ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 452

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
29 november 2022


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2022/C 452/01

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 17 oktober 2022 tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

1

 

Europese Commissie

2022/C 452/02

Wisselkoersen van de euro — 28 november 2022

15

2022/C 452/03

Advies inzake mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 4 juli 2022 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40305 – Gedeeld netwerkgebruik – Tsjechische Republiek — Rapporteur: Italië ( 1 )

16

2022/C 452/04

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Zaak AT.40305 – Gedeeld netwerkgebruik – Tsjechische Republiek ( 1 )

17

2022/C 452/05

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 11 juli 2022 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (ZAAK AT. 40305 – GEDEELD NETWERKGEBRUIK – TSJECHISCHE REPUBLIEK) (kennisgeving geschied onder nummer c(2022)4742 final)  ( 1 )

19

2022/C 452/06

Mededeling betreffende geldige bewijzen van oorsprong voor producten van oorsprong uit Ivoorkust die met ingang van 2 december 2022 in de Europese Unie worden ingevoerd in het kader van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Ivoorkust

22

 

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2022/C 452/07

Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (De volledige tekst van dit advies is in het Duits, Engels en Frans beschikbaar op de EDPS-website: https://edps.europa.eu)

23


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2022/C 452/08

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China

26

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2022/C 452/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10913 – SADCO / HACP / JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

36

2022/C 452/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10963 — BMWK / SEFE) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

38

2022/C 452/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10760 – AIRBUS / SAFRAN / TAC / AUBERT & DUVAL) ( 1 )

40

2022/C 452/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10944 – MITSUBISHI / HERE) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

42

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2022/C 452/13

Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

44


 

Rectificaties

 

Rectificatie van de mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( PB C 210 van 25.5.2022 )

55


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/1


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 17 oktober 2022

tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

(2022/C 452/01)

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 223, lid 2,

Gezien het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1), en met name artikel 2, lid 1, en artikel 20, leden 1, 3 en 4, (hierna: “het statuut”),

Gezien artikel 25, lid 3, van het Reglement van het Europees Parlement,

Gezien artikel 28, lid 2, van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden,

Gelet op de onderstaande overwegingen:

(1)

In artikel 20, lid 3, van het statuut wordt bepaald dat bepaalde kosten die de leden in het kader van de vervulling van hun mandaat maken, vergoed kunnen worden met een forfaitair bedrag. In overweging 17 van het statuut wordt vermeld dat bij een dergelijke vergoeding de beginselen in acht moeten worden genomen die het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Lord Bruce (2) heeft vastgesteld.

(2)

Het Parlement kan deze kosten dus volgens een forfaitaire regeling vergoeden om de uitgaven en de administratieve lasten die voortvloeien uit een systeem waarbij elke afzonderlijke uitgave wordt gecontroleerd, te verlichten, en deze handelwijze is in overeenstemming met het beginsel van behoorlijk bestuur.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Reglement neemt het Bureau financiële, organisatorische en administratieve beslissingen over aangelegenheden die de leden betreffen.

(4)

In artikel 25 van de Bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (3) (hierna: “de uitvoeringsbepalingen”) wordt bepaald dat de leden recht hebben op vergoeding van algemene uitgaven in de vorm van een vast bedrag ineens. In artikel 28, lid 2, van de uitvoeringsbepalingen wordt bepaald dat het Bureau een niet-uitputtende lijst vaststelt van de uitgaven die bekostigd kunnen worden uit deze vergoeding.

(5)

De meest recente lijst van uitgaven die bekostigd kunnen worden uit de vergoeding voor algemene uitgaven werd door het Bureau vastgesteld bij besluit van 2 juli 2018. Het Bureau moet dit besluit, dat tot eind 2022 blijft gelden, evalueren op basis van de tijdens de negende zittingsperiode opgedane ervaring.

(6)

Na de aankondiging door de Voorzitter van 4 april 2022 ter zake werd de ad-hocwerkgroep van het Bureau inzake de vergoeding voor algemene uitgaven (hierna: de “ad-hocwerkgroep van het Bureau”) opgericht. Deze werkgroep werd belast met de taak het besluit van het Bureau van 2 juli 2018 te evalueren en de resultaten van die evaluatie, indien passend vergezeld van aanbevelingen en voorstellen, uiterlijk in november 2022 aan het Bureau te doen toekomen.

(7)

Op 6 oktober 2022 deed de ad-hocwerkgroep van het Bureau de aanbeveling aan het Bureau om in titel 1 van de uitvoeringsbepalingen een afzonderlijk hoofdstuk (hoofdstuk 7) op te nemen inzake de vergoeding voor algemene uitgaven en tevens een aantal begeleidende maatregelen te nemen ter vergroting van de transparantie met betrekking tot die vergoeding.

(8)

De ad-hocwerkgroep van het Bureau adviseerde het Bureau voorts om de regels inzake de vergoeding voor algemene uitgaven uit hoofde van hoofdstuk 7 van de uitvoeringsbepalingen te evalueren en indien nodig te herzien, na kennis te hebben genomen van het overzicht van de vrijwillig terugbetaalde, ongebruikte bedragen dat na afloop van elke zittingsperiode door het directoraat-generaal Financiën van het Parlement wordt opgesteld. Die evaluatie en eventuele herziening moeten uiterlijk aan het eind van het jaar volgend op de verkiezingen voor het Europees Parlement plaatsvinden, zodat de eventuele nieuwe regels tijdens de volgende zittingsperiode in werking kunnen treden.

(9)

Voorts is het, in het licht van de toevoeging van hoofdstuk 7 en met het oog op het behoud van de logische structuur van de uitvoeringsmaatregelen, passend om enkele van de bestaande artikelen te herschikken en te hernummeren.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen worden als volgt gewijzigd:

1)

In titel I, hoofdstuk 4, wordt het kopje van afdeling 3 vervangen door:

Afdeling 3: Algemene bepalingen”.

2)

Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25

Bijstand tijdens dienstreizen

1.   Een lid dat tijdens een dienstreis zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, punt a), lid 2 en lid 2 bis, ernstig ziek wordt, het slachtoffer van een ongeval wordt of zich gesteld ziet voor onvoorziene omstandigheden die het goede verloop van de reis beletten, heeft recht op bijstand van het Parlement. Deze bijstand omvat de organisatie van de repatriëring en vergoeding van de hieraan verbonden kosten. Het lid of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger kan om repatriëring verzoeken naar een van de plaatsen van werkzaamheden van het Parlement of naar zijn woonplaats.

2.   In geval van overlijden van een lid tijdens een dergelijke dienstreis kunnen ook de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats van de overledene door het Parlement worden vergoed.

3.   Het Parlement komt zijn bijstandsverplichtingen na in de vorm van een verzekeringspolis. De in de leden 1 en 2 bedoelde rechten van het lid zijn onderworpen aan de voorwaarden van de verzekeringspolis.

4.   De verzekeringspolis voorziet onder andere in de dekking van de kosten voor het leveren van de volgende bijstand:

bijstand in geval van ernstige ziekte, ongeval en overlijden van een lid,

bijstand en vervroegde terugkeer in geval van een natuurramp, ernstige verstoring van de openbare orde of ernstige ziekte, ongeval of overlijden van een familielid van het lid,

logistieke en administratieve bijstand in geval van verlies of diefstal van documenten,

bijstand in geval van gerechtelijke vervolging,

aanvullende levens- en invaliditeitsverzekering (schuldsaldo).”.

3)

Artikel 26 wordt vervangen door:

“Artikel 26

Bijstand aan gehandicapte leden

De quaestoren kunnen op voorstel van de secretaris-generaal en na advies van de raadgevend arts van het Parlement toestemming verlenen om bepaalde uitgaven voor bijstand aan een ernstig gehandicapt lid ter vervulling van het mandaat voor rekening van het Parlement te laten komen. De invaliditeitsgraad en de gegrondheid van de voorgestelde bijstand worden op gezette tijden door de arts van het Parlement getoetst. In de door de quaestoren verleende toestemming worden de regelingen vermeld voor het verlenen van bijstand en periode gedurende welke de bijstand zal worden verleend.”.

4)

Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27

Afwezigheid

De verblijfsvergoeding als bedoeld in artikel 24 wordt met 50 % verminderd voor elke dag waarop een lid bij meer dan de helft van alle hoofdelijke stemmingen op dinsdag, woensdag en donderdag tijdens de vergaderperiode in Straatsburg en op de tweede dag van de vergaderperiode in Brussel afwezig was.”.

5)

Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Financiële sancties

1.   Leden die op grond van artikel 152 van het Reglement van het Parlement worden uitgesloten van de vergaderingen verliezen voor de duur van de uitsluiting hun recht op de verblijfsvergoeding als bedoeld in artikel 24.

2.   De leden verliezen hun recht op de verblijfsvergoeding in de gevallen die worden genoemd in artikel 153 van het Reglement van het Parlement.”.

6)

Het kopje “Afdeling 4: Algemene bepalingen”, volgend op artikel 28, wordt vervangen door:

“Hoofdstuk 5

Assistentie door persoonlijke medewerkers ”.

7)

Artikel 29 wordt vervangen door:

“Artikel 29

Vergoeding van de kosten voor parlementaire assistentie

1.   De leden hebben recht op assistentie door persoonlijke medewerkers die ze vrijelijk kunnen aanwijzen. Het Parlement vergoedt de werkelijk gemaakte kosten die volledig en uitsluitend ontstaan door de aanstelling van een of meer medewerkers of het gebruik van de dienstverlening overeenkomstig deze uitvoeringsbepalingen en de door het Bureau vastgestelde voorwaarden.

2.   Alleen de kosten voor noodzakelijke assistentie die rechtstreeks verband houdt met de uitoefening van het mandaat van parlementslid, kunnen worden vergoed. Deze uitgaven kunnen in geen geval kosten omvatten die verband houden met de persoonlijke levenssfeer van de leden.

3.   De kosten worden vergoed voor de duur van het mandaat van de leden. Alleen de kosten die zijn gemaakt gedurende een periode van ten hoogste 30 dagen voorafgaand aan de datum waarop het verzoek om vergoeding in overeenstemming met dit hoofdstuk wordt ingediend, komen voor vergoeding in aanmerking.

4.   Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de maximumvergoeding voor de kosten van alle in artikel 30 vermelde persoonlijke medewerkers 26 734 EUR per maand.

5.   Wanneer het mandaat van het lid niet begint op de eerste dag van een maand of niet eindigt op de laatste dag van een maand, wordt de vergoeding van de kosten voor parlementaire assistentie voor de maand in kwestie op pro rata-basis berekend.

6.   Het bedrag dat op het einde van het begrotingsjaar is geaccumuleerd door de niet gebruikte saldi van de in lid 4 genoemde maximumvergoeding per maand, mag worden overgedragen naar het volgende boekjaar, met als maximum het in lid 4 genoemde bedrag.”.

8)

Artikel 30 wordt vervangen door:

“Artikel 30

Algemene beginselen

1.   De leden kunnen een beroep doen op:

a)

geaccrediteerde parlementaire medewerkers als bedoeld in artikel 5 bis van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en

b)

natuurlijke personen die hen bijstaan in de lidstaat waar zij verkozen zijn en die overeenkomstig de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden en conform het toepasselijke nationale recht een arbeidsovereenkomst of een dienstverleningsovereenkomst met hen hebben afgesloten (hierna: “plaatselijke medewerkers”).

2.   Verschillende leden kunnen, op basis van een schriftelijke overeenkomst, tezamen een groep vormen om gezamenlijk een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1 dan wel een of meer stagiairs aan te nemen, of om gezamenlijk gebruik te maken van de diensten van een of meer medewerkers als bedoeld in lid 1 dan wel van een of meer stagiairs. In dat geval wijzen de betrokken leden uit hun midden het lid of de leden aan die namens de groep de overeenkomst kan/kunnen ondertekenen of die namens de groep een verzoek om aanwerving kan/kunnen indienen.

De leden doen de bevoegde dienst een schriftelijke verklaring toekomen met de verdeling van hun respectieve bijdragen, die worden afgetrokken van het in artikel 29, lid 4, vermelde bedrag.

3.   De artikelen 31 tot en met 38 zijn niet van toepassing op geaccrediteerde parlementaire medewerkers.

4.   Ook de kosten verbonden aan stageovereenkomsten, vastgesteld op basis van de door het Bureau vastgestelde voorwaarden, kunnen in aanmerking komen voor vergoeding.

5.   De leden kunnen ook een beroep doen op natuurlijke of rechtspersonen die incidenteel en welomschreven diensten verlenen die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van hun parlementair mandaat, overeenkomstig de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.

6.   De verleende diensten mogen geen terbeschikkingstelling van personeel omvatten, behalve in het geval van tijdelijke diensten door dienstverleners die dergelijke diensten op professionele en regelmatige basis verlenen en krachtens de nationale wetgeving dergelijke diensten mogen verrichten.

7.   Het Bureau stelt een lijst vast van uitgaven voor parlementaire medewerkers die voor vergoeding in aanmerking komen (*1).

8.   De namen van medewerkers en stagiairs, alsook de namen of bedrijfsnamen van dienstverleners en derdebetalenden, worden, voor de looptijd van hun overeenkomsten, bekendgemaakt op de website van het Europees Parlement, samen met de naam van het lid/de namen van de leden met wie zij een overeenkomst hebben.

Deze medewerkers, stagiairs, dienstverleners en derdebetalenden kunnen middels een naar behoren gemotiveerd schriftelijk verzoek vragen hun naam of bedrijfsnaam ter wille van de bescherming van hun veiligheid niet op de website van het Europees Parlement bekend te maken. De secretaris-generaal besluit of een dergelijk verzoek wordt ingewilligd.

9.   Het aantal op enig moment tussen een lid en geaccrediteerde medewerkers geldende arbeidsovereenkomsten mag, ongeacht de duur van het werkzaamheden zoals neergelegd in die overeenkomsten, niet meer dan drie bedragen. Dit aantal kan tot vier worden opgetrokken indien de Voorzitter van het Parlement hier uitdrukkelijk toestemming voor verleent, nadat de bevoegde dienst zich ervan heeft vergewist dat het betrokken lid over voldoende kantoorruimte beschikt om te voldoen aan de regels die voor het gebruik van de gebouwen van het Parlement gelden, mede rekening houdend met het aantal stagiairs dat mogelijkerwijs aanwezig is.

10.   Ten minste 25 % van het in artikel 29, lid 4, bedoelde bedrag wordt gereserveerd voor de vergoeding van kosten onder titel VII van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. Alle met parlementaire medewerking verband houdende kosten dan die welke zijn bedoeld in titel VII van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, mogen derhalve niet meer dan 75 % bedragen van het in artikel 29, lid 4, bedoelde bedrag.

Daarnaast mogen de kosten die verband houden met de verlening van diensten zoals bedoeld in artikel 30 niet meer bedragen dan 25 % van het in artikel 29, lid 4, bedoelde bedrag.

Deze maxima worden berekend op basis van het gecumuleerde bedrag per begrotingsjaar van de maandelijkse vergoedingen zoals bedoeld in artikel 29, lid 4, vermeerderd met de onbenutte restbedragen die in overeenstemming met artikel 29, lid 6, naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen, op een pro rata-basis.

11.   Het Parlement vergoedt de uitgaven voor plaatselijke medewerkers op basis van brutosalarissen of vergoedingen zonder btw tot maandelijkse plafonds die door het Bureau overeenkomstig lid 12 worden vastgesteld. Het Bureau kan de plafonds jaarlijks aanpassen. De toepasselijke plafonds worden op de website van het Parlement bekendgemaakt.

12.   De plafonds komen overeen met drie keer het referentiebedrag. Het referentiebedrag is een twaalfde van het bedrag dat Eurostat publiceert als zijnde het gemiddelde brutosalaris van personen met een voltijdse baan in de lidstaat waarin het betrokken lid is verkozen.

De aldus berekende plafonds mogen evenwel niet minder bedragen dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 6 en niet hoger dan het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker in graad 19.

Eventuele bonussen worden slechts vergoed tot de eerdergenoemde op jaarbasis berekende plafonds.

De plafonds worden pro rata verlaagd in gevallen waarin de plaatselijke medewerker in deeltijd werkt of waarin de plaatselijke medewerker geen volledige maand werkt.

(*1)  Zie de lijst van uitgaven die mogen worden vergoed uit hoofde van parlementaire assistentie, vastgesteld door het Bureau op 5 juli 2010 en 26 oktober 2015.”;"

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 30 bis

Financiële gevolgen van een bewezen geval van intimidatie van een geaccrediteerde parlementaire medewerker

Wanneer de Voorzitter na een interne procedure op tegenspraak met betrekking tot intimidatie heeft vastgesteld dat een lid zich schuldig heeft gemaakt aan psychisch geweld of seksuele intimidatie jegens een geaccrediteerde medewerker, brengt het Parlement – in afwijking van artikel 29 – alle geldelijke verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst met deze geaccrediteerde medewerker (met name de bezoldiging van de medewerker) in mindering op de aan dat lid toegekende kostenvergoeding voor plaatselijke parlementaire medewerkers, zonder dat het lid verder aanspraak kan maken op de diensten van die medewerker.”.

