ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 476

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
15 december 2022


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2022/C 476/01

Aanbeveling van de Raad van 8 december 2022 over toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 476/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10619 — SNAM / ENI / JV) ( 1 )

12


 

III   Voorbereidende handelingen

 

RAAD

2022/C 476/03

Standpunt (EU) nr. 4/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor de toekenning van steun aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +) Vastgesteld door de Raad op 10 december 2022

13

2022/C 476/04

Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 4/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een instrument om steun te verlenen aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +)

27


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 476/05

Wisselkoersen van de euro — 14 december 2022

29

 

Rekenkamer

2022/C 476/06

Speciaal verslag 28/2022: — Steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE)

30

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2022/C 476/07

Bekendmaking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en referentie- en disconteringspercentages voor de EVA-staten, zoals die met ingang van 1 september 2022 gelden — Bekendgemaakt overeenkomstig de voorschriften betreffende de referentie- en disconteringspercentages in deel VII van de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit en artikel 10 van Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit van 14 juli 2004

31

2022/C 476/08

Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

32

2022/C 476/09

Staatssteun – Besluit houdende aanvaarding van dienstige maatregelen overeenkomstig artikel 1, lid 1, van deel I en artikel 19, lid 1, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, voorgesteld in het kader van de vaststelling van nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen

33


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 8 december 2022

over toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg

(2022/C 476/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292, in samenhang met artikel 153, lid 1, punt k),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dankzij toegankelijke, betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg kunnen zorgbehoevenden zo lang mogelijk autonoom blijven en een waardig leven leiden. Dergelijke zorg draagt ook bij tot de bescherming van de mensenrechten, de bevordering van sociale vooruitgang en solidariteit tussen de generaties, de bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie en — eventueel — tot de werkgelegenheid.

(2)

In november 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie de Europese pijler van sociale rechten (1) afgekondigd met 20 beginselen om goed functionerende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels te ondersteunen. Beginsel 2 promoot gendergelijkheid door gelijke behandeling van en gelijke kansen voor vrouwen en mannen op alle vlakken te bevorderen. Beginsel 9 promoot het recht op evenwicht tussen werk en privéleven voor mensen met zorgtaken. Beginsel 10 benadrukt dat werknemers recht hebben op een hoog niveau van bescherming van hun gezondheid en veiligheid op het werk. Beginsel 17 erkent het recht van personen met een handicap op inclusie, en met name op diensten die hen in staat stellen actief te zijn op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Beginsel 18 over langdurige zorg stelt dat iedereen recht heeft op betaalbare en hoogwaardige langdurigezorgdiensten, met name in de vorm van thuiszorg en gemeenschapsgerichte diensten.

(3)

Door de overheid op nationaal, regionaal of lokaal niveau georganiseerde langdurigezorgdiensten worden voornamelijk beschouwd als sociale diensten van algemeen belang, omdat langdurige zorg een duidelijke sociale functie heeft. Deze zorg vergemakkelijkt sociale inclusie en waarborgt de grondrechten van alle mensen die zorg nodig hebben, waaronder ouderen.

(4)

Volgens het Verslag over langdurige zorg van 2021 (2021 Long-Term Care Report: Trends, challenges and opportunities in an ageing society) van de Europese Commissie en het Comité voor sociale bescherming (2) zijn de meeste verzorgers vrouwen. De kloof in de op gender gebaseerde verdeling van zorgtaken is een van de belangrijkste oorzaken van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt. Vrouwen hebben gemiddeld een lager inkomen — en een lager pensioen — en kunnen zich zorg mogelijk minder veroorloven, terwijl ze toch langer leven dan mannen en dus meer behoefte hebben aan langdurige zorg, en ze in de loop van hun leven aan een hoger risico op armoede en sociale uitsluiting worden blootgesteld. Toereikende en betaalbare formele langdurigezorgdiensten kunnen daarom, samen met beleidsmaatregelen om de arbeidsomstandigheden in de sector te verbeteren en voor evenwicht tussen betaald werk en zorgtaken te zorgen, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen ten goede komen.

(5)

Deze aanbeveling bevordert de toepassing van de artikelen 21, 23, 24, 25, 26, 31, 33 en 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (3) over respectievelijk non-discriminatie, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechten van het kind, de rechten van ouderen, de integratie van personen met een handicap, rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, het recht op beroeps- en gezinsleven en het recht op sociale zekerheid en sociale bijstand.

(6)

Deze aanbeveling strookt met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, waarin wordt erkend dat alle personen met een handicap het gelijke recht hebben om zelfstandig in de gemeenschap te leven, met dezelfde keuzemogelijkheden als iedereen.

(7)

In het op 4 maart 2021 door de Commissie vastgestelde actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten wordt een initiatief inzake langdurige zorg aangekondigd met het oog op een kader voor beleidshervormingen vast te stellen als leidraad voor de ontwikkeling van duurzame langdurige zorg met betere toegang tot hoogwaardige diensten voor wie ze nodig heeft. In het actieplan worden de lidstaten ook aangemoedigd te investeren in medisch en zorgpersoneel door hun arbeidsomstandigheden en toegang tot opleiding te verbeteren.

(8)

In het Verslag over langdurige zorg van 2021 en de Commissie, wordt benadrukt dat de vraag naar hoogwaardige langdurige zorg naar verwachting zal toenemen en dat het verlenen van meer langdurige zorg kan bijdragen tot de gelijkheid van mannen en vrouwen en tot sociale rechtvaardigheid. Dat verslag wordt verduidelijkt dat toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit belangrijke uitdagingen op het gebied van langdurige zorg zijn, dat voldoende personeel van cruciaal belang is om aan de toenemende vraag naar hoogwaardige diensten te voldoen, en dat informele zorg vaak kosten met zich meebrengt die over het hoofd worden gezien.

(9)

De vergrijzing van de bevolking zal de vraag naar langdurige zorg naar verwachting doen toenemen, aangezien de afname van het functionele vermogen en de behoefte aan langdurige zorg met ouderdom worden geassocieerd. Volgens het verslag over langdurige zorg uit 2021 wordt verwacht dat het aantal mensen van 65 jaar en ouder de komende 30 jaar met 41 % zal toenemen — van 92,1 miljoen in 2020 tot 130,2 miljoen in 2050 — en het aantal mensen van 80 jaar en ouder met 88 % — van 26,6 miljoen in 2020 tot 49,9 miljoen in 2050.

(10)

De COVID-19-pandemie is nadelig geweest voor de langdurige zorg en heeft veel structurele problemen die reeds bestonden vergroot, met name het gebrek aan hoogwaardige diensten en het tekort aan werknemers. De pandemie heeft ook duidelijk gemaakt dat de stelsels voor langdurige zorg dringend veerkrachtiger moeten worden en dat er meer inspanningen nodig zijn om de persoonlijke autonomie te verbeteren en zelfstandig wonen te vergemakkelijken.

(11)

Volgens het “2021 Ageing Report — Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2019-2070)” van de Europese Commissie en het Comité voor economische politiek verschilt de overheidsfinanciering van langdurige zorg aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat: terwijl sommige landen minder dan 1 % van het bbp investeren en geven andere meer dan 3 % van het bbp uit. Volgens dat verslag waren de overheidsuitgaven voor langdurige zorg in 2019 goed voor 1,7 % van het bbp van de Unie, hetgeen minder is dan de waarde van de uren langdurige zorg door mantelzorgers, die op ongeveer 2,5 % van het bbp van de Unie wordt geraamd (4). In lidstaten met lage overheidsuitgaven voor langdurige zorg wordt minder gebruikgemaakt van formele langdurigezorgdiensten. Door de toenemende vraag naar langdurige zorg verhoogt de druk op de overheidsuitgaven en moet de langdurige zorg kosteneffectiever worden gemaakt, bijvoorbeeld middels beleidsmaatregelen ter bevordering van de gezondheid en preventieve beleidsmaatregelen, beter geïntegreerde en doelgerichte diensten, data en wetenschappelijke gegevens en nieuwe en digitale technologieën. Beleidsmaatregelen die bijdragen tot de duurzame financiering van langdurige zorg, zijn belangrijk voor de duurzaamheid van de overheidsfinanciën, met name in het licht van de vergrijzing en een afnemende beroepsbevolking in de Unie.

(12)

Het is niet duurzaam zich sterk op mantelzorg te verlaten, en de behoefte aan formele zorg en de druk op de overheidsbegrotingen zullen naar verwachting toenemen.

(13)

De sociale bescherming bij langdurige zorg is beperkt en de kosten vormen vaak een ernstige belemmering voor de toegang tot langdurige zorg. Veel gezinnen doen vooral om financiële redenen geen of niet meer beroep op professionele thuiszorg. Zonder adequate sociale bescherming kunnen de geraamde totale kosten van langdurige zorg vaak hoger zijn dan iemands inkomen. De mate van sociale bescherming verschilt van lidstaat tot lidstaat en in sommige lidstaten is overheidssteun alleen beschikbaar voor een klein percentage van de mensen die langdurige zorg nodig hebben. Zelfs wanneer overheidssteun wordt verleend, is de sociale bescherming vaak ontoereikend: geschat wordt dat gemiddeld bijna de helft van de ouderen die langdurige zorg nodig hebben en steun hebben gekregen, onder de armoedegrens belandt nadat ze de eigen kosten van thuiszorg hebben betaald.

(14)

Veel mensen hebben geen toegang tot de benodigde langdurige zorg, onder meer vanwege een doorgaans laag dienstenaanbod, beperkte opties op het gebied van langdurige zorg en territoriale lacunes. In veel lidstaten zijn de mogelijkheden op het gebied van langdurige zorg beperkt. Waar er toch een keuze is, zijn de opties doorgaans mantelzorg - die meestal door vrouwen wordt verstrekt - en residentiële zorg. Het aanbod langdurige thuiszorg en langdurige zorg in gemeenschapsverband is nog steeds beperkt. Bovendien bemoeilijken territoriale verschillen de gelijke toegang tot langdurige zorg, vooral op het platteland en in gebieden die leeglopen. Personen met een handicap hebben nog minder opties vanwege de ongelijke toegankelijkheid van de zorgverlening. Hoewel de regelingen voor langdurige zorg sterk verschillen van de ene lidstaat tot de andere, kunnen sterke openbare netwerken van aanbieders van langdurigezorgdiensten — met voldoende personele en financiële middelen — bijdragen tot een betere toegang tot langdurigezorgdiensten.

(15)

De kwaliteit van langdurige zorg hangt af van een doeltreffende kwaliteitsborging, die in veel lidstaten ontbreekt of waarvoor te weinig middelen beschikbaar zijn. De kwaliteitsborging is vaak ontoereikend bij thuiszorg en zorg in gemeenschapsverband. De kwaliteit van de residentiële zorg is weliswaar meer gereguleerd, maar de kwaliteitsnormen zijn vaak gericht op klinische resultaten en houden onvoldoende rekening met de levenskwaliteit van de zorgontvangers en hun vermogen om zelfstandig te leven. Zelfs wanneer er kwaliteitsnormen gelden, worden deze niet altijd doeltreffend gehandhaafd, vaak door een gebrekkige administratie of een gebrek aan middelen. Het ontbreken van hoge kwaliteitsnormen die strikt worden toegepast op zowel publieke als particuliere zorgaanbieders, kan leiden tot verwaarlozing en misbruik van zorgontvangers en slechte arbeidsomstandigheden voor zorgverleners. Een nationaal kwaliteitskader voor langdurige zorg, aangepast aan de nationale context en operationele structuren, kan helpen die uitdagingen aan te pakken. Een dergelijk kader kan tot uiting komen in specifieke kwaliteitskaders voor verschillende niveaus van verstrekking en beheer van langdurige zorg of verschillende zorgomgevingen.

