiligheid.

Wijziging 6:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 2. Stremming van de melk) van het huidige productdossier luidt als volgt:

“2.

Stremming van de melk:

het melkmengsel voor de productie van “Džiugas” wordt verwarmd tot een temperatuur van 32-34 °C. Tijdens de inoculatie van het melkmengsel wordt aan de kaastobbe een vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën (bereid volgens de hieronder beschreven procedure) toegevoegd die 1,5 à 2,0 % van het mengsel uitmaakt, en een ingevroren startercultuur van thermofiele Streptococcus thermophilus-bacteriën. Zodra de kaastobbe met het melkmengsel is gevuld, wordt een melkstremmend enzym van proteaseklasse van microbiologische oorsprong toegevoegd. Nadat het enzym is toegevoegd, wordt het melkmengsel grondig gemengd en laat men het stremmen.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“2.

Stremming van de melk:

het melkmengsel voor de productie van “Džiugas” wordt verwarmd tot een temperatuur van 32-34 °C. Tijdens de inoculatie van het melkmengsel wordt aan de kaastobbe een vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën (bereid volgens de hieronder beschreven procedure) toegevoegd die tot 2,0 % van het mengsel uitmaakt, en een ingevroren startercultuur van thermofiele Streptococcus thermophilus-bacteriën. Zodra de kaastobbe met het melkmengsel is gevuld, wordt een melkstremmend enzym van proteaseklasse van microbiologische oorsprong toegevoegd. Nadat het enzym is toegevoegd, wordt het melkmengsel grondig gemengd en laat men het stremmen.”

Motivering

De hoeveelheid vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën die bij het stremmen van de melk wordt gebruikt, is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is te benadrukken dat de hoeveelheid startercultuur die wordt gebruikt afhankelijk is van de activiteit van de vooraf bereide starter, de samenstelling en kenmerken van de melk en de productietijd. De hoeveelheid startercultuur mag niet meer bedragen dan 2 %.

Wijziging 7:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 3. Productie van de vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën) luidt als volgt:

“3.

Productie van de vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën:

Om de startercultuur te produceren, wordt restwei gebruikt. Deze wordt geselecteerd op basis van kwaliteit en samenstelling: gehalte aan droge stof: 6,3–6,5 %; lactosegehalte: 4,60–4,65 %; vetgehalte: 0,18–0,25 %; eiwitgehalte: 0,75–0,85 %. Eerst wordt de fermentatiestarter op basis van wei bereid: de wei wordt gepasteuriseerd, gekoeld tot de stremmingstemperatuur en gestremd met een gevriesdroogde startercultuur. De productiestarter wordt vervolgens als volgt bereid: de wei wordt gepasteuriseerd en gekoeld tot de stremmingstemperatuur en er wordt 2 % fermentatiestartercultuur toegevoegd.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“3.

Productie van de vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën:

Om de startercultuur te produceren, wordt restwei gebruikt. Deze wordt geselecteerd op basis van kwaliteit en samenstelling: gehalte aan droge stof: ten minste 6,3 %. Eerst wordt de starter op basis van wei bereid: de wei wordt gepasteuriseerd, gekoeld tot de stremmingstemperatuur en gestremd met een gevriesdroogde startercultuur. De productiestarter wordt vervolgens als volgt bereid: de wei wordt gepasteuriseerd en gekoeld tot de stremmingstemperatuur en er wordt tot 2 % fermentatiestartercultuur toegevoegd.”

Motivering

De beschrijving van de productie van de vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is te benadrukken dat een minimaal drogestofgehalte van 6,3 % belangrijk is voor de productie van de startercultuur. De lange ervaring van kaasmakers heeft geleerd dat het drogestofgehalte een sleutelrol speelt bij het bepalen van de indicatoren van de productiestarter.

De hoeveelheid vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën die bij het stremmen van de melk wordt gebruikt, is gewijzigd. Het doel van deze wijziging is te benadrukken dat de hoeveelheid startercultuur die wordt gebruikt afhankelijk is van de activiteit van de vooraf bereide starter, de samenstelling en kenmerken van de melk en de productietijd. De hoeveelheid startercultuur mag niet meer bedragen dan 2 %.

Wijziging 8:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 4. Verwerking van de wrongel en de kaaskorrels) van het huidige productdossier luidt als volgt:

“4.

Verwerking van de wrongel en de kaaskorrels:

De stremmingstijd van het melkmengsel bedraagt 25 tot 35 minuten. Als de wrongel vrij stevig is, niet uiteenvalt in kleine vlokken met scherpe randen bij het breken en nog steeds duidelijk heldere wei heeft, is hij klaar om te worden gesneden. De wrongel wordt gesneden, met een korrelgrootte tussen 0,7 en 1,0 cm. De snijtijd bedraagt 10 minuten. De kaaskorrels worden voor een tweede keer verwarmd door de temperatuur gedurende 50 minuten te verhogen van 33 °C tot 50 °C. De totale duur van de tweede verwarming bedraagt niet meer dan 1 uur.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“4.

Verwerking van de wrongel en de kaaskorrels:

De stremmingstijd van het melkmengsel bedraagt 15 à 35 minuten. Als de wrongel vrij stevig is, niet uiteenvalt in kleine vlokken met scherpe randen bij het breken en nog steeds duidelijk heldere wei heeft, is hij klaar om te worden gesneden. De wrongel wordt gesneden, met een korrelgrootte tussen 0,7 en 1,0 cm. Het snijden duurt tot 15 minuten. De kaaskorrels worden voor een tweede keer verwarmd door de temperatuur gedurende 45-55 minuten te verhogen van 33 °C tot 50 °C. De totale duur van de tweede verwarming bedraagt niet meer dan 1 uur.”

