ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 432

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
14 november 2022


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2022/C 432/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2022/C 432/02

Zaak C-597/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Polskie Linie Lotnicze LOT S.A./Budapest Főváros Kormányhivatala [Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikel 16 – Compensatie en bijstand aan passagiers – Taak van de nationale instantie die verantwoordelijk is voor de handhaving van die verordening – Nationale regeling die aan deze instantie de bevoegdheid toebedeelt om een luchtvaartmaatschappij te gelasten de aan een passagier verschuldigde compensatie te betalen – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47 – Recht op een voorziening in rechte]

2

2022/C 432/03

Zaak C-633/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V./TC Medical Air Ambulance Agency GmbH [Prejudiciële verwijzing – Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten – Interne verzekeringsmarkt – Richtlijn 2002/92/EG – Begrip verzekeringstussenpersoon – Verzekeringsbemiddelingsactiviteit – Richtlijn (EU) 2016/97 – Verzekeringsdistributiebedrijf – Werkingssfeer van deze richtlijnen – Toetreding tot een groepsverzekering – Overdracht van de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten – Verzekerde prestaties in geval van ziekte of ongeval in het buitenland – Door de aangeslotene betaalde vergoeding voor de verkregen verzekeringsdekking – Consumentenbescherming – Gelijke behandeling van verzekeringstussenpersonen]

3

2022/C 432/04

Zaak C-3/21: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court — Ierland) — FS/ The Chief Appeals Officer, The Social Welfare Appeals Office, The Minister for Employment Affairs, The Minister for Social Protection [Prejudiciële verwijzing – Sociale zekerheid van migrerende werknemers – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels – Gezinsbijslagen – Uitbetaling met terugwerkende kracht – Verhuizing van de ontvanger naar een andere lidstaat – Artikel 81 – Begrip aanvraag – Artikel 76, lid 4 – Verplichting om elkaar inlichtingen te verstrekken en samen te werken – Niet-naleving – Verjaringstermijn van twaalf maanden – Doeltreffendheidsbeginsel]

4

2022/C 432/05

Zaak C-202/21 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 29 september 2022 — ABLV Bank AS, in liquidatie / Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), Europese Commissie [Hogere voorziening – Economisch en monetair beleid – Bankenunie – Verordening (EU) nr. 806/2014 – Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen – Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds – Jaarlijkse bijdragen – Liquidatie van een kredietinstelling – Terugbetaling van voldane bijdragen – Pro rata temporis]

5

2022/C 432/06

Zaak C-235/21: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Vrhovno sodišče — Slovenië) — Raiffeisen Leasing, trgovina in leasing d.o.o. / Republika Slovenija [Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 203 – Sale-and-leaseback-overeenkomst – Tot voldoening van de btw gehouden persoon – Mogelijkheid om een schriftelijke overeenkomst gelijk te stellen aan een factuur]

5

2022/C 432/07

Zaak C-500/21 P: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 — Health Information Management (HIM) / Europese Commissie [Hogere voorziening – Arbitragebeding – Subsidieovereenkomsten die zijn gesloten in het kader van het programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT) – Auditverslag – Debetnota’s van de Commissie voor de terugvordering van bepaalde bedragen – Beroep tot nietigverklaring – Onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) – Tegenvordering – Volledige terugbetaling van de betrokken subsidies – Rechten van de verdediging – Beginsel van behoorlijk bestuur – Onpartijdigheid – Evenredigheidsbeginsel – Motiveringsplicht]

6

2022/C 432/08

Zaak C-460/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 juli 2022 — Digi Távközlési és Szolgáltató Kft. / Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság

6

2022/C 432/09

Zaak C-519/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 4 augustus 2022 — MAX7 Design Kft. / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

7

2022/C 432/10

Zaak C-536/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Ravensburg (Duitsland) op 10 augustus 2022 — MW, CY / VR Bank Ravensburg-Weingarten eG

8

2022/C 432/11

Zaak C-537/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 augustus 2022 — Global Ink Trade Kft. / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

9

2022/C 432/12

Zaak C-538/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 augustus 2022 — SB / Agrárminiszter

10

2022/C 432/13

Zaak C-547/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Bratislava II (Slowakije) op 17 augustus 2022 — INGSTEEL/Úrad pre verejné obstarávanie

11

2022/C 432/14

Zaak C-566/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud (Tsjechië) op 26 augustus 2022 — Inkreal/Dúha reality

12

2022/C 432/15

Zaak C-611/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 september 2022 door Illumina, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer — uitgebreid) van 13 juli 2022 in zaak T-227/21, Illumina / Commissie

13

2022/C 432/16

Zaak C-620/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 september 2022 door RT France tegen het arrest van het Gerecht (Grote kamer) van 27 juli 2022 in zaak T-125/22, RT France / Raad

14

 

Gerecht

2022/C 432/17

Zaak T-604/18: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Google en Alphabet / Commissie (Google Android) [Mededinging – Misbruik van machtspositie – Smart mobile devices – Besluit waarbij een inbreuk op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst wordt vastgesteld – Begrippen platform en meerzijdige markt (ecosysteem) – Besturingssysteem (Google Android) – Appstore (Play Store) – Zoek- en navigatietoepassingen (Google Search en Chrome) – Overeenkomsten met fabrikanten van toestellen en exploitanten van een mobiel netwerk – Eén enkele voortdurende inbreuk – Begrippen totaalplan en gedragingen die binnen het kader van dezelfde inbreuk plaatsvinden (productgroeperingen, exclusiviteitsbetalingen en anti-fragmentatieverplichtingen) – Uitsluitingseffecten – Rechten van de verdediging – Volledige rechtsmacht]

16

2022/C 432/18

Zaak T-597/19: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Helsingin kaupunki/Commissie (Staatssteun – Autobusvervoer – Lening voor de aanschaf van materieel en kapitaalleningen, verstrekt door de gemeente Helsinki – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast – Bestaande steun – Voordeel – Toepassing van het criterium van de particuliere schuldeiser in een markteconomie – Openbare schuldenaar – In aanmerking nemen van een bestaande steunregeling – Toepassing van het criterium van een particuliere investeerder in een markteconomie – Economische continuïteit – Procedurele rechten van de belanghebbenden – Artikel 108, lid 2, VWEU – Motiveringsplicht – Algemene beginselen van het Unierecht)

17

2022/C 432/19

Zaak T-603/19: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Helsingin Bussiliikenne / Commissie (Staatssteun – Autobusvervoer – Lening voor de aanschaf van materieel en kapitaalleningen, verstrekt door de gemeente Helsinki – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast – Economische continuïteit – Procedurele rechten van de belanghebbenden – Artikel 6, lid 1, van verordening (EU) 2015/1589 – Motiveringsplicht)

18

2022/C 432/20

Zaak T-744/19: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Methanol Holdings (Trinidad) / Commissie (Dumping – Invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten – Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 – Artikel 3, leden 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8, van verordening (EU) 2016/1036 – Verkoop via verbonden ondernemingen – Berekening van de uitvoerprijs – Schade voor de bedrijfstak van de Unie – Berekening van de prijsonderbieding – Causaal verband – Artikel 9, lid 4, van verordening 2016/1036 – Berekening van de schademarge – Opheffen van de schade)

19

2022/C 432/21

Zaak T-865/19: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Nevinnomysskiy Azot en NAK Azot / Commissie [Dumping – Invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten – Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 – Definitief antidumpingrecht – Dumpingmarge – Vaststelling van de normale waarde – Correcties – Berekening van de uitvoerprijs – Billijke vergelijking – Schade voor de bedrijfstak van de Unie – Berekening van de prijsonderbieding – Verkoop tussen verbonden ondernemingen – Causaal verband – Berekening van de schademarge – Opheffen van de schade – Regel van het lagere recht – Gebruikmaking van de beschikbare gegevens]

19

2022/C 432/22

Gevoegde zaken T-371/20 en T-554/20: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Pollinis France / Commission [Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders – Richtsnoeren van EFSA over de beoordeling van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen – Individuele standpunten van de lidstaten – Weigering van toegang – Artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001 – Uitzondering betreffende de bescherming van het besluitvormingsproces]

20

2022/C 432/23

Zaak T-575/20: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — SŽ — Tovorni promet / Commissie (Richtlijn 2014/25/EU – Aanbestedingen in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten – Uitvoeringsbesluit betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad op het goederenvervoer per spoor in Slovenië – Rechtstreekse blootstelling aan concurrentie – Afbakening van de productmarkt – Afbakening van de geografische markt – Beoordeling van de rechtstreekse blootstelling aan concurrentie – Beginsel van behoorlijk bestuur – Motiveringsplicht)

21

2022/C 432/24

Zaak T-775/20: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — PB / Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten – Verlening van technische ondersteuningsdiensten aan de Hoge Raad voor justitie en de Oekraïense autoriteiten – Onregelmatigheden bij de procedure tot gunning van opdrachten – Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen – Debetnota – Bestuurder van de vennootschap – Rechtsgrondslag – Niet-contractuele aansprakelijkheid)

21

2022/C 432/25

Zaak T-179/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — QN / Commissie [Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordelingsrapport – Beoordelingsperiode 2019 – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Zorgplicht – Aansprakelijkheid]

22

2022/C 432/26

Gevoegde zaken T-367/21 en T-432/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Sushi&Food Factor/EUIPO (READY 4YOU) [Uniemerk – Aanvragen voor Uniebeeldmerken READY 4YOU – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

23

2022/C 432/27

Zaak T-416/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Itinerant Show Room/EUIPO — Save the Duck (ITINERANT) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk ITINERANT – Ouder Uniebeeldmerk dat een zingende eend in een cirkel weergeeft – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 – Overeenstemming – Bekendheid – Verband – Ongerechtvaardigd voordeel – Geen geldige reden – Artikel 95, lid 2, van verordening 2017/1001 – Artikel 27, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 – Document voor het eerst overgelegd voor de kamer van beroep – Niet-ontvankelijkheid]

23

2022/C 432/28

Zaak T-417/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Itinerant Show Room / EUIPO — Save the Duck (ITINERANT) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk ITINERANT – Ouder Uniebeeldmerk dat een zingende eend in een cirkel weergeeft – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 – Overeenstemming – Bekendheid – Verband – Ongerechtvaardigd voordeel – Geen geldige reden – Artikel 95, lid 2, van verordening 2017/1001 – Artikel 27, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 – Document voor het eerst overgelegd voor de kamer van beroep – Niet-ontvankelijkheid]

24

2022/C 432/29

Zaak T-423/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Gioioso / EUIPO — Maxi Di (MARE GIOIOSO di Sebastiano IMPORT EXPORT) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk MARE GIOIOSO di Sebastiano IMPORT EXPORT – Ouder nationaal beeldmerk GIOIA DI MARE – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

25

2022/C 432/30

Zaak T-498/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Lotion/EUIPO (BLACK IRISH) [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk BLACK IRISH – Absolute weigeringsgronden – Geen onderscheidend vermogen – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001 – Gelijke behandeling – Motiveringsplicht – Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001]