(16)

Langdurige zorg biedt een belangrijke sociale waarde en een groot werkgelegenheidspotentieel, maar de lidstaten hebben moeite om zorgverleners aan te trekken en te behouden, onder meer als gevolg van ontoereikende vaardigheden, ongunstige arbeidsomstandigheden en lage lonen. Er zijn onbenutte mogelijkheden om het personeelstekort in de sector aan te pakken. Het kan hier, afhankelijk van de nationale behoeften en omstandigheden, gaan om deeltijdwerkers die hun werktijden willen verhogen, voormalige zorgverleners die werkloos zijn of op non-actief staan, formele werknemers in de langdurige zorg die hun pensionering willen uitstellen en studenten. Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om de toelating van onderdanen van derde landen voor arbeidsdoeleinden te reguleren en om te bepalen hoeveel zij er toelaten, kan het onderzoeken van legale en ethische migratietrajecten voor werknemers in de langdurige zorg helpen personeelstekorten op te lossen.

(17)

De vereiste vaardigheden in de zorgsector worden steeds complexer. Het betreft een combinatie van kennis, bekwaamheid en attitude op basis waarvan een persoon in een bepaalde context met succes een taak kan uitvoeren of een activiteit kan verrichten. Naast traditionele vaardigheden en competenties moeten verzorgers vaak beschikken over technologische vakkennis om nieuwe technologieën te gebruiken, over digitale en communicatieve vaardigheden – vaak in een vreemde taal –, en over vaardigheden om aan complexe behoeften te voldoen en in multidisciplinaire teams te werken. Zonder een adequaat onderwijs- en opleidingsbeleid, waaronder ook opleidingen op de werkplekvallen, kunnen de vaardigheidsvereisten voor velen de toegang tot of hun verdere ontwikkeling binnen de sector belemmeren.

(18)

Professionele zorgverleners hebben vaak te maken met een gebrek aan opleiding op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, atypische arbeidsregelingen, onregelmatige werktijden, ploegenarbeid, lacunes in de sociale bescherming, lichamelijke of mentale klachten, en lage lonen. Het feit dat weinig werknemers in de langdurige zorg onder collectieve arbeidsovereenkomsten vallen kan, samen met de beperkte overheidsuitgaven voor langdurige zorg, bijdragen tot de lage lonen in de sector.

(19)

Bepaalde groepen werknemers, onder meer inwonend zorgpersoneel en huishoudelijk personeel dat langdurige zorg verleent, gaan onder bijzonder moeilijke arbeidsomstandigheden gebukt, zoals lage lonen, ongunstige werktijden, zwartwerk, ontoereikende sociale bescherming, de schending van essentiële regels ter bescherming van werknemers, en irreguliere tewerkstelling. Het Verdrag inzake fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel uit 2011 (nr. 189) van de Internationale Arbeidsorganisatie stelt fundamentele rechten en beginselen vast, en verplicht de bevoegde nationale autoriteiten maatregelen te nemen om fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor huishoudelijk personeel te waarborgen.

(20)

Mantelzorg speelt een essentiële rol bij het verlenen van langdurige zorg, aangezien mantelzorgers — meestal vrouwen — traditioneel de meeste zorgtaken uitvoeren. Dit komt vaak door een gebrek aan toegankelijke en betaalbare formele langdurige zorg. Anderzijds geven veel mensen er ook de voorkeur aan mantelzorg te verlenen of te ontvangen. Het verlenen van mantelzorg kan de lichamelijke en geestelijke gezondheid en het welzijn van de verzorgers evenwel negatief beïnvloeden, en het vormt een ernstige belemmering voor de tewerkstelling, met name van vrouwen. Dit heeft onmiddellijke gevolgen voor hun huidige inkomen en nadelige gevolgen voor hun inkomen op oudere leeftijd doordat minder pensioenrechten worden opgebouwd, zeker voor verzorgers die ook nog de zorg voor kinderen op zich nemen. Daarom hebben alle mantelzorgers — zowel mannen als vrouwen — een gezond evenwicht tussen werk en privéleven nodig, en moeten hun arbeidsverplichtingen en zorgtaken beter op elkaar worden afgestemd. In sommige gevallen hebben mantelzorgers geen toegang tot toereikende sociale bescherming en ontvangen zij onvoldoende directe en/of indirecte, al dan niet financiële, steun voor hun zorgactiviteiten. Maatregelen ter ondersteuning van de validatie van vaardigheden kunnen nuttig zijn voor mensen die willen overstappen naar formele zorgactiviteiten. Kinderen en jongeren met een chronisch ziek gezinslid hebben doorgaans meer geestelijke gezondheidsproblemen, en vaak halen zij slechtere resultaten, hetgeen later gevolgen heeft voor hun inkomen en hun inclusie in de samenleving.

(21)

Langdurige zorg wordt niet overal in de Unie op dezelfde wijze georganiseerd. Het maakt deel uit van een vaak complex stelsel van diensten op het gebied van sociale en gezondheidszorg en soms ook andere vormen van ondersteuning, zoals huisvesting en lokale activiteiten. Ook de arbeidsstatus van professionele zorgverleners verschilt van lidstaat tot lidstaat en de nationale, regionale en lokale overheden en de publieke, particuliere en coöperatieve sectoren spelen niet overal dezelfde rol. Daarnaast worden niet altijd dezelfde indicatoren voor het monitoren van langdurige zorg gebruikt, en zijn administratieve gegevens vaak niet beschikbaar of vergelijkbaar op het niveau van de Unie.

(22)

Bij langdurige zorg zijn onder meer betrokken: personen die langdurige zorg nodig hebben, hun gezinsleden, hun vertegenwoordigende organisaties, relevante autoriteiten op nationale, regionale en lokale niveaus, sociale partners, maatschappelijke organisaties, aanbieders van langdurige zorg en instanties die verantwoordelijk zijn voor de bevordering van sociale inclusie en integratie en de bescherming van de grondrechten, waaronder nationale organen voor de bevordering van gelijke behandeling. Entiteiten die in de sociale economie actief zijn, bijvoorbeeld coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen, stichtingen en sociale ondernemingen, zijn belangrijke partners van de overheid bij het verlenen van langdurige zorg.

(23)

Het Europees Semester heeft op basis van het sociaal scorebord de aandacht op de problemen in de langdurige zorg gevestigd en een aantal lidstaten heeft landspecifieke aanbevelingen ter zake ontvangen. In de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld bij Besluit (EU) 2022/2296 van de Raad (5) wordt beklemtoond dat het belangrijk is voor betaalbare, toegankelijke en hoogwaardige langdurige zorg te zorgen. De open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie wil toegankelijke, hoogwaardige en duurzame langdurige zorg bevorderen en ondersteunt die doelstelling via monitoring, multilateraal toezicht op hervormingen, thematische werkzaamheden en wederzijds leren. Het Comité voor sociale bescherming heeft een Europees kwaliteitskader voor sociale diensten (6), onder meer langdurige zorg, ontwikkeld. Het ontbreekt echter nog steeds aan een alomvattend kader van de Unie om nationale hervormingen op het gebied van langdurige zorg te sturen.

(24)

De Unie biedt tal van mogelijkheden om langdurige zorg te financieren, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de investeringsprioriteiten uit hoofde van de specifieke verordeningen betreffende de verschillende financieringsprogramma's, zoals het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (met prioritaire aandacht voor niet-residentiële dienstverlening in gezins- en gemeenschapsverband), het Europees Sociaal Fonds Plus — en het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie ervan —, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, Horizon Europa, het EU4Health-programma, het programma Digitaal Europa, technische steun ter verbetering van de capaciteit van de nationale autoriteiten om hervormingen te ontwerpen, te ontwikkelen en uit te voeren via het instrument voor technische ondersteuning en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (voor hervormingen en investeringen in het kader van het herstel van de COVID-19-pandemie).

(25)

Deze aanbeveling bouwt voort op het toepasselijke en voor langdurige zorg relevante Unierecht inzake transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, zoals Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad (8), en Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad (9), inzake het evenwicht tussen werk en privéleven, zoals Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad (10), en inzake gezondheid en veiligheid op het werk, zoals Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (11), Richtlijn 89/656/EEG van de Raad (12), Richtlijn 90/269/EEG van de Raad (13), Richtlijn 98/24/EG van de Raad (14),

Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad (16), Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (17) en Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad (18).

(26)

Met volledige inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en rekening houdend met de diversiteit en de verschillende organisatorische structuren van stelsels voor langdurige zorg, met inbegrip van gedecentraliseerde stelsels, doet deze aanbeveling geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om hun socialebeschermingsstelsels te organiseren en belet zij hen niet om ruimere bepalingen inzake sociale bescherming te handhaven of vast te stellen dan aanbevolen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DOELSTELLING EN TOEPASSINGSGEBIED

1.

Deze aanbeveling beoogt de toegang tot betaalbare en hoogwaardige langdurige zorg te verbeteren voor al wie zorgbehoevend is.

2.

Deze aanbeveling heeft betrekking op al wie langdurige zorg nodig heeft, evenals op alle formele verzorgers en mantelzorgers. Zij is van toepassing op het verlenen van langdurige zorg in alle zorgomgevingen.

DEFINITIES

3.

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)

“langdurige zorg”: een reeks diensten en vormen van bijstand voor mensen die – als gevolg van geestelijke en/of lichamelijke broosheid, ziekte en/of handicap gedurende langere tijd – afhankelijk zijn van ondersteuning bij de activiteiten van het dagelijkse leven en/of permanente verpleegkundige zorg nodig hebben. Bij de activiteiten van het dagelijkse leven die ondersteuning vereisen, kan het gaan om de zelfzorgactiviteiten die iemand dagelijks moet verrichten, te weten activiteiten van het dagelijkse leven, zoals zich wassen, zich aankleden, eten, uit bed of van een stoel opstaan, in bed gaan liggen of op een stoel gaan zitten, rondwandelen, het toilet gebruiken en de blaas- en darmfuncties beheersen, of om activiteiten die verband houden met zelfstandig wonen, te weten instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven, zoals maaltijden bereiden, geld beheren, naar de winkel gaan voor kruidenierswaren of persoonlijke artikelen, licht of zwaar huishoudelijk werk uitvoeren en een telefoon gebruiken;

b)

“formele langdurige zorg”: langdurige zorg door professionele werknemers in de langdurige zorg, die de vorm kan aannemen van thuiszorg, zorg in gemeenschapsverband of residentiële zorg;

c)

“thuiszorg”: formele langdurige zorg in de privéwoning van de zorgontvanger door een of meer professionele werknemers in de langdurige zorg;

d)

“zorg in gemeenschapsverband”: formele langdurige zorg die op gemeenschapsniveau wordt verleend en georganiseerd, bijvoorbeeld in de vorm van dienstverlening overdag door volwassenen of respijtzorg;

e)

“residentiële zorg”: formele langdurige zorg voor personen in een omgeving voor residentiële langdurige zorg;

f)

“mantelzorg”: langdurige zorg door een mantelzorger,te weten iemand uit de sociale omgeving van de zorgbehoevende, zoals een partner, een kind, een ouder of iemand anders, die niet wordt ingeschakeld als professionele werknemer in de langdurige zorg;

g)

“zelfstandig wonen”: alle mensen die langdurige zorg nodig hebben, kunnen in de gemeenschap leven en dezelfde keuzen maken als anderen, hebben de mogelijkheid hun woonplaats te kiezen en op voet van gelijkheid te bepalen waar en met wie ze willen wonen, en zijn niet verplicht in een bepaalde leefomgeving te wonen;

h)

“huishoudelijk personeel dat langdurige zorg verleent”: iemand die huishoudelijk werk verricht en langdurige zorg verleent in het kader van een arbeidsrelatie;

i)

“inwonende verzorger”: huishoudelijk personeel dat langdurige zorg verleent en bij de zorgontvanger inwoont.