10)

Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31

Derdebetalenden

1.   Alle arbeidsovereenkomsten en dienstverleningsovereenkomsten, evenals de eventuele stageovereenkomsten met stagiairs die werkzaam zijn in de lidstaat van verkiezing, welke zijn gesloten door een lid of een groep leden worden beheerd door een in een lidstaat gevestigde derdebetalende.

2.   De diensten van deze derdebetalende worden uitgevoerd door een natuurlijke of een rechtspersoon die bevoegd is om in een lidstaat een beroepsactiviteit uit te oefenen op het gebied van de behandeling, overeenkomstig de nationale wetgeving, van de fiscale en sociale aspecten van de arbeids- of dienstverleningsovereenkomsten.

3.   Een lid sluit een individuele overeenkomst met een derdebetalende van zijn keuze die voldoet aan de in lid 2 gestelde voorwaarden.

Kosten voor gebruikmaking van de diensten van een derdebetalende overeenkomstig lid 1 worden gedekt door de vergoeding bedoeld in artikel 29, lid 4, en zijn niet onderworpen aan de beperking van artikel 30, lid 10, met betrekking tot diensten.

De honoraria van de derdebetalende mogen exclusief btw niet hoger zijn dan 10 % van de salariskosten, bijdragen en vergoedingen van plaatselijke medewerkers, dienstverleners en stagiairs voor wier betaling zij verantwoordelijk zijn, en mogen niet hoger zijn dan 4 % van het in artikel 29, lid 4, bedoelde bedrag.

De maxima voor de honoraria van derdebetalenden worden cumulatief per kalenderjaar herzien a rato van de duur van de met hen gesloten overeenkomst.

4.   De overeenkomst tussen het lid en de derdebetalende wordt gesloten aan de hand van een modelovereenkomst die is goedgekeurd door het Bureau.

In de modelovereenkomst zijn de betalingsvoorwaarden voor de in lid 1 bedoelde overeenkomsten conform dit hoofdstuk vastgelegd, evenals de vergoeding en de verantwoordelijkheid van de derdebetalende.”.

11)

Artikel 32 wordt vervangen door:

“Artikel 32

Regels voor het beheer van overeenkomsten met persoonlijke medewerkers

1.   De derdebetalende zorgt voor een juiste toepassing van de nationale en de communautaire wetgeving, met name op het gebied van de sociale en fiscale verplichtingen voor de overeenkomsten die hij beheert.

2.   De honoraria van de derdebetalende worden betaald tegen overlegging van de hierop betrekking hebbende rekeningen of honorariumnota’s.

3.   De leden verstrekken de derdebetalende alle documenten en inlichtingen die hij nodig heeft om de wettelijkheid en het correcte beheer van de hem toevertrouwde overeenkomsten te verzekeren, en meer bepaald de documenten en inlichtingen vermeld in artikel 33, lid 2, artikel 34, lid 1, punt a), artikel 36, artikel 37, lid 1, punt a), en artikel 38.

4.   Het Parlement betaalt de derdebetalende de bedragen die verschuldigd zijn voor de uitvoering van de aan deze derdebetalende toevertrouwde overeenkomsten, met inbegrip van stageovereenkomsten, tegen overlegging van de nodige bewijsstukken.

5.   Op verzoek van het lid en in diens naam betaalt het Parlement bij wijze van uitzondering rechtstreeks het nettosalaris aan de medewerkers met wie het lid een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. De derdebetalende deelt de bevoegde dienst zonder uitstel het bedrag van de sociale en fiscale lasten mee en stelt de salarisstrookjes op.

6.   Indien nodig kan het Parlement in het kader van een arbeidsovereenkomst, op verzoek van een lid, voor de betalingen vermeld in de leden 4 en 5 voorschotten betalen.

Voorschotten mogen ook worden gebruikt om uitgaven van plaatselijke medewerkers voor korte reizen te dekken. In dat geval wordt een forfaitair voorschot van maximaal 100 EUR per medewerker per maand betaald. Indien de gedane uitgaven dit maximum overschrijden, dient de derdebetalende driemaandelijks bewijsstukken ter staving van de gedane uitgaven in. In uitzonderlijke gevallen kunnen deze bewijsstukken worden vervangen door een verklaring.

De derdebetalende blijft verantwoordelijk voor de verrekening van deze voorschotten conform deze uitvoeringsbepalingen en de toepasselijke nationale wetgeving.”.

12)

Het kopje “Hoofdstuk 5 Assistentie door persoonlijke medewerkers”, volgend op artikel 32, wordt geschrapt.

13)

Artikel 33 wordt vervangen door:

“Artikel 33

Verzoek om vergoeding van de kosten voor parlementaire assistentie

1.   Het lid of de derdebetalende dient bij de bevoegde dienst een verzoek om vergoeding van kosten voor parlementaire assistentie uit hoofde van artikel 30, lid 1, punt b), en leden 2, 4 en 5 in, waarin de begunstigden en de te betalen bedragen gepreciseerd worden en dat medeondertekend wordt door alle betrokken leden en, behalve in het geval bedoeld in artikel 32, lid 5 bis, punt b), door de derdebetalende. Dit verzoek gaat vergezeld van de bewijsstukken die, wat de arbeidsovereenkomsten betreft, zijn genoemd in artikel 34 en, wat de dienstverleningsovereenkomsten betreft, in artikel 37.

2.   Het lid stelt de derdebetalende en de bevoegde dienst onverwijld in kennis van iedere verandering in de contractuele relaties en de instructies betreffende de wijze van betaling door hun alle wijzigingen in de overeenkomst mee te delen.

De derdebetalende geeft deze inlichtingen en de relevante bewijsstukken zonder uitstel door aan de bevoegde dienst.”.

14)

Artikel 34 wordt vervangen door:

“Artikel 34

In het kader van de arbeidsovereenkomst over te leggen stukken

Verzoeken om vergoeding van de kosten van een arbeidsovereenkomst omvatten:

a)

het origineel van de arbeidsovereenkomst tussen het lid en zijn plaatselijke medewerker;

b)

een gedetailleerde taakomschrijving en het precieze adres waarop de taken moeten worden verricht;

c)

een salarisstrookje met een gedetailleerde beschrijving van de salarisopbouw, de werkgevers- en werknemersbijdragen en andere waarschijnlijke kosten die in de loop van het kalenderjaar en bij de beëindiging van de overeenkomst moeten worden betaald of vergoed en dat rekening houdt met de bepalingen van nationaal recht, waaronder die welke betrekking hebben op minimumlonen, en met contractuele verplichtingen, met inbegrip van kostenvergoedingen voor dienstreizen;

d)

een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een geldig identiteitsbewijs van de plaatselijke medewerker;

e)

een bewijsstuk inzake de gewone verblijfplaats van de plaatselijke medewerker;

f)

een bewijsstuk inzake de kwalificaties en beroepservaring van de plaatselijke medewerker; en

g)

een door het lid medeondertekende verklaring dat de plaatselijke medewerker voor de duur van zijn overeenkomst direct noch indirect al dan niet tegen een vergoeding andere activiteiten verricht voor een organisatie die politieke doeleinden nastreeft, zoals een politieke partij, stichting, beweging of fractie, indien die activiteiten van invloed kunnen zijn op de taakverrichting van de betrokkene in zijn hoedanigheid van medewerker of aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict.”.

15)

Artikel 34 bis wordt geschrapt.

16)

Artikel 35 wordt vervangen door:

“Artikel 35

Regularisering van rekeningen

1.   De derdebetalende doet uiterlijk tegen 31 maart van het jaar volgend op het betreffende boekjaar van het Parlement overzichten betreffende de kosten van salarissen, belastingafdrachten en werkgevers- en werknemersbijdragen, en eventuele andere terugbetaalbare kosten voor iedere in dienst genomen plaatselijke medewerker, toekomen aan de bevoegde dienst, met name met het oog op de verrekening van uitgekeerde voorschotten. Bovendien toont hij aan dat de betrokken plaatselijke medewerker bij een socialezekerheidsstelsel is aangesloten, waarbij het lid als werkgever wordt vermeld, alsook, voor zover het toepasselijke nationale recht zulks vereist, een attest waaruit blijkt dat de medewerker verzekerd is tegen arbeidsongevallen. Ook certificeert hij dat aan alle uit het toepasselijke nationale recht voortvloeiende verplichtingen is voldaan.

In geval van beëindiging van de overeenkomst tussen de derdebetalende en het lid en aan het einde van het mandaat van het lid wordt binnen uiterlijk drie maanden aan deze verplichtingen voldaan.

De in de eerste alinea bedoelde overzichten worden opgesteld conform de door het Parlement vastgestelde specificaties.

2.   Na verificatie van de in lid 1 bedoelde overzichten stuurt de bevoegde dienst de derdebetalende een kennisgeving toe, met kopie aan het lid, waarin wordt verklaard of de verrichte betalingen al dan niet regelmatig zijn en, in voorkomend geval, wordt vermeld welke documenten ontbreken en nog moeten worden overgelegd.

Indien in de kennisgeving wordt geconstateerd dat de betalingen onregelmatig zijn, worden de documenten die nodig zijn voor de regularisering ervan binnen een maand na de datum van kennisgeving ingediend bij de bevoegde dienst. Indien dit niet gebeurt, past het Parlement de artikelen 67 en 68 toe.”.

17)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 35 bis

Verplichtingen in verband met arbeidsovereenkomsten

1.   Gedurende de door het toepasselijke nationale recht vastgestelde periode, en in elk geval gedurende ten minste een jaar na het einde van de betrokken zittingsperiode, houdt de derdebetalende een salarisdossier bij waarin de bij wijze van bezoldiging uitbetaalde bedragen en de belastingen en werkgevers- en werknemersbijdragen zijn opgenomen. Indien de overeenkomst met de derdebetalende voor het einde van het mandaat van het lid wordt beëindigd, wordt een als eensluidend gewaarmerkt afschrift van het salarisdossier onverwijld toegezonden aan de nieuwe derdebetalende van keuze van het lid als bedoeld in artikel 31, lid 3.

2.   Medewerkers onthouden zich van elke actie waardoor zij in conflict raken met de belangen van de leden die zij assisteren of met de belangen van het Parlement. Zij stellen het betrokken lid onverwijld in kennis van hun voornemen om een andere al dan niet bezoldigde nevenactiviteit te gaan verrichten of zich kandidaat te stellen bij verkiezingen.

Van medewerkers wordt verlangd dat zij op een afstand van hun werkplek wonen die verenigbaar is met de behoorlijke uitoefening van hun taken.

3.   De leden stellen de bevoegde dienst onmiddellijk in kennis van elke wijziging in de arbeidsvoorwaarden die van invloed is op de aan de parlementaire medewerking verbonden kosten en van elk voornemen van medewerkers om nevenactiviteiten te verrichten of zich kandidaat te stellen bij verkiezingen. De leden zien erop toe dat deze nevenactiviteiten en deze verkiezingsdeelname geen gevolgen hebben voor de taakverrichting van medewerkers of indruisen tegen de financiële belangen van de Unie. De bevoegde dienst kan verzoeken om bewijsstukken met betrekking tot de regelingen die daartoe met de betrokken medewerkers zijn getroffen.

4.   Plaatselijke medewerkers die voornemens zijn zich kandidaat te stellen bij verkiezingen, voldoen aan de voor verkiezingscampagnes geldende nationale wettelijke bepalingen. Medewerkers dienen ten minste voor de duur van de officiële campagne met jaarlijks verlof of met onbetaald verlof te zijn. Indien zij worden verkozen, wordt de vergoeding van de met hen verband houdende kosten gestaakt, tenzij zij kunnen aantonen dat hun mandaat verenigbaar is met de uitoefening van hun taken als parlementaire medewerkers.

5.   Tussen leden en medewerkers gesloten overeenkomsten dienen de in de leden 2 en 4 genoemde verplichtingen te bevatten.”.

18)

Artikel 36 wordt vervangen door:

“Artikel 36

Kosten voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

1.   In afwijking van artikel 29, lid 3, kunnen de aanvullende kosten die verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten tussen de leden en hun medewerkers bij het aflopen van de ambtstermijn van de leden, vergoed worden indien deze kosten voortvloeien uit de toepasselijke nationale arbeidswetgeving, met inbegrip van collectieve overeenkomsten.

2.   Lid 1 is niet van toepassing indien:

a)

het betrokken lid onmiddellijk wordt herkozen voor de volgende zittingsperiode;

b)

het betrokken lid zijn ambt gedurende minder dan zes maanden heeft bekleed;

c)

het betrokken lid niet voldaan heeft aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de inachtneming van een redelijke opzegtermijn vóór de afloop van zijn ambtstermijn, tenzij de afloop van de ambtstermijn niet te voorzien was;

d)

de betrokken medewerker een andere vergoeding ontvangt van een communautaire instelling of in dezelfde periode bij een ander lid of bij een groep leden in dienst is;

e)

de betrokken kosten voortvloeien uit een bijzondere overeenkomst tussen de partijen of uit het besluit om bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een premie toe te kennen bovenop de wettelijke of cao-verplichtingen.

3.   Een door het lid medeondertekend verzoek om vergoeding van de in lid 1 beschreven kosten, met precisering van de rechtsgrond ervoor, wordt door de derdebetalende binnen drie maanden na de beëindiging van de ambtstermijn van het lid bij de bevoegde dienst ingediend.

4.   Indien de leden ingevolge de toepasselijke nationale arbeidswetgeving verplicht zijn om met betrekking tot de onder lid 1 vallende kosten een bedrag uit te betalen dat meer dan drie keer zoveel bedraagt als het in artikel 29, lid 4, vermelde bedrag, kunnen deze kosten bij wijze van uitzondering worden vergoed na overlegging van de vereiste documenten, die door de bevoegde nationale autoriteiten gecertificeerd moeten worden. Het verzoek om vergoeding wordt ingediend volgens de procedure beschreven in lid 3.

5.   Ter dekking van uitgaven in verband met de beëindiging van een arbeidsovereenkomst die niet voor vergoeding in aanmerking komen uit hoofde van de leden 1 tot en met 4, kunnen leden hun derdebetalende verzoeken geld uit het in artikel 29, lid 4, bedoelde bedrag te reserveren en over te hevelen naar de volgende begrotingsjaren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het lid heeft aan de hand van schriftelijke documentatie voldoende aannemelijk gemaakt dat het buiten het Europees Parlement en zonder bemoeienis van de leden van het Europees Parlement in de sector waarop de arbeidsovereenkomst betrekking heeft, vast gebruik is om ontslagvergoedingen boven het wettelijk minimum uit te betalen;

b)

er is in de arbeidsovereenkomst met de plaatselijk medewerker een ontslagvergoeding overeengekomen waarvan de bedragen overeenkomen met het onder a) bedoelde gebruik. De overeengekomen bedragen mogen in geen geval hoger zijn dan één maandsalaris voor ieder jaar dat het dienstverband heeft geduurd;

c)

de gereserveerde bedragen worden voor elke werknemer afzonderlijk vermeld in de jaarlijkse regularisatieprocedure ingevolge artikel 35. De derdebetalende opent een aparte bankrekening voor dit geld en legt elk jaar een bankafschrift over ter regularisatie. Elk begrotingsjaar kan de derdebetalende alleen bedragen reserveren die betrekking hebben op arbeidstijdvakken vanaf de aanvang van de lopende zittingsperiode tot aan het einde van dat begrotingsjaar of, indien de overeenkomst gedurende dat jaar afloopt, tot aan het einde van de overeenkomst. De rente over de gereserveerde bedragen wordt opgegeven bij de jaarlijkse regularisatieprocedure. Eventuele overschotten of ongebruikte bedragen worden op jaarlijkse basis of bij afloop van de betrokken arbeidsovereenkomst aan het Parlement terugbetaald.”.

19)

Artikel 37 wordt vervangen door:

“Artikel 37

In verband met de dienstverleningsovereenkomst over te leggen stukken

1.   Behalve voor incidentele diensten waarvan de kosten, inclusief btw, niet hoger zijn dan 500 EUR, moet vóór de sluiting van een dienstverleningsovereenkomst een kostenvergoedingsaanvraag worden ingediend, die het volgende bevat:

a)

een kostenraming en een ontwerp van de overeenkomst die het lid met een dienstverlener wil sluiten en waarin de aard van de te verlenen diensten duidelijk wordt beschreven;

b)

in geval van diensten die, inclusief btw, meer dan 60 000 EUR kosten, de motivering van de keuze van de offerte, die de economisch meest voordelige moet zijn van ten minste drie offertes van volledig los van elkaar staande dienstverleners, waarbij naast de prijs ook rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de offerte en met sociale aspecten; deze drempel geldt cumulatief in geval van achtereenvolgende overeenkomsten voor soortgelijke diensten van dezelfde dienstverlener;

c)

indien de dienstverlener een rechtspersoon is, een afschrift van zijn inschrijving in het handelsregister of een gelijkwaardig document plus de statuten, of indien de dienstverlener een natuurlijk persoon is, de in artikel 34, punten d) tot en met f) en, behalve bij incidentele overeenkomsten, punt g), vermelde documenten;

d)

indien de dienstverlener een rechtspersoon is, een verklaring inzake de afwezigheid van belangenconflicten waarin wordt bevestigd dat geen van de personen die bij het verlenen van de dienst betrokken is, een medewerker is in de zin van artikel 30 of onder de in artikel 39, punt d), genoemde categorieën valt.