Motivering

De verwerking van de wrongel en de kaaskorrels is gewijzigd, d.w.z. dat de tijd die nodig is voor het stremmen en snijden, is aangepast. Deze wijzigingen hebben betrekking op de grootte van de gesneden korrels van de wrongel en de vastheid van de wrongel, die beide afhankelijk zijn van de productietijd en de samenstelling en kenmerken van de melk.

Deze wijziging behelst een aanpassing van de duur van de tweede verhitting van de kaaskorrels, die afhangt van de toegepaste temperatuur. De kaaskorrels mogen niet opnieuw tot een temperatuur van meer dan 50 °C worden verhit.

Wijziging 9:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 6. Zouten van de kaas) van het huidige productdossier luidt als volgt:

“6.

Zouten van de kaas:

De kazen worden gedurende maximaal 6 dagen gezouten in pekelbaden. De pekeltemperatuur in de baden ligt tussen 8 en 12 °C en de pH ligt tussen 4,5 en 5,2. De zoutconcentratie in de pekel ligt tussen 18 en 22 %.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“6.

Zouten van de kaas:

De kazen worden gedurende maximaal 8 dagen gezouten in pekelbaden. De pekeltemperatuur in de baden ligt tussen 8 en 12 °C en de pH ligt tussen 4,5 en 5,4.

De zoutconcentratie in de pekel ligt tussen 18 en 22 %.”

Motivering

Het zouten van de kaas is nader omschreven, d.w.z. de duur van het zouten en de pH-grenswaarden voor de pekel zijn gewijzigd. De wijziging van de duur van het zouten houdt verband met de toevoeging aan het productdossier van kazen die ten minste 100 maanden zijn gerijpt en kazen die ten minste 120 maanden zijn gerijpt. Vanwege de langere rijpingsperiode en het lagere vochtgehalte moeten deze belegen kazen gedurende een langere periode in de pekelbaden worden gezouten om ervoor te zorgen dat het eindproduct aan de eisen van punt 4 voldoet.

De pH van de pekel is gewijzigd, aangezien de pH van de pekel kan oplopen tot 5,4 op het moment dat de kazen erin worden geplaatst.

Wijziging 10:

Punt 7 (werkwijze voor het verkrijgen van het product, productie, 7. Rijping en bewaring van de kaas) van het huidige productdossier luidt als volgt:

“7.

Rijping en bewaring van de kaas:

De kaas wordt gerijpt bij een temperatuur van 10-12 °C en een relatieve vochtigheid van 80-85 % gedurende een periode van ten hoogste 30 dagen, totdat de kaas een vochtigheid van 34-35 % bereikt. Daarna worden de kaaswielen vacuümverpakt in plastic zakken. De kaas wordt 12 tot 60 maanden gerijpt bij een temperatuur van 8 °C en een relatieve vochtigheid van 70-85 %. Tijdens de rijping worden de kazen bewaard in ruimten met een temperatuur tussen 2 en 6 °C.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“7.

Rijping en bewaring van de kaas:

De kaas wordt gerijpt bij een temperatuur van 10-12 °C en een relatieve vochtigheid van 80-85 % gedurende een periode van ten hoogste 30 dagen, totdat aan de eisen van punt 4 is voldaan. Daarna worden de kaaswielen vacuümverpakt in plastic zakken. De kaas wordt 12 tot 120 maanden gerijpt bij een temperatuur van maximaal 10 °C. Tijdens de rijping worden de kazen bewaard in ruimten met een temperatuur tussen 2 en 6 °C.”

Motivering

Het proces van rijping en opslag van de kaas is nader beschreven, d.w.z. dat wordt verwezen naar de tabel met de fysische en chemische kenmerken van “Džiugas”, en dat bovendien de maximale rijpingsperiode is opgenomen, de rijpingstemperatuur van de verpakte kaas is gewijzigd en de relatieve vochtigheid niet langer wordt aangegeven.

De temperatuur is gewijzigd om te zorgen voor een gelijkmatiger rijping van de kaas. De relatieve vochtigheid wordt niet meer aangegeven omdat de kazen in hun verpakking rijpen. Deze parameter heeft derhalve geen invloed op het eindproduct.

Wijziging 11:

Punt 8 van het huidige productdossier (verband met het geografische gebied; causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit, de faam of een ander kenmerk van het product) en punt 5 van het enig document (verband met het geografische gebied) luiden als volgt:

“Causaal verband tussen het geografische gebied en de faam of een ander kenmerk van het product

De productiestarter wordt verkregen uit een bereide fermentatiestarter (de wei wordt gefermenteerd met behulp van een gevriesdroogde starter). Daarnaast wordt de starter (wei) handmatig gepasteuriseerd en niet automatisch, door het afstellen van de verwarmings- of koelkleppen. Deze productiestarter kan tot wel vijf keer worden gebruikt.

Om ervoor te zorgen dat de laterale oppervlakken van de kaas glad en gelijkmatig drogen, terwijl het vochtgehalte in het gehele kaaswiel afneemt, wordt “Džiugas” elke drie dagen ongeveer 60° gedraaid.”