TOEREIKENDHEID, BESCHIKBAARHEID EN KWALITEIT

4.

De lidstaten wordt aanbevolen de toereikendheid van de sociale bescherming voor langdurige zorg te waarborgen, met name door ervoor te zorgen dat alle mensen die langdurige zorg nodig hebben toegang hebben tot langdurige zorg die:

a)

op tijd wordt verstrekt, zodat mensen die langdurige zorg nodig hebben, de nodige zorg krijgen zodra en zolang dat nodig is;

b)

alomvattend is en alle behoeften aan langdurige zorg dekt die het gevolg zijn van een mentale en/of lichamelijke achteruitgang van het functionele vermogen, vastgesteld aan de hand van een beoordeling op basis van duidelijke en objectieve criteria, en in coördinatie is met andere ondersteunende en welzijnsdiensten;

c)

betaalbaar is, zodat mensen die langdurige zorg nodig hebben een waardig leven kunnen blijven leiden en beschermd zijn tegen armoede en sociale uitsluiting als gevolg van hun behoeften aan langdurige zorg, en zodat hun waardigheid wordt gewaarborgd.

5.

De lidstaten wordt aanbevolen het aanbod van langdurigezorgdiensten voortdurend af te stemmen op de behoeften inzake langdurige zorg, en tegelijkertijd te zorgen voor een evenwichtige mix van opties voor langdurige zorg in alle zorgomgevingen om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften inzake langdurige zorg, en de keuzevrijheid en participatie bij de besluitvorming van zorgbehoevenden te ondersteunen, onder meer door:

a)

de thuiszorg en de zorg in gemeenschapsverband te ontwikkelen en/of te verbeteren;

b)

de territoriale lacunes in de beschikbaarheid van en in de toegang tot langdurige zorg te dichten, met name op het platteland en in gebieden die leeglopen;

c)

toegankelijke innovatieve technologie en digitale oplossingen voor de verlening van zorgdiensten uit te rollen, onder meer ter ondersteuning van autonomie en zelfstandig wonen, waarbij de potentiële uitdagingen van digitalisering worden aangepakt;

d)

ervoor te zorgen dat langdurigezorgdiensten en -voorzieningen toegankelijk zijn voor personen met specifieke behoeften en handicaps, met inachtneming van het gelijke recht van alle personen met een handicap om zelfstandig in de gemeenschap te leven, met dezelfde keuzemogelijkheden als anderen;

e)

ervoor te zorgen dat langdurigezorgdiensten worden gecoördineerd met preventie- en gezondheidsdiensten en diensten voor gezond en actief ouder worden, en dat zij autonomie en zelfstandig leven ondersteunen en de verslechtering van de lichamelijke of geestelijke gesteldheid zo veel mogelijk tegengaan of voorkomen.

6.

De lidstaten wordt aanbevolen ervoor te zorgen dat er voor alle omgevingen voor langdurige zorg hoogwaardige criteria en normen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van elke omgeving, en deze toe te passen op alle aanbieders van langdurige zorg, ongeacht hun juridische status. Daartoe wordt de lidstaten verzocht te voorzien in een nationaal kwaliteitskader voor langdurige zorg dat voldoet aan de in de bijlage beschreven kwaliteitsbeginselen en een passend mechanisme voor kwaliteitsborging omvat dat:

a)

ervoor zorgt dat de kwaliteitscriteria en -normen in alle omgevingen voor langdurige zorg en door alle aanbieders van langdurige zorg worden nageleefd in samenwerking met de aanbieders van langdurige zorg en de personen die langdurige zorg ontvangen;

b)

voorziet in stimulerende maatregelen voor de aanbieders van langdurige zorg en hun capaciteit vergroot om beter te doen dan de minimumkwaliteitsnormen en de kwaliteit voortdurend te verbeteren;

c)

middelen toewijst voor kwaliteitsborging op nationaal, regionaal en lokaal niveau en aanbieders van langdurige zorg aanmoedigt om in hun begroting financiële middelen vrij te maken voor kwaliteitsbeheer;

d)

er in voorkomend geval voor zorgt dat vereisten met betrekking tot de kwaliteit van langdurige zorg worden opgenomen in overheidsopdrachten;

e)

autonomie, zelfstandig wonen en inclusie in de gemeenschap in alle omgevingen voor langdurige zorg bevordert;

f)

alle hulpbehoevenden en alle verzorgers bescherming biedt tegen misbruik, intimidatie, verwaarlozing en alle vormen van geweld.

VERZORGERS

7.

De lidstaten wordt aanbevolen hoogwaardige werkgelegenheid en eerlijke arbeidsomstandigheden in de langdurige zorg te ondersteunen, met name door:

a)

de nationale sociale dialoog en collectieve onderhandelingen in de langdurige zorg te bevorderen, onder meer door de ontwikkeling van aantrekkelijke lonen, adequate arbeidsregelingen en non-discriminatie in de sector te ondersteunen, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners;

b)

onverminderd het Unierecht inzake gezondheid en veiligheid op het werk en zonder de doeltreffende toepassing ervan in het gedrang te brengen, de hoogste normen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, inclusief bescherming tegen intimidatie, misbruik en alle vormen van geweld, voor alle werknemers in de langdurige zorg te bevorderen;

c)

de problemen van kwetsbare groepen werknemers, zoals huishoudelijk personeel dat langdurige zorg verleent, inwonende zorgverleners en migranten die zorg verlenen, te verhelpen, onder meer door te voorzien in doeltreffende regelgeving en de professionalisering van dergelijke zorg.

8.

De lidstaten wordt aanbevolen om — eventueel in samenwerking met de sociale partners, aanbieders van langdurige zorg en andere belanghebbenden — de zorg beter te professionaliseren en de vaardigheidsbehoeften van en tekorten aan werknemers in de langdurige zorg aan te pakken, met name door:

a)

te zorgen voor initiële en permanente educatie en opleiding en die te verbeteren, zodat de huidige en toekomstige werknemers in de langdurige zorg over de nodige vaardigheden en competenties beschikken, met inbegrip van digitale vaardigheden en competenties;

b)

te zorgen voor loopbaantrajecten in de sector langdurige zorg, onder meer via bij- en omscholing, de validatie van vaardigheden en het verlenen van informatie en advies;

c)

te zorgen voor trajecten naar regulier werk voor zwartwerkers in de langdurige zorg;

d)

legale migratietrajecten voor werknemers in de langdurige zorg te verkennen;

e)

de beroepsnormen aan te scherpen en werknemers in de langdurige zorg een aantrekkelijke beroepsstatus en dito loopbaanperspectieven en toereikende sociale bescherming te bieden, ook aan verzorgers met weinig of geen kwalificaties;

f)

maatregelen te nemen om genderstereotypen en gendersegregatie te bestrijden en beroepen in de langdurige zorg voor zowel mannen als vrouwen aantrekkelijk te maken.

9.

De lidstaten wordt aanbevolen voor duidelijke procedures te zorgen om mantelzorgers te identificeren en bij de zorgverlening te ondersteunen door:

a)

hun samenwerking met werknemers in de langdurige zorg te vergemakkelijken;

b)

hen te ondersteunen bij de toegang tot de nodige opleiding, onder meer op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, advies, gezondheidszorg, psychologische ondersteuning en respijtzorg, en hen te ondersteunen bij het combineren van werk en zorgtaken;

c)

hen toegang te bieden tot sociale zekerheid en/of toereikende financiële bijstand, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat dergelijke steunmaatregelen hen er niet van weerhouden op de arbeidsmarkt actief te zijn.

GOVERNANCE, MONITORING EN VERSLAGLEGGING

10.

De lidstaten wordt aanbevolen te zorgen voor degelijke beleidsgovernance op het gebied van langdurige zorg, met inbegrip van een doeltreffend coördinatiemechanisme om beleidsmaatregelen en investeringen op dat gebied te ontwikkelen, uit te rollen en te monitoren, met name door:

a)

te beschikken over een coördinator voor langdurige zorg of een ander passend coördinatiemechanisme, in overeenstemming met de nationale omstandigheden, dat de uitvoering van deze aanbeveling op nationaal niveau ondersteunt;

b)

relevante belanghebbenden, zoals de sociale partners, maatschappelijke organisaties, actoren van de sociale economie, beroepsopleidings- en onderwijsinstellingen, zorgontvangers en andere belanghebbenden, op nationaal, regionaal en lokaal niveau, te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van beleid inzake langdurige zorg en de samenhang van het beleid inzake langdurige zorg met andere toepasselijke beleidsmaatregelen — onder meer op het gebied van gezondheidszorg, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, ruimere sociale bescherming en sociale inclusie, gendergelijkheid, de rechten van personen met een handicap en de rechten van kinderen — te verbeteren;

c)

te zorgen voor een nationaal kader voor het verzamelen en evalueren van gegevens, op basis van toepasselijke indicatoren, indien nodig en mogelijk uitgesplitst naar geslacht en leeftijd, en voor het verzamelen van bewijsmateriaal, onder meer over lacunes in de langdurige zorg;

d)

het verzamelen van geleerde lessen, succesvolle praktijken en feedback over beleid en praktijken op het gebied van langdurige zorg, ook bij van zorgontvangers, zorgverleners en andere belanghebbenden, om de beleidsvorming te onderbouwen;

e)

een mechanisme voor het voorspellen van de behoeften aan langdurige zorg op nationaal, regionaal en lokaal niveau te ontwikkelen en het te integreren in de planning van langdurige zorg;

f)

de noodplanning en de capaciteit te verbeteren om de continuïteit van langdurige zorg te waarborgen bij onvoorziene omstandigheden en in noodsituaties;

g)

voorlichting te geven en het gebruik van de beschikbare diensten en ondersteuning op het gebied van langdurigezorgdiensten te bevorderen en te vergemakkelijken voor mensen die langdurige zorg nodig hebben, hun familie, werknemers in de langdurige zorg en mantelzorgers, ook op regionaal en lokaal niveau;

h)

toereikende en duurzame financiering voor langdurige zorg te mobiliseren en kosteneffectief te gebruiken, onder meer door gebruik te maken van de fondsen en instrumenten van de Unie en beleidsmaatregelen te nemen die bijdragen tot de duurzame financiering van langdurigezorgdiensten en die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar brengen.

11.

De lidstaten wordt aanbevolen de Commissie binnen 18 maanden vanaf de vaststelling van deze aanbeveling in kennis te stellen van de reeks maatregelen die zijn genomen of gepland om de aanbeveling uit te voeren, in voorkomend geval voortbouwend op bestaande nationale strategieën of plannen en rekening houdend met nationale, regionale en lokale omstandigheden. De daaropvolgende voortgangsverslagen moeten in voorkomend geval worden gebaseerd op rapportagemechanismen en -fora, waaronder die in het kader van de sociale open coördinatiemethode, het Europees Semester en andere toepasselijke mechanismen voor programmering en verslaglegging van de Unie, zoals de nationale herstelplannen.

12.