2.   De kosten van verleende diensten worden vergoed indien het lid aan de bevoegde dienst een rekening of honorariumnota overlegt waarin de daadwerkelijk verleende diensten gedetailleerd worden beschreven, alsook een afschrift van de met de dienstverlener gesloten overeenkomst. De rekening of honorariumnota gaat vergezeld van een verklaring van het lid dat de dienst daadwerkelijk is verleend. Op verzoek van de bevoegde dienst legt het lid ook de belangrijkste bewijsstukken over.

Indien diensten geheel of gedeeltelijk van btw zijn vrijgesteld, kan de bevoegde dienst verlangen dat de derdebetalende de rechtsgrond voor die vrijstelling bevestigt.”.

20)

Artikel 38 wordt vervangen door:

“Artikel 38

Buitengewone kosten

Indien een plaatselijke medewerker die over een arbeidsovereenkomst beschikt, langer dan drie maanden afwezig is wegens moederschap of ernstige ziekte, kan het gedeelte van de uit zijn/haar vervanging voortvloeiende kosten hoger dan het in artikel 29, lid 4, vermelde bedrag, te rekenen vanaf de derde maand afwezigheid, dat niet gedekt wordt door de uit hoofde van het toepasselijke nationale socialezekerheidsstelsel aan de medewerker uitbetaalde uitkeringen, vergoed worden. Een door het lid medeondertekend verzoek om vergoeding van deze kosten wordt door de derdebetalende bij de bevoegde dienst ingediend.”.

21)

Artikel 39 wordt vervangen door:

“Artikel 39

Niet-terugvorderbare kosten

De bedragen als bedoeld in dit hoofdstuk mogen direct noch indirect dienen voor:

a)

de financiering van overeenkomsten met een organisatie die politieke doeleinden nastreeft, zoals een politieke partij, stichting of beweging of een fractie in een parlement;

b)

de financiering van kosten die kunnen worden vergoed uit hoofde van andere vergoedingen als bedoeld in deze uitvoeringsbepalingen of in andere bepalingen van het Reglement van het Parlement;

c)

de financiering van de kosten die voortvloeien uit een dienstverleningsovereenkomst in het kader waarvan een belangenconflict kan ontstaan, in het bijzonder indien het betrokken lid of een van de onder d) vermelde personen:

volledig of voor een deel eigenaar is van een vennootschap of een organisatie met winstoogmerk die optreedt als zijn dienstverlener,

deel uitmaakt van de raad van bestuur of van andere uitvoerende instanties of organen van een vennootschap of een organisatie met winstoogmerk die optreedt als zijn dienstverlener,

toegang heeft tot de bankrekening van zijn dienstverlener,

belang heeft bij of financieel voordeel haalt uit de werkzaamheden van zijn dienstverlener;

d)

de financiering van overeenkomsten voor indienstneming of gebruikmaking van de diensten van echtgenoten of vaste partners van leden, of hun ouders, kinderen, broers of zussen of, in het algemeen, overeenkomsten die tot een belangenconflict als bedoeld in artikel 62, lid 1 bis, kunnen leiden.”.

22)

Artikel 39 bis wordt geschrapt.

23)

Na artikel 39 wordt het volgende kopje ingevoegd:

“Hoofdstuk 6

Gebruik van materiële zaken ”;

(24)

Artikel 40 wordt vervangen door:

“Artikel 40

Toegang tot interne diensten en gebruik van materiële zaken

1.   Het Bureau stelt de regels vast voor de toegang van leden tot de interne diensten van het Parlement en het gebruik van materiële zaken, zoals:

gebruik van dienstauto’s door de leden,

inrichting van de kantoren van de leden,

beschikbaarstelling van computer- en telecommunicatieapparatuur aan de leden,

kantoorbenodigdheden,

gebruik door leden en fracties van kantoorruimte in de liaisonbureaus van het Parlement,

verwerking van persoonlijke archieven die leden in de vorm van een schenking of een legaat overgedragen hebben aan instellingen, verenigingen of stichtingen,

modaliteiten om de leden die in de loop van een zittingsperiode het einde van hun mandaat hebben bereikt, de gelegenheid te bieden hun persoonlijke bezittingen uit hun kantoren in Brussel en Straatsburg naar hun land van herkomst te laten vervoeren,

gebruik van dienstfietsen,

taal- en computercursussen voor de leden,

gebruik van de diensten van de medische dienst.

2.   Het Bureau kan voorts een regeling vaststellen waarbij faciliteiten worden verleend aan oud-voorzitters van het Parlement tijdens hun mandaat als parlementslid, alsmede aan oud-leden wat betreft de toegang tot de infrastructuur van het Parlement.”.

25)

De artikelen 41, 42 en 43 worden geschrapt.

26)

Het kopje “Hoofdstuk 6 Gebruik van materiële zaken” en artikel 44 worden geschrapt.

27)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK 7

Vergoeding voor algemene uitgaven

Artikel 41

Recht op vergoeding

1.   De leden hebben recht op een vergoeding voor algemene uitgaven ter dekking van de kosten die voortvloeien uit hun parlementaire werkzaamheden.

2.   Overeenkomstig overweging 17 en artikel 20, lid 3, van het statuut wordt de vergoeding voor algemene uitgaven uitbetaald in de vorm van een forfaitair bedrag.

3.   De leden hebben recht op de vergoeding vanaf de maand waarin hun verzoek om uitbetaling wordt ontvangen.

4.   De leden kunnen ervoor kiezen het volledige bedrag van de vergoeding te ontvangen of een gedeelte daarvan.

Artikel 42

Dekkingsperiode

1.   De vergoeding voor algemene uitgaven kan worden uitbetaald voor de duur van het mandaat van de leden.

2.   De vergoeding voor algemene uitgaven bedraagt 4 778 EUR per maand.

3.   De leden wier mandaat aanvangt na de vijftiende dag van de maand, ontvangen slechts de helft van de vergoeding voor algemene uitgaven voor die maand.

4.   De helft van de vergoeding voor algemene uitgaven kan eveneens worden uitbetaald gedurende een periode van drie maanden volgend op de maand waarin het mandaat van een lid afloopt, op voorwaarde dat dit lid zijn activiteit als lid heeft verricht gedurende een periode van ten minste zes maanden en dat hij niet herkozen wordt.

Artikel 43

Betalingen en afwezigheden

1.   Alle bedragen met betrekking tot de vergoeding voor algemene uitgaven worden rechtstreeks aan het betrokken lid uitgekeerd.

2.   Een lid dat tijdens een parlementair jaar (van 1 september t/m 31 augustus) afwezig is gedurende ten minste de helft van de door het Bureau vastgestelde dagen voor plenaire vergaderingen van het Parlement, betaalt het Parlement 50 % van de vergoeding voor algemene kosten voor dat jaar terug.

3.   Een afwezigheid als bedoeld in lid 2 kan worden verontschuldigd door de Voorzitter als die afwezigheid gerechtvaardigd is om gezondheidsredenen, ernstige familieomstandigheden of een namens het Parlement uitgevoerde opdracht. De bewijsstukken hiervoor worden binnen maximaal twee maanden na het begin van de afwezigheid bij de quaestoren ingediend.

4.   Zwangere leden zijn vrijgesteld van het bijwonen van officiële vergaderingen van het Parlement gedurende een periode van drie maanden vóór de geboorte van het kind. Het lid dient daartoe een medisch attest in met de vermoedelijke datum van de bevalling. Na de bevalling is het lid vrijgesteld van het bijwonen van officiële vergaderingen gedurende een periode van zes maanden. Het lid dient daartoe een geboortebewijs van het kind in.

Artikel 44

Gedekte kosten

1.   De vergoeding voor algemene uitgaven is bedoeld ter dekking van onder meer uitgavenposten zoals de kosten voor het beheren en onderhouden van een kantoor, kantoorbenodigdheden en documentatie, kosten van kantooruitrusting, representatieactiviteiten of administratiekosten.

2.   Indien de leden de bedragen van de andere vergoedingen uit hoofde van deze uitvoeringsbepalingen of andere regels van het Parlement volledig hebben gebruikt, kunnen zij de vergoeding voor algemene uitgaven ook gebruiken om betalingen te verrichten in verband met activiteiten die door die vergoedingen worden gedekt.

Artikel 44 bis

Beginselen die gelden voor het gebruik van de vergoeding voor algemene uitgaven

1.   Om het voor de leden gemakkelijker te maken hun uitgaven te beheren en te monitoren, maakt het Parlement de voor de vergoeding voor algemene uitgaven bestemde middelen over naar een aparte, voor de uitbetaling van die vergoeding bestemde rekening, waarnaar het Parlement geen andere middelen overmaakt. Deze rekening wordt gedekt door de gewone waarborgen die inherent zijn aan het mandaat.

2.   Elk lid is volledig verantwoordelijk voor de wijze waarop de op grond van dit hoofdstuk uitbetaalde middelen worden gebruikt.

3.   Het staat de leden vrij om zelf of met de steun van een externe controleur hun gebruik van deze financiële middelen, in detail of per soort kosten als vermeld in lid 4, te documenteren en deze informatie geheel of gedeeltelijk op hun ledenpagina op de website van het Parlement te laten publiceren overeenkomstig artikel 11, leden 4 en 5, van het Reglement van het Parlement.

4.   De soorten kosten als bedoeld in lid 3 zijn:

 

Soort 1: Huur van lokale kantoren en bijkomende kosten

 

Soort 2: Exploitatiekosten in verband met lokale kantoren

 

Soort 3: Kantoorbenodigdheden, papier en diverse producten

 

Soort 4: Boeken, tijdschriften, kranten en persoverzichten

 

Soort 5: Kantooruitrusting en -meubilair

 

Soort 6: Protocol en vertegenwoordiging

 

Soort 7: Organisatie van evenementen, seminars en conferenties

 

Soort 8: Overige administratieve uitgaven

 

Soort 9: Activiteiten die gedekt worden door andere vergoedingen die volledig gebruikt zijn

 

Soort 10: Andere kosten in verband met het parlementaire mandaat van het lid.

5.   Het Bureau stelt alle aanvullende maatregelen vast die nodig worden geacht om de uitvoering van besluiten van de leden met betrekking tot lid 3 te vergemakkelijken.”.

28)

In de eerste alinea van artikel 64, lid 3, wordt de tekst “artikel 36, lid 5” vervangen door “artikel 32, lid 5”.

29)

In de eerste alinea van artikel 65, lid 2, wordt de tekst “artikel 36, leden 4 en 5” vervangen door “artikel 32, leden 4 en 5”.

30)

In de eerste alinea van artikel 67 wordt de tekst “artikel 35” vervangen door “artikel 31”.

31)

In artikel 69, lid 1, wordt de tekst “artikel 26, lid 2” vervangen door “artikel 42, lid 2”.

32)

In artikel 69, lid 2, wordt de tekst “artikel 33, lid 4” vervangen door “artikel 29, lid 4”.

33)

In artikel 78, lid 1, wordt de tekst “de artikelen 34 en 35” vervangen door “de artikelen 30 en 31”.

Artikel 2

Het Bureau van het Europees Parlement evalueert de regels inzake de vergoeding voor algemene uitgaven uit hoofde van hoofdstuk 7 van de uitvoeringsbepalingen en herziet deze regels indien nodig, na kennis te hebben genomen van het overzicht van de vrijwillig terugbetaalde, ongebruikte bedragen dat na afloop van elke zittingsperiode door het directoraat-generaal Financiën van het Parlement wordt opgesteld. Die evaluatie en eventuele herziening vinden uiterlijk aan het eind van het jaar volgend op de verkiezingen voor het Europees Parlement plaats, zodat de eventuele nieuwe regels tijdens de volgende zittingsperiode in werking kunnen treden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de eerste dag van de maand na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.


(1)  Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

(2)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 September 1981, Lord Bruce of Donington/Aspden, zaak C-208/80, ECLI:EU:C:1981:194.

(3)  Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB C 159 van 13.7.2009, blz. 1).


Europese Commissie

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/15


Wisselkoersen van de euro (1)

28 november 2022

(2022/C 452/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0463

JPY

Japanse yen

144,90

DKK

Deense kroon

7,4367

GBP

Pond sterling

0,86606

SEK

Zweedse kroon

10,8973

CHF

Zwitserse frank

0,9872

ISK

IJslandse kroon

146,70

NOK

Noorse kroon

10,3640

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,348

HUF

Hongaarse forint

408,87

PLN

Poolse zloty

4,6938

RON

Roemeense leu

4,9246

TRY

Turkse lira

19,4844

AUD

Australische dollar

1,5632

CAD

Canadese dollar

1,4062

HKD

Hongkongse dollar

8,1782

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6827

SGD

Singaporese dollar

1,4375

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 396,56

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,9376

CNY

Chinese yuan renminbi

7,5326

HRK

Kroatische kuna

7,5488

IDR

Indonesische roepia

16 440,45

MYR

Maleisische ringgit

4,6874

PHP

Filipijnse peso

59,210

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

37,285

BRL

Braziliaanse real

5,6354

MXN

Mexicaanse peso

20,2200

INR

Indiase roepie

85,4370


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/16


Advies inzake mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 4 juli 2022 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.40305 – Gedeeld netwerkgebruik – Tsjechische Republiek

Rapporteur: Italië

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/03)

(1)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) deelt de bezwaren die de Commissie heeft geformuleerd in haar ontwerpbesluit op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

(2)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de procedure kan worden afgesloten met een besluit op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad, zoals beschreven in het ontwerpbesluit.

(3)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met de Commissie eens dat de aangeboden toezeggingen passend, noodzakelijk en evenredig zijn en juridisch bindend moeten worden gemaakt, zoals uiteengezet in het ontwerpbesluit. Elf lidstaten hebben vóór gestemd. Eén lidstaat heeft zich onthouden.

(4)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens dat, in het licht van de aangeboden toezeggingen, er niet langer gronden voor een optreden van de Commissie bestaan, onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003. Elf lidstaten hebben vóór gestemd. Eén lidstaat heeft zich onthouden.

(5)   

Het Adviescomité (twaalf lidstaten) beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/17


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Zaak AT.40305 – Gedeeld netwerkgebruik – Tsjechische Republiek

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/04)

1.   

Dit verslag heeft betrekking op een ontwerpbesluit inzake toezeggingen conform artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) (“het ontwerpbesluit”) dat aan O2 Czech Republic a.s. (“O2”), CETIN a.s. (“CETIN”) en hun moedermaatschappij PPF Group NV (“PPF”) is gericht; alsmede aan T-Mobile Czech Republic a.s. (“TMCZ”) en haar moedermaatschappij Deutsche Telekom AG (“DT”) (3).

2.   

De Commissie heeft op 25 oktober 2016, na ontvangst van een klacht in de zin van artikel 7 van Verordening 1/2003, in de onderhavige zaak een procedure ingeleid tegen de partijen bij de netwerkdeling.

3.   

Op 7 augustus 2019 heeft de Commissie ook procedures ingeleid tegen DT en PPF.

4.   

De Commissie heeft op 7 augustus 2019 een mededeling van punten van bezwaar gericht tot de partijen bij de netwerkdeling, die hun op 9 augustus 2019 ter kennis is gebracht. In de mededeling van punten van bezwaar uitte de Commissie haar voorlopige bezwaren inzake een mogelijke afzonderlijke en voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door een samenwerking die werd verankerd in een aantal overeenkomsten inzake gedeeld netwerkgebruik (4) (“network sharing agreements” of “NSA’s”) voor mobieletelecommunicatienetwerken op het grondgebied van Tsjechië (met uitzondering van de gebieden Praag en Brno) tussen de partijen bij de netwerkdeling (5).

5.   

Op 14 februari 2020 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar gericht tot DT en PPF, die hun op 18 februari 2020 ter kennis is gebracht.

6.   

De partijen kregen toegang tot het dossier. Na de schriftelijke antwoorden op de (respectieve) mededelingen van punten van bezwaar van de partijen werd er gedurende drie dagen een mondelinge hoorzitting georganiseerd, van 15 tot 17 september 2020, waaraan alle partijen deelnamen (6).

7.   

Na een analyse van het bewijsmateriaal in het dossier en de argumenten die en het bewijsmateriaal dat de partijen in hun antwoorden en tijdens de mondelinge hoorzitting hebben aangevoerd, heeft de Commissie op 27 augustus 2021 een voorlopige beoordeling in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening 1/2003 aangenomen, waarin zij haar herziene concurrentiebezwaren uiteenzette. Deze voorlopige beoordeling werd op 30 augustus 2021 aan de partijen betekend.