25

2022/C 432/31

Zaak T-607/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Blueroots Technology/EUIPO Rezk-Salama en Breitlauch (SKILLTREE STUDIOS) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk SKILLTREE STUDIOS – Absolute weigeringsgronden – Geen beschrijvend karakter – Onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001]]

26

2022/C 432/32

Zaak T-609/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Privatbrauerei Eichbaum / EUIPO — Anchor Brewing Company (STEAM) [Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniewoordmerk STEAM – Normaal gebruik van het merk – Aard van het gebruik – Artikel 18, lid 1, tweede alinea, onder a), en artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001 – Motiveringsplicht – Recht om te worden gehoord – Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001]

27

2022/C 432/33

Zaak T-686/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Task Food/EUIPO — Foodtastic (ENERGY CAKE) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk ENERGY CAKE – Nietigverklaring – Absolute nietigheidsgronden – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001] – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001]]

27

2022/C 432/34

Zaak T-705/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Balaban/EUIPO (Stahlwerk) [Uniemerk – Aanvraag voor het Uniewoordmerk STAHLWERK – Absolute weigeringsgronden – Geen onderscheidend vermogen – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001]

28

2022/C 432/35

Zaak T-706/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Balaban/EUIPO (Stahlwerkstatt) [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk Stahlwerkstatt – Absolute weigeringsgronden – Geen onderscheidend vermogen – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001]

29

2022/C 432/36

Zaak T-737/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Refractory Intellectual Property /EUIPO (e-tech) [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk e-tech – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

29

2022/C 432/37

Zaak T-795/21: Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Protectoplus/EUIPO [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk Li-SAFE – Absolute weigeringsgronden – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001 – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 – Beperking van de in de merkaanvraag opgegeven waren]

30

2022/C 432/38

Zaak T-523/22: Beroep ingesteld op 18 augustus 2022 — Sberbank Europe/Raad e.a.

30

2022/C 432/39

Zaak T-524/22: Beroep ingesteld op 19 augustus 2022 — Sberbank Europe/Raad e.a.

31

2022/C 432/40

Zaak T-594/22: Beroep ingesteld op 23 september 2022 — Cyprus / EUIPO — Kolios (HALLOUMAKI)

32

2022/C 432/41

Zaak T-602/22: Beroep ingesteld op 27 september 2022 — Veritas/Commissie

33

2022/C 432/42

Zaak T-604/22: Beroep ingesteld op 27 september 2022 — Société du Tour de France / EUIPO — FitX (TOUR DE X)

34

2022/C 432/43

Zaak T-607/22: Beroep ingesteld op 30 september 2022 — Kozitsyn / Raad

35

2022/C 432/44

Zaak T-612/22: Beroep ingesteld op 1 oktober 2022 — Primicerj/Europese Commissie

36

2022/C 432/45

Zaak T-615/22: Beroep ingesteld op 30 september 2022 — Cyprus/EUIPO — Cemet (Halime)

38

2022/C 432/46

Zaak T-457/19: Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — Synthomer/Commissie

39

2022/C 432/47

Zaak T-712/19: Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — Hikma Pharmaceuticals en Hikma Pharmaceuticals International/Commissie

39

2022/C 432/48

Zaak T-718/19: Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — The Weir Group e.a./Commissie

39


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2022/C 432/01)

Laatste publicatie

PB C 424 van 7.11.2022

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 418 van 31.10.2022

PB C 408 van 24.10.2022

PB C 398 van 17.10.2022

PB C 389 van 10.10.2022

PB C 380 van 3.10.2022

PB C 368 van 26.9.2022

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: https://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/2


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A./Budapest Főváros Kormányhivatala

(Zaak C-597/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikel 16 - Compensatie en bijstand aan passagiers - Taak van de nationale instantie die verantwoordelijk is voor de handhaving van die verordening - Nationale regeling die aan deze instantie de bevoegdheid toebedeelt om een luchtvaartmaatschappij te gelasten de aan een passagier verschuldigde compensatie te betalen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 47 - Recht op een voorziening in rechte)

(2022/C 432/02)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A.

Verwerende partij: Budapest Főváros Kormányhivatala

Dictum

Artikel 16 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91,

moet aldus moet worden uitgelegd dat:

de lidstaten de mogelijkheid hebben om de nationale instantie die verantwoordelijk is voor de handhaving van deze verordening, de bevoegdheid te verlenen om een luchtvaartmaatschappij te verplichten tot betaling van de krachtens deze verordening aan passagiers verschuldigde compensatie in de zin van artikel 7 van die verordening, wanneer bij deze nationale instantie een individuele klacht van een passagier is ingediend, mits die passagier en die luchtvaartmaatschappij de mogelijkheid hebben om beroep in rechte in te stellen.


(1)  PB C 28 van 25.1.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/3


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V./TC Medical Air Ambulance Agency GmbH

(Zaak C-633/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten - Interne verzekeringsmarkt - Richtlijn 2002/92/EG - Begrip “verzekeringstussenpersoon” - “Verzekeringsbemiddelingsactiviteit” - Richtlijn (EU) 2016/97 - “Verzekeringsdistributiebedrijf” - Werkingssfeer van deze richtlijnen - Toetreding tot een groepsverzekering - Overdracht van de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten - Verzekerde prestaties in geval van ziekte of ongeval in het buitenland - Door de aangeslotene betaalde vergoeding voor de verkregen verzekeringsdekking - Consumentenbescherming - Gelijke behandeling van verzekeringstussenpersonen)

(2022/C 432/03)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

Verwerende partij: TC Medical Air Ambulance Agency GmbH

Dictum

Artikel 2, punten 3 en 5, van richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014, en artikel 2, lid 1, punten 1, 3 en 8, van richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2018/411 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018,

moeten aldus worden uitgelegd dat:

het begrip “verzekeringstussenpersoon” en bijgevolg het begrip “verzekeringsdistributeur”, in de zin van deze bepalingen, mede zien op een rechtspersoon wiens werkzaamheid erin bestaat zijn klanten voor te stellen om, tegen een door hen aan die rechtspersoon te betalen vergoeding, vrijwillig toe te treden tot een vooraf door deze rechtspersoon bij een verzekeringsmaatschappij afgesloten groepsverzekering, waardoor deze klanten het recht krijgen op verzekeringsprestaties bij met name ziekte of ongeval in het buitenland.


(1)  PB C 62 van 22.2.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/4


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court — Ierland) — FS/ The Chief Appeals Officer, The Social Welfare Appeals Office, The Minister for Employment Affairs, The Minister for Social Protection

(Zaak C-3/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EG) nr. 883/2004 - Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels - Gezinsbijslagen - Uitbetaling met terugwerkende kracht - Verhuizing van de ontvanger naar een andere lidstaat - Artikel 81 - Begrip “aanvraag” - Artikel 76, lid 4 - Verplichting om elkaar inlichtingen te verstrekken en samen te werken - Niet-naleving - Verjaringstermijn van twaalf maanden - Doeltreffendheidsbeginsel)

(2022/C 432/04)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court (Ierland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: FS

Verwerende partijen: The Chief Appeals Officer, The Social Welfare Appeals Office, The Minister for Employment Affairs, The Minister for Social Protection

Dictum

1)

Artikel 81 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

moet aldus worden uitgelegd dat:

het begrip “aanvraag” in de zin van dat artikel alleen ziet op de aanvraag die door een persoon die gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij verkeer is ingediend bij de autoriteiten van een lidstaat die krachtens de in deze verordening vastgestelde collisieregels niet bevoegd is. Bijgevolg omvat dit begrip niet de oorspronkelijke aanvraag die overeenkomstig de wettelijke regeling van een lidstaat is ingediend door een persoon die nog geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij verkeer, en ook niet de periodieke betaling door de autoriteiten van deze lidstaat van een uitkering die op het tijdstip van die betaling normaliter verschuldigd is door een andere lidstaat.

2)

Het Unierecht, en met name het doeltreffendheidsbeginsel, verzet zich niet tegen de toepassing van een nationale regeling waarin er voor een aanvraag van kinderbijslag met terugwerkende kracht een verjaringstermijn van twaalf maanden geldt, aangezien deze termijn het voor de betrokken migrerende werknemers in de praktijk niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maakt om de door verordening nr. 883/2004 verleende rechten uit te oefenen.


(1)  PB C 138 van 19.4.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/5


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 29 september 2022 — ABLV Bank AS, in liquidatie / Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), Europese Commissie

(Zaak C-202/21 P) (1)

(Hogere voorziening - Economisch en monetair beleid - Bankenunie - Verordening (EU) nr. 806/2014 - Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen - Gemeenschappelijk afwikkelingsfonds - Jaarlijkse bijdragen - Liquidatie van een kredietinstelling - Terugbetaling van voldane bijdragen - Pro rata temporis)

(2022/C 432/05)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: ABLV Bank AS, in liquidatie (vertegenwoordiger: O. Behrends, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR), (vertegenwoordigers: C. J. Flynn en J. Kerlin, gemachtigden, bijgestaan door S. Ianc, T. Klupsch, B. Meyring en S. Schelo, Rechtsanwälte), Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Nijenhuis, A. Steiblytė en D. Triantafyllou, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

ABLV Bank AS, in liquidatie, wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) en de Europese Commissie.


(1)  PB C 217 van 7.6.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/5


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Vrhovno sodišče — Slovenië) — Raiffeisen Leasing, trgovina in leasing d.o.o. / Republika Slovenija

(Zaak C-235/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 203 - Sale-and-leaseback-overeenkomst - Tot voldoening van de btw gehouden persoon - Mogelijkheid om een schriftelijke overeenkomst gelijk te stellen aan een factuur)

(2022/C 432/06)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Vrhovno sodišče

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Raiffeisen Leasing, trgovina in leasing d.o.o.

Verwerende partij: Republika Slovenija

Dictum

Artikel 203 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

moet aldus worden uitgelegd dat:

een sale-and-leaseback-overeenkomst waarvoor na afsluiting door de partijen geen factuur is opgesteld, kan worden aangemerkt als een factuur in de zin van deze bepaling, wanneer deze overeenkomst alle informatie bevat die noodzakelijk is opdat de belastingdienst van een lidstaat kan vaststellen of in casu voldaan is aan de materiële voorwaarden voor het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.


(1)  PB C 217 van 7.6.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/6


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 29 september 2022 — Health Information Management (HIM) / Europese Commissie

(Zaak C-500/21 P) (1)

(Hogere voorziening - Arbitragebeding - Subsidieovereenkomsten die zijn gesloten in het kader van het programma ter ondersteuning van het beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT) - Auditverslag - Debetnota’s van de Commissie voor de terugvordering van bepaalde bedragen - Beroep tot nietigverklaring - Onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) - Tegenvordering - Volledige terugbetaling van de betrokken subsidies - Rechten van de verdediging - Beginsel van behoorlijk bestuur - Onpartijdigheid - Evenredigheidsbeginsel - Motiveringsplicht)

(2022/C 432/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Health Information Management (HIM) (vertegenwoordiger: P. Zeegers, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Estrada de Solà en M. Ilkova, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Health Information Management (HIM) wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 391 van 27.9.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 juli 2022 — Digi Távközlési és Szolgáltató Kft. / Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság

(Zaak C-460/22)

(2022/C 432/08)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék (rechter voor de agglomeratie Boedapest, Hongarije)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Digi Távközlési és Szolgáltató Kft.