De Raad is ingenomen met het voornemen van de Commissie om:

a)

financiering en technische ondersteuning van de Unie beschikbaar te stellen om nationale hervormingen en sociale innovatie in de langdurige zorg te bevorderen;

b)

de voortgang bij de uitvoering van deze aanbeveling in het kader van het Europees Semester en de sociale open coördinatiemethode te monitoren — door regelmatig de balans van de vorderingen op te maken met het Comité voor sociale bescherming en, in voorkomend geval, het Comité voor de werkgelegenheid op basis van de maatregelen genoemd in punt 11, nationale hervormingsprogramma's en andere betreffende documenten, de voortgangsverslagen van de lidstaten en van het in punt e) vermelde kader van indicatoren - en binnen vijf jaar vanaf de vaststelling van deze aanbeveling verslag bij de Raad uit te brengen;

c)

samen te werken met de lidstaten, via het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de werkgelegenheid, en — in voorkomend geval — met coördinatoren voor langdurige zorg of leden van de in punt 10 a) bedoelde coördinatiemechanismen, alsook met de betrokken belanghebbenden, om wederzijds leren te bevorderen, ervaringen uit te wisselen en follow-up te geven aan de in punt 11 bedoelde maatregelen die naar aanleiding van deze aanbeveling zijn genomen;

d)

samen te werken met de lidstaten om de beschikbaarheid, de reikwijdte en de relevantie van vergelijkbare gegevens over langdurige zorg op het niveau van de Unie te verbeteren op basis van de komende resultaten van de taskforce van de Commissie voor statistieken over langdurige zorg;

e)

samen te werken met het Comité voor sociale bescherming om een kader van indicatoren ter monitoring van de uitvoering van deze aanbeveling vast te stellen, waarbij wordt voortgebouwd op de gezamenlijke werkzaamheden met betrekking tot gemeenschappelijke indicatoren over langdurige zorg en andere monitoringkaders om dubbel werk te voorkomen en de administratieve lasten te beperken;

f)

samen met het Comité voor sociale bescherming gezamenlijke verslagen over langdurige zorg op te stellen waarin gemeenschappelijke uitdagingen op het gebied van langdurige zorg en de maatregelen van de lidstaten om deze uitdagingen aan te gaan, worden geanalyseerd;

g)

de inspanningen op het gebied van voorlichting en communicatie op het niveau van de Unie en ten aanzien van de lidstaten en de belanghebbenden op te voeren.

Gedaan te Brussel, 8 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. JUREČKA


(1)  Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10).

(2)  Gezamenlijk verslag van de Europese Commissie, directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie en het Comité voor sociale bescherming, Long-term care report: trends, challenges and opportunities in an ageing society (PB deel 2 van 14.6.2021).

(3)  PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.

(4)  Van der Ende, M. et al., 2021, Study on exploring the incidence and costs of informal long-term care in the EU.

(5)  Besluit (EU) 2022/2296 van de Raad van 21 november 2022 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 304 van 24.11.2022, blz. 67).

(6)  Een facultatief Europees kwaliteitskader voor sociale diensten, SPC/2010/10/8 final.

(7)  Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten; voorstel voor een richtlijn betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(8)  Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 105).

(9)  Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (PB L 275 van 25.10.2022, blz. 33).

(10)  Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79).

(11)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(12)  Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18).

(13)  Richtlijn 90/269/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (vierde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 156 van 21.6.1990, blz. 9).

(14)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(15)  Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 83/391/EEG) (PB L 262 van 17.10.2000, blz. 21).

(16)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9) betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.

(17)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 83/391/EEG) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(18)  Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (elektromagnetische velden) (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 1).


BIJLAGE

LANGDURIGE ZORG — KWALITEITSBEGINSELEN

De lidstaten wordt verzocht te voorzien in een nationaal kwaliteitskader voor langdurige zorg als bedoeld in punt 6, met inachtneming van de onderstaande beginselen. Deze beginselen gelden voor alle aanbieders van langdurige zorg, ongeacht hun juridische status, en in alle zorgomgevingen. Ze belichamen gedeelde waarden en een gemeenschappelijk begrip van de kwaliteit van langdurige zorg.

Respect

Langdurige zorg respecteert de waardigheid en de andere grondrechten en vrijheden van de personen die langdurige zorg nodig hebben, hun familie en de verzorgers. Dit betekent onder meer in dat iedereen, en met name personen met een handicap, het gelijke recht heeft om zelfstandig in de gemeenschap te leven, met dezelfde keuzemogelijkheden als anderen. Langdurige zorg wordt verleend zonder discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Zorgontvangers worden beschermd tegen misbruik, intimidatie, verwaarlozing en alle vormen van geweld.

Preventie

Langdurige zorg is erop gericht de verslechtering van de lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mensen die langdurige zorg nodig hebben zo veel mogelijk tegen te gaan of te voorkomen, alsook hun vermogen om zelfstandig te leven te versterken en hun gevoel van eenzaamheid of sociaal isolement te verlichten.

Persoonsgericht

Langdurigezorgdiensten worden zonder enige vorm van discriminatie verleend en voldoen aan de specifieke en veranderende behoeften van eenieder die langdurige zorg nodig heeft. Langdurigezorgdiensten respecteren ten volle de persoonlijke integriteit van de zorgbehoevenden en houden rekening met hun geslacht en hun fysieke, intellectuele, culturele, etnische, religieuze, taalkundige en sociale diversiteit en, indien van toepassing, die van hun familie of hun directe sociale omgeving. De persoon die langdurige zorg nodig heeft, staat centraal en de planning van de dienstverlening, het beheer van de zorgverlening, de ontwikkeling van werknemers en de kwaliteitsbewaking zijn op hem/haar afgestemd.

Alomvattend en ononderbroken

Langdurige zorg wordt op geïntegreerde wijze samen met alle andere relevante diensten (bijvoorbeeld gezondheidszorg en telegezondheidszorg) opgezet en verleend, waarbij voor doeltreffende coördinatie tussen de nationale, regionale en lokale niveaus wordt gezorgd en onder meer de belanghebbenden in de gemeenschap worden betrokken. Langdurige zorg wordt zo georganiseerd dat mensen die langdurige zorg nodig hebben, zich op een ononderbroken reeks diensten kunnen verlaten wanneer en zo lang als dat nodig is. Daarbij wordt hun inclusie in de samenleving en het behoud van hun banden met familie en vrienden ondersteund. De overgang tussen verschillende langdurigezorgdiensten verloopt soepel, waarbij verstoringen van de dienstverlening of negatieve gevolgen voor de zorgverlening worden voorkomen.

Nadruk op resultaten

Langdurige zorg is er op de eerste plaats op gericht de zorgontvangers ten goede komen door hun levenskwaliteit te verbeteren en hun vermogen om zelfstandig te leven te vergroten. Waar nodig wordt ook rekening gehouden met de voordelen voor hun familie, de mantelzorgers en de gemeenschap.

Transparantie

Mensen die langdurige zorg nodig hebben, hun familie of hun verzorgers ontvangen volledige, toegankelijke en begrijpelijke informatie en advies over de beschikbare opties en aanbieders van langdurige zorg, de kwaliteitsnormen en de kwaliteitsborging, zodat zij de meest geschikte zorgoptie kunnen kiezen.

Werknemers

Langdurige zorg wordt verleend door geschoolde en bekwame werknemers met een fatsoenlijk loon en billijke arbeidsvoorwaarden. Er wordt in voldoende werknemers voorzien, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personen die langdurige zorg ontvangen en hun behoeften, evenals met de verschillende zorgomgevingen. De rechten van de werknemers, de vertrouwelijkheid, de beroepsethiek en de professionele autonomie worden gerespecteerd. Verzorgers worden beschermd tegen misbruik, intimidatie en alle vormen van geweld.

Alle zorgverleners hebben toegang tot permanente educatie.

Faciliteiten

Alle langdurige zorg voldoet aan de voorschriften inzake gezondheid, veiligheid, toegankelijkheid, milieu en energiebesparing.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/12


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.10619 — SNAM / ENI / JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 476/02)

Op 13 oktober 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10619. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


III Voorbereidende handelingen

RAAD

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/13


STANDPUNT (EU) nr. 4/2022 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor de toekenning van steun aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +)

Vastgesteld door de Raad op 10 december 2022

(2022/C 476/03)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 september 2017 is een associatieovereenkomst tussen de Unie en Oekraïne (2) in werking getreden, die ook een diepe en brede vrijhandelsruimte omvat.

(2)

In 2014 is Oekraïne begonnen met de uitvoering van een ambitieus hervormingsprogramma dat de economie van het land moet stabiliseren en de levensstandaard van zijn burgers moet verhogen. Corruptiebestrijding en constitutionele, electorale en justitiële hervormingen behoren tot de topprioriteiten op de agenda. De uitvoering van die hervormingen werd ondersteund door opeenvolgende programma’s voor macrofinanciële bijstand, in het kader waarvan Oekraïne van de Unie voor in totaal 6,6 miljard EUR aan bijstand in de vorm van leningen heeft ontvangen.

(3)

Met de dringende macrofinanciële bijstand, die in het kader van oplopende spanningen net vóór de Russische invasie beschikbaar werd gesteld op grond van Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad (3), werd 1,2 miljard EUR aan leningen verstrekt aan Oekraïne, uitbetaald in twee tranches van elk 600 miljoen EUR in maart en mei 2022.

(4)

De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie van maximaal 1 miljard EUR op grond van Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad (4) zorgde voor snelle en dringende steun aan de Oekraïense begroting en werd in twee tranches volledig uitbetaald op 1 en 2 augustus 2022. Die bijstand vormde de eerste fase van de geplande buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne van maximaal 9 miljard EUR, die de Commissie in haar mededeling van 18 mei 2022, getiteld “Hulp voor en wederopbouw van Oekraïne”, had aangekondigd en die door de Europese Raad van 23 en 24 juni 2022 werd bekrachtigd.

(5)

Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad (5) was een verdere stap in de uitvoering van de geplande buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie. Met dat besluit werd de basis gelegd om Oekraïne nog eens maximaal 5 miljard EUR aan leningen tegen zeer gunstige voorwaarden toe te kennen; daarvan is op 18 oktober 2 miljard EUR uitbetaald en de resterende 3 miljard EUR zal tegen eind 2022 worden uitbetaald.

(6)

De niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog die Rusland sinds 24 februari 2022 tegen Oekraïne voert, heeft voor Oekraïne geleid tot een verlies aan toegang tot financiële markten en een aanzienlijke daling van de overheidsontvangsten, terwijl de overheidsuitgaven om de humanitaire situatie aan te pakken en de continuïteit van de overheidsdiensten te handhaven, aanzienlijk zijn gestegen. In die zeer onzekere en onstabiele situatie wezen de beste schattingen van de financieringsbehoeften van Oekraïne die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in de zomer van 2022 maakte, op een buitengewoon financieringstekort van ongeveer 39 miljard USD in 2022, waarvan ongeveer de helft zou kunnen worden gedekt dankzij internationale bijstand. De snelle verstrekking door de Unie van de macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van Besluit (EU) 2022/1628 werd, gezien de buitengewone omstandigheden, beschouwd als een passende kortetermijnrespons op de aanzienlijke risico’s voor de macrofinanciële stabiliteit van Oekraïne. De verdere buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie ten belope van maximaal 5 miljard EUR uit hoofde van dat besluit moest de macrofinanciële stabilisatie van Oekraïne ondersteunen, de onmiddellijke veerkracht van het land versterken en zijn herstelcapaciteit in stand houden, en aldus bijdragen tot de houdbaarheid van de overheidsschuld van Oekraïne en tot de mogelijkheden van het land om uiteindelijk zijn financiële verplichtingen na te komen.

(7)

Sinds het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben de Unie, de lidstaten en Europese financiële instellingen 19,7 miljard EUR ter beschikking gesteld ten behoeve van de economische, sociale en financiële veerkracht van Oekraïne. Dat bedrag omvat de steun vanuit de Uniebegroting, ten belope van 12,4 miljard EUR, met inbegrip van de buitengewone macrofinanciële bijstand en steun van de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling met een volledige of gedeeltelijke garantie door de Uniebegroting, alsook verdere financiële steun van lidstaten ten belope van 7,3 miljard EUR.

