ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 399

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
17 oktober 2022


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 399/01

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer – Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021

1

2022/C 399/02

De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — verslag van de onafhankelijke auditor

240


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021

(2022/C 399/01)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 2
MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR 3
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN 31
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 32
BALANS 33
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 34
KASSTROOMOVERZICHT 35
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 37
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 38
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN 146
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 232
LIJST VAN AFKORTINGEN 236

VOORWOORD

In 2021 trotseerde Europa de aanhoudende pandemie. Solidariteit was cruciaal om de COVID-19-pandemie in te dammen en de economische en sociale gevolgen ervan te verzachten. Alle beschikbare middelen uit de Europese begroting werden ingezet om burgers, bedrijven en lidstaten te ondersteunen en tegelijkertijd Europa klaar te maken voor de toekomst: groener, digitaler en veerkrachtiger.

De Europese Unie lanceerde het specifieke herstelinstrument NextGenerationEU om het herstel van Europa te ondersteunen en de huidige en toekomstige uitdagingen aan te pakken. Met uitzonderlijke bedragen aan financiering, die vanaf juni 2021 op de financiële markten werden aangetrokken, bleek de EU-begroting wederom een belangrijk instrument voor de Unie om crisissituaties aan te pakken en een duidelijke meerwaarde aan het leven van de burgers te geven.

Daarnaast bleef het SURE-programma (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken) de lidstaten ondersteunen, zowel om mensen aan het werk te houden als om door de pandemie getroffen banen te helpen beschermen.

Naast het aanpakken van de crisis met een snelle reactie en voortdurende aanpassingen aan de politieke en financiële situatie, heeft de Europese Unie haar belofte gestand gedaan en haar beleidsdoelstellingen verwezenlijkt. Daarom heeft zij optimaal gebruik gemaakt van de begroting 2021, de eerste van het huidige meerjarig financieel kader, met een begrotingsuitvoering van 268,3 miljard EUR aan vastleggingen.

Het is mij een genoegen de jaarrekening 2021 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU en van de uitvoering van de EU-begroting voor het afgelopen jaar, inclusief informatie over de voorwaardelijke verplichtingen, de financiële vastleggingen en andere verplichtingen die de Unie is aangegaan. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van budgettaire transparantie en verantwoordingsplicht.

Johannes HAHN

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR

Het doel van dit onderdeel over markante financiële feiten, dat is opgesteld op basis van de beginselen die zijn uiteengezet in de IPSASB Recommended Practice Guideline (RPG) 2 “Financial Statement Discussion and Analysis”, is de lezer inzicht te verschaffen in de operationele, financiële en beleggingsactiviteiten van de EU en hoe deze tot uiting komen in de verschillende elementen van de geconsolideerde financiële staten van de EU. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

1.

KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR 4

2.

HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 EN NextGenerationEU 6

2.1.

MFK 2021-27 en NextGenerationEU — kerncijfers 6

2.2.

NextGenerationEU — overzicht 7

2.3.

Financiële situatie van NGEU op 31 december 2021 8

3.

SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING 13

3.1.

Ontvangsten 13

3.2.

Uitgaven 15

4.

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN EN BEGROTINGSGARANTIES 16

4.1.

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd 16

4.2.

Begrotingsgaranties: financiële activa aangehouden in waarborgfondsen 17

4.3.

Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s 17

4.4.

Voorwaardelijke begrotingsverplichtingen voor financiële bijstandsprogramma’s 21

5.

JAARREKENINGANALYSE 21

5.1.

ONTVANGSTEN 21

5.2.

UITGAVEN 23

5.3.

ACTIVA 23

5.4.

PASSIVA 26

6.

POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 27

6.1.

HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER 27

6.2.

GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 29

1.   KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR

Geconsolideerde financiële staten

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten meer dan 50 entiteiten (waaronder het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de EU-agentschappen) en worden opgesteld volgens de strengste normen die er zijn, de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS).

Het jaar 2021, het eerste jaar van het MFK 2021-2027 van de EU, was in veel opzichten uitzonderlijk. Zoals blijkt uit de hieronder opgenomen balans en zoals nader uiteengezet in de analyse van de financiële staten (punt 5), werden de geconsolideerde financiële staten van de EU voor 2021 met name beïnvloed door de succesvolle lancering van NextGenerationEU in 2021 (71,6 miljard EUR uitbetaald aan de lidstaten) en de aanvullende leningsactiviteiten in het kader van het SURE-instrument (50 miljard EUR):

(miljard EUR)

 

2021

2020

ACTIVA

 

 

Financiële activa

188,6

113,1

Voorfinanciering

93,4

62,7

Kortlopende vorderingen

72,4

74,5

Geldmiddelen en kasequivalenten

44,9

16,7

Materiële vaste activa en andere activa

14,7

13,0

Totaal

414,1

280,0

PASSIVA

 

 

Vergoedingen na uitdiensttreding

122,5

116,0

Financiële verplichtingen

246,1

95,0

Crediteuren

46,4

32,4

Overlopende posten

78,1

64,6

Andere verplichtingen

3,3

5,4

Totaal

496,4

313,5

NETTOACTIVA

 

 

Reserves

1,3

5,1

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

(83,6 )

(38,5 )

Totaal

(82,3 )

(33,4 )

zie analyse van de financiële staten, punt 5

Succesvolle lancering van NextGenerationEU

Uitbetalingen in het kader van NextGenerationEU — 71,6 miljard EUR, verdeeld over:

Image 1

zie financiële situatie van NGEU op 31 december 2021, punt 2.3

2.   HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 EN NextGenerationEU

2.1.   MFK 2021-27 EN NextGenerationEU — KERNCIJFERS

De langetermijnbegroting 2021-2027 van de EU bedraagt, samen met het herstelinstrument NextGenerationEU (“NGEU”), 2,018 biljoen EUR in lopende prijzen (1,8 biljoen EUR in prijzen van 2018). Deze ongekende financiële respons op de crisis zal helpen de economische en sociale schade als gevolg van de coronapandemie te herstellen en de overgang naar een groener, digitaler en duurzamer Europa te ondersteunen.

Het pakket omvat de langetermijnbegroting, het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, bestaande uit 1,211 biljoen EUR in lopende prijzen (1,074 biljoen EUR in prijzen van 2018), in combinatie met het tijdelijke herstelinstrument NGEU ten belope van maximaal 806,9 miljard EUR in lopende prijzen (750 miljard EUR in prijzen van 2018).

Image 2

Dit is een volledig gemoderniseerde begroting:

Meer dan 50 % van het totale bedrag van de volgende langetermijnbegroting en NGEU zal worden gebruikt ter ondersteuning van de modernisering van de Europese Unie door middel van onderzoek en innovatie, eerlijke klimaat- en digitale transitie, paraatheid, en herstel- en veerkrachtacties.

30 % van de EU-begroting zal worden besteed aan de bestrijding van klimaatverandering — het grootste aandeel van de grootste EU-begroting ooit.

20 % van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), die goed is voor 90 % van NGEU, zal worden geïnvesteerd in digitale transformatie.

In 2026 en 2027 zal 10 % van de jaarlijkse uitgaven in het kader van de langetermijnbegroting bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van de achteruitgang van de biodiversiteit.

Voor de eerste keer in de geschiedenis maken nieuwe en versterkte prioriteiten het grootste deel van de langetermijnbegroting uit, namelijk 32 %.

Politieke prioriteiten van het MFK 2021-27

De politieke prioriteiten van de Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie. De Commissie-Von der Leyen, die op 1 december 2019 is aangetreden, heeft de volgende zes grote ambities:

6 GROTE AMBITIES

Een Europese Green Deal

Ernaar streven het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden

Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk

Mensen meer kansen geven met een nieuwe generatie technologieën

Een economie die werkt voor de mensen

Werken aan sociale rechtvaardigheid en welvaart

Een sterker Europa in de wereld

Europa moet grotere ambities koesteren door het verantwoorde mondiale leiderschap, dat ons zo kenmerkt, te versterken

Bevordering van onze Europese levenswijze

Bouwen aan een Unie waarin iedereen gelijke kansen heeft

Een nieuwe impuls voor de Europese democratie

Onze democratie koesteren, beschermen en versterken

2.2.   NextGenerationEU — OVERZICHT

Met een budget van 806,9 miljard EUR heeft NGEU tot doel de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de coronapandemie te helpen herstellen en zo ertoe bij te dragen dat Europa na COVID-19 groener, digitaler, veerkrachtiger en beter toegerust is om de huidige en komende uitdagingen aan te gaan.

Een deel van de middelen, tot 338,0 miljard EUR, wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare steun of subsidies. Het andere deel, tot 385,8 miljard EUR, wordt gebruikt om leningen van de Unie aan individuele lidstaten te verstrekken. Deze leningen zullen door die lidstaten pas na de huidige MFK-periode worden terugbetaald en zullen zich over een langere periode uitstrekken, waarbij de lopende leningen bijvoorbeeld pas in 2051 vervallen (zie punt 2.3.3).

Daarnaast versterkt NGEU verschillende bestaande EU-programma’s en -beleidsmaatregelen, en wel als volgt:

het cohesiebeleid in het kader van de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), om de economische gevolgen van COVID-19 in de eerste jaren van het herstel te helpen aanpakken;

het Fonds voor een rechtvaardige transitie, om ervoor te zorgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit voor iedereen werkt;

het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, om landbouwers verder te ondersteunen;

InvestEU, ter ondersteuning van de investeringsinspanningen van onze bedrijven;

Horizon Europa, om ervoor te zorgen dat de EU over de capaciteit beschikt om meer uitmuntendheid in onderzoek te financieren, en

RescEU, dat waarborgt dat het EU-mechanisme voor civiele bescherming over de capaciteit beschikt om op grootschalige noodsituaties te reageren.

Image 3

2.3.   FINANCIËLE SITUATIE VAN NGEU OP 31 DECEMBER 2021

2.3.1.   Overzicht

Vanaf de start van de NGEU-financieringsoperaties op 15 juni 2021 tot eind 2021 heeft de Commissie 71,0 miljard EUR aan langetermijnfinanciering aangetrokken, voornamelijk door de uitgifte van obligaties in gesyndiceerde transacties. Daarnaast heeft de Commissie in december 2021 20 miljard EUR aan kortlopend EU-schuldpapier uitstaan. Tot eind 2021 had de Commissie in totaal 71,6 miljard EUR aan financiële steun uitbetaald. Het grootste deel van dit bedrag, 64,3 miljard EUR, is aan 20 lidstaten uitbetaald in het kader van de RRF (waarvan 46,4 miljard EUR als niet-terugvorderbare steun en 18,0 miljard EUR als leningen). Nog eens 7,2 miljard EUR werd uitbetaald als MFK-betalingen in het kader van bestaande programma’s. De resterende liquiditeit van 19,4 miljard EUR wordt aangehouden op de bankrekening van NGEU bij de ECB en op de centrale kasrekening van de Commissie, in afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s.

NGEU — Uitstaande leningen en uitbetalingen per 31 december 2021

Image 4

2.3.2.   Opgenomen leningen

Om aan de financieringsbehoeften van NGEU te voldoen, geeft de Commissie effecten uit op de internationale kapitaalmarkten. Op basis van een gediversifieerde financieringsstrategie combineert de Commissie het gebruik van verschillende financieringsinstrumenten en financieringstechnieken met een open en transparante communicatie met marktdeelnemers.

In 2021 kon de Commissie op grond van het jaarlijkse besluit tot het opnemen van leningen (1) een maximumbedrag van 125 miljard EUR aan lange financiering en een maximaal uitstaand bedrag van 60 miljard EUR aan korte financiering uitgeven.

Langetermijnfinanciering — Gesyndiceerde transacties en veiling van EU-obligaties

Op 31 december 2021 had de Commissie 66,0 miljard EUR geleend via vijf obligatie-uitgiften door middel van gesyndiceerde transacties (waaronder één transactie met twee tranches), evenals 5,0 miljard EUR via de veiling van EU-obligaties:

(miljard EUR)

Langetermijnfinancieringstransacties (inclusief toonbankveilingen)

Vervaldatum

Uitgegeven/aangetrokken

Totaal terugbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

NGEU #1

04.07.2031

20,0

0,0

20,0

NGEU #2a (inclusief toonbankveilingen)

06.07.2026

11,5

0,0

11,5

NGEU #2b

06.07.2051

6,0

0,0

6,0

NGEU #3

04.07.2041

10,0

0,0

10,0

NGEU #4 (inclusief toonbankveilingen)

04.10.2028

11,5

0,0

11,5

Groene obligaties NGEU #1

04.02.2037

12,0

0,0

12,0

Totaal

 

71,0

0,0

71,0

Bij de eerste gesyndiceerde transactie in juni 2021 werd 20,0 miljard EUR opgehaald. Het was de grootste uitgifte van institutionele obligaties ooit in Europa, de grootste institutionele transactie met één tranche ooit en het grootste bedrag dat de EU ooit in één enkele transactie heeft aangetrokken.

In oktober 2021 heeft de Commissie de eerste groene NGEU-obligatie uitgegeven. Daarmee heeft zij 12,0 miljard EUR opgehaald, enkel en alleen voor groene en duurzame investeringen in de hele EU. Deze uitgifte, die ’s werelds grootste uitgifte van groene obligaties ooit vertegenwoordigde, heeft de zichtbaarheid van het met groene obligaties gefinancierde groene beleid vergroot en de Europese Green Deal en de groene transitie ondersteund. Voor de uitgifte van groene obligaties moet verslag worden uitgebracht over het precieze gebruik van de opbrengsten van groene obligaties en over het effect van investeringen die met groene obligaties worden gefinancierd.

Kortetermijnfinanciering — Veiling van EU-schuldpapier

Per 31 december 2021 bedroeg het uitstaande bedrag aan kortetermijnfinanciering, aangetrokken via de veiling van EU-schuldpapier met een looptijd van drie of zes maanden, 20,0 miljard EUR:

(miljard EUR)

Veiling van EU-schuldpapier

Uitstaand per jaareinde

Looptijd van 3 maanden

8,5

Looptijd van 6 maanden

11,5

Totaal

20,0

Hoewel gesyndiceerde transacties de hoofdmoot van het NGEU-uitgifteprogramma zullen blijven vormen, verbetert de capaciteit om snel en goedkoop geld op te halen via veilingen, ten minste in de beginfasen, het vermogen van de Commissie om in haar NGEU-betalingsbehoeften te voorzien tegen de voordeligste voorwaarden voor de begroting van de Unie en/of de begunstigde lidstaten.

Voorts werd een kortetermijnfinanciering van 16 miljard EUR aangetrokken via geldmarkttransacties, die aan het einde van het jaar volledig was terugbetaald.

2.3.3.   Uitbetalingen

Eind 2021 had de Commissie de herstel- en veerkrachtplannen van 26 lidstaten ontvangen, waarvan er 22 positief werden beoordeeld en vervolgens werden goedgekeurd door de Raad (België, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Portugal, Frankrijk, Ierland, Italië, Letland, Luxemburg, Oostenrijk, Slowakije, Litouwen, Malta, Slovenië, Roemenië, Estland en Finland). Vier andere lidstaten (Bulgarije, Hongarije, Polen en Zweden) dienden plannen in waarvan de beoordeling aan het einde van het jaar nog aan de gang was. Eén ander plan (van Nederland) was nog niet ingediend. De totale financiële steun die in het kader van de 22 onderschreven plannen werd goedgekeurd, bedroeg 291,2 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun (waarvan aan het einde van het jaar financieringsovereenkomsten waren ondertekend voor een bedrag van 195,4 miljard EUR) en 153,9 miljard EUR aan financiële steun via leningen (waarvan aan het einde van het jaar leningsovereenkomsten waren ondertekend voor 153,2 miljard EUR).

Niet-terugvorderbare steun

In 2021 heeft de Commissie in totaal 46,4 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun uitbetaald aan 20 van de 22 lidstaten met ingediende en goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen. Van dit bedrag was 36,4 miljard EUR als voorfinanciering betaald. Nadat Spanje de mijlpalen had gehaald, werd nog eens 10 miljard EUR uitbetaald vóór het einde van het jaar, waarbij 1,5 miljard EUR van de oorspronkelijke voorfinanciering werd verrekend. Een bedrag van nog eens 0,3 miljard EUR aan voorfinanciering in verband met de niet-terugvorderbare steun aan Finland was aan het einde van het jaar nog niet uitbetaald. In het geval van Ierland was niet-terugvorderbare steun ten belope van 1,0 miljard EUR goedgekeurd, maar was er aan het einde van het jaar geen financieringsovereenkomst ondertekend.

(miljard EUR)

Lidstaat

Maximale niet-terugvorderbare steun (2)

Totaal ondertekend op 31.12.2021

Begrotings- vastleggingen in 2021

Totaal uitbetaald op 31.12.2021

Oostenrijk

3,5

2,2

1,1

0,4

België

5,9

3,6

1,8

0,8

Kroatië

6,3

4,6

2,3

0,8

Cyprus

1,0

0,8

0,4

0,1

Tsjechië

7,0

3,5

1,8

0,9

Denemarken

1,6

1,3

0,6

0,2

Estland

1,0

0,8

0,4

0,1

Finland

2,1

 ()

0,8

 ()

Frankrijk

39,4

24,3

12,0

5,1

Duitsland

25,6

16,3

8,1

2,3

Griekenland

17,8

13,5

6,7

2,3

Ierland

1,0

 ()

0,5

Italië

68,9

47,9

23,7

9,0

Letland

1,8

1,6

0,8

0,2

Litouwen

2,2

2,1

1,0

0,3

Luxemburg

0,1

0,1

0,0

0,0

Malta

0,3

0,2

0,1

0,0

Portugal

13,9

9,8

4,8

1,8

Roemenië

14,2

10,2

5,1

1,9

Slowakije

6,3

4,6

2,3

0,8

Slovenië

1,8

1,3

0,6

0,2

Spanje

69,5

46,6

23,1

19,0

Goedgekeurd

291,2

195,4

98,0

46,4

Bulgarije

6,3

Hongarije

7,2

Nederland

6,0

Polen

23,9

Zweden

3,3

Nog niet goedgekeurd

46,6

Totaal

338,0

195,4

98,0

46,4

Verstrekte leningen

In 2021 heeft de Commissie in totaal 18,0 miljard EUR uitbetaald in de vorm van een voorfinanciering aan vier lidstaten (Cyprus, Griekenland, Italië en Portugal), wat overeenkomt met 13 % van de aan hen toegewezen leningen. Een bedrag van nog eens 1,9 miljard EUR aan voorfinanciering in verband met de financiële steun via leningen aan Roemenië was aan het einde van het jaar nog niet uitbetaald. In het geval van Slovenië was financiële steun via leningen ten belope van 0,7 miljard EUR goedgekeurd, maar was er aan het einde van het jaar geen leningsovereenkomst ondertekend:

(miljard EUR)

Lidstaat

Maximale financiële steun via leningen

Totaal ondertekend op 31.12.2021

Totaal uitbetaald op 31.12.2021

Totaal terugbetaald op 31.12.2021

Totaal uitstaand op 31.12.2021

Cyprus

0,2

0,2

0,0

0,0

Griekenland

12,7

12,7

1,7

1,7

Italië

122,6

122,6

15,9

15,9

Portugal

2,7

2,7

0,4

0,4

Roemenië

14,9

14,9

 (1)

Slovenië

0,7

 ()

Goedgekeurd

153,9

153,2

18,0

18,0

Reserve

231,9

Totaal

385,8

153,2

18,0

18,0

Volgens de leningsovereenkomsten zullen de lidstaten vanaf tien jaar na de uitbetalingsdatum jaarlijks 5 % van de uitbetaalde bedragen terugbetalen. Portugal, Griekenland, Italië en Cyprus zullen dus vanaf 2032 beginnen met het terugbetalen van de leningen, waarbij de leningen in 2051 vervallen. Het terugbetalingsschema voor de uitstaande nominale bedragen per jaareinde is als volgt:

(miljoen EUR)

Lidstaat

Terugbetalings- periode

Jaarlijkse terugbetaling

Totaal terugbetaling

Cyprus

2032-2051

1

26

Griekenland

2032-2051

83

1 655

Italië

2032-2051

797

15 938

Portugal

2032-2051

18

351

Totaal

 

899

17 970

NGEU-bijdrage aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting

Eind 2021 had de Commissie in totaal 7,2 miljard EUR uitbetaald als betalingen aan andere programma’s in het kader van het MFK, voornamelijk in verband met React-EU, dat het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) financiert:

(miljard EUR)

MFK-programma

Totaal goedgekeurde bijdragen van het MFK

Begrotings- vastleggingen in 2021

Totaal uitbetaald op 31.12.2021

React-EU

50,6

39,5

7,0

waarvan ERDF

31,5

24,0

4,9

waarvan ESF

19,2

15,4

2,1

Fonds voor een rechtvaardige transitie

10,9

0,0

0,0

Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

8,1

2,4

0,1

InvestEU

6,1

1,7

0,2

Horizon Europa

5,4

1,8

0,0

RescEU

2,1

0,1

0,0

Totaal

83,1

45,5

7,2

2.3.4.   Liquiditeit

De in het kader van NGEU verstrekte leningen volgen niet het strikte back-to-back-beginsel van andere instrumenten voor financiële bijstand. In plaats daarvan is voor NGEU een gediversifieerde en gebundelde financieringsstrategie ontwikkeld die een efficiënt liquiditeitsbeheer vereist. Het doel van het liquiditeitsbeheer van NGEU is ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. Voor het liquiditeitsbeheer heeft de Commissie een IT-instrument ontwikkeld waarmee de NGEU-rekening dagelijks kan worden gecontroleerd. Eind 2021 bedroeg het totale tegoed op de extrabudgettaire rekening van NGEU 18,0 miljard EUR. Daarnaast werd in afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s nog eens 1,4 miljard EUR aan middelen aangehouden op de centrale kasrekening van de Commissie.

3.

SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING

3.1.   ONTVANGSTEN

In de oorspronkelijke goedgekeurde EU-begroting, die op 18 december 2020 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd het totale bedrag van de betalingskredieten voor 2021 vastgesteld op 166 060 miljoen EUR en het totale uit eigen middelen te financieren bedrag op 156 867 miljoen EUR. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast door middel van gewijzigde begrotingen. Wijzigingen in de op het bni gebaseerde eigen middelen garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. Op die manier wordt het beginsel van begrotingsevenwicht geëerbiedigd en zijn de begrotingsontvangsten en de begrotingsuitgaven (betalingskredieten) aan elkaar gelijk.

In 2021 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2021 kwamen hierdoor uit op 168 011 miljoen EUR en de totale uit eigen middelen te financieren ontvangsten op 156 993 miljoen EUR. De bijdragen van de lidstaten zijn in 2021 stabiel gebleven. De verhoging van de betalingskredieten (1 950 miljoen EUR) werd voornamelijk gefinancierd uit het overschot van het voorgaande jaar.

De ontvangsten zijn afkomstig uit zes bronnen (titels):

Titel 1: Eigen middelen

De inning van de traditionele eigen middelen (158 632 miljoen EUR) lag 1,0 % boven de bedragen in de begroting (156 993 miljoen EUR). Dit komt voornamelijk doordat er in de laatste twee maanden van het jaar een hoger bedrag werd geïnd dan was verwacht.

De definitieve betalingen van de lidstaten voor btw, bni en kunststof verpakkingsafval lagen dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het moment waarop de lidstaten buiten de eurozone hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Titel 2: Overschotten, saldi en aanpassingen

Het overschot van het voorgaande begrotingsjaar bedroeg 1 769 miljoen EUR. Dit bedrag werd in de begroting 2021 opgenomen door middel van een gewijzigde begroting en de eigenmiddelenbijdrage van de lidstaten werd dienovereenkomstig verlaagd.

Wat de btw- en bni-saldi betreft, zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad) (3). Volgens deze regels wordt het totaalbedrag van de saldi berekend om ervoor te zorgen dat het effect op de EU-begroting nihil is (“salderingssysteem”) en leidt de procedure niet automatisch tot een wijziging van de begroting. Daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af.

Titel 3: Administratieve ontvangsten

Deze titel omvat de ontvangsten uit belastingen en heffingen op de bezoldiging van het personeel ten bedrage van 2 230 miljoen EUR.

Titel 4: Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

In titel 4 heeft het verschil tussen het begrote bedrag (515 miljoen EUR) en de werkelijke ontvangsten (1 633 miljoen EUR) voornamelijk betrekking op geldboeten op het gebied van mededinging.

Titel 5: Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

Deze titel is aanzienlijk toegenomen met de totstandkoming van NGEU. De NGEU-middelen in deze titel zijn bestemmingsontvangsten. Titel 5 betreft de ontvangsten in verband met garanties, rente en terugbetalingen van verstrekte leningen. Deze titel kanaliseert ook middelen (voor de niet-terugvorderbare NGEU-steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en voor de versterking van de MFK-programma’s) uit bestemmingsontvangsten van de lidstaten in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI). Zie de punten 2.2 en 2.3 van Markante financiële feiten van het jaar voor een uitgebreid overzicht van NGEU.

Titel 6: Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

Titel 6 heeft voornamelijk betrekking op ontvangsten uit financiële correcties in verband met de structuur- en landbouwfondsen (ESIF, ELGF en Elfpo). Deze titel omvat ook de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma’s, de goedkeuring van de rekeningen van de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma’s/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten aan de uitgavenzijde.

De totale begrotingsontvangsten voor 2021 bedroegen 239 596 miljoen EUR.

Image 5

3.2.   UITGAVEN

3.2.1.   Begrotingsuitvoering

In 2021, het eerste jaar van het nieuwe meerjarig financieel kader 2021-2027, bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 166,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 168,0 miljard EUR aan betalingskredieten. NGEU heeft de essentiële programma’s versterkt met nog eens 421,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 55,5 miljard EUR aan betalingskredieten die in de EU-begroting zijn opgenomen als externe bestemmingsontvangsten (4).

De uitvoering van de begroting 2021 werd sterk beïnvloed door de vertraging bij de vaststelling van de nieuwe rechtsgrondslagen en de nieuwe regels voor de structuurfondsen. Het merendeel van de vastleggingskredieten voor 2021 voor de structuurfondsen (met een nettowaarde van 49 miljard EUR) werd geherprogrammeerd naar 2022-2025 overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening. In gevallen waarin het Financieel Reglement en/of de nieuwe rechtsgrondslagen daarin voorzien, werden de niet-bestede kredieten overgedragen naar 2022: 4,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 4,2 miljard EUR aan betalingskredieten. In 2021 werd voor het eerst gebruikgemaakt van de mogelijkheid om ongebruikte goedgekeurde begrotingskredieten naar het volgende jaar over te dragen door middel van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld (NDICI — Global Europe (GE)) (5) (6). Vergelijkbare bepalingen zijn van toepassing op en zijn gebruikt voor de reserve voor aanpassing aan de brexit en de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR).

De uitvoering van de totale vastleggingskredieten bedroeg in 2021 in totaal 268,3 miljard EUR:

113,4 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

0,6 miljard EUR uit van 2020 overgedragen kredieten;

154,3 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 143,5 miljard EUR van NGEU.

De in 2021 verrichte betalingen bedroegen in totaal 228,0 miljard EUR:

163,6 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

1,8 miljard EUR uit van 2020 overgedragen kredieten;

62,6 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 53,6 miljard EUR van NGEU.

Totale uitvoering van de vastleggingskredieten in 2021 per EU-beleidsdoelstelling

Image 6

De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten van het voorgaande jaar en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2021 44 % wat de vastleggingen en 92 % wat de betalingen betreft. De bestedingspercentages exclusief bestemmingsontvangsten bedroegen in 2021 68 % voor de vastleggingskredieten en 97 % voor de betalingskredieten. Een belangrijk deel van de in 2021 verrichte betalingen had betrekking op de voltooiing van het MFK 2014-2020.

Als daarnaast rekening wordt gehouden met de overdrachten en de vastleggingen onder gedeeld beheer die overeenkomstig artikel 7 van het MFK zijn geherprogrammeerd, zou de uitvoering van de goedgekeurde begroting bijna 100 % hebben bedragen voor zowel de vastleggings- als de betalingskredieten.

De uitvoering van de NGEU-kredieten bedroeg 34 % voor de totale vastleggingskredieten en 97 % voor de totale betalingskredieten die in de EU-begroting zijn opgenomen. Het voor NGEU vastgelegde bedrag vertegenwoordigde 87 % van het in 2021 voor vastlegging goedgekeurde bedrag (7) (164,6 miljard EUR).

3.2.2.   Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (gewoonlijk “RAL” genoemd) bedroegen eind 2021 341,6 miljard EUR. Deze post is ten opzichte van 2020 gestegen (met 38,4 miljard EUR). De stijging was echter kleiner dan oorspronkelijk geraamd, aangezien de meeste vastleggingen voor programma’s onder gedeeld beheer (met een nettowaarde van 49 miljard EUR) die voor 2021 waren gepland, werden uitgesteld tot 2022 en de daaropvolgende jaren, overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening. De herprogrammering van de uitvoering onder gedeeld beheer zal bijdragen tot een verdere stijging van de RAL in de komende jaren.

De belangrijkste oorzaak van de stijging van de RAL in 2021 was de start van de uitvoering van NGEU (niet-terugvorderbaar deel) — een bijdrage van 89,9 miljard EUR (26 %) aan de totale RAL eind 2021. De bestemmingsontvangsten van NGEU zullen leiden tot een stijging van de RAL in de komende jaren, aangezien alle verbintenissen uiterlijk op 31 december 2023 zullen worden aangegaan en zullen worden nagekomen door betalingen tot en met 31 december 2026, overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 9, van de EURI-verordening (8).

3.2.3.   Begrotingsresultaat

Het begrotingsresultaat (overschot) steeg van 1,8 miljard EUR in 2020 tot 3,2 miljard EUR in 2021 als gevolg van de hoger dan verwachte ontvangsten uit douanerechten en boeten.

4.   FINANCIERINGSINSTRUMENTEN EN BEGROTINGSGARANTIES

4.1.   FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten. In het MFK 2021-2027 zal het gebruik van begrotingsgaranties naar verwachting toenemen ten opzichte van financieringsinstrumenten met volledige financiering of voorziening uit de EU-begroting. In het kader van het InvestEU-programma zal met name 26,2 miljard EUR aan EU-garanties worden verstrekt aan de EIB-groep en andere financiële instellingen, ter ondersteuning van diverse beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect.

Bij dit type begrotingsuitvoering zijn de middelen hetzij reeds gestort op de fiduciaire rekeningen die worden beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en blijven zij beschikbaar (als geldmiddelen en kasequivalenten, schuldtitels of beleggingen in geldmarktfondsen of gepoolde activaportefeuilles) om toekomstige garantieclaims te dekken, hetzij belegd in aandelen. Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer zijn de jongste jaren toegenomen.

4.2.   BEGROTINGSGARANTIES: FINANCIËLE ACTIVA AANGEHOUDEN IN WAARBORGFONDSEN

Bij dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU aan tegenpartijen garanties waarvoor slechts gedeeltelijke voorzieningen zijn aangelegd via door de Commissie opgerichte garantiefondsen, waardoor voorwaardelijke verplichtingen voor de EU-begroting tot stand komen wanneer de voorziening ontoereikend is om de beroepen op de garantie te dekken. De EU heeft garanties verstrekt voor leningen die buiten de EU zijn verstrekt (het zogenaamde mandaat voor externe leningen (ELM) van de EIB) en voor door de EFSI-garantie gedekte schuld- en eigenvermogensverrichtingen aan de EIB-groep, alsook garanties voor verrichtingen die onder de EFDO-garantie en de garantie voor extern optreden van het NDICI vallen, die aan de EIB-groep en andere financiële instellingen worden verstrekt.

Vanaf 2021 wordt de voorziening via garantiefondsen aangehouden in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF). Het GVF is ingesteld bij het Financieel Reglement (9) om de voorzieningen (d.w.z. aangehouden middelen) aan te houden ter dekking van de financiële verplichtingen die voortvloeien uit financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en leningen voor financiële bijstand in het kader van het MFK 2021-2027. Het fonds bevat ook een aantal voorzieningen ter dekking van financiële verplichtingen die voortvloeien uit voorgaande MFK’s.

Het GVF is opgericht en fungeert als één portefeuille, waarin momenteel voorzieningen voor verschillende EU-begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand worden gecombineerd. De middelen van het GVF worden toegewezen aan compartimenten, zodat de bedragen betreffende de afzonderlijke bijdragende instrumenten van het GVF (begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand) traceerbaar zijn.

Na de inwerkingtreding van het MFK 2021-2027 zijn de nettoactiva van het EFSI-garantiefonds per 1 januari 2021 overgedragen aan het GVF. De nettoactiva van het EFDO-garantiefonds en het Garantiefonds voor extern optreden zijn in de loop van 2021 aan het GVF overgedragen.

Per 31 december 2021 houdt de Commissie financiële activa in het GVF aan voor de volgende compartimenten:

Garantiefonds voor externe acties — 2,7 miljard EUR;

EFSI-garantiefonds — 8,5 miljard EUR;

EFSD-garantiefonds — 0,8 miljard EUR, en

InvestEU-garantiefonds — 0,3 miljard EUR.

Daarnaast wordt 92 miljoen EUR op de centrale kasrekening van de Commissie aangehouden als liquiditeitsbuffer ter dekking van onmiddellijke beroepen op garanties.

4.3.   VERSTREKTE LENINGEN EN DAARMEE SAMENHANGENDE OPGENOMEN MIDDELEN VOOR FINANCIËLE BIJSTANDSPROGRAMMA’S

De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. Met uitzondering van NGEU worden de aangetrokken middelen back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en tijdig geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.

De Commissie verstrekt op grond van een besluit van het Europees Parlement en de Raad financiële bijstand aan lidstaten en derde landen in de vorm van bilaterale leningen die op de kapitaalmarkten worden gefinancierd met een garantie van de EU-begroting. In 2021 heeft de Commissie, handelend namens de EU, vijf belangrijke programma’s uitgevoerd in het kader waarvan zij leningen kan verstrekken:

de betalingsbalanssteun (BB);

bijstand van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM);

macrofinanciële bijstand (MFB-subsidies);

bijstand van SURE, en

NGEU — zie voor meer informatie over NGEU punt 2.

Per 31 december 2021 bedroegen de voor financiële bijstand verstrekte leningen, met uitzondering van NGEU (zie punt 2), nominaal:

(miljard EUR)

 

Totaal verstrekt

Totaal uitbetaald per jaareinde

Totaal terugbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

SURE

 

 

 

 

België

8,2

8,2

8,2

Bulgarije

0,5

0,5

0,5

Kroatië

1,0

1,0

1,0

Cyprus

0,6

0,6

0,6

Tsjechië

2,0

2,0

2,0

Estland

0,2

0,2

0,2

Griekenland

5,3

5,3

5,3

Hongarije

0,5

0,5

0,5

Ierland

2,5

2,5

2,5

Italië

27,4

27,4

27,4

Letland

0,3

0,3

0,3

Litouwen

1,0

1,0

1,0

Malta

0,4

0,4

0,4

Polen

11,2

8,2

8,2

Portugal

5,9

5,4

5,4

Roemenië

4,1

3,0

3,0

Slowakije

0,6

0,6

0,6

Slovenië

1,1

1,1

1,1

Spanje

21,3

21,3

21,3

 

94,3

89,6

89,6

EFSM

 

 

 

 

Ierland

22,5

22,5

22,5

Portugal

24,3

24,3

24,3

 

46,8

46,8

46,8

MFB

 

 

 

 

Oekraïne

5,0

5,0

(0,6 )

4,4

Tunesië

1,4

1,1

1,1

Jordanië

1,1

0,9

0,9

Overige

1,5

1,2

(0,2 )

1,0

 

9,0

8,2

(0,8 )

7,4

BB

 

 

 

 

Letland

2,9

2,9

(2,7 )

0,2

 

2,9

2,9

(2,7 )

0,2

Totaal

153,0

147,5

(3,5 )

144,0

Het terugbetalingsschema voor de uitstaande bedragen per jaareinde is als volgt:

(miljard EUR)

 

SURE

EFSM

MFB

BB

TOTAAL

2022

2,7

2,7

2023

3,5

0,1

3,6

2024

2,6

0,6

3,2

2025

8,0

2,4

0,2

10,6

2026

8,0

4,0

0,1

 

12,1

2027

3,0

0,2

 

3,2

2028

10,0

2,3

0,2

 

12,5

2029

8,1

1,4

0,9

 

10,4

2030

10,0

0,1

 

10,1

2031

7,3

1,2

 

8,5

2032

3,0

0,1

 

3,1

2033

2,1

0,5

 

2,6

2034

0,1

 

0,1

2035

8,5

2,0

2,0

 

12,5

2036

9,0

5,7

1,3

 

16,0

2037

 

2038

1,8

 

1,8

2039

 

 

 

 

2040

7,0

 

7,0

2041

 

 

 

 

2042

3,0

 

3,0

2043

 

 

 

 

2044

 

 

 

 

2045

 

 

 

 

2046

5,0

 

 

 

5,0

2047

6,0

 

 

 

6,0

2048

 

 

 

 

2049

 

 

 

 

2050

10,0

 

 

10,0

2051

 

 

 

Totaal

89,6

46,8

7,4

0,2

144,0

SURE

SURE is in 2020 opgericht om financiële bijstand te verlenen aan lidstaten die op hun grondgebied te maken krijgen met, of ernstig worden bedreigd door een ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-pandemie. Het instrument vormt een aanvulling op de nationale maatregelen van de getroffen lidstaten. De financiële bijstand bedraagt maximaal 100 miljard EUR voor alle lidstaten samen.

Eind 2021 hebben de lidstaten leningfaciliteitsovereenkomsten ondertekend voor een bedrag van 94,3 miljard EUR en van dit bedrag was ultimo 2021 89,6 miljard EUR uitbetaald. In 2021 werd voor een bedrag van 50,1 miljard EUR aan nieuwe leningen uitbetaald. De looptijd van leningen varieert tussen 5, 10, 15, 20 en 30 jaar.

EFSM

Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Het EFSM is aangesproken om financiële bijstand te verstrekken aan Ierland en Portugal tussen 2011 en 2014 mits zij hervormingen doorvoerden. Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, maar het blijft van kracht voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van leningen aan Ierland en Portugal en het verstrekken van overbruggingsleningen. In 2021 werd een bedrag van 9,8 miljard EUR dat in de loop van het jaar verviel, verlengd tot 2036 (3 miljard EUR voor Ierland en 1,8 miljard EUR voor Portugal) en tot 2031 (5 miljard EUR voor Portugal).

Het aan Portugal toegekende bedrag werd verlaagd van 26 miljard EUR tot 24,3 miljard EUR, aangezien een bedrag van 1,7 miljard EUR verviel en er geen verdere uitbetalingen mogelijk waren. In december 2021 verzocht Portugal om verlenging van de looptijd voor een bedrag van 2,2 miljard EUR van de lening van in totaal 2,7 miljard EUR die in april 2022 vervalt. In februari 2022 heeft de Commissie 2,2 miljard EUR geleend voor de lening, die met 4,5 jaar is verlengd.

MFB

Het MFB-programma is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een crisis inzake de betalingsbalans doormaken (inclusief 4,4 miljard EUR die bij Oekraïne uitstaat). De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een uitkeringsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

In 2020 keurde de Commissie een voorstel goed voor 3 miljard EUR MFB aan tien uitbreidings- en nabuurschapspartners om hen te helpen de economische gevolgen van de coronapandemie te beperken. Het besluit is op 25 mei 2020 door het Europees Parlement en de Raad aangenomen. In het kader van dit besluit heeft de Commissie in 2021 tien nieuwe leningen voor een totaal nominaal bedrag van 1,7 miljard EUR uitbetaald aan negen MFB-begunstigden. De looptijd van de nieuwe leningen varieert tussen 10 en 15 jaar.

BB

Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor landen buiten de eurozone die worden geconfronteerd met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. Betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. De betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het IMF en andere internationale instellingen/landen.

Het in het kader van het betalingsbalansprogramma aan Letland toegekende bedrag werd verlaagd van 3,1 miljard EUR tot 2,9 miljard EUR, aangezien het beschikbare bedrag van 0,2 miljard EUR was vervallen en niet meer kon worden uitbetaald. In 2021 hebben geen nieuwe verrichtingen of terugbetalingen van leningen plaatsgevonden.

4.4.   VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTANDSPROGRAMMA’S

Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken aan het beschikbare kassaldo van de Commissie. Indien dat op dat moment niet mogelijk is, zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met “back-to-back”-leningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico’s.

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten ten belope van 25 % van het maximumbedrag van de financiële bijstand. De bijdrage van elke lidstaat aan het totale bedrag van de garantie stemt overeen met zijn relatieve aandeel in het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de Europese Unie, op basis van de EU-begroting voor 2020.

Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket vastgesteld bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Vervolgens moeten de Commissie en de betrokken lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningsactiviteit. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.

5.   JAARREKENINGANALYSE

5.1.   ONTVANGSTEN

De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn. De vijfjarige trend van de belangrijkste categorieën ontvangsten uit niet-ruiltransacties (bni-middelen, traditionele eigen middelen, btw-middelen, de nieuwe eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, boetebedragen en terugvordering van uitgaven) is als volgt:

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit de belangrijkste niet-ruiltransacties (10)

Image 7

Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten.

Geconsolideerde ontvangsten — belangrijkste ontwikkelingen in 2021

In 2021 bedroegen de geconsolideerde ontvangsten, die alle ontvangstencategorieën omvatten, 178,9 miljard EUR, tegen 224,0 miljard EUR het voorgaande jaar. De belangrijkste reden voor de daling van 45,1 miljard EUR of 20,1 % was het afnemende effect van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie, dat tot een stijging van de ontvangsten voor 2020 met 47,5 miljard EUR had geleid, maar slechts 1,1 miljard EUR aan de ontvangsten voor 2021 bijdroeg. Als deze specifieke ontvangsten buiten beschouwing worden gelaten, bedragen de geconsolideerde ontvangsten voor 2021 177,8 miljard EUR, wat vergelijkbaar is met de aangepaste geconsolideerde ontvangsten van het voorgaande jaar (176,5 miljard EUR).

Wat de overige ontvangstencategorieën betreft, waren de belangrijkste ontwikkelingen de invoering van de nieuwe eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, een stijging van de ontvangsten uit boeten en een daling van de ontvangsten op basis van het bni:

De ontvangsten uit de nieuwe eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, die in 2021 werden ingevoerd met de inwerkingtreding van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (11), bedroegen 5,8 miljard EUR. Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.

De ontvangsten uit geldboeten stegen van 0,5 miljard EUR in 2020 tot 2,0 miljard EUR in 2021. De stijging van 1,5 miljard EUR is toe te schrijven aan zowel het hogere aantal als de hogere bedragen van de in 2021 opgelegde boeten. De belangrijkste boeten die in 2021 werden opgelegd, waren: 875 miljoen EUR die aan BMW en de Volkswagengroep (Volkswagen, Audi en Porsche) is opgelegd wegens heimelijke afspraken over de technische ontwikkeling op het gebied van de reiniging van stikstofoxiden, en 371 miljoen EUR die aan Nomura, UBS en UniCredit is opgelegd voor de deelname van een groep handelaren aan een kartel op de primaire en secundaire markt voor Europese staatsobligaties.

De ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen), de belangrijkste component van de operationele ontvangsten van de EU, daalden van 125,4 miljard EUR in 2020 tot 116,0 miljard EUR in 2021. De daling van 9,4 miljard EUR of 7,5 % houdt verband met de stijging van de andere ontvangstencategorieën (en de ontvangsten uit nieuwe eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval), aangezien met de ontvangsten op basis van het bni het deel van de begroting wordt gefinancierd dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt.

5.2.   UITGAVEN

De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door uitgaven onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze middelen maakten 119,9 miljard EUR of 54,3 % uit van de totale uitgaven van 221,0 miljard EUR in 2021 (2020: 109,7 miljard EUR of 65,9 % van de totale uitgaven). De uitsplitsing van de uitgaven onder gedeeld beheer en de relatieve gewichten ervan worden hieronder weergegeven:

Belangrijkste uitgaven onder gedeeld beheer voor het begrotingsjaar 2021

Image 8

De stijging van de uitgaven onder gedeeld beheer is voornamelijk toe te schrijven aan hogere uitgaven in verband met het EFRO en het Cohesiefonds (5,8 miljard EUR) en het ESF (3,0 miljard EUR). Dit weerspiegelt de toegenomen uitvoering tegen het einde van de programmeringsperiode van het MFK 2014-2020, evenals de tijdelijke verhoging van het medefinancieringspercentage na de uitvoering van de CRII+-maatregelen. De uitgaven in verband met het Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling en het ELGF stegen met respectievelijk 1,0 miljard EUR en 0,3 miljard EUR.

Na de succesvolle lancering van NGEU (zie punt 2) stegen de uitgaven onder direct beheer, die de begrotingsuitvoering door de Commissie, uitvoerende agentschappen en trustfondsen vertegenwoordigen, van 22,1 miljard EUR in 2020 tot 63,0 miljard EUR in 2021. De stijging van 40,9 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit van NGEU, die 42,9 miljard EUR bedroeg. De uitgaven voor direct beheer in verband met COVID-19-vaccinatieprogramma’s daalden van 1,6 miljard EUR in 2020 tot 0,7 miljard EUR in 2021.

Uitgaven onder indirect beheer vertegenwoordigen de begrotingsuitvoering door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. In 2021 bedroegen de uitgaven onder indirect beheer 10,9 miljard EUR, wat vergelijkbaar is met het bedrag van het voorgaande jaar van 11,0 miljard EUR.

5.3.   ACTIVA

Per 31 december 2021 bedroegen de totale activa 414,1 miljard EUR (2020: 280,0 miljard EUR) — de aanzienlijke stijging is toe te schrijven aan de uitbreiding van de leningsactiviteiten van het SURE-instrument en aan de leningen en voorschotten die zijn betaald in het kader van het nieuwe NGEU-instrument. De belangrijkste posten waren andere financiële activa dan geldmiddelen en kasequivalenten (188,6 miljard EUR), voorfinanciering (93,4 miljard EUR), vorderingen en verhaalbare bedragen (72,4 miljard EUR) en geldmiddelen en kasequivalenten (44,9 miljard EUR). Andere activa, ten belope van 14,7 miljard EUR, omvatten voornamelijk vaste bedrijfsmiddelen en immateriële activa.

Samenstelling van de activa op 31 december 2021

Image 9

De aanzienlijke toename van de totale activa met 134,0 miljard EUR of 47,9 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

De uitstaande leningen stegen van 93,3 miljard EUR in 2020 tot 163,6 miljard EUR in 2021. De stijging van 70,3 miljard EUR of 75,3 % is voornamelijk het gevolg van de uitgifte van verdere leningen voor financiële bijstand in het kader van het SURE-instrument (50,1 miljard EUR) en de uitgifte van leningen in het kader van de nieuwe herstel- en veerkrachtfaciliteit (18,0 miljard EUR).

De totale voorfinanciering steeg van 62,7 miljard EUR in 2020 tot 93,4 miljard EUR in 2021. De stijging van 30,7 miljard EUR of 49,0 % weerspiegelt de niet-terugvorderbare financiële steun die is verleend in het kader van de RRF (30,8 miljard EUR).