Verwerende partij: Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság

Prejudiciële vraag

Moet een onderneming die elektronischecommunicatiediensten op de betrokken markt aanbiedt maar niet heeft deelgenomen aan een bepaalde veilingprocedure (hierna: “veilingprocedure”), aangezien zij niet voldeed aan de deelnamevoorwaarden zoals vastgesteld in het bestek, dat de gedetailleerde regels van de veilingprocedure bevatte (hierna: “bestek”), en waarop het besluit tot vaststelling van het resultaat van de veilingprocedure derhalve niet van toepassing is, worden aangemerkt als een onderneming die door het besluit van de nationale regelgevende instantie is getroffen in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2002/21/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (“kaderrichtlijn”) en die bijgevolg het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bedoelde recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen dat besluit kan uitoefenen?


(1)  PB 2002, L 108, blz. 33.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 4 augustus 2022 — MAX7 Design Kft. / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

(Zaak C-519/22)

(2022/C 432/09)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: MAX7 Design Kft.

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

Prejudiciële vragen

1)

Verzet de vrijheid van ondernemerschap zoals neergelegd in artikel 16 [van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie], gelet op artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) en het in artikel 52, lid 1, van het Handvest neergelegde evenredigheidsbeginsel, zich tegen de regeling van een lidstaat op grond waarvan het fiscaal identificatienummer of het btw-identificatienummer van een vennootschap kan worden ingetrokken wegens het verzuim van de haar opgelegde verplichting om zekerheid tot betaling van de belasting te stellen, ook wanneer de aandeelhouders er niet rechtstreeks van op de hoogte zijn dat die verplichting tot zekerheidstelling aan de vennootschap is opgelegd of dat die verplichting voortkomt uit het feit dat een bestuurslid van de vennootschap lid is of is geweest van een andere rechtspersoon met een openstaande belastingschuld dan wel uit het feit dat een bestuurslid tot de directie van die rechtspersoon behoort of heeft behoord?

2)

Verzetten de vrijheid van ondernemerschap zoals neergelegd in artikel 16 van het Handvest en het recht van beroep van artikel 47 van het Handvest, gelet op het noodzakelijkheidsbeginsel van artikel 273 van [richtlijn 2006/112] en het evenredigheidsbeginsel van artikel 52, lid 1, van het Handvest, zich tegen de regeling van een lidstaat op grond waarvan het fiscaal identificatienummer of het btw-identificatienummer van een vennootschap kan worden ingetrokken wegens het verzuim van de haar opgelegde verplichting om zekerheid tot betaling van de belasting te stellen, ook wanneer de minimumtermijn die is vastgelegd in de algemene bepalingen van de regeling van de lidstaat voor het naar behoren bijeenroepen van het besluitvormingsorgaan van de vennootschap, dit orgaan niet toelaat het bestuurslid bij wie zich het beletsel voordoet dat aanleiding heeft gegeven tot de verplichting tot zekerheidstelling, te ontslaan vóór het besluit van de belastingdienst waarbij die verplichting is opgelegd, definitief wordt, en dus dat beletsel op te heffen binnen een termijn die ertoe leidt dat de verplichting om zekerheid te stellen komt te vervallen, zodat kan worden voorkomen dat het fiscaal identificatienummer wordt ingetrokken?

3)

Is het verenigbaar met de in artikel 16 van het Handvest verankerde vrijheid van ondernemerschap en met de ingevolge artikel 273 van richtlijn [2006/112] noodzakelijke en ingevolge artikel 52, lid 1, van het Handvest evenredige beperking daarvan, alsook met het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte, dat de regeling van een lidstaat dwingend en zonder de met de toepassing van het recht belaste organen enige beoordelingsmarge te laten, voorschrijft dat

a)

de opheffing door de vennootschap als belastingplichtige van het beletsel dat aanleiding is geweest voor het opleggen van de verplichting om zekerheid tot betaling van de belasting te stellen, nadat het besluit tot oplegging van die verplichting definitief is geworden, geen gevolgen heeft voor de verplichting tot het stellen van de zekerheid en dus voor de mogelijkheid tot intrekking van het fiscaal identificatienummer, ook wanneer dat beletsel is opgeheven nadat het besluit tot oplegging van die verplichting definitief is geworden, maar binnen de termijn voor het stellen van de zekerheid?

b)

in het geval dat er geen zekerheid tot betaling van de belasting is gesteld, de vennootschap als belastingplichtige na het verstrijken van de termijn voor het stellen van die zekerheid de rechtsgevolgen van de intrekking van haar fiscaal identificatienummer niet kan verhelpen, ook wanneer zij het beletsel dat tot de oplegging van de verplichting tot zekerheidstelling heeft geleid heeft opgeheven nadat het besluit waarbij die verplichting is opgelegd definitief is geworden, maar binnen de termijn voor het stellen van die zekerheid?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Ravensburg (Duitsland) op 10 augustus 2022 — MW, CY / VR Bank Ravensburg-Weingarten eG

(Zaak C-536/22)

(2022/C 432/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Ravensburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: MW, CY

Verwerende partij: VR Bank Ravensburg-Weingarten eG

Prejudiciële vragen

1.

Moet het begrip “eerlijke en objectief verantwoorde vergoeding voor mogelijke kosten die rechtstreeks aan vervroegde aflossing verbonden zijn” in artikel 25, lid 3, van richtlijn 2014/17/EU (1) aldus worden uitgelegd dat de vergoeding ook de gederfde winst van de kredietgever dekt, in het bijzonder de toekomstige rentebetalingen die als gevolg van de vervroegde aflossing verloren gaan?

2.

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Bevat het Unierecht, en met name artikel 25, lid 3, van richtlijn 2014/17/EU, voorschriften voor de berekening van de inkomsten van de kredietgever uit de herbelegging van een vervroegd afgelost consumentenkrediet met betrekking tot onroerend goed die in aanmerking moeten worden genomen bij de gederfde winst, en zo ja, welke?

In het bijzonder:

a)

Moeten de nationale regels voor de berekening worden gekoppeld aan de wijze waarop de kredietgever het vervroegd afgeloste bedrag daadwerkelijk gebruikt?

b)

Mag een nationale regel toestaan dat de kredietgever de vergoeding voor vervroegde aflossing berekent op basis van een fictieve herbelegging in veilige kapitaalmarkteffecten met overeenkomstige looptijden (de zogeheten activa-passiva-methode)?

3.

Omvat de werkingssfeer van artikel 25 van richtlijn 2014/17/EU ook het geval waarin de consument een consumentenkredietovereenkomst met betrekking tot een onroerend goed eerst opzegt op grond van een door de nationale wetgever verleend opzeggingsrecht, alvorens het krediet vervroegd aan de kredietgever terug te betalen?


(1)  Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 augustus 2022 — Global Ink Trade Kft. / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

(Zaak C-537/22)

(2022/C 432/11)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Global Ink Trade Kft.

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

Prejudiciële vragen

1)

Is er sprake van schending van het beginsel van voorrang van het Unierecht en van het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”) gewaarborgde recht op een doeltreffende voorziening in rechte, wanneer de in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie van een lidstaat een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “Hof”) (die bij beschikking is gewezen in antwoord op een verzoek om een prejudiciële beslissing waarvan het voorwerp juist de rechtspraak van die in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie was) aldus uitlegt dat zij geen nieuwe elementen bevat die tot de herroeping van eerdere beslissingen van het Hof of tot wijziging van de eerder ontwikkelde rechtspraak van de in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie van de lidstaat leidt of kan leiden?

2)

Moeten het beginsel van voorrang van het Unierecht en het in artikel 47 van het Handvest gewaarborgde recht op een doeltreffende voorziening in rechte aldus worden uitgelegd dat het beginsel van voorrang van de beslissingen van het Hof ook geldt wanneer de in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie van een lidstaat eveneens verwijst naar de eerdere beslissingen van het Hof als precedent? Kan het antwoord in het licht van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof anders luiden wanneer de beslissing van het Hof bij beschikking is gegeven?

3)

Kan, in het kader van de algemene controleplicht van de belastingplichtige en ongeacht de totstandkoming en de aard van de op de facturen vermelde economische handeling, overeenkomstig artikel 167, artikel 168, onder a), en artikel 178, onder a), van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: “btw-richtlijn”) en in het licht van de beginselen van rechtszekerheid en fiscale neutraliteit van de belastingplichtige als voorwaarde voor de uitoefening van het recht op btw-aftrek — bij gebreke van relevante nationale wettelijke voorschriften –, worden verlangd dat hij persoonlijk contact onderhoudt met de opsteller van de factuur of dat hij uitsluitend via het officieel aangemelde e-mailadres contact heeft met zijn leverancier? Kan gelet op deze omstandigheden worden geoordeeld dat objectief is aangetoond dat de belastingplichtige niet met de van hem te verwachten zorgvuldigheid heeft gehandeld, ermee rekening houdend dat die omstandigheden zich op het ogenblik dat de belastingplichtige de betreffende controle heeft verricht, alvorens de zakelijke relatie aan te gaan, nog niet voordeden, maar aspecten van de handelsrelatie tussen partijen zijn?

4)

Zijn een nationale uitlegging en praktijk verenigbaar met bovenvermelde artikelen van de btw-richtlijn, met het beginsel van fiscale neutraliteit en met name met de rechtspraak van het Hof, dat bij de uitlegging van deze bepalingen de bewijsplicht bij de belastingdienst legt, wanneer zij het recht op btw-aftrek ontzeggen aan een belastingplichtige die beschikt over een factuur zoals bedoeld in de btw-richtlijn, op grond dat hij in het handelsverkeer niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht, aangezien hij met zijn gedragingen niet heeft aangetoond dat zijn activiteit niet beperkt was tot het in ontvangst nemen van in formeel opzicht betrouwbare facturen, ook al heeft hij alle bescheiden met betrekking tot de betwiste transacties overgelegd en zijn andere bewijsaanbiedingen die hij tijdens de fiscale administratieve procedure heeft gedaan, door de belastingdienst afgewezen?