(8)

Daarnaast heeft de Raad besloten tot bijstandsmaatregelen ten behoeve van de Oekraïense strijdkrachten in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ten belope van 3,1 miljard EUR uit hoofde van Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (6), en tot een militaire bijstandsmissie aan Oekraïne met 0,1 miljard EUR voor de gemeenschappelijke kosten uit hoofde van Besluit (GBVB) 2022/1968 van de Raad (7). De Unie en de lidstaten zijn via het Uniemechanisme voor civiele bescherming uit hoofde van Verordening (EU) 2021/836 van het Europees Parlement en de Raad (8) ook met een ongeziene noodrespons in natura gekomen, die de grootste noodoperatie was sinds dat mechanisme werd ingesteld en die miljoenen hulpgoederen naar Oekraïne en de regio brengt.

(9)

De Europese Raad van 23 juni 2022 heeft besloten om Oekraïne de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen. Voortdurende krachtige steun voor Oekraïne is een centrale prioriteit voor de Unie. Aangezien de schade door de Russische aanvalsoorlog voor de Oekraïense economie, burgers en bedrijven enorm is, vergt voortdurende krachtige Uniesteun voor Oekraïne een georganiseerde collectieve aanpak zoals die wordt geschetst in het instrument om steun te verlenen aan Oekraïne (macrofinanciële bijstand +) dat bij deze verordening wordt ingesteld (het “instrument”).

(10)

De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne vormt een strategische geopolitieke dreiging voor de Unie als geheel en vereist een sterk en eensgezind optreden van de lidstaten. Daarom is het van essentieel belang dat Uniesteun snel wordt uitgerold en soepel en stapsgewijs kan worden aangepast voor directe noodhulp en herstel op korte termijn op de weg naar toekomstige wederopbouw.

(11)

De algemene doelstelling van het instrument bestaat erin de financieringskloof van Oekraïne in 2023 te helpen dichten, met name door op een voorspelbare, doorlopende, ordelijke en tijdige manier aan de staatsbegroting van Oekraïne financiële hulp op korte termijn beschikbaar te stellen tegen zeer gunstige voorwaarden, onder meer om daarmee het herstel en de eerste steun voor de wederopbouw na de oorlog te financieren, in voorkomend geval om Oekraïne te ondersteunen op zijn traject richting integratie in Europa.

(12)

Om de algemene doelstelling van het instrument te behalen, moet de bijstand worden verleend om de macrofinanciële stabiliteit in Oekraïne te ondersteunen en om de beperkingen inzake externe financiering die Oekraïne ondervindt, te verlichten. De Commissie moet de steun uit hoofde van het instrument uitvoeren in overeenstemming met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de verschillende onderdelen van het externe optreden en andere relevante beleidsdomeinen van de Unie.

(13)

Ook het verschaffen van steun voor herstel, reparatie en instandhouding van kritieke functies en infrastructuur, alsmede hulp aan mensen in nood en voor de zwaarst getroffen gebieden, in termen van materiële en sociale steun, tijdelijke huisvesting, bouw van woningen en infrastructuur, moeten tot de belangrijkste sectoren voor steun uit hoofde van het instrument behoren.

(14)

Ook moet het instrument de capaciteit van de Oekraïense autoriteiten versterken om zich voor te bereiden op de toekomstige wederopbouw na de oorlog en op de vroege voorbereidende fase van het pretoetredingsproces, naargelang wat passend is, met inbegrip van het versterken van de Oekraïense instellingen, het hervormen en versterken van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur, alsmede transparantie, structurele hervormingen en goed bestuur op alle niveaus.

(15)

Het instrument zal het externe beleid van de Unie ten aanzien van Oekraïne ondersteunen. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten gedurende de hele ondersteuningsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de consistentie ervan te waarborgen. De steun voor Oekraïne uit hoofde van het instrument zal aanzienlijk blijven bijdragen aan het voldoen aan de financieringsbehoeften van Oekraïne zoals die geraamd werden door het IMF, de Wereldbank en andere internationale financiële instellingen, rekening houdende met het vermogen van Oekraïne om zich uit eigen middelen te financieren. Bij de vaststelling van het steunbedrag wordt ook rekening gehouden met de verwachte financiële bijdragen van bilaterale en multilaterale donoren, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Oekraïne en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

(16)

De toestand van Oekraïne vergt een stapsgewijze benadering waarbij een instrument dat is toegespitst op macrofinanciële stabiliteit en op directe noodhulp en herstel, geflankeerd wordt door aanhoudende steun in het kader van het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, ingesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (9), en de humanitaire hulpacties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad (10).

(17)

Deze verordening moet de middelen vaststellen die voor het instrument beschikbaar zijn voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023, met mogelijke uitbetalingen tot en met 31 maart 2024. Een bedrag van maximaal 18 miljard EUR moet beschikbaar worden gesteld in de vorm van leningen. Daarnaast moet deze verordening voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 voorzien in een rentesubsidie. Om ervoor te zorgen dat de rentekosten gedurende de looptijd van de leningen gedekt zijn, moeten bijdragen van lidstaten voor de periode na 2027 worden verlengd en blijven doorlopen als externe bestemmingsontvangsten, tenzij deze in toekomstige meerjarige financiële kaders door andere middelen worden gedekt. Daarom kan het mogelijk zijn dat de bijdragen van lidstaten worden verlengd voor de periode na 2027.

(18)

Deze verordening moet voor de lidstaten in de mogelijkheid voorzien dat zij aanvullende middelen beschikbaar stellen, als externe bestemmingsontvangsten, die worden uitgevoerd op grond van het memorandum van overeenstemming van het instrument. Die mogelijkheid van aanvullende bijdragen moet ook worden geboden voor belangstellende derde landen en partijen bij wijze van externe bestemmingsontvangsten, overeenkomstig artikel 21, lid 2, punten d) en e), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11) (het “Financieel Reglement”). Om synergie-effecten en complementariteit te bevorderen, dient te worden toegestaan dat die aanvullende bijdragen van de lidstaten, van belangstellende derde landen en partijen ook aan de op grond van Verordeningen (EU) 2021/947 en (EG) nr. 1257/96 van de Raad ingestelde programma’s beschikbaar worden gesteld voor de financiering van maatregelen die aan de doelstellingen van het instrument bijdragen.

(19)

Vrijwillige bijdragen van de lidstaten moeten onherroepelijk, onvoorwaardelijk en afroepbaar zijn. Daartoe moeten de lidstaat met de Commissie een bijdrageovereenkomst aangaan in de zin van artikel 22, lid 2, van het Financieel Reglement. Die bijdrageovereenkomst moet de bijdrage in de rentesubsidie betreffen en, mocht de lidstaat die willen verschaffen, ook aanvullende bedragen.

(20)

De beschikbaarstelling van de steun uit hoofde van het instrument moet afhankelijk worden gesteld van de noodzakelijke randvoorwaarde dat Oekraïne doeltreffende democratische mechanismen en instellingen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat blijft eerbiedigen, en de eerbiediging van de mensenrechten blijft garanderen.

(21)

De steun uit hoofde van het instrument moet worden gekoppeld aan beleidsvoorwaarden die in een memorandum van overeenstemming zullen worden vastgelegd. Die voorwaarden moeten ook toezeggingen omvatten om de economische prestaties en veerkracht van het land te versterken, het ondernemingsklimaat te verbeteren, de wederopbouw van kritieke voorzieningen te faciliteren en oplossingen te zoeken voor uitdagingen in de energiesector.

(22)

De beleidsvoorwaarden moeten worden aangevuld door strikte rapportageverplichtingen, die ervoor moeten zorgen dat de middelen op een efficiënte, transparante en verantwoorde wijze worden gebruikt.

(23)

Gezien de toestand in Oekraïne is het passend te voorzien in een herziening van het memorandum van overeenstemming halverwege de looptijd ervan.

(24)

De steun uit hoofde van het instrument moet worden vrijgegeven mits randvoorwaarden in acht worden genomen en er sprake is van een bevredigende uitvoering en progressie richting de uitvoering van de beleidsvoorwaarden.

(25)

Het is passend te voorzien in de mogelijkheid om de financieringsbehoeften van Oekraïne opnieuw te beoordelen en om de steun te verlagen, te schorsen of te annuleren indien die behoeften tijdens de periode van de uitbetaling van de steun uit hoofde van het instrument ingrijpend verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke projecties. Ook is het passend te voorzien in de mogelijkheid om de uitbetalingen te schorsen of te annuleren indien de vereisten voor het vrijgeven van de steun uit hoofde van het instrument niet zijn vervuld.

(26)

In het kader van de dringende financieringsbehoeften van Oekraïne is het passend de financiële bijstand te organiseren uit hoofde van de gediversifieerde financieringsstrategie van artikel 220 bis van het Financieel Reglement, die daarin als één enkele financieringsmethode is vastgelegd en waarvan verwacht wordt dat zij zal zorgen voor een grotere liquiditeit van obligaties van de Unie en de uitgiften van de Unie aantrekkelijker en kostenefficiënter zal maken.

(27)

Gezien de moeilijke situatie van Oekraïne als gevolg van de Russische aanvalsoorlog, en om het land te ondersteunen op zijn traject naar stabiliteit op lange termijn, is het passend om Oekraïne leningen tegen zeer gunstige voorwaarden te verstrekken met een maximale looptijd van 35 jaar, waarvan de aflossing van de hoofdsom niet vóór 2033 begint. Ook is het passend om af te wijken van artikel 220, lid 5, punt e), van het Financieel Reglement en de Unie toe te staan de mogelijkheid te hebben om de rentekosten te dekken en de administratieve kosten kwijt te schelden die anders ten laste van Oekraïne zouden komen. De rentesubsidie moet worden verleend als een instrument dat passend wordt geacht om de doeltreffendheid van de steun te garanderen in de zin van artikel 220, lid 1, van het Financieel Reglement. Zij moet worden gefinancierd uit aanvullende vrijwillige bijdragen van de lidstaten en moet stapsgewijs beschikbaar worden gesteld naarmate de overeenkomsten met de lidstaten in werking treden.

(28)

Oekraïne moet elk jaar kunnen vragen om de rentesubsidie en de kwijtschelding van administratieve kosten.

(29)

De financiële verplichtingen uit hoofde van deze verordening verstrekte leningen mogen niet worden ondersteund door de garantie voor extern optreden, in afwijking van artikel 31, lid 3, tweede zin, van Verordening (EU) 2021/947. Steun uit hoofde van het instrument moet financiële bijstand zijn in de zin van artikel 220, lid 1, van het Financieel Reglement. Met het oog op de financiële risico’s en de budgettaire dekking mogen geen voorzieningen worden gevormd voor de financiële bijstand in de vorm van uit hoofde van het instrument verstrekte leningen en, in afwijking van artikel 211, lid 1, van het Financieel Reglement, mag geen voorzieningspercentage als een percentage van het in artikel 4, lid 1, van deze verordening, vermelde bedrag worden vastgesteld.

(30)

Verordening (EU, Euratom) 2020/20931 van de Raad (12) voorziet momenteel niet in de dekking van de financiële verplichtingen die voortvloeien uit hoofde van het instrument verstrekte leningen. In afwachting van een eventuele wijziging van die verordening, waardoor het mogelijk zou worden om, als garantie, begrotingsmiddelen vrij te maken boven de maxima van het meerjarig financieel kader (MFK) en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (13) bedoelde maxima, is het passend dat een alternatieve oplossing wordt gezocht voor aanvullende middelen.

(31)

Vrijwillige bijdragen van de lidstaten in de vorm van garanties zijn aangemerkt als een geschikt instrument om de nodige bescherming te bieden voor het opnemen en verstrekken van leningen uit hoofde van deze verordening. De garanties van de lidstaten moeten waarborgen dat de Unie in staat is om de aangegane leningen ter ondersteuning van de uit hoofde van het instrument verstrekte leningen terug te betalen.