Deze informatie wordt als volgt vervangen:

“Causaal verband tussen het geografische gebied en de faam of een ander kenmerk van het product

De productiestarter wordt verkregen uit een bereide fermentatiestarter (de wei wordt gefermenteerd met behulp van een gevriesdroogde starter). Deze productiestarter kan tot wel tien keer worden gebruikt. De starter (wei) wordt automatisch gepasteuriseerd.

Om ervoor te zorgen dat de laterale oppervlakken van de kaas glad en gelijkmatig drogen, terwijl het vochtgehalte in het gehele kaaswiel afneemt, wordt “Džiugas”ten minste twee keer per week ongeveer 60° gedraaid.”

Motivering

Het aantal keren dat de vloeibare startercultuur van melkzuurbacteriën kan worden gebruikt, is gewijzigd. Ook wordt vermeld dat de starter (wei) automatisch wordt gepasteuriseerd.

Het aantal keren dat de vloeibare startercultuur kan worden gebruikt, is verhoogd om een stabiele verhouding van de starterculturen te waarborgen, dankzij verbeteringen in de apparatuur waardoor de pasteurisatie automatisch kan worden uitgevoerd.

De rotatiefrequentie van de kaas tijdens de rijping is gewijzigd om ervoor te zorgen dat de laterale oppervlakken van de kaas gladder zijn, ze gelijkmatiger drogen en de rotatiefrequentie regelmatiger is.

De wijzigingen worden als minimaal beschouwd omdat ze geen betrekking hebben op de wezenlijke kenmerken van het product, geen verandering brengen in het verband met het geografische gebied noch het geografische gebied zelf wijzigen, geen verandering meebrengen van de naam of van enig deel van de naam van het product, niet van invloed zijn op het afgebakende geografische gebied en niet neerkomen op een uitbreiding van beperkingen op de handel in het product of in de grondstoffen van het product, zoals bepaald in artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen en punt 5 van de aanvraag in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.

ENIG DOCUMENT

“Džiugas”

EU nr. PGI-LT-02372-AM01-8.11.2022

BGA (x) BOB ( )

1.   Naam

“Džiugas”

2.   Lidstaat of derde land

Litouwen

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3 Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

“Džiugas” is een kaas van gestandaardiseerde en gepasteuriseerde koemelk die is gestremd met enzymen, waarna de wrongel en de kaasmassa op speciale wijze worden verwerkt en gerijpt. De kaas wordt uitsluitend gemaakt van koemelk die is verkregen tijdens de graastijd, wat ervoor zorgt dat lang rijpende kazen de beste organoleptische en microbiologische indicatoren verkrijgen.

Tabel 1.

Organoleptische indicatoren van “Džiugas”

Indicator

Karakterisering

Kleur

Minstens 12 maanden gerijpte kaas: crèmekleurig/gelig, vlak bij de korst iets intenser

Minstens 18 maanden gerijpte kaas: crèmekleurig tot gelig, vlak bij de korst iets intenser en met een groene tint

Minstens 24 maanden gerijpte kaas: gelig tot crèmekleurig, met een iets intensere matgroene kleur vlak bij de korst

Minstens 36 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een roodgele of bruin gemarmerde tint, iets intenser vlak bij de korst

Minstens 48 maanden gerijpte kaas: geel, mogelijk met een oranje tint, iets intenser vlak bij de korst

Minstens 60 maanden gerijpte kaas: geel overlopend in donkergeel, met een roodgele tint, donkerder aan de rand bij de korst en met een zichtbaar intensere kleurgradering. Het snijvlak is geel met een oranje tint en vertoont witte calciumzoutkristallen.

Minstens 100 maanden gerijpte kaas: intens donkergeel, met een oranje tint bij de korst, een duidelijk sterkere kleurgradering en veel rijkere kleuren.

Minstens 120 maanden gerijpte kaas: diepgeel, met een zeer uitgesproken kleurgradering vlak bij de korst en intensere roodachtig-gele of oranje tinten.

Uiterlijk

Afmetingen van het platte cilindrische kaaswiel: hoogte 9,0–10,0 cm, diameter 22,0–24,0 cm, gewicht 4,2–4,5 kg.

Doorsnede

De kaas bevat geen gaten, al kunnen er bij uitzondering gaatjes en kleine scheurtjes in zitten. Er zijn ook kleine, witte, geïsoleerde kristallen van calciumzout en aminozuur (tyrosine) te zien.

Smaak en geur

De kaas heeft een rijke, zoete maar scherpe smaak en het melkzuur dat kenmerkend is voor de kaas is vrij van vreemde geuren of smaak.

Textuur

De kaasmassa is hard, maar gemakkelijk breekbaar. Hoe langer de kaas heeft gerijpt, hoe harder deze is en hoe meer knapperige kristallen de kaas bevat.


Tabel 1.

Fysische en chemische eigenschappen van “Džiugas”

Naam van de indicator

Standaardwaarde

Vetgehalte van de droge stof van de kaas (%)

40 ± 3

Vochtgehalte (%)

34 ± 3

Keukenzoutgehalte (%)

2,0 ± 0,4

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten) en diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

koemelk die is verkregen tijdens de graastijd (mei tot oktober); koeien die in die periode nog grazen, mogen geen extra voer krijgen;

starterculturen van staafvormige melkzuurbacteriën (Lactobacillus) en thermofiele kokkenbacteriën (Streptococcus);

een enzym van microbiologische oorsprong; – keukenzout.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Bereiding van het melkmengsel, productie van wei als starter, enzymatische stremming van het melkmengsel, verwerking van de wrongel en kaaskorrels en het vormen, persen, zouten en rijpen van de kaas vinden allemaal plaats in het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

4.   Beknopte omschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied omvat de stad Telšiai, gelegen in het district Telšiai in de streek Samogitië in het noordwesten van Litouwen en grenst aan de gemeenten Ryškėnai, Degaičiai, Gadūnavas en Viešvėnai in het district Telšiai (Litouwen).