8.   

Op 15, 16 en 17 september 2021 hebben de partijen toezeggingen voorgesteld (de “voorgestelde toezeggingen”) om tegemoet te komen aan de in de voorlopige beoordeling van de Commissie geformuleerde bezwaren.

9.   

Op 1 oktober 2021 heeft de Commissie een bekendmaking gepubliceerd overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening 1/2003, waarin zij belanghebbende derden verzocht haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van die voorgestelde toezeggingen kenbaar te maken.

10.   

Op 15 december 2021 heeft de Commissie de partijen in kennis gesteld van de ontvangen opmerkingen.

11.   

Op 29 maart en 7 april 2022 hebben de partijen een gewijzigd voorstel voor toezeggingen ingediend. Op 3 en 8 juni 2022 hebben de partijen een definitieve reeks herziene toezeggingen ingediend (de “definitieve toezeggingen”).

12.   

In het ontwerpbesluit worden de definitieve toezeggingen ten aanzien van de partijen verbindend verklaard en wordt geoordeeld dat er in deze zaak niet langer gronden bestaan voor een optreden van de Commissie ten aanzien van de in de voorlopige beoordeling geformuleerde bezwaren.

13.   

Ik heb in verband met de toezeggingsprocedure uit hoofde van artikel 15, lid 1, van Besluit 2011/695/EU geen verzoek of klacht ontvangen. Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Brussel, 5 juli 2022.

Dorothe DALHEIMER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (“Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1) (“Verordening 1/2003”).

(3)  O2, CETIN en TMCZ worden hierna samen aangeduid als de “partijen bij de netwerkdeling”. Samen met hun moedermaatschappijen (PPF en DT) worden zij gezamenlijk aangeduid als de “partijen”.

(4)  De relevante overeenkomsten zijn de NSA’s die zijn ondertekend op 29 oktober 2013, met betrekking tot de 2G- en 3G-technologieën; en op 2 mei 2014, met betrekking tot de LTE/4G-technologie.

(5)  Eigenlijk was de voorganger van O2, Telefónica Czech Republic, de ondertekenaar. Op 1 juni 2015 volgde CETIN (de rechtsopvolger van O2 wat de infrastructuur en de aanverwante wholesaleactiviteiten betreft) O2 op als partij bij de NSA’s.

(6)  Wegens de aanhoudende coronapandemie was een aantal vertegenwoordigers fysiek aanwezig op de locatie van de mondelinge hoorzitting terwijl anderen op afstand deelnamen door middel van videoconferenties of een verbinding met webstreaming.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/19


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 11 juli 2022

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (ZAAK AT. 40305 – GEDEELD NETWERKGEBRUIK – TSJECHISCHE REPUBLIEK)

(kennisgeving geschied onder nummer c(2022)4742 final)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/05)

Op 11 juli 2022 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Dit besluit is bedoeld om de toezeggingen van T-Mobile Czech Republic a.s. (“T-Mobile”) en haar moedermaatschappij Deutsche Telekom AG (“Deutsche Telekom”), alsmede van CETIN a.s. (“CETIN”), O2 Czech Republic a.s. (“O2”) en hun moedermaatschappij PPF Group N.V. (“PPF Group”) (gezamenlijk “de partijen”) een verbindend karakter te verlenen voor de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte.

(2)

De toezeggingen komen daadwerkelijk tegemoet aan de door de Commissie in haar voorlopige beoordeling geuite bezwaren dat de horizontale overeenkomsten inzake gedeeld netwerkgebruik (“network sharing agreements” of “NSA’s”) tussen T-Mobile en CETIN (oorspronkelijk O2, waarvan CETIN vervolgens de rechtsopvolger werd) (2), alsmede de overeenkomst inzake mobiele netwerkdiensten (“mobile network services agreement” of “MNSA”) tussen O2 en CETIN het vermogen en de prikkels van de partijen bij de netwerkdeling om unilateraal in netwerkinfrastructuur te investeren, konden hebben beperkt, hetgeen vervolgens een nadelige invloed zou hebben op het vermogen en de prikkels van T-Mobile en O2 om op de retail- en wholesalemarkten voor mobieletelecommunicatiediensten in de Tsjechische Republiek te concurreren. In deze bezwaren wordt de verenigbaarheid van de NSA’s met artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in twijfel getrokken.

(3)

Op 4 juli 2022 heeft het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities een gunstig advies uitgebracht.

2.   DE BEZWAREN IN DE VOORLOPIGE BEOORDELING

(4)

In de voorlopige beoordeling van de Commissie werd besloten dat de NSA’s en de MNSA door hun gevolgen de concurrentie kunnen beperken in strijd met artikel 101, lid 1, VWEU. De Commissie was voorlopig van oordeel dat de NSA’s (samen met de MNSA), in hun specifieke marktcontext, het vermogen en de prikkels van de partijen bij de netwerkdeling om unilateraal op bepaalde specifieke manieren in capaciteit te investeren, beperken, hetgeen vervolgens hun flexibiliteit bij het concurrentievermogen, de innovatie en de technologie/productdifferentiatie verlaagt en derhalve het vermogen en de prikkels van T-Mobile en O2 om op de retail- en wholesalemarkten voor mobieletelecommunicatiediensten in de Tsjechische Republiek te concurreren, negatief kan beïnvloeden, hetgeen leidt tot minder keuze, diensten van lagere kwaliteit en vertraagde innovatie.

(5)

De Commissie was in de voorlopige beoordeling de mening toegedaan dat de NSA’s i) hebben geleid tot een gebrekkige uitrol van de 2 100 MHz-capaciteitsband in Oost-Tsjechië door T-Mobile, alsook tot beperkingen van de individuele flexibiliteit van de partijen bij de netwerkdeling in de uitrol van de 1 800 MHz-band (“belemmeringsbezwaar”), en ii) de partijen bij de netwerkdeling ten gevolge van negatieve financiële prikkels en informatie-uitwisseling hebben ontmoedigd om unilaterale netwerktoepassingen van welke aard ook te ontwikkelen.

(6)

Met betrekking tot i) heeft de Commissie in de voorlopige beoordeling opgemerkt dat T-Mobile vanwege bepaalde infrastructurele beperkingen in het gebied dat door CETIN werd geëxploiteerd (Oost-Tsjechië) (3) niet in staat was om daar LTE2100 uit te rollen, ten nadele van de abonnees in dit deel van het land. Voorts konden capaciteitsuitbreidingen op de 1 800 MHz-spectrumband zonder grote installaties en/of wijzigingen alleen worden toegevoegd op specifieke locaties op basis van de gemeenschappelijke netwerkplanning van de partijen bij de netwerkdeling.

(7)

Met betrekking tot ii) heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de prikkels bij de visitor operator om te investeren kunnen verzwakken, omdat netwerkupgrades door de master operator aan de visitor operator worden aangerekend tegen een prijs die hoger is dan de onderliggende kosten. De Commissie kwam dan ook tot een voorlopige beoordeling dat de uitgewisselde informatie verder reikt dan strikt noodzakelijk is voor de werking van de NSA’s en strategische informatie omvat die de prikkels van de partijen bij de netwerkdeling om met elkaar te concurreren doet afnemen. De uitwisseling van informatie wordt waarschijnlijk niet gecompenseerd door de structurele scheiding van O2 en CETIN, aangezien CETIN — op basis van de bepalingen van de MNSA die haar ertoe verplichten bepaalde informatie te delen met O2 — niet voldoende doeltreffend functioneert als een “zwarte doos”, d.w.z. dat zij niet daadwerkelijk de spillover van informatie tussen T-Mobile en O2 verhindert.

3.   DE AANGEBODEN TOEZEGGINGEN

(8)

Om aan de concurrentiebezwaren van de Commissie tegemoet te komen, hebben de partijen de volgende initiële toezeggingen gedaan in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003:

toezegging inzake modernisering van het netwerk — uitrol van apparatuur voor multi-standard Radio Access Network (“RAN”) in de middenbandlagen binnen minder dan vijf jaar na de aanvangsdatum (4);

financiële toezegging — vaststelling en herziening van de financiële voorwaarden voor unilaterale uitrol — kostengebaseerde prijsstelling voor alle investeringen die de visitor operator aan de master operator vraagt;

toezegging inzake de uitwisseling van informatie — verbetering van de contractuele bepalingen van de NSA’s met betrekking tot de uitwisseling van informatie — contractuele wijzigingen om de uitwisseling van informatie te beperken door stroomlijning van de governancestructuur en verdere beperking van de uitgewisselde informatie;

MNSA-toezeggingen — wijzigingen van de contractuele bepalingen om ervoor te zorgen dat CETIN functioneert als een “zwarte doos” tussen T-Mobile en O2.

(9)

De toezeggingen met betrekking tot de NSA’s moeten van kracht blijven tot en met 28 oktober 2033. De toezeggingen met betrekking tot de MNSA blijven van kracht gedurende een termijn van i) de looptijd van de MNSA of ii) de looptijd van de NSA’s, naargelang van de termijn die eerst afloopt.

(10)

Na het marktonderzoek hebben de partijen in de herziene toezeggingen een bijkomende toezegging gedaan om het geografische toepassingsgebied van de huidige NSA’s niet uit te breiden tot Praag en Brno. Deze toezegging zou van kracht blijven tot de [datum binnen 7-10 jaar] (“de toezegging inzake Praag en Brno”).

(11)

Uiteindelijk verstrekten de partijen op 3 en 8 juni 2022 de definitieve toezeggingen, die identiek zijn aan de herziene toezeggingen met één toelichting.

4.   CONCLUSIE

(12)

De definitieve toezeggingen zijn toereikend om tegemoet te komen aan de voorlopige bezwaren die de Commissie heeft vastgesteld in haar voorlopige beoordeling, zonder onevenredig te zijn.

(13)

Wat de toezegging inzake de modernisering van het netwerk betreft, is de Commissie van mening dat deze toezegging de bezwaren met betrekking tot het belemmeringseffect van LTE2100 wegneemt, aangezien de partijen bij de netwerkdeling in staat zouden moeten zijn om de LTE 2 100 MHz-band op het gehele grondgebied van Tsjechië uit te rollen.

(14)

Ten tweede zou de toezegging inzake de modernisering van het netwerk de bezwaren aangaande de capaciteitsuitbreidingen op de 1 800 MHz-spectrumband verlichten, aangezien de partijen bij de netwerkdeling in staat zouden zijn om zonder grote installaties en/of wijzigingen deze band toe te voegen op alle locaties die onder de toezegging inzake de modernisering van het netwerk vallen.

(15)

Ten derde zou de toezegging inzake de modernisering van het netwerk het vermogen en de prikkels van de partijen bij de netwerkdeling om unilateraal in netwerkinfrastructuur te investeren, versterken, aangezien de voorinstallaties van nieuwe hardware meer flexibiliteit zouden bieden bij het doeltreffender en onafhankelijker uitrollen van capaciteit met behulp van de middenbandlagen.

(16)

Wat de financiële toezegging betreft, is de Commissie van mening dat de negatieve financiële prikkels voor de partijen bij de netwerkdeling om unilateraal in hun netwerk te investeren daardoor verdwijnen, doordat deze toezegging verzekert dat alle uitrol die de master operator voor de visitor operator uitvoert tegen een kostengebaseerde prijsstelling gebeurt.

(17)

Wat de toezegging inzake de uitwisseling van informatie betreft, is de Commissie van mening dat de coördinatie en transparantie op de markt daardoor afneemt, doordat het soort uitgewisselde informatie en het aantal mensen dat bij de uitwisseling betrokken is, wordt beperkt.

(18)

Tot slot is de Commissie de mening toegedaan dat de toezegging inzake Praag en Brno de bezwaren aangaande een mogelijke toekomstige geografische uitbreiding van de bestaande NSA’s zou wegnemen, ook omdat een van de factoren die in aanmerking is genomen in de voorlopige beoordeling het geografische toepassingsgebied van het gedeeld netwerkgebruik was, waarbij de gebieden van het land met de hoogste dichtheid, d.w.z. Praag en Brno, buiten de samenwerking werden gehouden.

(19)

De uitvoering van de toezeggingen is onderworpen aan een onafhankelijke evaluatie door een deskundige monitoring trustee, die onder toezicht van de Commissie werkt, gedurende de volledige periode dat de toezeggingen gelden.

(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  Sinds 1 juni 2015 bezit en beheert CETIN zowel vaste als mobiele infrastructuur die formeel eigendom is van O2, terwijl O2 actief is gebleven als exploitant van een mobiel netwerk in Tsjechië. T-Mobile en O2/CETIN worden gezamenlijk aangeduid als de “partijen bij de netwerkdeling”.

(3)  De ontwikkeling en de exploitatie van radiotoegang wordt gedeeld volgens het territorialiteitsbeginsel van de structuur master/visitor operator, waarbij T-Mobile en CETIN elk verantwoordelijk zijn voor het netwerk in één kant van het land: T-Mobile exploiteert en onderhoudt bijvoorbeeld een geconsolideerde mobiele netwerkinfrastructuur in het westelijke deel van Tsjechië (als master operator in dit deel van het land) en bedient de abonnees van beide exploitanten in dit gebied.

(4)  De aanvangsdatum is de datum waarop de partijen bij de netwerkdeling door de Commissie in kennis zijn gesteld van de vaststelling van het definitieve besluit tot aanvaarding van deze toezeggingen overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 en tot sluiting van zaak AT.40305.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/22


Mededeling betreffende geldige bewijzen van oorsprong voor producten van oorsprong uit Ivoorkust die met ingang van 2 december 2022 in de Europese Unie worden ingevoerd in het kader van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Ivoorkust

(2022/C 452/06)

Deze mededeling dient ter informatie van douaneautoriteiten, importeurs en marktdeelnemers die betrokken zijn bij de invoer in de Europese Unie van producten van oorsprong uit Ivoorkust in het kader van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst (“de tijdelijke EPO”).

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 1, punten b), en c), van Protocol 1 bij de tijdelijke EPO, en onverminderd de vrijstellingen waarin artikel 17, lid 4, en artikel 26 van dat protocol voorzien, komen producten van oorsprong uit Ivoorkust met ingang van 2 december 2022 bij invoer in de Europese Unie pas in aanmerking voor de preferentiële tariefbehandeling van de tijdelijke EPO na indiening van een oorsprongsverklaring die is opgesteld:

(i)

door een exporteur die geregistreerd is overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Ivoriaanse recht

of

(ii)

door andere exporteurs, voor zendingen bestaande uit één of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.


Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/23


Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

(2022/C 452/07)

(De volledige tekst van dit advies is in het Duits, Engels en Frans beschikbaar op de EDPS-website: https://edps.europa.eu)

Op 15 september 2022 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (1) (hierna: “het voorstel”).

De EDPS is ingenomen met het voorstel en staat volledig achter de algemene doelstelling ervan om de werking van de interne markt te verbeteren door een uniform rechtskader vast te stellen voor essentiële cyberbeveiligingsvereisten om producten met digitale elementen in de Unie in de handel te brengen.

De EDPS herinnert eraan dat beveiliging volgens artikel 5, lid 1, punt f), AVG geldt als een van de belangrijkste beginselen van de verwerking van persoonsgegevens. In artikel 32 AVG wordt de verplichting die op verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers rust om een passend beveiligingsniveau te waarborgen nader uitgewerkt. De EDPS merkt dan ook met tevredenheid op dat de beginselen van beveiliging en minimale gegevensverwerking deel uitmaken van de essentiële cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen die in bijlage I bij het voorstel zijn vastgesteld, maar beveelt met klem aan om ook gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen in deze lijst op te nemen.

In overweging 17 worden uiterst belangrijke governancebepalingen beschreven, die echter in het dispositief van het voorstel ontbreken. Daarom beveelt de EDPS aan om in het regelgevend gedeelte van het voorstel alle aspecten toe te lichten die verband houden met de totstandbrenging van synergieën met betrekking tot zowel normalisatie als certificering op het gebied van cyberbeveiliging, evenals synergieën tussen het voorstel en de gegevensbeschermingswetgeving van de Unie op het gebied van markttoezicht en handhaving. De EDPS acht het voorts noodzakelijk dat wordt verduidelijkt dat het voorstel geen afbreuk zal doen aan de toepassing van de bestaande EU-wetgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van de taken en bevoegdheden van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn om toezicht te houden op de naleving van die instrumenten.

De EDPS is ingenomen met het feit dat in het voorstel wordt erkend dat de verwerking van persoonsgegevens een kritieke en gevoelige functie vormt en dat fabrikanten van kritieke producten met digitale elementen met een dergelijke functionaliteit daarom mogelijk in het kader van een Europese cyberbeveiligingscertificeringsregeling een cyberbeveiligingscertificaat voor die producten moeten verkrijgen. De EDPS beveelt evenwel aan om een overweging in het voorstel op te nemen waarin duidelijk wordt gesteld dat de verkrijging van een Europees cyberbeveiligingscertificaat op grond van de voorgestelde verordening niet noodzakelijkerwijs gelijkstaat aan naleving van de AVG.