De geldmiddelen en kasequivalenten stegen van 16,7 miljard EUR in 2020 tot 44,9 miljard EUR in 2021. De stijging van 28,2 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de liquiditeit in verband met NGEU (18,0 miljard EUR op de NGEU-rekening en 1,4 miljard EUR aan middelen op de centrale kasrekening van de Commissie in afwachting van de uitbetaling aan de begroting voor MFK-programma’s). De rest van de stijging was het gevolg van het hogere bedrag aan niet-bestede betalingskredieten in 2021, boeten die aan het einde van het jaar definitief werden en extra traditionele eigen middelen die aan het einde van het jaar wel waren geïnd maar nog niet in de begroting waren opgenomen.

Terugtrekking van het VK uit de EU

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) zich teruggetrokken uit de Europese Unie. De voorwaarden van het vertrek zijn vastgelegd in een akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ook “het terugtrekkingsakkoord” of “TA” genoemd. In het kader van deze overeenkomst stemde het VK ermee in alle financiële verplichtingen na te komen die het was aangegaan toen het lid van de EU was. De overeenkomst is op 31 januari 2020 in werking getreden. Het VK zal blijven bijdragen aan de EU-begroting en gebruik blijven maken van EU-programma’s en -uitgaven van vóór 2021 alsof het een lidstaat was. Het VK zal ook bepaalde welomschreven bedragen terugkrijgen die het aan de EU-begroting heeft betaald of die de EU-begroting heeft ontvangen en die verband houden met de periode waarin het lid was. De EU brengt tweemaal per jaar verslag uit aan het VK over de verschuldigde bedragen en het VK betaalt deze maandelijks. De verslaglegging wordt jaarlijks bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

De verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord leiden voor de EU tot passiva en vorderingen die moeten worden berekend en weergegeven in de jaarrekening van de EU en hebben met name betrekking op de volgende gebieden:

eigen middelen (artikel 136);

nog betaalbaar te stellen vastleggingen (artikel 140);

mededingingsboeten (artikel 141);

verplichtingen van de Unie (artikel 142);

voorwaardelijke financiële verplichtingen en financiële instrumenten (artikelen 143 en 144);

nettoactiva van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (artikel 145);

investering van de EU in het Europees Investeringsfonds, EIF (artikel 146);

voorwaardelijke verplichtingen in verband met rechtszaken (artikel 147).

(miljoen EUR)

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2021

31.12.2020

Verschuldigd door het VK

28 620

14 751

610

43 982

49 579

Verschuldigd aan het VK

(2 229 )

(2 229 )

(2 122 )

Totaal

28 620

14 751

(1 618 )

41 753

47 456

Langlopend

17 064

14 486

(711)

30 839

40 629

Kortlopend

11 556

265

(908)

10 913

6 827

Voorfinanciering

In 2021 bedroeg de voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) 86,2 miljard EUR (2020: 55,5 miljard EUR), nagenoeg volledig betrekking hebbende op activiteiten van de Commissie. De stijging van 30,7 miljard EUR of 55,3 % houdt bijna volledig verband met de in het kader van de RRF toegekende niet-terugvorderbare steun, die resulteerde in een verhoging van de voorfinanciering in verband met direct beheer van 14,3 miljard EUR in 2020 tot 43,7 miljard EUR in 2021:

Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Image 10

Het niveau van de in het kader van MFK-programma’s toegekende voorfinanciering wordt aanzienlijk beïnvloed door de respectieve MFK-cyclus — zo zullen bijvoorbeeld aan het begin van een MFK-periode naar verwachting grote voorschotten aan de lidstaten worden betaald in het kader van het cohesiebeleid en deze bedragen blijven voor de lidstaten beschikbaar tot de afsluiting van de programma’s. Daarnaast wordt er jaarlijks een voorfinanciering uitbetaald, die binnen een jaar moet worden gebruikt of het volgende jaar wordt teruggevorderd in het kader van de jaarlijkse cyclus van afsluiting van de rekeningen. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de voorfinanciering op een passend niveau wordt gehandhaafd. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

5.4.   PASSIVA

Per 31 december 2021 bedroegen de totale passiva 496,4 miljard EUR (2020: 313,5 miljard EUR) — de forse stijging is het gevolg van de leningen die in 2021 zijn opgenomen in het kader van SURE en NGEU. De belangrijkste posten waren leningen voor NGEU en financiële bijstand (236,7 miljard EUR), verplichtingen voor pensioenen en andere verplichtingen voor personeelsbeloningen na uitdiensttreding (122,5 miljard EUR), overlopende posten (78,1 miljard EUR) en crediteuren (46,4 miljard EUR):

Samenstelling van de passiva op 31 december 2021

Image 11

De aanzienlijke stijging van 82,9 miljard EUR of 58,3 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

De opgenomen leningen stegen van 93,2 miljard EUR in 2020 tot 236,7 miljard EUR in 2021. De stijging van 143,5 miljard EUR houdt voornamelijk verband met de herstel- en veerkrachtfaciliteit (91,0 miljard EUR) en met het aangaan van nieuwe leningen in het kader van SURE (50,1 miljard EUR).

De overlopende posten stegen van 64,6 miljard EUR in 2020 tot 78,1 miljard EUR in 2021. De stijging van 13,5 miljard EUR of 20,9 % houdt voornamelijk verband met de nieuwe herstel- en veerkrachtfaciliteit (8,2 miljard EUR) en de uitvoering van het MFK 2014-2020 in het kader van het EFRO en het Cohesiefonds (1,9 miljard EUR).

De crediteurenpost is toegenomen van 32,4 miljard EUR in 2020 tot 46,4 miljard EUR in 2021. De toename van 14,0 miljard EUR of 43,2 % is voornamelijk toe te schrijven aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit (19,1 miljard EUR) en aan een daling van de te betalen bedragen op het gebied van cohesie, waarbij het bedrag van de kostendeclaraties die vóór het einde van het jaar werden ontvangen, lager was dan in het voorgaande jaar (5,3 miljard EUR).

Totaal ontvangen kostendeclaraties en ontvangen facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren

Image 12

Nettoactiva

Per 31 december 2021 waren de passiva 82,3 miljard EUR hoger dan de activa (2020: 33,4 miljard EUR). De aanzienlijke stijging van 48,9 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugvorderbare steun die in 2021 zijn opgenomen in het kader van NGEU (een stijging van de uitgaven voor direct beheer van 42,9 miljard EUR). Er zij op gewezen dat het feit dat de passiva de activa overtreffen, niet betekent dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste van toekomstige jaarlijkse begrotingen worden gebracht. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, ofschoon zij effectief in volgende jaren worden betaald en ten laste van toekomstige begrotingen worden gebracht; de overeenkomstige ontvangsten zullen pas in de toekomst worden geboekt. Afgezien van de leningen voor NGEU, die tussen 2028 en 2051 moeten worden terugbetaald, en de verplichting personeelsbeloningen, die gedurende verschillende tientallen jaren moet worden betaald, zijn de meest significante bedragen waarop moet worden gewezen de activiteiten in verband met het ELGF, waarvan het grootste deel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt betaald.

6.   POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

6.1.   HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen (12) van subsidiariteit en evenredigheid. Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, wat de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer omvat.

De EU streeft de in het Verdrag genoemde doelstellingen na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s en instrumenten worden vastgesteld. Deze programma’s en instrumenten vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het MFK wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen van alle lidstaten vastgesteld, met instemming van het Europees Parlement. Het huidige meerjarig financieel kader 2021-2027 is op 17 december 2020 goedgekeurd. Het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt aangevuld met het tijdelijke herstelinstrument NextGenerationEU.

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt opgesteld door de Commissie. Het Europees Parlement en de Raad bereiken overeenstemming (gewoonlijk medio december) over de begroting voor het volgende jaar, op basis van de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het beginsel van begrotingsevenwicht moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn vier soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten), de eigen middelen op basis van de belasting op de toegevoegde waarde (btw), de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (ingevoerd in 2021) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Andere inkomsten uit de activiteiten van de EU (bv. mededingingsboeten) vertegenwoordigen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten.

Beheersvormen

De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:

Gedeeld beheer: een groot deel van de begroting (ca. drie vierde) wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.

Direct beheer: de Commissie verzorgt ook zelf het beheer van programma’s of zij kan de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen.

Indirect beheer: daarnaast kunnen besluiten om uitgaven te doen op indirecte wijze worden beheerd middels andere organen binnen de EU of daarbuiten. In het Financieel Reglement en/of bijdrageovereenkomsten wordt vastgelegd welke controle- en verslagleggingsmechanismen door deze entiteiten in acht moeten worden genomen en welk toezicht door de Commissie wordt uitgeoefend wanneer begrotingsuitvoeringstaken worden toevertrouwd aan nationale agentschappen, de Europese Investeringsbankgroep, derde landen, internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties) en andere entiteiten (bv. gedecentraliseerde agentschappen van de EU, gemeenschappelijke ondernemingen).

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR) (13) dat van toepassing is op de algemene begroting, is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. In dit Financieel Reglement worden gedetailleerde financiële regels vastgesteld voor de uitvoering van de EU-begroting en wordt de rol omschreven van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en dat de gestelde doelen worden bereikt.

6.2.   GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

6.2.1.   Institutionele structuur

De EU beschikt over een institutioneel kader waarmee zij ernaar streeft haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen te bevorderen, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere EU-organen. Het Financieel Reglement bepaalt samen met de toepasselijke boekhoudregels welke van deze entiteiten worden opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de EU (zie toelichting 9 bij de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).

Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.

De Europese Commissie is het uitvoerend orgaan van de Europese Unie. Zij bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij staat garant voor de toepassing van de Verdragen en ziet toe op de toepassing van het recht van de Unie door de lidstaten onder toezicht van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zij oefent coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit, voert de begroting uit en beheert de programma’s.

De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten (14). Samen waken zij erover dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden worden vastgesteld in verordeningen. Deze bepalen ook de verantwoordelijkheden van en de gedetailleerde regels voor iedere instelling van de EU wat betreft haar eigen uitgaven.

6.2.2.   De governancestructuur van de Commissie

De governanceregelingen van de Commissie en de wijze waarop deze ervoor zorgen dat de Commissie functioneert als een moderne, verantwoordelijke en prestatiegerichte instelling, worden beschreven in de mededeling (15) over governance in de Europese Commissie.

De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. Als college werkt de Commissie onder de politieke aansturing van haar voorzitter, die in het kader van zijn of haar aanstelling de door hem of haar nagestreefde doelstellingen aan het Europees Parlement voorstelt in de vorm van de politieke richtsnoeren. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden.

De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan. Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij rekenschap verschuldigd zijn.

Onder het gezag van de voorzitter en in nauwe samenwerking met het lid van de Commissie dat belast is met de begroting, het personeel en de administratie, en met betrokkenheid van de presidentiële en centrale diensten, zorgt de Corporate Management Board (bestuursraad) voor coördinatie, toezicht, advies en strategische richtsnoeren.

De interne regelingen bevatten een samenhangende reeks robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich kan nemen voor de werkzaamheden van de Commissie (16).

6.2.3.   Het financieel beheer van de Commissie

Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels (17)) en dienovereenkomstig uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken die door de instelling zijn vastgesteld tot het beheren van de activiteiten die zijn gestart, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan een of twee directeuren om toezicht te houden op de uitvoering van de internecontrolesystemen.

De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen beste praktijken, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.

Krachtens het Financieel Reglement moet elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) opstellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer tijdens het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat er controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (18) is het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het financieel beheer van de EU-begroting.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector (IPSAS), valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en daarbij verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.

De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.

Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de diensten van de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde jaarrekening van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.

6.2.4.   Externe controle en kwijtingsprocedure

Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen op de juiste wijze worden besteed.

Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen — “verlenen van kwijting” genoemd — aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.

Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het kwijtingsbesluit is ook gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen in het Europees Parlement en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2021 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

Rosa ALDEA BUSQUETS

Rekenplichtige van de Europese Commissie

17 juni 2022

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ (2)

INHOUDSOPGAVE

BALANS 33
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 34
KASSTROOMOVERZICHT 35
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 37
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 38

1.

BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING 38

2.

TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS 57

3.

TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 99

4.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA 109

5.

VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN 116

6.

FINANCIEEL RISICOBEHEER 120

7.

INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN 141

8.

GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM 143

9.

CONSOLIDATIEBEREIK 143

BALANS

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Immateriële activa

2.1

769

620

Vaste bedrijfsmiddelen

2.2

12 669

11 682

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2.3

1 192

588

Financiële activa

2.4

181 874

99 214

Voorfinanciering

2.5

60 792

34 519

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6

40 642

45 813

 

 

297 938

192 434

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

2.4

6 744

13 881

Voorfinanciering

2.5

32 656

28 229

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6

31 796

28 681

Inventaris

2.7

84

80

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.8

44 860

16 742

 

 

116 141

87 613

TOTAAL ACTIVA

 

414 078

280 047

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2.9

(122 466 )

(116 020 )

Voorzieningen

2.10

(2 950 )

(3 878 )

Financiële verplichtingen

2.11

(214 974 )

(84 399 )

 

 

(340 391 )

(204 297 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Voorzieningen

2.10

(398)

(1 527 )

Financiële verplichtingen

2.11

(31 149 )

(10 649 )

Crediteuren

2.12

(46 372 )

(32 408 )

Overlopende posten

2.13

(78 068 )

(64 584 )

 

 

(155 987 )

(109 167 )

TOTAAL VERPLICHTINGEN

 

(496 377 )

(313 464 )

NETTOACTIVA

 

(82 299 )

(33 418 )

Reserves

2.14

1 325

5 062

Bij de lidstaten op te vragen bedragen  (3)

2.15

(83 624 )

(38 480 )

NETTOACTIVA

 

(82 299 )

(33 418 )

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

2021

2020

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

 

 

 

Bni-middelen

3.1

115 955

125 393

Traditionele eigen middelen

3.2

20 590

19 559

Btw-middelen

3.3

18 340

17 858

Eigen middelen kunststof

3.4

5 831

Geldboeten

3.5

1 990

452

Teruggevorderde uitgaven

3.6

1 794

1 355

Terugtrekkingsakkoord VK

3.7

1 122

47 456

Overige

3.8

6 737

7 116

 

 

172 357

219 190

 

 

 

 

Ontvangsten uit ruiltransacties

 

 

 

Financiële baten

3.9

5 092

3 434

Overige

3.10

1 497

1 404

 

 

6 589

4 838

Totale ontvangsten

 

178 946

224 028

UITGAVEN

 

 

 

Uitgevoerd door de lidstaten

3.11

 

 

Europees Landbouwgarantiefonds

 

(40 829 )

(40 461 )

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

 

(15 451 )

(14 467 )

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

 

(46 932 )

(41 118 )

Europees Sociaal Fonds

 

(16 727 )

(13 677 )

Overige

 

(4 835 )

(2 701 )

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.12

(63 000 )

(22 094 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.13

(3 154 )

(3 530 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.13

(4 512 )

(4 178 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.13

(3 225 )

(3 257 )

Personeels- en pensioenkosten

3.14

(12 417 )

(11 995 )

Financieringskosten

3.15

(4 201 )

(2 188 )

Overige uitgaven

3.16

(5 762 )

(6 946 )

Totale uitgaven

 

(221 046 )

(166 612 )

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

(42 100 )

57 416

KASSTROOMOVERZICHT

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Economisch resultaat voor het jaar

(42 100 )

57 416

Operationele activiteiten

 

 

Afschrijving

116

113

Waardevermindering

1 054

1 047

(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen

(Toename)/afname leningen

(70 259 )

(40 624 )

(Toename)/afname voorfinanciering

(30 699 )

(11 301 )

(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2 055

(50 519 )

(Toename)/afname voorraden

(4)

(12)

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

6 447

18 360

Toename/(afname) voorzieningen

(2 057 )

581

Toename/(afname) financiële verplichtingen (anders dan leningen in het kader van NGEU)

60 075

40 531

Toename/(afname) crediteuren

13 964

5 166

Toename/(afname) in overlopende posten

13 484

(2 645 )

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(1 769 )

(3 218 )

Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)

(3 257 )

(15 155 )

Overige non-cash mutaties

(1 757 )

63

Investeringsactiviteiten

 

 

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(2 307 )

(1 566 )

(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(604)

3

(Toename)/afname niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort  (19)

(4 636 )

(1 180 )

(Toename)/afname afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(629)

(62)

Financieringsactiviteiten

 

 

Toename/(afname) leningen in verband met NGEU

91 000

 

NETTOKASSTROOM

28 118

(3 004 )

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

28 118

(3 004 )

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

16 742

19 745

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

44 860

16 742

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)

Overige reserves

Reëlewaardereserve

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2019

(77 560 )

4 646

391

(72 523 )

Mutatie in reserve Garantiefonds

(173)

173

Mutaties reële waarde

105

105

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(15 155 )

(15 155 )

Overige

210

(252)

(42)

Begrotingsresultaat 2019 gecrediteerd aan de lidstaten

(3 218 )

(3 218 )

Economisch resultaat voor het jaar

57 416

57 416

SALDO OP 31.12.2020

(38 480 )

4 566

496

(33 418 )

Effect van de herziene EAR 11 (zie toelichting 1)

1 719

(3 043 )

(496)

(1 820 )

SALDO OP 01.01.2021

(36 761 )

1 523

(35 238 )

Mutatie in reserve Garantiefonds

Mutaties reële waarde

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(3 257 )

(3 257 )

Overige

262

(198)

63

Begrotingsresultaat 2020 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 769 )

(1 769 )

Economisch resultaat voor het jaar

(42 100 )

(42 100 )

SALDO OP 31.12.2021

(83 624 )

1 325

(82 299 )

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN

Opgemerkt zij dat in de volgende tabellen de bedragen betreffende het VK met betrekking tot MFK’s tot eind 2020 nog steeds onder de rubriek lidstaten zijn opgenomen, aangezien het VK zich weliswaar op 1 februari 2020 uit de Unie heeft teruggetrokken, overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord, maar financiële betrekkingen met de Unie blijft onderhouden die gelijkwaardig zijn aan die van een lidstaat voor deze perioden.

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, hierna “het Financieel Reglement” (FR) genoemd.

Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op volgens boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast door alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2021

Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld die nog niet van kracht waren op 31 december 2021.

Herziene EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2021 aanvangen

Op 17 december 2020 heeft de rekenplichtige van de Commissie de herziene EAR 11 “Financiële instrumenten” goedgekeurd, waarin de beginselen voor de financiële verslaglegging over de financiële activa en financiële verplichtingen worden vastgesteld en die is gebaseerd op de nieuwe IPSAS 41 “Financiële instrumenten”, de gewijzigde IPSAS 28 “Financiële instrumenten: presentatie” en de gewijzigde IPSAS 30 “Financiële instrumenten: informatieverschaffing” (uitgegeven in augustus 2018).

De herziene EAR 11 moet verplicht worden toegepast met ingang van 1 januari 2021, waarbij eventuele wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke toepassing op die datum moeten worden verantwoord, zodat de bedragen van de voorgaande periode niet hoeven te worden aangepast. Als gevolg daarvan zijn de per 31 december 2020 in deze rekeningen opgenomen financiële activa, financiële verplichtingen, vorderingen met tegenprestatie en rentebaten/-lasten administratief verwerkt overeenkomstig de grondslagen voor financiële verslaglegging zoals in de financiële staten van de EU voor 2020 uiteengezet in de toelichtingen 1.5.5, 1.5.8 (alleen voor ruiltransacties), 1.5.12 en 1.6.1 (alleen voor ruiltransacties).

De belangrijkste veranderingen en de gevolgen ervan voor de rekeningen van de EU 2021 zijn als volgt:

Nieuwe classificatie- en waarderingsbeginselen voor financiële activa

De herziene EAR 11 introduceert een op beginselen gebaseerde benadering voor de classificatie van financiële activa en schrijft het gebruik van twee criteria voor: het model van de entiteit voor het beheer van haar financiële activa en de contractuele kasstroomkenmerken van die activa. Afhankelijk van deze criteria worden financiële activa ingedeeld in de volgende categorieën: “financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs” (AC), “financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen” (FVNA), of “financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort” (FVSD).

Op 1 januari 2021 leidde de toepassing van de nieuwe criteria tot de herclassificatie van alle beleggingen in aandelen en schuldbewijzen van “beschikbaar voor verkoop” naar financiële activa gewaardeerd tegen FVSD. De bijbehorende reëlewaardereserve werd — binnen de nettoactiva — geherclassificeerd naar cumulatief overschot of tekort.

Nieuw model van bijzondere waardevermindering

Terwijl het vorige model van waardevermindering gebaseerd was op geleden verliezen, is in de herziene EAR 11 een toekomstgericht waardeverminderingsmodel ingevoerd dat gebaseerd is op de verwachte kredietverliezen (ECL) gedurende de levensduur van het financiële actief. Bij de ECL wordt rekening gehouden met mogelijke wanbetalingen en met de ontwikkeling van de kredietkwaliteit van de financiële activa. Het nieuwe model van bijzondere waardevermindering is van toepassing op alle tegen AC of FVNA gewaardeerde financiële activa, evenals op leningtoezeggingen en financiëlegarantiecontracten.

De toepassing van het nieuwe waardeverminderingsmodel op de als AC geclassificeerde financiële activa heeft op 1 januari 2021 met name geleid tot de opname van een bijzondere waardevermindering op de leningen voor financiële bijstand die in het kader van de MFB- en Euratom-programma’s aan partnerlanden worden verstrekt.

Boekhoudkundige verwerking van financiële garanties

In de vorige EAR 11 werden de meeste financiële garanties — met name die welke tegen geen of een nominale vergoeding worden verstrekt — administratief verwerkt in overeenstemming met de beginselen van EAR 10 “Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa” en bijgevolg ofwel als voorzieningen ofwel als voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, afhankelijk van de waarschijnlijkheid van verlies.

De herziene EAR 11 schrijft voor dat de boekhoudkundige vereisten inzake financiële garanties moeten worden toegepast op alle financiëlegarantiecontracten. De waardering van de verplichting voor financiële garanties berust op de reële waarde van de garantie bij de eerste opname en op de ontwikkeling van de verwachte kredietverliezen op de gegarandeerde schuldportefeuille. Zie toelichting 1.5.12.

Als gevolg daarvan werden op 1 januari 2021 de bestaande financiëlegarantiecontracten geherclassificeerd van de financiële voorzieningen naar de categorie financiële garantieverplichtingen en geherwaardeerd overeenkomstig de vereisten van de herziene EAR 11. Deze verandering leidde tot een toename van de financiële verplichtingen, met name met betrekking tot de garanties die in het kader van het mandaat voor externe leningen aan de EIB-groep worden verstrekt. Na de wijziging van de boekhoudkundige verwerking en de opname van de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten voor het ELM is de reserve voor het Garantiefonds — in nettoactiva tot en met 31 december 2020 — vrijgegeven voor het cumulatieve overschot of tekort.

De onderstaande tabel toont de oorspronkelijke waarderingscategorieën volgens de EAR 11 zoals toegepast op de financiële staten van de EU voor 2020 en de nieuwe waarderingscategorieën volgens de herziene EAR 11 voor de financiële activa en passiva van de Europese Unie per 1 januari 2021:

(miljoen EUR)

 

Waarderings-categorie Eerdere EAR 11

Nettoboek-waarde 31.12.2020

Waarderings-categorie Herziene EAR 11

Nettoboek-waarde 1.1.2021

Financiële activa

 

 

 

 

Verstrekte leningen

Leningen en kortlopende vorderingen

93 309

Geamortiseerde kostprijs

93 575

FVSD

2

Schuldbewijzen en eigenvermogensinstrumenten

Beschikbaar voor verkoop

19 587

FVSD

19 587

Derivatenactiva

FVSD

199

FVSD

199

Kortlopende vorderingen

Leningen en kortlopende vorderingen

3 450

Geamortiseerde kostprijs

3 485

FVSD

3 482

Geldmiddelen en kasequivalenten

Beschikbaar voor verkoop

16 742

Geamortiseerde kostprijs

16 742

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

Financiële garanties

Financiële garantieverplichting

(90)

Financiële garantieverplichting

(7 889 )

Voorzieningen (EAR 10)

(2 523 )

Opgenomen leningen

Geamortiseerde kostprijs

(93 192 )

Geamortiseerde kostprijs

(93 521 )

Andere financiële verplichtingen

Geamortiseerde kostprijs

(1 761 )

Geamortiseerde kostprijs

(1 761 )

Derivatenpassiva

FVSD

(4)

FVSD

(4)

Crediteuren

Geamortiseerde kostprijs

(32 408 )

Geamortiseerde kostprijs

(32 408 )

In de onderstaande tabel is een analyse opgenomen van het effect van de overgang naar de herziene EAR 11 op de financiële activa, kortlopende vorderingen, financiële voorzieningen en financiële verplichtingen van de Europese Unie. De tabel bevat een afstemming van de boekwaarden volgens de vorige waarderingscategorie overeenkomstig de EAR 11, zoals toegepast op de financiële staten van de EU voor 2020, op de nieuwe waarderingscategorieën bij de overgang naar de herziene EAR 11 op 1 januari 2021:

(miljoen EUR)

 

Saldo per 31.12.2020

Herclassificatie

Herwaardering

Saldo per 1.1.2021

Voor verkoop beschikbare financiële activa

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

19 587

 

 

 

Overdracht van VVB naar FVSD

 

(19 587 )

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

199

 

 

 

Overdracht van VVB naar FVSD

 

19 587

 

 

Overdracht van leningen naar FVSD

 

2

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

19 788

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (in de rekeningen van 2020: Verstrekte leningen)

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

93 309

 

 

 

Herwaardering: effectieve rentevoet

 

 

329

 

Herwaardering: verwacht kredietverlies

 

 

(60)

 

Herclassificatie naar FVSD

 

(2)

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

93 575

Totaal financiële activa

(Toelichting 2.4)

113 095

269

113 363

Kortlopende vorderingen

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

3 450

 

 

 

Herwaardering: verwacht kredietverlies

 

 

33

 

FGC — te ontvangen: herwaardering

 

 

3 484

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

6 967

Totaal kortlopende vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

3 450

3 517

6 967

Financiële voorzieningen

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

(2 523 )

 

 

 

Overdracht naar financiële verplichtingen in verband met garanties

 

2 522

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

(1)

Totaal financiële voorzieningen

(Toelichting 2.10)

(2 523 )

2 522

(1)

Financiële verplichtingen in verband met garanties

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

(90)

 

 

 

Overdracht van financiële voorzieningen

 

(2 522 )

 

 

FGC — te betalen: herwaardering

 

 

(5 277 )

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

(7 889 )

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

(94 954 )

 

 

 

Herwaardering: effectieve rentevoet

 

 

(329)

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

(95 283 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

(4)

 

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

(4)

Totaal financiële verplichtingen

(Toelichting 2.11)

(95 048 )

(2 522 )

(5 606 )

(103 175 )

Totaal effect van de herziening van de EAR 11

 

 

(1 820 )

 

In de onderstaande tabel is een analyse opgenomen van het effect van de overgang naar de herziene EAR 11 op de nettoactiva van de Europese Unie per 1 januari 2021:

(miljoen EUR)

 

Saldo per 31.12.2020

Vrijval van reserves

Andere effecten op nettoactiva

Saldo per 1.1.2021

Reserves

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

5 062

 

 

 

Vrijval reëlewaardereserve

 

(496)

 

 

Vrijval reserve Garantiefonds

 

(3 043 )

 

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

1 523

Cumulatief overschot/(tekort)

 

 

 

 

Overgedragen beginsaldo

(38 480 )

 

 

 

Vrijval reëlewaardereserve

 

496

 

 

Vrijval reserve Garantiefonds

 

3 043

 

 

Herwaardering activa en passiva

 

 

(1 820 )

 

Aangepast beginsaldo

 

 

 

(36 761 )

Totaal nettoactiva

(33 418 )

(1 820 )

(35 238 )

In de volgende tabel worden de saldovoorziening van de voorgaande periode, die is gewaardeerd overeenkomstig de EAR 11 zoals toegepast op de financiële staten van de EU voor 2020, en de overeenkomstig EAR 10 gewaardeerde financiële voorzieningen afgestemd op de nieuwe voorziening per 1 januari 2021 die wordt gewaardeerd overeenkomstig de herziene EAR 11:

(miljoen EUR)

 

31.12.2020

1.1.2021

Voorziening voor bijzondere waardevermindering/ financiële voorzieningen

Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverlies

Verwacht kredietverlies gedurende de looptijd

Totale voorziening voor bijzondere waarde-vermindering

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, waarvan:

(739)

(49)

(25)

(73)

Gesubrogeerde leningen  (20)

(726)

Andere leningen

(13)

(49)

(25)

(73)

Kortlopende vorderingen

(190)

 

(156)

(156)

Financiëlegarantiecontracten

(2 523 )

(859)

(5 143 )

(6 002 )

1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.

De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.

1.3.   CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van entiteiten die onder de consolidatie vallen, zijnde momenteel 55 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming (2020: 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming), is te vinden in toelichting 9. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die van het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS i.l.) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).

Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als “kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2021 zijn acht entiteiten ingedeeld als dergelijke kleine entiteiten (2020: acht entiteiten).

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

1.4.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten worden jaarlijks samengesteld overeenkomstig artikel 243 van het Financieel Reglement. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

1.4.1.   Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB):

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2021

31.12.2020

Valuta

31.12.2021

31.12.2020

BGN

1,9558

1,9558

PLN

4,5969

4,5597

CZK

24,8580

26,2420

RON

4,949

4,8683

DKK

7,4364

7,4409

SEK

10,2503

10,0343

GBP

0,8403

0,8990

CHF

1,0331

1,0802

HRK

7,5156

7,5519

JPY

130,3800

126,4900

HUF

369,1900

363,8900

USD

1,1326

1,2271

1.4.2.   Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico’s verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting bij de financiële instrumenten zijn opgenomen, de voorziening voor bijzondere waardevermindering van financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en voor verplichtingen inzake financiëlegarantiecontracten, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.

1.5.   BALANS

1.5.1.   Immateriële activa

Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, verhuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn of afgescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

Aangekochte immateriële activa worden gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern ontwikkelde immateriële activa worden op de balans opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (drie tot elf jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.

1.5.2.   Vaste bedrijfsmiddelen

Alle materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de verdeling van de kosten minus de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Soort actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 % tot 10 %

Ruimte-objecten

8 % tot 25 %

Materieel en apparatuur

10 % tot 25 %

Meubilair en wagenpark

10 % tot 25 %

Computerhardware

25 % tot 33 %

Overige

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.

Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.

Operationele leases zijn leases waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als last op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.

1.5.3.   Waardevermindering van niet-financiële activa

Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste eenmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4.   Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op (“verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD ingedeeld.

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

1.5.5.   Financiële activa

Classificatie bij eerste opname

De classificatie is afhankelijk van twee criteria:

Het model voor het beheer van financiële activa. Dit vereist een beoordeling van de wijze waarop de EU de financiële activa beheert om kasstromen te genereren en haar doelstellingen te verwezenlijken en van de wijze waarop zij de resultaten op financiële activa evalueert.

De contractuele kasstroomkenmerken van de activa. Dit vereist een beoordeling van de vraag of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op de uitstaande hoofdsom zijn. De rente is de vergoeding voor de tijdswaarde van geld, het kredietrisico en andere met kredietverlening samenhangende basisrisico’s en -kosten.

Na beoordeling op basis van deze criteria kunnen de financiële activa in drie categorieën worden ingedeeld: financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen (“FVNA”) of financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Financiële activa met contractuele kasstromen die uitsluitend de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, worden ingedeeld op basis van het beheersmodel van de entiteit. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen, worden de financiële activa geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als om de financiële activa te verkopen, is de classificatie FVNA. Indien het beheersmodel verschilt van deze twee modellen (bv. de financiële activa worden aangehouden voor handelsdoeleinden of in een portefeuille die wordt beheerd en beoordeeld op basis van de reële waarde), worden de financiële activa als FVSD geclassificeerd.

Financiële activa met contractuele kasstromen die niet alleen de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, maar ook leiden tot blootstelling aan andere risico’s en volatiliteit dan bij een basisleningsovereenkomst (bv. veranderingen in aandelenkoersen), worden geclassificeerd als FVSD, ongeacht het beheersmodel.

Bij de eerste opname deelt de EU de financiële activa als volgt in:

i)   Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

De EU deelt in deze categorie in:

geldmiddelen en kasequivalenten;

verstrekte leningen (met inbegrip van termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden);

vorderingen met tegenprestatie, met uitzondering van de vordering in verband met financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort.

Deze niet-afgeleide financiële activa voldoen aan twee voorwaarden: het beheersmodel van de EU bestaat erin deze aan te houden om de contractuele kasstromen te ontvangen. Bovendien zijn er op bepaalde dagen contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen.

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen onder vlottende activa, met uitzondering van de activa met een looptijd van meer dan twaalf maanden na de verslagdatum.

ii)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen

Deze niet-afgeleide financiële activa hebben contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen. Daarnaast bestaat het beheersmodel erin de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen.

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

De EU beschikt op 31 december 2021 niet over dergelijke activa.

iii)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

De EU classificeert de volgende financiële activa als FVSD omdat de contractuele kasstromen niet alleen de hoofdsom en de rente op de hoofdsom vertegenwoordigen:

derivaten;

aandelenbeleggingen en beleggingen in geldmarktfondsen of in gepoolde portefeuillefondsen;

andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen).

Daarnaast classificeert de EU de schuldbewijzen die zij aanhoudt als FVSD omdat de portefeuilles van schuldbewijzen worden beheerd en geëvalueerd op basis van de reële waarde van de portefeuille (bv. gemeenschappelijk voorzieningsfonds overeenkomstig artikel 212 van het Financieel Reglement).

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

Eerste opname en waardering

Aankopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener.

Financiële activa worden de eerste keer gewaardeerd tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname vermeerderd met de transactiekosten. In het geval van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden de transactiekosten opgenomen onder de uitgaven in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs, tenzij de transactie niet marktconform is, d.w.z. tegen geen of een nominale vergoeding plaatsvindt ten behoeve van overheidsbeleid. In een dergelijk geval is het verschil tussen de reële waarde van het financiële instrument en de transactieprijs een niet-ruilcomponent die als uitgave in de staat van de financiële resultaten wordt opgenomen. In deze situatie wordt de reële waarde van een financieel actief afgeleid uit actuele markttransacties voor een gelijkwaardig instrument. Indien er geen actieve markt voor het instrument bestaat, wordt de reële waarde vastgesteld op basis van een waarderingstechniek waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens van waarneembare markten.

Wanneer een langlopende lening renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige kasontvangsten, gedisconteerd tegen de geldende marktrente voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en leningen voor financiële bijstand worden bij eerste opname gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, waarbij de transactieprijs wordt beschouwd als de reële waarde van de lening. De redenen hiervoor staan hieronder vermeld:

De “marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de “optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de leningsactiviteiten van de EU te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs volgens de effectieverentemethode.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve, met uitzondering van wisselkoersverschillen op monetaire activa, die in de staat van de financiële resultaten worden opgenomen.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde (waaronder die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta en eventuele rentebaten) worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.

Reële waarde bij waardering na eerste opname

De reële waarde van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Waardevermindering van financiële activa

De EU bepaalt en verantwoordt de bijzondere waardevermindering voor verwachte kredietverliezen op financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen.

De te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL) zijn de contante waarde van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de kasstromen die de EU verwacht te ontvangen. De te verwachten kredietverliezen omvatten redelijke en gefundeerde informatie die zonder ongerechtvaardigde kosten of inspanningen op de verslagdatum beschikbaar is.

De te verwachten kredietverliezen worden bepaald met behulp van een model met drie fasen waarbij rekening wordt gehouden met kansgewogen wanbetalingsgebeurtenissen tijdens de levensduur van het financiële actief en met de ontwikkeling van het kredietrisico sinds de creatie van het financiële actief. Bij leningen is de initiëring de datum van de onherroepelijke leningtoezegging.

Indien er sinds de creatie of de initiëring geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), is het waardeverminderingsverlies de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen in de twaalf maanden na de verslagdatum (“binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”). Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico sinds de creatie of de initiëring (“fase 2”), of indien er objectief bewijs voorhanden is van een kredietwaardigheidsvermindering (“fase 3”), is het waardeverminderingsverlies gelijk aan de te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit mogelijke wanbetalingsgebeurtenissen gedurende de gehele levensduur van het financiële actief (“tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”) (zie toelichting 6.5).

In het geval van activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de boekwaarde van het actief verminderd met het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen dat in de staat van de financiële resultaten is opgenomen. In het geval van activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen wordt de voorziening voor verliezen opgenomen in de nettoactiva/het eigen vermogen en vermindert zij niet de boekwaarde van het financiële actief in het overzicht van de financiële positie. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

a)   Leningen aan overheden

De EU beoordeelt de waardevermindering van leningen in de context van de aard van de financiering van de EU en haar unieke institutionele status.

In het geval van waardevermindering van leningen aan niet-lidstaten berekent de EU de verwachte kredietverliezen aan de hand van externe kredietkwaliteitsgegevens, waarbij zij echter rekening houdt met haar status van preferente crediteur, wat het kredietrisico vermindert. Voor de berekening van de contante waarde is de disconteringsvoet de oorspronkelijke effectieve rentevoet van de lening. Indien een lening een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract.

Bij leningen aan lidstaten heeft de EU nooit bijzondere waardeverminderingsverliezen geleden of met wanbetalingen te maken gehad. Bij deze leningen houdt de EU niet alleen rekening met haar status van preferente crediteur, maar ook met de betrekkingen met haar lidstaten. Deze twee elementen garanderen in beginsel de volledige terugbetaling van de leningen aan de lidstaten op de vervaldatum. De EU is daarom van mening dat de te verwachten kredietverliezen op leningen aan lidstaten verwaarloosbaar zijn en dat een statistische benadering voor de berekening van te verwachten kredietverliezen niet geschikt is voor deze leningen. Derhalve worden in de staat van de financiële resultaten voor de leningen aan lidstaten geen te verwachten kredietverliezen opgenomen.

b)   Kortlopende vorderingen

De EU bepaalt het waardeverminderingsverlies op het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen aan de hand van praktische oplossingen (bv. voorzieningenmatrix).

c)   Geldmiddelen en kasequivalenten

De EU houdt geldmiddelen en kasequivalenten aan op lopende bankrekeningen en termijndeposito’s tot drie maanden. De liquide middelen worden aangehouden bij banken met een zeer hoge kredietrating (zie toelichting 6.5), zodat de kans op wanbetaling zeer klein is. Gezien de korte looptijd en de kleine kans op wanbetaling zijn de te verwachten kredietverliezen op geldmiddelen en kasequivalenten verwaarloosbaar. Bijgevolg wordt er geen voorziening voor bijzondere waardevermindering opgenomen voor kasequivalenten.

Niet langer opnemen in de balans

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen. Verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen en in overschot of tekort worden op de transactiedatum ervan opgenomen.

1.5.6.   Inventaris

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van voorraden van gereed product en onderhanden werk omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of actuele vervangingswaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7.   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.

Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van “financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De bijdragen aan EU-trustfondsen (zoals opgericht bij artikel 234 van het Financieel Reglement) die niet met de Europese Commissie worden geconsolideerd of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

1.5.8.   Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, met uitzondering van bepaalde te ontvangen bedragen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen uit ruiltransacties opgevoerd.

1.5.9.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.5.10.   Personeelsbeloningen

De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijnbeloningen en vergoedingen na uitdiensttreding.

Kortetermijnpersoneelsbeloningen

Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.

Vergoedingen na uitdiensttreding

Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kader van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan — uitgesplitst in twee regelingen — en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.

i.

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren (“de pensioenregeling”): de onder deze notioneel gefinancierde regeling (21) toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of hebben gewerkt bij de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.

ii.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV): via dit stelsel biedt de EU dekking van ziektekosten aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan “inactieven” (gepensioneerden, wezen enz.), worden als “personeelsbeloningen na uitdiensttreding” ingedeeld.

De EU biedt ook voordelen na uitdiensttreding aan de leden en voormalige leden van de EU-instellingen via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden onder de rubriek “Andere pensioenstelsels” opgenomen. De desbetreffende regelingen gelden voor de leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.

Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, discontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (“projected unit credit method”). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door discontering van de geraamde toekomstige uitgaande kasstromen op basis van de rentevoet van staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na 10 dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.

Om de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten derhalve lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.

Herwaarderingen in de nettoverplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.

De EU neemt de netto rentelasten (-baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post “Personeels- en pensioenkosten”.

Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, rechtstreeks opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.

1.5.11.   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen worden geen voorzieningen opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.

1.5.12.   Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten.

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden (EU-obligaties, EU-deposito’s en kortlopend EU-schuldpapier). Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, zijn niet materieel en worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

De EU neemt een verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten op wanneer zij een contract afsluit op grond waarvan de EU verplicht is bepaalde betalingen te verrichten om de garantiehouder te compenseren voor een door hem geleden verlies omdat een bepaalde debiteur zijn betalingsverplichting uit hoofde van de oorspronkelijke of herziene voorwaarden van een schuldbewijs niet nakomt. Wanneer de EU op grond van het garantiecontract betalingen moet verrichten naar aanleiding van prijsveranderingen in financiële instrumenten of veranderingen in andere onderliggende waarden, is het garantiecontract een derivaat, d.w.z. een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Alle andere garantiecontracten worden geboekt als financiële voorzieningen.

Verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten worden de eerste keer opgenomen tegen reële waarde. Dit is de netto contante waarde van de te ontvangen premie, indien deze marktconform is. Wanneer geen garantieopslag in rekening wordt gebracht of wanneer de vergoeding niet de reële waarde is, wordt de reële waarde bepaald op basis van de genoteerde prijzen op een actieve markt voor financiëlegarantiecontracten die gelijkwaardig zijn aan het contract waarop de financiële garantieverplichting betrekking heeft, indien beschikbaar, of met behulp van een waarderingstechniek. Indien de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald door directe waarneming van een actieve markt of door middel van een andere waarderingstechniek, wordt de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten de eerste keer gewaardeerd tegen het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

De waardering na eerste opname hangt af van de ontwikkeling van de blootstelling aan kredietrisico die voortvloeit uit de financiële garantie. Indien er geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is. Indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het kredietrisico (“fase 2”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is (zie toelichting 6.5).

Financiële verplichtingen worden opgenomen onder de niet-vlottende passiva, tenzij de looptijd binnen twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. Financiëlegarantiecontracten worden opgenomen onder de kortlopende verplichtingen, tenzij de EU een onvoorwaardelijk recht heeft om de afwikkeling van de verplichting uit te stellen tot ten minste twaalf maanden na de verslagdatum.

EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie (de trustfondsen Madad en Colombia) worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld onder de financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donoren in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van bestuur van het trustfonds.

1.5.13.   Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden opgenomen als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten worden de crediteuren gewaardeerd op het subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige subsidiabele uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

1.5.14.   Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst wel is verleend of de goederen wel zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Bovendien worden, indien er een factuur is opgesteld maar de diensten nog niet zijn verleend of de goederen nog niet zijn geleverd, aan het einde van het jaar de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer er een vooruitbetaling heeft plaatsgevonden voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.

1.6.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.6.1.   Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op de volgende niet-ruiltransacties:

Eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het “opgevraagde bedrag”. Omdat de eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval zijn gebaseerd op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate er veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is vastgesteld en officieel ter kennis van de betrokkene is gebracht. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben beboete entiteiten twee maanden de tijd om:

a)

hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU, of

b)

hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 VWEU). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken staan. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van de Europese Unie zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een garantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven.

De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen en rentebedragen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer een financieel actief of een groep verwante financiële activa als activa met verminderde kredietwaardigheid wordt beschouwd (“fase 3”), worden de rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden en soortgelijke uitkeringen worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

Baten en lasten uit financiële activa met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Deze post heeft betrekking op de reëlewaardewinsten (baten) en reëlewaardeverliezen (lasten) uit deze financiële activa, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta. In het geval van rentedragende financiële activa omvat dit ook rente. Zie ook toelichting 3.9.

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

De baten uit financiëlegarantiecontracten (garantieopslag) worden opgenomen gedurende de periode waarin de EU bereid is de houder van het financiëlegarantiecontract te compenseren voor het kredietverlies dat hij kan lijden. Bij het toegepaste amortisatieschema wordt rekening gehouden met het tijdsverloop en de omvang van de gegarandeerde blootstelling. Baten uit financiëlegarantiecontracten omvatten ook de amortisatie van financiëlegarantiecontracten wanneer de garantie tegen geen of een nominale vergoeding is verstrekt.

1.6.2.   Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: i) rechten, ii) overdrachten bij overeenkomst en subsidies, alsmede iii) bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de prestaties zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.7.1.   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

1.7.2.   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist is om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

1.8.   KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dit betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de operationele activiteiten, en baten of lasten die verband houden met investeringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investerings- of financieringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere investeringen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Investeringsactiviteiten omvatten geen leningen die aan begunstigden zijn verstrekt, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarmee van de dagelijkse activiteiten van de EU. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

Financieringsactiviteiten zijn activiteiten die resulteren in wijzigingen in de omvang en samenstelling van de opgenomen leningen, met uitzondering van leningen die aan begunstigden worden verstrekt op back-to-back-basis of voor de verwerving van vaste bedrijfsmiddelen (die zijn opgenomen onder operationele activiteiten).

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

Brutoboekwaarde op 31.12.2020

1 409

Toevoegingen

276

Vervreemdingen

(32)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

(18)

Brutoboekwaarde op 31.12.2021

1 636

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2020

(789)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(119)

Teruggeboekte afschrijving

3

Vervreemdingen

36

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

3

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2021

(867)

Nettoboekwaarde op 31.12.2021

769

Nettoboekwaarde op 31.12.2020

620

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2.   VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos), en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de rubriek “Activa in aanbouw”. De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Voor Galileo zijn in december 2021 twee satellieten gelanceerd. Zij zullen naar verwachting in de eerste helft van 2022 operationeel worden verklaard. Tegelijkertijd werd een nieuwe generatie 1.7 van de grondinfrastructuur met succes uitgerold. De constellatie omvat momenteel 26 satellieten. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen (waarvan 6 reservesatellieten). De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2021 gewaardeerd op 3 413 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2020: 2 145 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 1 344 miljoen EUR (2020: 1 872 miljoen EUR).

Voor Copernicus is satelliet 6A in juni 2021 operationeel verklaard. De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 937 miljoen EUR (2020: 877 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 2 115 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2020: 1 894 miljoen EUR).

De vaste activa in verband met de Egnos-grondinfrastructuur ten belope van 130 miljoen EUR (2020: 24 miljoen EUR) zijn eveneens opgenomen onder de rubriek “Ruimteactiva”. Voorts bedragen de Egnos-activa in aanbouw 189 miljoen EUR (2020: 273 miljoen EUR).

VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

(miljoen EUR)

 

Grond en gebouwen

Ruimte- objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2020

5 924

5 670

546

272

727

332

2 650

4 748

20 868

Toevoegingen

100

269

45

19

114

20

9

1 472

2 049

Vervreemdingen

(12)

(24)

(12)

(60)

(7)

(7)

(122)

Overdrachten tussen categorieën van activa

535

1 791

1

1

(0)

2

(0)

(2 329 )

0

Overige mutaties

(0)

0

(1)

(1)

Brutoboekwaarde op 31.12.2021

6 547

7 730

568

281

781

347

2 651

3 890

22 793

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2020

(3 676 )

(2 625 )

(465)

(203)

(557)

(259)

(1 402 )

 

(9 186 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(187)

(625)

(38)

(16)

(84)

(23)

(92)

 

(1 065 )

Teruggeboekte afschrijving

5

0

0

6

0

 

10

Vervreemdingen

12

24

11

55

7

7

 

116

Overdrachten tussen categorieën van activa

(0)

(0)

(0)

0

0

 

(0)

Overige mutaties

0

0

(0)

(1)

 

(1)

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2021

(3 846 )

(3 250 )

(479)

(208)

(581)

(276)

(1 487 )

 

(10 126 )

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2021

2 701

4 480

89

73

199

72

1 164

3 890

12 669

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2020

2 249

3 045

81

69

170

73

1 248

4 748

11 682

2.3.   BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners.

In 2021 hebben de aandeelhouders van het EIF ingestemd met een kapitaalverhoging van 4,5 miljard EUR tot 7,4 miljard EUR. Het op 31 december 2021 geplaatste kapitaal bedraagt 7,3 miljard EUR (terwijl nog eens 70 miljoen EUR is toegestaan maar nog niet is geplaatst). Deze verhoging zal het EIF in staat stellen een sleutelrol te spelen bij de uitrol van InvestEU, het investeringsprogramma van de EU voor 2021-2027 (zie toelichting 4.1.1). Het zal ook bijdragen tot de respons op de COVID-19-crisis, waarbij het EIF ook aanzienlijke pakketten ter ondersteuning van kleine ondernemingen in heel Europa invoert. De EU heeft aan de kapitaalverhoging deelgenomen met een bijdrage van 372 miljoen EUR. Op 31 december 2021 had de EU een belang van 30 % in het EIF (2020: 29,7 %) en 30 % van de stemrechten (2020: 29,7 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijks nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

(miljoen EUR)

 

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2020

588

Bijdragen

372

Ontvangen dividenden

Aandeel van het nettoresultaat

169

Aandeel in de nettoactiva

63

Belang op 31.12.2021

1 192

De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

5 187

3 256

Passiva

(1 213 )

(1 277 )

Ontvangsten

781

322

Uitgaven

(217)

(194)

Overschot/(tekort)

564

129

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Nettoactiva van de geassocieerde deelneming

3 974

1 979

Belang EC in EIF

30,0  %

29,7  %

Boekwaarde

1 192

588

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2021 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

(miljoen EUR)

 

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

7 300

2 190

Volgestort

(1 460 )

(438)

Niet-opgevraagd

5 840

1 752

2.4.   FINANCIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

160 214

82 887

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort  (22)

2.4.2

21 660

16 327

 

 

181 874

99 214

Kortlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

3 353

10 422

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort  (22)

2.4.2

3 391

3 459

 

 

6 744

13 881

Totaal

 

188 618

113 095

2.4.1.   Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU) en financiële bijstand

2.4.1.1

163 392

93 193

Andere leningen

2.4.1.2

176

116

Totaal

 

163 568

93 309

Langlopend

 

160 214

82 887

Kortlopend

 

3 353

10 422

2.4.1.1.   Leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU) en financiële bijstand

(miljoen EUR)

 

RRF (NGEU)

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2020

39 503

47 396

201

5 813

279

93 193

Herziening van EAR 11

420

(114)

(1)

(27)

(1)

276

Nieuwe leningen (nominaal)

17 970

50 137

9 750

1 665

100

79 622

Aflossingen

(9 750 )

(14)

(29)

(9 793 )

Veranderingen in boekwaarde

8

507

(144)

0

(24)

347

Veranderingen in afwaardering

(243)

(11)

(254)

Totaal op 31.12.2021

17 978

90 567

47 138

201

7 170

338

163 392

Langlopend

17 970

90 502

43 969

200

7 132

314

160 087

Kortlopend

8

65

3 169

1

38

24

3 305

De nominale waarde van de leningen op 31 december 2021 bedraagt 162 394 miljoen EUR, waarvan 144 424 miljoen EUR betrekking heeft op leningen voor financiële bijstand (2020: 92 565 miljoen EUR) en 17 970 miljoen EUR voor RRF (2020: geen). De aanzienlijke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar is toe te schrijven aan verdere leningen in het kader van SURE en de lancering van de RRF (NGEU) in 2021.

De regel “Herziening van EAR 11” toont het effect van de herziene EAR 11 op de leningbedragen per 1 januari 2021. Voor SURE, EFSM en BB heeft het effect betrekking op de toepassing van de effectieverentemethode. Voor MFB en Euratom heeft het effect betrekking op de toepassing van de effectieve rentevoet en de voorziening voor bijzondere waardevermindering per 1 januari 2021.

Effect van de effectieve rentevoet: de bovengenoemde programma’s, met uitzondering van RRF (NGEU), worden uitgevoerd op “back-to-back”-basis. Dit betekent dat de premies, kortingen, rente en transactiekosten van de EU voor het opnemen van leningen aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht. Bijgevolg is de effectieve rentevoet van een lening de effectieve rentevoet van de lening waarmee de verstrekte lening is gefinancierd. De premies of kortingen op transacties inzake opgenomen leningen en het in rekening brengen daarvan aan de begunstigden van de lening werden voorheen rechtstreeks opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Door toepassing van de effectieverentemethode zijn de nog af te schrijven premies en kortingen per 1 januari 2021 opgeteld bij de uitstaande opgenomen en verstrekte leningen. Het netto-effect op de cumulatieve resultaten is nihil. De nog af te schrijven premies en kortingen worden nu afgeschreven tot het einde van de looptijd.

Effect van de voorziening voor bijzondere waardevermindering: deze voorziening is berekend met gebruikmaking van een model voor te verwachten kredietverliezen, met toepassing van het beleid voor bijzondere waardevermindering van leningen (zie toelichting 6.5). De Commissie heeft derhalve per 1 januari 2021 een voorziening voor bijzondere waardevermindering opgenomen voor te verwachten kredietverliezen op MFB- en Euratom-leningen.

De regel “Veranderingen in afwaardering” komt overeen met de herwaardering van de te verwachten kredietverliezen per 31 december 2021.

De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

Herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF)

In 2021 heeft de EU de RRF opgezet als een tijdelijk instrument om de economieën van de lidstaten te helpen zich van de coronapandemie te herstellen en de groene en de digitale transitie op te vangen. In het kader van het EU-herstelinstrument (NGEU) leent de Commissie middelen die de RRF gebruikt om hervormingen en investeringen van de lidstaten te financieren. Deze moeten in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de EU en moeten de uitdagingen aanpakken die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester voor de coördinatie van het economisch en sociaal beleid. De financiering kan worden verstrekt in de vorm van een lening (terugbetaalbare steun) of een subsidie (niet-terugvorderbare steun, zie toelichting 2.5). De lidstaten kunnen financiering ontvangen tot een tevoren overeengekomen toewijzing voor leningen en subsidies. Om voor de steun in aanmerking te komen, moeten de lidstaten hun nationale herstel- en veerkrachtplannen indienen bij de Europese Commissie. In elk plan worden de hervormingen en investeringen beschreven die vóór eind 2026 moeten worden uitgevoerd en worden duidelijke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld die door de Europese Commissie moeten worden geanalyseerd en door de Europese Raad moeten worden goedgekeurd. De RRF-leningen kunnen tot en met 31 december 2026 worden uitbetaald nadat de overeengekomen mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt. Tot 31 december 2021 kon de Commissie echter tot 13 % van de goedgekeurde leningbedragen voorschieten om een economisch herstel op gang te brengen.

Op 31 december 2021 waren leningsovereenkomsten ten bedrage van 153,2 miljard EUR ondertekend. Daarvan heeft de Commissie 18 miljard EUR uitbetaald. Er is geen back-to-backrelatie tussen de RRF-leningen en de voor NGEU opgenomen leningen (zie toelichting 2.11).

Steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE)

SURE is een Europees instrument om mensen aan het werk te houden en banen te behouden die getroffen zijn door de coronapandemie. Het instrument stelt de lidstaten in staat financiële bijstand van de EU te vragen voor de financiering van plotse, forse toenamen van de nationale overheidsuitgaven in verband met nationale regelingen voor arbeidstijdverkorting en soortgelijke maatregelen, ook voor zelfstandigen, of met gezondheidsgerelateerde maatregelen, in het bijzonder op de werkplek, in reactie op de crisis. In het kader van SURE kan tot 100 miljard EUR financiële bijstand worden verleend in de vorm van leningen aan getroffen lidstaten. Het instrument wordt geschraagd door 25 miljard EUR aan garanties die de lidstaten aan de Commissie hebben verstrekt voor de terugbetaling van de desbetreffende leningen. Overeenkomstig Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (23) kan de Commissie pas een leningsovereenkomst met een lidstaat sluiten nadat de Commissie een uitvoeringsbesluit voor financiële bijstand in het kader van SURE heeft voorgesteld en de Raad dat heeft goedgekeurd.

Op 31 december 2021 had de Raad leningsovereenkomsten voor 94,3 miljard EUR aan financiële bijstand goedgekeurd en had de Commissie deze ondertekend. Daarvan had de Commissie 89,6 miljard EUR uitbetaald aan de lidstaten (nominale bedragen). De resterende bedragen op grond van ondertekende leningsovereenkomsten worden in 2022 uitbetaald.

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

Het EFSM maakte het mogelijk financiële bijstand aan een lidstaat te verlenen in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. Het EFSM zal naar verwachting geen nieuwe financieringsprogramma’s aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten sluiten. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Betalingsbalans (BB)

Dit is een financieel beleidsinstrument dat de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen, financiële bijstand op middellange termijn biedt. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag aan in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Macrofinanciële bijstand (MFB)

MFB is is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. De voor deze leningen opgenomen leningen worden in eerste instantie door het Garantiefonds en vervolgens door de EU-begroting gegarandeerd.

In 2021 zijn aanvullende leningen van 1,7 miljard EUR uitbetaald, waarvan 0,6 miljard EUR aan Oekraïne. Een bedrag van 0,6 miljard EUR uit ondertekende leningsovereenkomsten dat aan voorwaarden onderworpen is, is niet opgevraagd.

Op 31 december 2021 bedroeg de voorziening voor bijzondere waardevermindering voor MFB-leningen 293 miljoen EUR, waarvan 197 miljoen EUR betrekking heeft op de leningen aan Oekraïne (in totaal 4,4 miljard EUR (nominale waarde) aan het einde van het jaar). Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) wordt bij deze voorziening voor bijzondere waardevermindering geen rekening gehouden met de niet tot aanpassing van de jaarrekening leidende gebeurtenissen na balansdatum in verband met de oorlog in Oekraïne in 2022 (zie toelichting 8), maar alleen met de aanzienlijke toename van het risico eind 2021.

Leningen van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Van de totale uitstaande Euratom-leningen op 31 december 2021 heeft 300 miljoen EUR (nominale waarde) betrekking op leningen aan Oekraïne, waarvoor een voorziening voor bijzondere waardevermindering van 13 miljoen EUR is opgenomen. Op 31 december 2021 had de Commissie garanties van derden ontvangen voor een bedrag van 350 miljoen EUR (2020: 279 miljoen EUR) ter dekking van Euratom-leningen. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2021

31.12.2020

RRF (NGEU)

0,11  % — 0,12  %

SURE

(0,48 ) % —0,77  %

0,00  % — 0,30  %

EFSM

(0,03 ) % —3,79  %

0,50  % — 3,75  %

BB

2,95  %

2,88  %

MFB

(0,14 ) % — 3,70  %

0,00  % — 3,69  %

Euratom

(0,08 ) % — 1,66  %

0,00  % — 5,76  %

De cijfers voor 2020 hebben betrekking op de nominale rentevoet en de cijfers voor 2021 op de werkelijke rentevoet overeenkomstig de herziene EAR 11.

2.4.1.2.   Andere leningen

Deze omvatten drie soorten leningen:

a)

Leningen van 74 miljoen EUR per 31 december 2021 (2020: 75 miljoen EUR) toegekend uit EU-begrotingsprogramma’s (bv. het MEDA-programma Europees-mediterraan partnerschap en het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie).

b)

Leningen in wanbetaling die oorspronkelijk door uitvoerende partners werden verstrekt, waarbij de Commissie een beroep op de garantie heeft uitbetaald en nu over de terugvorderingsrechten beschikt (gesubrogeerde leningen). Op 31 december 2021 bezat de Commissie de terugvorderingsrechten voor 855 miljoen EUR aan dergelijke leningen (inclusief opgelopen rente). Na inaanmerkingneming van de te verwachten kredietverliezen bedraagt de op de balans opgenomen boekwaarde echter 48 miljoen EUR. Deze leningen zijn verstrekt door de EIB en gegarandeerd door de EFSI- en ELM-programma’s.

c)

Termijndeposito’s van 54 miljoen EUR met een looptijd van meer dan drie maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.

2.4.2.   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (FVSD)

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten  (24)

2.4.2.1

24 223

19 587

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD derivaten

2.4.2.2

828

199

Totaal

 

25 051

19 786

Langlopend

 

21 660

16 327

Kortlopend

 

3 391

3 459

2.4.2.1.   Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per soort

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Schuldbewijzen

19 326

14 862

Geldmarktfondsen en beleggingen in gepoolde portefeuilles

2 513

3 038

Andere beleggingen in aandelen

2 384

1 686

Totaal

24 223

19 587

Langlopend

20 834

16 134

Kortlopend

3 390

3 453

De cijfers voor 2020 hebben betrekking op bedragen die in de geconsolideerde jaarrekening 2020 van de EU zijn geclassificeerd als voor verkoop beschikbare activa.

Schuldbewijzen zijn voornamelijk overheidsobligaties en bedrijfsobligaties. Deze beleggingen worden aangehouden in de fondsen (portefeuilles) die worden beheerd door de Commissie, of door de EIB namens de EU, en hebben voornamelijk betrekking op het GVF, H2020, BUFI en het Innovatiefonds (zie hieronder). De prestaties van de activaportefeuilles worden beoordeeld op basis van de reële waarde (marktwaarde).

Geldmarktfondsen zijn beleggingsfondsen die beleggen in kortlopende schuldbewijzen (bv. het Unitair Fonds van de EIB). De beleggingen in gepoolde portefeuilles zijn EU-middelen van de CEF- en H2020-programma’s die worden gecombineerd met de middelen van de lidstaten uit het NER300-programma. Zij worden gebruikt om garanties te verstrekken voor de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB.

De “Andere beleggingen in aandelen” hebben voornamelijk betrekking op het beleggen van EU-begrotingsmiddelen — via uitvoerende partners — in durfkapitaal of andere soorten beleggingsfondsen om EU-beleidsdoelstellingen na te streven. Bijvoorbeeld verbetering van de toegang tot financiering voor startende kmo’s, onderzoek en innovatie, en infrastructuur zowel binnen als buiten de EU.

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per programma

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Innovatiefonds

4 195

BUFI-beleggingen

1 257

1 598

EGKS in liquidatie

1 382

1 445

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

188

188

EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel

69

73

 

7 091

3 304

Fondsen voor begrotingsgaranties:

 

 

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

11 272

EFSI-garantiefonds

7 526

Garantiefonds voor externe acties

2 794

EFSD-garantiefonds

692

 

11 272

11 012

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

 

 

Horizon 2020

3 342

3 097

Connecting Europe Facility

762

764

EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

684

533

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

213

163

Green for Growth Fund (GGF)

146

143

Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie

107

104

Overige

606

467

 

5 861

5 271

Totaal

24 223

19 587

Langlopend

20 834

16 134

Kortlopend

3 390

3 453

De cijfers voor 2020 hebben betrekking op bedragen die in de geconsolideerde jaarrekening 2020 van de EU zijn geclassificeerd als voor verkoop beschikbare activa.

Innovatiefonds (IF)

Het Innovatiefonds is opgericht bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (25) tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, waarbij een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie is vastgesteld. Het ondersteunt innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën en processen in bepaalde economische sectoren. Het Innovatiefonds ontvangt zijn middelen uit de opbrengsten van de geleidelijke tegeldemaking van 450 miljoen emissierechten en van eventuele niet-bestede middelen uit de 300 miljoen emissierechten die beschikbaar zijn voor het NER300-programma (zie toelichting 3.8). Het fonds is in 2020 van start gegaan, maar de bedragen werden in contanten aangehouden. Vanaf 2021 beheert de EIB de middelen van het Innovatiefonds door deze in obligaties te beleggen.

BUFI-beleggingen

De Commissie heeft het Fonds voor geldboeten (BUFI) opgericht om de gelden te beheren die zij voorlopig ontvangt voor mededingingsboeten waartegen beroep is ingesteld. Tot de definitieve rechterlijke beslissing belegt de Commissie het geld in schuldinstrumenten.

EGKS in liquidatie

Het EGKS-Verdrag is op 23 juli 2002 vervallen en alle bestanddelen van het EGKS-vermogen werden overgedragen aan de Europese Unie en werden bestemd voor onderzoek in de sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. De Commissie beheert de portefeuille en belegt in schuldbewijzen luidende in euro die genoteerd zijn op een actieve markt.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële participatie in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2021 bestond uit 90 044 aandelen (2020: 90 044 aandelen), oftewel 3 % van het totale geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaalbedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet is opgevraagd. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten. De EU waardeert haar belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF)

De EU garandeert investeringen in eigen vermogen en leningen die uitvoerende partners verstrekken aan overheden en ondernemingen. Om de beroepen op garanties die voortvloeien uit wanbetalingen of andere verliezen te betalen, wordt in de EU-begroting, overeenkomstig de rechtshandelingen, stapsgewijs geld opzijgezet om een kapitaalbuffer (het GVF) op te bouwen. Het GVF dekt ook leningen die de Commissie verstrekt om MFB- en Euratom-leningen aan niet-lidstaten te financieren.

Tot 2020 bestond er voor elke begrotingsgarantie een afzonderlijk fonds (EFSI-garantiefonds, EFDO-garantiefonds en Garantiefonds voor externe acties, dat ook de leningen voor financiële bijstand aan derde landen in het kader van MFB en Euratom dekte).

Per 1 januari 2021 heeft de Commissie, overeenkomstig het Financieel Reglement, het GVF opgezet voor het beheer van de kapitaalbuffer (“voorziening”) voor alle begrotingsgaranties en leningen voor financiële bijstand aan derde landen, in één gemeenschappelijke portefeuille. Naast de voorziening uit de EU-begroting ontvangt het GVF terugvorderingen in verband met verrichtingen in wanbetaling, het rendement van zijn beleggingen en vergoedingen voor de begrotingsgaranties van de EU. Het GVF kan ook vrijwillige bijdragen ontvangen van de lidstaten en andere contribuanten die op deze wijze de beschikbare EU-begrotingsgaranties verhogen.

Het GVF wijst de ontvangen bijdragen toe aan compartimenten, waarbij elk compartiment betrekking heeft op één bijdragend programma. Op 31 december 2021 bestond het GVF uit vier compartimenten. Drie daarvan hebben betrekking op oude instrumenten die zijn ingesteld in het kader van voorgaande MFK’s (EFSI, EFDO en ELM). Deze drie bijdragende programma’s hebben hun bestaande voorzieningen overgedragen op de datum waarop zij tot het GVF zijn toegetreden. Daarnaast is er een compartiment voor InvestEU, een nieuw instrument dat is ingesteld in het kader van het huidige MFK. In de rechtshandelingen van deze instrumenten zijn de noodzakelijke voorzieningen voor de verstrekte garanties vastgesteld. De EU-begroting brengt deze afzonderlijke voorzieningen samen in het GVF en optimaliseert het vermogensbeheer.

Op 31 december 2021 bedroegen de activa van het GVF 12,3 miljard EUR, waarvan 11,3 miljard EUR was belegd in financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (schuldbewijzen).

Horizon 2020

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld ter verbetering van de toegang tot financiering voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn:

de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt;

de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB);

de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en wordt beheerd door het EIF, en

het EIC-fonds (fonds van de Europese Innovatieraad), dat eigenvermogensfinanciering verstrekt om de innovatie en het naar de markt brengen te versnellen. Het EIC-fonds zal voornamelijk worden gefinancierd uit het MFK 2021-2027 in het kader van het kaderprogramma Horizon Europa. Tot op heden heeft de Commissie echter gebruikgemaakt van de middelen die beschikbaar zijn in het kader van H2020.

Connecting Europe Facility

Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (26) is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Zij biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van door de EU gegarandeerde projectobligaties.

EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s COSME, CIP en MAP en het initiatief voor groei en werkgelegenheid, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

Reëlewaardehiërarchie van niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen FVSD (in 2020 geclassificeerd als voor verkoop beschikbaar)

(miljoen EUR)

Soort financieel actief

31.12.2021

31.12.2020

Niveau 1: Prijsnoteringen op actieve markten

19 336

15 383

Niveau 2: Waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

2 698

2 706

Niveau 3: Waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

2 190

1 498

Totaal

24 223

19 587

Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie plaatsgevonden.

Aansluiting van niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo op 1.1.2021

1 498

Herziening EAR 11

2

Investeringen tijdens de verslagperiode

505

Terugbetalingen van kapitaal

(111)

Afgewikkelde inkomsten

(30)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

326

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2021

2 190

De nettowinst voor aan het einde van 2021 aangehouden niet-afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 295 miljoen EUR. Zij wordt als financiële bate opgenomen onder “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.9) en als financiële last onder “Verliezen op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten” (zie toelichting 3.15).

2.4.2.2.   Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten

Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten, per soort

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2021

31.12.2020

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Termijncontracten in vreemde valuta

646

2

417

6

Garantie op de aandelenportefeuille

4 148

826

(1)

3 412

193

(1)

Garanties voor valutarisico

28

(4)

14

(4)

Totaal

4 822

828

(5)

3 843

199

(4)

Langlopend

 

826

(5)

 

193

(4)

Kortlopend

 

2

 

6

(0)

Termijncontracten in vreemde valuta

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.

Garanties op de aandelenportefeuilles

De rubriek “Garantie op de aandelenportefeuille” omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen. Deze garanties worden ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.

Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 3 068 miljoen EUR (2020: 2 223 miljoen EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 763 miljoen EUR (2019: 164 miljoen EUR).

Garantie voor valutarisico

De EU garandeert het valutarisico in het kader van de EFDO-garantie, waarbij zij swap- en termijncontracten garandeert die gericht zijn op het afdekken van valutarisico’s voor investeringen in opkomende markten. De EU dekt eveneens de devaluatie van de vreemde munt (UHA) in verband met leningen van financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne in het kader van de mkb-financieringsfaciliteit voor het Oostelijk Partnerschap.

Reëlewaardehiërarchie van afgeleide financiële activa en verplichtingen

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2021

31.12.2020

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Niveau 1: Prijsnoteringen op actieve markten

Niveau 2: Waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

2

(2)

6

(4)

Niveau 3: Waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

826

(2)

193

(1)

Totaal

828

(5)

199

(4)

Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden. Derivaten in reëlewaardeniveau 3 omvatten voornamelijk garanties op aandelenportefeuilles.

Aansluiting van afgeleide financiële activa en verplichtingen gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo actief/(passief) op 1.1.2021

192

Gehonoreerde garanties

5

Terugontvangen garanties

(1)

Inkomsten uit afgewikkelde garanties

(160)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

788

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

Eindsaldo op 31.12.2021

824

De nettowinst voor aan het einde van 2021 aangehouden afgeleide activa van niveau 3 bedroeg 777 miljoen EUR. Dit bedrag is opgevoerd als financiële bate en opgenomen onder “Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten” (zie toelichting 3.9).

2.5.   VOORFINANCIERING

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

57 764

30 574

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

2 901

3 825

Bijdragen aan trustfondsen

 

126

119

 

 

60 792

34 519

Kortlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

28 427

24 902

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

4 229

3 327

 

 

32 656

28 229

Totaal

 

93 447

62 748

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.

De aanzienlijke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar is voornamelijk het gevolg van de lancering van het instrument voor herstel en veerkracht (NGEU) in 2021, waarbij in eerste instantie 36,4 miljard EUR aan voorfinanciering werd uitbetaald.

2.5.1.   Voorfinanciering

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2021

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2020

Gedeeld beheer

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

3 172

(208)

2 965

3 193

3 193

EFRO & CF

23 531

(4 571 )

18 960

23 074

(3 846 )

19 229

ESF

9 085

(1 823 )

7 263

8 222

(1 348 )

6 874

Overige

4 836

(2 263 )

2 572

4 192

(1 520 )

2 672

 

40 624

(8 865 )

31 760

38 681

(6 713 )

31 967

Direct beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Commissie

46 494

(11 970 )

34 525

17 031

(10 648 )

6 382

waarvan RRF (NGEU)

34 879

(4 065 )

30 814

Uitvoerende agentschappen van de EU

23 931

(15 030 )

8 901

18 565

(10 931 )

7 633

Trustfondsen

1 140

(847)

293

1 121

(843)

278

 

71 565

(27 847 )

43 718

36 716

(22 423 )

14 294

Indirect beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

andere EU-agentschappen en -organen

1 657

(687)

971

1 243

(781)

462

Derde landen

1 874

(1 261 )

614

1 515

(1 043 )

471

Internationale organisaties

9 545

(5 955 )

3 590

9 068

(6 020 )

3 048

Andere entiteiten

12 992

(7 453 )

5 539

11 665

(6 432 )

5 233

 

26 069

(15 356 )

10 713

23 491

(14 276 )

9 215

Totaal

138 258

(52 068 )

86 191

98 888

(43 412 )

55 476

Langlopend

57 764

57 764

30 574

30 574

Kortlopend

80 494

(52 068 )

28 427

68 314

(43 412 )

24 902

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

Wat gedeeld beheer betreft, hebben nagenoeg alle voorfinancieringen betrekking op de programmeringsperiode 2014-2020. Er is een eerste voorfinanciering die niet zal worden vereffend (d.w.z. niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten) vóór het einde van de programmeringsperiode en als langlopend wordt geboekt.

Voor het beleidsterrein cohesie is er ook een jaarlijkse voorfinanciering die jaarlijks wordt vereffend en als kortlopend wordt geboekt. Nieuwe voorfinancieringsbetalingen op het gebied van cohesie omvatten de jaarlijkse voorfinanciering voor 2021 (7,3 miljard EUR), maar ook betalingen uit het Solidariteitsfonds van de EU (0,8 miljard EUR). De nieuwe betalingen zijn gecompenseerd door verrekeningen van ongeveer gelijke waarden, waardoor de uitstaande voorfinanciering voor dit beleidsterrein over het geheel genomen stabiel blijft.

Voor direct beheer zijn de grootste bedragen aan voorfinanciering die welke verband houden met de niet-terugvorderbare steun in het kader van het RRF-instrument, dat in 2021 van start is gegaan, ten bedrage van netto 30,8 miljard EUR aan het einde van het jaar. Andere belangrijke bedragen, 8,5 miljard EUR (2020: 9,3 miljard EUR), hebben betrekking op het beleidsterrein onderzoek (voornamelijk Horizon 2020 en Horizon Europa, uitgevoerd door de uitvoerende agentschappen van de EU en de Commissie).

Voor indirect beheer heeft de voorfinanciering voornamelijk betrekking op interne beleidsprogramma’s zoals Galileo en Egnos (ruimteprogramma’s), maar ook op instrumenten die verband houden met Europa als wereldspeler (met inbegrip van instrumenten voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking). De meest opvallende stijging van de voorfinanciering in deze rubriek houdt verband met de ruimteprogramma’s.

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaat zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de “nominale waarde” en de “lopende waarde”. Voor de nominale waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de lopende waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2021 beliep de nominale waarde van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 433 miljoen EUR en de lopende waarde van die garanties 383 miljoen EUR (in 2020: respectievelijk 466 miljoen EUR en 402 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van de programma’s Horizon 2020 en Horizon Europa worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het onderlingeverzekeringsmechanisme (MIM), voorheen bekend als het Garantiefonds voor deelnemers (PGF). Het MIM is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen in het kader van die programma’s. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de maximale EU-bijdrage bij aan het kapitaal van het MIM, dat door de Commissie op de financiële markten wordt belegd om rente voort te brengen. De rente kan worden gebruikt ter dekking van schulden die een in gebreke gebleven deelnemer niet aan de Unie heeft voldaan. Aan het einde van de indirecte maatregel worden de bijdragen aan de deelnemers terugbetaald. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het MIM, maar het fonds is eigendom van de deelnemers. Het MIM is dus een afzonderlijke entiteit die niet in deze jaarrekening van de EU is geconsolideerd.

Op 31 december 2021 bedroegen de door het MIM gedekte voorfinancieringen in totaal 2,4 miljard EUR (2020: 2,3 miljard EUR). De totale activa van het MIM, met inbegrip van de door de Commissie beheerde financiële activa, bedroegen 2,5 miljard EUR (2020: 2,4 miljard EUR).

2.5.2.   Overige voorschotten voor de lidstaten

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

3 647

3 520

Steunregelingen

3 483

3 633

Totaal

7 130

7 153

Langlopend

2 901

3 825

Kortlopend

4 229

3 327

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

Periode 2014-2020:

Met betrekking tot het cohesiebeleid wordt geschat dat van het uitbetaalde bedrag van 14 692 miljoen EUR, er op 31 december 20213 547 miljoen EUR niet was gebruikt. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (1 326 miljoen EUR uitbetaald, exclusief voorfinancieringen, waarvan naar schatting 366 miljoen EUR ongebruikt is).

Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 97 miljoen EUR nog ongebruikt.

Periode 2007-2013:

Alle bedragen betreffende het cohesiebeleid worden geacht te zijn geïmplementeerd of herschikt ten behoeve van andere maatregelen, zodat op 31 december 2021 geen activa op de balans overblijven. Er zij vermeld dat de daadwerkelijke implementatie via de verschillende instrumenten zal worden onderzocht in het kader van het afsluitingsproces van de programma’s in de komende jaren.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de terugbetaalde bedragen die overeenkomen met de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de EU. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubriek steunregelingen hierboven.

Periode 2014-2020:

De aan het einde van het jaar ongebruikte bedragen werden geraamd op 1 768 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 1 649 miljoen EUR voor het landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling.

Periode 2007-2013:

Geraamd wordt dat 66 miljoen EUR voor plattelandsontwikkeling eind 2021 ongebruikt is gebleven.

2.6.   VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

34 892

44 128

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

5 750

1 685

 

 

40 642

45 813

Kortlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

29 473

26 915

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

2 323

1 766

 

 

31 796

28 681

Totaal

 

72 438

74 493

2.6.1.   Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

2 497

2 237

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

30 839

40 629

Overlopende posten

2.6.1.4

1 556

1 261

Andere verhaalbare bedragen

 

1

 

 

34 892

44 128

Kortlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

5 682

7 213

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

10 913

6 827

Mededingingsboeten

2.6.1.3

11 698

11 295

Overlopende posten

2.6.1.4

1 097

787

Andere verhaalbare bedragen

2.6.1.5

83

792

 

 

29 473

26 915

Totaal

 

64 365

71 043

2.6.1.1.   Op de lidstaten verhaalbare bedragen

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

6 137

5 297

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 405

1 460

Te ontvangen eigen middelen

15

2 188

Afwaardering

(875)

(892)

Overige

Verhaalbare bedragen eigen middelen

6 683

8 053

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

1 525

1 378

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

668

720

Afwaardering

(843)

(837)

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

1 350

1 260

Terugvordering van voorfinanciering

26

53

Betaalde en terugvorderbare btw

45

35

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

73

49

Totaal

8 178

9 450

Langlopend

2 497

2 237

Kortlopend

5 682

7 213

Het grootste bedrag onder “langlopend” heeft betrekking op door de lidstaten verschuldigde bedragen, met name 2,1 miljard EUR betreffende de inbreukprocedure tegen het Verenigd Koninkrijk (VK) (zie hieronder). Ook opgenomen onder “langlopend”, zoals in voorgaande jaren, zijn de bedragen in verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

De “A-boekhouding” is de term gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarin de lidstaten de vastgestelde traditionele eigen middelen (TEM) meedelen. De tabel bevat de bedragen uit de “A-boekhouding” die nog niet aan de Commissie zijn betaald. De TEM zijn hoofdzakelijk douanerechten, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.

De A-boekhouding staat gewoonlijk op 3 à 3,5 miljard EUR per jaareinde. In de afgelopen twee jaar 2021 en 2020 bevatte het totaalbedrag echter aanvullende TEM-bedragen in verband met de Britse inbreukzaak (zie hieronder) en andere TEM-inspectieverslagen. Omdat er vertragingsrente van 2,2 miljard EUR van toepassing is (2020: 1,7 miljard EUR), worden die bedragen ook in deze jaarrekening vermeld (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.9).

In het geval van de Britse inbreukzaak zond de Commissie het VK op 8 maart 2018 een ingebrekestelling (Inbreuk nr. 2018/2008) omdat het verzuimde het correcte bedrag aan traditionele eigen middelen af te dragen aan de EU-begroting. Omdat het VK geen bevredigend antwoord gaf, noch op de ingebrekestelling noch op het met redenen omklede advies van 24 september 2018, besloot de Commissie de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie en diende zij op 7 maart 2019 een verzoekschrift in. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. Volgens een door OLAF en het JRC ontwikkelde methode en op basis van de beschikbare informatie raamde de Commissie dat de EU-begroting als gevolg van de inbreuk door het VK in de periode van november 2011 tot en met oktober 2017 2,1 miljard EUR aan inkomsten is misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Op 8 maart 2022 heeft het Hof het desbetreffende arrest gewezen en bevestigd dat het VK zijn verplichtingen tot bescherming van de begroting van de Unie niet is nagekomen. Het Hof verzocht de Commissie echter het gevorderde bedrag opnieuw te berekenen. De Commissie zal nu het arrest en met name de opmerkingen van het Hof over de vaststelling van de betrokken bedragen beoordelen. Er wordt momenteel een gedetailleerde juridische en operationele analyse uitgevoerd, waarvan de conclusies nog niet beschikbaar zijn. Daarom zijn zowel de hoofdsom van 2,1 miljard EUR als de geraamde achterstandsrente van 2,1 miljard EUR tot eind 2021 (tegenover 1,6 miljard EUR aan opgelopen en tot eind 2020 opgenomen rente) nog steeds als langetermijnactiva geclassificeerd, aangezien dit de best beschikbare raming is.

Dit jaar omvatten de verhaalbare bedragen op 31 december 2021 ook een bedrag van 0,4 miljard EUR aan geraamde TEM-verliezen dat door sommige lidstaten verschuldigd is voor de invoer van textiel en schoeisel uit China tegen een aanzienlijk te laag opgegeven waarde. Deze ramingen kunnen worden herzien, met name na het arrest van het Hof in de Britse inbreukzaak.

Voorts heeft de Commissie op basis van de meest recente informatie een vordering van 0,17 miljard EUR voor vastgestelde douanerechten en achterstandsrente in de rekeningen opgenomen.

“Specifieke boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door de lidstaten en er geen zekerheid (garantie) voor is gesteld (of wel zekerheid is gesteld, maar de bedragen worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. Zoals uit de tabel blijkt, bevinden de afwaarderingsbedragen zich aan het einde van elk jaar doorgaans op hetzelfde niveau.

“Te ontvangen eigen middelen” in 2021 zijn verhaalbare bedragen die voortvloeien uit gewijzigde begroting nr. 6/2021 van 24 november 2021. De bedragen werden door de lidstaten geboekt op de eerste werkdag in januari 2022.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2021 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2021 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2021 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving voor de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

2.6.1.2.   Terugtrekkingsakkoord VK

In het “Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” (ref. 2019/C 384 I/01) (het “terugtrekkingsakkoord” of “TA”), dat is ondertekend tussen de EU en het VK, worden aan beide partijen verschillende financiële verplichtingen opgelegd. Op 31 december 2021 bedroeg de nettovordering op het VK op basis van deze verplichtingen 41 753 miljoen EUR (2020: 47 456 miljoen EUR), waarvan 10 913 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum (2020: 6 827 miljoen EUR):

(miljoen EUR)

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2021

31.12.2020

Verschuldigd door het VK

28 620

14 751

610

43 982

49 579

Verschuldigd aan het VK

(2 229 )

(2 229 )

(2 122 )

Totaal

28 620

14 751

(1 618 )

41 753

47 456

Langlopend

17 064

14 486

(711)

30 839

40 629

Kortlopend

11 556

265

(908)

10 913

6 827

Aanpassing aandeel van het VK (artikel 139)

Overeenkomstig artikel 139 is het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de uit het terugtrekkingsakkoord voortvloeiende financiële verplichtingen een percentage dat wordt berekend als de verhouding tussen de eigen middelen die het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking heeft gesteld en de eigen middelen die alle lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in diezelfde periode ter beschikking hebben gesteld. Dit percentage was in maart 2021 berekend op 12,358072326018200 %. Overeenkomstig artikel 139 moet het aandeel echter worden aangepast met het bedrag van de btw- en bni-saldi (2014-2020) dat de lidstaten vóór 1 februari 2022 is meegedeeld. Het definitieve aandeel van het VK is derhalve berekend op 12,431681219587700 %. Na de aanpassing van het aandeel van het VK met betrekking tot de berekeningen die ten grondslag liggen aan de bedragen die in 2021 reeds aan het VK zijn gefactureerd, is in april 2022 een extra bedrag van 67 miljoen EUR aan het VK gefactureerd.

Betalingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de verplichtingen tussen de twee partijen is vastgelegd in artikel 148. Samengevat factureert de EU de door het VK verschuldigde nettobedragen in april en september van elk jaar en betaalt het VK deze maandelijks. De in april van een bepaald jaar gerapporteerde bedragen moeten in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van dat jaar. De in september gerapporteerde bedragen moeten in acht gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van oktober van dat jaar tot en met mei van het volgende jaar. Aangezien sommige gerapporteerde bedragen noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op prognoses en ramingen, wordt de verslaglegging elk jaar bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

In 2021 bedroeg het op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 aan het VK gerapporteerde totaalbedrag 11 930 miljoen EUR, waarvan 3 763 miljoen EUR in april 2021 en 8 166 miljoen EUR in september 2021. De in 2021 ontvangen betalingen bedroegen in totaal 6 826 miljoen EUR, waarvan 3 763 miljoen EUR betrekking had op het verslag van april (betaald in vier gelijke maandelijkse termijnen in de periode juni tot en met september 2021) en 3 062 EUR op het verslag van september (betaald in drie gelijke termijnen in de periode oktober tot en met december 2021):

(miljoen EUR)

 

Verslag van april 2021

(verschuldigd en betaald van juni tot en met september 2021)

Verslag van september 2021:

(verschuldigd en betaald van oktober tot en met december 2021)

Totaal

Artikel 140

3 696

3 054

6 750

Artikel 142

11

11

Artikel 136

230

18

247

Artikel 147

21

21

 

3 946

3 083

7 029

Artikel 141

(20)

(20)

Artikel 143

(93)

(93)

Artikel 144

(46)

(46)

Artikel 145

(37)

(37)

Artikel 146

(7)

(7)

 

(183)

(20)

(203)

Totaal

3 763

3 062

6 826

Het resterende saldo van de factuur van september 2021 aan het einde van het jaar, ten bedrage van 5 104 miljoen EUR, werd in vijf gelijke maandelijkse termijnen betaald in de periode januari tot en met mei 2022.

Artikel 140 — Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen op 31 december 2020 (de zogeheten “brexit-RAL”) aan de EU te zullen betalen, aangepast overeenkomstig de vereisten van artikel 140. Op 31 december 2021 bedroeg het totale als vordering opgenomen bedrag 28 620 miljoen EUR (2020: 34 966 miljoen EUR), waarvan 11 556 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na het einde van het jaar. De volgende tabel geeft de belangrijkste mutaties weer tussen het totaalbedrag dat op 31 december 2020 als vordering is opgenomen (berekend op basis van het niet-gecorrigeerde Britse aandeel) en het totaalbedrag dat op 31 december 2021 als vordering is opgenomen:

(miljoen EUR)

Door het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2020 (op basis van het niet-gecorrigeerde Britse aandeel)

34 966

Aanpassing aandeel van het VK

208

Door het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2020 (op basis van het gecorrigeerde Britse aandeel)

35 174

Financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden (inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2020)

(58)

TEM voor 2020 die in 2021 ter beschikking van de Unie zijn gesteld

(inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2020)

(82)

Nettobetalingen ontvangen van het VK in 2021

(6 750 )

Aanpassing geraamde niet-uitvoering

337

Totaal

28 620

Langlopend

17 064

Kortlopend

11 556

De daling op jaarbasis van het totale als vordering opgenomen bedrag bedroeg 6 346 miljoen EUR en was voornamelijk toe te schrijven aan de betalingen die in 2021 van het VK werden ontvangen (6 750 miljoen EUR).

De aanpassing van het door het VK op 31 december 2020 verschuldigde bedrag, resulterend in een stijging van 208 miljoen EUR, weerspiegelt de aanpassing van het aandeel van het VK in de aangepaste begrotingsvastleggingen op 31 december 2020 waarop het Britse aandeel wordt toegepast (216,7 miljoen EUR). Opgenomen zijn verder de aanpassingen van de verminderingen in de jaarrekening 2020 van de EU voor financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden en de TEM voor 2020 die in 2021 ter beschikking van de Unie zijn gesteld (2,4 miljoen EUR), en de aanpassing van de aftrek voor de geraamde niet-uitvoering (6,0 miljoen EUR).

De totale aftrek voor financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden, ten bedrage van 58,5 miljoen EUR, omvat de in september 2021 gefactureerde bedragen die nog niet in de jaarrekening 2020 waren opgenomen (34,8 miljoen EUR, waarvan 12,8 miljoen EUR door het VK is betaald in de periode oktober tot en met december 2021 en 22,0 miljoen EUR van januari tot en met mei 2022), de aanpassing van het aandeel van het VK in deze bedragen (0,2 miljoen EUR) en de in september 2022 te factureren bedragen die in oktober tot en met december 2022 moeten worden betaald (23,5 miljoen EUR).

De totale aftrek voor TEM met betrekking tot 2020 die in 2021 ter beschikking van de Unie zijn gesteld, ten bedrage van 82,0 miljoen EUR, omvat de in september 2021 gefactureerde bedragen die nog niet in de jaarrekening 2020 waren opgenomen (16,7 miljoen EUR, waarvan 6,3 miljoen EUR door het VK is betaald in de periode oktober tot en met december 2021 en 10,4 miljoen EUR van januari tot en met mei 2022), de aanpassing van het aandeel van het VK in deze bedragen (0,1 miljoen EUR) en de in april 2022 gefactureerde bedragen (65,2 miljoen EUR).

Het binnen twaalf maanden na de verslagdatum te betalen bedrag (11 556 miljoen EUR) omvat het resterende saldo van de factuur van september 2021 (5 090 miljoen EUR), het in april 2022 gefactureerde bedrag (4 029 miljoen EUR) en het in september 2022 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2022 moet worden betaald (2 437 miljoen EUR). Het in april 2022 gefactureerde bedrag bestaat uit 3 280 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2022, 65,2 miljoen EUR betreffende de verminderingen voor TEM, 70,5 miljoen EUR voor de aanpassing van het aandeel van het VK in de in 2021 gefactureerde bedragen, en 743,6 miljoen EUR met betrekking tot de aanpassing van het aandeel van het VK in de RAL als gevolg van de uitvoering in 2021. Het in september 2022 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2022 moet worden betaald, bestaat uit 2 460 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2022 en 23,5 miljoen EUR met betrekking tot de verminderingen voor financiële nettocorrecties.

Na de actualisering van de officiële raming door de Commissie van vrijmakingen van de volledige RAL op 31 december 2020 zijn de door het VK verschuldigde bedragen met 337 miljoen EUR gestegen als gevolg van de geactualiseerde raming van de niet-uitvoering.

Artikel 142 — Verplichtingen van de Unie eind 2020

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de verplichtingen van de Unie eind 2020 aan de EU te zullen betalen, met uitzondering van de verplichtingen: a) waar activa tegenover staan en b) in verband met de werking van de begroting en het beheer van de eigen middelen (met inbegrip van de bedragen die reeds gedekt zijn door de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (zie artikel 140 hierboven). Het belangrijkste bedrag hier betreft de op 31 december 2020 bestaande verplichtingen uit hoofde van voordelen na uitdiensttreding (pensioenen en ziektekostenverzekering) in de EU.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

31.12.2021

31.12.2020

Uitstaande verplichtingen van 2020

104 832

9 675

114 507

113 676

Aandeel van het VK

13 032

1 203

14 235

14 048

Bijdragen aan de EU-pensioenregeling/GSZV

227

8

236

0

Totaal

13 260

1 211

14 471

14 048

Langlopend

13 032

1 203

14 235

14 048

Kortlopend

227

8

236

0

Volgens de standaardwijze van betaling van artikel 142, lid 6, draagt het VK jaarlijks bij in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in het voorgaande jaar aan elke begunstigde van de pensioenregeling voor Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en in de daarmee samenhangende bijdrage uit de begroting van de Unie aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) voor elke begunstigde of persoon die via een begunstigde is begunstigd. De betaling van deze jaarlijkse bijdragen zal in juni 2022 beginnen (waarbij elke jaarlijkse tranche in vier maandelijkse termijnen moet worden betaald van juni tot en met september van het desbetreffende jaar).

Het aangepaste Britse aandeel in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in 2021 aan de begunstigden van de EU-pensioenregeling en aan het GSZV bedroeg respectievelijk 227 miljoen EUR en 8 miljoen EUR. Deze bedragen zijn aan het VK meegedeeld als onderdeel van de factuur van april 2022 (en moeten dus in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald in de periode juni tot en met september 2022).

Bovendien bedroegen op 31 december 2021 de uitstaande verplichtingen van het VK voor 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6, in verband met de pensioenregeling van de Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) respectievelijk 13 032 miljoen EUR en 1 203 miljoen EUR (2020: 12 450 miljoen EUR en 1 599 miljoen EUR). De stijging voor de EU-pensioenregeling was voornamelijk toe te schrijven aan het actuariële verlies dat voortvloeit uit wijzigingen in de financiële veronderstellingen (zie toelichting 2.9 voor meer details). Er zij op gewezen dat het actuariële verlies als gevolg van wijzigingen in financiële veronderstellingen weliswaar van invloed is op de contante waarde van de uitstaande verplichtingen van 2020 berekend op basis van IPSAS 39/EAR 12, maar dat dit geen wijziging brengt in het bedrag aan uitkeringen dat door de EU daadwerkelijk moet worden betaald, noch, impliciet, in de bijdragen van het VK in deze betalingen die verschuldigd zijn op grond van het standaard afwikkelingsmechanisme van artikel 142, lid 6.

Per 31 december 2021 heeft het VK geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vervroegde afwikkeling die voorziet in betaling van de uitstaande verplichtingen van 2020 voor de EU-pensioenregeling en het GSZV, berekend op basis van actuariële waarderingen overeenkomstig IPSAS 39/EAR 12, in vijf gelijke termijnen volgens de procedure van artikel 142, lid 6, laatste alinea.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 5

Overeenkomstig artikel 142, lid 5, draagt het VK bij in de verplichtingen in verband met andere pensioenstelsels zoals opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, in tien tranches, te beginnen op 31 oktober 2021 (waarbij elke jaarlijkse tranche in acht maandelijkse termijnen moet worden betaald van oktober tot en met mei van het volgende jaar). Deze verplichtingen in de geconsolideerde rekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 bedroegen 2 344 miljard EUR, hetgeen resulteerde in een aangepast aandeel van het VK op 31 december 2020 van 291 miljoen EUR. Rekening houdend met de bedragen die in 2021 van het VK zijn ontvangen (in totaal 11 miljoen EUR), is het uitstaande aandeel van het VK in de andere pensioenstelsels op 31 december 2021 gedaald tot 281 miljoen EUR, waarvan 29 miljoen EUR binnen twaalf maanden na het einde van het jaar moet worden betaald.