(32)

De door de lidstaten verstrekte garanties moeten de steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen tot maximaal 18 000 000 000 EUR dekken. Het is belangrijk dat de lidstaten zo snel mogelijk de toepasselijke nationale procedures voor de verstrekking van de garanties afronden. Gezien de urgentie van de situatie mag de tijd die nodig is voor de afronding van die procedures de uitbetaling van de benodigde financiële steun voor Oekraïne in de vorm van uit hoofde van deze verordening verstrekte leningen niet vertragen. Tegelijkertijd moet de financiële steun uit hoofde van het instrument in de vorm van verstrekte leningen geleidelijk beschikbaar worden gesteld, naarmate de door de lidstaten verstrekte garanties in werking treden. Gelet op het beginsel van goed financieel beheer en het voorzichtigheidsbeginsel moet de Commissie bij het regelen van de verstrekte leningen acht slaan op haar kredietwaardigheid. Bij een wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de uit hoofde van het instrument verstrekte leningen krachtens de Uniebegroting boven de maxima van het MFK en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, moet het volledige bedrag van de steun van maximaal 18 000 000 000 EUR echter op de datum waarop die wijziging of opvolger in werking treedt, beschikbaar worden gesteld.

(33)

De garanties van de lidstaten moeten onherroepelijk, onvoorwaardelijk en afroepbaar zijn. Die garanties moeten ervoor zorgen dat de Unie in staat is de op de kapitaal-markten of bij financiële instellingen geleende middelen terug te betalen. De garanties moeten vanaf de dag van inwerkingtreding van een wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de uit hoofde van het instrument verstrekte leningen uit hoofde van de Uniebegroting boven de maxima van het MFK en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, niet langer opvraagbaar zijn. De garanties moeten worden opgevraagd ingeval de Unie niet op tijd wordt betaald door Oekraïne met betrekking tot de uit hoofde van het instrument verstrekte leningen, met name in het geval van wijzigingen in het betalingsschema om welke reden dan ook en verwachte en onverwachte niet-betalingen.

(34)

Bedragen die in het kader van de leningovereenkomsten in verband met de uit hoofde van het instrument verstrekte leningen zijn teruggevorderd, moeten in afwijking van artikel 211, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement worden terugbetaald aan de lidstaten die gevolg hebben gegeven aan garantie-opvragingen.

(35)

Alvorens de door de lidstaten verstrekte garanties op te vragen, moet de Commissie, naar eigen goeddunken en op eigen verantwoordelijkheid, als de instelling van de Unie die overeenkomstig artikel 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de uitvoering van de algemene begroting van de Unie is belast, alle mogelijke maatregelen in het kader van de in artikel 220 bis van het Financieel Reglement bedoelde gediversifieerde financieringsstrategie onderzoeken, binnen de grenzen van deze verordening. Bij de betreffende opvraging van garanties moet de Commissie de lidstaten op passende wijze informeren over dit onderzoek.

(36)

Het relatieve aandeel van de bijdragen van elke lidstaat (verdeelsleutel) aan het totale gegarandeerde bedrag moet overeenkomen met het relatieve aandeel van de lidstaten in het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de Unie. De opvragingen van garanties moeten pro rata geschieden, door de verdeelsleutel toe te passen. Totdat alle garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de lidstaten in werking zijn getreden moet de verdeelsleutel tijdelijk evenredig worden aangepast.

(37)

Het is passend dat de Commissie en Oekraïne een leningsovereenkomst afsluiten voor de steun in de vorm van leningen, binnen het kader van de voorwaarden die in het memorandum van overeenstemming zijn bepaald. Om een doeltreffende bescherming te verzekeren van de financiële belangen van de Unie in het kader van de steun uit hoofde van het instrument, moet Oekraïne passende maatregelen nemen met betrekking tot de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot die steun. Daarnaast moet in de leningsovereenkomst en in de financieringsovereenkomst worden bepaald dat de Commissie controles verricht, de Rekenkamer audits uitvoert en het Europees Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden uitoefent, in overeenstemming met de artikelen 129 en 220 van het Financieel Reglement.

(38)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het helpen dichten van de financieringskloof van Oekraïne in 2023, met name door op een voorspelbare, doorlopende, ordelijke en tijdige manier aan de staatsbegroting van Oekraïne financiële hulp op korte termijn beschikbaar te stellen tegen zeer gunstige voorwaarden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(39)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(40)

Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken waarin is voorzien door artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(41)

In het licht van de situatie in Oekraïne moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

STEUN VAN DE UNIE VOOR OEKRAÏNE

AFDELING 1

Algemene Bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening stelt een instrument in om steun van de Unie aan Oekraïne te verlenen (macrofinanciële bijstand +) (het “instrument”) in de vorm van leningen, niet-terugbetaalbare steun en een rentesubsidie.

2.   Zij stelt de doelstellingen van het instrument vast, de financiering ervan, de vormen van Uniefinanciering uit hoofde ervan en de regels voor het verlenen van die financiering.

Artikel 2

Doelstellingen van het instrument

1.   De algemene doelstelling van het instrument is het om op een voorspelbare, doorlopende, ordelijke en tijdige manier aan Oekraïne financiële hulp op korte termijn te verschaffen, waarmee het herstel en initiële steun voor de wederopbouw na de oorlog kan worden gefinancierd, in voorkomend geval, om zo Oekraïne te ondersteunen op zijn traject richting integratie in Europa.

2.   Om die algemene doelstelling te verwezenlijken, zijn de belangrijkste specifieke doelstellingen met name de ondersteuning van:

a)

macrofinanciële stabiliteit en het verlichten van de beperkingen van Oekraïne inzake externe en interne financiering;

b)

een hervormingsagenda die inzet op de vroege voorbereidende fase van het pretoetredingsproces, naargelang wat passend is, met inbegrip van het versterken van de instellingen van Oekraïne, het hervormen en versterken van de doeltreffendheid van het openbaar bestuur, alsmede transparantie, structurele hervormingen en goed bestuur op alle niveaus;

c)

herstel van kritieke functies en infrastructuur en hulp aan mensen in nood.

Artikel 3

Vormen van steun

Om zijn doelstellingen te verwezenlijken, ondersteunt het instrument met name het volgende:

a)

de financiering van financieringsbehoeften van Oekraïne, om de macrofinanciële stabiliteit van het land in stand te houden;

b)

herstel, bijvoorbeeld van kritieke infrastructuur, zoals energie-infrastructuur, watersystemen, transportnetwerken, wegen of bruggen, of in strategische economische sectoren en sociale infrastructuur, zoals gezondheidsvoorzieningen, scholen, en huisvesting voor herplaatste personen, met inbegrip van tijdelijke en sociale huisvesting;

c)

sectorale en institutionele hervormingen, zoals hervormingen op het gebied van corruptiebestrijding en justitie, eerbiediging van de rechtsstaat, goed bestuur, en modernisering van de nationale en lokale instellingen;

d)

voorbereiding van de wederopbouw van Oekraïne;

e)

steun om het regelgevingskader van Oekraïne af te stemmen op dat van de Unie en voor de integratie van Oekraïne in de interne markt, alsmede versterking van de economische ontwikkeling en verbetering van het concurrentievermogen;

f)

het versterken van de bestuurlijke capaciteit van Oekraïne met passende middelen, onder meer het gebruik van technische bijstand.

Artikel 4

Uit hoofde van het instrument beschikbare steun

1.   De steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen is beschikbaar, met inachtneming van artikel 5, voor een bedrag van maximaal 18 000 000 000 EUR voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023, met de mogelijkheid tot uitbetaling tot en met 31 maart 2024.

De steun wordt geleidelijk beschikbaar naarmate de garantieovereenkomsten van de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 4, in werking treden, maar overschrijdt nooit de bedragen die door die garantieovereenkomsten worden gedekt.

Vanaf de toepassingsdatum van een wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde leningen uit hoofde van de Uniebegroting boven de maxima van het meerjarig financieel kader (MFK) en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, is de tweede alinea van dit lid echter niet langer van toepassing en wordt de in de eerste alinea van dit lid bedoelde steun volledig beschikbaar gesteld.

2.   Aanvullende steun uit hoofde van het instrument voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 is ook beschikbaar, met inachtneming van artikel 7, lid 1, om de uitgaven overeenkomstig artikel 17 te dekken. Deze aanvullende steun kan, met inachtneming van artikel 7, lid 1, beschikbaar zijn tot en met 31 december 2027.

3.   Aanvullende bedragen die overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 4, van deze verordening beschikbaar zijn, kunnen als niet-terugbetaalbare steun worden uitgevoerd indien daartoe in het overeenkomstig artikel 9 van deze verordening of overeenkomstig Verordeningen (EU) 2021/947 en (EG) nr. 1257/96 te sluiten memorandum van overeenstemming is voorzien ten behoeve van de financiering van maatregelen voor het verwezenlijken van de in artikel 2, lid 2, punten b) en c), genoemde doelstellingen, overeenkomstig de regels van die verordeningen.

4.   De in lid 3 bedoelde bedragen kunnen dienen ter dekking van steunuitgaven voor de uitvoering van het instrument en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve ondersteuning met betrekking tot activiteiten inzake voorbereiding, follow-up, monitoring, controle, audit en evaluatie die voor die uitvoering noodzakelijk zijn, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve en coördinerende ondersteuning die nodig is voor het instrument, en voor het beheer van in het kader van het instrument gefinancierde operaties, met inbegrip van informatie- en communicatieacties en institutionele informatietechnologiesystemen.

Artikel 5

Bijdragen in de vorm van garanties door de lidstaten

1.   De lidstaten kunnen bijdragen door garanties te verstrekken tot een totaalbedrag van 18 000 000 000 EUR met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, bedoelde steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen.

2.   De bijdragen van de lidstaten worden verstrekt in de vorm van onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garanties, aan de hand van een met de Commissie overeenkomstig artikel 6 te sluiten garantieovereenkomst.

3.   Het relatieve aandeel van de bijdrage van de betrokken lidstaat (verdeelsleutel) aan het in lid 1 van dit artikel bedoelde bedrag komt overeen met het relatieve aandeel van die lidstaat in het totale bni van de Unie, zoals blijkt uit kolom (1) van tabel 4 van deel A (“Financiering van de jaarlijkse begroting van de Unie, inleiding”) van de rubriek “Algemene ontvangsten” van de begroting voor 2023, die is opgenomen in de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2023, zoals definitief vastgesteld op 23 november 2022.

4.   De garanties worden met betrekking tot elke lidstaat van kracht vanaf de datum van inwerkingtreding van de in artikel 6 bedoelde garantieovereenkomst tussen de Commissie en de lidstaat in kwestie.

5.   Bedragen die voortvloeien uit opvragingen van garanties, vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, punt a), ii), van het Financieel Reglement voor de terugbetaling van financiële verplichtingen in verband met de in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen.

6.   Alvorens de door de lidstaten verstrekte garanties op te vragen, onderzoekt de Commissie, naar eigen goeddunken en op eigen verantwoordelijkheid, alle mogelijke maatregelen in het kader van de in artikel 220 bis van het Financieel Reglement bedoelde gediversifieerde financieringsstrategie, binnen de grenzen van deze verordening. Dergelijk onderzoek doet geen afbreuk aan de onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare aard van de op grond van lid 2 van dit artikel verstrekte garanties. Bij de opvraging van garanties informeert de Commissie de lidstaten op passende wijze over dit onderzoek.