5.   Verband met het geografische gebied

Het verband van de kaas “Džiugas” met het geografische gebied is gebaseerd op de goede reputatie van het product, die wordt bepaald door de ervaring van de lokale kaasmeesters in het maken en laten rijpen van deze harde kaas.

“Džiugas” wordt gemaakt in de stad Telšiai, waar zich de walburcht Džiugo kalnas bevindt. Volgens de overlevering is deze heuvel vernoemd naar Džiugas, een Samogitische krijgsheer. Men geloofde dat het geheim van de kracht van Džiugas een kaas was die werd bewaard in de kelder van zijn boerderij. Het eten van de kaas zou hem buitengewone krachten hebben gegeven.

Vroeger werd cottagecheese in Litouwen enkel geproduceerd met behulp van melkzuurbacteriën om de melk te stremmen. In Žemaitija (Samogitië), in het noordwesten van Litouwen, wisten boerinnen echter ook hoe ze gefermenteerde kaas moesten maken met behulp van gedroogde kalfsmaag. In het Samogitische museum “Alka” in Telšiai zijn houten kaasvormen te zien die werden gebruikt door boerinnen om gefermenteerde kaas te maken. In kronieken uit de 18e eeuw wordt vermeld dat de Samogitiërs wisten hoe ze kaas moesten maken met een kenmerkend(e) smaak, aroma, consistentie en uiterlijk. Het boek Didžioji Virėja, dat in 1936 is uitgegeven door uitgeverij Sakala in Klaipėda, bevat een recept voor een zelfgemaakte harde kaas die gedurende één of twee jaar wordt gerijpt.

Bij de oprichting van het bisdom Telšiai in 1926, werd de stad Telšiai de hoofdstad van de etnografische en historische regio Žemaitija. Nu is deze stad de spirituele, culturele, onderwijs- en wetenschappelijke hub van de regio. Dat is precies de reden waarom de beste ambachtslieden uit alle mogelijke takken sinds jaar en dag naar deze stad trekken.

Kaas en andere zuivelproducten zijn door de eeuwen heen een belangrijke bron van voeding geweest voor de bevolking van deze regio. Sinds het begin van de 20e eeuw is er een kaasindustrie in de regio. De Samogitiërs hebben een lange weg afgelegd om te komen tot de productie van harde kazen. De eerste zuivelfabriek werd in 1924 in Telšiai in gebruik genomen, maar het duurde nog tot 1985 vooraleer in een nieuw gebouwde fabriek begonnen werd met de experimentele productie van harde kaas die de basis vormt voor “Džiugas”. Vanaf 1994 nam de kaasproductie toe, als gevolg van de komst van nieuwe technische instructies en specificaties. De schaal waarop de kaas wordt geproduceerd, varieert aanzienlijk met de jaren. Sinds 2006 is de productie sterk toegenomen en die tendens zet zich tot op heden voort. Er wordt elk jaar ongeveer 10 000 ton harde kaas geproduceerd. De toename in het productievolume is het gevolg van de export van “Džiugas” naar Denemarken, Finland, Italië en andere landen. Het is de meest bekende en meest verkochte harde kaas in Litouwen.

De unieke vaardigheden van de lokale ambachtsmeesters hebben geholpen een product te maken dat kenmerkend is voor dit gebied. Voor één kaaswiel van 4 kg is ongeveer 60 liter koemelk nodig die is verkregen tijdens de graastijd. Juist deze melk geeft de lang rijpende kazen de beste organoleptische en microbiologische indicatoren. Als onderdeel van het productieproces van de kaas, is het van groot belang dat de optimale verhouding tussen Lactobacillus- en Streptococcus-bacteriën wordt verkregen in de uit wei afkomstige productiestarter. De productiestarter wordt verkregen uit een bereide fermentatiestarter (de wei wordt gefermenteerd met behulp van een gevriesdroogde starter). Deze productiestarter kan tot wel tien keer worden gebruikt. Elke latere productiestarter wordt gefermenteerd door de eerder bereide starter. Elke productiestarter die wordt bereid op basis van wei moet beschikken over de vereiste verhouding tussen Lactobacillus- en Streptococcus-bacteriën. Tijdens de groei van de productiestarters kan de verhouding tussen de bacterieculturen licht afwijken van de eisen. Daarom reguleren ervaren kaasmakers de pasteurisatie van de productiestarter (wei) en de tijd die het proces in beslag neemt, zodat ze een constante verhouding van de ene bacteriecultuur ten opzichte van de andere behouden. De starter (wei) wordt automatisch gepasteuriseerd. Een belangrijke fase tijdens de productie van “Džiugas” is de rijping, die ook sterk afhankelijk is van de specifieke kennis van de kaasmakers. Tijdens de rijping wordt “Džiugas” verticaal gepositioneerd in speciale containers op ronde, voortdurend roterende staven. Om ervoor te zorgen dat de laterale oppervlakken van de kaas glad en gelijkmatig drogen, terwijl het vochtgehalte in het gehele kaaswiel afneemt, wordt “Džiugas” ten minste twee keer per week ongeveer 60° gedraaid. Aan het einde van de rijpingsfase is de kaas dus 360° gedraaid, wat ervoor zorgt dat de kwalitatieve indicatoren van “Džiugas” constant blijven. Dankzij de specifieke kennis van de lokale kaasmakers, kan “Džiugas” worden onderscheiden door zijn speciale kenmerken, die ook hebben geleid tot zijn goede reputatie.