Voor meer informatie over de regelingen voor personeelsbeloningen, zie de toelichtingen 1.5.10 en 2.9.

Andere artikelen

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Verschuldigd door het VK:

 

 

Artikel 136

557

230

Artikel 147

53

46

 

610

275

Verschuldigd aan het VK:

 

 

Artikel 141

(1 818 )

(1 766 )

Artikel 143

(163)

(93)

Artikel 144

(73)

(46)

Artikel 145

(148)

(183)

Artikel 146

(27)

(33)

 

(2 229 )

(2 122 )

Totaal

(1 618 )

(1 847 )

Langlopend

(711)

(1 894 )

Kortlopend

(908)

47

Artikel 136 — Bepalingen die van toepassing zijn op de eigen middelen

Artikel 136 bevat de bepalingen die na 31 december 2020 van toepassing zijn op de eigen middelen. Het VK is gerechtigd tot ontvangst of verplicht tot betaling, al naargelang het geval, van zijn deel wanneer de eigen middelen met betrekking tot de begrotingsjaren tot en met 2020 ter beschikking moeten worden gesteld, gecorrigeerd of aangepast na 31 december 2020. Voorts zal het zijn aandeel in de aanpassingen in verband met de opt-out van 2020 ontvangen. Dit aandeel is ook onderworpen aan aanpassingen van de btw- en bni-middelen die betrekking hebben op de begrotingsjaren tot en met 2020. Deze btw- en bni-aanpassingen worden jaarlijks berekend tot en met 31 december 2028. Er moet ook rekening worden gehouden met de actualiseringen van de Britse correctie voor 2018-2019.

Het VK is verplicht de traditionele eigen middelen die het na 28 februari 2021 int, maar die betrekking hebben op de jaren 2020 en eerder, te betalen. Zijn aandeel in het totaal dat door de EU-27 ter beschikking is gesteld, wordt vervolgens van dit bedrag afgetrokken. De afzonderlijke rekening van de traditionele eigen middelen wordt op 31 december 2025 volledig vereffend.

Het door het VK verschuldigde uitstaande nettobedrag op 31 december 2021 bedraagt 557 miljoen EUR, waarvan 544 miljoen EUR aan het VK moet worden betaald binnen twaalf maanden na het einde van het jaar en 1 101 miljoen EUR achteraf door het VK moet worden betaald:

(miljoen EUR)

Door het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2020

230

Aanpassing aandeel van het VK

(2)

In september 2021 aan het VK gefactureerd bedrag

47

In 2021 ontvangen betalingen

(247)

Correctie voor het VK

(497)

Opt-out

(105)

Btw- en bni-aanpassingen (voor de jaren 2020 en daarvoor)

1 101

Netto traditionele eigen middelen VK na 28 februari 2021

31

Door het VK verschuldigd bedrag op 31.12.2021

557

Langlopend

1 101

Kortlopend

(544)

Artikel 141 — Geldboeten

Het VK heeft recht op zijn deel van de geldboeten waartoe vóór 31 december 2020 is besloten en die welke na 31 december 2020 door de Unie zijn vastgesteld in het kader van een procedure als bedoeld in artikel 92, lid 1, wanneer deze definitief worden. Het bedrag van de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2021 nog openstonden, bedraagt 13,8 miljard EUR (2020: 14,3 miljard EUR). De daling van 0,5 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de waardevermindering van geldboeten met 0,9 miljard EUR, gecompenseerd door de nettostijging van de geldboeten met 0,3 miljard EUR (1,7 miljard EUR aan in 2021 opgelegde geldboeten minus 1,4 miljard EUR aan bevestigde en betaalde, verlaagde of bij rechterlijke uitspraak nietig verklaarde geldboeten in 2021). Het aangepaste aandeel van het VK in deze uitstaande geldboeten op 31 december 2021 bedraagt 1,7 miljard EUR (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 1,8 miljard EUR), waarvan een bedrag van 80,8 miljoen EUR in de factuur van september 2022 zal worden opgenomen en in de periode oktober 2022 tot en met mei 2023 aan het VK zal worden betaald. Daarnaast heeft het VK recht op het aangepaste Britse aandeel in de nog niet gefactureerde definitieve geldboeten (69,2 miljoen EUR, ook op te nemen in de factuur van september 2022 en te betalen aan het VK in de periode oktober 2022 tot en met mei 2023), het niet-gecorrigeerde aandeel van het VK in de in september 2021 gefactureerde definitieve geldboeten die aan het einde van het jaar nog niet waren betaald (33,6 miljoen EUR, betaald aan het VK in de periode januari tot en met mei 2022), en de aanpassing van het aandeel van het VK in de in september 2021 gefactureerde boeten (0,3 miljoen EUR, opgenomen in de factuur van april 2022 en te betalen aan het VK in de periode juni tot en met september 2022). Het totale aandeel van het VK in de geldboeten bedraagt dus 1,8 miljard EUR (2020: 1,8 miljard EUR), waarvan 90,2 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 20 miljoen EUR).

Artikel 143 — Voorwaardelijke financiële verplichtingen: leningen voor financiële bijstand, EFSI, EFDO & ELM

Op grond van dit artikel is het VK aansprakelijk voor de financiering van zijn aandeel in de voorwaardelijke verplichtingen van de EU die voortvloeien uit haar lening- en garantieactiviteiten, mochten deze zich manifesteren en niet gedekt worden door de bestaande garantiefondsen (zie toelichting 4.1 voor de desbetreffende voorwaardelijke verplichtingen). De EU zal aan het VK bedragen terugbetalen die het VK reeds aan garantiefondsen heeft bijgedragen en die niet langer nodig zijn. Het VK heeft ook recht op terugvloeiende middelen uit activiteiten waarvoor het de aansprakelijkheid deelt. Op 31 december 2021 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 163 miljoen EUR (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 93 miljoen EUR).

Artikel 144 — Financiële instrumenten

Op grond van dit artikel heeft de EU zich ertoe verbonden het VK zijn deel terug te betalen van de terugvloeiende middelen die afkomstig zijn van financiële verrichtingen die op de terugtrekkingsdatum waren goedgekeurd, alsook zijn deel van de uitbetalingen voor financiële verrichtingen die na de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd. Op 31 december 2021 bedraagt het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 73 miljoen EUR (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 46 miljoen EUR).

Artikel 145 — Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS in liquidatie)

Het VK heeft recht op zijn deel van de nettoactiva van de EGKS in liquidatie op 31 december 2020, te betalen in vijf tranches op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021. De nettoactiva van de EGKS in liquidatie bedroegen op 31 december 20201,5 miljard EUR, waarvan het aangepaste Britse aandeel 184 miljoen EUR bedraagt (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 183 miljoen EUR). Na de betaling van de eerste tranche van 37 miljoen EUR in 2021 bedraagt het uitstaande bedrag op 31 december 2021 148 miljoen EUR, waarvan 37 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 146 — Investering in het Europees Investeringsfonds (EIF)

Het VK heeft recht op zijn deel van de EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF op 31 december 2020, dat op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021, in vijf tranches moet worden terugbetaald. De EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF bedroeg op 31 december 2020 267 miljoen EUR, waarin het VK een aangepast aandeel heeft van 33 miljoen EUR (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 33 miljoen EUR). Na de betaling van de eerste tranche van 7 miljoen EUR bedraagt het op 31 december 2021 uitstaande bedrag 27 miljoen EUR, waarvan 7 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 147 — Rechtszaken

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel bij te dragen in de EU-betalingen die voortvloeien uit rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie die opeisbaar worden, op voorwaarde dat de feiten waarop die zaken betrekking hebben zich uiterlijk op 31 december 2020 hebben voorgedaan. Rekening houdend met de voorzieningen en overlopende posten aan het einde van het jaar en met de daadwerkelijke betalingen van de EU voor rechtszaken in 2021 (met uitzondering van de betalingen die in 2021 reeds aan het VK zijn gerapporteerd en door het VK zijn betaald), bedraagt het geraamde bedrag dat het VK zal moeten betalen 53 miljoen EUR (2020 (niet-gecorrigeerd aandeel): 46 miljoen EUR), waarvan 6 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

2.6.1.3.   Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

14 922

14 503

Voorlopige betalingen

(2 100 )

(3 023 )

Afwaardering

(1 125 )

(186)

Totaal

11 698

11 295

Langlopend

Kortlopend

11 698

11 295

Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor de totale uitstaande geldboeten aan het einde van het jaar is 2 100 miljoen EUR (2020: 3 023 miljoen EUR) als voorlopige betalingen ontvangen, terwijl 11 067 miljoen EUR (2020: 11 004 miljoen EUR) aan garanties is ontvangen.

De wegens afwaardering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om voorlopig betaalde bedragen aan de beboete ondernemingen te kunnen terugbetalen (zie toelichting 4.2.1).

2.6.1.4.   Overlopende posten

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Toegerekende baten

2 313

1 755

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

340

293

Totaal

2 653

2 048

Langlopend

1 556

1 261

Kortlopend

1 097

787

Toegerekende baten omvat 2 miljard EUR (2020: 1,7 miljard EUR) die de Commissie op het gebied van cohesie verwacht te zullen terugvorderen naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen. Het grootste deel van dit bedrag (1,2 miljard EUR) zal naar verwachting pas bij de afsluiting van de onderliggende programma’s worden teruggevorderd (als gevolg van de maatregelen in het kader van het investeringsinitiatief Coronavirusrespons) en wordt daarom als langlopend ingedeeld. Deze post omvat ook een bedrag van 0,3 miljard EUR dat betrekking heeft op het in toelichting 2.6.1.1 genoemde geval van onderwaardering, met name op de ramingen die door de lidstaten nog niet voorlopig zijn betaald.

2.6.1.5.   Andere verhaalbare bedragen

In 2021 is een bedrag van 744 miljoen EUR geïnd dat voortvloeit uit de overdracht van de niet-bestede NER300-middelen naar het Innovatiefonds en dat eind 2020 nog niet van de EIB was geïnd en was opgenomen onder andere verhaalbare bedragen (zie toelichting 2.4.2.1).

2.6.2.   Vorderingen uit ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

Vordering in verband met financiële garanties

2 630

Achterstandsrente

3 052

1 641

Andere vorderingen

68

44

 

5 750

1 685

Kortlopend

 

 

Vordering in verband met financiële garanties

485

Afnemers

302

324

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(172)

(188)

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

236

345

Achterstandsrente

1 127

1 085

Overige

345

200

 

2 323

1 766

Totaal

8 073

3 450

De post “Achterstandsrente” onder “Langlopend” betreft de in toelichting 2.6.1.1 vermelde gevallen van onderwaardering (1,8 miljard EUR heeft betrekking op het VK en het resterende bedrag van 1,3 miljard EUR op de andere lidstaten), terwijl de post “Achterstandsrente” onder “Kortlopend” voornamelijk betrekking heeft op toegerekende inkomsten uit TEM-inspectieverslagen en opgelopen rente op door beboete ondernemingen verstrekte garanties.

De vordering in verband met financiëlegarantiecontracten (FGC) vertegenwoordigt de contante waarde van de te ontvangen premies als vergoeding voor door de EU verstrekte garanties. Voor de meeste EU-garanties wordt geen vergoeding of subsidie ontvangen. Daarom is de vordering aanzienlijk lager dan de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten (zie toelichting 2.11.2). Een uitzondering op deze regel vormt de EFSI-garantie, die in 2021 94 % van de FGC-vordering uitmaakte, gevolgd door het deel van de EU-garantie in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen (ELM) dat betrekking heeft op het mandaat voor leningen aan de particuliere sector, dat in 2021 goed was voor 106 miljoen EUR, en Horizon 2020 voor 59 miljoen EUR. Van het totale bedrag van 3 115 miljoen EUR van de FGC-vordering per 31 december 2021 wordt 3 113 miljoen EUR geclassificeerd als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (reëlewaardeniveau 3). In vergelijking met het beginsaldo per 1 januari 2021 van 3 484 miljoen EUR is de vordering in totaal gedaald met 357 miljoen EUR als gevolg van afwikkelingen in 2021 en met nog eens 12 miljoen EUR als gevolg van lager dan verwachte toekomstige premies.

2.7.   VOORRADEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Wetenschappelijk materieel

58

59

Overige

26

21

Totaal

84

80

2.8.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

 

20 121

11 342

Rekeningen-courant

 

453

80

Gelden ter goede rekening

 

8

8

Transfers (geld in omloop)

 

0

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

20 582

11 430

NGEU

2.8.2

18 027

Financieringsinstrumenten

2.8.3

2 838

2 446

Geldboeten

2.8.4

1 953

1 458

Andere instellingen, agentschappen en organen

 

1 396

1 362

Trustfondsen

 

65

46

Totaal

 

44 860

16 742

2.8.1.   Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2021 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de volgende factoren:

een bedrag van 14,4 miljard EUR dat niet is uitgevoerd aan het einde van het jaar, waarvan 8,6 miljard EUR betrekking heeft op bestemmingsontvangsten, 1,4 miljard EUR op NGEU-kredieten en 4,4 miljard EUR op betalingskredieten (waaronder 1,4 miljard EUR van het ELGF);

een bedrag van 2,2 miljard EUR aan door de Commissie beheerde financiële middelen van de agentschappen dat aan het einde van het jaar niet is uitgegeven;

een bedrag van 1,7 miljard EUR aan ontvangen aanvullende traditionele eigen middelen die niet in de begroting zijn opgenomen, en

een bedrag van 1,1 miljard EUR aan definitieve geldboeten die nog niet in de begroting zijn opgenomen.

2.8.2.   NGEU

NGEU houdt contanten aan op een bankrekening bij de Europese Centrale Bank (ECB). Bij de uitvoering van de gediversifieerde financieringsstrategie in het kader van het NGEU-instrument (zie toelichting 2.11) is het kassaldo van het NGEU-instrument aanzienlijk. Per 31 december 2021 bedroeg het saldo 18 miljard EUR. Het hoge kassaldo wordt aangehouden om ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden.

2.8.3.   Financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: 1,8 miljard EUR per 31 december 2021, waarvan 0,6 miljard EUR betrekking heeft op de Cosme-garantiefaciliteit (zie toelichting 4.1.3). In deze rubriek zijn ook de in het GVF aangehouden geldmiddelen en kasequivalenten opgenomen die aan het einde van het jaar nog niet in effecten zijn belegd (1 miljard EUR per 31 december 2021) en de geldmiddelen die toebehoren aan het door de EIB beheerde Innovatiefonds (zie toelichting 2.4.2.1). Deze rubriek omvat niet de aan het GVF gerelateerde liquiditeitsbuffer (91,6 miljoen EUR per 31 december 2021), die op de centrale kasrekening van de Commissie wordt aangehouden. De tot financieringsinstrumenten behorende kasmiddelen kunnen alleen worden gebruikt door het betrokken programma.

2.8.4.   Geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is ingesteld of wanneer het niet bekend is of de beboete onderneming beroep zal aantekenen, wordt het onderliggende bedrag als voorwaardelijke verplichting vermeld in toelichting 4.2.1. Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die worden ingedeeld als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (zie toelichting 2.4.2). De toename van de kasmiddelen in verband met geldboeten aan het einde van het jaar 2021 is toe te schrijven aan een hoger kassaldo in BUFI dan aan het einde van het jaar 2020. Er zij op gewezen dat de Commissie naar aanleiding van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie in de zaak Intel Corporation/Commissie van januari 2022 in februari 2022 een bedrag van 1 060 miljoen EUR heeft terugbetaald dat door Intel eerder voorlopig was betaald.

PASSIVA

2.9.   PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

2.9.1.   Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

(miljoen EUR)

 

Pensioen-regeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal op 31.12.2021

Totaal op 31.12.2020

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

109 679

2 600

10 647

122 926

116 468

Fondsbeleggingen

n.v.t.

(74)

(386)

(460)

(448)

Nettoverplichtingen

109 679

2 526

10 261

122 466

116 020

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling voor Europese ambtenaren. Deze pensioenverplichtingen zijn vooral toegenomen wegens actuariële verliezen als gevolg van veranderingen in de onderliggende financiële aannamen (zie toelichting 2.9.4). Dit was het gevolg van een stijging van de inflatie, die leidde tot een daling van de reële disconteringsvoet. De reële disconteringsvoet bleef negatief voor het derde lopende jaar, wat betekent dat de huidige waarde van alle bedragen groter is dan de toekomstige. Er zij op gewezen dat een daling van de reële disconteringsvoet weliswaar van invloed is op de omvang van de verplichting, maar dat dit niets verandert aan het bedrag van de voordelen die in de komende jaren daadwerkelijk uit de EU-begroting aan de begunstigden zullen moeten worden betaald. Bovendien zijn de rechten tijdens het jaar opgebouwd wegens dienstprestaties groter dan de uitbetalingen. Tevens is er een toename als gevolg van de jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting) en actuariële verliezen uit ervaringsaanpassingen.

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van de verwachte toekomstige betalingen die de EU moet verrichten om de pensioenverplichtingen af te wikkelen die voortvloeien uit het dienstverband van werknemers in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 10,1 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.8).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2021 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd overeenkomstig de boekhoudkundige bepalingen van IPSAS 39 (en dus ook EU-boekhoudregel 12).

Andere pensioenstelsels

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en voormalige leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. In deze rubriek zijn ook de verplichtingen in verband met de pensioenen van de leden van het Europees Parlement opgenomen.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar ook voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals gezegd in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen.

Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten per jaareinde 3,1 miljard EUR hoger uitvalt. Deze engere benadering zou evenwel, zoals eerder aangegeven, niet sporen met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is heel erg afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat in de toekomst vaste ambtenaar zou worden).

2.9.2.   Mutatie in de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2020

100 741

2 438

13 289

116 468

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

 

 

 

 

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

4 095

110

363

4 567

Rentelasten

401

5

66

473

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

Opgenomen onder de nettoactiva

 

 

 

 

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

 

 

 

 

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met ervaringsaanpassingen

1 457

26

(209)

1 273

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met demografische veronderstellingen

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met financiële veronderstellingen

4 787

90

(2 774 )

2 103

Overige

 

 

 

 

Betaalde uitkeringen

(1 801 )

(69)

(88)

(1 957 )

Actuele waarde op 31.12.2021

109 679

2 600

10 647

122 926

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.

Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van vorig jaar voor 2021 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2021.

Actuariële winsten en verliezen uit veranderingen in de waarden van de actuariële veronderstellingen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de veronderstellingen worden geactualiseerd ter weerspiegeling van veranderingen in de onderliggende omstandigheden.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.

2.9.3.   Fondsbeleggingen

(miljoen EUR)

 

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2020

94

354

448

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(20)

32

12

Actuele waarde op 31.12.2021

74

386

460

2.9.4.   Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:

 

2021

2020

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

 

 

Nominale disconteringsvoet

1,0  %

0,4  %

Verwacht inflatiepercentage

2,0  %

1,2  %

Reële disconteringsvoet

(1,0 ) %

(0,8 ) %

Verwacht percentage van toekomstige salarisverhogingen

1,8  %

1,8  %

Trend van de medische kosten

n.v.t.

N/A

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

 

 

Nominale disconteringsvoet

1,0  %

0,5  %

Verwacht inflatiepercentage

2,0  %

1,3  %

Reële disconteringsvoet

(1,0 ) %

(0,8 ) %

Verwacht percentage van toekomstige salarisverhogingen

1,9  %

1,8  %

Trend van de medische kosten

2,5  %

2,6  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Sterftecijfers voor 2021 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2018.

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 23 jaar, in december 2021, voor de pensioenregeling voor Europese ambtenaren en een looptijd van 25 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). Het gebruikte inflatiepercentage is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Deze moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

Terwijl de nominale rentevoeten in 2021 begonnen te herstellen van de eerder waargenomen daling, werd het effect van de stijging ervan gecompenseerd door een aanzienlijke stijging van de inflatieverwachting. Dit vertaalde zich in een aanzienlijke daling van de reële disconteringsvoet, waardoor de negatieve trend werd voortgezet en werd bijgedragen tot het aanzienlijke actuariële verlies in verband met de financiële veronderstellingen.

2.9.5.   Gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij — ceteris paribus — de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd.

Gevoeligheid van de pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(2 464 )

2 544

(2 247 )

2 319

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

2 414

(2 345 )

2 206

(2 143 )

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(1 155 )

1 527

(1 104 )

1 417

Gevoeligheid van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de netto periodieke kosten voor medische verzorging na uitdiensttreding

13

(12)

15

(14)

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

317

(307)

397

(385)

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(265)

274

(348)

361

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Stijging met 0,1  %

Daling met 0,1  %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(42)

41

(38)

37

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(317)

334

(401)

421

2.10.   VOORZIENINGEN

(miljoen EUR)

 

Bedrag per 31.12.2020

Herziening van EAR 11

Aanvullende voorzieningen

Terugge-boekte niet-gebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Over- dracht tussen categorieën

Wijzi-ging in raming

Bedrag per 31.12.2021

Rechtszaken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Landbouw

170

210

(25)

(1)

354

 

Overige

31

5

(14)

(2)

2

22

Ontmanteling kerninstallaties

2 426

(33)

46

2 440

Financiële voorzieningen

2 523

(2 522 )

1

(1)

1

Overige

254

284

(26)

(19)

37

530

Totaal

5 405

(2 522 )

500

(65)

(55)

86

3 348

Langlopend

3 878

(1 165 )

212

(25)

(1)

(35)

86

2 950

Kortlopend

1 527

(1 357 )

288

(40)

(55)

35

(0)

398

Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF en het Elfpo.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer (“D&WMP — Updated in 2017”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2021 resulteerde dat in een voorziening van 2 440 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2022 zal worden betaald (35 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (2 405 miljoen EUR).

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

Financiële voorzieningen

Tot 31 december 2020 werden de meeste financiële garanties administratief verwerkt als voorzieningen of als voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, afhankelijk van de kans op verlies. Met de inwerkingtreding van de herziene EAR 11 Financiële instrumenten zijn zij per 1 januari 2021 geherclassificeerd als financiële garantieverplichtingen en geherwaardeerd (zie toelichting 1 en 2.11).

Het resterende saldo per 31 december 2021 houdt voornamelijk verband met de te verwachten kredietverliezen voor niet-opgenomen onherroepelijke toezeggingen.

2.11.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

214 824

84 395

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2.2

5

4

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

146

 

 

214 974

84 399

Kortlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

23 501

10 559

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

2.4.2.2

0

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

7 648

90

 

 

31 149

10 649

Totaal

 

246 123

95 048

2.11.1.    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

2.11.1.1

236 720

93 192

Andere financiële verplichtingen

2.11.1.2

1 605

1 761

Totaal

 

238 325

94 954

Langlopend

 

214 824

84 395

Kortlopend

 

23 501

10 559

2.11.1.1.   Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

(miljoen EUR)

 

NGEU

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2020

 

39 503

47 396

201

5 813

279

93 192

Herziening van EAR 11

420

(114)

(1)

24

1

329

Nieuwe leningen — nominaal

111 947

50 137

9 750

1 665

100

173 599

Aflossingen

(20 996 )

(9 750 )

(14)

(29)

(30 789 )

Veranderingen in boekwaarde

49

507

(144)

0

(24)

388

Totaal op 31.12.2021

91 000

90 567

47 138

201

7 464

351

236 720

Langlopend

70 960

90 502

43 969

200

7 425

327

213 383

Kortlopend

20 040

65

3 169

1

39

24

23 338

Opgenomen leningen omvatten voornamelijk langlopende obligaties voor NGEU en programma’s voor financiële bijstand, maar vanaf 2021 geeft de Commissie ook EU-schuldpapier met korte looptijden uit voor NGEU (20 miljard EUR per 31 december 2021).

Opgenomen leningen in het kader van NGEU financieren de verstrekte leningen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit, niet-terugbetaalbare steun en andere MFK-programma’s. Voor NGEU leent de Commissie niet op strikte back-to-backbasis, d.w.z. om specifieke leningen te financieren. Er bestaat een jaarlijks leningsplan op basis van de verwachte uitstromen voor leningen en niet-terugbetaalbare steun. De Commissie volgt een gediversifieerde financieringsstrategie en maakt gebruik van verschillende langlopende en kortlopende financieringsinstrumenten. Dit stelt de Commissie in staat langetermijnleningen tegen aantrekkelijke voorwaarden aan de begunstigde lidstaten aan te bieden. De financieringskosten worden vervolgens — volgens een uniforme aanpak — toegewezen aan de begunstigden van de leningen en aan de EU-begroting (voor de niet-terugbetaalbare steun).

De veranderingen in boekwaarde komen overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en met de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

De terugbetaling van de bovenstaande leningen wordt in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

 

31.12.2021

31.12.2020

NGEU

(0,95 ) % — 0,74  %

SURE

(0,48 ) % — 0,77  %

0,00  % — 0,30  %

EFSM

(0,03 ) % — 3,79  %

0,50  % — 3,75  %

BB

2,95  %

2,88  %

MFB

(0,14 ) % — 3,70  %

0,00  % — 3,69  %

Euratom

(0,08 ) % — 1,58  %

0,00  % — 5,68  %

De cijfers voor 2020 hebben betrekking op de nominale rentevoet en de cijfers voor 2021 op de werkelijke rentevoet overeenkomstig de herziene EAR 11.

2.11.1.2.   Andere financiële verplichtingen

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Langlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

1 017

1 130

Gebouwen betaald in termijnen

291

346

Overige

133

136

 

1 441

1 612

Kortlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

103

101

Gebouwen betaald in termijnen

54

38

Terug te betalen geldboeten

8

Overige

6

2

 

164

149

Totaal

1 605

1 761

Financiëleleaseschulden

(miljoen EUR)

 

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Terreinen en gebouwen

98

471

537

1 105

Overige vaste activa

6

9

15

Totaal op 31.12.2021

103

480

537

1 120

Rentebestanddeel

41

140

94

275

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2021

145

619

631

1 395

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2020

151

636

790

1 576

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

2.11.2.   Financiële verplichtingen in verband met garanties

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

 

FGC — te ontvangen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie-

verplichtingen

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

 

 

EFSI-garantie

2 917

3 618

EIB-ELM-garanties

106

2 569

EFDO-garantie

2

139

InvestEU-garantie

EU-garantie van het NDICI

4

 

3 024

6 330

EU-programma’s voor financieringsinstrumenten

 

 

Cosme

0

780

Horizon 2020

59

410

CCS

110

Overige

32

165

 

90

1 464

Totaal

3 115

7 794

Langlopend

2 630

146

Kortlopend

485

7 648

In voorgaande jaren werden alleen garanties met een marktconforme vergoeding geboekt als financiëlegarantiecontracten, namelijk de EFSI-garantie op de schuldportefeuille die door de EIB is uitbetaald in het kader van het venster innovatie en infrastructuur van het EFSI en een kleine subset van de garantie van het mandaat voor externe leningen (ELM) die beperkt is tot de EIB-leningen die zijn uitbetaald in het kader van het EIB-weerbaarheidsinitiatief (ERI).

De toepassing van de herziene EAR 11 per 1 januari 2021 leidde tot een herclassificatie van financiële garanties; voorheen werden deze als voorzieningen geboekt, en nu als financiëlegarantiecontracten (“FGC”). Bovendien werden de garantieverplichtingen geherwaardeerd in overeenstemming met de nieuwe vooruitzichten voor te verwachten kredietverliezen. Zie toelichting 1 voor het effect van de toepassing van de herziene EAR 11.

Vanaf 2021 past de EU de brutomethode van de financiëlegarantiecontracten toe, waarbij de inkomsten die nog uit hoofde van de garantie moeten worden ontvangen, worden opgenomen als een FGC-vordering (gepresenteerd onder de rubriek ontvangsten uit ruiltransacties — zie toelichting 2.6.2) en een FGC-verplichting wordt opgenomen die de EU-verplichting weergeeft ter dekking van de toekomstige garantievorderingen. Voorheen werden de EFSI-garanties en ELM-garanties netto weergegeven, d.w.z. dat de verwachte vorderingen en verplichtingen van de garantie werden verrekend.

De EFSI-garantie blijft de financieel belangrijkste van de financiële garantieprogramma’s, met een garantieverplichting van 3 618 miljoen EUR, gevolgd door de ELM-garantie met een verplichting van 2 569 miljoen EUR. Hoewel de EU in ruil voor de EFSI-garantie recht heeft op een verwachte vergoeding van 2 917 miljoen EUR die als een financiëlegarantiecontract wordt opgenomen — die in hoge mate de verplichting dekt — bedraagt de verwachte vordering voor de ELM-garantie slechts 106 miljoen EUR, waarmee slechts een klein deel van de garantie wordt gedekt. Dit is toe te schrijven aan een groot deel van de EU-subsidiëring van het ELM.

De meeste van de resterende EU-garantieprogramma’s, met name die welke voorzien in financiering met een hoger risico voor kmo’s of de innovatiesector, worden niet vergoed. Zie toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over garanties in het kader van het H2020-programma en toelichting 4.1.3 met betrekking tot Cosme.

2.12.   CREDITEUREN

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2021

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2020

Kostendeclaraties & facturen ontvangen van:

 

 

 

 

 

 

Lidstaten

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

30

(0)

30

17

17

EFRO & CF

6 484

(1 878 )

4 606

12 651

(2 698 )

9 954

ESF

3 311

(596)

2 715

3 479

(370)

3 109

RRF (NGEU)

19 118

 

19 118

Overige

663

(58)

605

792

(90)

701

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 563

(320)

1 244

1 485

(182)

1 302

Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

31 169

(2 851 )

28 318

18 424

(3 341 )

15 083

ELGF

15 650

n.v.t.

15 650

16 160

n.v.t.

16 160

Diverse crediteuren

2 068

n.v.t.

2 068

784

n.v.t.

784

Overige

335

n.v.t.

335

381

n.v.t.

381

Totaal

49 223

(2 851 )

46 372

35 748

(3 341 )

32 408

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

De aanzienlijke stijging ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar wordt voornamelijk veroorzaakt door het instrument voor herstel en veerkracht (NGEU), dat in 2021 van start ging en waarvoor op 31 december 2021 in totaal 19,1 miljard EUR aan uitstaande schulden uitstond.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen 2013/1303 van het Europees Parlement en de Raad (27) (VGB) die van toepassing is op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de opdrachtdocumentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2021 10,4 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (2,1 miljard EUR) is als niet-subsidiabel beoordeeld op basis van informatie afkomstig van rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom “Aanpassingen”.

In totaal zijn de schulden met 14 miljard EUR gestegen, voornamelijk als gevolg van de start van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU) in 2021. Dit werd gedeeltelijk gecompenseerd door een daling van de te betalen bedragen voor het EFRO, voornamelijk als gevolg van het feit dat eind 2021 minder kostendeclaraties werden ontvangen dan in het voorgaande jaar.

De toename van diverse schulden is voornamelijk toe te schrijven aan voorlopige betalingen van beboete ondernemingen die na het einde van het jaar aan de ondernemingen moeten worden terugbetaald.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is eind 2021 voor 0,7 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

2.13.   OVERLOPENDE POSTEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Toegerekende lasten

77 819

64 383

Uitgestelde baten

126

128

Overige

123

74

Totaal

78 068

64 584

De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

RRF (NGEU)

8 263

ELGF

25 241

24 599

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

19 245

18 622

EFRO en CF

10 710

8 766

ESF

3 499

3 009

Overige

10 859

9 386

Totaal

77 819

64 383

Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Unie nog kostendeclaraties moet ontvangen. Voor het cohesiebeleid houdt de verhoging van de aan het EFRO & CF toegerekende lasten voornamelijk verband met de uitvoering van de periode 2014-2020. De herstel- en veerkrachtfaciliteit (NGEU-instrument) is pas in 2021 van start gegaan met activiteiten en is de belangrijkste reden voor de grote stijging van de overlopende posten sinds het einde van het voorgaande jaar.

NETTOACTIVA

2.14.   RESERVES

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Reëlewaardereserve

2.14.1

496

Reserve van het Garantiefonds

2.14.2

3 043

Overige reserves

2.14.3

1 325

1 523

Totaal

 

1 325

5 062

2.14.1.   Reëlewaardereserve

Overeenkomstig de vorige versie van EAR 11, die van toepassing was tot en met 31 december 2020, werd de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve. Per 1 januari 2021 werden de voor verkoop beschikbare financiële activa geherclassificeerd naar financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van veranderingen in overschot en tekort (FVSD) (zie toelichting 2.4). De bijbehorende reëlewaardereserve wordt daarom vrijgegeven aan het geaccumuleerde resultaat (zie toelichting 1).

2.14.2.   Reserve van het Garantiefonds

Tot 31 december 2020 werd dit streefbedrag van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen opgenomen als nettoactiva in het Garantiefonds. Na de herziening van EAR 11 wordt de garantie voor het EIB-mandaat voor externe leningen, die wordt gedekt door het Garantiefonds voor extern optreden, geboekt als een verplichting tot financiële garantie. De verplichting voor toekomstige beroepen op garanties in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen werd derhalve op de balans opgenomen (zie toelichting 2.11.2) en de reserve van het Garantiefonds werd vrijgegeven aan het geaccumuleerde resultaat (zie toelichting 1).

2.14.3.   Overige reserves

Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserves van de EGKS in liquidatie (997 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, die zijn gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.

2.15.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

(miljoen EUR)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2020

38 480

Effect van de herziene EAR 11 (zie toelichting 1)

(1 719 )

Saldo op 01.01.2021

36 761

Begrotingsresultaat 2020 gecrediteerd aan de lidstaten

1 769

Mutatie in reserve Garantiefonds

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

3 257

Overige

(262)

Economisch resultaat voor het jaar

42 100

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2021

83 624

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het ELGF en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten worden terugbetaald.

De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen.

De aanzienlijke stijging van de bij de lidstaten op te vragen bedragen is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugbetaalbare steun die in 2021 in het kader van NGEU is opgenomen.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

ONTVANGSTEN

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:EIGEN MIDDELEN

3.1.   BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De bni-ontvangsten (bruto nationaal inkomen) bedragen 115 955 miljoen EUR voor 2021 (2020:125 393 miljoen EUR) en is de belangrijkste van de vier categorieën eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De daling van de bni-ontvangsten tussen 2021 en 2020 is toe te schrijven aan zowel de invoering van nieuwe eigen middelen (gebaseerd op niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval) als de toename van andere ontvangsten.

3.2.   TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

De traditionele eigen middelen hebben voornamelijk betrekking op douanerechten waarbij de lidstaten 20 % van de bedragen als inningskosten inhouden, dus de bovenstaande cijfers worden weergegeven na aftrek van deze vermindering. De inning van douanerechten is op een vergelijkbaar niveau gebleven als vorig jaar.

3.3.   BTW-MIDDELEN

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe in overeenstemming met de EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn grotendeels op hetzelfde niveau gebleven als vorig jaar.

3.4.   EIGEN MIDDELEN UIT KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval. Dit is een nieuwe eigenmiddelenbron die in 2021 is ingevoerd met de inwerkingtreding van het nieuwe Eigenmiddelenbesluit 2020/2053.

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:TRANSFERS

3.5.   GELDBOETEN

Ontvangsten ten bedrage van 1 990 miljoen EUR (2020: 452 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die door de Commissie aan ondernemingen zijn opgelegd voor inbreuken op de EU-mededingingsregels en geldboeten die door de Commissie aan lidstaten zijn opgelegd wegens inbreuken op het EU-recht. Ontvangsten uit geldboeten worden door de Commissie opgenomen wanneer zij het besluit om een geldboete op te leggen neemt en officieel ter kennis brengt van de betrokkene. Het gaat voornamelijk om boeten in mededingingszaken (1 762 miljoen EUR). De grootste zaken betreffen inbreuken op de antitrustregels van de EU, d.w.z. geldboeten die aan BMW en de Volkswagengroep (Volkswagen, Audi en Porsche) zijn opgelegd voor een totaalbedrag van 875 miljoen EUR wegens heimelijke afspraken over de technische ontwikkeling op het gebied van de reiniging van stikstofoxide, en boetes die aan Nomura, UBS en UniCredit zijn opgelegd voor een totaalbedrag van 371 miljoen EUR voor de deelname van een groep handelaren aan een kartel op de primaire en secundaire markt voor Europese staatsobligaties.

3.6.   TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Gedeeld beheer

1 682

1 281

Direct beheer

61

53

Indirect beheer

51

21

Totaal

1 794

1 355

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten die worden geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen. De invorderingsopdrachten worden afgegeven om uitgaven terug te vorderen die eerder uit de EU-begroting zijn betaald. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en beschermen de EU-begroting bijgevolg tegen onrechtmatige betalingen.

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot het einde van dit jaar, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.

Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De grootste bedragen in verband met het cohesiebeleid betreffen toegerekende baten van 0,7 miljard EUR (2020: 0,4 miljard EUR) die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten begin 2022 indienen. De terug te vorderen bedragen vertegenwoordigen in wezen het verschil tussen de bedragen die aanvankelijk tijdens het boekjaar subsidiabel waren verklaard en de bedragen die in de jaarrekeningen van de lidstaten als subsidiabel zijn aangemerkt. Een laag bedrag betekent dat de controles op het niveau van de lidstaten de opsporing van niet-subsidiabele bedragen in een vroeg stadium van het proces mogelijk hebben gemaakt.

3.7.   TERUGTREKKINGSAKKOORD VK

Deze ontvangsten hebben betrekking op de nettobedragen die het VK verschuldigd is uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord dat is ondertekend na het vertrek uit de Unie in 2020 (zie toelichting 2.6.1.2).

3.8.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Bijdragen van de lidstaten aan het innovatiefonds

2 187

2 080

Belastingen en bijdragen personeel

1 367

1 316

Bijdragen van derde landen

1 056

1 592

Bijdragen van de lidstaten voor het ESI en externe hulp

199

1 073

Overdracht van activa

356

317

Budgettaire aanpassingen

1 245

214

Overige

326

524

Totaal

6 737

7 116

Bijdragen van de lidstaten voor het innovatiefonds zijn voornamelijk ontvangsten uit de verkoop van emissierechten, te gebruiken ter ondersteuning van innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën.

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen de categorie.

Bijdragen van derde landen zijn voornamelijk bijdragen van EVA-landen (460 miljoen EUR) en financiële bijdragen van derde landen aan Horizon Europa (379 miljoen EUR) en aan Erasmus+ (119 miljoen EUR).

De lidstaten hebben 166 miljoen EUR bijgedragen aan de financiering van de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

De begrotingsaanpassingen vertegenwoordigen voornamelijk het begrotingsoverschot van het voorgaande jaar, dat 1 769 miljoen EUR bedroeg (2020: 3 218 miljoen EUR) en werd gecompenseerd door de jaarlijkse aanpassing van de btw en het bni, die 534 miljoen EUR bedroeg (2020: 3 165 miljoen EUR). De overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties omvatten bijdragen van het ITER-gastland en de lidstaten voor Fusion for Energy, de Europese gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (135 miljoen EUR).

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

3.9.   FINANCIËLE BATEN

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Rentebaten uit:

 

 

Te late betalingen

1 529

1 129

Verstrekte leningen

1 160

1 167

Opgenomen leningen

220

Overige

10

63

Uitgiftepremies

2

674

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

987

258

Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

324

Derivaten

815

70

Gerealiseerde winst op voor verkoop beschikbare financiële activa

48

Dividenden

30

22

Overige

14

3

Totaal

5 092

3 434

Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd betaald zijn. De belangrijkste bedragen betreffen de in toelichting 2.6.1.1 bedoelde gevallen van onderwaardering (1,4 miljard EUR).

Rentebaten op leningen hebben voornamelijk betrekking op EFSM-leningen (1 miljard EUR) met de hoogste effectieve rente (zie toelichting 2.4.1). Rentebaten uit opgenomen leningen hebben voornamelijk betrekking op NGEU en SURE en zijn toe te schrijven aan de negatieve effectieve rentetarieven voor bepaalde transacties.

De uitgiftepremies zijn gedaald omdat zij, overeenkomstig de herziene EAR 11, nu worden afgeschreven over de looptijd van de leningen volgens de effectieverentemethode in plaats van rechtstreeks te worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten (zie vorige alinea en toelichting 2.4.1).

De opbrengsten van financiëlegarantiecontracten hebben voornamelijk betrekking op de afschrijving van de verplichtingen uit hoofde van de financiële garantie. Het kan worden geïnterpreteerd als een ontheffing van de garantieverplichtingen van de EU voor de periode waarin de EU klaar was om de houders van de garanties te compenseren voor hun kredietverliezen. De opname van opbrengsten voor financiële garanties weerspiegelt dus het tijdsverloop en het gegarandeerde volume. De aflossingen zijn van toepassing op beide soorten garanties, die welke worden vergoed en die waarvoor de EU geen of een nominale vergoeding aanrekent (zie toelichting 2.11.2). Van de garanties tegen vergoeding is de belangrijkste de EFSI-garantie die aan de EIB is verstrekt voor de schuldportefeuille van het venster infrastructuur en innovatie (IIW) (zie toelichting 4.1.1). In 2021 bedroegen de inkomsten uit de EFSI-garantie met betrekking tot de IIW-schuldportefeuille 320 miljoen EUR.

De inkomsten uit verplichtingen in verband met financiële garanties ten belope van 987 miljoen EUR worden gecompenseerd door bijzondere waardeverminderingsverliezen voor verplichtingen in verband met financiële garanties ten bedrage van 947 miljoen EUR met betrekking tot beroepen op garanties exclusief terugvorderingen (276 miljoen EUR) en niet-gerealiseerde waardeverminderingsverliezen van 671 miljoen EUR (zie toelichting 3.15). Daarnaast heeft de EG financiële garantieprogramma’s (233 miljoen EUR) gesubsidieerd door geen of minder marktconforme garantiepremies in rekening te brengen (toelichting 3.15). In totaal is het nettoresultaat van de financiële garantieprogramma’s een tekort van 193 miljoen EUR.

3.10.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)

689

640

Wisselkoerswinsten

299

370

Verkoop van goederen

53

48

Aandeel in het nettoresultaat van het EIF

169

38

Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financieringsinstrumenten

1

34

Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

2

5

Overige

284

269

Totaal

1 497

1 404

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap worden aangerekend en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

UITGAVEN

3.11.   GEDEELD BEHEER

(miljoen EUR)

Uitgevoerd door de lidstaten

2021

2020

Europees Landbouwgarantiefonds

40 829

40 461

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

15 451

14 467

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

46 932

41 118

Europees Sociaal Fonds

16 727

13 677

Overige

4 835

2 701

Totaal

124 774

112 425

Het grootste deel van de stijging betreft het cohesiebeleid (EFRO en CF), waar vrijwel alle uitgaven betrekking hebben op de programmeringsperiode 2014-2020, waarvan de uitvoering wordt voortgezet. De stijging is ook het gevolg van hogere medefinancieringspercentages voor het boekjaar 2020-2021 in het kader van het CRII+-pakket.

Overige uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op: Reserve voor aanpassing aan de brexit (1,7 miljard EUR), asiel en migratie (0,6 miljard EUR), Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,6 miljard EUR), interne veiligheid (0,4 miljard EUR), Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,8 miljard EUR) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,7 miljard EUR).

3.12.   DIRECT BEHEER

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Uitgevoerd door de Commissie

48 265

11 429

waarvan RRF (NGEU)

42 940

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

14 232

10 029

Uitgevoerd door trustfondsen

503

636

Totaal

63 000

22 094

Naast de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (43 miljard EUR) hebben de resterende bedragen voornamelijk betrekking op de uitvoering van het onderzoeksbeleid (8,1 miljard EUR), het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (1,1 miljard EUR), het Europees nabuurschapsbeleid (1,3 miljard EUR) en de Connecting Europe Facility, het gemeenschappelijk infrastructuurfonds voor de uitrol van slimme netwerken op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie (2,1 miljard EUR).

De stijging van de uitgaven voor direct beheer door de uitvoerende agentschappen van de EU is voornamelijk het gevolg van de overdracht van activiteiten van de diensten van de Commissie naar de uitvoerende agentschappen op het gebied van onderzoek.

3.13.   INDIRECT BEHEER

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

3 154

3 530

Uitgevoerd door derde landen

890

559

Uitgevoerd door internationale organisaties

3 622

3 619

Uitgevoerd door andere entiteiten

3 225

3 257

Totaal

10 891

10 965

Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 3,9 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk op het gebied vanpretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 4,7 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, ruimtevaartprogramma’s en onderwijs).

3.14.   PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Personeelskosten

7 377

7 028

Pensioenkosten

5 040

4 967

Totaal

12 417

11 995

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen, andere dan die welke onder de nettoactiva zijn opgenomen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend kleiner zijn (2,2 miljard EUR).

3.15.   FINANCIERINGSKOSTEN

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Rentelasten:

 

 

Opgenomen leningen

1 209

1 160

Verstrekte leningen

146

Financiële leasing

56

62

Overige

103

24

Uitgiftekosten

672

Financiëlegarantiecontracten — gesubsidieerde vergoeding

233

Nettowaardeverminderingsverliezen op:

 

 

Financiëlegarantiecontracten

947

70

Leningen en kortlopende vorderingen

1 244

110

Voor verkoop beschikbare financiële activa

41

Verlies op financiële activa of verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

210

Derivaten

40

21

Gerealiseerde verliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

5

Overige

13

22

Totaal

4 201

2 188

Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt grosso modo overeen met EFSM-transacties (1 miljard EUR), in overeenstemming met de rentebaten uit leningen (back-to-backtransacties). Rentelasten uit leningen hebben voornamelijk betrekking op SURE en zijn toe te schrijven aan de negatieve effectieve rentetarieven voor bepaalde transacties.

De uitgiftekosten zijn gedaald omdat zij, overeenkomstig de herziene EAR 11, nu worden afgeschreven over de looptijd van de leningen met de effectieve-rentemethode in plaats van rechtstreeks in de staat van de financiële resultaten te worden opgenomen (zie toelichting 2.4.1).

Zie toelichting 3.9 voor meer informatie over uitgaven in verband met financiële garanties.