5)

Kan de in het kader van de vereiste zorgvuldigheid gedane constatering dat de opsteller van de factuur geen economische activiteit heeft verricht, in het licht van de bovengenoemde artikelen van de btw-richtlijn en het rechtszekerheidsbeginsel worden aangemerkt als een objectief gegeven, wanneer de belastingdienst het standpunt inneemt dat niet is bewezen dat een economische handeling daadwerkelijk is verricht (dat wil zeggen echt heeft plaatsgevonden) — welke handeling is gestaafd met facturen, contracten en andere boekhoudkundige bescheiden alsmede met correspondentie, en is bevestigd door de verklaringen van het opslagbedrijf en door de bestuurder en de werknemer van de belastingplichtige –, en dat standpunt uitsluitend is gebaseerd op de verklaring van de bestuurder van de leverancier, die die handeling ontkent, zonder dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden waaronder die verklaring is afgelegd, de belangen van de persoon die de verklaring heeft afgelegd en het feit dat blijkens de stukken deze laatste zelf het bedrijf heeft opgericht en dat volgens de beschikbare gegevens een vertegenwoordiger namens het bedrijf heeft opgetreden?

6)

Moeten de bepalingen van de btw-richtlijn inzake btw-aftrek aldus worden uitgelegd dat wanneer de belastingdienst tijdens de fiscale administratieve procedure vaststelt dat de op de factuur vermelde goederen uit de Unie afkomstig zijn en dat de belastingplichtige de tweede deelnemer aan de [leverings]keten is, de manier waarop deze constructie is vormgegeven — mede gelet op het feit dat de uit de Unie afkomstige goederen vrijgesteld zijn van btw waardoor slechts de tweede Hongaarse afnemer recht heeft op btw-aftrek en niet de eerste –, op zich al volstaat als objectief feit ter staving van belastingfraude, of moet de belastingdienst ook in dit geval bewijzen welke deelnemer of deelnemers aan de keten op welke wijze belastingfraude heeft (hebben) gepleegd, en of de belastingplichtige wist dan wel, indien hij zorgvuldig had gehandeld, had kunnen weten dat er sprake was van belastingfraude?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 augustus 2022 — SB / Agrárminiszter

(Zaak C-538/22)

(2022/C 432/12)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SB

Verwerende partij: Agrárminiszter

Prejudiciële vragen

1)

Is de praktijk van een lidstaat waarbij, overeenkomstig het door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitscriterium, wanneer het voor het aantal aangegeven dieren bereikte afkalfpercentage lager is dan het voor de aangegeven dieren vereiste en vastgestelde percentage, de aanvraag voor de betaling van aan de productie gekoppelde steun voor zoogkoeien in haar geheel moet worden afgewezen, zelfs indien het vereiste afkalfpercentage wordt bereikt in een kleinere groep van de aangegeven dieren, aangezien een lager afkalfpercentage dan het door de nationale wettelijke regeling vereiste percentage betekent dat geen van de aangegeven dieren subsidiabel is, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (1) (hierna: “gedelegeerde verordening nr. 640/2014”), gelet op de overwegingen 28 en 31 en artikel 2, lid 1, punten 16 en 18, en artikel 31, leden 1 tot en met 3, ervan?

2)

Indien de voorgaande prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, moet dan in casu het aantal subsidiabele dieren in de zin van artikel 2, lid 1, punt 18, en artikel 30, lid 3, van voormelde verordening, gelet op de in de overwegingen 28 en 31 van die verordening vermelde vereisten van differentiëring en evenredigheid en op de in de eerste prejudiciële vraag genoemde artikelen van Unierecht, wanneer het bereikte afkalfpercentage lager is dan het door de nationale regeling vereiste percentage, worden vastgesteld:

a)

door uitsluitend de dieren die hebben gekalfd als subsidiabel te beschouwen, dan wel

b)

door de dieren die onder de aangegeven dieren de groep vormen waarbinnen het in de nationale regeling vastgestelde afkalfpercentage wordt bereikt, als subsidiabel te beschouwen?

3)

Moet artikel 31, lid 3, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, gelet op artikel 30, lid 3, en artikel 31, leden 1 en 2, van deze verordening en het in overweging 31 van deze verordening vermelde evenredigheidsvereiste, aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de grondslag van de sanctie de verhouding tussen de dieren waarvoor niet aan de eisen is voldaan en de dieren waarvoor aan de eisen is voldaan moet worden bepaald, dan wel de verhouding tussen de aangegeven dieren en de dieren waarvoor aan de eisen is voldaan, en dat het aldus verkregen quotiënt bovendien nog met 100 moet worden vermenigvuldigd in een procentuele berekening?

(1)  PB 2014, L 181, blz. 48.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Bratislava II (Slowakije) op 17 augustus 2022 — INGSTEEL/Úrad pre verejné obstarávanie

(Zaak C-547/22)

(2022/C 432/13)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Okresný súd Bratislava II (Slowakije)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: INGSTEEL spol. s. r. o.

Verwerende partij: Slowaakse Republiek, vertegenwoordigd door de Úrad pre verejné obstarávanie

Prejudiciële vragen

1.

Is de praktijk van een nationale rechterlijke instantie die moet oordelen over een geding betreffende een vordering tot vergoeding van schade die is berokkend aan een inschrijver die op onrechtmatige wijze is uitgesloten van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht waarbij de toekenning van een vergoeding voor het verlies van een kans (loss of opportunity) wordt geweigerd, verenigbaar met artikel 2, lid 1, onder c), gelezen in samenhang met artikel 2, leden 6 en 7, van richtlijn 2007/66/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten?

2.

Is de praktijk van een nationale rechterlijke instantie die moet oordelen over een geding betreffende een vordering tot vergoeding van schade die is berokkend aan een inschrijver die op onrechtmatige wijze is uitgesloten van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht waarbij de schadevordering zich niet uitstrekt tot de winst die is gederfd als gevolg van de uitgebleven mogelijkheid om aan een overheidsopdracht deel te nemen, verenigbaar met artikel 2, lid 1, onder c), gelezen in samenhang met artikel 2, leden 6 en 7, van richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten?


(1)  PB 2007, L 335, blz. 31


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud (Tsjechië) op 26 augustus 2022 — Inkreal/Dúha reality

(Zaak C-566/22)

(2022/C 432/14)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Inkreal s. r. o.

Verwerende partij: Dúha reality s. r. o.

Prejudiciële vraag

Kan de toepassing van verordening (EU) nr. 1215/2012 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vanuit het oogpunt van het bestaan van een grensoverschrijdend aspect, dat een noodzakelijke voorwaarde is voor de toepassing van deze verordening, gegrond worden op de enkele omstandigheid dat twee partijen die zijn gevestigd in dezelfde lidstaat overeenkomen dat een rechterlijke instantie van een andere Unielidstaat bevoegd is?


(1)  PB 2012, L 351, blz. 1.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/13


Hogere voorziening ingesteld op 22 september 2022 door Illumina, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer — uitgebreid) van 13 juli 2022 in zaak T-227/21, Illumina / Commissie

(Zaak C-611/22 P)

(2022/C 432/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Illumina, Inc. (vertegenwoordigers: D. Beard, BL, J. Holmes, Barrister, P. Chappatte, avocat, E. Wright, avocate, F. González Díaz, abogado, M. Siragusa, avvocato)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Grail LLC, Helleense Republiek, Franse Republiek, Koninkrijk Nederland, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest;

nietigverklaring van 1) besluit C(2021) 2847 final van de Commissie van 19 april 2021, waarbij de Commissie het door de Autorité de la concurrence (mededingingsautoriteit, Frankrijk) ingediende verzoek heeft ingewilligd om de verwerving door Illumina, Inc. van exclusieve zeggenschap over Grail, Inc. te onderzoeken (zaak COMP/M.10188 — Illumina/Grail); 2) besluiten C(2021) 2848 final, C(2021) 2849 final, C(2021) 2851 final, C(2021) 2854 final en C(2021) 2855 final van de Commissie van 19 april 2021, waarbij de Commissie de verzoeken van de Griekse, de Belgische, de Noorse, de IJslandse en de Nederlandse mededingingsautoriteiten om zich bij dit verwijzingsverzoek aan te sluiten heeft ingewilligd; 3) de brief van de Commissie van 11 maart 2021 waarbij Illumina en Grail van dit verwijzingsverzoek in kennis zijn gesteld, en 4) het besluit van de Commissie van 11 maart 2021 waarbij Illumina ervan in kennis is gesteld dat het haar krachtens artikel 7 van de Europese concentratieverordening (1) verboden was om de concentratie tot stand te brengen;

verwijzing van de Commissie in de kosten van de onderhavige procedure (het beroep bij het Gerecht en de onderhavige hogere voorziening tegen het arrest).

Middelen en voornaamste argumenten

Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het artikel 22, lid 1, van de concentratieverordening aldus heeft uitgelegd dat het een lidstaat die beschikt over nationale wetgeving inzake de controle op fusies toestaat om bij de Commissie een verzoek in te dienen tot verwijzing van een concentratie die krachtens zijn nationale wetgeving inzake de controle op fusies niet kan worden onderzocht.

Ten tweede heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het Illumina’s middel dat het verwijzingsverzoek te laat was ingediend heeft afgewezen op basis van een onjuiste uitlegging van de bewoordingen “kenbaar is gemaakt” in artikel 22 van de concentratieverordening. Het heeft ten onrechte vastgesteld dat de termijn voor verwijzing door een lidstaat naar de Commissie pas ingaat wanneer de partijen bij de concentratie aan de autoriteiten van de lidstaat concreet voldoende informatie hebben verstrekt die hen in staat stelt om voorlopig te beoordelen of de concentratie in aanmerking komt voor verwijzing.

Na te hebben vastgesteld dat de vertraging waarmee de Commissie de uitnodigingsbrief had verstuurd onredelijk was, en dat de Commissie zodoende inbreuk had gemaakt op het rechtszekerheidsbeginsel, de verplichting om binnen een redelijke termijn te handelen en het beginsel van behoorlijk bestuur, heeft het Gerecht (i) blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat Illumina in casu moest aantonen dat haar rechten van verdediging geschonden waren, of (ii) blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat er van een dergelijke schending geen sprake was.

Ten derde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het Illumina’s middel dat zij erop mocht vertrouwen dat het beleid van de Commissie niet zou wijzigen zolang er geen richtsnoeren waren verstrekt, en/of dat het feit dat de Commissie de lidstaten actief aanmoedigde om verwijzing te verzoeken in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, heeft afgewezen op grond van: (i) de overweging dat de aangevoerde toezeggingen slechts gewettigd vertrouwen kunnen doen ontstaan als zij specifiek op de betrokken concentratie gericht zijn; (ii) een onjuiste voorstelling van de omvang van het gewettigd vertrouwen; (iii) het oordeel dat een zorgvuldig overwogen toespraak van de voor de mededinging bevoegde vicevoorzitter van de Commissie niet uitging van het bestuur van de Unie, en/of (iv) de vaststelling dat de toezegging van de vicevoorzitter dat de Commissie haar beleid dat erop gericht was de lidstaten te ontmoedigen verzoeken om verwijzing in te dienen (in afwachting van de bekendmaking van richtsnoeren) zou voortzetten, verenigbaar was met het bevorderen door de Commissie van verwijzingsverzoeken.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB 2004, L 24, blz. 1).