Tot slot is de EDPS ingenomen met de voorgestelde sancties, die vergelijkbaar zijn met de sancties die krachtens de AVG worden opgelegd voor inbreuken op artikel 32 inzake de beveiliging van verwerkingsactiviteiten, met een maximale geldboete van 2,5 % van de totale jaarlijkse omzet van de betrokken onderneming. De voorgestelde verordening zou daardoor de inwoners van de EU-lidstaten aanvullende bescherming kunnen bieden, in samenhang met de bepalingen van de AVG.

1.   INLEIDING

1.

Op 15 september 2022 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende horizontale cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020.

2.

De doelstelling van het voorstel bestaat erin de werking van de interne markt te verbeteren door een uniform rechtskader vast te stellen voor essentiële cyberbeveiligingsvereisten om producten met digitale elementen in de Unie in de handel te brengen (2). Het voorstel is er met name op gericht de randvoorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van veilige producten met digitale elementen door ervoor te zorgen dat hardware- en softwareproducten met minder kwetsbaarheden in de handel worden gebracht en dat fabrikanten de veiligheid gedurende de hele levenscyclus van een product serieus nemen. Het is er ook op gericht de voorwaarden te scheppen die gebruikers in staat stellen rekening te houden met cyberbeveiliging bij het selecteren en gebruiken van producten met digitale elementen (3).

3.

Hiertoe wordt in het voorstel het volgende vastgesteld (4):

regels voor het in de handel brengen van producten met digitale elementen om de cyberbeveiliging van dergelijke producten te waarborgen;

essentiële eisen voor het ontwerp, de ontwikkeling en de productie van producten met digitale elementen, en verplichtingen voor marktdeelnemers met betrekking tot deze producten op het gebied van cyberbeveiliging;

essentiële eisen voor de procedures inzake de respons op kwetsbaarheden die fabrikanten instellen om de cyberbeveiliging van producten met digitale elementen gedurende de gehele levenscyclus te waarborgen, en verplichtingen voor marktdeelnemers met betrekking tot deze procedures;

voorschriften inzake markttoezicht en handhaving van bovengenoemde regels en eisen.

4.

Het EU-kader omvat verschillende horizontale wetgevingshandelingen die bepaalde aspecten van cyberbeveiliging vanuit verschillende oogpunten benaderen (namelijk producten, diensten, crisisbeheer en criminaliteit). In 2013 is de richtlijn over aanvallen op informatiesystemen (5) in werking getreden. Daarbij werden de strafbaarstelling van en de straffen voor diverse strafbare feiten gericht tegen informatiesystemen geharmoniseerd. In augustus 2016 werd de eerste EU-brede wet inzake cyberbeveiliging van kracht: Richtlijn (EU) 2016/1148 (6) betreffende de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (de NIS-richtlijn). In de herziene versie van deze handeling (de NIS 2-richtlijn) werd de lat voor de cyberbeveiliging van ICT-diensten in de hele EU aanzienlijk hoger gelegd. In 2019 trad dan de cyberbeveiligingsverordening (7) van de EU in werking, met als doel de beveiliging van ICT-producten, -diensten en -processen te verbeteren door de invoering van een vrijwillig Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering.

5.

Dit advies van de EDPS wordt uitgebracht naar aanleiding van een raadpleging door de Europese Commissie van 15 september 2022, overeenkomstig artikel 42, lid 1, EUVG. De EDPS is ingenomen met de verwijzing naar deze raadpleging in overweging 71 van het voorstel. In dit verband merkt de EDPS ook met tevredenheid op dat hij eerder informeel is geraadpleegd overeenkomstig overweging 60 EUVG.

3.   CONCLUSIES

31.

In het licht van het voorgaande beveelt de EDPS aan om:

(1)

gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen op te nemen in de lijst van essentiële cyberbeveiligingsvereisten voor producten met digitale elementen;

(2)

in de preambule het belang toe te lichten van producten met digitale elementen die cryptografische functies vervullen, met inbegrip van de versleuteling van gegevens in rust en in beweging en pseudonimisering, die noodzakelijk zijn om doeltreffende informatiebeveiliging, cyberbeveiliging, gegevensbescherming en privacy te waarborgen;

(3)

materiële en immateriële producten met digitale elementen die cryptografische functies vervullen toe te voegen aan bijlage II;

(4)

Verordening (EU) 2017/745 (8) te schrappen uit de lijst van wetgevingshandelingen waarop de voorgestelde verordening niet van toepassing zal zijn;

(5)

uitdrukkelijk in het voorstel aan te geven wat de elementen zijn van de essentiële eisen als bedoeld in artikel 3, lid 3, punt e), van Richtlijn 2014/53/EU (9) inzake persoonsgegevens en privacy;

(6)

in het regelgevend gedeelte van het voorstel de praktische aspecten toe te lichten die verband houden met de totstandbrenging van synergieën met betrekking tot zowel normalisatie als certificering op het gebied van cyberbeveiliging, evenals synergieën tussen het voorstel en de gegevensbeschermingswetgeving van de Unie op het gebied van markttoezicht en handhaving;

(7)

te verduidelijken dat met het voorstel niet wordt beoogd afbreuk te doen aan de toepassing van de bestaande EU-wetgeving betreffende de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van de taken en bevoegdheden van de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn om toezicht te houden op de naleving van die instrumenten;

(8)

relevante definities toe te voegen van de termen “vrije software”, “opensourcesoftware” en “vrije en opensourcesoftware”;

(9)

een overweging in het voorstel op te nemen waarin duidelijk wordt gesteld dat de verkrijging van een Europees cyberbeveiligingscertificaat op grond van de voorgestelde verordening niet noodzakelijkerwijs gelijkstaat aan naleving van de AVG.

Brussel, 9 november 2022.

Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI


(1)  COM/2022/454 final.

(2)  Overweging 1 van het voorstel.

(3)  Overweging 2 van het voorstel.

(4)  Artikel 1 van het voorstel.

(5)  Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 8).

(6)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15).

(8)  Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1.).

(9)  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62.)


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/26


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2022/C 452/08)

Na de bekendmaking van een bericht (1) van het naderend vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) (“de basisverordening”).

1.   Verzoek om nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 29 augustus 2022 ingediend door Toyota Material Handling Europe en PR Industrial S.r.l. (“de indieners van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie voor handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

Een openbare versie van het verzoek en de analyse van de mate van steun van de producenten in de Unie voor het verzoek zijn beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden. Punt 5.6 van dit bericht bevat informatie over toegang tot het dossier voor belanghebbenden.

2.   Onderzocht product

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op handpallettrucks en hun essentiële onderdelen, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen (“het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 (Taric-codes 8427900011 en 8427900019) en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8431200011 en 8431200019). De GN- en Taric-codes worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2206 van de Commissie (3) en dat bij Verordening (EG) nr. 499/2009 van de Raad (4) is uitgebreid tot de invoer vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, en is uitgebreid tot enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1346 van de Commissie (5).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek is ingediend op grond dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

4.1.    Bewering dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is

4.1.1.   Bewering dat voortzetting van dumping uit de VRC waarschijnlijk is

Volgens de indieners van het verzoek is het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening in de VRC niet passend gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land.

Om het bestaan van de vermeende verstoringen van betekenis te onderbouwen, hebben de indieners van het verzoek zich gebaseerd op de informatie in het landrapport van de diensten van de Commissie van 20 december 2017, waarin de specifieke marktomstandigheden in de VRC worden beschreven (6). De indieners van het verzoek verwezen met name naar verstoringen als overheidsaanwezigheid in het algemeen en meer specifiek ten aanzien van de staalsector (de belangrijkste grondstof voor handpallettrucks), en naar de hoofdstukken over de faillissements- en eigendomswetgeving alsmede naar verstoringen met betrekking tot grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid. Daarnaast baseerden de indieners van het verzoek zich op openbaar beschikbare informatie, met name op de bevindingen van de Commissie tijdens het antisubsidieonderzoek met betrekking tot warmgewalste platte staalproducten uit de VRC (7), en op het OESO-werkdocument nr. 1536 “State-owned Firms behind China’s Corporate Debt” van februari 2019, het 14e vijfjarenplan van de Chinese overheid en talrijke artikelen in de pers.

Daarom is, gelet op artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, de bewering van voortzetting van dumping uit de VRC gebaseerd op een vergelijking van een normale waarde die is berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land tot uitdrukking komen, met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer uit het betrokken land naar de Unie.

De aldus berekende dumpingmarges zijn voor de VRC aanzienlijk.

In het licht van de beschikbare informatie is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5, lid 9, van de basisverordening is dat erop wijst dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de prijzen en kosten, niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het betrokken land, zodat de opening van een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gerechtvaardigd is.

Het landrapport is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (8).

4.2.    Bewering dat herhaling van schade waarschijnlijk is

Volgens de indieners van het verzoek is herhaling van schade door de invoer uit de VRC waarschijnlijk. Zij hebben in dit verband voldoende bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit de VRC in de Unie bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen gezien de onbenutte productiecapaciteit in de VRC. Dit is ook toe te schrijven aan de aantrekkelijkheid van de markt van de Europese Unie qua omvang.

Tot slot voeren de indieners van het verzoek aan dat het vooral dankzij de antidumpingmaatregelen is dat de bedrijfstak van de Unie geen schade meer lijdt, en dat de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk opnieuw schade zal lijden als de maatregelen zouden komen te vervallen en het betrokken product weer in grote hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit de VRC wordt ingevoerd.

5.   Procedure

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijs inzake de waarschijnlijkheid van dumping en schade is om de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te rechtvaardigen, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of voortzetting of herhaling van dumping van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie bij het vervallen van de maatregelen al dan niet waarschijnlijk zijn.

De Commissie wijst de partijen ook op de bekendmaking van de Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (9), die mogelijk van toepassing is op deze procedure.

5.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping zal betrekking hebben op de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2019 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

5.2.    Opmerkingen over het verzoek en de opening van het onderzoek

Belanghebbenden die opmerkingen wensen te maken over het verzoek (onder meer in verband met herhaling van schade en oorzakelijk verband) of over aspecten in verband met de opening van het onderzoek (onder meer over de mate van steun voor het verzoek), moeten dit uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (10) doen.

Verzoeken om te worden gehoord met betrekking tot de opening van het onderzoek moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

5.3.    Procedure om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is

De Commissie stelt in het kader van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een onderzoek in naar de uitvoer naar de Unie die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft plaatsgevonden en gaat, los van de uitvoer naar de Unie, na of de ondernemingen die in het betrokken land het onderzochte product produceren en verkopen zich in een zodanige situatie bevinden dat voortzetting of herhaling van de uitvoer met dumping naar de Unie waarschijnlijk is als de maatregelen komen te vervallen.

Alle producenten (11) van het onderzochte product uit het betrokken land, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat/de onderzoeken die tot de geldende maatregelen heeft/hebben geleid, worden derhalve verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten in het betrokken land

Gezien het mogelijk grote aantal producenten in de VRC dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de thans onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht de Commissie uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie over hun ondernemingen te verstrekken. Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/R783_SAMPLING_FORM_FOR_EXPORTING_PRODUCER). In de punten 5.6 en 5.9 vindt u informatie over de toegang tot het platform TRON.tdi.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten nodig acht, zal de Commissie ook contact opnemen met de autoriteiten van de Volksrepubliek China en eventueel ook met de haar bekende verenigingen van producenten in de Volksrepubliek China.

Indien een steekproef noodzakelijk is, zullen de producenten worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de productie, verkoop of uitvoer dat binnen de beschikbare termijn redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten in de VRC, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef van producenten samen te stellen, deelt zij de betrokken partijen mee of zij in de steekproef zijn opgenomen. De in de steekproef opgenomen producenten moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef indienen.

De Commissie zal een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in het betrokken land is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2635).

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken.

5.3.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot de VRC waar verstoringen van betekenis bestaan

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

De Commissie verzoekt alle belanghebbenden met name hun standpunt over de inputs en de in het verzoek verstrekte codes van het geharmoniseerd systeem (GS) kenbaar te maken, een geschikt representatief land of geschikte representatieve landen voor te stellen en de identiteit van producenten van het onderzochte product in die landen te verstrekken. Deze informatie en dit bewijsmateriaal moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening zal de Commissie de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening van het onderzoek door middel van een mededeling in het voor hen toegankelijke dossier meedelen welke relevante bronnen zij voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde in de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Daarbij worden alle bronnen vermeld, en in voorkomend geval ook de keuze van een geschikt representatief derde land. Vanaf de datum waarop de desbetreffende mededeling in het dossier wordt opgenomen, hebben de bij het onderzoek betrokken partijen tien dagen de tijd om opmerkingen in te dienen.

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, is Brazilië in dit geval een mogelijk representatief derde land voor de VRC. Om uiteindelijk het geschikte representatieve derde land te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of er landen zijn met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC, waar het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht en waar de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn. Wanneer er meer van dergelijke landen zijn, zal de voorkeur in voorkomend geval worden gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

Wat de relevante bronnen betreft, verzoekt de Commissie alle producenten in de VRC om binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie te verstrekken over de materialen (grondstoffen en verwerkte materialen) en energie die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt. Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/R783_INFO_ON_INPUTS_FOR_EXPORTING_PRODUCER_FORM). In de punten 5.6 en 5.9 vindt u informatie over de toegang tot het platform TRON.tdi.

Bovendien moet feitelijke informatie voor het beoordelen van kosten en prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening uiterlijk 65 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Dergelijke feitelijke informatie mag uitsluitend afkomstig zijn uit openbaar beschikbare bronnen.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de gestelde verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening nodig acht, zal de Commissie ook aan de overheid van de VRC een vragenlijst ter beschikking stellen.

5.3.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs (12) (13)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie invoeren, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal bij dit tussentijdse nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen door de Commissie de in de bijlage bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop in de Unie van het onderzochte product uit het betrokken land dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

De Commissie zal ook een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst ter beschikking stellen van de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor niet-verbonden importeurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2635).

5.4.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade en onderzoek van producenten in de Unie

Teneinde vast te stellen of voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk is, verzoekt de Commissie de producenten van het onderzochte product in de Unie aan het onderzoek mee te werken.

Gezien het grote aantal bij dit nieuwe onderzoek betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening samengesteld.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier.

De belanghebbenden wordt verzocht om opmerkingen over de voorlopige steekproef. Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat/de onderzoeken die tot de geldende maatregelen heeft/hebben geleid, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht contact met de Commissie opnemen. Alle opmerkingen over de voorlopige steekproef moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie meedelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in de Unie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2635).

5.5.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Als wordt bevestigd dat voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of het handhaven van de antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie.

Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden alsmede representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht de Commissie informatie te verstrekken over het belang van de Unie.

Informatie over de beoordeling van het belang van de Unie moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Deze informatie kan vormvrij worden opgesteld of er kan een vragenlijst van de Commissie worden ingevuld.

Een exemplaar van de vragenlijsten, waaronder de vragenlijst voor gebruikers van het onderzochte product, is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2635). Met informatie die op grond van artikel 21 van de basisverordening wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd dat de geldigheid ervan bevestigt.

5.6.    Belanghebbenden

Om aan het onderzoek mee te werken, moeten belanghebbenden zoals producenten in het betrokken land, producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties eerst aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Producenten in het betrokken land, producenten in de Unie, importeurs en representatieve verenigingen die informatie hebben verstrekt in overeenstemming met de procedures zoals beschreven in de punten 5.3.1, 5.3.3 en 5.4 worden als belanghebbenden beschouwd indien er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Andere partijen kunnen alleen als belanghebbende meewerken aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij contact opnemen met de Commissie, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende laat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening onverlet.

Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen (14).

5.7.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

5.8.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de belanghebbende tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.

In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kan de belanghebbenden, uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang in het onderzoek te boeken, na een hoorzitting worden opgedragen nieuwe feitelijke informatie te verstrekken.

5.9.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding “Sensitive” (15). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding “Sensitive” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van verzoeken om als belanghebbende te worden geregistreerd, gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen. Door het platform TRON.tdi of e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken” op de website van het directoraat-generaal Handel (https://circabc.europa.eu/ui/group/2e3865ad-3886-4131-92bb-a71754fffec6/library/c9e93fcc-f476-45c4-a400-f0ae0d44a059/details). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/039

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË

TRON.tdi: https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi

E-mail: TRADE-R783-HPT-DUMPING@ec.europa.eu; TRADE-R783-HPT-INJURY@ec.europa.eu

6.   Tijdschema voor het nieuwe onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening normaal gesproken binnen 12 maanden, maar uiterlijk binnen 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht afgesloten.

7.   Indiening van informatie

In de regel kunnen belanghebbenden alleen binnen de in punt 5 van dit bericht vermelde termijnen informatie indienen.

Teneinde het onderzoek binnen de voorgeschreven termijnen af te ronden, zal de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden meer aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen.