De goede reputatie van “Džiugas” is gebaseerd op: 1) de overvloed aan prijzen die de kaas in Litouwen en de rest van de wereld in de wacht heeft weten te slepen; 2) het feit dat de kaas een symbolisch Litouws voedingsproduct is geworden en vaak als cadeau wordt aangeboden aan buitenlandse gasten; 3) het feit dat het bewustzijn omtrent de kaas niet alleen voortvloeit uit zijn smaak, maar ook uit de actieve ontwikkeling van onderwijsactiviteiten en de bevordering van een kaasconsumptiecultuur.

De kaas heeft tussen 1998 en 2017 in totaal 51 prijzen gewonnen, waarvan er toch enkele het vermelden waard zijn. De kaas werd voor het eerst erkend in 1998 en kreeg toen ook de titel product van het jaar in Litouwen, en won het jaar daarop een gouden medaille bij de internationale AgroBalt ’99-beurs.

Sinds 2009 wordt er jaarlijks een wedstrijd gehouden om het meest populaire product te bepalen. In deze wedstrijd worden de genomineerden in de verschillende categorieën onderscheiden naar keuze van de consument en verkopen in het grootste deel van de detailhandel in het land, alsook op basis van kwaliteitscriteria. “Džiugas” is al voor het 6e jaar op rij verkozen tot het populairste product van het jaar.

De kaas won in 2005 zijn eerste gouden medaille op een internationale beurs tijdens Prodexpo in Rusland, en sleepte tijdens de beurzen in 2008, 2010 en 2014 nogmaals de hoofdprijs binnen. De kaas kreeg tijdens de specialistische internationale beurs “Peterfood-2010” in Sint-Petersburg het certificaat voor populairste product. In 2011 kreeg de kaas in Brussel tijdens de door het International Taste and Quality Institute (iTQi) georganiseerde Superior Taste Award twee sterren, en in 2013 weer. In 2014 kreeg een 36 maanden gerijpte “Džiugas”-kaas echter voor het eerst de hoogst mogelijke beoordeling: drie van de drie gouden sterren. In 2015 en 2016 kreeg de kaas weer drie gouden sterren, waardoor hij een CRYSTAL TASTE AWARD ontving, een prijs die alleen wordt toegekend aan producten die drie jaar op rij drie van de drie mogelijke gouden sterren hebben gekregen.

“Džiugas” kreeg in 2011 een gouden medaille tijdens de Goldener Preis in Duitsland, bij de International Cheese Awards in het Verenigd Koninkrijk in 2012 en in datzelfde jaar tijdens de World Food 2012 in Moskou.

Tijdens de internationale voedingsbeurs SIAL CHINA in 2013 kreeg de kaas de Sial Innovation Grand Prix. In 2014 werd een 24 maanden gerijpte harde “Džiugas”-kaas erkend als het beste product tijdens de 18e internationale EuroGastro-beurs in Polen.

De in Zwitserland gevestigde internationale certificeringsinstantie ICERTIAS beloonde de “Džiugas” in 2015 met de “Best Buy Award” en de 36 maanden gerijpte kaas kreeg een onderscheiding tijdens de “Premio Roma 2017”.

Dankzij zijn unieke smaak is de “Džiugas” een van de symbolische voedingsproducten van Litouwen geworden, en wordt de kaas vaak als smakelijk cadeau meegebracht voor vrienden of zakenpartners in het buitenland of naar familieleden die naar het buitenland zijn verhuisd. De president van Litouwen geeft de kaas als cadeau aan leiders van andere landen. De president van Litouwen, Dalia Grybauskaitė, feliciteerde de Duitse bondskanselier Angela Merkel in 2013 met haar overwinning in de Bondsdagverkiezingen en bood haar een Litouwse “Džiugas”-kaas aan. In een artikel in het tijdschrift Stilius werd op 15 oktober 2013 geschreven dat de “Džiugas”-kaas uit Žemaitija in Duitsland positief werd ontvangen, terwijl op 3 mei 2014 in de krant Lietuvos rytas werd geschreven dat de wereldwijde reputatie van “Džiugas” de producenten verplichtte tot het behouden van een consistente productkwaliteit. De “Džiugas” wordt omschreven als de “koning” onder de harde kazen en is bijzonder populair onder consumenten. De krant Draugas roemde in de uitgave van 1 september 2016 het feit dat de Litouwse “Džiugas”-kaas tegenwoordig op tafels in de VS kan worden gevonden. In een artikel in de krant Lietuvos rytas van 28 januari 2017 wordt beschreven dat gasten worden getrakteerd op de kaas in Litouwse ambassades wereldwijd. De “Džiugas”-kaas promoot Litouwen over de hele wereld. In een artikel wordt geschreven over de prijs die de kaas in Brussel heeft gewonnen en dat de “Džiugas” de eerste Litouwse kaas is die in Azië in de smaak valt. In een artikel in de Lietuvos rytas van 18 maart 2017 wordt gesteld dat de “Džiugas”-kaas de meest gewaardeerde kaas in Litouwen is dankzij zijn uitzonderlijke en unieke smaakkenmerken.