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/14


Hogere voorziening ingesteld op 27 september 2022 door RT France tegen het arrest van het Gerecht (Grote kamer) van 27 juli 2022 in zaak T-125/22, RT France / Raad

(Zaak C-620/22 P)

(2022/C 432/16)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: RT France (vertegenwoordiger: E. Piwnica, avocat)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Koninkrijk België, Republiek Estland, Franse Republiek, Republiek Letland, Republiek Litouwen, Republiek Polen, Europese Commissie, Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 27 juli 2022 in zaak T-125/22, RT France/Raad;

verwijzing van de Raad van de Europese Unie in alle kosten;

met alle rechtsgevolgen van dien.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens rekwirante heeft het Gerecht artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”) geschonden doordat het zijn oordeel dat geen inbreuk is gemaakt op het recht van RT France om te worden gehoord, heeft gebaseerd op de vaststelling dat de autoriteiten van de Unie wegens de uitzonderlijke context waarin de bestreden handelingen zijn vastgesteld en het door de Raad nagestreefde doel, niet verplicht waren om rekwirante te horen vóór haar naam voor het eerst op de betrokken lijsten werd geplaatst.

Rekwirante betoogt dat het Gerecht artikel 41, lid 2, van het Handvest heeft geschonden en het voorgelegde bewijsmateriaal verkeerd heeft opgevat door te oordelen dat zij geen enkel argument heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de procedure tot een ander resultaat had kunnen leiden indien zij vóór de vaststelling van de maatregelen in kwestie was gehoord of indien de redenen voor de vaststelling van die maatregelen haar vooraf waren meegedeeld.

Voorts stelt rekwirante dat het Gerecht inbreuk heeft gemaakt op artikel 11 van het Handvest en het voorgelegde bewijsmateriaal onjuist heeft opgevat voor zover het, ter aanvaarding van de beperkingen op haar vrijheid van meningsuiting, heeft geoordeeld dat de betrokken beperkende maatregel noodzakelijk en passend is voor, en evenredig is aan, de nagestreefde doelstellingen.

Volgens rekwirante heeft het Gerecht ook artikel 16 van het Handvest geschonden door op basis van het tijdelijke karakter van de haar opgelegde beperkingen en het gebrek aan bewijs van haar financiële levensvatbaarheid te oordelen dat de omstreden beperkende maatregel niet onevenredig was.

Ten slotte stelt rekwirante dat het Gerecht artikel 21 van het Handvest heeft geschonden en het voorgelegde bewijsmateriaal onjuist heeft opgevat door te oordelen dat zij niet is gediscrimineerd.


Gerecht

14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/16


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Google en Alphabet / Commissie (Google Android)

(Zaak T-604/18) (1)

(“Mededinging - Misbruik van machtspositie - Smart mobile devices - Besluit waarbij een inbreuk op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst wordt vastgesteld - Begrippen “platform” en “meerzijdige markt” (“ecosysteem”) - Besturingssysteem (Google Android) - Appstore (Play Store) - Zoek- en navigatietoepassingen (Google Search en Chrome) - Overeenkomsten met fabrikanten van toestellen en exploitanten van een mobiel netwerk - Eén enkele voortdurende inbreuk - Begrippen “totaalplan” en “gedragingen die binnen het kader van dezelfde inbreuk plaatsvinden” (productgroeperingen, exclusiviteitsbetalingen en anti-fragmentatieverplichtingen) - Uitsluitingseffecten - Rechten van de verdediging - Volledige rechtsmacht”)

(2022/C 432/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Google LLC (Mountain View, Californië, Verenigde Staten) en Alphabet, Inc. (Mountain View) (vertegenwoordigers: N. Levy, J. Schindler, A. Lamadrid de Pablo, J. Killick, A. Komninos, G. Forwood, advocaten, P. Stuart, D. Gregory, H. Mostyn, barristers, en M. Pickford, QC)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Khan, A. Dawes, C. Urraca Caviedes en F. Castillo de la Torre, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verzoekende partijen: Application Developers Alliance (Washington, D.C., Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: A. Parr, S. Vaz, solicitors, en R. Baena Zapatero, advocaat), Computer & Communications Industry Association (Washington, DC) (vertegenwoordigers: E. Batchelor, T. Selwyn Sharpe, solicitors, en G. de Vasconcelos Lopes, advocaat), Gigaset Communications GmbH (Bocholt, Duitsland) (vertegenwoordiger: J.-F. Bellis, advocaat), HMD global Oy (Helsinki, Finland) (vertegenwoordigers: M. Glader en M. Johansson, advocaten), Opera Norway AS, voorheen Opera Software AS (Oslo, Noorwegen) (vertegenwoordigers: M. Glader en M. Johansson, advocaten)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: BDZV — Bundesverband Digitalpublisher und Zeitungsverleger eV, voorheen Bundesverband Deutscher Zeitungsverleger eV (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: T. Höppner, professor, en P. Westerhoff, advocaat), Bureau européen des unions de consommateurs (BEUC) (Brussel, België) (vertegenwoordiger: A. Fratini, advocaat), FairSearch AISBL (Brussel) (vertegenwoordiges: T. Vinje, D. Paemen en K. Missenden, advocaten), Qwant (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: T. Höppner, professor, en P. Westerhoff, advocaat), Seznam.cz, a.s. (Praag, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordigers: M. Felgr, T. Vinje, D. Paemen, J. Dobrý en P. Chytil, advocaten), Verband Deutscher Zeitschriftenverleger eV (Berlijn) (vertegenwoordigers: M. Höppner, professor, en P. Westerhoff, advocaat)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters primair nietigverklaring van besluit C(2018) 4761 final van de Commissie van 18 juli 2018 inzake een procedure op grond van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst (zaak AT.40099 — Google Android) of, subsidiair, intrekking of vermindering van de hun in dat besluit opgelegde geldboete.

Dictum

1)

De artikelen 1, 3 en 4, van besluit C(2018) 4761 final van de Europese Commissie van 18 juli 2018 inzake een procedure op grond van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst (zaak AT.40099 — Google Android) worden nietig verklaard, voor zover zij betrekking hebben op het vierde misbruik binnen de enkele en voortdurende inbreuk, dat erin bestaat dat het sluiten van overeenkomsten tot verdeling van inkomsten met bepaalde fabrikanten van originele uitrusting en exploitanten van een mobiel netwerk afhankelijk is gesteld van de exclusieve voorinstallatie van Google Search op een vooraf bepaalde reeks toestellen.

2)

Het bedrag van de bij artikel 2 van besluit C(2018) 4761 final aan Google LLC opgelegde geldboete wordt, voor de enkele door haar gepleegde inbreuk als bedoeld in punt 1 hierboven, vastgesteld op 4 125 000 000 EUR, waarvoor Alphabet, Inc. voor een bedrag van 1 520 605 895 EUR hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

Google en Alphabet dragen elk hun eigen kosten.

5)

De Commissie draagt haar eigen kosten.

6)

Application Developers Alliance, BDZV — Bundesverband Digitalpublisher und Zeitungsverleger eV, Bureau européen des unions des consommateurs (BEUC), Computer & Communications Industry Association, FairSearch AISBL, Gigaset Communications GmbH, HMD global Oy, Opera Norway AS, Qwant, Seznam.cz, a.s., en Verband Deutscher Zeitschriftenverleger eV dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 445 van 10.12.2018.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/17


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Helsingin kaupunki/Commissie

(Zaak T-597/19) (1)

(“Staatssteun - Autobusvervoer - Lening voor de aanschaf van materieel en kapitaalleningen, verstrekt door de gemeente Helsinki - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Bestaande steun - Voordeel - Toepassing van het criterium van de particuliere schuldeiser in een markteconomie - Openbare schuldenaar - In aanmerking nemen van een bestaande steunregeling - Toepassing van het criterium van een particuliere investeerder in een markteconomie - Economische continuïteit - Procedurele rechten van de belanghebbenden - Artikel 108, lid 2, VWEU - Motiveringsplicht - Algemene beginselen van het Unierecht”)

(2022/C 432/18)

Procestaal: Fins

Partijen

Verzoekende partij: Helsingin kaupunki (Helsinki, Finland) (vertegenwoordigers: I. Aalto-Setälä en H. Koivuniemi, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Huttunen en F. Tomat, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verzoekende partij: Republiek Finland (vertegenwoordigers: J. Heliskoski en H. Leppo, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Nobina Oy (Espoo, Finland), Nobina AB (Solna, Zweden) (vertegenwoordigers: J. Åkermarck en T. Kalliokoski, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster de nietigverklaring van besluit (EU) 2020/1814 van de Commissie van 28 juni 2019 betreffende steunmaatregel SA.33846 — (2015/C) (ex 2014/NN) (ex 2011/CP) ten uitvoer gelegd door Finland ten gunste van Helsingin Bussiliikenne Oy (PB 2020, L 404, blz. 10).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Helsingin kaupunki wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten van de Europese Commissie, daaronder begrepen die welke verband houden met de procedure in kort geding, en van Nobina Oy en Nobina AB.

3)

De Republiek Finland zal har eigen kosten dragen.


(1)  PB C 363 van 28.10.2019.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/18


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Helsingin Bussiliikenne / Commissie

(Zaak T-603/19) (1)

(“Staatssteun - Autobusvervoer - Lening voor de aanschaf van materieel en kapitaalleningen, verstrekt door de gemeente Helsinki - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Economische continuïteit - Procedurele rechten van de belanghebbenden - Artikel 6, lid 1, van verordening (EU) 2015/1589 - Motiveringsplicht”)

(2022/C 432/19)

Procestaal: Fins

Partijen

Verzoekende partij: Helsingin Bussiliikenne Oy (Helsinki, Finland) (vertegenwoordigers: O. Hyvönen en N. Rosenlund, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Huttunen en F. Tomat, Gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Republiek Finland (vertegenwoordigers: J. Heliskoski et H. Leppo, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Nobina Oy (Espoo, Finland), Nobina AB (Solna, Zweden) (vertegenwoordigers: J. Åkermarck en T. Kalliokoski, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster de nietigverklaring van besluit (EU) 2020/1814 van de Commissie van 28 juni 2019 betreffende steunmaatregel SA.33846 — (2015/C) (ex 2014/NN) (ex 2011/CP) ten uitvoer gelegd door Finland ten gunste van Helsingin Bussiliikenne Oy (PB 2020, L 404, blz. 10).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Helsingin Bussiliikenne Oy wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten van de Europese Commissie, daaronder begrepen die welke verband houden met de procedure in kort geding, en van Nobina Oy en Nobina AB.