7.   In afwijking van artikel 211, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement worden bedragen die van Oekraïne zijn teruggevorderd met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen, tot het bedrag van de op grond van artikel 6, punt a), van deze verordening door de lidstaten nagekomen garantie-opvragingen terugbetaald aan de betrokken lidstaten.

Artikel 6

Garantieovereenkomsten

De Commissie sluit een garantieovereenkomst met elke lidstaat die een in artikel 5 bedoelde garantie verstrekt. In deze overeenkomst worden de regels die voor de garantie gelden en die voor alle lidstaten gelijk zijn, vastgelegd, met inbegrip van, met name, bepalingen die:

a)

de lidstaten verplichten garantie-opvragingen van de Commissie met betrekking tot de in artikel 4, lid 1, bedoelde steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen na te komen;

b)

garanderen dat de garantie-opvragingen pro rata geschieden, door de in artikel 5, lid 3, bedoelde verdeelsleutel toe te passen; totdat alle garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de lidstaten in werking treden overeenkomstig artikel 5, lid 4, wordt de verdeelsleutel tijdelijk evenredig aangepast;

c)

erin voorzien dat de garantie-opvragingen de Unie in staat stellen de op grond van artikel 16, lid 1, op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen geleende middelen terug te betalen na een niet-betaling door Oekraïne, ook in geval van wijzigingen in het betalingsschema om welke reden dan ook en verwachte en onverwachte niet-betalingen;

d)

de Commissie het recht geven om, wanneer een lidstaat niet op tijd geheel of gedeeltelijk gevolg geeft aan een garantie-opvraging, aanvullende garantie-opvragingen te doen met betrekking tot door andere lidstaten verstrekte garanties, om het aandeel van de eerstgenoemde lidstaat te kunnen dekken. Dergelijke aanvullende opvragingen worden gedaan naar verhouding van het relatieve aandeel van elke andere lidstaat in het bni van de Unie als bedoeld in artikel 5, lid 3, in die zin aangepast dat het relatieve aandeel van de betrokken lidstaat buiten beschouwing wordt gelaten. De lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan de garantie-opvraging blijft aansprakelijk voor de nakoming ervan en is tevens aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende kosten. De andere lidstaten worden voor aanvullende bijdragen vergoed uit de bedragen die de Commissie van de lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een garantie-opvraging terugvordert. De garantie die bij een lidstaat wordt opgevraagd, is in ieder geval beperkt tot het totale bedrag van de garantie die die lidstaat uit hoofde van de garantie¬overeenkomst heeft bijgedragen;

e)

betrekking hebben op de betalingsvoorwaarden;

f)

waarborgen dat de garantie vanaf de dag van toepassing van een wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde leningen uit hoofde van de Uniebegroting boven de maxima van het MFK en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, niet langer opvraagbaar is.

Artikel 7

Bijdragen van lidstaten en derden

1.   Lidstaten kunnen bijdragen in het instrument met de in de in artikel 4, lid 2, bedoelde bedragen. Het relatieve aandeel van de bijdrage van de betrokken lidstaat in die bedragen komt overeen met het relatieve aandeel van die lidstaat in het totale bni van de Unie. Voor de bijdragen voor jaar n wordt het op het bni gebaseerde relatieve aandeel berekend als het aandeel in het totale bni van de Unie zoals dat voortvloeit uit de overeenstemmende kolom in het deel “ontvangsten” van de laatste voor het jaar n-1 vastgestelde jaarlijkse Uniebegroting of gewijzigde jaarlijkse Uniebegroting.

De steun uit hoofde van het instrument op grond van dit lid komt beschikbaar ten aanzien van bedragen die zijn vastgesteld in een overeenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat nadat die overeenkomst in werking is getreden.

2.   Lidstaten kunnen in het instrument bijdragen met aanvullende bedragen als bedoeld in artikel 4, lid 3.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, punt a), ii), van het Financieel Reglement.

4.   Ook belangstellende derde landen en partijen kunnen aan niet-terugbetaalbare steun uit hoofde van het instrument bijdragen met in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde aanvullende bedragen, met name met betrekking tot de in artikel 2, lid 2, punten b) en c), van deze verordening bedoelde specifieke doelstellingen. Die bijdragen vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, punten d) en e), van het Financieel Reglement.

AFDELING 2

Voorwaarden voor de steun uit hoofde van het instrument

Artikel 8

Randvoorwaarde voor de steun uit hoofde van het instrument

1.   Een noodzakelijke randvoorwaarde voor toekenning van de steun uit hoofde van het instrument is dat Oekraïne de instandhouding en eerbiediging van doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat voortzet, en dat het de eerbiediging van de mensenrechten blijft garanderen.

2.   De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden zien toe op de naleving van de in lid 1 beschreven noodzakelijke randvoorwaarde gedurende de hele periode dat de steun uit hoofde van het instrument wordt toegekend, met name voordat uitbetalingen worden verricht, waarbij zij, in voorkomend geval, tevens rekening houden met het op gezette tijdstippen uitgebrachte uitbreidingsverslag van de Commissie. Er wordt tevens rekening gehouden met de omstandigheden in Oekraïne en met de gevolgen van de toepassing van de staat van beleg daar.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (15).

Artikel 9

Memorandum van overeenstemming

1.   De Commissie sluit met Oekraïne een memorandum van overeenstemming waarin met name de beleidsvoorwaarden, de indicatieve financiële planning en de in artikel 10 bedoelde rapportageverplichtingen worden vastgelegd, waaraan de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet worden gekoppeld.

De beleidsvoorwaarden worden, in voorkomend geval, binnen de context van de algemene toestand in Oekraïne, gekoppeld aan de in artikel 2 respectievelijk artikel 3 genoemde doelstellingen en uitvoering daarvan en de in artikel 8 beschreven noodzakelijke randvoorwaarde. Zij omvatten de gehechtheid aan de beginselen van goed financieel beheer met de nadruk op corruptiebestrijding, de bestrijding van de georganiseerde misdaad, fraudebestrijding en het vermijden van belangenconflicten, en de instelling van een transparant raamwerk met verantwoordingsplicht voor het beheer van herstel en, in voorkomend geval, wederopbouw.

2.   Het memorandum van overeenstemming kan halverwege de looptijd ervan door de Commissie worden geëvalueerd. De Commissie kan het memorandum van overeenstemming na die evaluatie wijzigen.

3.   Het memorandum van overeenstemming wordt volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld en gewijzigd.

Artikel 10

Rapportagevereisten

1.   De rapportageverplichtingen voor Oekraïne worden in het memorandum van overeenstemming opgenomen en waarborgen met name de efficiëntie, transparantie en verantwoording van het gebruik van de uit hoofde van het instrument verleende steun.

2.   De Commissie controleert op gezette tijdstippen de toepassing van de rapportageverplichtingen en de vooruitgang die wordt geboekt wordt bij de naleving van de in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de uitkomsten van die controle.

AFDELING 3

Vrijgave van de steun uit hoofde van het instrument, beoordeling en informatieverplichtingen

Artikel 11

Vrijgave van de steun uit hoofde van het instrument

1.   Onder de in artikel 12 bedoelde voorwaarden wordt de steun uit hoofde van het instrument door de Commissie in tranches beschikbaar gesteld. De Commissie stelt het tijdschema voor de uitbetaling van elke tranche vast. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald.

2.   De vrijgave van de steun uit hoofde van het instrument wordt door de Commissie beheerd op basis van haar beoordeling van de uitvoering van de beleidsvoorwaarden in het memorandum van overeenstemming.

Artikel 12

Beslissing over de vrijgave van de steun uit hoofde van het instrument

1.   Oekraïne dient vóór de uitbetaling van elke tranche een verzoek om middelen in, vergezeld van een verslag, overeenkomstig de bepalingen van het memorandum van overeenstemming.

2.   De Commissie beslist over de vrijgave van de tranches na beoordeling van de volgende voorwaarden:

a)

de inachtneming van de in artikel 8 vastgestelde noodzakelijke randvoorwaarde;

b)

de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde rapportageverplichtingen;

c)

bevredigende vooruitgang richting de uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden.

3.   Voordat het maximumbedrag van de steun uit hoofde van het instrument wordt uitbetaald, gaat de Commissie na of aan alle in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden is voldaan.

Artikel 13

Verlaging, schorsing en annulering van de steun uit hoofde van het instrument

1.   Indien de financieringsbehoeften van Oekraïne tijdens de periode van de uitbetaling van de steun van de Unie uit hoofde van het instrument aanzienlijk afnemen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, kan de Commissie het bedrag van de steun verlagen, of de steun schorsen of annuleren.

2.   Indien niet aan de in artikel 12, lid 2, genoemde voorwaarden is voldaan, schort de Commissie de uitbetaling van de steun uit hoofde van het instrument op of annuleert zij deze.

Artikel 14

Beoordeling van de uitvoering van de steun uit hoofde van het instrument

Tijdens de uitvoering van het instrument beoordeelt de Commissie aan de hand van een operationele beoordeling, die kan worden uitgevoerd samen met de operationele beoordeling waarin wordt voorzien door Besluiten (EU) 2022/1201 en (EU) 2022/1628, de deugdelijkheid van de voor de steun uit hoofde van het instrument geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Oekraïne.

Artikel 15

Verstrekking van informatie aan het Europees Parlement en de Raad

De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de ontwikkelingen met betrekking tot de Uniesteun uit hoofde van het instrument, waaronder de uitbetalingen daarvan, en de ontwikkelingen met betrekking tot de in artikel 11 bedoelde verrichtingen, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten. In het geval van schorsing of annulering op grond van artikel 13, lid 2, stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van de redenen voor die schorsing of annulering.

HOOFDSTUK II

BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE UITVOERING VAN DE STEUN

Artikel 16

Opgenomen en verstrekte leningen

1.   Voor de financiering van de steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen wordt de Commissie gemachtigd om, namens de Unie, de nodige financiële middelen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen te lenen overeenkomstig artikel 220 bis van het Financieel Reglement.

2.   De nadere voorwaarden voor de steun uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen worden vastgelegd overeenkomstig artikel 220 van het Financieel Reglement in een tussen de Commissie en Oekraïne te sluiten leningsovereenkomst. De leningen hebben een maximale looptijd van 35 jaar.

3.   In afwijking van artikel 31, lid 3, tweede zin, van Verordening (EU) 2021/947 wordt macrofinanciële bijstand die uit hoofde van het instrument in de vorm van leningen aan Oekraïne wordt verstrekt, niet ondersteund door de garantie voor extern optreden.

Voor de leningen op grond van deze verordening worden geen voorzieningen gevormd en, in afwijking van artikel 211, lid 1, van het Financieel Reglement, wordt geen voorzieningspercentage vastgesteld als een percentage van het in artikel 4, lid 1, van deze verordening genoemde bedrag.

Artikel 17

Rentesubsidie

1.   In afwijking van artikel 220, lid 5, punt e), van het Financieel Reglement, en afhankelijk van de beschikbare middelen, kan de Unie, met betrekking tot de op grond van deze verordening verstrekte leningen, de rentekosten dragen door een rentesubsidie toe te kennen en de administratieve kosten in verband met het opnemen en verstrekken van leningen dekken, met uitzondering van kosten in verband met vervroegde terugbetaling van de lening.