In het aan kaas gewijde tijdschrift Good Cheese 2013-2014 wordt de “Džiugas”-kaas ook beschreven, evenals in een in 2015 gepubliceerd boek waarin kazen van over de hele wereld worden beschreven (Dorling Kindersley Ltd, World Cheese Book, 2015, 352 blz.).

Aan het begin van de graastijd in mei, wanneer ook begonnen wordt met de productie van de “Džiugas”-kaas, wordt een “Džiugas”-dag gehouden, een festival in Telšiai, waar een speciaal comité de organoleptische kenmerken beoordeelt van de kaas die een jaar eerder is gemaakt en gedurende 12 maanden heeft gerijpt. Ook langer gerijpte kazen kunnen worden geproefd, waarbij onder meer de kleur, smaak, textuur en andere kenmerken worden vergeleken.

In 2013 werden er Huizen van “Džiugas” (“Džiugas” namai) opgericht in Telšiai, Vilnius en Klaipėda, waar kaasproeverijen en onderwijsprogramma’s worden georganiseerd. Al zo'n 13 000 mensen hebben een proeverij bijgewoond. In 2016 werd een van de Huizen van “Džiugas” ook een “Džiugas”-museum. De op de begane grond gevestigde tentoonstelling laat bezoekers kennismaken met de zuivelindustrie in verschillende tijdperken doorheen de geschiedenis, evenals met de tradities op het gebied van het maken van zuivelproducten in Žemaitija en de geschiedenis van de productie van de harde “Džiugas”-kaas. Het Huis van “Džiugas” is al meerdere jaren actief in de hoofdstad van Žemaitija en is een van de meest populaire attracties in het district Telšiai. Informatie over het bezoeken van het Huis van “Džiugas” is te vinden bij het toerisme-informatiebureau van Samogitië (VĮ Žemaitijos turizmo informacijos centras).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

http://zum.lrv.lt/suris-dziugas-paraiska-su-produkto-specifikacija


(1)  PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.


13.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/22


Bekendmaking van het in artikel 94, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde enig document en van de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier voor een naam in de wijnsector

(2023/C 53/06)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) uiterlijk twee maanden na de datum van deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

Pic Saint-Loup

PDO-FR-02354

Datum waarop de aanvraag is ingediend: 9.3.2017

1.   Naam/namen waarvoor de registratie wordt aangevraagd

Pic Saint-Loup

2.   Lidstaat

Frankrijk

3.   Type geografische aanduiding

BOB – beschermde oorsprongsbenaming

4.   Categorieën wijnbouwproducten

1.

Wijn

5.   Beschrijving van de wijn(en)

1.   BOB “Pic Saint-Loup”

KORTE BESCHRIJVING

De wijnen zijn droog en stil en rood of rosé van kleur.

Bij de oogst hebben de druiven een suikergehalte van minstens 202 gram per liter most.

De wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 12 %.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

in milli-equivalent per liter

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

2.   BOB “Pic Saint-Loup” – rode wijnen

KORTE BESCHRIJVING

De rode wijnen worden gekenmerkt door een granaatrode kleur en aroma’s van rood fruit en zoethout, die de neus en het gehemelte domineren. Ze zijn elegant, evenwichtig en fris in de mond. De structuur is robuust, met fijne tanninen. Deze wijnen hebben een zeker bewaarpotentieel. De aroma’s ontwikkelen door veroudering fijne toetsen van rood fruit, gemengd met specerijen.

De rode wijnen zijn afkomstig van de assemblage van ten minste twee druivenrassen, waaronder één voornaamste druivenras.

Het aandeel van het ras syrah N is gelijk aan of groter dan 50 % van de assemblage.

Het aandeel aanvullende druivenrassen is kleiner dan of gelijk aan 10 % van de assemblage.

De verkoopklare onverpakte of verpakte wijnen hebben een maximumgehalte aan fermenteerbare suikers van ten hoogste:

3 g/l voor rode wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van niet meer dan 14 %;

4 g/l voor rode wijnen met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van meer dan 14 %.

De partijen rode wijnen die klaar zijn om voor consumptie in de handel te worden gebracht, hebben een appelzuurgehalte van maximaal 0,4 gram per liter.

De overige analysecriteria zijn in overeenstemming met de Europese regelgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

in milli-equivalent per liter

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

3.   BOB “Pic Saint-Loup” – roséwijnen

KORTE BESCHRIJVING

De kleur van de roséwijnen is van een gemiddelde tot lage intensiteit. Het zijn frisse, aangename wijnen, met een ronde aanzet en overheersende toetsen van klein rood fruit.

De roséwijnen zijn afkomstig van de assemblage van ten minste twee druivenrassen, waaronder één voornaamste druivenras. Het aandeel syrah is gelijk aan of groter dan 30 % van de assemblage. Het aandeel aanvullende druivenrassen andere dan cinsault is kleiner dan of gelijk aan 10 % van de assemblage.

Het aandeel cinsault N is kleiner dan of gelijk aan 30 % van de assemblage. De voornaamste wijndruivenrassen hebben het grootste aandeel in de assemblage van de wijnen.

Verkoopklare onverpakte of verpakte roséwijn heeft een gehalte fermenteerbare suiker van maximaal 3 g/l.