3)

De Republiek Finland zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 383 van 11.11.2019.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/19


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Methanol Holdings (Trinidad) / Commissie

(Zaak T-744/19) (1)

(“Dumping - Invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten - Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 - Artikel 3, leden 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8, van verordening (EU) 2016/1036 - Verkoop via verbonden ondernemingen - Berekening van de uitvoerprijs - Schade voor de bedrijfstak van de Unie - Berekening van de prijsonderbieding - Causaal verband - Artikel 9, lid 4, van verordening 2016/1036 - Berekening van de schademarge - Opheffen van de schade”)

(2022/C 432/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Methanol Holdings (Trinidad) Ltd (Couva, Trinidad en Tobago) (vertegenwoordigers: B. Servais en V. Crochet, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo en P. Němečková, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Achema AB (Jonava, Litouwen) (vertegenwoordigers: B. O’Connor en M. Hommé, advocaten), Grupa Azoty S.A. (Tarnów, Polen), Grupa Azoty Zakłady Azotowe Puławy S.A. (Puławy, Polen) (vertegenwoordigers: B. O’Connor en M. Hommé, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 van de Commissie van 8 oktober 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika (PB 2019, L 258, blz. 21).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Methanol Holdings (Trinidad) Ltd draagt haar eigen kosten alsook die van de Europese Commissie, Achema AB, Grupa Azoty S.A. en Grupa Azoty Zakłady Azotowe Puławy S.A.


(1)  PB C 10 van 13.1.2020.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/19


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Nevinnomysskiy Azot en NAK “Azot” / Commissie

(Zaak T-865/19) (1)

(“Dumping - Invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten - Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 - Definitief antidumpingrecht - Dumpingmarge - Vaststelling van de normale waarde - Correcties - Berekening van de uitvoerprijs - Billijke vergelijking - Schade voor de bedrijfstak van de Unie - Berekening van de prijsonderbieding - Verkoop tussen verbonden ondernemingen - Causaal verband - Berekening van de schademarge - Opheffen van de schade - Regel van het lagere recht - Gebruikmaking van de beschikbare gegevens”)

(2022/C 432/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: AO Nevinnomysskiy Azot (Nevinnomyssk, Rusland), AO Novomoskovskaya Aktsionernaya Kompania NAK “Azot” (Novomoskovsk, Rusland) (vertegenwoordigers: P. Vander Schueren en T. Martin-Brieu, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo en P. Němečková, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van de verwerende partij: Fertilizers Europe (Brussel, België) (vertegenwoordigers: B. O’Connor en M. Hommé, advocaten)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1688 van de Commissie van 8 oktober 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika (PB 2019, L 258, blz. 21).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

AO Nevinnomysskiy Azot en AO Novomoskovskaya Aktsionernaya Kompania NAK “Azot” dragen hun eigen kosten alsook die van de Europese Commissie en Fertilizers Europe.


(1)  PB C 61 van 24.2.2020.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/20


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Pollinis France / Commission

(Gevoegde zaken T-371/20 en T-554/20) (1)

(“Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders - Richtsnoeren van EFSA over de beoordeling van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen - Individuele standpunten van de lidstaten - Weigering van toegang - Artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001 - Uitzondering betreffende de bescherming van het besluitvormingsproces”)

(2022/C 432/22)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Pollinis France (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: C. Lepage en T. Bégel, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Delaude, C. Ehrbar en G. Gattinara, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om nietigverklaring van besluit C(2020) 4231 final van de Commissie van 19 juni 2020 en van besluit C(2020) 5120 final van de Commissie van 21 juli 2020, waarbij de Commissie haar de toegang heeft geweigerd tot bepaalde documenten betreffende het document met richtsnoeren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over de beoordeling van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen, dat door EFSA is vastgesteld op 27 juni 2013, aanvankelijk gepubliceerd op 4 juli 2013 en vervolgens opnieuw gepubliceerd op 4 juli 2014, en haar gedeeltelijke toegang heeft verleend tot bepaalde andere documenten inzake de bijenrichtsnoeren 2013

Dictum

1)

De besluiten C(2020) 4231 final van 19 juni 2020 en C(2020) 5120 final van 21 juli 2020 van de Europese Commissie worden nietig verklaard voor zover daarbij wordt geweigerd toegang te verlenen tot de gevraagde documenten op grond van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

2)

De Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 297 van 7.9.2020.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/21


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — SŽ — Tovorni promet / Commissie

(Zaak T-575/20) (1)

(“Richtlijn 2014/25/EU - Aanbestedingen in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten - Uitvoeringsbesluit betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad op het goederenvervoer per spoor in Slovenië - Rechtstreekse blootstelling aan concurrentie - Afbakening van de productmarkt - Afbakening van de geografische markt - Beoordeling van de rechtstreekse blootstelling aan concurrentie - Beginsel van behoorlijk bestuur - Motiveringsplicht”)

(2022/C 432/23)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: SŽ — Tovorni promet d.o.o. (Ljubljana, Slovenië) (vertegenwoordiger: V. Cukrov, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Talabér-Ritz, L. Wildpanner en P. Ondrůšek, gemachtigden, bijgestaan door M. Menard, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekende partij nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1025 van de Commissie van 13 juli 2020 betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad op het goederenvervoer per spoor in Slovenië (JO 2020, L 226, blz. 5).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

SŽ — Tovorni promet d.o.o. wordt verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van de Europese Commissie.


(1)  PB C 433 van 14.12.2020.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/21


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — PB / Commissie

(Zaak T-775/20) (1)

(“Overheidsopdrachten voor diensten - Verlening van technische ondersteuningsdiensten aan de Hoge Raad voor justitie en de Oekraïense autoriteiten - Onregelmatigheden bij de procedure tot gunning van opdrachten - Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen - Debetnota - Bestuurder van de vennootschap - Rechtsgrondslag - Niet-contractuele aansprakelijkheid”)

(2022/C 432/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: PB (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Baquero Cruz, J. Estrada de Solà en A. Katsimerou, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Rebasti en I. Demoulin, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep vordert verzoeker ten eerste op grond van artikel 263 VWEU om besluit C(2020) 7151 final van de Commissie van 22 oktober 2020 betreffende de toepassing van een administratieve maatregel tegen de bestuurder van de vennootschap [vertrouwelijk] tot intrekking van de bedragen die onrechtmatig waren verkregen op grond van de overeenkomst met kenmerk TACIS/2006/101-510 en de overeenkomst met kenmerk CARDS/2008/166-429 nietig te verklaren, en ten tweede op grond van artikel 340, tweede alinea, VWEU om de door de Europese Commissie op basis van dit besluit eventueel teruggevorderde bedragen terug te betalen en een schadevergoeding te betalen van 10 000 EUR, onder voorbehoud van wijziging;

Dictum

1)

Besluit C(2020) 7151 final van de Commissie van 22 oktober 2020 betreffende de toepassing van een administratieve maatregel tegen de bestuurder van de vennootschap [vertrouwelijk] tot intrekking van de bedragen die onrechtmatig waren verkregen op grond van de overeenkomst met kenmerk TACIS/2006/101-510 en de overeenkomst met kenmerk CARDS/2008/166-429 wordt nietig verklaard.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

PB, de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 72 van 1.3.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/22


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — QN / Commissie

(Zaak T-179/21) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Beoordelingsrapport - Beoordelingsperiode 2019 - Motiveringsplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling - Zorgplicht - Aansprakelijkheid”)

(2022/C 432/25)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: QN (vertegenwoordigers: L. Levi en N. Flandin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en L. Hohenecker, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU vordert verzoeker, ten eerste, nietigverklaring van zijn beoordelingsrapport over 2019 alsmede, voor zover nodig, van het besluit van de Europese Commissie van 22 december 2020 tot afwijzing van zijn klacht en, ten tweede, vergoeding van de immateriële schade die hij stelt te hebben geleden door dat rapport.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

QN wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 206 van 31.5.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/23


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Sushi&Food Factor/EUIPO (READY 4YOU)

(Gevoegde zaken T-367/21 en T-432/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvragen voor Uniebeeldmerken READY 4YOU - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 432/26)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Sushi&Food Factor sp. z o.o. sp.k (Robakowo, Polen) (vertegenwoordiger: J. Gwiazdowska, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Walicka en M. Chylińska, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissingen van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 20 april 2021 (zaak R 2273/2020-5) en 13 mei 2021 (zaak R 2321/2020-5).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Sushi&Food Factor sp. z o.o. sp.k. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 329 van 16.8.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/23


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Itinerant Show Room/EUIPO — Save the Duck (ITINERANT)

(Zaak T-416/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk ITINERANT - Ouder Uniebeeldmerk dat een zingende eend in een cirkel weergeeft - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 - Overeenstemming - Bekendheid - Verband - Ongerechtvaardigd voordeel - Geen geldige reden - Artikel 95, lid 2, van verordening 2017/1001 - Artikel 27, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 - Document voor het eerst overgelegd voor de kamer van beroep - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 432/27)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Itinerant Show Room Srl (San Giorgio in Bosco, Italië) (vertegenwoordiger: E. Montelione, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Save the Duck SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordiger: M. De Vietro, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 6 mei 2021 (zaak R 997/2020-5) inzake een oppositieprocedure tussen interveniënte en verzoekster.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Itinerant Show Room Srl wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en Save the Duck SpA.


(1)  PB C 357 van 6.9.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/24


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Itinerant Show Room / EUIPO — Save the Duck (ITINERANT)

(Zaak T-417/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk ITINERANT - Ouder Uniebeeldmerk dat een zingende eend in een cirkel weergeeft - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 - Overeenstemming - Bekendheid - Verband - Ongerechtvaardigd voordeel - Geen geldige reden - Artikel 95, lid 2, van verordening 2017/1001 - Artikel 27, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 - Document voor het eerst overgelegd voor de kamer van beroep - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 432/28)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Itinerant Show Room Srl (San Giorgio in Bosco, Italië) (vertegenwoordiger: E. Montelione, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Crespo Carillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Save the Duck SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordiger: M. De Vietro, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 12 mei 2021 (zaak R 1017/2020-5) inzake een oppositieprocedure tussen interveniënte en verzoekster.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Itinerant Show Room Srl wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en Save the Duck SpA.