8.   Mogelijkheid om opmerkingen te maken over door andere belanghebbenden ingediende informatie

Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden ingediende informatie. Daarbij mogen zij alleen ingaan op kwesties die in de door andere belanghebbenden ingediende informatie worden vermeld en mogen zij geen nieuwe kwesties aan de orde stellen.

Opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk vijf dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de definitieve bevindingen worden ingediend. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van deze aanvullende mededeling, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over deze aanvullende mededeling worden ingediend.

Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de Commissie om de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.

9.   Verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen

Een eventuele verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden aangevraagd en wordt alleen verleend indien dit naar behoren gerechtvaardigd is. In elk geval is de eventuele verlenging van de termijn om de vragenlijsten te beantwoorden normaliter beperkt tot drie dagen, en mag deze in de regel niet meer dan zeven dagen bedragen. Wat de termijnen voor de indiening van andere in het bericht van opening genoemde informatie betreft, zijn verlengingen beperkt tot drie dagen, tenzij wordt aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

10.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou brengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

11.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Deze behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moet een verzoek om inschakeling van de raadadviseur-auditeur zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt door de belanghebbenden worden ingediend. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de daarvoor geldende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel

(https://policy.trade.ec.europa.eu/contacts/hearing-officer_nl).

12.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht zodat deze kunnen worden gewijzigd, kunnen een verzoek indienen voor een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

13.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (16).

Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie is beschikbaar op de website van DG Handel

(https://circabc.europa.eu/ui/group/2e3865ad-3886-4131-92bb-a71754fffec6/library/cef4ace2-299e-4e29-a17e-d450f34a23a5/details).


(1)  PB C 104 van 4.3.2022, blz. 10.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2206 van de Commissie van 29 november 2017 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 314 van 30.11.2017, blz. 12).

(4)  Verordening (EG) nr. 499/2009 van de Raad van 11 juni 2009 tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde definitieve antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand (PB L 151 van 16.6.2009, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1346 van de Commissie van 8 augustus 2016 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 214 van 9.8.2016, blz. 1).

(6)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2 (https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(8)  De in het landrapport genoemde documenten zijn eveneens verkrijgbaar op met redenen omkleed verzoek.

(9)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020XC0316%2802%29

(10)  Alle verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht zijn verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven.

(11)  Onder “producent” wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(12)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met producenten in het betrokken land of de betrokken landen, mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht verbonden te zijn indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben; of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht tot dezelfde familie te behoren indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(13)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(14)  Bij technische problemen kunt u per e-mail (trade-service-desk@ec.europa.eu) of per telefoon (+32 22979797) contact opnemen met de handelshelpdesk.

(15)  Een “Sensitive”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(16)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/36


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10913 – SADCO / HACP / JV)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/09)

1.   

Op 17 november 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Saudi Aramco Development Co Ltd (“SADCO”, Saudi-Arabië), die onder zeggenschap staat van Saudi-Arabië Oil Company (“Saudi Aramco”, Saudi-Arabië);

Honeywell Automation and Control Products Ltd (“HACP”, VS), die onder zeggenschap staat van Honeywell International Inc. (“Honeywell”, VS);

de joint venture (“JV”, Saudi-Arabië).

SADCO en HACP verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over een nieuw opgerichte joint venture.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen in de JV.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

SADCO: dochteronderneming van Saudi Aramco, een naamloze vennootschap die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de prospectie, exploratie, boring en winning van koolwaterstoffen en de verwerking, de vervaardiging, de raffinage en het in de handel brengen van deze stoffen;

HACP: dochteronderneming van Honeywell, een multinationaal conglomeraat dat actief is op vier gebieden: lucht- en ruimtevaart, bouwtechnologieën, hoogwaardige materialen en technologieën, en veiligheids- en productiviteitsoplossingen.

3.   

De activiteiten van de nieuw opgerichte JV zijn: ontwikkeling, marketing, commercialisering en exploitatie van een geïntegreerd beheerssysteem voor productieactiviteiten (iMOMS) met de naam “Plant.Digital”, dat hoofdzakelijk actief is in de regio van de Samenwerkingsraad van de Golf en Irak.

4.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

5.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet steeds worden vermeld:

M.10913 – SADCO / HACP / JV

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/38


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10963 — BMWK / SEFE)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/10)

1.   

Op 21 november 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

De Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door het Duitse federale Ministerie van Economische Zaken en Klimaatactie (“BMWK”, Duitsland),

SEFE Securing Energy for Europe GmbH (“SEFE”, Duitsland).

Het BMWK verkrijgt zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van SEFE.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Het BMWK heeft momenteel geen commerciële activiteiten op de energiemarkten. In het kader van zijn reactie op de huidige energiecrisis ontwikkelt het BMWK vijf LNG-hervergassingsinstallaties in Duitsland, waarvan de eerste in december 2022 operationeel wordt,

SEFE (voorheen bekend als “Gazprom Germania GmbH”) is een leverancier van aardgas, die hoofdzakelijk op de Duitse markt aanwezig is. De belangrijkste bedrijfsactiviteiten van de onderneming zijn de downstream groothandelslevering van en groothandel in aardgas en LNG (downstream), en de exploitatie van ondergrondse gasopslagfaciliteiten.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10963 — BMWK / SEFE

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/40


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10760 – AIRBUS / SAFRAN / TAC / AUBERT & DUVAL)

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/11)

1.   

Op 17 november 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Airbus SAS (“Airbus”, Frankrijk), die onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Airbus SE (Nederland),

Safran S.A. (“Safran”, Frankrijk),

Tikehau Ace Capital S.A.S. (“TAC”, Frankrijk),

Aubert & Duval S.A. (“Aubert & Duval”, Frankrijk).

Alpha Safran en TAC verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van Aubert & Duval.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Airbus is wereldwijd actief op het gebied van luchtvaart-, ruimtevaart- en defensiediensten. Haar activiteiten zijn georganiseerd in drie operationele segmenten: i) Airbus Commercial Aircraft; ii) Airbus Helicopters; en iii) Airbus Defence and Space.

Safran richt zich op drie belangrijke gebieden: i) aandrijfsystemen voor de ruimtevaart; ii) vliegtuiguitrusting, defensie en ruimtevaartsystemen; en iii) vliegtuiginterieurs. Safran bestrijkt de gehele levenscyclus van motoren, systemen en apparatuur voor civiele en militaire vliegtuigen met vaste vleugels en draaivleugelvliegtuigen,

TAC is een vermogensbeheerder die zich op twee sectoren richt: strategische sectoren (ruimtevaart, defensie en maritieme sector) en betrouwbare technologieën (cyber- en softwarerisicoanalyse en cyberbeveiliging),

Aubert & Duval is een leverancier van geavanceerde metallurgische producten in de vorm van onderdelen, lange producten en metaalpoeders voor diverse industriële toepassingen, waaronder luchtvaart, ruimtevaart, kernenergie, defensie en energie.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10760 – AIRBUS / SAFRAN / TAC / AUBERT & DUVAL

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).


29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/42


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10944 – MITSUBISHI / HERE)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 452/12)

1.   

Op 15 november 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Mitsubishi Corporation (“MC”, Japan),

HERE International BV (“HERE”, Nederland).

MC zal uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening verkrijgen over het geheel van HERE.

De concentratie komt tot stand bij overeenkomst of op enige andere wijze.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

MC is een wereldwijd geïntegreerde handelsonderneming die activiteiten ontwikkelt en opereert in uiteenlopende bedrijfstakken. MC is onderverdeeld in tien bedrijvengroepen: Aardgas; Industriële materialen; Petroleum & chemische oplossingen; Delfstoffen; Industriële infrastructuur; Automotive & mobiliteit; Levensmiddelenindustrie; Consumentenindustrie; Energieoplossingen; en Stadsontwikkeling;

HERE is een bedrijf uit de sector kaarten en locatiegegevens dat digitale kaartgegevens en navigatie- en locatieoplossingen aanbiedt aan diverse klanten over de hele wereld.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet steeds worden vermeld:

M.10944 – MITSUBISHI / HERE

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/44


Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2022/C 452/13)

Deze bekendmaking verleent het recht om binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

“Ricotta di Bufala Campana”

EU-nr.: PDO-IT-0559-AM01 — 23.12.2021

BOB (X) BGA ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Consorzio Tutela Ricotta di Bufala Campana DOP [Consortium ter bescherming van “Ricotta di Bufala Campana” BOB] met maatschappelijke zetel in Regie Cavallerizze — Reggia di Caserta, Via R. Gasparri 1, Caserta, en e-mail consorzio.ricotta@legalmail.it

Het Consorzio Tutela Ricotta di Bufala Campana DOP [Consortium ter bescherming van “Ricotta di Bufala Campana” BOB] bestaat uit producenten van “Ricotta di Bufala Campana” en is overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Decreet nr. 12511 van het ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid van 14 oktober 2013 gerechtigd een wijzigingsaanvraag in te dienen.

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: gegevens van het controleorgaan; verpakking.

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

Deze wijziging betreffende het vetgehalte van het product heeft betrekking op artikel 2 van het productdossier en punt 3.2 van het enig document.

Huidige versie:

“vetgehalte op droge basis: minimaal 45 %”

“vetgehalte: minstens 12 % op natte basis”

Nieuwe versie:

“minimumvetgehalte op droge basis 20 %”

“vetgehalte: minstens 4 % op natte basis”

Met deze voorgestelde wijziging wordt beoogd toestemming te geven om “Ricotta di Bufala Campana” BOB in de handel te brengen met een vetgehalte van ten minste 20 %. Op de markt bestaat een grote vraag naar ricotta, ook naar de vetarme soorten daarvan. De vorige grenswaarden voor het vetgehalte waren gebaseerd op het gebruik van wei met een bijzonder hoog vetgehalte. De reden hiervoor was dat er als gevolg van de technieken en instrumenten voor het snijden van de wrongel veel vet in de wei verloren ging (niet langer het geval) en/of dat er melk en/of room aan de wei werden toegevoegd.

De waarde voor het minimumvetgehalte van de ricotta is lager omdat de verwerkte wei minder vet bevat en er niet langer melk en/of room worden toegevoegd. Wei met deze kenmerken wordt verkregen door de wrongel eerder in het proces te snijden of door het vetgehalte aan te passen zonder melk en/of room aan de bereiding toe te voegen. Ricotta met een lager vetgehalte spreekt een groeiende groep consumenten aan. Deze consumenten zoeken naar een evenwicht tussen voeding en gastronomisch genot zonder afbreuk te doen aan de smaak waarvoor het product altijd bekend heeft gestaan. Dit is te danken aan het feit dat het product dezelfde frisse en zacht milde smaak heeft en aan het typische geurige aroma van ricotta, die uitsluitend uit wei wordt bereid. Het is de wei die voor de smaak en de geur van het product zorgt, terwijl de toevoeging van melk en room deze eigenschappen beter doet uitkomen. De toevoeging van melk en/of room maakt deze kenmerken gemakkelijker waarneembaar in het product.

Deze wijziging betreffende het vochtgehalte van het product heeft betrekking op artikel 2 van het productdossier en punt 3.2 van het enig document.

Huidige versie:

“vochtgehalte: ten hoogste 75 %”

Nieuwe versie:

“vochtgehalte: ten hoogste 80 %”

De aanzienlijke verlaging van de minimale grenswaarde voor het vetgehalte leidt tot een fysiologische verhoging van de maximaal toelaatbare vochtwaarde.

Deze wijziging betreffende het melkzuurgehalte van het product heeft betrekking op artikel 2 van het productdossier en punt 3.2 van het enig document.

Huidige versie:

“melkzuurgehalte: ten hoogste 0,3 %”

Nieuwe versie:

“melkzuurgehalte: ten hoogste 0,4 %”

Het verzoek om de maximale grenswaarde voor het melkzuurgehalte licht te verhogen van 0,3 % tot 0,4 % vloeit voort uit het verzoek om het gebruik van “eerste wei” met een zuurgraad van 5 °SH/50 ml, in plaats van 3,5 °SH/50 ml, toe te staan. De redenen hiervoor worden toegelicht in het volgende punt over de wijziging van artikel 5 van het productdossier en punt 3.3 van het enig document.

Deze wijziging betreffende het natriumgehalte heeft betrekking op artikel 2 van het productdossier en de punten 3.2 en 3.3 van het enig document.

Huidige versie:

“natriumgehalte: ten hoogste 0,3 %”

Nieuwe versie:

“natriumgehalte: ten hoogste 0,4 %”

Het voorstel om de maximumwaarde voor het natriumgehalte te verhogen tot 0,4 % heeft tot doel ervoor te zorgen dat het verkregen product de juiste smaakkenmerken heeft, met name gezien het feit dat het vetgehalte is verlaagd.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Grondstoffen

Deze wijziging betreffende de mogelijkheid van lactosehydrolyse in de grondstof heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en de punten 3.2 en 3.3 van het enig document.

Huidige versie:

“De “eerste wei” (of “zoete wei”) wordt afgetapt uit de met het oog op de bereiding van “Mozzarella di Bufala Campana” gesneden wrongel.”

De volgende zinnen worden toegevoegd:

“De “eerste wei” (of “zoete wei”) wordt afgetapt uit de met het oog op de bereiding van “Mozzarella di Bufala Campana” gesneden wrongel. De melk die wordt gebruikt voor de bereiding van “Mozzarella di Bufala Campana” mag lactosehydrolyse hebben ondergaan, of de uit melk met niet-gehydrolyseerde lactose verkregen lactose in de “eerste wei” mag zijn gehydrolyseerd.”

Deze wijziging wordt voorgesteld om het productieproces van de “Ricotta di Bufala Campana” BOB te scheiden van dat van lactosevrije “Mozzarella di Bufala Campana” BOB, het enige product waarbij de wei reeds vrij van lactose is nadat deze is gehydrolyseerd in de melk. De markten voor deze twee producten zijn echter niet noodzakelijkerwijs nauw met elkaar verbonden, omdat de “Mozzarella di Bufala Campana” BOB een kaas met een reeds van nature laag lactosegehalte is die ook geschikt kan zijn voor consumenten met slechts een lichte intolerantie. Omdat het lactosegehalte in de ricotta veel hoger is, moet deze echter worden gehydrolyseerd om geschikt te zijn voor consumenten met een lactose-intolerantie. De optie om geschikte enzymen (lactase) te gebruiken voor de hydrolyse van de wei die wordt verkregen uit alle bij de bereiding van de “Mozzarella di Bufala Campana” BOB gebruikte melk, zou het dus mogelijk maken om de overeenkomstig de marktvraag geproduceerde hoeveelheid lactosevrije “Ricotta di Bufala Campana” BOB te beheren zonder dat deze gebonden is aan de beperkte beschikbaarheid van wei die uitsluitend wordt verkregen bij de productie van de lactosevrije “Mozzarella di Bufala Campana” BOB.

Deze wijziging betreffende de maximale totale zuurgraad van de grondstof heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en punt 3.3 van het enig document. De wijziging houdt ook een redactionele wijziging in van punt 5 van het enig document (Verband).

Huidige versie:

“De maximale totale zuurgraad van de voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB gebruikte wei bedraagt 3,5 °SH/50 ml.”

Nieuwe versie:

“De maximale totale zuurgraad van de voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB gebruikte wei bedraagt 5,0 °SH/50 ml.”

Deze wijziging van de maximale totale zuurgraad van 3,5 °SH/50 ml tot 5 °SH/50 ml wordt voorgesteld omdat is vastgesteld dat de zuurgraad van de “eerste wei” bij het snijden van de wrongel ’s zomers vaak hoger is dan 3,5 °SH/50 ml. De hogere omgevingstemperatuur zorgt namelijk voor een verhoogde aanzuringsactiviteit van de complexe microbiota in de natuurlijke wei. Gezien de intrinsiek milde zoetheid leidt de lichte stijging van de zuurgraad van de voor de bereiding van de ricotta gebruikte wei niet tot veranderingen in de sensoriële eigenschappen van de “Ricotta di Bufala Campana” BOB die door een gewone consument worden waargenomen. Als de vorige zuurgraad van de wei was gehandhaafd, zou een aanzienlijke hoeveelheid van de in de zomer geproduceerde wei niet kunnen worden gebruikt. Dan zou het risico bestaan dat er in die tijd van het jaar minder “Ricotta di Bufala Campana” BOB beschikbaar is. Dit heeft grotere gevolgen voor kleine bedrijven die minder goed zijn uitgerust met klimaatregelingssystemen.

Deze wijziging betreffende de toevoeging van zout heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en de punten 3.2 en 3.3 van het enig document.

Huidige versie:

“Het rechtstreeks toevoegen van zout aan de wei geeft het product niet alleen meer smaak, maar is ook van invloed op de eiwitdenaturatie- en stremmingsprocessen en dus op de consistentie van het product.”

De volgende zin wordt toegevoegd:

“Zout mag ook rechtstreeks worden toegevoegd als de ricotta reeds vóór de tweede gladstrijking en/of thermische stabilisatie is geëxtraheerd en uitgelekt, mits het maximale totale NaCl-gehalte in overeenstemming is met artikel 2 van dit productdossier.”