3.16.   OVERIGE UITGAVEN

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Administratieve en IT-uitgaven

2 105

1 984

Aanpassing van voorzieningen

583

1 390

Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

1 205

1 319

Uitgaven voor grond- en gebouwenbeheer

591

661

Wisselkoersverliezen

171

578

Vastleggingen voor operationele leases

447

423

Overige

660

593

Totaal

5 762

6 946

Het totaalbedrag van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die in 2021 als uitgave zijn opgenomen, is als volgt:

(miljoen EUR)

 

2021

2020

Kosten voor onderzoek

401

402

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

122

118

Totaal

523

520

3.17.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

(miljoen EUR)

 

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Cohesie en waarden

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Migratie en grensbeheer

Veerkracht, veiligheid en defensie

Nabuurschap en internationaal beleid

Europees openbaar bestuur

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek (4)

Totaal

Bni-middelen

115 955

115 955

Traditionele eigen middelen

20 590

20 590

Btw

18 340

18 340

Nieuwe eigen middelen

5 831

5 831

Geldboeten

1 990

1 990

Teruggevorderde uitgaven

24

809

893

8

0

27

0

34

1 794

Terugtrekkingsakkoord VK

1 122

1 122

Overige

384

132

46

41

1 559

4 574

6 737

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

408

941

939

8

0

68

1 559

168 434

172 357

Financiële baten

1 913

45

0

0

217

1

2 916

5 092

Overige

257

(16)

(18)

0

(5)

8

329

941

1 497

Ontvangsten uit ruiltransacties

2 170

29

(17)

0

(5)

225

330

3 857

6 589

Totale ontvangsten

2 578

970

922

8

(5)

293

1 889

172 291

178 946

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ELGF

(40 829 )

(40 829 )

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(15 451 )

(15 451 )

EFRO & CF

(46 932 )

(46 932 )

ESF

(16 727 )

(16 727 )

Overige

24

(710)

(837)

(101)

(233)

(2 979 )

(4 835 )

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(12 207 )

(45 753 )

(662)

(289)

(244)

(3 954 )

(24)

132

(63 000 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en –organen

(2 374 )

(703)

(77)

(680)

(359)

(15)

(312)

1 365

(3 154 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(243)

37

113

(171)

(213)

(4 025 )

(3)

(7)

(4 512 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

573

(3 301 )

73

(7)

(103)

(460)

(0)

0

(3 225 )

Personeels- en pensioenkosten

(453)

(9)

(1)

(0)

(1)

(136)

(10 487 )

(1 330 )

(12 417 )

Financieringskosten

(771)

(43)

(24)

(0)

(0)

(445)

(95)

(2 823 )

(4 201 )

Overige uitgaven

(1 609 )

(134)

(251)

(5)

(52)

(240)

(3 069 )

(401)

(5 762 )

Totaal uitgaven

(17 083 )

(113 541 )

(57 820 )

(1 990 )

(1 071 )

(9 507 )

(13 990 )

(6 042 )

(221 046 )

Economisch resultaat voor het jaar

(14 505 )

(112 571 )

(56 899 )

(1 982 )

(1 076 )

(9 215 )

(12 101 )

166 249

(42 100 )

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

4.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes, garanties en financieringsinstrumenten voor zover gedekt door fondsen (zie toelichting 2.4.2.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

4.1.   DOOR DE EU-BEGROTING VERSTREKTE GARANTIES

4.1.1.   Garanties in het kader van de EU-begrotingsgarantieprogramma’s (nominaal)

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (28)

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Garanties EIB-mandaat externe leningen

33 026

33 026

20 835

2 700

EFSI-garantie

25 826

24 730

20 358

8 602

EFDO-garantie

1 391

611

535

796

Garantie voor extern optreden van het NDICI

200

200

200

Totaal

60 442

58 566

41 928

12 098


(miljoen EUR)

 

31.12.2020

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (29)

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

Garanties EIB-mandaat externe leningen

35 372

32 530

20 050

2 813

EFSI-garantie

25 543

23 831

18 590

8 028

EFDO-garantie

1 370

438

34

804

Totaal

62 285

56 799

38 673

11 645

De bovenstaande tabellen tonen de mate van blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met aan de EIB-groep of andere financiële instellingen gegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten (16 638 miljoen EUR). Het maximum is het totale bedrag aan garanties waarvoor de EU-begroting, en dus de lidstaten, verplichtingen zijn aangegaan, aangezien om de maximale blootstelling van de EU per 31 december 2021 openbaar te maken, verrichtingen die zijn goedgekeurd maar nog niet zijn ondertekend (1 876 miljoen EUR) moeten worden opgenomen. Voor het begrotingsjaar 2020 worden de bedragen gepresenteerd na aftrek van financiële voorzieningen of financiële verplichtingen die voor die programma’s zijn opgenomen.

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door voorzieningen die geleidelijk uit de begroting worden gehaald en in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (“GVF”) worden gehouden als liquiditeitsbuffer om toekomstige beroepen op garanties te dekken (zie toelichting 2.4.2.1). Op 31 december 2021 bedroegen de voorzieningen 12 098 miljoen EUR. Zie toelichting 6.2 voor de maatregelen die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de voorziening toereikend is om het beroep op de garantie op middellange termijn te dekken. Eventuele verliezen in het kader van de begrotingsgarantieprogramma’s, boven de gereserveerde voorziening, moeten in elk geval door toekomstige begrotingen worden gedekt.

Garanties EIB-mandaat externe leningen

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2021 stond in totaal 20 835 miljoen EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

20 268 miljoen EUR via het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF, en

567 miljoen EUR rechtstreeks voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2021). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.

Bij Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad (30) is een mandaat voor leningen aan de particuliere sector vastgesteld voor projecten die gericht zijn op de economische veerkracht op lange termijn van vluchtelingen, migranten, gast- en doorreisgemeenschappen in het kader van het EIB-weerbaarheidsinitiatief (“ERI”). De begroting van de Unie wordt vergoed voor het risico dat wordt genomen in verband met garanties die zijn verleend voor EIB-financieringsverrichtingen in het kader van het particulier mandaat van ERI, wat verklaart welke premie voor de ELM-garantie kan worden ontvangen, die anders een garantie zonder vergoeding is (zie toelichting 2.11.2).

De periode die was toegestaan voor de ondertekening van de nieuwe verrichtingen in het kader van het ELM 2014-2020 is in 2021 verstreken, zodat het in het kader van de garantie beschikbare plafond voor elk ongebruikt bedrag is verstreken. Het nieuwe EIB-mandaat zal naar verwachting worden gedekt door de garantie voor extern optreden die is ingesteld bij de NDICI-verordening (zie hieronder), maar het is nog niet ondertekend.

Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het Garantiefonds voor externe acties van het GVF: in 2021 is 93 miljoen EUR aan beroepen op garanties uitbetaald (2020: 52 miljoen EUR).

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Uit de EU-begroting wordt een garantie tot 26 miljard EUR (“de EFSI-EU-garantie”) verstrekt op basis van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna “de EFSI-overeenkomst” genoemd, om de EIB in te dekken tegen potentiële verliezen op haar financieringen en investeringen.

Het EFSI opereert in twee “vensters”: het venster infrastructuur en innovatie (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 19 250 miljoen EUR) en het mkb-venster (SMEW), uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6 750 miljoen EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. De EIB-groep neemt de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. De EU stelt zich garant voor deze operaties en dekt de verliezen die de EIB lijdt tot het maximale garantiebedrag.

Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet, die bestaat uit een investeringscomité van onafhankelijke deskundigen dat voor elk door de EIB in het kader van het IIW voorgesteld project onderzoekt of het in aanmerking komt voor de EU-dekking en een EFSI-stuurgroep die toezicht houdt op het programma.

Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt geboekt als financiële verplichting in verband met garanties wat betreft de IIW-schuldportefeuille en de SMEW-schudportefeuille (zie toelichting 2.11.2), en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles (zie toelichting 2.4.2.2). De EFSI-garantie omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020, CCS LGF en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.

In 2021 zijn geen uitbetalingen uit het EFSI-garantiefondscompartiment verricht in verband met aangesproken garanties (2020: 1 miljoen EUR).

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, opgericht bij de EFDO-verordening, is een initiatief om investeringen in Afrika en het Europese nabuurschap te ondersteunen en zodoende bij te dragen tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en het aanpakken van specifieke sociaal-economische grondoorzaken van migratie. Overeenkomstig de EFDO-verordening moet de EU garanties ten belope van 1,5 miljard EUR ter beschikking stellen (aan te vullen met externe bijdragen) aan uitvoerende partners voor hun investerings- en financieringsoperaties om hun investeringsrisico’s te beperken. De EFDO-garantie wordt gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1). Op 31 december 2021 waren zestien EFDO-garantieovereenkomsten van kracht met een totale garantiedekkingslimiet van 1 391 miljoen EUR, terwijl de door de tegenpartijen ondertekende en door de EU in het kader van die overeenkomsten gegarandeerde verrichtingen in totaal 611 miljoen EUR bedroegen.

Garantie voor extern optreden van het NDICI

Bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (31) is het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler (“het instrument”), met inbegrip van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling Plus (het “EFDO+”) en de garantie voor extern optreden, vastgesteld voor de periode van het MFK 2021-2027. De NDICI-verordening heeft tot doel de samenhang en doeltreffendheid van het externe optreden van de EU te vergroten en zo de uitvoering van de verschillende beleidsmaatregelen op het gebied van extern optreden te verbeteren.

De garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-verrichtingen die worden gedekt door begrotingsgaranties, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen.

Op 31 december 2021 was één overeenkomst inzake begrotingsgaranties ondertekend, voor een totaalbedrag van 200 miljoen EUR.

InvestEU-garantie

De InvestEU-verordening (Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (32)) voorziet in een EU-garantie tot 26,2 miljard EUR ter ondersteuning van de financiering en investeringen van uitvoerende partners die bijdragen tot de doelstellingen van het interne beleid van de Unie op vier beleidsterreinen: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen, en sociale investeringen en vaardigheden. De EU zet geleidelijk middelen (“voorzieningen”) uit de InvestEU-begroting opzij om een kapitaalbuffer te creëren voor beroepen op garanties. In de InvestEU-verordening is het voorzieningspercentage voor de EU-garantie in het lidstaatcompartiment van InvestEU vastgesteld op 40 %. Momenteel bedraagt het bedrag 300 miljoen EUR, dat wordt geïnvesteerd in het GVF (zie toelichting 2.4.2.1). De eerste garantieovereenkomst in het kader van InvestEU werd in maart 2022 ondertekend met de EIB-groep en voorzag in een EU-garantie tot het maximum van 19,6 miljard EUR. De InvestEU-verordening voorziet ook in bijdragen van de lidstaten (in het kader van het lidstaatcompartiment) en van derde landen.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met het EFSI, het EFDO en het EIB-mandaat voor externe leningen die uiterlijk op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020, zijn goedgekeurd. Artikel 143 bepaalt dat in geval van een beroep op een garantie voor een financiële verrichting die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK jegens de Unie aansprakelijk zou zijn voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het Britse aandeel in de voorziening in het garantiefonds, indien dit relevant is.

Voor leningen in het kader van het EIB-mandaat voor externe leningen (ELM) bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 33,7 miljard EUR. Op 31 december 2021 was dit veranderd in 27,6 miljard EUR. Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2021 bedraagt dus 3,4 miljard EUR. Zoals hierboven vermeld, wordt elke wanbetaling met betrekking tot deze leningen echter eerst gedekt door het compartiment van het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF en zouden bedragen slechts bij het Verenigd Koninkrijk worden opgevraagd indien de voorziening van het Verenigd Koninkrijk voor dit fonds, van 338 miljoen EUR per 31 december 2021, niet toereikend was.

Met betrekking tot EFSI-verrichtingen bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 23,5 miljard EUR. Op 31 december 2021 was dit veranderd in 18,8 miljard EUR. Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2021 bedraagt dus 2,3 miljard EUR. Verzoeken om garanties in het kader van het EFSI worden eerst gedekt door het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF en bedragen zouden alleen bij het VK worden afgeroepen als de voorziening van het VK voor dit fonds, van 1,1 miljard EUR per 31 december 2021, niet toereikend was.

Aangezien de uitvoerende partners vóór de terugtrekkingsdatum geen verrichtingen met betrekking tot de EFDO-garantie hadden goedgekeurd, heeft het VK hier geen verplichtingen.

Het aandeel van het VK in de betalingen die in 2021 zijn gedaan voor de verrichtingen die op of na de terugtrekkingsdatum en tot en met 31 december 2021 zijn goedgekeurd, bedroeg 47 miljoen EUR (35 miljoen EUR voor het EFSI en 12 miljoen EUR voor ELM), waardoor de voorziening van het VK dienovereenkomstig werd verlaagd. Het in 2022 aan het Verenigd Koninkrijk verschuldigde bedrag van 163 miljoen EUR (zie toelichting 2.6.1.2) vloeit voort uit het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de terugvorderingen en de in 2021 geïnde netto-inkomsten (70 miljoen EUR), uit het overschot aan voorzieningen (92 miljoen EUR) en uit het effect van de definitieve berekening van het Britse aandeel op de in 2021 verschuldigde bedragen (“inhaalslag”).

4.1.2.   Garanties ter dekking van leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

NGEU

91 002

SURE

89 702

39 503

EFSM

47 270

47 396

BB

201

201

MFB

7 466

5 813

Euratom

350

279

Totaal

235 991

93 193

De leningbedragen in deze tabel zijn de nominale bedragen en opgelopen rente. De EU-begroting garandeert de leningen die de Commissie verstrekt voor het NGEU-instrument en de programma’s voor financiële bijstand. Van de op 31 december 2021 uitstaande leningen in het kader van NGEU is 18 miljard EUR uitbetaald als leningen en 46,4 miljard EUR als niet-terugbetaalbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en 7,2 miljard EUR als bijdragen aan MFK-programma’s, terwijl de resterende 19,4 miljard EUR nog niet is uitbetaald en in contanten en kasequivalenten blijft (zie toelichting 2.8).

In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte leningen zou de EU-begroting het volledige verlies dragen:

de opgenomen leningen in verband met NGEU en de leningen om in het kader van het ESFM, de betalingsbalans en Euratom leningen te verstrekken aan de lidstaten worden uitsluitend door de EU-begroting gegarandeerd;

leningen in verband met SURE worden gedekt door de EU-begroting en geschraagd door garanties van de lidstaten ten belope van 25 miljard EUR (25 % van het maximale bedrag aan financiële bijstand van 100 miljard EUR), en

MFB- en Euratom-leningen voor leningen aan derde landen worden eerst gedekt door het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF (zie toelichting 2.4.2) en vervolgens door de EU-begroting.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met de leningen voor financiële bijstand (EFSM, MFB, betalingsbalans en Euratom) die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van wanbetaling op een lening voor financiële bijstand die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk zou zijn jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefondscompartiment voor extern optreden van het GVF, indien dit relevant is (d.w.z. MFB- en Euratom-leningen in derde landen) (zie toelichting 4.1.1).

De uitstaande voorwaardelijke verplichting van de EU met betrekking tot de bovengenoemde leningen voor financiële bijstand bedroeg 53,9 miljoen EUR op de terugtrekkingsdatum. Na aflossingen sinds die datum bedraagt de waarde van deze door de EU-garantie gedekte leningen op 31 december 202153,0 miljard EUR; het aandeel van het VK hierin is 6,6 miljard EUR.

4.1.3.   Garanties in het kader van EU-programma’s voor financieringsinstrumenten (nominaal)

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Horizon 2020

2 590

Connecting Europe Facility

568

Cosme

782

Overige

653

Totaal

4 593


(miljoen EUR)

 

31.12.2020

Horizon 2020

1 860

Connecting Europe Facility

579

Financieringsfaciliteit met risicodeling

37

Overige

49

Totaal

2 524

Overeenkomstig artikel 210, lid 1, FR, overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt.

De bedragen per 31 december 2021 geven de uitstaande nominale bedragen van de garanties weer, terwijl de voorwaardelijke verplichtingen per 31 december 2020 exclusief financiële voorzieningen en financiële verplichtingen voor deze instrumenten zijn opgenomen (zie toelichting 2.10 en 2.11.2).

De leninggarantiefaciliteit van Cosme (LGF) bestaat voornamelijk uit gemaximeerde garanties voor portefeuilles van schuldfinanciering met een hoger risico (voornamelijk leningen) die door financiële intermediairs aan kmo’s worden aangeboden. De leninggarantiefaciliteit van Cosme wordt namens de EU door het EIF uitgevoerd.

Zie ook toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Wat betreft de voorwaardelijke verplichtingen van de EU voor bedragen die op de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd met betrekking tot financiële instrumenten van de EU, met inbegrip van de hierboven genoemde, zouden deze voorwaardelijke verplichtingen worden gedekt door de EU-begroting met behulp van middelen op trustrekeningen. In principe zouden dus geen andere bedragen bij het VK worden opgevraagd dan zijn aandeel in de budgettaire RAL, zoals bepaald in artikel 140 van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

4.2.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET RECHTSZAKEN

4.2.1.   Rechtszaken op het gebied van boetes

Op 31 december 2021 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in verband met geldboeten 2 111 miljoen EUR (2020: 2 985 miljoen EUR). Deze bedragen betreffen voornamelijk door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald door de beboete ondernemingen en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

Mocht de EU in een of meerdere van de zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen zonder gevolgen voor de begroting. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).

4.2.2.   Andere rechtszaken

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Landbouw

79

66

Cohesie

210

341

Overige

1 153

2 169

Totaal

1 443

2 576

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de conformiteitsbesluiten voor het ELGF en plattelandsontwikkeling, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Cohesie

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340, VWEU, moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade. De aanzienlijke daling ten opzichte van het einde van het voorgaande jaar houdt voornamelijk verband met een schadeclaim tegen de Commissie wegens een besluit waarbij een concentratie wordt verboden, die uiteindelijk door het Hof werd afgewezen.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 147 van het terugtrekkingsakkoord is het VK aansprakelijk voor zijn aandeel in de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie, voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken, zich uiterlijk 31 december 2020 voordoen. De geschatte maximale blootstelling van het VK bedraagt 179 miljoen EUR (2020: 318 miljoen EUR). Voor rechtszaken waarin betaling van bedragen uit de EU-begroting waarschijnlijk wordt geacht (zie toelichting 2.10), is het aandeel van het VK opgenomen in het algemene bedrag dat het VK verschuldigd is (zie details in toelichting 2.6.1.2).

4.3.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Ontvangen garanties:

 

 

 

Uitvoeringsgaranties

287

318

 

Overige garanties

8

8

Overige voorwaardelijke activa

98

58

Totaal

393

384

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

5.   VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2021.

Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37 FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 86 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (33) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de Begrotings- van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2027 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar ook wanneer het budgettair nog niet zijn vastgelegd (zie toelichting 5.2 hieronder).

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten op transactiebasis worden opgesteld en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2021 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2021

31.12.2020

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5.1

266 526

249 309

Significante juridische verbintenissen

5.2

135 181

14 481

Totaal

 

401 707

263 790

5.1.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

266 526

249 309

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL (“reste à liquider”) van 341 634 miljoen EUR (zie tabel 6.4 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting), min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

Per 31 december 2021 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 93,4 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de desbetreffende contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.

5.2.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

31.12.2020

Vastleggingen voor niet-terugbetaalbare steun in het kader van RRF (NGEU)

99 530

ITER

6 121

6 837

Elfpo  (34)

17 662

Ruimtevaartprogramma’s

4 189

Visserijovereenkomsten

412

172

Horizon Europa

382

Euratom

445

Reserve voor aanpassing aan de brexit

3 072

Connecting Europe Facility

4 140

Vastleggingen voor operationele leases

2 492

2 547

Overige contractuele verbintenissen

876

785

Totaal

135 181

14 481

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn die niet door vastleggingskredieten in de begroting zijn gedekt per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen de komende jaren worden gebudgetteerd en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

Vastleggingen voor niet-terugbetaalbare steun in het kader van NGEU (RRF)

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een kernprogramma van NGEU, het EU-herstelinstrument. Het is opgericht bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 (35). Het financiert hervormingen en investeringen in de lidstaten vanaf het begin van de coronapandemie in februari 2020 tot 2026. Het hier vermelde bedrag heeft betrekking op het deel van de juridische verbintenissen voor niet-terugbetaalbare steun van de herstel- en veerkrachtfaciliteit dat eind 2021 niet gedekt was door begrotingsvastleggingen. Artikel 23 van Verordening (EU) 2021/241 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2027. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via het agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. Het bedrag weerspiegelt de prospectieve financiering in het MFK 2021-2027, zoals vastgesteld bij Besluit (Euratom) 2021/281 van de Raad (36) van 22 februari 2021 houdende wijziging van Besluit 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU en diverse andere landen betrokken.

ELFPO

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de goedkeuring van het Elfpo-programma voor de periode 2014-2022 overeenkomstig Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad (37). Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Ruimtevaartprogramma’s

Het ruimtevaartprogramma omvat de volgende onderdelen: Galileo, Egnos, Copernicus, Govsatcom en SSA. De belangrijkste zijn Galileo, dat het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem ontwikkelt, en Copernicus, dat verband houdt met de Europese aardobservatie. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (38) heeft de Commissie delegatieovereenkomsten ondertekend met het Europees Ruimteagentschap (ESA), EUMETSAT, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 11,lid 6, van Verordening (EU) 2021/696 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2026. De gedane toezeggingen zijn gebaseerd op besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. de overeenkomst tussen de EU en de Republiek der Seychellen en het bijbehorende uitvoeringsprotocol; PB L 60 van 28.2.2020) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.

Horizon Europa

Dit zijn bedragen die voor het programma Horizon Europa zijn vastgelegd voor upstream- en downstreamactiviteiten voor de verschillende ruimtecomponenten. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op basis van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (39) ondertekende de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA en een andere met het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA). Artikel 12, lid 8, van Verordening (EU) 2021/695 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Euratom

EUROfusion (het Europees consortium voor de ontwikkeling van fusie-energie) is een subsidiabel consortium van EU-laboratoria en -instituten dat tot taak heeft de weg te effenen voor kernfusiereactoren. Daartoe financiert het consortium het onderzoek van zijn 30 leden op basis van de “Europese routekaart voor de realisering van fusie-energie” als gezamenlijk programma binnen het medegefinancierde Europese partnerschap van Euratom. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) 2021/765 (40) van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa, waarin artikel 4 het gebruik van jaarlijkse tranches toelaat.

Reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR)

De reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR) is bedoeld om de economische en sociale gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (EU) in februari 2020 tegen te gaan. Het is opgericht bij Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad (41). Het vermelde bedrag vertegenwoordigt de juridische verbintenissen die nog moeten worden uitgevoerd in het kader van de door de BAR ondersteunde maatregelen. Alleen het deel van de juridische verbintenissen dat nog niet onder vastleggingen in de begroting valt, wordt hier vermeld.

Connecting Europe Facility (CEF)

De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode die loopt van 2014 tot en met 2024 voor CEF-Vervoer en tot en met 31 december 2025 voor CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches. Eind 2021 zijn de juridische verbintenissen volledig gedekt door vastleggingen in de begroting.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

(miljoen EUR)

 

Minimale leasebetalingen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

414

953

1 074

2 442

IT-materiaal en overige uitrusting

14

27

9

50

Totaal

428

980

1 083

2 492

Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de EU, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad (42) van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004, is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in maart 2019 verhuisd van Londen naar Amsterdam. Op 2 juli 2019 bereikte het bureau een akkoord met de eigenaar van het gebouw, dat daarna is onderverhuurd tegen voorwaarden die overeenkomen met die van de hoofdhuur, onder andere wat betreft de looptijd. Deze loopt tot het verstrijken van de hoofdhuur van het EMA in juni 2039.

De bedragen in de bovenstaande tabel omvatten 383 miljoen EUR die nog verschuldigd zijn onder de hoofdhuurovereenkomst. Eenzelfde bedrag wordt verwacht aan ontvangsten van de onderhuurder op grond van de niet-opzegbare onderverhuurovereenkomst.

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op een bouwcontract (JMO2) van de Commissie in Luxemburg (393 miljoen EUR).

6.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico’s van de EU heeft betrekking op:

opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via acties in het kader van NGEU, EFSM, betalingsbalans, MFB, SURE en Euratom;

de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voor begrotingsgaranties en van de EGKS in liquidatie;

financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en

EU-begrotingsgarantieprogramma’s.

Met de start van NGEU in 2021 benoemde de Commissie een Chief Risk Officer, richtte zij een passende governancestructuur op en stelde zij een risicobeleid voor NGEU-activiteiten vast.

6.1.   TYPES RISICO

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico’s (zoals aandelenrisico’s):

Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de koerswijziging van de ene valuta ten opzichte van de andere;

Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. In het algemeen zullen hogere rentetarieven leiden tot lagere prijzen van vastrentende obligaties, en omgekeerd, en

Overig prijsrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van andere veranderingen in marktprijzen dan die welke voortvloeien uit het renterisico of valutarisico, ongeacht of deze veranderingen worden veroorzaakt door factoren die specifiek zijn voor het individuele financiële instrument of de emittent ervan dan wel door factoren die alle soortgelijke op de markt verhandelde financiële instrumenten beïnvloeden.

Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen.

6.2.   RISICOBEHEERBELEID

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, wisselvorderingen die geen vorderingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten zijn, indien geclassificeerd in financiële activa tegen FVSD, opgenomen leningen, financiëlegarantiecontracten en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

De leningtransacties worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve verordeningen van de Raad, besluiten van de Raad en het Europees Parlement en, indien van toepassing, op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen en verstrekte leningen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Verstrekte leningen, andere dan in het kader van NGEU, worden door middel van opgenomen back-to-backleningen gefinancierd, waardoor er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan.

De in het kader van NGEU verstrekte leningen volgen geen back-to-backbenadering, zoals het geval is voor de andere instrumenten voor financiële bijstand. In plaats daarvan is voor NGEU een gediversifieerde en gepoolde financieringsstrategie ontwikkeld, waarin een breed scala aan financieringsinstrumenten wordt gecombineerd. De gediversifieerde gepoolde strategie vereist de ontwikkeling en uitvoering van efficiënte richtsnoeren en procedures voor risicobeheer voor het NGEU-instrument waarmee de gerelateerde risico’s dagelijks actief worden aangepakt.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad (43)) en in het Financieel Reglement.

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen van de Commissie meestal in euro luiden;

bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de op die rekeningen aangehouden kasmiddelen overtreffen, en

het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en een scheiding van taken te waarborgen overeenkomstig het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de auditbeginselen.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Geldboeten

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s

Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe gecreëerde portefeuille, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van de portefeuille zijn de vermindering van de risico’s die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een op dezelfde grondslag berekend gewaarborgd rendement toe te passen op het nominale boetebedrag. Voor het gewaarborgd rendement toegepast op entiteiten waaraan een boete is opgelegd vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement in augustus 2018 geldt evenwel een bodemrente van nul. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito’s bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

Ontvangen financiële garanties

Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.3). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico’s worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

In titel X van het Financieel Reglement zijn verschillende waarborgen opgenomen om de EU-begroting te beschermen tegen de financiële risico’s die voortvloeien uit het gebruik van begrotingsgaranties. Zij kunnen in vier hoofdcategorieën worden ingedeeld:

1.   Maatregelen om het bedrag van de voorwaardelijke verplichtingen te beperken

Ten eerste is de omvang van de EU-garantie in de regel op een duidelijk omschreven wijze gemaximeerd. In het Financieel Reglement is bepaald dat de financiële verplichting en de totale nettobetalingen uit de begroting niet hoger mogen zijn dan de omvang van de begrotingsgarantie die bij het basisbesluit is toegestaan. De voorwaardelijke verplichting uit hoofde van een begrotingsgarantie kan alleen hoger zijn dan de financiële activa die ter dekking van de financiële verplichting van de EU worden verstrekt indien de onderliggende basishandeling hierin voorziet en onder de specifieke voorwaarden die daarin zijn vastgesteld.

Ten tweede wordt het gewenste risicoprofiel van de door de EU gegarandeerde verrichtingen/financiële producten zo veel mogelijk vooraf bepaald, d.w.z. bij de ondertekening van de garantieovereenkomsten.

2.   Maatregelen met betrekking tot de selectie van uitvoerende partners

Begrotingsgarantieprogramma’s worden uitgevoerd met betrouwbare partners die een pijlerbeoordeling hebben ondergaan. Dit garandeert de betrouwbaarheid van onder meer de boekhoud-, financiële en risicobeheersystemen van deze uitvoerende partners. Bovendien moeten deze uitvoerende partners eigen middelen vastleggen, wat leidt tot een verdere afstemming van de belangen op die van de Unie.

3.   Maatregelen om te zorgen voor een toereikende begrotingscapaciteit vooraf om beroepen op garanties op te vangen

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door voorzieningen die veilig in het GVF worden aangehouden. Het voorzieningspercentage wordt in de basishandeling van elk programma op een zodanig niveau vastgesteld dat de programmering van de begrotingskredieten een voorziening kan vormen die het mogelijk maakt verliezen op te vangen zonder budgettaire verstoringen. De voorziening is dus voldoende om de verwachte en tot op zekere hoogte ook de onverwachte verliezen van deze begrotingsgaranties het hoofd te bieden.

Vervolgens zal de Commissie er (jaarlijks) voor zorgen dat het bedrag van de voorziening in overeenstemming is met het voorzieningspercentage zoals vastgesteld in de basishandeling en in overeenstemming is met de beginselen van het Financieel Reglement en met de financiële programmering.

4.   Maatregelen om het hoofd te bieden aan gerealiseerde verliezen die hoger zijn dan de raming vooraf

Het Financieel Reglement voert twee drempels voor vroegtijdige waarschuwing in (d.w.z. wanneer 50 % en 30 % van de voorzieningsdoelstelling beschikbaar blijft). Deze waarschuwingsdrempels stellen de Commissie in staat te anticiperen op een mogelijke uitputting van de voorziening vóór de beëindiging van de begrotingsgarantie en de Commissie in staat te stellen te beoordelen of zij bij wijze van uitzondering aanvullende voorzieningen kan voorstellen.

Daarnaast wordt de geschiktheid van het voorzieningspercentage regelmatig geëvalueerd (ten minste om de drie jaar). Deze evaluatie waarborgt dat het voorzieningspercentage toereikend is ten opzichte van het feitelijke risicoprofiel van de uitstaande verplichtingen.

Indien aanvullende voorzieningen nodig zijn, bestaan er procedures om ervoor te zorgen dat er voldoende liquiditeit beschikbaar is (overdrachten tussen GVF-compartimenten en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken) en dat er begrotingsruimte (vastleggings- en betalingskredieten) beschikbaar is.

Voorts werd in 2020 onder het gezag van de commissaris voor Begroting een stuurgroep opgericht voor voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties. Deze treedt op in aangelegenheden die betrekking hebben op begrotingsgaranties en financiële bijstand en leiden tot voorwaardelijke verplichtingen ten opzichte van de begroting als gevolg van de uitvoering van titel X van het Financieel Reglement, met inbegrip van de bepalingen van de interne voorschriften voor het uitvoeren van de algemene begroting van de Unie. Dit omvat het kader voor risicobeheer, relevante gemeenschappelijke horizontale bepalingen van de standaardovereenkomsten en geïntegreerde rapportage om bedrijfsvereisten vast te stellen voor het duurzaam beheer van voorwaardelijke verplichtingen.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Bij Besluit C(2020)1896 van de Commissie van 25 maart 2020 inzake de richtsnoeren voor het beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, werden de verantwoordelijkheden en taken van de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gedelegeerd aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting (DG BUDG). Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt gescheiden gehouden van de andere portefeuilles die door DG BUDG worden beheerd. Het fonds bestaat niet als een afzonderlijke juridische entiteit.

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt beheerd volgens de richtsnoeren voor het beheer van de activa. Het doel is te zorgen voor de nodige liquiditeit om volledig en snel aan alle vereiste uitstromen, zoals een beroep op een garantie, te voldoen en het kapitaal gedurende de beleggingshorizon van het fonds veilig te stellen, met een hoog vertrouwensniveau.

Om de hierboven beschreven algemene doelstelling te bereiken, beheert de financieel beheerder van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds de activa overeenkomstig de prudentiële regels en de beginselen van goed financieel beheer en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde regels en procedures. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke gebieden, zoals het beheer van kasmiddelen, en deze worden gebruikt door de betrokken operationele eenheden. Financiële en operationele risico’s worden geïdentificeerd en geëvalueerd en de naleving van interne richtsnoeren en procedures wordt regelmatig gecontroleerd.

De portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt zodanig samengesteld dat een hoge mate van diversificatie tussen in aanmerking komende activaklassen, geografische gebieden, emittenten en looptijden wordt gewaarborgd, zodat schommelingen in de waarde kunnen worden beheerd.

De richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in zodat de tot de rating investeringswaardig beperkte portefeuille minder wordt blootgesteld aan het kredietrisico, behalve voor de blootstelling aan EU-lidstaten.

Omdat de Banque de France per 31 december 2021 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

Programma’s voor financieringsinstrumenten

De uitvoering van de EU-begroting is nu al vele jaren afhankelijk van het gebruik van programma’s van financieringsinstrumenten. Zie toelichting 2.4.2 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. Overeenkomsten met deze financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. Zodra een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor door de financiële instelling op haar naam maar namens de Commissie geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgeboekt. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot het maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.

6.3.   VALUTARISICO

Valutarisico per 31 december 2021

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

USD

GBP

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs  (5)

63

18

7

88

176

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-derivaten

934

51

23

75

23 141

24 223

 

Derivaten

(646)

1 474

828

Vorderingen  (6)

109

98

108

4

88

7 372

7 780

Geldmiddelen en kasequivalenten

85

24

1 014

591

1 692

41 455

44 860

 

545

192

1 121

618

1 862

73 529

77 866

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(1 047 )

(0)

(62)

(19)

(248)

(6 418 )

(7 794 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1)

(4)

(5)

 

(1 048 )

(0)

(62)

(19)

(251)

(6 418 )

(7 798 )

Totaal

(503)

192

1 059

599

1 611

67 111

70 068

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2021

USD

GBP

PLN

SEK

Economisch resultaat

46

(17)

(96)

(54)

Indien de euro 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:

(miljoen EUR)

 

2021

USD

GBP

PLN

SEK

Economisch resultaat

(56)

21

118

67

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

De financiële activa en verplichtingen luiden thans enkel in euro, zodat de EU geen valutarisico loopt.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta’s dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804) aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vermeld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro, met inbegrip van Amerikaanse dollar, Britse pond en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta’s te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, en zodat hun posities geen blootstelling aan valutarisico’s inhouden.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekeningen in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Aangezien alle boeten worden opgelegd, betaald of voorlopig geïnd in euro, is er geen valutarisico wanneer zij in het BUFI-fonds worden aangehouden.

Begrotingsgaranties

Begrotingsgaranties worden in de regel verlengd met een maximum dat is vastgesteld in EUR. Sommige onderliggende verrichtingen kunnen echter in andere valuta’s (USD of andere lokale valuta) luiden.

Bij het bepalen van de voorzieningsbehoeften moet rekening worden gehouden met het valutarisico.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is momenteel zowel in EUR als in USD actief. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren.

De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening (zie toelichting 2.4.1.2), worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Voor gesubrogeerde leningen zijn er geen afdekkingsactiviteiten (“hedging”) om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

Valutarisico per 31 december 2020

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

(miljoen EUR)

 

31.12.2020

USD

GBP

DKK

SEK

EUR

Overige

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Voor verkoop beschikbare financiële activa

593

42

15

14

18 904

20

19 587

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(417)

616

199

Leningen  (44)

21

40

46

9

116

Vorderingen en verhaalbare bedragen

22

1 208

116

176

72 233

738

74 493

Geldmiddelen en kasequivalenten

115

64

178

367

14 429

1 589

16 742

 

334

1 353

310

557

106 228

2 356

111 137

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(1)

(4)

(4)

Crediteuren

(3)

(0)

(19)

(1)

(32 366 )

(19)

(32 408 )

 

(3)

(0)

(19)

(1)

(32 367 )

(22)

(32 412 )

Totaal

331

1 353

291

556

73 861

2 333

78 725

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2020

USD

GBP

DKK

SEK

Economisch resultaat

(13)

(119)

(27)

(49)

Nettoactiva

(17)

(4)

(1)

(1)

Indien de euro 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:

(miljoen EUR)

 

2020

USD

GBP

DKK

SEK

Economisch resultaat

16

146

33

60

Nettoactiva

21

5

2

2

6.4.   RENTERISICO

De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van schuldbewijzen bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van ± 100 basispunten (1 %).

(miljoen EUR)

 

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Economisch resultaat

2021: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+100

(622)

-100

660

2020: Voor verkoop beschikbare financiële activa

+100

(479)

-100

513

De rentegevoeligheid van portefeuilles geldmarktinstrumenten en obligaties neemt toe met de looptijd. De looptijden van de belangrijkste door de Commissie beheerde activaportefeuilles worden hieronder toegelicht.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Gezien de aard van de opgenomen en verstrekte leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Voor de instrumenten voor financiële bijstand, met uitzondering van NGEU is er echter geen renterisico aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen staan met dezelfde voorwaarden (“back-to-back”-leningen).

Het NGEU-instrument hanteert geen strikte back-to-backbenadering en daarom moet het renterisico worden gedekt door de toepassing van procedures en mechanismen die het renterisico beperken. Het onderliggende beginsel van de gediversifieerde financieringsstrategie van NGEU is dat de financieringskosten en alle andere kosten in verband met NGEU op transparante wijze worden toegewezen aan begunstigden (voor leningen) en aan de EU-begroting (voor niet-betaalbare steun). Het NGEU-programma is gebaseerd op de beginselen van volledige kostendekking en non-profitactiviteiten. Daarom verstrekt de EU de financiering die zij op de markt verkrijgt op de meest kosteneffectieve en billijke wijze op basis van dagelijkse renteberekeningen. Dit zorgt ervoor dat de lidstaten alle kosten dragen die verband houden met de door de Unie gemaakte lening.

NGEU houdt contant geld aan om een vastgestelde veiligheidsbuffer in stand te houden als onderdeel van een gediversifieerde financieringsstrategie en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. Het contant geld van NGEU wordt aangehouden bij de Europese Centrale Bank. Op basis van een onderlinge overeenkomst is het uitstaande kassaldo van meer dan 20 miljard EUR onderworpen aan een negatieve rente op de depositofaciliteit van de ECB, die in 2021 -0,5 % bedroeg. Het contant geld van NGEU wordt bij de ECB aangehouden.

Kasverrichtingen

Met uitzondering van de leningen in verband met het NGEU-programma neemt de Commissie geen lening op om haar operationele uitgaven te financieren. Behalve het renterisico voor NGEU wordt de rente berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen (positieve of negatieve) rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken (eigen middelen en andere) kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Gezien de huidige negatieve renteomgeving kunnen sommige van de vergoedingen die op deze rekeningen worden toegepast, momenteel negatief zijn. Er worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi tot een minimum te beperken en er worden passende plafonds in acht genomen overeenkomstig de voorwaarden van de banken. De eigenmiddelenrekeningen worden beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast, kennen over het algemeen een bodemrente van nul voor operationele saldi tot een bepaald maximumbedrag.

Geldboeten

De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 1,75 jaar.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een totale gemiddelde portefeuillelooptijd van 3,10 jaar.

EGKS in liquidatie

De middelen van de EGKS in liquidatie worden belegd in een portefeuille van geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 3,24 jaar.

6.5.   KREDIETRISICO

Kredietrisico per 31 december 2021

Maximale blootstelling aan kredietrisico

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Financiële activa

 

Verstrekte leningen

163 568

Geldmiddelen en kasequivalenten

44 860

Vorderingen met tegenprestatie  (45)

7 780

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen

19 326

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten

828

Verstrekte garanties

 

Financiëlegarantiecontracten

55 267

Totaal op 31.12.2021

291 628

Verstrekte leningen: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

10 379

10 379

Rating hoge middenklasse

58 991

58 991

Rating lage middenklasse

79 672

79 672

Niet-investeringswaardig (incl. wanbetaling)

8 819

5 965

29

48

14 860

Brutoboekwaarde

157 861

5 965

29

48

163 903

Minus voorziening voor verliezen

(10)

(299)

(26)

(336)

Nettoboekwaarde

157 851

5 665

3

48

163 568

De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:

Beste en uitstekende rating: Moody’s P-1, Aaa — Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA — AA-; Fitch F1+, F1, AAA — AA- en gelijkwaardig

Rating hoge middenklasse: Moody’s P-2, A1 — A3; S&P A-2, A+ — A-; Fitch F2, A+ — A- en gelijkwaardig

Rating lage middenklasse: Moody’s P-3, Baa1 — Baa3, S&P A-3, BBB+ — BBB-; Fitch F3, BBB+ — BBB- en gelijkwaardig

Niet investeringswaardig: Moody’s not prime, Ba1 — C; S&P B, C, D, BB+ — D; Fitch B, C, D, BB+ — D en gelijkwaardig

De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd.

De hierboven weergegeven bedragen onder “Verstrekte leningen” die “niet-investeringswaardig” zijn, hebben voornamelijk betrekking op financiëlebijstandsleningen van de Commissie aan partnerlanden in financiële moeilijkheden. Alle leningen aan lidstaten bevinden zich in fase 1. De POCI-leningen zijn de gesubrogeerde leningen van de EFSI- en ELM-programma’s.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Blootstelling aan kredietrisico wordt beheerd door het verkrijgen van staatsgaranties in het geval van Euratom (zie toelichting 2.4.1.1).

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten, ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand.

In geval van wanbetaling van de debiteuren en om de daarmee verband houdende schulden af te lossen, kan de Commissie een beroep doen op de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (voor MFB- en Euratom-leningen aan derde landen) en een beroep doen op de lidstaten, met inachtneming van de maxima van de eigen middelen (zie toelichting 6.6).

Verstrekte leningen: Mutatie in de voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen

(miljoen EUR)

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2021

49

6

19

73

Overgang naar fase 1

0

0

Overgang naar fase 2

(41)

41

Overgang naar fase 3

(0)

(1)

1

(0)

Nieuwe leningen

4

69

0

73

Verwijderde posten — aflossingen

(0)

(0)

(0)

(0)

Verwijderde posten — afschrijvingen

Herwaardering van de voorziening voor verliezen

(1)

185

6

189

Overige

(0)

0

(0)

Voorziening voor verliezen op 31.12.2021

10

299

26

336

Verstrekte leningen: Beoordeling van de fasering

Zoals vermeld in de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving, hangt de voorziening voor bijzondere waardevermindering voor de financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs die geen vorderingen zijn, af van de fase waarin een financieel actief is geclassificeerd.

De toewijzing aan fasen hangt voornamelijk af van de rating van de tegenpartij. Het faseringsmodel berust op een relatieve beoordeling van het kredietrisico, dat wil zeggen dat de EU verschillende leningen met dezelfde tegenpartij in verschillende fasen kan hebben, afhankelijk van het kredietrisico van de tegenpartij bij de initiëring. De EU heeft een unieke institutionele status en leent geld aan haar lidstaten of aan landen die in moeilijkheden verkeren. Als gevolg daarvan past de EU ook een kwalitatieve beoordeling van het kredietrisico toe op basis van toezicht op de economische situatie van kredietnemers in moeilijkheden.

Fase 1 — geen significante toename van het kredietrisico

Leningen aan tegenpartijen met een rating “investeringswaardig” (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB- (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden beschouwd als leningen met een laag kredietrisico en worden dus in fase 1 aangehouden, tenzij zij meer dan 30 dagen achterstallig zijn (zie fase 2). Bovendien worden leningen waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de financiële activa in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de binnen 12 maanden te verwachten kredietverliezen (“te verwachten kredietverliezen”).

Fase 2 — Belangrijke stijging van de kredietrating

Om te bepalen of het kredietrisico sinds de initiëring aanzienlijk is toegenomen en of de overgang naar fase 2 derhalve van toepassing is, past de EU een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen toe.

Alle leningen waarvoor de contractuele betalingen tussen 31 en 90 dagen achterstallig zijn, worden verplaatst naar fase 2.

Voor tegenpartijen met ratings tussen AAA (Aaa) en BB- (Ba3) op de datum van eerste opname: Tenzij het lage risico (boven in fase 1) van toepassing is, wordt de verslechtering als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij initiëring en die op de rapportagedatum gelijk is aan of groter is dan 3 gradaties.

Voor tegenpartijen met een rating van B+ (B1) of B (B2) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd als het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating gelijk is aan of groter is dan 2 gradaties.

Voor tegenpartijen met kredietratings B- (B3) of lager (in CCC/Caa bereik): de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan 1 gradatie.

Leningen die zijn geïnitieerd vóór de overgang naar herziene EAR 11 (d.w.z. 1 januari 2021), waarvoor geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is zonder onevenredige kosten en inspanningen, worden ingedeeld in fase 2.

Voor leningen in fase 2 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Fase 3 — Leningen met verminderde kredietwaardigheid

Leningen worden in fase 3 ingedeeld als zij 90 dagen achterstallig zijn of wanneer zich na de initiëring van de lening een of meer gebeurtenissen voordoen die een nadelig effect hebben op de geschatte toekomstige kasstromen van dat financiële actief. Een lening wordt bijvoorbeeld ingedeeld in fase 3, indien:

het waarschijnlijk is dat een kredietnemer failliet zal gaan of een andere financiële reorganisatie zal doorvoeren;

de kredietnemer een door een extern ratingbureau gepubliceerde ratingklasse D heeft, en

de kredietnemer in gebreke is ten aanzien van de EU of, in het geval van leningen voor financiële bijstand, als de kredietnemer in gebreke blijft bij een andere internationale organisatie die het programma financiert.

Voor leningen in fase 3 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”)

De EU houdt ook “gekochte of geïnitieerde leningen met verminderde kredietwaardigheid” (“POCI”) aan. Dit zijn noodlijdende gegarandeerde leningen waarbij de EU heeft voldaan aan een beroep op de garantie door de uitvoerende partner. Voor deze leningen zijn alle rechten gesubrogeerd aan de EU. De EU neemt deze op haar balans op tegen reële waarde bij eerste opname. De EU classificeert ze als POCI-leningen en berekent een voorziening voor bijzondere waardevermindering op basis van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de uitvoerende partners worden namens de EU invorderingsprocedures ingeleid om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.

Verstrekte leningen: Waardering van te verwachten kredietverliezen

De waardering van te verwachten kredietverliezen is een kansgewogen schatting van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de verwachte kasstromen. Voor deze raming maakt de EU gebruik van de volgende kredietrisicoparameters:

Kans op wanbetaling (probability of default — PD);

Verlies bij wanbetaling (loss given default — LGD), en

Blootstelling bij wanbetaling (“EAD”).

De PD is een percentage en geeft de waarschijnlijkheid weer dat een tegenpartij in gebreke blijft ten aanzien van haar financiële verplichting, hetzij in de komende 12 maanden (gebruikt voor de “binnen de 12 maanden te verwachten kredietverliezen”), hetzij gedurende de resterende looptijd van de verplichting (gebruikt voor de “tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”).

Het LGD is een percentage dat het verwachte kastekort weergeeft, d.w.z. het deel van de blootstelling dat naar verwachting verloren zal gaan na een wanbetaling, rekening houdend met terugvorderingen en zekerheden. Om het LGD voor blootstellingen aan staatsschulden te ramen, houdt de EU rekening met haar feitelijke status van preferente crediteur.

De EAD is de uitstaande blootstelling (bedrag) op het moment van een wanbetaling.

De geschatte kasstromen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief worden gedisconteerd tegen de effectieve rentevoet.

De EU houdt rekening met redelijke en gerechtvaardigde toekomstgerichte informatie die zonder onnodige kosten en inspanningen beschikbaar is, en past de modelparameters zo nodig aan.

Geldmiddelen en kasequivalenten: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Kredietrating

 

Beste en uitstekende rating

40 716

Rating hoge middenklasse

3 650

Rating lage middenklasse

306

Niet-investeringswaardig

189

Brutoboekwaarde

44 860

Minus voorziening voor verliezen

Nettoboekwaarde

44 860

Kasverrichtingen

De bedragen aan geldmiddelen en kasequivalenten in de bovenstaande tabel hebben voornamelijk betrekking op de kasmiddelen die door de thesaurie van de Commissie worden beheerd. De meeste kasmiddelen van de Commissie worden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 804/2016 van de Raad) betreffende de eigen middelen aangehouden op rekeningen die door de lidstaten zijn geopend voor de betaling van hun bijdragen aan de eigen middelen (voornamelijk bni, btw en TEM). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 54 miljoen EUR, gespreid over 25 rekeningen) en loopt de Commissie slechts een beperkt risico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van de dagelijkse totale kassaldi die in 2021 schommelden tussen 1 miljard EUR en 38 miljard EUR, en van een totaalbedrag aan betalingen op bankrekeningen van de Commissie in 2021 dat meer dan 170 miljard EUR bedroeg.

Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een langetermijnrating van S&P A- of gelijkwaardig beschikken. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

de kredietratings van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, worden regelmatig bekeken, en

in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

NGEU

Instrumenten voor het verstrekken en opnemen van leningen voor financiële bijstand houden in het algemeen geen uitstaande kassaldi aan als gevolg van het onderliggende back-to-backbeginsel van de financiëlebijstandsleningen. Met de uitvoering van een gediversifieerde financieringsstrategie in het kader van het NGEU-instrument houdt NGEU echter contanten aan om ervoor te zorgen dat de bedragen op de bankrekening van NGEU toereikend zijn om aan alle nieuwe uitbetalingsbehoeften te voldoen en om een bepaalde veiligheidsbuffer aan te houden en tegelijkertijd overtollige saldi te vermijden. De contanten worden op een bankrekening bij de ECB geplaatst, waardoor het kredietrisico zeer laag is.

Voorlopig geïnde geldboeten: deposito’s

De banken die deposito’s houden in verband met vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het depot van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A- (S&P of gelijkwaardig) van twee ratingbureaus. Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

Vorderingen: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

31.12.2021

 

Niet verschuldigd

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Totaal

0-30 dagen

31-90 dagen

91 dagen — 1 jaar

> 1 jaar

Brutoboekwaarde

2 785

15

9

578

1 453

4 840

Minus voorziening voor verliezen

(2)

(1)

(4)

(18)

(147)

(173)

Nettoboekwaarde

2 783

14

5

560

1 305

4 667

De bedragen in deze tabel omvatten geen uitgestelde lasten en het te ontvangen FGC-gedeelte gewaardeerd tegen FVSD (zie toelichting 2.6.2), aangezien zij niet onderworpen zijn aan de vereisten inzake bijzondere waardevermindering.

Op 10 juli 2020 en 8 juli 2021 heeft de Commissie besluiten genomen om haar interne bepalingen voor de invordering van schuldvorderingen te wijzigen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor debiteuren van de Commissie te verzachten. Het besluit voorzag in een tijdelijke verlenging van de betalingstermijnen voor nieuwe schulden en in de mogelijkheid om extra betalingstermijnen toe te kennen voor de schulden die nog liepen.

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — schuldbewijzen: kredietkwaliteit

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is A- (S&P of gelijkwaardig).

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Spanje, dat 10 % van de totale portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Spanje, Frankrijk, Italië, Duitsland en Nederland) vertegenwoordigen in totaal 30 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille is A (S&P of gelijkwaardig).

Ontvangen financiële garanties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. In het kader van dat beleid wordt een maximale kredietblootstelling per entiteit van de financiële sector vastgesteld op basis van de rating en het kapitaalniveau van de entiteit zoals opgenomen in haar financiële staten volgens de IFRS. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

EGKS in liquidatie

De richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat beperkt is tot de rating investeringswaardig, behalve voor de blootstelling op EU-lidstaten. De gewogen gemiddelde kredietrating van de portefeuille is BBB+ (S&P of gelijkwaardig).

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten: kredietkwaliteit

De afgeleide activa hebben voornamelijk betrekking op de garanties op aandelenportefeuilles en op valutatermijncontracten. Het kredietrisico is derhalve beperkt tot het tegenpartijrisico. De garantie voor eigen vermogen zal worden vereffend met de uitvoerende partner van de EU, de EIB-groep, die een AAA-rating krijgt. De Banque de France is per 31 december 2021 de enige tegenpartij voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zodat er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties zijn.

Financiëlegarantiecontracten: kredietkwaliteit

(miljoen EUR)

 

31.12.2021

Fase 1

Fase 2

Totaal

Rating op lange termijn

 

 

 

Beste en uitstekende rating

0

1

1

Rating hoge middenklasse

2

2

Rating lage middenklasse

219

219

Niet-investeringswaardig

3 964

51 079

55 043

Beheerd op collectieve basis/zonder rating

2

2

Totaal

4 187

51 080

55 267

Financiëlegarantiecontracten: Mutatie in de voorziening voor verliezen

(miljoen EUR)

 

Fase 1

Fase 2

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2021

859

5 143

6 002

Overgang naar fase 2

(494)

494

0

Overgang naar fase 1

Toevoegingen

8

623

630

Vrijgave van garanties

(0)

(0)

(0)

Herwaardering

112

789

900

Voorziening voor verliezen op 31.12.2021

485

7 048

7 533

Boekwaarde van de financiële garantieverplichting op 31.12.2021

610

7 183

7 794

1 Overgang van en naar fase 1/fase 2 wordt gewaardeerd bij de voorziening voor bijzondere waardevermindering aan het beginsaldo, terwijl de veranderingen in het bedrag die voortvloeien uit de verandering van de fase (d.w.z. gewaardeerd bij binnen de 12 maanden of tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen) deel uitmaken van de herwaardering.

Financiëlegarantiecontracten: faseringsbeleid

De belangrijkste risico-indicator voor de toewijzing van FGC aan fasen is de kredietrating van de gegarandeerde schuld. In het faseringsmodel wordt de rating bij de initiëring vergeleken met de rating op de rapportagedatum. Voor portefeuillegaranties wordt de gewogen gemiddelde kredietrating van de gegarandeerde portefeuille in aanmerking genomen.

Fase 1 — geen significante toename van het kredietrisico

FGC met ratings van investeringskwaliteit (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB- (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden als laag kredietrisico beschouwd, onafhankelijk van de oorspronkelijke rating, en worden in fase 1 aangehouden. Bovendien worden FGC waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de FGC in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gemeten op het niveau van de te verwachten kredietverliezen binnen 12 maanden.

Fase 2 — Belangrijke stijging van de kredietrating

De volgende verslechtering van de kredietrating wordt als significant beschouwd en leidt tot een herindeling van een FGC naar fase 2:

voor garanties met een rating tussen AAA (Aa1) en BB- (Ba3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating bij eerste opname, wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan 3 gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en 2 gradaties voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille;

voor garanties met een rating tussen B+ (B1) of B (B2) bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan 2 gradaties voor garanties met betrekking tot één enkel schuldinstrument en 1 gradatie voor garanties met betrekking tot een schuldportefeuille, en

voor garanties met een rating tussen B- (B3) of lager bij eerste opname wordt een verslechtering van de rating als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan 1 gradatie (één enkel schuldinstrument en portefeuille).

Indien er geen informatie over de rating beschikbaar is, maar wel een raming van de verwachte jaarlijkse vorderingen bij de initiële erkenning, wordt het feitelijke niveau van de claims in vergelijking met de oorspronkelijke planning ook beschouwd als een redelijke risico-indicator voor de beoordeling van het SICR.

Naast de bovenstaande criteria kan de EU een kwalitatieve beoordeling van het SICR toepassen op basis van aanvullende, redelijke en gerechtvaardigde beschikbare informatie.

FGC van vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (d.w.z. vóór 1 januari 2021), waarvoor geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is zonder onnodige kosten en inspanningen, worden ingedeeld in fase 2.

Voor FGC in fase 2 wordt de bijzonderewaardeverminderingsvoorziening gemeten op het niveau van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Indeling in fase 3 en POCI is niet van toepassing op FGC.

Begrotingsgaranties

De Unie is voornamelijk blootgesteld aan kredietrisico als gevolg van de activiteiten die zij garandeert. Wanneer de kredietkwaliteit van de onderliggende transacties verslechtert, worden wanbetalingsgebeurtenissen waarschijnlijker en dus ook een beroep op EU-garanties.

Om dit risico te monitoren en te beheren, baseert de Commissie zich op een kredietrisicomodel om potentiële verliezen te beoordelen, onder meer aan de hand van de input van de uitvoerende partners. De output van deze modellen wordt geïnterpreteerd en gecombineerd met het oordeel van deskundigen om een risicobeoordeling af te leiden die in overeenstemming is met de inhoud van de transactie en de relevante economische omstandigheden.

Kredietrisico per 31 december 2020

Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd

(miljoen EUR)

31.12.2020

 

Totaal

Noch vervallen, noch afgewaardeerd

Vervallen maar niet afgewaardeerd

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Verstrekte leningen

93 309

93 308

0

Vorderingen en verhaalbare bedragen

74 493

59 702

505

14 030

257

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

199

199

Totaal op 31.12.2020

168 001

153 209

505

14 030

257

Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen, noch afgewaardeerd zijn

(miljoen EUR)

31.12.2020

 

VVB (46)

Financiële activa FVSD (47)

Verstrekte leningen

Vorderingen en verhaalbare bedragen

Contanten

Totaal

Tegenpartijen met externe kredietrating

 

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

9 005

199

2 040

52 817

13 896

77 956

Rating hoge middenklasse

3 415

35 040

1 535

1 011

41 001

Rating lage middenklasse

2 133

48 139

1 886

1 651

53 809

Niet-investeringswaardig

310

7 964

142

165

8 580

 

14 862

199

93 182

56 380

16 723

181 347

Tegenpartijen zonder externe kredietrating

 

 

 

 

 

 

Debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden

126

3 318

19

3 463

Debiteuren met wanbetalingen in het verleden

4

4

 

126

3 322

19

3 466

Totaal

14 862

199

93 309

59 702

16 742

184 814

6.6.   LIQUIDITEITSRISICO

Liquiditeitsrisico per 31 december 2021

Looptijdanalyse van niet-afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

(miljoen EUR)

31.12.2021

 

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Opgenomen leningen

(23 769 )

(45 030 )

(180 660 )

(249 459 )

(236 720 )

Crediteuren

(46 372 )

(46 372 )

(46 372 )

Overige

(218)

(830)

(890)

(1 938 )

(1 605 )

Totaal op 31.12.2021

(70 358 )

(45 860 )

(181 550 )

(297 769 )

(284 697 )

Looptijdanalyse van afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

(miljoen EUR)

31.12.2021

 

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(646)

(5)

(651)

 

Te ontvangen bedragen uit derivaten

648

648

 

Nettokasstromen op 31.12.2021

2

(5)

(3)

(3)

Looptijdanalyse van financiëlegarantiecontracten die zijn uitgegeven in de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd

(miljoen EUR)

31.12.2021

 

Maximumbedrag van de garantie

Boekwaarde

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Financiëlegarantiecontracten

(55 381 )

(878)

(1)

(56 259 )

(7 794 )

Totaal op 31.12.2021

(55 381 )

(878)

(1)

(56 259 )

(7 794 )

Leningsactiviteiten voor NGEU en financiële bijstand

Voor de terugbetaling van opgenomen leningen voor financiële bijstand is in eerste instantie de tijdige inning van de bijbehorende financiële bijstand belangrijk en de terugbetalingen van de leningen in het kader van NGEU. Er zijn echter aanvullende waarborgen die kunnen worden toegepast in geval van wanbetalingen of betalingsachterstanden van kredietnemers.

Voor MFB- en Euratom-leningen aan derde landen voorziet het Garantiefonds voor extern optreden van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds in een liquiditeitsreserve. Daarom zouden de beschikbare activa van het garantiefonds eerst worden gebruikt om de daarmee verband houdende leningen terug te betalen (maar pas na een eerste beroep op garanties van derden voor Euratom — zie toelichting 6.4). Indien de beschikbare activa op enig moment ontoereikend blijken om de werkelijke verliezen te dekken, zal de Commissie maatregelen nemen om in extra middelen te voorzien (bv. een tijdelijk gebruik van kasmiddelen van de Commissie, tijdelijke overdrachten en/of extra uitgaven uit de EU-begroting).

Voor NGEU kan de Commissie ook actief liquiditeitsbeheer en kortetermijnleningen toepassen om EU-schulden af te lossen, terwijl de Commissie voor SURE de bijbehorende leningen die namens de Unie zijn aangegaan, kan verlengen.

Voor alle opgenomen leningen voor financiële bijstand en voor de leningen in het kader van NGEU kan de Commissie middelen opvragen tot de beschikbare marge van eigen middelen om de EU-schulden af te lossen. In de eigenmiddelenwetgeving is het maximum voor eigen middelen ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten vastgesteld op 1,40 % van het bni van de lidstaten, plus een aanvullende tijdelijke verhoging van 0,6 procentpunt voor NGEU. De begroting 2021 omvatte in totaal eigen middelen ter financiering van de uitgaven ten belope van 1,12 % van het bni. Dit betekent dat er op 31 december 2021 een marge van 0,88 % beschikbaar was om haar verplichtingen te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op de lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

Tot slot worden leningen die in het kader van het SURE-instrument aan lidstaten worden verstrekt, geschraagd door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten, ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand. Alvorens een beroep te doen op de door de lidstaten verstrekte garanties, wordt van de Commissie verwacht dat zij de mogelijkheden onderzoekt om gebruik te maken van de beschikbare marge onder het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten, voor zover deze door de Commissie houdbaar wordt geacht, onder meer rekening houdend met de totale voorwaardelijke verplichtingen van de Unie en de houdbaarheid van de algemene begroting van de Unie. Dit onderzoek laat het onherroepelijke, onvoorwaardelijke en op aanvraag gebaseerde karakter van de verstrekte garanties onverlet.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches en zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting, terwijl de betalingen afhankelijk zijn van de operationele behoeften. Verder worden, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad), de bijdragen van de lidstaten met betrekking tot gewijzigde begrotingen die in een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, ofwel pas op de eerste werkdag van maand N+1 (indien goedgekeurd vóór de 16e van die maand), ofwel op de eerste werkdag van maand N+2 (indien goedgekeurd op of na de 16e van die maand) ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden er procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Eigen middelen of aanvullende financiering kunnen indien nodig vroegtijdig bij de lidstaten worden opgevraagd, tot bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad. In verband met de operationele behoeften en de globale budgettaire beperkingen van de voorbije jaren moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Het BUFI-fonds waarin de voorlopig betaalde geldboeten worden belegd, wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar meer dan 50 % uit.

Begrotingsgaranties

De looptijdanalyse voor financiële garanties wordt gepresenteerd aan de hand van de behoedzame benadering, waarbij het maximumbedrag van de verstrekte garantie wordt toegerekend aan de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd. Aangezien de meeste EU-garanties garanties op eerste verzoek zijn, wordt een aanzienlijk bedrag hiervoor toegewezen. De kans dat de EU in het kader van alle garanties in de eerste periode voor het volledige bedrag zal worden aangesproken, is echter gering. Bovendien is het bedrag dat de EU verwacht te verliezen vaak veel lager dan het garantiebedrag, zodat het bedrag van het liquiditeitsrisico moet worden gezien in samenhang met de boekwaarde van de garantieverplichtingen.

Een belangrijke doelstelling van het kader voor risicobeheer van voorwaardelijke verplichtingen is ervoor te zorgen dat de EU-begroting te allen tijde aan haar verplichtingen kan voldoen zonder de normale uitvoering van de begroting te verstoren. Dit houdt ook in dat het liquiditeitsrisico in verband met begrotingsgaranties moet worden beperkt, d.w.z. het risico dat de Unie onvoldoende middelen zou hebben om tijdig te kunnen voldoen aan al haar betalingsverplichtingen in verband met garanties (wat dan bijvoorbeeld zou kunnen leiden tot verdringing van andere uitgaven en uitstel van betalingen naar de volgende begrotingsjaren).

In dit verband wordt elke begrotingsgarantie gedekt door een toereikende voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds om ervoor te zorgen dat er altijd voldoende liquiditeit is om tijdig een beroep op de garantie te kunnen doen.

De EU houdt regelmatig toezicht op de toereikendheid van het voorzieningspercentage van elk begrotingsgarantieprogramma en brengt elk jaar verslag uit (48) over haar raming van de vraag of deze bedragen toereikend zijn om het risico voor de komende 5 jaar met een bepaald niveau van zekerheid te dekken.

Voorts zijn er aanvullende vrijwaringsprocedures (tijdelijke overdrachten tussen compartimenten van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken) om te waarborgen dat er voldoende liquiditeit beschikbaar is.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het GVF wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar 26 % uit.

De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen. Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand- of marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

Liquiditeitsrisico per 31 december 2020

Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

(miljoen EUR)

31.12.2020

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Opgenomen leningen

(10 410 )

(20 230 )

(62 553 )

(93 192 )

Crediteuren

(32 408 )

(32 408 )

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(90)

(90)

Andere financiële verplichtingen

(149)

(665)

(947)

(1 761 )

Totaal op 31.12.2020

(43 057 )

(20 895 )

(63 500 )

(127 451 )

Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

miljoen EUR

31.12.2020

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(417)

(4)

(1)

(421)

Te ontvangen bedragen uit derivaten

423

423

Nettokasstromen op 31.12.2020

5

(4)

(1)

1

6.7.   OVERIGE PRIJSRISICO’S

Op 31 december 2021 was de EU blootgesteld aan overige prijsrisico’s (aandelenrisico) die voortvloeien uit beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen (zoals durfkapitaal en andere beleggingsfondsen), geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund) en beleggingen in gepoolde portefeuilles (zie toelichting 2.4.2.1), alsook via garanties ter dekking van niet-beursgenoteerde aandelen- en quasi-aandelenbeleggingen, die worden behandeld als derivaten? gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 2.4.2.2).

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal verandert als gevolg van de schommelingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de gegarandeerde aandeleninvesteringen. Het effect op het overschot of tekort van een waardestijging of -daling met 10 % van de bovengenoemde instrumenten zou als volgt zijn:

(miljoen EUR)

 

10 %

(10) %

Eigenvermogensinvesteringen

238

(238)

Geldmarktfondsen en beleggingen in gepoolde portefeuilles

251

(251)

Garanties op eigen vermogen  (49)

415

(415)

Totaal op 31.12.2021

905

(905)

De EU belegt in of garandeert niet-beursgenoteerde activa waarvan de waarden niet openbaar zijn. De meeste van deze financiële instrumenten worden uitgevoerd door de met de uitvoering belaste entiteiten, die deskundigen in de sector zijn en deze activa regelmatig beoordelen en controleren.

7.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

7.1.   VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

7.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

(EUR)

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

29 205,17

26 453,96  –

27 512,13

21 163,17  –

23 808,57

22 856,23  –

24 337,65

13 456,68  –

21 163,17

 

 

 

 

 

 

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15 %

15 %

15 %

15 %

0-4 % — 16 %

 

 

 

 

 

 

Gezinstoelagen:

 

 

 

 

 

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2 % + 196,44

2 % + 196,44

2 % + 196,44

2 % + 196,44

2 % + 196,44

Kindertoelage

429,24

429,24

429,24

429,24

429,24

Voorschoolse toelage

104,86

104,86

104,86

104,86

104,86

Schooltoelage of

291,24

291,24

291,24

291,24

291,24

schooltoelage buiten standplaats

582,48

582,48

582,48

582,48

582,48

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

668,22

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

Representatietoelage

1 582,67

1 017,17

668,22

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vergoed

 

 

 

 

 

 

Overdrachten naar lidstaten:

 

 

 

 

 

Schooltoelage (7)

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% van het salaris (7)

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

% salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

max. 25 %

Representatiekosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

Ambtsaanvaarding:

 

 

 

 

 

Inrichtingskosten

(Cat. 1-4: twee maanden basissalaris)

58 410,36

52 907,93 –

55 024,27

42 326,35 –

47 617,14

45 712,46 –

48 675,31

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Ambtsneerlegging:

 

 

 

 

 

Huisvestingskosten

(Cat. 1-4: 1 maand basissalaris)

29 205,17

26 453,96 –

27 512,13

21 163,17 –

23 808,57

22 856,23 –

24 337,65

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Overbrugging (% salaris) (8)

40 % – 65 %

40 % – 65 %

40 % – 65 %

40 % – 65 %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

 

 

 

 

 

 

Aftrek:

 

 

 

 

 

Gemeenschapsbelasting

8 % – 45 %

8 % – 45 %

8 % – 45 %

8 % – 45 %

8 % – 45 %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

Speciale heffing op salaris

7 %

7 %

7 %

7 %

6-7 %

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

10,1  %

Aantal personen aan het einde van het jaar

3

8

93

27

118

8.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er, afgezien van de hieronder belichte kwestie, geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de opgenomen informatie.

Oekraïne

Overeenkomstig boekhoudregel 19 van de EU, Gebeurtenissen na de verslagdatum, wordt de oorlog in Oekraïne die in februari 2022 is begonnen, beschouwd als een gebeurtenis die niet leidt tot aanpassing van de jaarrekening, zodat er op 31 december 2021 geen aanpassingen van de bedragen in deze financiële staten nodig zijn. Zoals aangegeven in toelichting 2.4 had de EU op 31 december 2021 in het kader van de MFB- en Euratomprogramma’s uitstaande leningen (gefinancierd door leningen, zie toelichting 2.11) ten belope van 4,7 miljard EUR (nominale waarde) met Oekraïne.

Op grond van Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 heeft de Commissie Oekraïne nog eens 1,2 miljard EUR aan leningen in het kader van het MFB-programma toegekend, waarvan 600 miljoen EUR in maart en nog eens 600 miljoen EUR in mei 2022.

Daarnaast had de EIB Oekraïne in het kader van haar mandaat voor externe leningen leningen ter waarde van 2,1 miljard EUR verstrekt (uitstaande hoofdsom uitbetaald op 31 december 2021), die door de EU-begroting worden gegarandeerd (zie toelichting 4.1). De betrokken bedragen worden beoordeeld op basis van de situatie aan het einde van het jaar en niet op het moment van de opstelling van deze financiële staten.

Op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de opstelling van deze financiële staten, met name de veranderende situatie, kan het financiële effect van de oorlog in Oekraïne op de financiën van de EU niet op betrouwbare wijze worden geraamd.

9.   CONSOLIDATIEBEREIK

A.   ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (55)

1.   Instellingen en raadgevende organen (11)

Europees Parlement

Europese Raad

Europese Commissie

Europese Rekenkamer

Hof van Justitie van de Europese Unie

Europese Dienst voor extern optreden

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Ombudsman

Europees Comité van de Regio’s

Raad van de Europese Unie

2.   EU-agentschappen (42)

2.1.    Uitvoerende agentschappen (7)

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA)

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Chafea) (tot en met 31 maart 2021)

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (HaDEA) (vanaf 1 april 2021)

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb (Eismea)

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu (Cinea)

2.2.    Gedecentraliseerde agentschappen (35)

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)

Europees Milieuagentschap (EMA)

Europese Bankautoriteit (EBA)

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO)

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa)

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA)

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

Bureau voor ondersteuning van het orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie(Berec-bureau)

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Europese Arbeidsautoriteit (ELA)(vanaf 26 mei 2021)

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA)

Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO)

Het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA)

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

Europese Stichting voor opleiding (ETF)

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound)

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol)

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa)

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT)

Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)

Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (“eu-LISA”)

Europees Openbaar Ministerie (EOM)(vanaf 24 juni 2021)

3.   Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)

B.   GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds (EIF)

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2021 van de EU wegens de immaterialiteit:

KLEINE ENTITEITEN (8)

Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën)

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone Luchtvaart”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2)

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone Waterstof”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2)

Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail)

Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2)

Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel)

Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”(universele rechtsopvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar)

Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (EuroHPC)

De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN (50)

INHOUDSOPGAVE

1.

EU-BEGROTINGSRESULTAAT 148

2.

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN 149

3.

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 153

3.1.

HET EU-BEGROTINGSKADER 153

3.2.

MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 153

3.3.

GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S) 155

3.4.

NextGenerationEU 155

3.5.

JAARLIJKSE BEGROTING 156

3.6.

ONTVANGSTEN 157

3.7.

AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 158

4.

UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2021 160

5.

UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING ONTVANGSTEN 161

5.1.

OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 161

6.

UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 162

6.1.

MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 162

6.2.

MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 163

6.3.

MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 164

6.4.

MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 165

6.5.

MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 166

6.6.

MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 167

6.7.

MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 168

6.8.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 178

6.9.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 188

6.10.

MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 198

6.11.

MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 207

6.12.

MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 213

7.

UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 222

7.1.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 222

7.2.

BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 224

7.3.

BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 225

8.

UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 226

8.1.

BEGROTINGSONTVANGSTEN 226

8.2.

VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETENPER AGENTSCHAP 228

1.   EU-BEGROTINGSRESULTAAT

(miljoen EUR)

Toelichting

2021

2020

a

Ontvangsten van het begrotingsjaar

239 596

174 306

b

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(226 175 )

(171 721 )

c

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(4 244 )

(2 086 )

d

Annulering van niet-bestede kredieten overgedragen uit jaar n-1

265

78

e

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten (B)-(A)

(6 338 )

1 398

 

Op het einde van het lopende jaar niet-bestede kredieten (A)

14 032

7 694

 

Op het einde van het vorige jaar niet-bestede kredieten (B)

7 694

9 092

f

Wisselkoersverschillen voor het jaar

126

(207)

 

Begrotingsresultaat

3 230

1 768

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van 2021 aan de lidstaten terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij verschuldigd zijn. Het wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad (51) tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden onder 1.5“Berekening van het begrotingsresultaat”.

a.

Ontvangsten van het begrotingsjaar: tabel 5.1 “Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting”, kolom 8 “Totaal ontvangsten”.

b.

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 2 “Betalingen van definitief goedgekeurde begroting” en kolom 4 “Betalingen van bestemmingsontvangsten”.

c.

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 7 “Automatische overdrachten” en kolom 8 “Overdrachten bij besluit”.

d.

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan overgedragen betalingskredieten (automatisch en bij besluit) op het einde van vorig jaar en de “Betalingen van overdrachten” van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”.

e.

Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 9 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten” — minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.

f.

Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.

2.   VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

Begrotingsontvangsten

(miljoen EUR)

 

Oorspronkelijke goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

156 867

156 993

160 869

158 632

 

11 — Suikerheffingen

0

0

1

1

 

12 — Douanerechten

17 606

17 348

21 274

19 037

 

13 — Btw

17 967

17 941

17 934

17 934

 

14 — Bni

121 294

115 858

115 819

115 819

 

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

0

11

11

 

17 — Kunststof verpakkingsafval

0

5 847

5 831

5 831

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

1 769

1 779

1 772

3

Administratieve ontvangsten

1 726

1 726

2 306

2 230

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

119

515

18 494

1 633

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

55 501

55 501

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

7 348

7 008

26 114

19 827

Totaal

166 060

168 011

265 063

239 596

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

55 501

55 501

Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 817

20 817

34 960

25 683

2

Cohesie, veerkracht en waarden

52 862

53 219

452 326

151 947

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

48 191

48 191

106 413

48 468

 

2b. Veerkracht en waarden

4 671

5 029

345 913

103 479

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 569

58 574

79 377

59 723

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

40 371

41 518

40 818

4

Migratie en grensbeheer

2 279

2 303

2 368

1 644

5

Veiligheid en defensie

1 709

1 706

1 741

1 625

6

Nabuurschap en internationaal beleid

16 097

17 031

17 474

15 372

7

Europees openbaar bestuur

10 448

10 443

11 404

10 930

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 313

4 307

4 879

4 590

O

Buiten het MFK

3 922

199

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 471

2 739

2 759

1 223

Totaal

164 251

166 833

606 331

268 345

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

421 070

143 525

Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

17 192

16 670

22 478

18 532

2

Cohesie, veerkracht en waarden

66 154

67 614

131 414

126 454

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

61 868

63 855

79 628

75 591

 

2b. Veerkracht en waarden

4 286

3 758

51 787

50 863

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 804

56 021

58 310

56 831

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 354

40 303

41 467

40 760

4

Migratie en grensbeheer

2 686

2 519

2 734

2 547

5

Veiligheid en defensie

671

714

726

708

6

Nabuurschap en internationaal beleid

10 811

11 455

12 258

10 935

7

Europees openbaar bestuur

10 450

10 444

12 368

10 705

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 313

4 307

5 492

4 436

O

Buiten het MFK

3 931

61

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 293

2 574

2 593

1 223

Totaal

166 060

168 011

246 812

227 996

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

55 501

53 618

Begrotingsuitgaven: nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel (MFK)

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Van 2020 overgedragen nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vereffening van nog betaalbaar te stellen en van 2020 overgedragen vastleggingen

Nieuwe nog betaalbaar te stellen vastleggingen van 2021

Totaal nog betaalbaar te stellen vastleggingen

 

1

2

3

4=1+2+3

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

42 361

(14 410 )

20 766

48 717

2

Cohesie, veerkracht en waarden

183 747

(70 192 )

95 478

209 033

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

180 084

(68 550 )

41 305

152 839

 

2b. Veerkracht en waarden

3 662

(1 641 )

54 174

56 195

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 860

(15 330 )

18 161

43 691

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

286

(86)

133

333

4

Migratie en grensbeheer

4 950

(1 872 )

901

3 980

5

Veiligheid en defensie

1 503

(521)

1 415

2 397

6

Nabuurschap en internationaal beleid

28 785

(8 507 )

12 257

32 535

7

Europees openbaar bestuur

981

(981)

1 075

1 076

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

627

(627)

684

684

O

Buiten het MFK

11

(4)

140

147

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0)

Totaal

303 197

(111 816 )

150 194

341 575

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

89 907

89 907

waarvan met uitzondering van NextGenerationEU (NGEU)

303 197

(111 816 )

60 288

251 668

3.   TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

3.1.   HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR). De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het MFK zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.

3.2.   MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027

(miljoen EURin lopende prijzen)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 919

21 288

21 125

20 984

21 272

21 847

22 077

149 512

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

52 786

55 314

57 627

60 761

63 387

66 536

70 283

426 694

 

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

48 191

49 739

51 333

53 077

54 873

56 725

58 639

372 577

 

2b.

Veerkracht en waarden

4 595

5 575

6 294

7 684

8 514

9 811

11 644

54 117

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 624

56 519

56 849

57 003

57 112

57 332

57 557

400 996

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

41 257

41 518

41 649

41 782

41 913

42 047

290 534

4.

Migratie en grensbeheer

2 467

3 043

3 494

3 697

4 218

4 315

4 465

25 699

5.

Veiligheid en defensie

1 805

1 868

1 918

1 976

2 215

2 435

2 705

14 922

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 247

16 802

16 329

15 830

15 304

14 754

15 331

110 597

7.

Europees openbaar bestuur

10 635

11 058

11 419

11 773

12 124

12 506

12 959

82 474

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

8 216

8 528

9

9 006

9 219

9 464

9 786

62 991

Vastleggingskredieten

163 483

165 892

168 761

172 024

175 632

179 725

185 377

1 210 894

Totaal betalingskredieten

166 140

167 585

165 542

168 853

172 230

175 674

179 187

1 195 211

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 (52) van de Raad tot bepaling van het MFK 2021-2027 is op 17 december 2020 vastgesteld. Op 18 december 2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor het jaar 2021 (53). In bovenstaande tabel zijn de MFK-maxima in lopende prijzen weergegeven, overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, van de MFK-verordening vastgestelde vaste jaarlijkse deflator van 2 %. 2021 was het eerste begrotingsjaar van het MFK 2021-2027. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2021 bedroeg 163 483 miljoen EUR, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 166 140 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 312, lid 3, VWEU worden in het MFK de bedragen van de jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie (“rubrieken”) en van de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten vastgesteld. De rubrieken van het MFK komen overeen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie. De structuur en de inhoud van de rubrieken zijn aanzienlijk gewijzigd ten opzichte van het vorige MFK 2014-2020. Hieronder wordt een toelichting gegeven bij de verschillende rubrieken van het MFK 2021-2027.

Het MFK 2021-2027 zal 1 211 miljard EUR bedragen (1 074 miljard EUR in prijzen van 2018), met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Daarnaast zal NextGenerationEU een extra bedrag van 806,9 miljard EUR (750 miljard EUR in prijzen van 2018) verstrekken, tot 2023 voor vastleggingen en tot 2026 voor betalingskredieten.

Voor de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt de begrotingsnomenclatuur verder gestructureerd door beleidsclusters, die meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afzonderlijke uitgavenprogramma’s bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie.

Rubriek 1 — Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Deze rubriek omvat belangrijke EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, digitale transformatie, strategische infrastructuur, versterking van de eengemaakte markt en strategische ruimtevaartprojecten. De programma’s onder deze rubriek omvatten Horizon Europa, het InvestEU-fonds, de Connecting Europe Facility, het programma voor de eengemaakte markt en het Europees ruimtevaartprogramma.

Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: Horizon Europa en het InvestEU-fonds.

Rubriek 2 — Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Deze rubriek is onderverdeeld in twee subrubrieken: Economische, sociale en territoriale cohesie (2a) en veerkracht en waarden (2b).

De uitgaven in het kader van deze rubriek zijn gericht op het versterken van de veerkracht en cohesie tussen de EU-lidstaten. De financiering helpt de verschillen in en tussen EU-regio’s en binnen en tussen de lidstaten te verkleinen en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus). Zij ondersteunt ook de solidariteit en de samenwerking van de Unie op het gebied van paraatheid en respons bij rampen (Uniemechanisme voor civiele bescherming en rescEU). Daarnaast zijn de programma’s onder deze rubriek erop gericht de EU veerkrachtiger te maken jegens de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in de groene en digitale transitie, jongeren (Erasmus), gezondheid (EU4Health) en maatregelen om de waarden van de EU (justitie, rechten en waarden) te beschermen, en door culturele diversiteit te bevorderen (Creatief Europa).

Deze rubriek omvat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waaraan het merendeel van de middelen van NGEU wordt uitgegeven in de periode 2021-2023. Andere programma’s die bijdragen ontvangen van NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: React-EU, Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU).

(miljoen EUR)

MFK-programma

Vastleggings-kredieten

Gedanevastleggingen

Betalings-kredieten

Gedane betalingen

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen eind 2021

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

31 458

24 038

6 058

4 926

19 112

Europees Sociaal Fonds (ESF)

19 161

15 435

2 267

2 081

13 354

Totaal React-EU-pakket

50 620

39 473

8 325

7 007

32 466

Rubriek 3 — Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Uitgaven in het kader van deze rubriek investeren in duurzame landbouw (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en visserij- en maritiem beleid (Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur), alsook in programma’s voor milieubescherming en klimaatactie (LIFE-programma, Fonds voor een rechtvaardige transitie).

Programma’s die bijdragen ontvangen uit NGEU (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: plattelandsontwikkeling, Fonds voor een rechtvaardige transitie.

Rubriek 4 — Migratie en grensbeheer

De programma’s (Fonds voor asiel, migratie en integratie, Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en de gedecentraliseerde agentschappen (zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Asielagentschap van de Europese Unie) die in het kader van deze rubriek worden gefinancierd, hebben tot doel de uitdagingen in verband met migratie en het beheer van de buitengrenzen van de EU aan te pakken en het asielstelsel binnen de EU te beschermen.

Rubriek 5 — Veiligheid en defensie

Deze rubriek weerspiegelt de toegenomen behoefte aan samenwerking op het niveau van de Unie om veiligheidsdreigingen aan te pakken en haar strategische autonomie te vergroten. Het omvat programma’s die tot taak hebben de beveiliging en veiligheid van de Europese burgers te verbeteren (Fonds voor interne veiligheid), de defensievermogens van Europa te versterken (Europees Defensiefonds) en de instrumenten ter beschikking te stellen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan interne en externe veiligheidsuitdagingen.

Rubriek 6 — Nabuurschap en internationaal beleid

De programma’s in deze rubriek versterken de sociaal-economische impact van de EU in haar nabuurschap, in ontwikkelingslanden en in de rest van de wereld. Het nieuwe instrument NDICI — Europa als wereldspeler combineert verschillende vroegere externe financieringsinstrumenten van de EU, waaronder samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) die voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds werden gefinancierd. De rubriek omvat ook bijstand aan landen die zich voorbereiden op toetreding tot de EU (pretoetredingssteun) en het programma voor humanitaire hulp van de Unie.

Rubriek 7 — Europees openbaar bestuur

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven voor alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen.

Rubriek 9 — Speciale instrumenten

Flexibiliteitsmechanismen in de EU-begroting stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen zoals crises en noodsituaties. In de jaarlijkse begrotingsnomenclatuur en -uitvoering worden ze vermeld onder “rubriek 9”, hoewel zij boven de uitgavenplafonds van het MFK kunnen worden ingezet. Het toepassingsgebied, de financiële toewijzing en de uitvoeringsmodaliteiten ervan zijn vastgelegd in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. Zij zorgen ervoor dat de begrotingsmiddelen kunnen inspelen op veranderende prioriteiten, zodat elke euro wordt gebruikt waar deze het hardst nodig is.

3.3.   GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)

De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+ enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op dit programmaniveau. De rapportering over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 6.7-6.12 hieronder).

3.4.   NextGenerationEU

Met een budget van 421,1 miljard EUR voor niet-terugvorderbare steun (subsidies) heeft NGEU een grote impact op de totale jaarlijkse begrotingen van de EU voor 2021 tot en met 2026 en op de uitvoering ervan. In 2021 is dit bedrag volledig opgenomen als kredieten uit bestemmingsontvangsten. Alle vastleggingen voor de niet-terugvorderbare steun worden uiterlijk op 31 december 2023 aangegaan en zullen uiterlijk op 31 december 2026 door middel van betalingen worden nagekomen, overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 9, van de EURI-verordening (54).

Voor een uitgebreid overzicht van de NGEU-activiteiten, zie de punten 2.2 en 2.3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

3.5.   JAARLIJKSE BEGROTING

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het onderstaande diagram worden de termijnen en de stappen van de vaststelling van de begroting weergegeven.

Image 13

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de uitvoering zich over verschillende jaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:

definitief goedgekeurde begrotingskredieten en

aanvullende kredieten uit:

overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat voor een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het voorgaande jaar naar het lopende jaar worden overgedragen), en

bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit terugbetalingen, bijdragen van derden/landen aan EU-programma’s en werkzaamheden voor derden; deze worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde pijler van de financiering.

Alle soorten financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

3.6.   ONTVANGSTEN

3.6.1.   Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:

1)

traditionele eigen middelen (TEM): waren in 2021 goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

2)

middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): waren in 2021 goed voor ongeveer 11 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

3)

middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: waren in 2021 goed voor ongeveer 4 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

4)

middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): waren in 2021 goed voor ongeveer 73 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

In Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (eigenmiddelenbesluit 2020) worden de categorieën eigen middelen en de methoden voor de berekening ervan vastgesteld. Dit besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

In het eigenmiddelenbesluit 2020 is bepaald dat het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen niet hoger mag zijn dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten. Daarnaast machtigt het besluit de Commissie bij wijze van uitzondering om namens de Unie tijdelijk maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 op de kapitaalmarkten te lenen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken via het herstelinstrument NextGenerationEU. Het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten zal tijdelijk met 0,6 procentpunt worden verhoogd om alle uit deze leningen voortvloeiende verplichtingen te dekken.

Vanaf 2021 omvatten de overige ontvangsten van de EU-begroting de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk ter dekking van zijn verplichtingen jegens de EU en de verplichtingen van de EU ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van de periode 2014-2020.

3.6.2.   Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten die worden geheven op invoer uit derde landen en die door de lidstaten namens de EU worden geïnd. De lidstaten mogen evenwel 25 % inhouden om hun inningskosten te dekken. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van de volgende door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

in de “normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;

in de specifieke boekhouding, bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.

3.6.3.   Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe in overeenstemming met de EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.6.4.   Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van het in elke lidstaat geproduceerde kunststof verpakkingsafval dat niet wordt gerecycled. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet wordt gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.

3.6.5.   Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt een uniform percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact ervan niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

3.6.6.   Brutovermindering

Voor de periode 2021-2027 genieten de volgende lidstaten een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdragen met 565 miljoen EUR voor Oostenrijk, 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze brutoverminderingen worden gemeten in prijzen van 2020 en gefinancierd door alle lidstaten.

3.7.   AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

(miljoen EUR)

 

2021

2020

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(42 100 )

57 416

Ontvangsten

 

 

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(7 068 )

(1 295 )

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

64 356

3 886

Toegerekende baten (netto)

(5 434 )

(48 762 )

 

51 854

(46 171 )

Uitgaven

 

 

Toegerekende uitgaven (netto)

53 108

8 258

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(1 046 )

(457)

Netto-effect voorfinanciering

(47 608 )

(17 547 )

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(4 449 )

(2 268 )

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

(4 047 )

3 248

Mutaties in voorzieningen

1 032

3 873

Overige

(3 577 )

(4 441 )

 

(6 587 )

(9 334 )

Economisch resultaat agentschappen en EGKS i.l.

61

(142)

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

3 230

1 768

In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis en de EU-boekhoudregels, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen, is het aansluiten van het economisch resultaat voor het jaar met het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.

Afstemmingsposten — ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De toegerekende ontvangsten bestaan voornamelijk uit toegerekende ontvangsten in verband met de terugtrekking van het VK uit de EU, financiële correcties, eigen middelen, rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — uitgaven

De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de aansluiting bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

Sluitpost — Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie

Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar — een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen — met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. als sluitpost weergegeven.

4.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2021

Zie punt 4“Overzicht van de uitvoering van de begroting” in de markante feiten betreffende het begrotingsjaar voor toelichting bij de uitvoering van de begroting 2021 voor ontvangsten en uitgaven, nog betaalbaar te stellen vastleggingen en begrotingsresultaten.