(1)  PB C 357 van 6.9.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/25


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Gioioso / EUIPO — Maxi Di (MARE GIOIOSO di Sebastiano IMPORT EXPORT)

(Zaak T-423/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk MARE GIOIOSO di Sebastiano IMPORT EXPORT - Ouder nationaal beeldmerk GIOIA DI MARE - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 432/29)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Sebastiano Gioioso (Fasano, Italië) (vertegenwoordiger: F. Amati, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: R. Raponi en J. Crespo Carrillo, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Maxi Di Srl (Belfiore, Italië)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 10 mei 2021 in zaak R 1650/2020-1.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Sebastiano Gioioso wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 357 van 6.9.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/25


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Lotion/EUIPO (BLACK IRISH)

(Zaak T-498/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk BLACK IRISH - Absolute weigeringsgronden - Geen onderscheidend vermogen - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001 - Gelijke behandeling - Motiveringsplicht - Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001”)

(2022/C 432/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Lotion LLC (Woodland Hills, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A Deutsch, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Klee en D. Hanf, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 7 juni 2021 (zaak R 199/2021-5).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Lotion LLC wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 391 van 27.9.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/26


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Blueroots Technology/EUIPO Rezk-Salama en Breitlauch (SKILLTREE STUDIOS)

(Zaak T-607/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk SKILLTREE STUDIOS - Absolute weigeringsgronden - Geen beschrijvend karakter - Onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001]”)

(2022/C 432/31)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Blueroots Technology GmbH (Graz, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: A. Huber-Erlenwein, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Eberl en D. Hanf, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Christof Rezk-Salama (Trier, Duitsland), Linda Breitlauch (Trier) (vertegenwoordiger: F. Weber, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekende partij vernietiging en wijziging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 28 juli 2021 (zaak R 2218/2020-4).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Blueroots Technology GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 462 van 15.11.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/27


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Privatbrauerei Eichbaum / EUIPO — Anchor Brewing Company (STEAM)

(Zaak T-609/21) (1)

(“Uniemerk - Procedure tot vervallenverklaring - Uniewoordmerk STEAM - Normaal gebruik van het merk - Aard van het gebruik - Artikel 18, lid 1, tweede alinea, onder a), en artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001 - Motiveringsplicht - Recht om te worden gehoord - Artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001”)

(2022/C 432/32)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Privatbrauerei Eichbaum GmbH & Co. KG (Mannheim, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Schmidhuber en E. Levenson, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Sakalaitė-Orlovskienė en J. Ivanauskas, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Anchor Brewing Company LLC (San Francisco, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: I. Kuschel en W. von der Osten-Sacken, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 14 juli 2021 (zaak 780/2020-2) inzake een vervallenverklaringsprocedure tussen haar en interveniënte.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Privatbrauerei Eichbaum GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 471 van 22.11.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/27


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Task Food/EUIPO — Foodtastic (ENERGY CAKE)

(Zaak T-686/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk ENERGY CAKE - Nietigverklaring - Absolute nietigheidsgronden - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001] - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001]”)

(2022/C 432/33)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Task Food s.r.o. (Bratislava, Slowakije), toegestaan om in de plaats te treden van energy cake GmbH (vertegenwoordiger: A. Bernegger, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Klee en D. Hanf, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, Foodtastic GmbH (Dortmund, Duitsland)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 11 augustus 2021 (zaak R 2324/2020-5).

Dictum

1)

Task Food s.r.o. wordt toegestaan in de plaats te treden van energy cake GmbH als verzoekende partij.

2)

Het beroep wordt verworpen.

3)

Task Food wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 513 van 20.12.2021.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/28


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Balaban/EUIPO (Stahlwerk)

(Zaak T-705/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor het Uniewoordmerk STAHLWERK - Absolute weigeringsgronden - Geen onderscheidend vermogen - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 432/34)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Okan Balaban (Bornheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Schaaf, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Nicolás Gómez en M. Eberl, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker vernietiging en wijziging van de beslissing van de onderzoekster van 18 november 2020 en van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 2 september 2021 (zaak R 77/2021-1).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Okan Balaban wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 37 van 24.1.2022.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/29


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Balaban/EUIPO (Stahlwerkstatt)

(Zaak T-706/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk Stahlwerkstatt - Absolute weigeringsgronden - Geen onderscheidend vermogen - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 432/35)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Okan Balaban (Bornheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Schaaf, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: Nicolás Gómez en M. Eberl, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker gedeeltelijke vernietiging en wijziging van de beslissing van de onderzoekster van 27 augustus 2020 en van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 2 september 2021 (zaak R 1987/2020-1).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Okan Balaban wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 37 van 24.1.2022.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/29


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Refractory Intellectual Property /EUIPO (e-tech)

(Zaak T-737/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk e-tech - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 432/36)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Refractory Intellectual Property GmbH & Co KG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: J. Schmidt, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: E. Markakis, gemachtigde)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 9 september 2021 (zaak R 548/2021-4).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Refractory Intellectual Property GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 37 van 24.1.2022.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/30


Arrest van het Gerecht van 14 september 2022 — Protectoplus/EUIPO

(Zaak T-795/21) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk Li-SAFE - Absolute weigeringsgronden - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001 - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 - Beperking van de in de merkaanvraag opgegeven waren”)

(2022/C 432/37)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Protectoplus GmbH (Rendsburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: W. Riegger, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Klee en E. Markakis, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekende partij vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 6 oktober 2021 (zaak R 845/2021-1).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Protectoplus GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 73 van 14.2.2022.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/30


Beroep ingesteld op 18 augustus 2022 — Sberbank Europe/Raad e.a.

(Zaak T-523/22)

(2022/C 432/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sberbank Europe AG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordigd door: O. Behrends, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR)

Conclusies

het bestreden besluit (1) nietig verklaren op grond van artikel 264 VWEU, en

de GAR, de Commissie en de Raad verwijzen in de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster negen middelen aan.

1.

De GAR heeft, door een besluit vast te stellen met betrekking tot verzoekster, zijn bevoegdheid overschreden.

2.

De GAR heeft ten aanzien van verzoekster inbreuk gemaakt op essentiële vormvereisten.

3.

Het bestreden besluit vertoont een aantal inhoudelijke gebreken.

4.

De GAR heeft verzuimd om gepaste alternatieve maatregelen te overwegen overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van de GAM-verordening (2).

5.

De GAR heeft verzuimd om te kiezen voor de minst belastende optie in de context van afwikkelingsmaatregelen jegens verzoekster.

6.

De GAR heeft inhoudelijke en procedurele regels inzake het instrument van verkoop van de onderneming geschonden, waaronder artikel 20 van de GAM-verordening.

7.

De GAR heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden en een kennelijke beoordelingsfout begaan met betrekking tot mogelijke alternatieve oplossingen.

8.

De GAR heeft verzuimd om in het kader van artikel 13, lid 3, van de GAM-verordening contact op te nemen met het management van verzoekster of met dat van Sberbank Slovenia.

9.

De GAR heeft, zonder enige aannemelijke rechtvaardiging, verzuimd het afwikkelingsplan te volgen.


(1)  In casu betwist verzoekster het besluit van de GAR van 1 maart 2022 (SRB/EES/2022/20) met betrekking tot de Sloveense dochteronderneming van verzoekster (Sberbank banka d.d.), alsmede, indien toepasselijk, de goedkeuring van dat besluit door de Commissie en/of de Raad.

(2)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/31


Beroep ingesteld op 19 augustus 2022 — Sberbank Europe/Raad e.a.

(Zaak T-524/22)

(2022/C 432/39)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sberbank Europe AG (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: O. Behrends, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Conclusies

het bestreden besluit (1), inclusief de eventuele goedkeuring ervan door de Commissie en de Raad, krachtens artikel 264 VWEU nietig verklaren;

de GAR, de Commissie en de Raad verwijzen in de kosten van de verzoekende partij.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster negen middelen aan.

1.

De GAR heeft zijn bevoegdheid overschreden.

Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit vooronderstelt dat de GAR bindende vaststellingen kan doen over de staat van insolventie van het moederbedrijf. Het staat uitsluitend aan de bevoegde nationale rechterlijke instanties om dit te doen.

2.

De GAR heeft jegens verzoekster wezenlijke vormvoorschriften geschonden.

Verzoekster betoogt onder andere dat het bestreden besluit haar als eigenlijke geadresseerde niet naar behoren ter kennis werd gebracht.

3.

Het bestreden besluit vertoont een aantal wezenlijke gebreken, waaronder niet-naleving van de voorwaarden van artikel 18 van de GAM-verordening (2).

4.

De GAR heeft geen gepaste alternatieve maatregelen in de zin van artikel 18, lid 1, onder b), van de GAM-verordening in overweging genomen.

5.

De GAR heeft in de context van een afwikkelingsmaatregel niet de optie gekozen die verzoekster het minst belastte.

6.

De GAR heeft materiële en procedurele voorschriften voor de verkoop van de onderneming geschonden, waaronder artikel 20 van de GAM-verordening.

7.

De GAR heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden en een kennelijke beoordelingsfout gemaakt wat mogelijke alternatieve oplossingen betreft.

8.

De GAR heeft geen contact opgenomen met het management van verzoekster of van Sberbank Kroatië in het kader van artikel 13, lid 3, van de GAM-verordening.

9.

De GAR is zonder enige plausibele rechtvaardiging afgeweken van het afwikkelingsplan.


(1)  Het in deze zaak door verzoekster bestreden besluit is het besluit van de GAR van 1 maart 2022 (SRB/EES/2022/21) met betrekking tot de Kroatische dochteronderneming van verzoekster (Sberbank banka d.d.).

(2)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014 L 225, blz. 1.)


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/32


Beroep ingesteld op 23 september 2022 — Cyprus / EUIPO — Kolios (HALLOUMAKI)

(Zaak T-594/22)

(2022/C 432/40)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Cyprus (vertegenwoordiger: S. Malynicz, Barrister-at-Law)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Kolios AE Elliniki Viomichania Galaktos (Kilkis, Griekenland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk HALLOUMAKI — inschrijvingsaanvraag nr. 18 126 405

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 20 juni 2022 in zaak R 19/2022-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO en de andere partij in de procedure voor het EUIPO in hun eigen kosten en in die van verzoekster.

Aangevoerde middelen

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad geschonden door de diensten die door het litigieuze merk worden aangeduid onjuist uit te leggen;

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad geschonden door niet te oordelen dat de consumenten en het professionele publiek een verband konden leggen tussen de gespecificeerde diensten en waren.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/33


Beroep ingesteld op 27 september 2022 — Veritas/Commissie

(Zaak T-602/22)

(2022/C 432/41)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Veneziana Energia Risorse Idriche Territorio Ambiente Servizi SpA (Veritas) (Venetië, Italië) (vertegenwoordiger: A. Pasqualin, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

bij wijze van maatregel van instructie,

de overlegging bevelen van het document waarvan de openbaarmaking werd geweigerd (brief van 17 oktober 2019 van de Italiaanse autoriteiten in de procedure EU Pilot 9456/19/TAXUD);

het op blz. 2 en 3 van het bestreden besluit bedoelde antwoord, met bijlagen, van de Italiaanse autoriteiten verkrijgen;

alle andere nuttig geachte onderzoeksmaatregelen gelasten.

ten gronde,

het besluit van de Europese Commissie — Secretariaat-generaal van 15 juli 2022 waarbij Veritas S.p.A. toegang is geweigerd tot de op 17 oktober 2019 door de Italiaanse autoriteiten verzonden brief in EU Pilot-procedure 9456/19/TAXUD nietig verklaren en verzoekster de gevraagde toegang verlenen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting en gebrek aan motivering met betrekking tot de procedureregels van artikel 4, leden 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Tegenstrijdigheid.

Dienaangaande wordt betoogd dat de bestreden handeling de weigering van toegang baseert op een reconstructie die zonder rechtvaardiging in strijd is met het aanvankelijke antwoord van de instelling betreffende de omstandigheid dat de Italiaanse autoriteiten gebruik hebben gemaakt van de in artikel 4, lid 5, van verordening (EG) nr. 1049/2001 bedoelde mogelijkheid.