Dit voorstel zal ervoor zorgen dat het eindproduct de juiste hoeveelheid zout bevat als gevolg van een eenvoudige menghandeling. Als daarentegen zout alleen aan de grondstof mag worden toegevoegd, zal het zoutgehalte van de resulterende ricotta afhangen van complexere factoren (bv. vochtgehalte van het product, interacties tussen NaCl en eiwitten) die niet zo gemakkelijk te beheren zijn om telkens hetzelfde resultaat te waarborgen.

Deze wijziging betreffende de verhittingstemperatuur heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier. De wijziging heeft echter geen gevolgen voor het enig document.

Huidige versie:

“De verhittingsfase is voltooid wanneer een temperatuur van ten hoogste 92 °C is bereikt.”

Nieuwe versie:

“De verhittingsfase is voltooid wanneer een temperatuur van ten hoogste 96 °C is bereikt.”

Het voorstel om de maximumtemperatuur in deze fase van het proces te verhogen van 92 °C tot 96 °C heeft tot doel de kenmerken van de “Ricotta di Bufala Campana” BOB te optimaliseren, met name gezien het gebruik ervan als ingrediënt in andere levensmiddelen, hetzij bij het koken, hetzij in de voedselverwerkende sector. Enerzijds maakt deze hogere temperatuur een hogere en doeltreffendere eiwitaggregatie en een betere eiwitterugwinning mogelijk. Anderzijds wordt de wei doeltreffender afgetapt, waardoor het vochtgehalte wordt verlaagd en de ricotta zijn eigen restvocht beter kan vasthouden. Dit maakt het minder waarschijnlijk dat het in andere ingrediënten doordringt, bijvoorbeeld bij gebruik als ingrediënt in verse deegwaren met vulling of in suikergoed.

Deze wijziging betreffende de afscheidingsfase van de ricotta heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier. De wijziging heeft echter geen gevolgen voor het enig document.

Huidige versie:

“De ricotta wordt ofwel handmatig afgescheiden met behulp van een schuimspaan om de vochtige wrongel voorzichtig rechtstreeks in de typische uit voor levensmiddelen geschikte kunststof vervaardigde vergieten of in kaasdoeken te scheppen, ofwel met mechanische middelen afgescheiden met behulp van extractie-uitrusting.”

Nieuwe versie:

“De ricotta wordt ofwel handmatig afgescheiden met behulp van een schuimspaan om de vochtige wrongel voorzichtig rechtstreeks in de typische uit voor levensmiddelen geschikte kunststof vervaardigde vergieten of in kaasdoeken te scheppen, ofwel met mechanische middelen afgescheiden met behulp van extractie-uitrusting die ook een snelle afscheiding van de wei mogelijk maakt, onmiddellijk gevolgd door verpakking van de ricotta in nog warme staat.”

Deze voorgestelde wijziging moet preciseren dat bij mechanische extractie de wei sneller weglekt, waardoor de ricotta kan worden verpakt terwijl deze nog warm is. Het versnellen van deze fase van het productieproces vermindert de tijd dat de uitlekkende ricotta in contact is met de omgeving en beschermt zo tegen nabesmetting door blootstelling aan de omgeving. Dit voorstel leidt derhalve niet tot wijzigingen in het proces en heeft uitsluitend tot doel om nauwkeurigere informatie over de productiemethode te verstrekken.

Deze wijziging betreffende de afscheidingsfase van de ricotta heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier. De wijziging heeft echter geen gevolgen voor het enig document.

Huidige versie:

“De ricotta in de vergieten of kaasdoeken blijft dus uitlekken totdat alle wei is afgescheiden, waarna de kaas zijn definitieve consistentie bereikt.”

Nieuwe versie:

“De ricotta in de vergieten of kaasdoeken blijft dus echter uitlekken totdat alle wei is afgescheiden, waarna de kaas zijn definitieve consistentie bereikt.”

Deze wijziging bestaat in de toevoeging van het woord “echter”. De wijziging omvat enkel de toevoeging van een woord om de zin begrijpelijker te maken, aangezien een vergelijking wordt gemaakt met het alternatieve systeem van mechanische extractie en verpakking terwijl de ricotta nog warm is.

Deze wijziging betreffende de afkoelingstechnieken voor ricotta heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier. De wijziging heeft echter geen gevolgen voor het enig document.

Huidige versie:

“Indien de ricotta niet onmiddellijk wordt verpakt, wordt de afkoeling voortgezet totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C in een koelhuis is bereikt; indien de ricotta wel wordt verpakt, wordt de afkoeling voortgezet totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C in een koelhuis of in een water- en/of ijsbad is bereikt.”

Nieuwe versie:

“Indien de ricotta niet onmiddellijk wordt verpakt, wordt de afkoeling voortgezet totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C in een koelhuis is bereikt; indien de ricotta wel wordt verpakt, wordt de afkoeling voortgezet totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C is bereikt in een koelhuis, in een water- en/of ijsbad of met behulp van een ander functioneel koelsysteem om het afkoelingsproces te versnellen.”

Deze wijziging wordt voorgesteld om het gebruik van andere koeltechnieken toe te staan (zoals het sturen van de verpakkingen door tunnels die met koude lucht worden gekoeld via geforceerde circulatie, ook op temperaturen onder nul, stikstofdamp of koolstofdioxide enz.) waarmee de temperatuur sneller kan worden verlaagd zonder dat het product bevriest of de structurele kenmerken ervan veranderen (bv. zonder dat de textuur korrelig wordt).

Deze wijziging betreffende de vraag wanneer de term “fresca” [vers] mag worden gebruikt, heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en punt 3.2 van het enig document.

Huidige versie:

“De maximale houdbaarheid van de “fresca” [verse] variëteit van “Ricotta di Bufala Campana” mag niet langer zijn dan zeven dagen vanaf de productiedatum.”

Nieuwe versie:

“Om in aanmerking te komen voor de toevoeging van de term “fresca” [vers], mag de maximale houdbaarheid van “Ricotta di Bufala Campana”, die wordt verkregen door het product één enkele hittebehandeling te laten ondergaan om de eiwitten in de grondstoffen te laten stremmen, niet langer zijn dan zeven dagen vanaf de productiedatum.”

Met de voorgestelde wijziging wordt duidelijker aangegeven dat de mogelijkheid om de aanvullende term “fresca” te gebruiken is gekoppeld aan de maximale houdbaarheid en afhankelijk is van de voorwaarde dat het product slechts één hittebehandeling ondergaat. De definitie in de vorige versie van het productdossier had kunnen betekenen dat elke ricotta die wordt verkregen door het product één enkele hittebehandeling te laten ondergaan, als de variëteit “fresca” zou worden aangemerkt en een maximale houdbaarheid van zeven dagen zou hebben. Wanneer de wei echter wordt afgetapt met behulp van extractiesystemen met snelle afvoer en de ricotta warm wordt verpakt bij een temperatuur van meer dan 60 °C, kan de houdbaarheid worden verlengd. In dat geval moet de producent kiezen of hij de term “fresca” gebruikt en de houdbaarheid beperkt tot zeven dagen, dan wel kiezen voor een langere houdbaarheid. Deze moet altijd korter zijn dan de maximale houdbaarheid die voor “Ricotta di Bufala Campana” BOB is vastgesteld, tenzij anders is aangegeven.

Deze wijziging betreffende de houdbaarheid van het product heeft betrekking op artikel 5 van het productdossier en punt 3.2 van het enig document.

Huidige versie:

“Om ricotta met een langere houdbaarheid (maximaal 21 dagen vanaf de productiedatum) te verkrijgen, moet de ricotta, wanneer de wei is afgetapt, vóór de verpakking een hittebehandeling ondergaan. De ricotta wordt vervolgens gladgestreken of gehomogeniseerd om hem een romiger uiterlijk te geven. Het aldus verkregen product wordt omschreven als “Ricotta di Bufala Campana”“fresca omogeneizzata”. De ricotta mag warm worden verpakt (machine-ondersteund is ook toegestaan) in een kunststof verpakking die onmiddellijk wordt gesloten met warme lijm. De verpakte ricotta wordt vervolgens snel afgekoeld totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C in een koelhuis of in een water- en/of ijsbad is bereikt.”

Nieuwe versie:

“Om ricotta met een langere houdbaarheid (maximaal 30 dagen vanaf de productiedatum) te verkrijgen, mag de ricotta, wanneer de wei is afgetapt, vóór de verpakking ook een hittebehandeling ondergaan. Daaraan kan soms een gladstrijkings- of homogenisatieprocedure voorafgaan om de kaas een romiger uiterlijk te geven. Het aldus verkregen product wordt omschreven als “Ricotta di Bufala Campana”. In dat geval mag de ricotta warm worden verpakt (machine-ondersteund is ook toegestaan) in een kunststof verpakking die onmiddellijk wordt gesloten met warme lijm. De verpakte ricotta wordt vervolgens snel afgekoeld totdat de vereiste temperatuur van + 4 °C is bereikt in een koelhuis, in een water- en/of ijsbad of met behulp van een ander functioneel koelsysteem om het afkoelingsproces te versnellen.”

i)

Voorgesteld is om de maximale houdbaarheid te verlengen van 21 tot 30 dagen teneinde de periode waarin het product kan worden verkocht te verlengen. Gebleken is dat het product dan zijn eigenschappen behoudt, zelfs in combinatie met de verhoging van de maximumtemperatuur van het proces (van 92 °C tot 96 °C). Ook is bevestigd dat de langere houdbaarheid niet leidt tot een merkbare toename van de kieming van bacillensporen. De houdbaarheid kan worden verlengd tot 30 dagen als gevolg van de door bedrijven ontwikkelde verpakkingstechnologie (bv. homogenisatie en pasteurisatie van het product).

ii)

De woorden “kan soms” zijn toegevoegd in de gladstrijkings- en homogenisatieprocedure om duidelijker aan te geven dat deze handeling optioneel is.

iii)

Deze wijziging houdt in dat de woorden “fresca omogeneizzata” moeten worden geschrapt. De wijziging wordt voorgesteld omdat deze woorden de indruk kunnen wekken dat de gladstrijking en homogenisatie verplicht zijn. Het product kan echter een langere houdbaarheid hebben zonder de gladstrijkings- of homogenisatieprocedure te hebben ondergaan, indien wordt besloten dat het zijn meer “korrelige” uiterlijk en consistentie moet behouden. Om verwarring te voorkomen, met name in het licht van het verzoek om het product langer houdbaar te maken, is voorgesteld om de woorden “fresca omogeneizzata” te schrappen. Toevoeging van een nieuwe productsubcategorie voor ricotta die bij hoge temperatuur wordt verpakt maar niet is gehomogeniseerd, zou voor de consument ook moeilijk te begrijpen zijn.

Etikettering

Deze wijziging betreffende de etiketteringsgegevens heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en punt 3.6 van het enig document.

Huidige versie:

“Ricotta di Bufala Campana” BOB moet in papier worden gewikkeld en vervolgens worden verpakt in een voor levensmiddelen geschikte, thermisch gesealde verpakking van hetzij kunststof, hetzij een ander materiaal. Indien het product bestemd is om als ingrediënt in een voedingsmiddel te worden verwerkt, mag de verpakking tot 40 kg ricotta bevatten.

Naast het logo van de benaming, het grafische EU-symbool en de wettelijk voorgeschreven informatie moet op de verpakking in duidelijke en leesbare drukletters het volgende worden vermeld:

de woorden “fresca” of “fresca omogeneizzata” overeenkomstig artikel 5 van dit productdossier. De woorden “fresca” of “fresca omogeneizzata” moeten onmiddellijk onder de benaming “Ricotta di Bufala Campana” worden aangebracht in een lettergrootte die 50 % bedraagt van de lettergrootte die wordt gebruikt voor de benaming “Ricotta di Bufala Campana”.

Nieuwe versie:

““Ricotta di Bufala Campana” BOB moet aan de bron in het productiebedrijf worden voorverpakt. Er mag een papieren of kunststof verpakking of een ander voor levensmiddelen geschikt materiaal worden gebruikt. Afhankelijk van het materiaal kan de verpakking worden gesloten door draaien of met een heat seal- of vacuümsluiting. Indien het product bestemd is om als ingrediënt in een voedingsmiddel te worden verwerkt, mag de verpakking tot 40 kg ricotta bevatten.

Naast het logo van de benaming, het grafische EU-symbool en de wettelijk voorgeschreven informatie, moeten op de verpakking in duidelijke en leesbare drukletters de woorden “Ricotta di Bufala Campana DOP” [BOB] worden vermeld, aangevuld met de volgende aanvullende gegevens:

het woord “fresca” overeenkomstig artikel 5 van dit productdossier. Het woord “fresca” moet onmiddellijk onder de benaming “Ricotta di Bufala Campana” BOB worden aangebracht in een lettergrootte die 50 % bedraagt van de lettergrootte die wordt gebruikt voor de benaming “Ricotta di Bufala Campana” BOB.”

Dit voorstel wordt gedaan in het licht van de in artikel 5 aangebrachte wijzigingen.

De eis van voorverpakking aan de bron in het productiebedrijf is aan het productdossier toegevoegd met het oog op de kwaliteit, de veiligheid en de conformiteit van het product.

Het voorstel om het gebruik van andere materialen dan kunststof mogelijk te maken, is bedoeld om de duurzaamheid van het proces te verbeteren. De precisering dat het product kan worden afgesloten met een vacuümsluiting is bedoeld om de consument transparantere informatie te verstrekken over de opties voor de verpakking van het product.

Overig

Controles

Deze wijziging betreffende de controles heeft betrekking op artikel 7 van het productdossier. De wijziging heeft echter geen gevolgen voor het enig document.

Huidige versie:

“Overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad ziet een controleorgaan erop toe dat het product aan het dossier voldoet. De gegevens van dit controleorgaan zijn als volgt: CSQA Certificazioni Srl — Via San Gaetano 74 — 36016 Thiene (VI) — Tel. +39 0445313011, fax +39 0445313070, e-mail csqa@csqa.it”

Nieuwe versie:

“Overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad ziet een controleorgaan erop toe dat het product aan het productdossier voldoet. De gegevens van dit controleorgaan zijn als volgt: DQA Cerificazioni srl — Via Bosio 4, Rome; Tel. +39 0646974641; e-mail: info@dqacertificazioni.it”

De gegevens van het controleorgaan zijn bijgewerkt om het nieuwe controleorgaan aan te geven.

Verpakking

Deze wijziging betreffende de verpakking heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en punt 3.5 van het enig document.

Huidige versie:

“Ricotta di Bufala Campana” BOB moet in papier worden gewikkeld en vervolgens worden verpakt in een voor levensmiddelen geschikte, thermisch gesealde verpakking, hetzij van kunststof hetzij van een ander materiaal. Indien het product bestemd is om als ingrediënt in een voedingsmiddel te worden verwerkt, mag de verpakking tot 40 kg ricotta bevatten.”

Nieuwe versie:

“Ricotta di Bufala Campana” BOB moet worden voorverpakt. Er mag een papieren of kunststof verpakking of een ander voor levensmiddelen geschikt materiaal worden gebruikt. Afhankelijk van het materiaal kan de verpakking worden gesloten door draaien of met een heat seal- of vacuümsluiting. Indien het product bestemd is om als ingrediënt in een voedingsmiddel te worden verwerkt, mag de verpakking tot 40 kg ricotta bevatten.”

Deze voorgestelde wijziging is bedoeld om producenten van “Ricotta di Bufala Campana” BOB in staat te stellen de verpakkingsfase aan te passen aan de ontwikkelingen op het gebied van verpakkingstechnologie en duurzamere materialen met betere technische kenmerken te gebruiken. Het feit dat het product met een vacuümsluiting mag worden verpakt, draagt eveneens bij tot de verlenging van de houdbaarheid. Ten slotte is voorverpakking alleen toegestaan in de productie-installaties, om redenen van voedselveiligheid en om een nauwkeurige controle door het controleorgaan voor de BOB mogelijk te maken.