De overige analysecriteria zijn in overeenstemming met de Europese regelgeving.

Algemene analytische kenmerken

Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent)

 

Minimale totale zuurgraad

in milli-equivalent per liter

Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter)

 

Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter)

 

6.   Wijnbereidingsprocedés

a.   Essentiële oenologische procedés

Specifiek oenologisch procedé

Het gebruik van stukjes hout is verboden.

Bij de bereiding van de roséwijnen is het gebruik van houtskool voor oenologische doeleinden, als afzonderlijk product en in mengsels, verboden.

Elke warmtebehandeling van de geoogste druiven bij een temperatuur van meer dan 40 °C is verboden.

Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen, wat oenologische procedés betreft, voldoen aan alle verplichtingen die zijn vastgesteld op EU-niveau en in het wetboek landbouw en zeevisserij.

1.   Verhoudingsregels op het bedrijf

Teeltwijze

Voor de productie van rode wijnen:

zijn verplicht twee voornaamste wijndruivenrassen aanwezig in het wijnstokrassenbestand;

moet syrah N ten minste 50 % van het wijnstokrassenbestand uitmaken;

mogen aanvullende druivenrassen samen of afzonderlijk niet meer dan 10 % van het wijnstokrassenbestand uitmaken.

Voor de productie van roséwijnen:

zijn verplicht twee voornaamste wijndruivenrassen aanwezig in het wijnstokrassenbestand;

moet syrah N ten minste 30 % van het totale wijnstokrassenbestand uitmaken;

zijn andere aanvullende rassen dan cinsaut N beperkt tot 10 %;

is het ras cinsault beperkt tot 30 %.

Deze regels inzake aanplantpercentages zijn niet van toepassing op druiventelers die geen wijn maken van hun productie, en van wie het bedrijf binnen het afgebakende perceelgebied voor de gecontroleerde oorsprongsbenaming “Pic Saint-Loup” over een geclassificeerde oppervlakte van niet meer dan 1,50 hectare beschikt.

2.   Beheer van de wijngaard

Teeltwijze

Vanaf de datum van bekendmaking van het productdossier moeten de wijngaarden een minimale beplantingsdichtheid van 5 500 wijnstokken per hectare hebben.

De afstand tussen de rijen mag niet meer dan 2,25 meter bedragen.

Elke wijnstok moet beschikken over een grondoppervlak van maximaal 1,8 vierkante meter. Deze oppervlakte wordt berekend door de afstand tussen de rijen te vermenigvuldigen met de ruimte tussen de wijnstokken binnen eenzelfde rij.

De wijnstokken worden kort gesnoeid, met korte vruchttakken, en maximaal twaalf ogen per stok.

Irrigatie mag worden toegestaan.

b.   Maximumopbrengsten

1.   Pic Saint-Loup

50 hectoliter per hectare

7.   Afgebakend geografisch gebied

De oogst van de druiven en de vinificatie, bereiding en opvoeding van de wijnen worden uitgevoerd op het grondgebied van de volgende gemeenten:

Departement Hérault: Assas, Cazevieille, Claret, Fontanès, Guzargues, Lauret, Les Matelles, Sainte-Croix-de-Quintillargues, Saint-Gély-du-Fesc, Saint-Jean-de-Cuculles, Saint-Mathieu-de-Tréviers, Sauteyrargues, Le Triadou, Vacquières en Valflaunès.

Departement Gard: Brouzet-lès-Quissac en Corconne.

De naam Pic Saint-Loup verwijst naar het massief van Pic Saint-Loup in het noordoosten van het departement Hérault.

8.   Voornaamste wijndruivenras(sen)

 

Grenache N

 

Mourvèdre N — Monastrell

 

Syrah N — Shiraz

9.   Beschrijving van het (de) verband(en)

9.1.   Specificiteit van het geografisch gebied

Het geografische gebied strekt zich in het noordoosten van het departement Hérault uit over 17 gemeenten waar de kalksteentop van Pic Saint-Loup (658 meter) boven uittorent, en ligt op een reeks zuidoostelijk tot noordwestelijk georiënteerde cuestas. Het gaat om een gebied met klimatologische contrasten tussen de vlakte van de Languedoc, die een zacht klimaat heeft en aan mariene invloeden blootstaat, en de kleine, beboste kalksteenplateaus die blootstaan aan koude lucht uit de Cévennen.

De wijngaarden zijn ingebed in de natuurlijke omgeving, tussen garrigues en bosjes Aleppo-pijnbomen en groene eiken, die typisch zijn voor een mediterraan kalksteenmilieu. De wijngaarden liggen gemiddeld op een hoogte van ongeveer 150 m, waarbij de geclassificeerde wijngaarden liggen tussen 80 en meer dan 300 m hoog met een gunstige blootstelling aan de zon, meestal op een terras of matige helling, aan de voet van steilere hellingen.