5.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING ONTVANGSTEN

5.1.   OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

(miljoen EUR)

Omschrijving

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op rechten overgedragen

Totaal

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

1

Eigen middelen

156 867

156 993

158 629

2 241

160 869

158 624

8

158 632

101 %

2 237

 

11 — Suikerheffingen

0

0

1

1

1

1

(0)

 

12 — Douanerechten

17 606

17 348

19 033

2 241

21 274

19 028

8

19 037

110 %

2 237

 

13 — Btw

17 967

17 941

17 934

17 934

17 934

17 934

100 %

 

14 — Bni

121 294

115 858

115 819

115 819

115 819

115 819

100 %

 

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

0

11

11

11

11

 

17 — Kunststof verpakkingsafval

0

5 847

5 831

5 831

5 831

5 831

100 %

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

1 769

1 772

7

1 779

1 772

1 772

100 %

7

3

Administratieve ontvangsten

1 726

1 726

2 254

52

2 306

2 195

35

2 230

129 %

76

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

119

515

2 082

16 412

18 494

1 060

573

1 633

317 %

16 861

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

55 501

55 501

55 501

55 501

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

7 348

7 008

25 403

711

26 114

19 359

468

19 827

283 %

6 287

Totaal

166 060

168 011

245 641

19 422

265 063

238 511

1 085

239 596

143 %

25 467

6.   UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

6.1.   MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Over-drachten

Bestemmings-ontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Over- drachten

Bestemmings-ontvangsten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+ 4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+ 10+11

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 817

1

20 817

33

14 110

34 960

17 192

(521)

16 670

137

5 671

22 478

2

Cohesie, veerkracht en waarden

52 862

358

53 219

9

399 098

452 326

66 154

1 460

67 614

426

63 375

131 414

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

48 191

0

48 191

8

58 215

106 413

61 868

1 987

63 855

13

15 760

79 628

 

2b. Veerkracht en waarden

4 671

358

5 029

1

340 883

345 913

4 286

(527)

3 758

413

47 615

51 787

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 569

5

58 574

475

20 328

79 377

56 804

(783)

56 021

499

1 790

58 310

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

4

40 371

475

672

41 518

40 354

(51)

40 303

493

672

41 467

4

Migratie en grensbeheer

2 279

24

2 303

65

2 368

2 686

(167)

2 519

4

210

2 734

5

Veiligheid en defensie

1 709

(3)

1 706

35

1 741

671

43

714

0

12

726

6

Nabuurschap en internationaal beleid

16 097

934

17 031

443

17 474

10 811

644

11 455

37

766

12 258

7

Europees openbaar bestuur

10 448

(5)

10 443

85

876

11 404

10 450

(5)

10 444

1 045

879

12 368

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 313

(6)

4 307

85

488

4 879

4 313

(6)

4 307

695

489

5 492

O

Buiten het MFK

3 922

3 922

3 931

3 931

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 471

1 269

2 739

20

2 759

1 293

1 280

2 574

0

20

2 593

Totaal

164 251

2 582

166 833

602

438 896

606 331

166 060

1 951

168 011

2 149

76 653

246 812

6.2.   MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrach- ten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeur-de begroting

Van overdrachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3 +4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

34 960

20 700

33

4 950

25 683

73 %

113

9 160

9 273

4

1

4

2

Cohesie, veerkracht en waarden

452 326

6 760

9

145 178

151 947

34 %

0

253 653

253 653

46 460

267

46 726

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

106 413

1 751

8

46 709

48 468

46 %

11 240

11 240

46 439

265

46 705

 

2b. Veerkracht en waarden

345 913

5 009

1

98 469

103 479

30 %

0

242 413

242 413

20

1

22

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

79 377

56 094

470

3 160

59 723

75 %

686

16 779

17 466

1 794

5

389

2 188

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 518

39 679

470

669

40 818

98 %

686

2

689

6

5

0

11

4

Migratie en grensbeheer

2 368

1 626

19

1 644

69 %

47

47

677

0

677

5

Veiligheid en defensie

1 741

1 597

28

1 625

93 %

7

7

109

0

109

6

Nabuurschap en internationaal beleid

17 474

15 130

242

15 372

88 %

1 900

200

2 100

2

1

2

7

Europees openbaar bestuur

11 404

10 286

85

559

10 930

96 %

22

315

337

135

2

137

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 879

4 171

85

335

4 590

94 %

22

153

175

114

1

115

O

Buiten het MFK

3 922

199

199

5 %

3 723

3 723

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 759

1 223

1 223

44 %

1 343

7

1 350

173

13

186

Totaal

606 331

113 415

596

154 334

268 345

44 %

4 065

283 891

287 956

49 354

5

671

50 030

6.3.   MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrach- ten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrach-ten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+ 3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

22 478

16 495

115

1 922

18 532

82 %

151

3 744

3 895

25

22

5

51

2

Cohesie, veerkracht en waarden

131 414

67 577

239

58 639

126 454

96 %

27

4 733

4 760

10

187

3

200

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

79 628

63 849

11

11 731

75 591

95 %

3

4 029

4 032

3

2

0

5

 

2b. Veerkracht en waarden

51 787

3 728

228

46 908

50 863

98 %

24

704

728

7

185

3

195

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 310

55 312

492

1 027

56 831

97 %

693

762

1 455

17

7

0

24

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 467

39 605

486

669

40 760

98 %

687

2

689

11

7

0

18

4

Migratie en grensbeheer

2 734

2 515

3

29

2 547

93 %

3

181

184

2

1

0

3

5

Veiligheid en defensie

726

703

0

4

708

97 %

5

7

12

6

0

0

6

6

Nabuurschap en internationaal beleid

12 258

10 443

34

458

10 935

89 %

1 008

308

1 317

3

3

0

6

7

Europees openbaar bestuur

12 368

9 316

938

452

10 705

87 %

991

422

1 412

138

108

5

251

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 492

3 537

618

281

4 436

81 %

653

205

858

117

77

3

198

O

Buiten het MFK

3 931

61

61

2 %

3 870

3 870

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 593

1 208

0

14

1 223

47 %

1 365

5

1 371

Totaal

246 812

163 568

1 821

62 607

227 996

92 %

4 244

14 032

18 275

199

327

14

541

6.4.   MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

(miljoen EUR)

MFK-rubriek

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ Herwaarderingen/ Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraag-bare vastleggingen

RAL per jaareinde

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

42 361

(777)

(13 632 )

27 951

25 683

(4 900 )

(17)

20 766

48 717

2

Cohesie, veerkracht en waarden

183 747

(205)

(69 986 )

113 555

151 947

(56 468 )

(1)

95 478

209 033

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

180 084

(123)

(68 428 )

111 534

48 468

(7 163 )

(0)

41 305

152 839

 

2b. Veerkracht en waarden

3 662

(82)

(1 559 )

2 021

103 479

(49 305 )

(0)

54 174

56 195

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 860

(61)

(15 269 )

25 530

59 723

(41 562 )

(0)

18 161

43 691

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

286

(10)

(76)

200

40 818

(40 685 )

133

333

4

Migratie en grensbeheer

4 950

(68)

(1 804 )

3 078

1 644

(743)

901

3 980

5

Veiligheid en defensie

1 503

(23)

(498)

981

1 625

(209)

(0)

1 415

2 397

6

Nabuurschap en internationaal beleid

28 785

(687)

(7 821 )

20 278

15 372

(3 115 )

(0)

12 257

32 535

7

Europees openbaar bestuur

981

(124)

(857)

0

10 930

(9 848 )

(6)

1 075

1 076

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

627

(92)

(535)

4 590

(3 901 )

(6)

684

684

O

Buiten het MFK

11

(2)

(3)

6

199

(58)

140

147

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0)

1 223

(1 223 )

Totaal

303 197

(1 946 )

(109 870 )

191 381

268 345

(118 126 )

(24)

150 194

341 575

6.5.   MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

(miljoen EUR)

 

<2015

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

579

497

1 020

2 025

3 632

8 014

11 812

21 138

48 717

2

Cohesie, veerkracht en waarden

2 546

404

911

8 637

16 907

33 036

51 058

95 534

209 033

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

328

1 222

1 128

1 065

2 486

7 231

12 071

18 161

43 691

4

Migratie en grensbeheer

17

2

66

195

517

865

1 414

904

3 980

5

Veiligheid en defensie

37

4

47

129

159

241

364

1 415

2 397

6

Nabuurschap en internationaal beleid

1 258

642

1 185

2 139

3 458

5 493

6 041

12 319

32 535

7

Europees openbaar bestuur

0

0

0

1 075

1 076

O

Buiten het MFK

1

6

140

147

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

Totaal

4 765

2 771

4 357

14 190

27 158

54 881

82 766

150 687

341 575

De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.6.   MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

miljoen EUR

 

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2021

Van 2020 overgedragen vastleggingen

Aanpassingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2020 overgedragen vastleggingen

Aanpas- singen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

37 889

(580)

20 733

16 702

41 340

4 472

(215)

4 950

1 830

7 377

48 717

2

Cohesie, veerkracht en waarden

160 278

(198)

6 769

71 281

95 569

23 468

(8)

145 178

55 174

113 465

209 033

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

157 017

(123)

1 759

67 174

91 479

23 067

(0)

46 709

8 416

61 360

152 839

 

2b. Veerkracht en waarden

3 261

(75)

5 009

4 106

4 090

401

(8)

98 469

46 757

52 105

56 195

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 438

(61)

56 563

56 086

40 854

423

(0)

3 160

745

2 837

43 691

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

286

(10)

40 149

40 091

333

669

669

333

4

Migratie en grensbeheer

4 679

(64)

1 626

2 480

3 760

271

(3)

19

67

219

3 980

5

Veiligheid en defensie

1 489

(22)

1 597

700

2 364

13

(1)

28

8

33

2 397

6

Nabuurschap en internationaal beleid

27 712

(670)

15 130

10 506

31 666

1 074

(17)

242

429

869

32 535

7

Europees openbaar bestuur

901

(92)

10 371

10 215

964

80

(37)

559

490

111

1 076

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

591

(66)

4 256

4 155

626

36

(32)

335

281

57

684

O

Buiten het MFK

 

 

11

(2)

199

61

147

147

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

1 223

1 223

 

 

 

 

 

Totaal

273 386

(1 687 )

114 011

169 192

216 518

29 811

(283)

154 334

58 805

125 057

341 575

6.7.   MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

Programma

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Over-drachten

Bestemmings-ontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Over-drachten

Bestemmings-ontvangsten

1

2

3=1+2

4

5

6=3+ 4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+ 10+11

1

Horizon Europa

11 507

1

11 508

20

6 750

18 278

9 835

(905)

8 930

81

3 926

12 937

 

Euratom

266

(1)

265

12

73

349

254

18

272

45

127

444

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

864

864

17

881

614

614

0

45

659

 

Andere acties

490

490

377

377

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

10

(0)

10

10

14

(2)

12

12

 

InvestEU-fonds

654

3

657

6 511

7 168

1 081

(142)

939

724

1 662

 

CEF — Vervoer

1 785

0

1 786

21

1 807

1 428

(49)

1 380

1

18

1 398

 

CEF — Energie

785

785

9

794

471

71

543

1

12

556

 

CEF — Digitaal

277

277

1

279

207

(50)

158

1

6

164

 

Digitaal Europa

1 130

1

1 130

31

1 161

159

(69)

90

0

4

94

 

Gedecentraliseerde agentschappen

188

1

189

13

203

188

1

189

13

203

 

Andere acties

375

(3)

372

372

375

(3)

372

372

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

1

18

23

(6)

18

0

18

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

(1)

25

8

33

21

6

27

0

27

 

Eengemaakte markt

575

8

583

44

627

547

(121)

427

4

57

488

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

24

24

1

25

24

(8)

16

1

17

 

Belastingheffing

36

(1)

35

1

36

33

3

36

0

3

38

 

Douane

127

(1)

126

4

130

86

6

93

0

8

100

 

Gedecentraliseerde agentschappen

121

(3)

118

10

128

121

(3)

118

10

128

 

Andere acties

8

1

9

0

9

8

(1)

7

0

7

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

8

(3)

5

5

14

(5)

9

9

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 997

(20)

1 977

125

2 102

1 652

728

2 379

4

339

2 722

 

Gedecentraliseerde agentschappen

36

20

56

1

57

36

7

43

1

44

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(1)

0

(0)

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 817

1

20 817

33

14 110

34 960

17 192

(521)

16 670

137

5 671

22 478

2

Regionale ontwikkeling (EFRO) (55)

29 240

(0)

29 240

35 562

64 803

33 871

3 505

37 376

5

10 076

47 457

 

Cohesiefonds

4 696

0

4 696

1 363

6 059

10 595

(2 097 )

8 498

2

1 351

9 852

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 442

1 442

12

1 455

1 250

(228)

1 022

13

1 035

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

4

(1)

3

0

3

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) (55)

12 812

0

12 812

8

21 277

34 097

16 147

809

16 956

6

4 319

21 280

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

32

32

2

34

35

4

39

0

1

40

 

Europees herstel en veerkracht

116

116

337 969

338 086

109

(27)

82

1

46 386

46 469

 

Pericles IV

1

1

0

1

1

(0)

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

40

(35)

5

5

40

(35)

5

5

 

RescEU

90

92

183

2 085

2 267

194

(29)

165

17

23

204

 

EU4Health

327

2

329

10

339

128

(68)

60

1

4

66

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

232

232

439

671

90

224

314

379

439

1 132

 

Gedecentraliseerde agentschappen

258

67

324

18

343

248

68

316

18

334

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

1

3

3

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

11

11

1

13

10

(0)

10

2

12

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

102

0

103

12

114

85

(30)

55

1

13

69

 

Erasmus+

2 663

0

2 663

305

2 968

2 408

(419)

1 989

7

680

2 676

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

136

136

12

147

127

(30)

96

2

17

115

 

Creatief Europa

306

306

14

320

237

(104)

133

2

16

151

 

Justitie

46

0

47

6

53

45

(10)

35

0

6

42

 

Rechten en waarden

97

2

99

2

101

88

(27)

60

1

2

63

 

Gedecentraliseerde agentschappen

220

(1)

220

1

4

225

220

(17)

203

2

5

210

 

Andere acties

9

9

1

10

7

(1)

7

1

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

32

(2)

30

0

30

51

(23)

28

0

28

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

184

184

2

185

162

(4)

158

2

160

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

52 862

358

53 219

9

399 098

452 326

66 154

1 460

67 614

426

63 375

131 414

3

Garanties voor de landbouw

40 368

4

40 371

475

672

41 518

40 354

(51)

40 303

493

672

41 467

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

75

(75)

72

(72)

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

15 345

(4)

15 341

8 492

23 833

15 022

(673)

14 349

2

817

15 168

 

Maritieme zaken en visserij

761

(2)

759

239

998

829

(134)

695

1

151

847

 

Visserij (PODV en ROVB)

74

78

152

152

73

77

150

150

 

Gedecentraliseerde agentschappen

17

4

21

1

22

17

4

21

1

22

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

(3)

3

3

 

Milieu en klimaat (LIFE)

739

0

739

3

742

371

72

443

4

2

449

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 137

(0)

1 137

10 868

12 005

0

1

1

94

96

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

46

46

46

46

 

Gedecentraliseerde agentschappen

51

(0)

50

7

57

51

(0)

50

7

57

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0)

4

4

9

(4)

5

5

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 569

5

58 574

475

20 328

79 377

56 804

(783)

56 021

499

1 790

58 310

4

Asiel, migratie en integratie

873

22

895

8

903

1 301

(76)

1 225

2

9

1 236

 

Gedecentraliseerde agentschappen

138

138

22

160

138

138

22

160

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

398

34

432

9

442

488

(86)

402

2

154

558

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

135

135

135

33

(33)

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

734

(32)

703

25

728

726

28

754

25

779

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

2 279

24

2 303

65

2 368

2 686

(167)

2 519

4

210

2 734

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

176

2

178

3

182

181

(15)

165

0

4

169

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

73

73

73

50

(4)

46

46

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

69

69

1

70

78

3

81

1

82

 

Gedecentraliseerde agentschappen

198

(5)

193

7

200

198

(5)

193

7

200

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

22

(1)

21

0

21

21

21

0

21

 

Europese defensie (onderzoek)

283

40

323

7

330

13

(12)

1

0

2

 

Europese defensie (geen onderzoek)

662

(40)

623

17

639

109

90

199

0

0

199

 

Militaire mobiliteit

227

227

227

17

(15)

2

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

0

5

0

5

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 709

(3)

1 706

35

1 741

671

43

714

0

12

726

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

12 071

340

12 411

216

12 627

6 514

167

6 681

24

234

6 939

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

38

38

3

40

33

(16)

17

1

3

20

 

Humanitaire hulp

1 503

665

2 168

39

2 207

1 900

507

2 407

5

61

2 473

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

352

0

352

57

409

329

18

346

0

41

388

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

67

67

67

33

(26)

8

8

 

Andere acties

72

(53)

19

0

19

42

(24)

17

0

17

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

0

2

2

0

2

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

93

(1)

92

1

94

78

(7)

71

1

72

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

1 901

(18)

1 884

127

2 011

1 882

22

1 905

7

427

2 338

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

16 097

934

17 031

443

17 474

10 811

644

11 455

37

766

12 258

7

Pensioenen personeelsleden

2 179

2 179

2 179

2 179

2 179

2 179

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

11

11

11

11

11

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

0

1

1

1

0

1

1

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

7

7

7

7

7

7

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

12

(1)

12

12

12

(1)

12

12

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

5

0

5

5

5

0

5

5

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

197

197

20

216

197

197

1

20

217

 

Bezoldiging statutair personeel

2 509

(14)

2 495

67

2 561

2 509

(14)

2 495

0

67

2 561

 

Bezoldiging extern personeel

242

6

248

64

312

242

6

248

38

64

350

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

15

15

0

15

15

15

0

0

15

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

3

3

3

3

3

3

 

Wervingskosten

29

(3)

26

1

27

29

(3)

26

3

1

31

 

Beëindiging van de dienst

8

8

8

8

8

8

 

Opleidingskosten

18

(0)

17

5

23

18

(0)

17

11

5

34

 

Sociale zaken en mobiliteit

22

2

24

28

52

22

2

24

12

29

64

 

Informatie- en communicatietechnologie

242

55

298

84

381

242

55

298

142

84

523

 

Huur en aankoop

302

16

318

39

357

302

16

318

5

39

361

 

Gerelateerd aan gebouwen

100

(13)

86

28

114

100

(13)

86

51

28

165

 

Beveiliging

63

(0)

63

11

75

63

(0)

63

26

11

100

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

61

(36)

25

3

28

61

(36)

25

7

3

35

 

Vergaderingen, comités, conferentie

31

(25)

6

4

9

31

(25)

6

6

4

16

 

Publicatieblad

3

(0)

2

0

2

3

(0)

2

1

0

3

 

Publicaties

10

3

13

4

17

10

3

13

7

4

24

 

Verkrijging van informatie

4

(0)

4

0

4

4

(0)

4

1

0

5

 

Studies en onderzoeken

4

2

6

0

6

4

2

6

11

0

17

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

11

13

24

8

32

11

13

24

16

8

48

 

Externe taalkundige diensten

28

(3)

24

17

41

28

(3)

24

3

17

44

 

Overige administratieve uitgaven

20

(2)

18

7

25

20

(2)

18

8

7

33

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

1

0

1

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 313

(6)

4 307

85

488

4 879

4 313

(6)

4 307

695

489

5 492

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

10 448

(6)

10 443

85

876

11 404

10 450

(5)

10 444

1 045

879

12 368

O

Innovatiefonds (IF)

3 816

3 816

3 819

3 819

 

Andere acties

106

106

112

112

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

3 922

3 922

3 931

3 931

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

1 273

(429)

844

844

1 273

(408)

866

866

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

197

197

20

217

20

(10)

10

0

20

30

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

1 698

1 698

1 698

1 698

1 698

1 698

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 471

1 269

2 739

20

2 759

1 293

1 280

2 574

0

20

2 593

Totaal

164 251

2 582

166 833

602

438 896

606 331

166 060

1 951

168 011

2 149

76 653

246 812

6.8.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

Programma

Totaal Beschik-bare kredieten

Vastleggingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedge-keurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3 +4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

1

Horizon Europa

18 278

11 394

20

2 484

13 897

76 %

113

4 263

4 376

1

0

1

 

Euratom

349

265

12

11

288

82 %

61

61

0

0

0

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

881

864

1

865

98 %

16

16

0

0

 

Andere acties

490

82

82

17 %

408

408

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

10

10

10

100 %

 

InvestEU-fonds

7 168

657

2 176

2 833

40 %

4 338

4 338

0

0

0

 

CEF — Vervoer

1 807

1 786

20

1 806

100 %

1

1

0

(0)

0

 

CEF — Energie

794

784

5

789

99 %

4

4

1

1

 

CEF — Digitaal

279

277

0

277

100 %

1

1

0

0

 

Digitaal Europa

1 161

1 129

31

1 160

100 %

0

0

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

203

189

8

197

97 %

5

5

 

Andere acties

372

372

372

100 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

18

17

1

18

100 %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

33

25

6

31

96 %

1

1

(0)

(0)

 

Eengemaakte markt

627

582

17

600

96 %

26

26

1

0

1

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

25

24

24

98 %

1

1

0

0

0

 

Belastingheffing

36

35

0

35

97 %

1

1

0

0

 

Douane

130

126

0

126

97 %

4

4

 

Gedecentraliseerde agentschappen

128

118

5

123

96 %

5

5

0

0

 

Andere acties

9

9

0

9

100 %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

100 %

0

0

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 102

1 977

102

2 079

99 %

23

23

0

(0)

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

57

56

1

57

100 %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

34 960

20 700

33

4 950

25 683

73 %

113

9 160

9 273

4

1

4

2

Regionale ontwikkeling (EFRO) (56)

64 803

238

28 028

28 266

44 %

7 449

7 449

29 002

86

29 088

 

Cohesiefonds

6 059

16

1 307

1 323

22 %

44

44

4 679

12

4 691

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 455

1 442

0

1 442

99 %

12

12

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) (56)

34 097

54

8

17 374

17 437

51 %

3 735

3 735

12 758

168

12 925

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

34

32

1

33

97 %

1

1

 

Europees herstel en veerkracht

338 086

116

98 034

98 150

29 %

239 935

239 935

0

0

 

Pericles IV

1

1

0

1

96 %

0

0

 

Herstelplan voor de EU

5

5

5

100 %

 

RescEU

2 267

183

153

336

15 %

0

1 932

1 932

0

0

0

 

EU4Health

339

329

9

338

100 %

0

0

0

0

0

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

671

232

70

301

45 %

370

370

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

343

324

10

335

98 %

8

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

13

11

1

12

94 %

1

0

1

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

114

89

6

95

83 %

6

6

14

0

14

 

Erasmus+

2 968

2 663

169

2 832

95 %

135

135

0

1

1

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

147

136

0

136

92 %

11

11

0

0

0

 

Creatief Europa

320

306

9

316

99 %

5

5

0

0

 

Justitie

53

47

1

47

89 %

6

6

0

0

0

 

Rechten en waarden

101

99

1

100

99 %

1

1

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

225

220

1

3

223

99 %

2

2

0

0

 

Andere acties

10

6

0

6

65 %

1

1

3

3

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

30

30

0

30

99 %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

185

181

1

182

98 %

1

1

2

0

2

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

452 326

6 760

9

145 178

151 947

34 %

0

253 653

253 653

46 460

267

46 726

3

Garanties voor de landbouw

41 518

39 679

470

669

40 818

98 %

686

2

689

6

5

0

11

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

23 833

15 339

2 366

17 705

74 %

5 866

5 866

2

260

262

 

Maritieme zaken en visserij

998

107

110

217

22 %

0

0

652

129

781

 

Visserij (PODV en ROVB)

152

152

152

100 %

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

22

21

0

21

97 %

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Milieu en klimaat (LIFE)

742

739

3

741

100 %

1

1

0

0

0

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

12 005

4

5

9

0 %

10 863

10 863

1 133

1 133

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

46

0

0

0 %

46

46

 

Gedecentraliseerde agentschappen

57

50

6

57

99 %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

100 %

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

79 377

56 094

470

3 160

59 723

75 %

686

16 779

17 466

1 794

5

389

2 188

4

Asiel, migratie en integratie

903

497

2

499

55 %

6

6

398

398

 

Gedecentraliseerde agentschappen

160

138

4

142

89 %

18

18

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

442

153

3

156

35 %

7

7

279

279

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

135

135

135

100 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

728

703

10

712

98 %

16

16

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

2 368

1 626

19

1 644

69 %

47

47

677

0

677

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

182

70

1

71

39 %

2

2

108

108

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

73

73

73

100 %

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

70

69

0

69

99 %

0

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

200

193

3

196

98 %

4

4

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

21

20

0

20

96 %

0

0

1

1

 

Europese defensie (onderzoek)

330

323

7

330

100 %

0

0

 

Europese defensie (geen onderzoek)

639

623

17

639

100 %

 

Militaire mobiliteit

227

227

227

100 %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 741

1 597

28

1 625

93 %

7

7

109

0

109

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

12 627

10 833

127

10 960

87 %

1 578

89

1 667

0

0

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

40

38

0

38

94 %

0

2

2

 

Humanitaire hulp

2 207

2 168

28

2 196

100 %

11

11

0

0

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

409

352

56

408

100 %

1

1

0

0

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

67

63

63

94 %

4

4

 

Andere acties

19

17

17

94 %

0

0

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

94

92

1

93

99 %

0

0

0

0

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 011

1 566

30

1 596

79 %

318

97

415

(0)

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

17 474

15 130

242

15 372

88 %

1 900

200

2 100

2

1

2

7

Pensioenen personeelsleden

2 179

2 173

2 173

100 %

5

5

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

11

11

99 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

7

7

7

98 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

12

12

12

99 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

5

5

5

100 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

94 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

94 %

0

0

 

Europese scholen

216

197

15

212

98 %

5

5

0

0

 

Bezoldiging statutair personeel

2 561

2 494

31

2 526

99 %

35

35

1

0

1

 

Bezoldiging extern personeel

312

238

33

271

87 %

31

31

10

0

10

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

15

15

0

15

98 %

0

0

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

3

3

3

98 %

0

0

 

Wervingskosten

27

26

1

27

98 %

0

0

0

0

 

Beëindiging van de dienst

8

8

8

99 %

0

0

 

Opleidingskosten

23

17

3

20

87 %

3

3

0

0

0

 

Sociale zaken en mobiliteit

52

24

17

41

79 %

11

11

0

0

0

 

Informatie- en communicatietechnologie

381

298

50

347

91 %

34

34

0

0

0

 

Huur en aankoop

357

318

27

345

97 %

12

12

0

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

114

86

19

105

92 %

9

9

0

0

0

 

Beveiliging

75

63

6

69

92 %

6

6

0

0

0

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

28

24

1

25

88 %

2

2

1

1

2

 

Vergaderingen, comités, conferentie

9

5

1

6

66 %

2

2

1

0

2

 

Publicatieblad

2

2

0

2

100 %

 

Publicaties

17

13

3

16

93 %

1

1

0

0

 

Verkrijging van informatie

4

4

0

4

100 %

0

0

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

6

5

0

5

88 %

0

0

1

0

1

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

32

24

3

27

86 %

4

4

0

0

0

 

Externe taalkundige diensten

41

24

10

35

85 %

6

6

 

Overige administratieve uitgaven

25

18

4

22

88 %

3

3

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 879

4 171

85

335

4 590

94 %

22

153

175

114

1

115

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

11 404

10 286

85

559

10 930

96 %

22

315

337

135

2

137

O

Innovatiefonds (IF)

3 816

147

147

4 %

3 670

3 670

 

Andere acties

106

52

52

49 %

53

53

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

3 922

199

199

5 %

3 723

3 723

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

844

791

791

94 %

53

53

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

217

24

24

11 %

7

7

173

13

186

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

1 698

407

407

24 %

1 291

1 291

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 759

1 223

1 223

44 %

1 343

7

1 350

173

13

186

Totaal

606 331

113 415

596

154 334

268 345

44 %

4 065

283 891

287 956

49 354

5

671

50 030

6.9.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

Programma

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedge-keurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goedge-keurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+ 3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

1

Horizon Europa

12 937

8 818

73

997

9 888

76 %

110

2 926

3 036

2

8

4

14

 

Euratom

444

256

33

13

301

68 %

16

115

130

0

12

13

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

659

612

0

1

613

93 %

1

45

46

0

0

0

 

Andere acties

377

74

74

20 %

303

303

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

12

12

98 %

0

0

 

InvestEU-fonds

1 662

938

574

1 512

91 %

1

149

150

0

0

0

 

CEF — Vervoer

1 398

1 377

1

13

1 391

99 %

1

4

5

2

0

2

 

CEF — Energie

556

540

1

12

552

99 %

1

0

2

1

1

(0)

2

 

CEF — Digitaal

164

157

1

5

162

99 %

1

1

2

0

0

0

 

Digitaal Europa

94

80

0

4

84

89 %

6

0

6

3

0

0

4

 

Gedecentraliseerde agentschappen

203

189

8

197

97 %

5

5

 

Andere acties

372

372

372

100 %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

18

11

0

12

66 %

6

6

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

27

25

0

25

90 %

0

0

3

0

3

 

Eengemaakte markt

488

413

4

16

432

89 %

8

41

49

6

0

0

7

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

17

15

0

15

91 %

1

1

1

1

 

Belastingheffing

38

35

0

1

37

96 %

0

1

2

0

0

0

 

Douane

100

92

0

4

97

96 %

0

4

4

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

128

118

5

123

96 %

5

5

0

0

 

Andere acties

7

7

0

7

100 %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

9

9

100 %

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 722

2 374

4

195

2 573

95 %

5

143

148

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

44

43

1

44

100 %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

22 478

16 495

115

1 922

18 532

82 %

151

3 744

3 895

25

22

5

51

2

Regionale ontwikkeling (EFRO) (57)

47 457

37 374

5

8 034

45 412

96 %

2

2 043

2 044

1

0

(0)

1

 

Cohesiefonds

9 852

8 498

2

1 219

9 719

99 %

0

133

133

0

0

0

0

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 035

1 022

9

1 031

100 %

4

4

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

99 %

0

0

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) (57)

21 280

16 952

4

2 470

19 426

91 %

2

1 849

1 850

2

2

0

4

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

40

38

0

1

40

98 %

1

0

1

(0)

0

(0)

0

 

Europees herstel en veerkracht

46 469

79

1

46 375

46 455

100 %

2

11

13

2

0

(0)

2

 

Pericles IV

0

0

0

0

90 %

0

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

5

3

3

66 %

2

2

 

RescEU

204

165

17

15

196

96 %

8

8

0

0

0

 

EU4Health

66

57

1

4

61

93 %

3

0

4

0

0

0

1

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

1 132

314

195

70

579

51 %

370

370

183

183

 

Gedecentraliseerde agentschappen

334

316

10

326

98 %

8

8

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

100 %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

9

2

11

93 %

1

1

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

69

52

1

6

59

85 %

2

6

8

2

1

0

2

 

Erasmus+

2 676

1 981

7

409

2 397

90 %

7

268

276

0

0

2

3

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

115

93

2

3

97

84 %

4

14

18

0

0

0

0

 

Creatief Europa

151

131

2

8

141

93 %

2

8

10

0

0

0

0

 

Justitie

42

35

0

0

35

83 %

1

6

7

0

0

0

0

 

Rechten en waarden

63

59

0

1

61

96 %

1

1

2

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

210

203

2

3

208

99 %

2

2

0

0

 

Andere acties

8

6

0

6

84 %

1

1

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

28

28

0

28

97 %

1

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

160

157

1

158

99 %

1

1

1

0

1

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

131 414

67 577

239

58 639

126 454

96 %

27

4 733

4 760

10

187

3

200

3

Garanties voor de landbouw

41 467

39 605

486

669

40 760

98 %

687

2

689

11

7

0

18

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

15 168

14 345

2

306

14 652

97 %

0

512

512

4

0

4

 

Maritieme zaken en visserij

847

693

1

44

739

87 %

1

107

108

1

0

0

1

 

Visserij (PODV en ROVB)

150

150

150

100 %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

22

21

0

21

97 %

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

100 %

 

Milieu en klimaat (LIFE)

449

437

4

2

442

99 %

5

1

6

1

0

0

1

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

96

1

0

1

1 %

94

94

0

0

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

46

0

0

0 %

46

46

 

Gedecentraliseerde agentschappen

57

50

6

57

99 %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

5

100 %

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

58 310

55 312

492

1 027

56 831

97 %

693

762

1 455

17

7

0

24

4

Asiel, migratie en integratie

1 236

1 223

2

3

1 228

99 %

2

5

7

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

160

138

4

142

89 %

18

18

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

57 %

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

558

400

1

12

414

74 %

1

142

143

1

1

1

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

779

754

10

764

98 %

16

16

0

0

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

2 734

2 515

3

29

2 547

93 %

3

181

184

2

1

0

3

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

169

164

0

2

166

98 %

1

2

3

0

0

0

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

46

46

46

100 %

0

0

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

82

76

0

76

92 %

2

1

3

4

4

 

Gedecentraliseerde agentschappen

200

193

3

196

98 %

4

4

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

100 %

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

21

19

0

19

91 %

0

0

2

2

 

Europese defensie (onderzoek)

2

1

0

1

43 %

1

1

0

0

0

 

Europese defensie (geen onderzoek)

199

198

0

0

199

100 %

1

1

0

0

0

0

 

Militaire mobiliteit

2

1

1

58 %

1

1

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

5

5

0

5

98 %

0

0

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

726

703

0

4

708

97 %

5

7

12

6

0

0

6

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

6 939

5 690

22

78

5 789

83 %

989

156

1 145

3

2

0

5

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

20

16

1

1

17

87 %

1

2

2

0

0

0

0

 

Humanitaire hulp

2 473

2 400

5

45

2 451

99 %

6

15

22

0

0

0

0

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

388

346

0

41

387

100 %

0

1

1

0

0

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

8

7

7

86 %

1

1

 

Andere acties

17

17

17

100 %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

2

2

99 %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

72

71

1

72

100 %

0

0

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 338

1 894

6

292

2 192

94 %

11

135

145

0

1

0

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

12 258

10 443

34

458

10 935

89 %

1 008

308

1 317

3

3

0

6

7

Pensioenen personeelsleden

2 179

2 173

2 173

100 %

5

5

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

11

11

99 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

7

7

7

98 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

12

12

12

99 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

5

5

5

100 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

94 %

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

94 %

0

0

 

Europese scholen

217

196

1

13

210

97 %

0

6

7

0

0

 

Bezoldiging statutair personeel

2 561

2 494

31

2 526

99 %

0

35

35

1

0

0

1

 

Bezoldiging extern personeel

350

200

32

32

264

75 %

38

32

70

10

6

0

16

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

15

13

0

0

13

83 %

2

0

2

0

0

0

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

3

3

3

98 %

0

0

 

Wervingskosten

31

24

2

0

27

88 %

2

1

2

0

1

1

 

Beëindiging van de dienst

8

8

8

99 %

0

0

 

Opleidingskosten

34

6

10

2

17

51 %

11

4

15

0

2

0

2

 

Sociale zaken en mobiliteit

64

15

10

11

36

56 %

8

18

26

0

2

0

2

 

Informatie- en communicatietechnologie

523

155

139

30

323

62 %

143

54

197

0

2

0

2

 

Huur en aankoop

361

300

5

26

331

92 %

18

12

30

0

0

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

165

47

50

7

104

63 %

39

20

60

0

1

0

2

 

Beveiliging

100

36

25

2

62

61 %

28

10

37

0

1

0

1

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

35

12

1

0

14

39 %

11

2

13

1

6

1

8

 

Vergaderingen, comités, conferentie

16

1

1

1

3

17 %

3

2

6

1

6

1

7

 

Publicatieblad

3

2

1

0

3

79 %

1

1

0

0

 

Publicaties

24

7

6

1

15

62 %

6

2

9

0

0

0

 

Verkrijging van informatie

5

2

1

0

4

68 %

2

0

2

0

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

17

1

11

12

70 %

4

0

4

1

0

0

1

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

48

13

15

2

30

63 %

11

6

17

0

1

0

1

 

Externe taalkundige diensten

44

21

3

10

33

75 %

4

7

11

0

0

 

Overige administratieve uitgaven

33

12

7

3

22

65 %

6

4

11

0

1

0

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

0

1

98 %

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 492

3 537

618

281

4 436

81 %

653

205

858

117

77

3

198

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

12 368

9 316

938

452

10 705

87 %

991

422

1 412

138

108

5

251

O

Innovatiefonds (IF)

3 819

11

11

0 %

3 808

3 808

 

Andere acties

112

50

50

45 %

62

62

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

3 931

61

61

2 %

3 870

3 870

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

866

791

791

91 %

75

75

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

30

10

0

14

24

81 %

5

5

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

1 698

407

407

24 %

1 291

1 291

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 593

1 208

0

14

1 223

47 %

1 365

5

1 371

Totaal

246 812

163 568

1 821

62 607

227 996

92 %

4 244

14 032

18 275

199

327

14

541

6.10.   MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

(miljoen EUR)

Programma

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/ Herwaarderingen/ Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Horizon Europa

24 186

(608)

(8 526 )

15 052

13 897

(1 361 )

(17)

12 519

27 571

 

Euratom

338

(7)

(98)

233

288

(203)

(0)

85

317

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 062

(0)

(350)

712

865

(263)

(0)

601

1 313

 

Andere acties

109

(11)

(40)

58

82

(34)

48

106

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

(2)

(12)

12

10

(0)

10

22

 

InvestEU-fonds

2 753

(20)

(923)

1 810

2 833

(590)

2 243

4 053

 

CEF — Vervoer

6 807

(39)

(1 380 )

5 388

1 806

(11)

1 795

7 183

 

CEF — Energie

3 692

(25)

(552)

3 115

789

(0)

789

3 904

 

CEF — Digitaal

328

(8)

(160)

161

277

(2)

275

436

 

Digitaal Europa

65

(1)

(58)

6

1 160

(26)

1 133

1 140

 

Gedecentraliseerde agentschappen

36

(0)

(36)

197

(162)

36

36

 

Andere acties

372

(372)

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

45

(0)

(10)

35

18

(1)

17

52

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

36

(1)

(20)

15

31

(5)

26

41

 

Eengemaakte markt

827

(45)

(344)

438

600

(88)

512

950

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

28

(4)

(13)

11

24

(3)

21

33

 

Belastingheffing

36

(1)

(26)

8

35

(10)

25

33

 

Douane

95

(2)

(75)

18

126

(22)

104

122

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0)

123

(123)

 

Andere acties

4

(0)

(4)

0

9

(3)

5

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

22

(2)

(9)

11

5

(0)

4

16

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 865

(2)

(996)

867

2 079

(1 577 )

502

1 369

 

Gedecentraliseerde agentschappen

2

(2)

57

(42)

15

15

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

42 361

(777)

(13 632 )

27 951

25 683

(4 900 )

(17)

20 766

48 717

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)1

101 349

(53)

(40 365 )

60 931

28 266

(5 047 )

(0)

23 219

84 149

 

Cohesiefonds

26 838

(42)

(9 714 )

17 083

1 323

(4)

(0)

1 319

18 402

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 635

(21)

(1 020 )

5 594

1 442

(11)

1 431

7 026

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

(1)

(3)

5

5

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) (58)

45 252

(7)

(17 325 )

27 921

17 437

(2 101 )

15 336

43 257

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

129

(5)

(36)

88

33

(4)

(0)

29

117

 

Europees herstel en veerkracht

108

(2)

(54)

52

98 150

(46 401 )

51 749

51 801

 

Pericles IV

1

(0)

0

1

(0)

0

1

 

Herstelplan voor de EU

5

(3)

2

2

 

RescEU

464

(7)

(149)

308

336

(47)

288

596

 

EU4Health

144

(9)

(49)

86

338

(12)

327

412

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

469

(375)

94

301

(204)

97

191

 

Gedecentraliseerde agentschappen

11

(0)

11

335

(326)

9

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0)

(3)

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

9

(1)

(7)

1

12

(4)

8

9

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

165

(14)

(58)

93

95

(1)

94

187

 

Erasmus+

1 346

(16)

(531)

798

2 832

(1 866 )

966

1 765

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

113

(4)

(22)

87

136

(75)

61

148

 

Creatief Europa

236

(11)

(80)

145

316

(60)

255

400

 

Justitie

64

(1)

(14)

49

47

(21)

26

75

 

Rechten en waarden

121

(4)

(41)

76

100

(20)

80

156

 

Gedecentraliseerde agentschappen

18

(0)

(4)

13

223

(204)

19

33

 

Andere acties

11

(0)

(6)

4

6

(0)

6

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

87

(5)

(26)

56

30

(1)

28

85

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

165

(2)

(104)

59

182

(54)

128

187

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

183 747

(205)

(69 986 )

113 555

151 947

(56 468 )

(1)

95 478

209 033

3

Garanties voor de landbouw

286

(10)

(76)

200

40 818

(40 685 )

133

333

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

35 164

(2)

(14 023 )

21 139

17 705

(630)

(0)

17 075

38 215

 

Maritieme zaken en visserij

3 459

(15)

(727)

2 716

217

(11)

(0)

206

2 922

 

Visserij (PODV en ROVB)

21

(12)

9

152

(137)

14

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

21

(21)

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

(0)

(3)

9

9

 

Milieu en klimaat (LIFE)

1 888

(34)

(419)

1 435

741

(23)

718

2 154

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

9

(1)

8

8

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

0

(0)

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

(3)

57

(54)

3

3

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

(5)

21

4

(1)

3

24

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 860

(61)

(15 269 )

25 530

59 723

(41 562 )

(0)

18 161

43 691

4

Asiel, migratie en integratie

3 122

(30)

(1 182 )

1 909

499

(45)

453

2 363

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

142

(142)

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

1 436

(37)

(413)

985

156

(0)

155

1 141

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

135

135

135

 

Gedecentraliseerde agentschappen

372

(208)

164

712

(555)

157

321

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

4 950

(68)

(1 804 )

3 078

1 644

(743)

901

3 980

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

471

(16)

(166)

290

71

(0)

71

360

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

351

(0)

(46)

305

73

73

377

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

324

(3)

(70)

251

69

(6)

64

315

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0)

0

196

(196)

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(1)

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

(3)

(14)

9

20

(5)

15

24

 

Europese defensie (onderzoek)

330

(1)

(0)

329

329

 

Europese defensie (geen onderzoek)

322

(0)

(198)

124

639

(1)

639

762

 

Militaire mobiliteit

227

(1)

226

226

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

(0)

(5)

2

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 503

(23)

(498)

981

1 625

(209)

(0)

1 415

2 397

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

18 739

(456)

(4 511 )

13 772

10 960

(1 278 )

9 682

23 453

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

117

(9)

(16)

91

38

(1)

37

128

 

Humanitaire hulp

1 354

(16)

(1 058 )

280

2 196

(1 393 )

(0)

804

1 084

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

160

(3)

(86)

70

408

(301)

107

178

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

9

(6)

3

63

(1)

63

65

 

Andere acties

1

(0)

(0)

0

17

(17)

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0)

(2)

2

2

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

153

(20)

(47)

86

93

(25)

68

154

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

8 249

(182)

(2 093 )

5 974

1 596

(99)

1 497

7 471

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

28 785

(687)

(7 821 )

20 278

15 372

(3 115 )

(0)

12 257

32 535

7

Pensioenen personeelsleden

2 173

(2 173 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

(11)

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(1)

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

7

(7)

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

12

(12)

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

5

(5)

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0)

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

(0)

 

Europese scholen

1

(1)

212

(210)

2

2

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(0)

2 526

(2 526 )

(0)

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

38

(6)

(32)

271

(232)

(0)

39

39

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0)

(0)

15

(13)

2

2

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

3

(3)

 

Wervingskosten

3

(1)

(2)

27

(25)

2

2

 

Beëindiging van de dienst

8

(8)

 

Opleidingskosten

11

(2)

(10)

20

(7)

12

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

14

(4)

(10)

0

41

(26)

15

15

 

Informatie- en communicatietechnologie

142

(2)

(139)

347

(184)

163

163

 

Huur en aankoop

5

(0)

(5)

345

(327)

18

18

 

Gerelateerd aan gebouwen

51

(1)

(50)

105

(54)

51

51

 

Beveiliging

26

(1)

(25)

69

(37)

32

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

7

(6)

(1)

25

(13)

12

12

 

Vergaderingen, comités, conferentie

6

(6)

(1)

6

(2)

4

4

 

Publicatieblad

1

(0)

(1)

2

(2)

1

1

 

Publicaties

7

(0)

(6)

16

(9)

7

7

 

Verkrijging van informatie

1

(0)

(1)

4

(2)

2

2

 

Studies en onderzoeken

11

(0)

(11)

5

(1)

4

4

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

16

(1)

(15)

27

(15)

13

13

 

Externe taalkundige diensten

3

(0)

(3)

35

(30)

4

4

 

Overige administratieve uitgaven

8

(1)

(7)

22

(14)

8

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(0)

(1)

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

627

(92)

(535)

4 590

(3 901 )

(6)

684

684

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

981

(124)

(857)

0

10 930

(9 848 )

(6)

1 075

1 076

O

Innovatiefonds (IF)

4

(1)

(3)

0

147

(9)

138

138

 

Andere acties

7

(1)

(0)

6

52

(50)

2

8

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

11

(2)

(3)

6

199

(58)

140

147

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

791

(791)

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

(0)

24

(24)

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

407

(407)

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

(0)

1 223

(1 223 )

Totaal

303 197

(1 946 )

(109 870 )

191 381

268 345

(118 126 )

(24)

150 194

341 575

6.11.   MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

(miljoen EUR)

Programma

<2015

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

1

Horizon Europa

355

381

663

1 173

2 129

3 710

6 279

12 881

27 571

 

Euratom

8

16

6

5

32

57

109

85

317

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

6

369

336

601

1 313

 

Andere acties

0

2

1

4

11

13

28

48

106

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

2

6

4

10

22

 

InvestEU-fonds

141

20

144

195

207

444

659

2 243

4 053

 

CEF — Vervoer

6

6

170

166

635

2 162

2 244

1 795

7 183

 

CEF — Energie

46

60

23

446

460

938

1 132

800

3 904

 

CEF — Digitaal

0

5

2

9

42

37

67

275

436

 

Digitaal Europa

0

0

0

1

5

1 133

1 140

 

Gedecentraliseerde agentschappen

36

36

 

Andere acties

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

5

28

17

52

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

4

9

26

41

 

Eengemaakte markt

21

8

10

24

44

117

213

512

950

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

0

0

1

3

7

21

33

 

Belastingheffing

1

1

6

25

33

 

Douane

0

0

0

1

5

11

104

122

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Andere acties

0

0

5

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

3

3

6

4

16

 

Europees ruimtevaartprogramma

0

0

1

2

57

139

668

502

1 369

 

Gedecentraliseerde agentschappen

15

15

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

579

497

1 020

2 025

3 632

8 014

11 812

21 138

48 717

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

1 822

61

76

4 266

9 416

18 213

27 076

23 219

84 149

 

Cohesiefonds

172

11

0

1 422

2 787

5 051

7 639

1 319

18 402

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

120

225

498

759

917

1 376

1 700

1 431

7 026

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

3

5

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

423

93

299

2 125

3 617

7 981

13 382

15 336

43 257

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

4

4

22

8

9

15

26

29

117

 

Europees herstel en veerkracht

0

2

14

35

51 749

51 801

 

Pericles IV

0

0

0

1

 

Herstelplan voor de EU

2

2

 

RescEU

0

1

6

30

271

288

596

 

EU4Health

0

3

2

9

12

25

36

327

412

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

49

142

191

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1

4

1

4

9

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

8

9

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

1

0

1

2

7

29

52

94

187

 

Erasmus+

1

1

3

22

78

179

516

966

1 765

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

2

1

11

33

41

61

148

 

Creatief Europa

4

11

38

92

255

400

 

Justitie

4

6

8

8

10

13

26

75

 

Rechten en waarden

0

2

5

6

11

20

33

80

156

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

30

33

 

Andere acties

0

0

0

4

6

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

3

10

43

28

85

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

0

2

6

13

37

129

187

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

2 546

404

911

8 637

16 907

33 036

51 058

95 534

209 033

3

Garanties voor de landbouw

2

25

83

91

133

333

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

198

1 134

1 042

794

1 416

5 874

10 682

17 075

38 215

 

Maritieme zaken en visserij

56

1

1

144

648

958

909

206

2 922

 

Visserij (PODV en ROVB)

1

1

7

14

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

2

5

2

9

 

Milieu en klimaat (LIFE)

74

86

85

124

391

310

365

718

2 154

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

8

8

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

3

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

3

2

15

3

24

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

328

1 222

1 128

1 065

2 486

7 231

12 071

18 161

43 691

4

Asiel, migratie en integratie

0

1

52

168

371

488

827

456

2 363

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

17

1

13

27

146

377

404

155

1 141

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

135

135

 

Gedecentraliseerde agentschappen

164

157

321

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

17

2

66

195

517

865

1 414

904

3 980

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

2

1

1

37

49

73

126

71

360

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

1

1

45

63

64

64

66

73

377

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

34

1

1

29

44

50

93

64

315

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

1

1

6

15

24

 

Europese defensie (onderzoek)

329

329

 

Europese defensie (geen onderzoek)

51

72

639

762

 

Militaire mobiliteit

226

226

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

37

4

47

129

159

241

364

1 415

2 397

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

875

446

860

1 480

2 374

3 267

4 466

9 684

23 453

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

1

5

7

11

23

17

27

37

128

 

Humanitaire hulp

0

0

1

6

75

198

804

1 084

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

0

1

2

4

35

28

107

178

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

3

63

65

 

Andere acties

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

0

0

0

0

2

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

3

5

5

22

51

68

154

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

381

191

315

639

1 044

2 073

1 272

1 556

7 471

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

1 258

642

1 185

2 139

3 458

5 493

6 041

12 319

32 535

7

Pensioenen personeelsleden

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

 

Europese scholen

2

2

 

Bezoldiging statutair personeel

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

39

39

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

2

2

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

 

Wervingskosten

2

2

 

Beëindiging van de dienst

 

Opleidingskosten

12

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

0

0

15

15

 

Informatie- en communicatietechnologie

163

163

 

Huur en aankoop

18

18

 

Gerelateerd aan gebouwen

51

51

 

Beveiliging

32

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

12

12

 

Vergaderingen, comités, conferentie

4

4

 

Publicatieblad

1

1

 

Publicaties

7

7

 

Verkrijging van informatie

2

2

 

Studies en onderzoeken

4

4

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

13

13

 

Externe taalkundige diensten

4

4

 

Overige administratieve uitgaven

8

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

0

0

0

0

0

0

0

684

684

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

0

0

0

1 075

1 076

O

Innovatiefonds (IF)

0

138

138

 

Andere acties

1

5

2

8

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

1

6

140

147

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

Totaal

4 765

2 771

4 357

14 190

27 158

54 881

82 766

150 687

341 575

De inrichting van de nieuwe Commissie ging gepaard met een interne reorganisatie van de diensten. De reallocatie van de overeenkomstige transacties leidde tot een verschuiving van het uitstaande bedrag tussen jaren. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.12.   MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

miljoen EUR

Rubriek

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2021

Van 2020 overgedragen vastleggingen

Aanpas- singen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2020 overgedragen vastleggingen

Aanpas- singen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Horizon Europa

20 834

(427)

11 414

8 972

22 848

3 353

(198)

2 484

915

4 723

27 571

 

Euratom

276

(4)

277

288

261

62

(4)

11

13

57

317

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 017

(0)

864

612

1 268

45

1

1

45

1 313

 

Andere acties

0

0

109

(11)

82

74

106

106

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

(2)

10

12

22

0

0

0

0

0

22

 

InvestEU-fonds

2 332

(20)

657

962

2 006

421

2 176

550

2 048

4 053

 

CEF — Vervoer

6 674

(38)

1 786

1 371

7 050

133

(1)

20

20

132

7 183

 

CEF — Energie

3 644

(25)

784

551

3 852

48

5

1

52

3 904

 

CEF — Digitaal

321

(7)

277

158

433

7

(0)

0

4

3

436

 

Digitaal Europa

63

(1)

1 129

82

1 109

2

(0)

31

2

30

1 140

 

Gedecentraliseerde agentschappen

35

189

189

36

1

(0)

8

9

36

 

Andere acties

372

372

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

45

(0)

18

12

52

0

0

0

0

0

52

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

34

(1)

25

22

36

2

(0)

6

3

5

41

 

Eengemaakte markt

805

(44)

582

420

924

22

(1)

17

12

26

950

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

28

(4)

24

15

33

0

(0)

0

0

33

 

Belastingheffing

31

(1)

35

33

31

5

(0)

0

3

2

33

 

Douane

86

(2)

126

90

121

8

(0)

0

7

1

122

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0)

118

118

5

5

 

Andere acties

4

(0)

9

7

6

0

(0)

0

0

0

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

22

(2)

5

9

16

0

0

0

0

0

16

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 610

(1)

1 977

2 363

1 222

255

(0)

102

210

147

1 369

 

Gedecentraliseerde agentschappen

2

56

43

15

1

1

15

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

37 889

(580)

20 733

16 702

41 340

4 472

(215)

4 950

1 830

7 377

48 717

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

88 758

(53)

238

39 843

49 100

12 591

(0)

28 028

5 569

35 049

84 149

 

Cohesiefonds

22 668

(42)

16

9 222

13 421

4 170

(0)

1 307

496

4 981

18 402

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 632

(21)

1 442

1 031

7 023

3

0

0

3

7 026

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

(1)

3

5

0

0

0

0

0

5

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

38 950

(7)

63

17 076

21 930

6 302

17 374

2 350

21 326

43 257

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

126

(5)

32

40

113

3

(0)

1

0

4

117

 

Europees herstel en veerkracht

108

(2)

116

80

141

0

98 034

46 375

51 660

51 801

 

Pericles IV

1

(0)

1

0

1

0

0

1

 

Herstelplan voor de EU

5

3

2

0

0

0

0

0

2

 

RescEU

448

(7)