De onjuiste rechtsopvatting, het motiveringsgebrek en de tegenstrijdigheid van de stukken in de procedure maken deze ongeldig, zodat de rechtmatigheid van de procedure ten aanzien van de toegepaste regels en de verrichte beoordelingen niet kan worden gecontroleerd en de weigering van toegang geen begrijpelijke rechtvaardiging heeft.

2.

Tweede middel, ontleend aan onjuiste rechtsopvatting en misbruik van bevoegdheid met betrekking tot het ontbreken van motivering/ontoereikende motivering en het ontbreken van een vooronderzoek.

In het bestreden besluit wordt toegang geweigerd in verband met de uitzondering van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001, maar de motivering in het onderhavige geval is slechts een schijnmotivering.

In strijd met het recht is de toegang tot het gevraagde document geweigerd zonder uit te leggen hoe dit de bescherming van gerechtelijke procedures concreet en daadwerkelijk zou kunnen schaden. Evenmin is aangetoond dat het risico van schade redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch is, aangezien niet is gespecificeerd op welke nationale gerechtelijke procedures het bestreden besluit betrekking heeft.

Er wordt niet uitgelegd waarom mededeling van het document aan Veritas het beginsel van equality of arms in gevaar zou brengen in een niet nader omschreven gerechtelijke procedure waarbij Veritas niet eens als partij wordt genoemd.

In het besluit is niet toereikend vastgesteld of er sprake is van een “naar behoren gemotiveerd” bezwaar van de lidstaat tegen de openbaarmaking van het document en over de vraag of er daadwerkelijk nood is aan bescherming uit hoofde van artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001.


(1)  PB 2001, L 145, blz. 43.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/34


Beroep ingesteld op 27 september 2022 — Société du Tour de France / EUIPO — FitX (TOUR DE X)

(Zaak T-604/22)

(2022/C 432/42)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Société du Tour de France (Boulogne-Billancourt, Frankrijk) (vertegenwoordigers: T. de Haan en S. Vandezande, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: FitX Beteiligungs GmbH (Essen, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk TOUR DE X– inschrijvingsaanvraag nr. 16 701 039

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 11 juli 2022 in zaak R 1136/2019-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO en de interveniërende partij in de kosten, daaronder begrepen de kosten die aan verzoekster zijn opgekomen voor de tweede kamer van beroep van het EUIPO.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 94 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/35


Beroep ingesteld op 30 september 2022 — Kozitsyn / Raad

(Zaak T-607/22)

(2022/C 432/43)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Andrey Anatolyevich Kozitsyn (Verkhnyaya Pyshma, Rusland) (vertegenwoordiger: J. Grand d’Esnon, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

primair,

nietigverklaring van:

besluit (GBVB) 2022/1272 van de Raad van 21 juli 2022 (1) voor zover dat betrekking heeft op A. A. Kozitsyn;

uitvoeringsverordening (EU) 2022/1270 van de Raad van 21 juli 2022 (2) voor zover die betrekking heeft op Kozitsyn;

besluit (GBVB) 2022/329 van de Raad van 25 februari 2022 (3);

verordening (EU) 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022 (4);

subsidiair,

nietigverklaring van:

besluit (GBVB) 2022/1272 van de Raad van 21 juli 2022 voor zover dat betrekking heeft op Kozitsyn;

uitvoeringsverordening (EU) 2022/1270 van de Raad van 21 juli 2022 voor zover die betrekking heeft op Kozitsyn;

artikel 1, punt 2, onder g), van besluit (GBVB) 2022/329 van de Raad van 25 februari 2022;

artikel 1, punt 1, onder g), van verordening (EU) 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022;

in ieder geval,

verwijzing van de Raad van de Europese Unie in de kosten op grond van artikel 140, onder b), van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker negen middelen aan die in wezen identiek zijn aan of overeenkomen met die welke zijn aangevoerd in zaak T-234/22, Ismailova/Raad.


(1)  Besluit tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 193, blz. 219).

(2)  Uitvoeringsverordening tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 193, blz. 133).

(3)  Besluit tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 50, blz. 1).

(4)  Verordening tot wijziging van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 51, blz. 1).


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/36


Beroep ingesteld op 1 oktober 2022 — Primicerj/Europese Commissie

(Zaak T-612/22)

(2022/C 432/44)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Paola Primicerj (Roma, Italië) (vertegenwoordiger: E. Iorio, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Europese Commissie van 2 augustus 2022 (EMPL.C.1/BPM/kt (2022)5785472) houdende afwijzing van het verzoek om toegang (GestDem nr. 2022/4090) tot de aanvullende aanmaningsbrief die de Europese Commissie op 15 juli 2022 aan de Italiaanse Republiek heeft gezonden in het kader van inbreukprocedure 2016/4081 betreffende de verenigbaarheid met het Unierecht van de nationale regels inzake de dienstverlening door honoraire magistraten, nietig te verklaren;

de Europese Commissie te gelasten om verzoekster toegang te verlenen tot de aanvullende aanmaningsbrief van 15 juli 2022 van de Europese Commissie aan de Italiaanse Republiek in inbreukprocedure 2016/4081;

de Europese Commissie, in geval van verzet, te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, betreffende de ontvankelijkheid van het beroep.

Dienaangaande wordt betoogd dat verzoekster handelt in het kader van een algemeen recht van de burgers van de Unie op transparantie van de werkzaamheden van de instellingen teneinde de nodige informatie te verkrijgen, zoals dat aan alle burgers van de Unie wordt gewaarborgd door verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Kennis van de aanmaningsbrief zou verzoekster ook het concrete voordeel bieden dat zij haar recht op informatie kan uitoefenen doordat zij na meer dan zes jaar zou vernemen waarom de Commissie nog geen met redenen omkleed advies heeft uitgebracht.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van de beginselen inzake toegang tot de handelingen van de instellingen van de Unie die zijn neergelegd in artikel 1, lid 2, VEU, artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, welke toegang is geregeld in artikel 1 en artikel 4, lid 2, derde streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001 — bestaan van een algemeen belang in de aanvullende aanmaningsbrief van 15 juli 2022.

In dit verband wordt betoogd dat er een algemeen en hoger belang is bij het recht op informatie, namelijk te weten wat de Commissie en de Italiaanse Republiek doen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, een essentiële voorwaarde van de rechtsstaat, zodat de regels die het recht op toegang uitsluiten, restrictief moeten worden uitgelegd.

Het Hof van Justitie van de EU heeft in zijn arresten van 16 juli 2020 en 7 april 2022 reeds vastgesteld dat het gehele stelsel van regels voor de honoraire rechterlijke macht in Italië, en in het bijzonder de honoraire vrederechters, absoluut ongeschikt is en het conditionaliteitsbeginsel schendt.

Het is in strijd met de regels inzake transparantie en verspreiding van documenten van de EU-instellingen om te ontkennen dat er een hoger algemeen belang is om, niet de vertrouwelijke handelingen en de uitwisseling van gesprekken tussen de Italiaanse Republiek en de Commissie te kennen, maar de bezwaren die zijn uiteengezet in de aanmaningsbrief van 15 juli 2022, waaraan in de nationale pers aandacht is besteed en waarover de Europese Commissie zelf een beknopte mededeling heeft gedaan.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van de verplichting van de Europese instellingen om handelingen te motiveren.

In dit verband wordt betoogd dat alle belanghebbenden door het onderzoek van de motivering van de handelingen in staat kunnen worden gesteld te weten en te begrijpen hoe de instellingen het Verdrag uitvoeren, aangezien de motiveringsplicht zowel een controlerende als een participerende functie heeft, in die zin dat zij, door de beoordelingen die aan de vaststelling van de handelingen van de instellingen ten grondslag liggen begrijpelijk te maken, het vaak bekritiseerde democratisch tekort in de Unie helpt te verzachten.

De beginselen inzake de motiveringsplicht zijn geschonden, aangezien de Commissie slechts volstrekt algemene en stereotiepe aanwijzingen heeft geformuleerd over de redenen waarom de openbaarmaking van de aanvullende aanmaningsbrief van 15 juli 2022 het voornoemde “klimaat van vertrouwen” zou ondermijnen, en heeft geantwoord met een formulier waarin weinig en magere aanwijzingen zijn opgenomen om verzoekster en het Gerecht in staat te stellen de rechtmatigheid van de gronden voor de weigering, die ontoereikend gemotiveerd is, daadwerkelijk te toetsen, met name wat betreft de redenen die zouden hebben verhinderd dat het document, dat reeds gedeeltelijk met het inbreukpakket van 15 juli 2022 was verspreid, zij het op zodanige wijze dat de inhoud en de redenen van de aanvullende bezwaren tegen Italië niet konden worden begrepen, ten minste gedeeltelijk openbaar werd gemaakt.

De bestreden weigering van toegang vermeldt niet duidelijk de gronden waarop zij is gebaseerd, de rechtsgrondslag ervan, de feitelijke veronderstellingen en de wijze waarop de verschillende relevante belangen in aanmerking zijn genomen, omdat de weigering de uitoefening van de in de artikelen 17 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU neergelegde rechten aantast, zodat, aangezien de vastgestelde handeling een beperking inhoudt van een door het Verdrag erkend recht van verzoekster, bestaande in een inbreuk op die rechten, de motivering strikter, nauwkeuriger en gedetailleerder moet zijn om de gemaakte keuzen duidelijk begrijpelijk te maken.


(1)  PB 2001, L 145, blz. 43.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/38


Beroep ingesteld op 30 september 2022 — Cyprus/EUIPO — Cemet (Halime)

(Zaak T-615/22)

(2022/C 432/45)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Cyprus (vertegenwoordigd door: S. Malynicz, Barrister-at-Law, en C. Milbradt, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Cemet Oy (Helsinki, Finland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk Halime — inschrijvingsaanvraag nr. 18 241 893

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 28 juni 2022 in zaak R 121/2022-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO en de andere partij in de procedure voor het EUIPO (indien zij zou interveniëren) in hun eigen kosten en in die van verzoekster.

Aangevoerde middelen

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 27 van richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (1) geschonden door eraan voorbij te gaan dat de oudere merken geen individuele merken, maar certificeringsmerken waren;

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 27 van richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad geschonden bij haar analyse van het verwarringsgevaar;

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad geschonden bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen van de oudere certificeringsmerken;

De kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad geschonden door een onjuiste vergelijking van de respectieve waren en diensten te verrichten.


(1)  PB 2015, L 336, blz. 1.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/39


Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — Synthomer/Commissie

(Zaak T-457/19) (1)

(2022/C 432/46)

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 312 van 16.9.2019.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/39


Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — Hikma Pharmaceuticals en Hikma Pharmaceuticals International/Commissie

(Zaak T-712/19) (1)

(2022/C 432/47)

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 10 van 13.1.2020.


14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/39


Beschikking van het Gerecht van 14 september 2022 — The Weir Group e.a./Commissie

(Zaak T-718/19) (1)

(2022/C 432/48)

Procestaal: Engels

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 10 van 13.1.2020.