ENIG DOCUMENT

“Ricotta di Bufala Campana”

EU-nr.: PDO-IT-0559-AM01 — 23.12.2021

BOB (X) BGA ( )

1.   Naam/Namen [van de BOB of de BGA]

“Ricotta di Bufala Campana”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie [zie bijlage XI]

Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

“Ricotta di Bufala Campana” BOB is een vers — d.w.z. ongerijpt — zuivelproduct dat wordt bereid door de eiwitten in buffelmelkwei, een grondstof die als bijproduct van de productie van buffelmozzarella ontstaat, te verhitten waardoor deze eiwitten gaan stremmen. “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt gekenmerkt door een hoog vochtgehalte (minder dan 80 %) en een vetgehalte op natte basis van minstens 4 %. Het hoge vochtgehalte en het nog steeds aanzienlijke vetgehalte (minimaal 20 % op droge basis) zijn verantwoordelijk voor de specifieke kenmerken van het product, namelijk zachtheid en romigheid. “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt ook gekenmerkt door de typische zoete en geurige smaak van de buffelmelk die wordt gebruikt voor de productie van de mozzarella en de verse derivaten daarvan, zoals de “zoete” wei en de verse room van de wei, vanwege het verwaarloosbare melkzuurgehalte (ten hoogste 0,4 %) en het beperkte natriumgehalte (ten hoogste 0,4 %). “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt in de handel gebracht in een verpakking die de vorm heeft van een afgeknotte piramide of kegel met een maximumgewicht van 2 000 g. “Ricotta di Bufala Campana” BOB is porseleinwit van kleur, heeft geen korst en is zacht en korrelig maar toch niet stroef op de tong. Het product heeft een karakteristieke, frisse en zacht milde smaak en de geur van melk en room. Deze eigenschappen komen beter tot uiting in producten met een hoger vetgehalte. “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt ook verkocht in de categorie “fresca”, die een houdbaarheid van zeven dagen heeft. De “Ricotta di Bufala Campana” BOB, waarbij de wei wordt afgetapt, kan een hittebehandeling of zelfs een gladstrijkings- of homogenisatieproces ondergaan om de ricotta romiger en langer houdbaar te maken (maximaal 30 dagen vanaf de productiedatum).

Er is ook een lactosevrije versie van “Ricotta di Bufala Campana” BOB op de markt verkrijgbaar, waarbij de ingrediënten vooraf een lactosehydrolyse ondergaan.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Melkproducerende buffels worden gevoerd met vers en/of droog voer waarvan minstens de helft afkomstig moet zijn uit het in punt 4 beschreven, afgebakende geografische gebied opdat de vitale band van het product met het gebied behouden blijft. De volgende planten die worden aangetroffen in de weide- en graslanden van dit gebied fungeren als belangrijkste voederbronnen: hanenkam (esparcette) (Onobrychis viciifolia), rode hanekop (Hedysarum coronarium L.), Perzische klaver (Trifolium resupinatum), de klaversoort Trifolium squarrosum L., Egyptische klaver (Trifolium alexandrinum), voederwikke (Vicia sativa), paardegras (Bromus catharticus), en rolklaver. Bovendien mag ook eenvoudig of samengesteld geconcentreerd voer worden toegediend indien dit toegestane minerale of vitaminesupplementen bevat.

De grondstof waaruit de “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt bereid, is de “eerste wei” (of “zoete wei”), die als bijproduct vrijkomt tijdens de verwerking van buffelmelk; deze melk wordt verkregen door het manueel of mechanisch melken van buffels van het Italiaansmediterrane ras die worden gehouden in het in punt 4 beschreven productiegebied. De “eerste wei” (of “zoete wei”) wordt afgetapt uit de met het oog op de bereiding van de buffelmozzarella gesneden wrongel. De maximale totale zuurgraad van de voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB gebruikte wei bedraagt 5 °SH/50 ml, hetgeen betekent dat de “zure wei” die het resultaat is van de volledige rijping van de wrongel niet kan worden gebruikt voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB. “Rauwe buffelmelk die een hittebehandeling heeft ondergaan of is gepasteuriseerd van oorsprong uit het in punt 4 beschreven, afgebakende geografische gebied mag aan de wei worden toegevoegd tot maximaal 6 % van de “eerste wei” (of “zoete wei”). Verse room van buffelmelkwei die is geproduceerd in het in punt 4 beschreven afgebakende geografische gebied mag aan de wei worden toegevoegd tot maximaal 5 % van de “eerste wei” (“zoete wei”). Deze niet-verplichte toevoegingen hebben tot doel om de consistentie van de ricotta te verhogen en de vorming of de extractie van de kaas te vergemakkelijken. De voor de productie van lactosevrije “Ricotta di Bufala Campana” gebruikte ingrediënten ondergaan vooraf een lactosehydrolyse.

Zout (NaCl) mag worden toegevoegd tot maximaal 1 kg per 100 kg “eerste wei” (of “zoete wei”) of per 100 kg van een mengsel van wei met melk en/of melkroom. Zout (NaCl) mag ook rechtstreeks aan de geëxtraheerde en uitgelekte ricotta worden toegevoegd, mits het uiteindelijke maximumgehalte aan natrium ten hoogste 0,4 g per 100 g product bedraagt.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De productie van de melk, de wei, de verse melkroom uit de wei, en de ricotta zelf moet plaatsvinden in het in punt 4 beschreven, afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Aangezien “Ricotta di Bufala Campana” BOB een korstloze kaas is die ook geen gisting ondergaat, is hij voor 100 % eetbaar, maar is ook de kans zeer groot — wellicht groter dan bij andere verse zuivelproducten — dat er nabesmetting en bederf optreden ten gevolge van een verhoging in het milieu van het aantal micro-organismen die tijdens de laatste uitlekfase van de ricotta met het oppervlak van het product in aanraking kunnen komen. “Ricotta di Bufala Campana” BOB is een vers, ongerijpt product; tijdens de houdbaarheidsperiode moet iedere microbiële groei dus worden vermeden. Om het risico van bederf te vermijden, moet het product worden verpakt in het erkende productiebedrijf zelf. “Ricotta di Bufala Campana” BOB moet in papier worden gewikkeld en vervolgens worden verpakt in een voor levensmiddelen geschikte verpakking, hetzij van kunststof hetzij van een ander materiaal, met een heat seal- of vacuümsluiting. Indien het product bestemd is om als ingrediënt in een voedingsmiddel te worden verwerkt, mag de verpakking tot 40 kg ricotta bevatten.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Naast het logo van de benaming, het grafische EU-symbool en de wettelijk voorgeschreven informatie, en afhankelijk van het soort verpakking, moet op het etiket in voorkomend geval onmiddellijk onder de benaming “Ricotta di Bufala Campana” BOB het woord “fresca” in duidelijke en leesbare drukletters worden vermeld in een lettergrootte die 50 % bedraagt van de lettergrootte die wordt gebruikt voor de benaming “Ricotta di Bufala Campana”.

Iedere niet uitdrukkelijk toegestane typering van het product, met inbegrip van de adjectieven “fine” (fijn), “scelto” (select), “extra” (extra), “selezionato” (geselecteerd), “superiore” (superieur), “genuino” (authentiek) of ongeacht welk ander adjectief dat de verdiensten van het product prijst, is verboden. Op voorwaarde dat ze niet lovend van aard zijn en de consument niet kunnen misleiden, mogen wel merknamen worden aangebracht. Andere waarheidsgetrouwe en controleerbare referenties die op grond van de huidige wetgeving zijn toegestaan, mogen eveneens worden gebruikt. De woorden “Ricotta di Bufala Campana DOP” moeten in het Italiaans op de verpakking verschijnen.

Het logo van de benaming moet worden uitgebracht door het controleorgaan op instructie van het ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid. Het logo van het product stelt een driekleurige lus voor, rond een buffelhoofd dat in profiel is afgebeeld. Rond het logo zijn — in hoofdletters — de woorden “RICOTTA DI BUFALA CAMPANA” aangebracht.

Image 1

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied van de “Ricotta di Bufala Campana” BOB omvat de hierna vermelde delen van de administratieve gebieden van de regio’s Campania, Lazio, Apulia en Molise. In Campania bestaat het productiegebied hoofdzakelijk uit het gebied rond de rivieren Garigliano en Volturno, dat is gelegen tussen de vlakte van de rivier Sele en de regio Cilento, d.w.z. langs de kust en in de valleien. In Lazio is het gebied geconcentreerd tussen de vallei van de rivier Amaseno en de nabijgelegen vlakte van Pontina. In Apulia betreft het de vlakten en heuvels in de provincie Foggia in de uitlopers van het promontorium Gargano. In Molise behoort alleen de gemeente Venafro — die pas sinds kort onder het administratieve bestuur van Molise valt — tot het productiegebied. Venafro had altijd deel uitgemaakt van het beroemde gebied “Terra di Lavoro”, dat de hele huidige provincie Caserta omvatte. In de afgelopen eeuwen was het een gerenommeerd jachtgebied voor het Koninkrijk Napels onder de Bourbons.

5.   Verband met het geografische gebied

De orografische factoren en de bodemgesteldheid en het klimaat in de in punt 4 beschreven, afgebakende geografische gebieden zijn bevorderlijk geweest voor de verspreiding van de buffelhouderij in deze regio’s. Dankzij zijn morfologische kenmerken kan de buffel op ideale wijze het hoofd bieden aan moeilijke milieuomstandigheden en kan hij gemakkelijk worden gehouden in gebieden met een typisch mediterraan macroklimaat. De bodemgesteldheid, zowel in de vlakten met hun alluviale gronden en/of gronden die aanvankelijk drassig of moerassig waren als in de heuvels met hun uitgestrekte vulkanische gronden, is in combinatie met het voor dit gedeelte van het Middellandse Zeegebied typische macroklimaat in zeer hoge mate bepalend geweest voor welke planten in het wild konden groeien en/of welke in de velden en weiden konden worden geteeld en dus ook voor welke selectie aan voedergewassen aan de buffels kon worden gegeven. Dit land vormde eeuwenlang — van 1282 tot 1860 — als het Koninkrijk Napels, één enkele territoriale, politieke en administratieve eenheid. Een van de essentiële kenmerken die deze gebieden gemeen hebben, is dat hier eeuwenlang buffels werden gehouden die melk leverden waarvan kaas en ricotta werden gemaakt. Zelfs nadat de moerassen waren drooggelegd en politieke en administratieve wijzigingen waren doorgevoerd, heeft het afgebakende geografische gebied vele gemeenschappelijke kenmerken behouden, waaronder de traditie van de buffelhouderij en de kaasmakerij en de ontwikkeling van een ter zake zeer productief district. Volgens de gegevens van de nationale databank van het veehouderijregister voor Teramo (2008), wordt 92 % van de buffels van het Italiaansmediterrane ras in deze regio gehouden.

“Ricotta di Bufala Campana” kan van andere producten van dezelfde soort, en meer bepaald van andere ricotta-varianten, worden onderscheiden door zijn specifieke structuurkenmerken, te weten zijn romigheid en zachtheid, door zijn porseleinwitte kleur en door zijn onmiskenbare sensoriële eigenschappen, zoals de zoete melkgeur. Dit product is uniek omdat de samenstelling van buffelmelkwei (vet en eiwitten) zowel kwalitatief als kwantitatief verschilt van koeien- en schapenmelkwei waarvan de andere ricottakazen worden gemaakt. Het product heeft zelfs andere aromatische kenmerken, die te danken zijn aan de voor de productie van de buffelmozzarella gebruikte natuurlijke startgrondstof waarvan de kenmerken, ook de aromatische, naar verhouding worden meegegeven in de “eerste of zoete wei” die voor de bereiding van de “Ricotta di Bufala Campana” BOB wordt gebruikt. De uit wei geselecteerde starter kan zowel aromatische ingrediënten bevatten die van nature in de melk aanwezig zijn als ingrediënten die niet in de melk aanwezig zijn, maar door de lokale microflora worden geproduceerd wanneer de startercultuur wordt geproduceerd. Het hoge vetgehalte op droge basis en de unieke kenmerken van de triglyceriden in buffelmelk, waarin de vetzuren op andere posities worden veresterd dan in koemelk, zijn medebepalend voor de zeer specifieke fysische en organoleptische kenmerken, zoals de romigheid en zachtheid, en zorgen ervoor dat alle aromatische componenten behouden blijven. Onder meer door de afwezigheid van bètacaroteen in de melk, zijn buffelmelk en buffelkazen zoals ricotta, anders dan zuivelproducten van koemelk, porseleinwit van kleur. “Ricotta di Bufala Campana” BOB verschilt van de op basis van schapenmelk bereide ricotta. Voor de bereiding van vele schapenmelkkazen wordt namelijk vast stremsel gebruikt, waarvan het hoge lipasegehalte de sensoriële eigenschappen van het vet kan beïnvloeden. Het uitblijven van het lipolyseproces is derhalve een kenmerkende eigenschap van “Ricotta di Bufala Campana” BOB, die tot gevolg heeft dat de zoete geurigheid en het melkachtige aroma van de kaas worden verhoogd. Het verbieden van het gebruik van wei tijdens het aanzuringsproces en het opnemen van specifieke eisen betreffende de maximale houdbaarheid in het productieproces zijn twee aan elkaar gekoppelde beveiligingsmaatregelen die ervoor zorgen dat dit product zijn specifieke kenmerken — die uniek zijn in het hele gamma van ricotta-producten — verwerft en kan handhaven. Om de karakteristieke milde en geurige melksmaak, die helemaal vrij is van zure toetsen, te garanderen, mag slechts gebruik worden gemaakt van de “eerste wei” (of “zoete wei”) die meteen nadat de wrongel is gesneden, wordt afgetapt en daardoor een maximale totale zuurgraad heeft van 5 °SH/50 ml. De “zure wei” die wordt afgetapt na het snijden van de rijpende wrongel kan niet worden gebruikt voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB, omdat het hoge melkzuurgehalte van deze wei zou verhinderen dat de specifieke kenmerken van de ricotta tot uiting komen of omdat als neutraliserende stoffen alkaliën zouden moeten worden toegevoegd, hetgeen de smaak, structuur en consistentie van de ricotta zou beïnvloeden. “Ricotta di Bufala Campana” BOB verschilt derhalve ook van een generieke buffelmelkricotta omdat er een intrinsiek verband bestaat tussen de samenstelling van de wei en de kenmerken van de melk en de wijze waarop deze tot kaas wordt verwerkt.

Het specifieke karakter van de “Ricotta di Bufala Campana”, zoals beschreven, wordt fundamenteel bepaald door de kwaliteit van de grondstoffen: wei, verse room van buffelmelkwei en melk die wanneer ze in het in punt 4 beschreven, afgebakende productiegebied zijn vervaardigd, het product kenmerken kunnen geven die van betere kwaliteit zijn dan die in andere regio’s. De orografische en macroklimatologische omstandigheden en de bodemgesteldheid van het afgebakende gebied zijn de belangrijkste factoren die ertoe bijdragen dat de voedergewassen in de graslanden — en dus de melk en de wei die voor de bereiding van “Ricotta di Bufala Campana” BOB worden gebruikt — de organoleptische, smaak- en geureigenschappen krijgen die deze kaas zo uniek en herkenbaar maken. Het oorzakelijk verband tussen het afgebakende geografische gebied, de grondstoffen en het product is zelfs nog complexer dan bij kazen, aangezien ricotta een product is waarvan de belangrijkste grondstof — de wei — een bijproduct is dat vrijkomt wanneer uit melk kaas wordt bereid. De band met het afgebakende geografische gebied bestaat er derhalve in dat de kaasmaker in staat is net die wei af te tappen die de oorspronkelijke kenmerken van de melk behoudt, ongeacht de onvermijdelijke verschillen. Uitsluitend gebruik maken van “zoete wei”, d.w.z. van de ongegiste wei die wordt afgetapt wanneer de wrongel van de verse buffelmelk is gesneden, is de enig mogelijke manier om ervoor te zorgen dat de kenmerken van de melk — die onmiskenbaar het gevolg zijn van haar oorsprongsregio — worden meegegeven in de ricotta. Als gevolg van het hoge vetgehalte in de buffelmelk heeft de wei een hoger vetgehalte dan koemelk, zodat de aromatische kwaliteiten van de melk, die specifiek zijn ingekapseld in de vetmoleculen, kunnen worden behouden. De mens is dan ook van essentieel belang om deze sterke band en de specifieke kenmerken van het verkregen product te waarborgen.

Dat uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van verse melk en echte verse wei, dat wil zeggen dat de wei meteen na het breken van de wrongel moet worden afgetapt, bleek reeds uit de eeuwenoude praktijken voor de bereiding van de Ricotta di Bufala in het gebied van het voormalige Koninkrijk Napels en later in de huidige administratieve deelregio’s. In 1859 beschreef Achille Bruni, professor aan de Regia-universiteit in Napels, in zijn monografie “Del latte e dei suoi derivati” (Over melk en van melk afgeleide producten), gepubliceerd in de “Nuova Enciclopedia Agraria”, hoe Ricotta di Bufala destijds werd geproduceerd: “Neem verse buffelmelk en giet ze in een kaasbak, voeg er geitenstremsel aan toe; snij de wrongel met een houten spatel in grote stukken. Schep vervolgens met een houten lepel de wei af en kook ze om de ricotta te extraheren.”

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

De volledige tekst van het productdossier is te vinden op de volgende website: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

of

door de startpagina van het ministerie van Landbouw-, Voedsel- en Bosbouwbeleid (www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op “Qualità” (rechtsboven in het scherm), vervolgens op “Prodotti DOP, IGP e STG” (aan de linkerkant van het scherm) en ten slotte op “Disciplinari di produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


Rectificaties

29.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/55


Rectificatie van de mededeling van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

( Publicatieblad van de Europese Unie C 210 van 25 mei 2022 )

(2022/C 452/14)

Bladzijde 30, deel “Datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht worden“, als gerectificeerd bij rectificatie van 3 augustus 2022 (2022/C 296/06):

in plaats van:

“16 december 2022”

lezen:

“1 december 2022”