183

191

432

17

(0)

153

5

164

596

 

EU4Health

141

(9)

329

59

402

2

(0)

9

2

10

412

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

469

0

232

509

191

0

70

70

0

191

 

Gedecentraliseerde agentschappen

11

(0)

324

316

19

10

10

0

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0)

3

1

0

0

0

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

8

(1)

11

10

9

0

1

1

0

9

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

160

(12)

89

57

180

4

(2)

6

2

7

187

 

Erasmus+

990

(13)

2 663

2 114

1 526

356

(4)

169

283

239

1 765

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

107

(4)

136

95

144

5

(0)

0

2

4

148

 

Creatief Europa

227

(10)

306

137

386

9

(1)

9

4

14

400

 

Justitie

63

(1)

47

35

74

0

(0)

1

0

0

75

 

Rechten en waarden

120

(4)

99

60

156

1

(0)

1

1

1

156

 

Gedecentraliseerde agentschappen

17

(0)

220

206

31

1

(0)

3

2

1

33

 

Andere acties

10

(0)

6

6

10

0

(0)

0

0

0

10

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

87

(5)

30

28

85

0

0

0

85

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

164

(2)

181

157

186

1

(0)

1

1

1

187

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

160 278

(198)

6 769

71 281

95 569

23 468

(8)

145 178

55 174

113 465

209 033

3

Garanties voor de landbouw

286

(10)

40 149

40 091

333

669

669

333

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

35 164

(2)

15 339

14 587

35 914

0

2 366

65

2 300

38 215

 

Maritieme zaken en visserij

3 043

(15)

107

738

2 397

416

(0)

110

1

525

2 922

 

Visserij (PODV en ROVB)

21

152

150

23

0

0

0

0

0

23

 

Gedecentraliseerde agentschappen

21

21

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

(0)

3

9

0

0

0

0

0

9

 

Milieu en klimaat (LIFE)

1 882

(34)

739

439

2 148

7

(0)

3

3

6

2 154

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

4

1

3

5

0

5

8

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

3

50

51

3

6

6

0

3

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

4

5

24

0

0

0

0

0

24

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

40 438

(61)

56 563

56 086

40 854

423

(0)

3 160

745

2 837

43 691

4

Asiel, migratie en integratie

3 068

(29)

497

1 200

2 335

54

(1)

2

28

28

2 363

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

138

138

20

4

4

20

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) — Grensbeheer en visa

1 219

(35)

153

388

949

217

(2)

3

26

192

1 141

 

Grensbeheer (IBMF) — Douanecontroleapparatuur

135

135

0

0

0

0

0

135

 

Gedecentraliseerde agentschappen

372

703

754

321

10

10

0

321

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

4 679

(64)

1 626

2 480

3 760

271

(3)

19

67

219

3 980

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

457

(15)

70

161

352

13

(1)

1

5

9

360

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

351

(0)

73

46

377

0

0

0

0

0

377

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

324

(3)

69

75

315

0

(0)

0

0

0

315

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

193

193

0

0

(0)

3

3

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

1

1

0

0

0

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

(3)

20

19

24

0

0

24

 

Europese defensie (onderzoek)

(0)

323

1

322

7

0

7

329

 

Europese defensie (geen onderzoek)

322

(0)

623

198

746

0

17

0

17

762

 

Militaire mobiliteit

227

1

226

0

0

0

0

0

226

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

(0)

5

2

0

0

2

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

1 489

(22)

1 597

700

2 364

13

(1)

28

8

33

2 397

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

18 527

(444)

10 833

5 656

23 259

213

(12)

127

134

194

23 453

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

116

(9)

38

17

127

1

0

1

128

 

Humanitaire hulp

1 301

(12)

2 168

2 405

1 052

53

(4)

28

46

31

1 084

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

137

(2)

352

341

146

22

(1)

56

46

32

178

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

9

63

7

65

0

0

0

0

0

65

 

Andere acties

1

(0)

17

17

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0)

2

2

0

0

0

0

0

2

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

153

(20)

92

72

154

0

(0)

1

0

0

154

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 464

(182)

1 566

1 988

6 860

785

(0)

30

204

610

7 471

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0)

0

0

0

0

0

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

27 712

(670)

15 130

10 506

31 666

1 074

(17)

242

429

869

32 535

7

Pensioenen personeelsleden

2 173

2 173

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

11

11

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

7

7

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

12

12

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

5

5

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

0

197

197

0

1

15

14

2

2

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(0)

2 494

2 494

0

31

31

0

 

Bezoldiging extern personeel

35

(4)

238

231

38

3

(2)

33

33

2

39

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0)

15

13

2

0

0

2

 

Leden — Tijdelijke vergoedingen

3

3

0

0

0

0

0

 

Wervingskosten

3

(1)

26

27

2

0

1

0

0

2

 

Beëindiging van de dienst

8

8

0

0

0

0

0

 

Opleidingskosten

10

(1)

17

15

11

1

(0)

3

3

1

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

8

(1)

24

21

8

7

(2)

17

15

7

15

 

Informatie- en communicatietechnologie

122

(2)

298

274

143

20

(0)

50

49

20

163

 

Huur en aankoop

3

(0)

318

303

18

2

27

28

0

18

 

Gerelateerd aan gebouwen

49

(1)

86

95

39

2

(0)

19

9

12

51

 

Beveiliging

24

(1)

63

58

28

2

(0)

6

3

4

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

7

(6)

24

13

11

0

(0)

1

0

0

12

 

Vergaderingen, comités, conferentie

6

(5)

5

2

3

0

(0)

1

1

1

4

 

Publicatieblad

1

(0)

2

3

1

0

0

0

1

 

Publicaties

5

(0)

13

12

6

2

(0)

3

3

1

7

 

Verkrijging van informatie

1

(0)

4

3

2

0

0

0

2

 

Studies en onderzoeken

11

(0)

5

12

4

0

0

0

0

4

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

13

(1)

24

25

11

3

(0)

3

5

2

13

 

Externe taalkundige diensten

3

(0)

24

23

4

0

(0)

10

10

1

4

 

Overige administratieve uitgaven

7

(1)

18

18

6

1

(0)

4

4

2

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

2

(0)

1

0

0

(0)

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

591

(66)

4 256

4 155

626

36

(32)

335

281

57

684

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

901

(92)

10 371

10 215

964

80

(37)

559

490

111

1 076

O

Innovatiefonds (IF)

0

0

4

(1)

147

11

138

138

 

Andere acties

0

0

7

(1)

52

50

8

8

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

0

0

11

(2)

199

61

147

147

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

791

791

0

0

0

0

0

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

24

24

0

0

0

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de brexit

407

407

0

0

0

0

0

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

0

1 223

1 223

0

0

0

0

0

Totaal

273 386

(1 687 )

114 011

169 192

216 518

29 811

(283)

154 334

58 805

125 057

341 575

7.   UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

7.1.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

(miljoen EUR)

Instelling

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Over-gedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op rechten overgedragen

Totaal

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

Europees Parlement

176

176

236

7

243

212

3

215

122 %

28

Europese Raad en Raad

59

59

103

1

104

102

1

102

173 %

2

Commissie

165 665

167 616

244 942

19 411

264 354

237 838

1 078

238 916

143 %

25 437

Hof van Justitie

60

60

59

0

59

59

0

59

99 %

0

Rekenkamer

23

23

24

0

24

24

0

24

102 %

0

Economisch en Sociaal Comité

13

13

22

0

22

22

0

22

171 %

0

Comité van de Regio’s

10

10

11

0

12

11

0

12

112 %

Ombudsman

1

1

1

0

1

1

0

1

93 %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2

2

2

0

2

2

0

2

96 %

Europese Dienst voor extern optreden

51

51

241

3

244

240

3

243

480 %

0

Totaal

166 060

168 011

245 641

19 422

265 063

238 511

1 085

239 596

143 %

25 467

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.

De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

Wat de EDEO betreft, zij erop gewezen dat deze naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 193,6 miljoen EUR ontvangt (2020: 148,1 miljoen EUR); in 2020 was het EOF echter niet gedekt door de NDICI-middelen, vandaar de stijging in 2021). Uit de EOF-erfenis en de trustfondsen werd 18,7 miljoen EUR (2020: 64,4 miljoen EUR) ontvangen. Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten.

7.2.   BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ntvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Europees Parlement

2 215

2 033

75

46

2 154

97 %

22

30

52

8

0

9

Europese Raad en Raad

679

523

0

43

566

83 %

0

41

41

71

0

0

71

Commissie

601 452

109 244

511

153 999

263 755

44 %

4 043

283 739

287 781

49 239

5

671

49 916

Hof van Justitie

445

438

0

1

439

98 %

0

1

1

6

0

0

6

Rekenkamer

154

149

0

0

149

97 %

0

0

0

5

0

0

5

Economisch en Sociaal Comité

155

132

0

4

136

88 %

0

5

5

13

0

0

13

Comité van de Regio’s

108

106

0

1

106

99 %

0

0

0

1

0

0

1

Ombudsman

13

11

0

11

89 %

0

1

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

19

17

0

17

86 %

0

3

0

3

Europese Dienst voor extern optreden

1 091

763

10

239

1 012

93 %

0

75

75

5

0

5

Totaal

606 331

113 415

596

154 334

268 345

44 %

4 065

283 891

287 956

49 354

5

671

50 030

7.3.   BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

(miljoen EUR)

Instelling

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2022 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

van definitief goedgekeurde begroting

van over- drachten

van bestemmings- ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

van definitief goedgekeurde begroting

van over- drachten

van bestemmings- ontvangsten

Totaal

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13

Europees Parlement

2 571

1 650

393

35

2 078

81 %

402

40

442

12

38

2

52

Europese Raad en Raad

749

461

60

43

564

75 %

62

42

104

71

10

1

82

Commissie

241 321

160 032

1 203

62 326

223 561

93 %

3 591

13 827

17 417

82

250

11

343

Hof van Justitie

479

408

30

0

438

92 %

30

1

31

6

3

0

9

Rekenkamer

163

140

8

0

148

91 %

8

0

8

5

1

0

6

Economisch en Sociaal Comité

168

113

10

3

126

75 %

19

7

25

13

3

0

16

Comité van de Regio’s

119

91

10

1

101

85 %

15

1

15

1

1

0

2

Ombudsman

13

9

0

10

76 %

2

2

1

0

1

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

21

16

1

17

80 %

1

1

3

0

3

Europese Dienst voor extern optreden

1 209

648

106

199

954

79 %

114

115

230

5

21

0

26

Totaal

246 812

163 568

1 821

62 607

227 996

92 %

4 244

14 032

18 275

199

327

14

541

8.   UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 8.1 en 8.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.

De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (8.1) en uitgaven (8.2).

Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.

8.1.   BEGROTINGSONTVANGSTEN

(miljoen EUR)

Agentschap

Financiering uit MFK-rubriek

Definitief goedgekeurde begroting

Ontvangsten

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

4

264

268

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

1

24

24

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

1

7

7

Communautair Bureau voor plantenrassen

n.v.t.

19

19

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

1, 2b

11

3

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

2b

16

15

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

4

142

153

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

1

204

168

Europese Bankautoriteit

1

49

50

Europees Grens- en kustwachtagentschap

4

535

545

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

2b

58

173

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

2b

19

19

Europees Agentschap voor chemische stoffen

1

108

115

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

1, 2a, 3, 5

45

45

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

2b, 6

54

54

Europees Milieuagentschap

3

52

67

Europees Bureau voor visserijcontrole

3

21

22

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

2b

119

121

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

2b

22

23

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

1, 2b

27

27

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

1, 2a

49

43

Europees Instituut voor gendergelijkheid

2b

9

9

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1

33

33

Europese Arbeidsautoriteit

2b

22

14

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

1

85

106

Europees Geneesmiddelenbureau

2b

379

408

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

5

17

19

Europees Openbaar Ministerie

2b

26

27

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

1

55

56

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

1, 3

88

88

Europese Autoriteit voor effecten en markten

1

59

61

Europese Stichting voor opleiding

2b

21

22

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

2b

44

46

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

1

23

23

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

5

178

177

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

5

10

8

Spoorwegbureau van de Europese Unie

1

31

33

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

1

44

1 870

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

2b

24

25

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

n.v.t.

534

313

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

1

614

750

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

7

52

46

Totaal

 

4 195

6 092


(miljoen EUR)

Soort ontvangsten van de agentschappen

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

4 155

Inkomsten uit heffingen

842

Overige inkomsten

1 095

Totaal

6 092

8.2.   VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETENPER AGENTSCHAP

(miljoen EUR)

Agentschap

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

286

269

291

260

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

24

22

27

19

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

7

7

10

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

20

18

20

17

Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

11

2

12

2

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

16

16

22

15

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

169

139

177

136

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

278

183

286

149

Europese Bankautoriteit

50

49

54

46

Europees Grens- en kustwachtagentschap

557

523

725

421

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

182

169

195

122

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

19

19

20

19

Europees Agentschap voor chemische stoffen

116

110

129

109

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

45

44

47

42

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

54

53

58

50

Europees Milieuagentschap

68

61

92

64

Europees Bureau voor visserijcontrole

22

21

25

18

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

130

130

133

118

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

23

22

28

23

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

27

26

27

20

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

45

43

48

42

Europees Instituut voor gendergelijkheid

9

9

11

8

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

33

33

38

31

Europese Arbeidsautoriteit

23

22

26

10

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

114

107

125

102

Europees Geneesmiddelenbureau

408

386

480

365

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

20

19

21

19

Europees Openbaar Ministerie

26

25

27

19

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

55

55

57

54

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

88

88

96

88

Europese Autoriteit voor effecten en markten

61

60

69

61

Europese Stichting voor opleiding

22

21

23

21

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

60

57

57

45

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

23

23

29

24

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

186

176

210

167

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

26

12

30

12

Spoorwegbureau van de Europese Unie

38

37

37

33

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

10 102

6 419

2 666

1 614

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

26

25

33

25

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

558

286

18

282

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

1 070

1 066

765

745

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

53

44

56

43

Totaal

15 151

10 897

7 301

5 470


(miljoen EUR)

Soort uitgave

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Personeel

1 749

1 478

1 417

1 462

Administratief

472

439

498

412

Operationeel

12 930

8 980

5 385

3 596

Totaal

15 151

10 897

7 301

5 470

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Derivaten

Financiële instrumenten waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt gedisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Eigen middelen

De belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting. De verschillende eigen middelen zijn opgenomen in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en bestaan uit traditionele eigen middelen, btw-middelen, op het bni gebaseerde middelen en eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Financiële activa en verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

Alle financiële activa en verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa of verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer driekwart van de EU-uitgaven valt onder deze uitvoeringswijze.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra deze is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit en definitief is goedgekeurd door de voorzitter van het Europees Parlement.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de “gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Ook wel Reste à Liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werk of van de door de auditautoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Een onregelmatigheid is een handeling die niet in overeenstemming is met de toepasselijke EU- of nationale regels en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU. Onregelmatigheden kunnen het gevolg zijn van het gedrag van begunstigden die geldmiddelen aanvragen of van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Het begrip onregelmatigheid is ruimer dan het begrip fraude, dat verwijst naar gedrag dat als strafbaar feit kan worden aangemerkt.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het specialiteitsbeginsel van de begroting. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en verschillende niveaus van goedkeuring vereisen.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

Als nog betaalbaar te stellen vastleggingen zijn dit bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Traditionele eigen middelen

Traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomstenen besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Deze kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basishandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald.

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

LIJST VAN AFKORTINGEN

AAR

Jaarlijks activiteitenverslag

AC

Geamortiseerde kostprijs

AMIF

Fonds voor asiel, migratie en integratie

AOD

Gedelegeerd ordonnateur

ATM

Luchtverkeersbeheer

BB

Betalingsbalans

Bbp

Bruto binnenlands product

Bni

Bruto nationaal inkomen

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde

BUFI-fonds

Fonds voor geldboeten

CCS LGF

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

CEF

Connecting Europe Facility

CEF DI

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility

CF

Cohesiefonds

CIP

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Commissie

Europese Commissie

Cosme

Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s

COSO

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission

CRII+

Investeringsinitiatief coronavirusrespons plus

D&WM

Ontmanteling en beheer van kernafval

EAD

Blootstelling bij wanbetaling

EAR

Boekhoudregel van de Europese Unie

EaSI

Werkgelegenheid en sociale innovatie

EBWO

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

ECB

Europese Centrale Bank

ECL

Te verwachten kredietverliezen

Ecofin

Raad Economische en Financiële zaken

EDEO

Europese Dienst voor extern optreden

EDIF

Garantiefaciliteit voor de Westelijke Balkan

EER

Europese Economische Ruimte

EFDO

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling

EFRO

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

EFSE

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

EFSF

Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit

EFSI

Europees Fonds voor strategische investeringen

EFSM

Europees financieel stabilisatiemechanisme

EGKS i.l.

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie

EGNOS

European Geostationary Navigation Overlay System (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie)

EIB

Europese Investeringsbank

EIF

Europees Investeringsfonds

ElectriFI

Elektrificatiefinancieringsinitiatief

Elfpo

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

ELM

Mandaat voor externe leningen

EMB

Eigenmiddelenbesluit

EMFF

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EMU

Economische en monetaire unie

ENEF

Fonds voor bedrijfsuitbreiding

ENIF

Fonds voor bedrijfsinnovatie

ENPI

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EP

Europees Parlement

EP-lid

Lid van het Europees Parlement

ERK

Europese Rekenkamer

ERI

Initiatief voor economische veerkracht van de EIB

ESA

Europees Ruimteagentschap

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESIF

Europese structuur- en investeringsfondsen

ESM

Europees Stabiliteitsmechanisme

ETF

Europese technologie-startersregeling 1998

EU

Europese Unie

Eumetsat

Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten

Euratom

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

FIFO

First in, first out

FP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

FR

Financieel Reglement van de EU

FSDA

Financiële staten — Bespreking en analyse

FVNA

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in nettoactiva/eigen vermogen (Fair Value through Net Assets/Equity)

FVSD

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Fair Value through Surplus or Deficit)

GB-verordening

Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen

GLB

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

GNSS

Wereldwijde satellietnavigatiesystemen

GO

Gemeenschappelijke Onderneming

GVF

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

H2020

Horizon 2020

IF

Innovatiefonds

IIW

Venster infrastructuur en innovatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IPSAS

Internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards)

IT

Informatietechnologie

ITER

Internationale thermonucleaire experimentele reactor

JRC

Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

KMO/MKB

Kleine en middelgrote onderneming(en)/Midden- en kleinbedrijf

LGD

Loss given Default Rate (verlies bij wanbetaling)

LGTT

Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten

MAP

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

MFB

Macrofinanciële bijstand

MFK

Meerjarig financieel kader

MKMO

Micro-, kleine of middelgrote onderneming

NDICI

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

NGEU

NextGenerationEU

OTO

Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

PBI

Initiatief inzake projectobligaties

PD

Kans op wanbetaling

PF4EE

Particuliere financiering voor energie-efficiëntie

PGF

Deelnemersgarantiefonds

PPP

Publiek-privaat partnerschap

PSEO

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

RAL

“Reste à liquider” (nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

RRF

Herstel- en veerkrachtfaciliteit

RSFF

Financieringsfaciliteit met risicodeling

S&P

Standaard & Poor’s Financial Services LLC

Sanad

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Sapard

Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling

SEMED

Programma voor financiële inclusie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

SICR

Significante toename van het kredietrisico

SIUGI

Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initatief

SMEW

KMO-/MKB-venster (Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf)

SURE

Steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand

TEM

Traditionele eigen middelen

TRDI

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

VVB

Beschikbaar voor verkoop

VWEU

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


(1)  Uitvoeringsbesluit C(2021) 3991 final van de Commissie.

(2)  Lidstaten met goedgekeurde plannen: financiering toegewezen aan elk goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan. Lidstaten zonder goedgekeurde plannen: maximale toewijzing in subsidies volgens de RRF-verordening. De bedragen zijn onderworpen aan de actualisering als bedoeld in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241, die gepland is voor 30 juni 2022.

()  Finland: pas in 2022 ondertekend en uitbetaald (0,3 miljard EUR).

()  Ierland: niet ondertekend op de datum van ondertekening van deze jaarrekening. Ierland heeft geen voorfinanciering voor de niet-terugvorderbare steun aangevraagd.

(1)  Roemenië: pas in 2022 uitbetaald (1,9 miljard EUR).

()  Slovenië: pas in 2022 ondertekend. Slovenië heeft geen voorfinanciering van de lening gevraagd.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (Herschikking) (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).

(4)  Zie de punten 2.2 en 2.3 van Markante financiële feiten van het jaar voor een uitgebreid overzicht van NGEU.

(5)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(6)  De bepaling om niet-bestede vastleggings- en betalingskredieten automatisch over te dragen, geldt ook voor de andere programma’s in rubriek 6: Europees instrument voor internationale samenwerking inzake nucleaire veiligheid, landen en gebieden overzee en Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) door middel van verwijzingen in hun respectieve rechtsgrondslagen naar de bepalingen van het NDICI-GE.

(7)  Het goedgekeurde bedrag voor NGEU 2021 betreft de steun voor 2021 in de vorm van niet-terugvorderbare steun aan de lidstaten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF), de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU) en het extra geld voor andere Europese programma’s of fondsen (plattelandsontwikkeling, InvestEU-fonds, Fonds voor een rechtvaardige transitie, Horizon Europa en RescEU). De EURI-verordening voorziet in de wettelijke termijnen voor de juridische verbintenissen, terwijl de verdeling van de programmering wordt vastgesteld op basis van het geplande tijdschema voor de jaarlijkse vastleggingen die specifiek worden genoemd in de verschillende rechtsgrondslagen van de betrokken programma’s.

(8)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(9)  Artikel 212 van het Financieel Reglement; Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Cijfers voor 2020 en 2021: exclusief ontvangsten in verband met de terugtrekking van het VK uit de EU

(11)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(12)  Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten, maar vanwege de omvang of de gevolgen beter door de Unie kunnen worden bereikt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken (artikel 5 VEU).

(13)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(14)  Zie artikel 317 VWEU.

(15)  C(2020) 4240 final van 24 juni 2020.

(16)  De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding van zowel de instelling — het College — die wordt gevormd door de leden van de Commissie als de administratie die wordt geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).

(17)  Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (INTPA (DEVCO), ECHO, EAC, EACEA en JRC).

(18)  https://ec.europa.eu/info/publications/integrated-financial-and-accountability-reporting_nl

(2)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(3)  Het Europees Parlement heeft op 24 november 2021 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2021 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1) van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

(19)  Het cijfer voor 2020 heeft betrekking op de (toename)/afname van voor verkoop beschikbare financiële activa.

(20)  Tot 2020 werden gesubrogeerde leningen (leningen in wanbetaling waarvoor de EIB-groep een beroep op de EU-garantie heeft gedaan) de eerste keer opgenomen tegen het bedrag dat was betaald om het beroep op de garantie af te wikkelen en onmiddellijk volledig afgeschreven voor het bedrag van de kredietverliezen die op het moment van subrogatie reeds waren geleden, zodat de nettoboekwaarde op de balans nihil was. Alle na de eerste opname opgelopen rente werd eveneens volledig afgeschreven. Overeenkomstig de herziene EAR 11 worden gesubrogeerde leningen nu geclassificeerd als verworven of gecreëerde leningen met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”). De voorziening voor bijzondere waardevermindering heeft dus alleen betrekking op veranderingen in de te verwachten kredietverliezen na eerste opname. Bovendien wordt op grond van de herziene EAR 11 voor verworven of gecreëerde leningen met verminderde kredietwaardigheid alleen rente opgebouwd over de nettoboekwaarde. Daarom is de per eind 2020 opgenomen voorziening voor bijzondere waardevermindering voor de gesubrogeerde leningen afgeboekt op de brutoboekwaarde van de gesubrogeerde leningen op 1 januari 2021, zonder dat dit van invloed is op de boekwaarde van die leningen op de balans.

(21)  De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).

(22)  In de cijfers voor 2020 is een bedrag van 16 134 miljoen EUR opgenomen dat in de geconsolideerde jaarrekening 2020 van de EU is geclassificeerd als voor verkoop beschikbare (VVB) niet-vlottende financiële activa en een bedrag van 3 453 miljoen EUR dat is geclassificeerd als voor verkoop beschikbare vlottende financiële activa.

(23)  Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1).

(24)  Het cijfer voor 2020 heeft betrekking op bedragen die in de geconsolideerde jaarrekening 2020 van de EU zijn geclassificeerd als voor verkoop beschikbare financiële activa.

(25)  Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(26)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(27)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  “Niet toegewezen aan een MFK-rubriek” omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma’s met individueel immateriële bedragen.

(28)  De 2,7 miljard EUR aan activa voor de EIB-garantie voor het mandaat voor externe leningen dekt ook leningen in het kader van MFB en Euratom (zie toelichting 4.1.2).

(29)  De 2,8 miljard EUR aan activa voor de EIB-garantie voor het mandaat voor externe leningen dekt ook leningen in het kader van MFB en Euratom (zie toelichting 4.1.2).

(30)  Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Besluit nr. 466/2014/EU tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen ter ondersteuning van investeringsprojecten buiten de Unie (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 30).

(31)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(32)  PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30.

(33)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(34)  Het financiële kader voor het Elfpo is verlengd tot de periode tot 2022 (Verordening (EU) 2020/2220).

(35)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(36)  Besluit (Euratom) 2021/281 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Beschikking 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan (PB L 62 van 23.2.2021, blz. 41).

(37)  Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 1).

(38)  Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).

(39)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(40)  Verordening (EU) 2021/765 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Verordening (Euratom) 2018/1563 (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 81).

(41)  Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot oprichting van de reserve voor aanpassing aan de Brexit (PB L 357 van 8.10.2021, blz. 1).

(42)  Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004 wat betreft de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 291 van 16.11.2018, blz. 3).

(43)  Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad van 17 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 85).

(5)  Met uitzondering van leningen voor de RRF (NGEU) en voor financiële bijstand.

(6)  Exclusief uitgestelde lasten.

(44)  Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.

(45)  exclusief uitgestelde lasten

(46)  Voor verkoop beschikbare financiële activa (uitgezonderd beleggingen in geldmarktfondsen en eigenvermogensinstrumenten).

(47)  Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort.

(48)  Bijvoorbeeld in werkdocument XI bij de ontwerpbegroting, waarin de uitvoering van de begrotingsgaranties, het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en de beoordeling van de houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties en financiële bijstand overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement worden gepresenteerd.

(49)  Het risico van garanties op eigen vermogen is gebaseerd op het theoretische bedrag dat door de garantie wordt gedekt.

(7)  Met toepassing van de correctiecoëfficiënt (CC).

(8)  Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

(50)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(51)  Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 29).

(52)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).

(53)  Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2021 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2020) 848 final van 18.12.2020.

(54)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad.

(55)  Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

(56)  Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

(57)  Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.

(58)  Dit MFK-programma omvat de aanvullende financiële middelen van NextGenerationEU voor het React-EU-pakket. Zie hoofdstuk 1.1 Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de opmerkingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting. In de paragraaf over rubriek 2 wordt nader ingegaan op de bijdrage van dit MFK-programma aan het React-EU-pakket.


17.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/240


De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer — verslag van de onafhankelijke auditor

(2022/C 399/02)

Oordeel

I.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie, die de geconsolideerde financiële overzichten (1) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (2) voor het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar bevatten, zoals goedgekeurd door de Commissie op 28 juni 2022;

b)

de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, zoals voorgeschreven in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

II.

Naar ons oordeel geven de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie (EU) over het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van de EU per 31 december 2021, van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van haar nettoactiva in het op die datum afgesloten begrotingsjaar, overeenkomstig het Financieel Reglement en de boekhoudregels die zijn gebaseerd op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten

III.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Uitgaven

IV.

Voor 2021 brengen wij twee afzonderlijke oordelen uit over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven. Dit weerspiegelt het feit dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) een tijdelijk instrument is dat wordt uitgevoerd en gefinancierd op een manier die fundamenteel verschilt van de normale begrotingsuitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK).

Afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven

V.

Naar ons oordeel vertonen de aanvaarde begrotingsuitgaven in de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar materiële fouten vanwege de significantie van de aangelegenheid die is beschreven onder “Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven”.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de RRF-uitgaven

VI.

Naar ons oordeel zijn de aanvaarde RRF-uitgaven in de rekeningen betreffende het per 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Grondslag voor het oordeel

VII.

Wij hebben onze controle verricht overeenkomstig de internationale controlestandaarden (ISA) en de regels inzake beroepsethiek van de International Federation of Accountants (IFAC) en de internationale standaarden van hoge controle-instanties (Issai) van Intosai. Onze verantwoordelijkheden volgens deze standaarden en regels worden nader beschreven in het onderdeel van ons verslag over de “verantwoordelijkheden van de auditor”. In dat hoofdstuk geven wij ook meer informatie over de grondslag voor ons oordeel over de ontvangsten (zie paragraaf XXXV ) en de RRF-uitgaven (zie paragraaf XXXVII ). We hebben ook voldaan aan onafhankelijkheidsvereisten en zijn onze ethische verplichtingen krachtens de ethische gedragscode voor professionele accountants (Code of Ethics for Professional Accountants) van de International Ethics Standards Board for Accountants nagekomen. Wij achten de verkregen controle-informatie toereikend en geschikt als grondslag voor onze oordelen.

Grondslag voor een afkeurend oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de begrotingsuitgaven

VIII.

Het door ons geschatte algemene foutenpercentage voor de aanvaarde begrotingsuitgaven in de rekeningen voor het op 31 december 2021 afgesloten begrotingsjaar bedraagt 3,0 %. Een aanzienlijk deel van deze uitgaven vertoont materiële fouten. Dit betreft voornamelijk uitgaven in het kader van vergoedingen, waarvoor het geschatte foutenpercentage 4,7 % bedraagt. Dergelijke uitgaven zijn gestegen tot 90,1 miljard EUR in 2021, goed voor 63,2 % van onze controlepopulatie (3). De gevolgen van de door ons aangetroffen fouten zijn bijgevolg zowel van materieel belang als van diepgaande invloed op de aanvaarde uitgaven van het jaar.

Essentiële controleaangelegenheden

We beoordeelden de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen

IX.

De EU-balans omvatte eind 2021 een verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen ten bedrage van 122,5 miljard EUR (2020: 116,0 miljard EUR), goed voor bijna een kwart van de totale verplichtingen ad 496,4 miljard EUR in 2021 (2020: 313,5 miljard EUR).

X.

Het grootste deel van de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen, namelijk 109,7 miljard EUR (2020: 100,7 miljard EUR), houdt verband met de pensioenregeling van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie (de “pensioenregeling”). De in de rekeningen opgenomen verplichting is een raming van de huidige waarde van verwachte toekomstige betalingen die de EU zal moeten verrichten om aan haar pensioenverplichtingen te voldoen.

XI.

De in het kader van de pensioenregeling betaalde uitkeringen komen ten laste van de EU-begroting. De EU heeft geen speciaal pensioenfonds opgericht om de kosten van toekomstige pensioenverplichtingen te dekken, maar de lidstaten garanderen gezamenlijk de uitbetaling van de uitkeringen en ambtenaren dragen voor een derde bij in de kosten van de regeling. Eurostat berekent deze verplichting jaarlijks in opdracht van de rekenplichtige van de Commissie en gebruikt daarbij parameters zoals het leeftijdsprofiel en de levensverwachting van EU-ambtenaren en veronderstellingen over toekomstige economische omstandigheden. Deze parameters en veronderstellingen worden ook beoordeeld door de actuariële adviseurs van de Commissie.

XII.

De stijging van de pensioenverplichting in 2021 is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de nominale disconteringsvoet, die wordt beïnvloed door een verlaging van de mondiale rentetarieven (4).

XIII.

Het op een na grootste deel van de verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen is de geschatte verplichting van de EU voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (Joint Sickness Insurance Scheme, JSIS), die eind 2021 10,3 miljard EUR bedroeg (2020: 12,9 miljard EUR). Deze verplichting houdt verband met de medische kosten van EU-personeelsleden die moeten worden betaald wanneer zij niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).

XIV.

In het kader van onze controle beoordelen wij de actuariële veronderstellingen voor deze regelingen en de daarmee samenhangende waardering. We baseren onze evaluatie op werkzaamheden van externe, onafhankelijke actuariële deskundigen. We controleren de aan de berekeningen ten grondslag liggende basisgegevens, de actuariële parameters en de berekening van de verplichting. Ook onderzoeken we de presentatie van de verplichtingen in de geconsolideerde balans en de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële overzichten.

XV.

We concluderen dat de schatting van de totale verplichting voor pensioenen en andere personeelsbeloningen in de geconsolideerde balans reëel en betrouwbaar is.

Wij hebben belangrijke in de rekeningen opgenomen schattingen aan het einde van het jaar beoordeeld

XVI.

Eind 2021 werden de gemaakte subsidiabele kosten die aan de begunstigden verschuldigd waren maar die nog niet gerapporteerd waren, geschat op 129,9 miljard EUR (2020: 107,8 miljard EUR). Deze bedragen werden als te betalen kosten geboekt (5).

XVII.

De stijging van die schatting houdt voornamelijk verband met de RRF, die de kern vormt van NextGenerationEU (NGEU), het tijdelijke herstelinstrument dat de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de COVID-19-pandemie moet helpen herstellen. De betalingen aan de lidstaten in het kader van deze faciliteit volgen tot 2026 een vooraf bepaald betalingsschema. Eind 2021 bedroegen de te betalen RRF-uitgaven 12,3 miljard EUR.

XVIII.

Om deze schattingen aan het einde van het jaar te beoordelen, onderzochten we het systeem dat de Commissie had opgezet voor de afsluitberekeningen om de juistheid en volledigheid ervan te waarborgen in de directoraten-generaal waar de meeste uitgaven werden gedaan. Tijdens onze controlewerkzaamheden voor de steekproef van facturen en voorfinancieringsbetalingen onderzochten we de relevante afsluitberekeningen om het risico van onjuiste vermelding van de te betalen lasten aan te pakken. Wij vroegen de boekhoudkundige diensten van de Commissie om verduidelijking van de algemene methodologie voor het maken van deze schattingen.

XIX.

We concluderen dat de schatting van het totaalbedrag aan te betalen lasten en andere voorschotten aan lidstaten getrouw wordt weergegeven in de geconsolideerde balans.

We hebben het actief dat gegenereerd werd door het terugtrekkingsproces van het VK beoordeeld

XX.

Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk (VK) geen lidstaat van de EU meer. In het kader van het terugtrekkingsakkoord heeft het VK zich ertoe verbonden alle uit zijn EU-lidmaatschap voortvloeiende financiële verplichtingen in het kader van de vorige MFK’s na te komen. Tijdens de overgangsperiode, die op 31 december 2020 afliep, bleef het VK bijdragen aan en baat hebben bij de EU-begroting alsof het nog een lidstaat was.

XXI.

Na afloop van de overgangsperiode vloeien er uit verdere wederzijdse verplichtingen van de EU en het VK bepaalde verplichtingen en vorderingen voor de EU voort. Deze verplichtingen moeten worden weerspiegeld in de jaarrekening van de EU. De Commissie schatte dat de EU-rekeningen op de balansdatum een nettovordering op het VK van 41,8 miljard EUR lieten zien (2020: 47,5 miljard EUR), waarvan naar schatting 10,9 miljard EUR zal worden betaald in de twaalf maanden na de verslagdatum.

XXII.

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de wederzijdse verplichtingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord is uiteengezet in artikel 148 (“Betalingen na 2020”) van het akkoord. In 2021 bedroeg de gerapporteerde schuld van het VK op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 11,9 miljard EUR. De totale van het VK ontvangen betalingen in 2021 bedroegen 6,8 miljard EUR. Het resterende saldo aan het eind van het jaar, ten bedrage van 5,1 miljard EUR, moest worden betaald in vijf gelijke maandelijkse termijnen van januari tot en met mei 2022, overeenkomstig het in artikel 148 van het terugtrekkingsakkoord vastgestelde mechanisme.

XXIII.

Als onderdeel van onze normale controleprocedures hebben we met de Commissie gesproken over de timing, nauwkeurigheid en volledigheid van het opgenomen actief en de verrichte betalingen. We hebben de desbetreffende bedragen opnieuw berekend en ze aangesloten met de onderliggende gegevens en we zijn nagegaan of eventueel gehanteerde veronderstellingen passend waren.

XXIV.

Onze conclusie is dat de raming van het totale actief die is opgenomen in verband met het terugtrekkingsproces van het VK getrouw is weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

We beoordeelden de impact van de Russische invasie in Oekraïne op de rekeningen

XXV.

Op 24 februari 2022 viel Rusland Oekraïne binnen. Aangezien de EU Oekraïne bijstand verleent in de vorm van leningen en subsidies, hebben wij de berekeningen van de Commissie betreffende het daarmee samenhangende financiële risico waaraan de EU is blootgesteld, alsook de onderliggende basis ervan beoordeeld, om ervoor te zorgen dat de gevolgen van deze belangrijke gebeurtenis op passende wijze in de EU-rekeningen tot uiting komen. We hebben de berekeningen van de Commissie getoetst aan onze eigen berekeningen en aan bestaande gegevens hierover.

XXVI.

We concluderen dat de behandeling van de Russische invasie in Oekraïne als een gebeurtenis na de balansdatum die niet leidt tot aanpassing van de jaarrekening passend is. De impact ervan is op passende wijze bekendgemaakt en getrouw weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

We beoordeelden de impact van COVID-19-gerelateerde maatregelen op de rekeningen

XXVII.

De COVID-19-pandemie heeft de economieën en de overheidsfinanciën van de lidstaten zwaar getroffen. De Europese Commissie mobiliseerde aanzienlijke middelen om de volksgezondheidssectoren van de lidstaten te versterken en de sociaaleconomische impact van de pandemie in de EU te verzachten. De getroffen maatregelen omvatten de financiering van dringend noodzakelijke medische benodigdheden, de invoering van meer flexibiliteit bij het gebruik van financiële steun uit de Europese structuur- en investeringsfondsen en de verstrekking van leningen aan lidstaten tegen gunstige voorwaarden. Deze initiatieven hadden een significant effect op de financiële overzichten.

XXVIII.

Als onderdeel van onze normale controleprocedures controleerden we de activa, passiva, ontvangsten en uitgaven, waaronder die in verband met de door de Commissie genomen maatregelen. We concluderen dat deze getrouw zijn weergegeven in de geconsolideerde jaarrekening.

Andere aangelegenheden

XXIX.

De leiding is verantwoordelijk voor het verstrekken van “andere informatie”. Deze term omvat de toelichting “Financial highlights of the year”, maar niet de geconsolideerde rekeningen of ons verslag daarover. Ons oordeel over de geconsolideerde rekeningen heeft geen betrekking op deze andere informatie en we formuleren geen enkele conclusie over de betrouwbaarheid daarvan. In het kader van onze controle van de geconsolideerde rekeningen is het onze verantwoordelijkheid de andere informatie te lezen en na te gaan of die in materieel opzicht inconsistent is met de geconsolideerde rekeningen of de kennis die we in de loop van de controle hebben opgedaan, of anderszins afwijkingen van materieel belang lijkt te bevatten. Wanneer wij concluderen dat de andere informatie een afwijking van materieel belang bevat, moeten we dat feit dienovereenkomstig melden. Wij hebben in dit verband niets te melden.

Verantwoordelijkheden van de leiding

XXX.

Overeenkomstig de artikelen 310 tot en met 325 van het VWEU en het Financieel Reglement is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de geconsolideerde rekeningen van de EU op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de opstelling en weergave van financiële overzichten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële overzichten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften (wetten, regelgeving, beginselen, regels en normen) waar ze onder vallen. De Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de EU (artikel 317 van het VWEU).

XXXI.

Bij het voorbereiden van de geconsolideerde rekeningen is de leiding verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van de EU om de activiteiten voort te zetten, voor het melden van alle relevante kwesties en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel tenzij zij voornemens is om de entiteit te liquideren of om haar activiteiten stop te zetten, of als er geen realistisch alternatief bestaat.

XXXII.

De Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op het proces van financiële verslaglegging over de EU.

XXXIII.

Volgens het Financieel Reglement (titel XIII) moet de rekenplichtige van de Commissie de geconsolideerde rekeningen van de EU uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar eerst als voorlopige rekeningen en uiterlijk op 31 juli als definitieve rekeningen ter controle indienen. De voorlopige rekeningen moeten al een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EU. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat alle posten in de voorlopige rekeningen als definitieve berekeningen worden gepresenteerd zodat wij onze opdracht binnen de gegeven termijnen kunnen uitvoeren overeenkomstig (titel XIII van) het Financieel Reglement. Verschillen tussen de voorlopige en de definitieve rekeningen zouden normaliter alleen voortvloeien uit onze opmerkingen.

Verantwoordelijkheden van de auditor voor de controle van de geconsolideerde rekeningen en onderliggende verrichtingen

XXXIV.

Onze doelstellingen bestaan erin, redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de geconsolideerde rekeningen van de EU geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad een betrouwbaarheidsverklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij de controle alle gevallen waarin sprake is van een materiële afwijking of van niet-conformiteit noodzakelijkerwijs zijn opgespoord. Deze kunnen voortkomen uit fraude of fouten en worden van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat ze van invloed zijn op economische beslissingen die worden genomen op basis van deze geconsolideerde rekeningen.

XXXV.

Ten aanzien van de ontvangsten nemen wij bij ons onderzoek van de eigen middelen op basis van de btw en het bni de macro-economische aggregaten die de basis vormen voor de berekening daarvan als uitgangspunt, en beoordelen wij de systemen van de Commissie voor de verwerking van de gegevens totdat de bijdragen van de lidstaten zijn ontvangen en opgenomen in de geconsolideerde rekeningen. Bij de traditionele eigen middelen onderzoeken wij de rekeningen van de douaneautoriteiten en analyseren wij de stroom van douanerechten totdat de bedragen zijn ontvangen door de Commissie en opgenomen in de rekeningen. Er bestaat een risico dat douanerechten door importeurs niet of foutief worden opgegeven bij de nationale douaneautoriteiten. De daadwerkelijk geïnde invoerrechten zullen derhalve lager zijn dan het bedrag dat in theorie moet worden geïnd. Dat verschil wordt de “douanekloof” genoemd. Deze ontweken bedragen blijven in de systemen voor de TEM-boekhouding van de lidstaten buiten beeld en vallen niet binnen de reikwijdte van ons controleoordeel over de ontvangsten.

XXXVI.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen nadat de uitgaven zijn gedaan, geboekt en goedgekeurd. Dit onderzoek betreft alle soorten betalingen op het moment dat deze worden gedaan, behalve voorschotten. Wij onderzoeken voorschotbetalingen zodra de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan heeft aangetoond en de instelling of het orgaan dit bewijs heeft aanvaard door het afwikkelen van de voorschotbetaling, wat wellicht pas in een volgend jaar plaatsvindt.

XXXVII.

Dit jaar hebben we voor het eerst de RRF-uitgaven onderzocht. In tegenstelling tot andere begrotingsuitgaven, die gebaseerd zijn op de vergoeding van kosten en/of de naleving van voorwaarden, is bij de RRF de voorwaarde voor betaling de bevredigende verwezenlijking van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen. Daartoe hebben we onderzocht of de Commissie voldoende en passende bewijsstukken had verzameld ter ondersteuning van haar beoordeling van deze voorwaarde. Naleving van andere EU- en nationale voorschriften maakt geen deel uit van deze beoordeling.

XXXVIII.

We passen professionele oordeelsvorming toe en houden gedurende de hele controle een professioneel-kritische instelling. Daarnaast:

a)

identificeren en beoordelen we de risico's op afwijkingen van materieel belang in de geconsolideerde rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten van de EU-wetgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. We ontwerpen in het licht van die risico's controleprocedures en voeren die uit en we winnen controle-informatie in die toereikend en geschikt is als grondslag voor ons controleoordeel. Gevallen waarin sprake is van een afwijking of niet-conformiteit van materieel belang als gevolg van fraude zijn moeilijker te ontdekken dan die als gevolg van fouten, aangezien er bij fraude sprake kan zijn van collusie, vervalsing, opzettelijke omissies, verkeerde voorstellingen van zaken of het terzijde stellen van de interne beheersing. Bijgevolg is het risico groter dat dergelijke gevallen niet worden ontdekt;

b)

verkrijgen we inzicht in de internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor de controle teneinde adequate controleprocedures op te zetten, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen;

c)

beoordelen we de geschiktheid van de door de leiding gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen en de daarmee samenhangende informatieverschaffing door de leiding;

d)

trekken we conclusies over de geschiktheid van de wijze waarop de leiding het continuïteitsbeginsel hanteert en, op basis van de verkregen controle-informatie, over het al dan niet bestaan van materiële onzekerheden die het gevolg zijn van gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de entiteit om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Als we tot de conclusie komen dat een dergelijke materiële onzekerheid bestaat, zijn we verplicht in ons verslag de aandacht te vestigen op de gerelateerde informatie in de geconsolideerde rekeningen of, indien deze informatie ontoereikend is, ons oordeel aan te passen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die we hebben verkregen tot de datum van vaststelling van ons verslag. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de entiteit haar bedrijfsactiviteiten niet langer kan voortzetten;

e)

evalueren we de algemene presentatie, structuur en inhoud van de geconsolideerde rekeningen, met inbegrip van alle vermelde informatie; en beoordelen we of de geconsolideerde rekeningen een getrouw beeld geven van de onderliggende verrichtingen en gebeurtenissen;

f)

verkrijgen we voldoende passende controle-informatie met betrekking tot de financiële informatie over de entiteiten waarop de geconsolideerde rekeningen van de EU betrekking hebben om een oordeel te formuleren over de geconsolideerde rekeningen en de onderliggende verrichtingen. We zijn verantwoordelijk voor het aansturen van, toezicht houden op en uitvoeren van de controle, en dragen als enige de verantwoordelijkheid voor ons controleoordeel.

XXXIX.

Wij communiceren met de leiding onder meer over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over significante controlebevindingen, waaronder bevindingen over significante tekortkomingen in de interne beheersing.

XL.

We bepalen welke van de punten die we met de Commissie en andere gecontroleerde entiteiten hebben besproken, het belangrijkst waren bij de controle van de geconsolideerde rekeningen en dus de essentiële controleaangelegenheden voor de huidige periode vormen. Wij beschrijven deze aangelegenheden in ons verslag, tenzij openbaarmaking ervan verboden is op grond van de wet- en regelgeving of, zoals zeer zelden gebeurt, wij besluiten dat een aangelegenheid niet in ons verslag moet worden opgenomen omdat redelijkerwijs te verwachten is dat de negatieve gevolgen daarvan zwaarder wegen dan de voordelen ervan voor het algemeen belang.

14 juli 2022.

Klaus-Heiner LEHNE

President

Europese Rekenkamer

12, rue Alcide De Gasperi — L-1615 Luxemburg


(1)  De geconsolideerde financiële overzichten omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, het kasstroomoverzicht en het mutatieoverzicht van de nettoactiva, alsook een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen (met verslaglegging per begrotingsterrein).

(2)  De verslagen over de uitvoering van de begroting omvatten ook de toelichtingen.

(3)  In de paragrafen 1.22-1.27 van ons Jaarverslag 2021 verstrekken wij nadere informatie.

(4)  Jaarrekening 2021 van de EU, toelichting 2.9.

(5)  Deze omvatten te betalen lasten aan de passiefzijde van de balans ad 77,8 miljard EUR en 52,1 miljard EUR aan de actiefzijde, die de waarde van de voorfinanciering vermindert.