De wijnstreek van de oorsprongsbenaming Pic Saint-Loup bevindt zich in het noorden van het gebied van de BOB Languedoc en het klimaat dat er heerst, is fundamenteel om de eigenheid van deze wijngaarden in het geografische gebied beter te begrijpen. Het gebied Pic Saint-Loup heeft net als de rest van de regio een mediterraan klimaat, maar is een van de koudere regio’s van de Languedoc-wijnstreek, met een gemiddelde temperatuur van 12,3 °C, wat ongeveer 1,5 à 2 °C lager is dan voor de omliggende oorsprongsbenamingen; met name de winters zijn er uitgesproken en koud, de maximumtemperaturen in de zomer zijn gematigd met aangenaam koele nachten

De gemiddelde jaarlijkse neerslag ligt tussen 850 en 1 000 mm. In de zomer is er sprake van een duidelijk neerslagtekort, wat kenmerkend is voor het mediterrane klimaat. Met 100 à 120 mm regenval is het neerslagtekort in de zomer gematigder dan in het kustgebied. Hoewel de wijngaarden door de hellingen tegen hevige wind worden beschut, staan ze door hun ligging bloot aan koude wind uit het noordoosten. De hogere neerslag in het gebied heeft de wijnbouwers ertoe gebracht een hogere gemiddelde beplantingsdichtheid te hanteren dan voor de rest van het gebied van de BOB Languedoc, zodat, afhankelijk van de geschiktheid van de bodem om de watervoorziening van de wijnstokken te beheren, het water gelijkmatig over de wijnstokken te verdelen, wat noodzakelijk is om een goede rijping te waarborgen.

Dit mediterrane klimaat met continentale invloeden wordt gekenmerkt door een temperatuursom tussen 1 500 en 1 700 °C.

9.2.   Specificiteit van de producten

De natuurlijke omstandigheden hebben de aanplant van syrah N gestimuleerd. Dit ras is goed aangepast aan de frisse omstandigheden, waarin het finesse en toetsen van zoethout en viooltje tot uitdrukking brengt; vandaar de verplichting dat de rode wijnen voor ten minste 50 % uit dit wijndruivenras moeten bestaan, een van de hoogste percentages in de assemblages die de rode wijnen van het gebied van de appellatie Languedoc vormen. Syrah N heeft zijn positie van dominant druivenras te danken aan zijn vermogen om zich aan een groot aantal omstandigheden aan te passen, met name lage liggingen. Grenache N en cinsaut N worden alleen op de droogste percelen verbouwd, mourvèdre N en carignan N op de warmste locaties. De dagelijkse temperatuurschommelingen in augustus en september zijn kenmerkend voor de groeicyclus van de wijnstokken en dragen bij tot de expressie van fijne en frisse aroma’s in de wijnen.

De koele nachten hebben een positief effect op de synthese van aromatische precursoren en anthocyanen, vandaar de granaatkleur en tanninestructuur van de rode wijnen en de frisheid in de mond van de roséwijnen.

De rode wijnen worden dan ook gekenmerkt door een granaatrode kleur en aroma’s van rood fruit en zoethout, die de neus en het gehemelte domineren. Ze zijn elegant, evenwichtig en fris in de mond. De structuur is robuust, met fijne tanninen.

Deze wijnen hebben een zeker bewaarpotentieel, waardoor in het productdossier is bepaald dat ze later in de handel mogen worden gebracht. De rode wijnen worden opgevoed tot 1 juli van het jaar volgend op de oogst om hun structuur te verfijnen en al hun aroma’s naar voren te brengen. De wijnen worden op zijn vroegst op 15 juli van het jaar volgend op de oogst voor consumptie in de handel gebracht. De aroma’s ontwikkelen door veroudering fijne toetsen van rood fruit, gemengd met specerijen.

De kleur van de roséwijnen is van een gemiddelde tot lage intensiteit. Het zijn frisse, aangename wijnen, met een ronde aanzet en overheersende toetsen van klein rood fruit.

9.3.   Causaal verband tussen de specificiteit van het geografisch gebied en de specificiteit van de producten

Concluderend kan worden gezegd dat in het geografische gebied van de wijngaarden van Pic Saint-Loup de werking van de bodems in combinatie met de klimatologische kenmerken de oorspronkelijkheid van het gebied uitmaken en de wijnbouwers ertoe hebben gebracht hun knowhow te gebruiken in overeenstemming met de kennis van het gebied.

Dankzij deze kennis konden de wijnbouwers in Pic Saint-Loup als pioniers een eerste stap zetten richting classificatie door de erkenning van de specifieke productievoorwaarden, die sinds 1994 zijn opgenomen in het decreet betreffende Coteaux du Languedoc.

Deze diverse gemeenschap van wijnbouwers draagt ook bij tot de eigenheid van de wijngaarden van Pic Saint-Loup, met enerzijds nieuwe knowhow en technische expertise en anderzijds de kennis van het gebied.

10.   Andere essentiële voorwaarden

Etikettering

Rechtskader:

Nationale wetgeving

Soort aanvullende voorwaarde:

Aanvullende bepalingen betreffende de etikettering

Beschrijving van de voorwaarde:

Op het etiket van wijn met de gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van de grotere geografische eenheid “Languedoc” worden vermeld. De lettertekens van die vermelding van de grotere geografische eenheid mogen niet hoger noch breder zijn dan de helft van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming.

Op het etiket van de wijnen met de oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat:

het gaat om een plaatsnaam die is opgenomen in het kadaster;

die naam vermeld staat op de oogstaangifte.

Wat het gebruik van de naam van een kleinere geografische eenheid betreft, moet overeenkomstig artikel 67 van Verordening (EG) nr. 607/2009 ten minste 85 % van de druiven waaruit de wijn is geproduceerd, afkomstig zijn uit dat kleinere geografische gebied.

Het jaartal moet op het etiket worden vermeld.

De druivenrassen hoeven niet op het etiket te worden vermeld.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-1d1f1fc9-e5ee-45ac-b605-f56432d2c0b6


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.