2.   Oekraïne kan de Unie jaarlijks verzoeken de rentesubsidie te verlenen en de administratieve kosten te dekken.

Artikel 18

Financieringsovereenkomst voor niet-terugbetaalbare steun

De nadere voorwaarden van de in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde niet-terugbetaalbare steun worden vastgelegd in een tussen de Commissie en Oekraïne te sluiten financieringsovereenkomst. In afwijking van artikel 220, lid 5, van het Financieel Reglement bevat de financieringsovereenkomst uitsluitend in artikel 220, lid 5, punten a) tot en met c), van diezelfde verordening bedoelde bepalingen. De financieringsovereenkomst bevat bepalingen betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie, controles, audits, preventie van fraude en andere onregelmatigheden, en de terugvordering van middelen.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20

Jaarverslag

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een beoordeling in van de uitvoering van hoofdstuk I van deze verordening, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dat verslag:

a)

wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de steun van de Unie uit hoofde van het instrument onderzocht;

b)

worden de economische situatie en de vooruitzichten van Oekraïne, alsmede de uitvoering van de in hoofdstuk I, afdeling 2, van deze verordening bedoelde vereisten en voorwaarden beoordeeld;

c)

wordt het verband aangegeven tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorschriften en voorwaarden, de actuele macrofinanciële situatie van Oekraïne en de besluiten van de Commissie tot vrijgave van de tranches van de steun uit hoofde van het instrument.

2.   Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex-postevaluatieverslag in, met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide steun van de Unie uit hoofde van het instrument en van de mate waarin deze tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 21

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 november 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 10 december 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3).

(3)  Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 4).

(4)  Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2022 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 186 van 13.7.2022, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 20 september 2022 tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, tot versterking van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds met garanties van de lidstaten en met een specifieke voorziening voor bepaalde financiële verplichtingen in verband met Oekraïne die worden gegarandeerd uit hoofde van Besluit nr. 466/2014/EU, en tot wijziging van Besluit (EU) 2022/1201 (PB L 245 van 22.9.2022, blz. 1).

(6)  Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).

(7)  Besluit (GBVB) 2022/1968 van de Raad van 17 oktober 2022 betreffende een militaire bijstandsmissie van de Europese Unie ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Ukraine) (PB L 270 van 18.10.2022, blz. 85).

(8)  Verordening (EU) 2021/836 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 185 van 26.5.2021, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(13)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(15)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).


15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/27


Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 4/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een instrument om steun te verlenen aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +)

(2022/C 476/04)

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 9 november 2022 een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een instrument om steun te verlenen aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +) (MFB+-instrument) (1). De algemene doelstelling van het MFB+-instrument is op een voorspelbare, doorlopende, ordelijke en tijdige manier financiële hulp op korte termijn te verschaffen, waarmee het herstel en initiële steun voor de wederopbouw na de oorlog kunnen worden gefinancierd, in voorkomend geval, om Oekraïne te ondersteunen op zijn traject richting integratie in Europa.

2.

Het Europees Parlement heeft tijdens zijn plenaire vergadering van 24 november 2022 zijn standpunt over het MFB+- instrument in eerste lezing vastgesteld (2) zonder amendementen op het Commissievoorstel.

3.

De Groep financiële raden heeft het voorgestelde MFB+-instrument op 15 november 2022 en 8 december 2022 besproken en is overeengekomen wijzigingen aan te brengen in het Commissievoorstel (3).

4.

Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft op 9 december 2022 het standpunt van de Raad in eerste lezing goedgekeurd en het voor vaststelling aan de Raad voorgelegd.

5.

De Raad heeft op 10 december 2022 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure van artikel 294 VWEU (4).

II.   DOEL

6.

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (5) (de MFK-verordening) voorziet momenteel niet in de dekking van de financiële verplichtingen uit hoofde van leningen in het kader van het MFB+-instrument. Daarom maakte het voorstel voor het MFB+-instrument deel uit van het pakket voorstellen voor de financiering van de steun aan Oekraïne, samen met het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van de MFK-verordening (6) en het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 met betrekking tot de vaststelling van een gediversifieerde financieringsstrategie als algemene leenmethode (7).

Aangezien het niet mogelijk lijkt de voorgestelde wijziging in de MFK-verordening tijdig goed te keuren om de financiële verplichtingen uit hoofde van de leningen in het kader van het MFB+-instrument zoals voorgesteld door de Commissie te kunnen dekken, moet een alternatieve oplossing worden gezocht die snelle uitbetalingen van de middelen aan Oekraïne mogelijk zou maken.

7.

Vrijwillige bijdragen van de lidstaten in de vorm van garanties zijn aangemerkt als een geschikt instrument om de nodige bescherming te bieden voor het opnemen en verstrekken van leningen uit hoofde van het MFB+-instrument. De garanties van de lidstaten zouden waarborgen dat de Unie in staat is om de aangegane leningen ter ondersteuning van de verstrekte leningen terug te betalen. Die vrijwillige garanties zouden vanaf de dag van inwerkingtreding van een wijziging in de MFK-verordening, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de leningen in het kader van het MFB+-instrument uit de Uniebegroting boven de maxima van het MFK en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, niet langer opvraagbaar zijn.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

8.

De Raad heeft wijzigingen aangebracht in artikel 4 en heeft twee nieuwe artikelen 5 en 6 opgenomen. De wijzigingen worden gemotiveerd in nieuwe overwegingen 30 tot en met 36.

a)   Uit hoofde van het instrument beschikbare steun (artikel 4)

9.

De steun in het kader van het MFB+-instrument zou geleidelijk beschikbaar worden naarmate de garanties van de lidstaten in werking treden, zonder de door die garantieovereenkomsten gedekte bedragen te overschrijden. Het vereiste om de steun geleidelijk beschikbaar te maken zou echter vanaf de dag van inwerkingtreding van een wijziging in de MFK-verordening, of een opvolger daarvan, die voorziet in een garantie voor de leningen in het kader van het MFB+-instrument uit de Uniebegroting boven de maxima van het MFK en tot aan de in artikel 3, leden 1 en 2, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde maxima, niet langer gelden.

b)   Garanties van de lidstaten (artikelen 5 en 6)

10.

Artikel 5 voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garanties te verstrekken tot een totaalbedrag van 18 miljard EUR met betrekking tot de steun uit hoofde van het MFB+-instrument in de vorm van leningen. Het relatieve aandeel van de bijdrage van de lidstaten zou overeenkomen met de bni-sleutel.

11.

Artikel 6 bevat de voornaamste kenmerken van de tussen de Commissie en de lidstaten te sluiten garantieovereenkomsten.

IV.   CONCLUSIE

12.

In het standpunt van de Raad in eerste lezing is het oorspronkelijke Commissievoorstel gehandhaafd, maar zijn tevens aanvullende elementen opgenomen die een tijdige uitbetaling van de financiële steun aan Oekraïne mogelijk maken, zowel in afwachting van de goedkeuring van de desbetreffende wijziging in het MFK als vanaf de datum van inwerkingtreding van die wijziging.

(1)  Doc. 14562/22.

(2)  Doc. PE-CONS 63/22.

(3)  Doc. 15231/22.

(4)  Doc. 15727/22.

(5)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(6)  Doc. 14442/22.

(7)  Doc. 14443/22.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/29


Wisselkoersen van de euro (1)

14 december 2022

(2022/C 476/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0649

JPY

Japanse yen

143,68

DKK

Deense kroon

7,4392

GBP

Pond sterling

0,86118

SEK

Zweedse kroon

10,8638

CHF

Zwitserse frank

0,9865

ISK

IJslandse kroon

150,90

NOK

Noorse kroon

10,3620

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,276

HUF

Hongaarse forint

406,63

PLN

Poolse zloty

4,6810

RON

Roemeense leu

4,9248

TRY

Turkse lira

19,8579

AUD

Australische dollar

1,5510

CAD

Canadese dollar

1,4441

HKD

Hongkongse dollar

8,2751

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6508

SGD

Singaporese dollar

1,4349

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 379,99

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

18,2563

CNY

Chinese yuan renminbi

7,4009

HRK

Kroatische kuna

7,5380

IDR

Indonesische roepia

16 599,51

MYR

Maleisische ringgit

4,6765

PHP

Filipijnse peso

59,326

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

36,851

BRL

Braziliaanse real

5,6842

MXN

Mexicaanse peso

20,8635

INR

Indiase roepie

87,8435


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/30


Speciaal verslag 28/2022:

“Steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE)”

(2022/C 476/06)

De Europese Rekenkamer heeft haar Speciaal verslag 28/2022 gepubliceerd, getiteld: “Steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) — SURE-financiering heeft bijgedragen aan behoud van banen tijdens de COVID-19-crisis, maar de volledige impact is niet bekend”.

Het verslag kan rechtstreeks worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=62745


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/31


Bekendmaking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en referentie- en disconteringspercentages voor de EVA-staten, zoals die met ingang van 1 september 2022 gelden

Bekendgemaakt overeenkomstig de voorschriften betreffende de referentie- en disconteringspercentages in deel VII van de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit en artikel 10 van Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit van 14 juli 2004 (1)

(2022/C 476/07)

De basispercentages worden berekend overeenkomstig het hoofdstuk over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld in de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit, gewijzigd bij Besluit nr. 788/08/COL van de Autoriteit van 17 december 2008. Om de toepasselijke referentiepercentages te verkrijgen, worden overeenkomstig de richtsnoeren staatssteun passende marges toegevoegd aan het basispercentage.

De basispercentages zijn als volgt vastgesteld:

 

IJsland

Liechtenstein

Noorwegen

1.9.2022 –

5,08

-0,57

1,57


(1)  PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37, en EER-supplement bij het PB nr. 26/2006 van 25.5.2006, blz. 1.


15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/32


Staatssteun — Besluit om geen bezwaar te maken

(2022/C 476/08)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt geen bezwaar tegen de volgende steunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

7 september 2022

Zaaknummer

89101

Nummer van het besluit

171/22/COL

EVA-staat

Noorwegen

 

 

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

De Noorse CO2-compensatieregeling na 2021

Rechtsgrondslag

Een door het Noorse ministerie van Klimaat en Milieu aan te nemen verordening

De Noorse nationale begroting, jaarlijks goedgekeurd door het parlement (Stortinget)

Soort maatregel

Steunregeling

Doel

Milieubescherming

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

2021: 3,65 miljard NOK (raming)

Totaal: 101 miljard NOK (raming)

Intensiteit

Tot 75 %

Looptijd

1 januari 2021 — 31 december 2030

Economische sectoren

Sectoren en subsectoren in bijlage I bij de Richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2021

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Het Noorse milieuagentschap Postbus 5672 Torgarden

N-7485 Trondheim

NOORWEGEN

Overige informatie

 

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA: http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/


15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 476/33


Staatssteun – Besluit houdende aanvaarding van dienstige maatregelen overeenkomstig artikel 1, lid 1, van deel I en artikel 19, lid 1, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, voorgesteld in het kader van de vaststelling van nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen

(2022/C 476/09)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft dienstige maatregelen voorgesteld, die door alle EVA-staten zijn aanvaard, met betrekking tot de volgende staatssteunmaatregel:

Datum van vaststelling van het besluit

7 september 2022

Zaaknummer

86868

Nummer van het besluit

177/22/COL

EVA-staat

Alle

Benaming

Besluit houdende aanvaarding van dienstige maatregelen overeenkomstig artikel 1, lid 1, van deel I en artikel 19, lid 1, van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, voorgesteld in het kader van de vaststelling van nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen

Rechtsgrondslag

EER-overeenkomst, met name de artikelen 61 tot en met 63 en Protocol nr. 26;

Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (“de Toezichtovereenkomst”), en met name artikel 24 en artikel 5, lid 2, punten a) en b);

Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, en met name artikel 1, lid 1, van deel I en artikel 19, lid 1, van deel II

Soort maatregel

Besluit houdende aanvaarding van de voorgestelde dienstige maatregelen

Doel

Ervoor zorgen dat de EVA-staten waar nodig hun bestaande risicofinancieringssteunregelingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen

De tekst van het besluit in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, kan worden geraadpleegd op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

http://www.eftasurv.int/state-aid/state-aid-register/decisions/