ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 284

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
25 juli 2022


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2022/C 284/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1

 

Gerecht

2022/C 284/02

Vorming van de kamers en toevoeging van de rechters aan de kamers

2


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2022/C 284/03

Zaak C-353/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal de l’Entreprise du Hainaut, division de Charleroi — België) — Skeyes/Ryanair DAC [Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 549/2004 – Verordening (EG) nr. 550/2004 – Verlener van luchtverkeersdiensten – Beslissing om het luchtruim te sluiten – Uitoefening van overheidsbevoegdheden – Luchtruimgebruiker – Luchtvaartmaatschappijen – Recht om beroep in te stellen tegen een beslissing om het luchtruim te sluiten – Artikel 58 VWEU – Vrij verkeer van de diensten op het gebied van vervoer – Artikelen 16 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Vrijheid van ondernemerschap – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte]

6

2022/C 284/04

Zaak C-587/20: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Østre Landsret — Denemarken) — Ligebehandlingsnævnet, optredend namens A / HK/Danmark, HK/Privat [Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd – Richtlijn 2000/78/EG – Artikel 3, lid 1, onder a) en d) – Werkingssfeer – Ambt van gekozen voorzitter van een werknemersorganisatie – Statuten van deze organisatie die bepalen dat enkel leden die op de dag van de verkiezing de leeftijd van 60 of 61 jaar nog niet hebben bereikt, in aanmerking komen voor het voorzitterschap]

7

2022/C 284/05

Zaak C-589/20: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg — Oostenrijk) — JR / Austrian Airlines AG (Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verdrag van Montreal – Artikel 17, lid 1 – Aansprakelijkheid van luchtvervoerders voor schade in geval van dood of lichamelijk letsel van een passagier – Begrip ongeval dat de dood of het letsel heeft veroorzaakt – Lichamelijk letsel dat is opgelopen tijdens het verlaten van het luchtvaartuig – Artikel 20 – Ontheffing van aansprakelijkheid van luchtvervoerders – Begrip schuld of nalatigheid van de passagier die letsel heeft geleden en die de schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen – Val van een passagier die zich niet vasthield aan de leuning van een mobiele vliegtuigtrap)

7

2022/C 284/06

Zaak C-617/20: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandsgericht in Bremen — Duitsland) — Procedure ingeleid door T.N., N.N. [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Maatregelen betreffende het erfrecht – Verordening (EU) nr. 650/2012 – Artikelen 13 en 28 – Geldigheid van de verklaring van verwerping van een nalatenschap – Erfgenaam met verblijfplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van het gerecht dat bevoegd is om uitspraak te doen over de erfopvolging – Verklaring die wordt afgelegd voor het gerecht in de lidstaat van de gewone verblijfplaats van die erfgenaam]

8

2022/C 284/07

Zaak C-43/21: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud — Tsjechië) — FCC Česká republika, s.r.o. / Ministerstvo životního prostředí, Městská část Ďáblice, Spolek pro Ďáblice (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2010/75/EU – Artikel 3, lid 9 – Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging – Procedure tot wijziging van een vergunning – Inspraak van het betrokken publiek – Begrip belangrijke wijziging van de installatie – Verlenging van de exploitatieduur van een stortplaats)

9

2022/C 284/08

Zaak C-112/21: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — X BV/Classic Coach Company vof, Y, Z (Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Merken – Richtlijn 2008/95/EG – Artikel 5 – Rechten verbonden aan het merk – Artikel 6, lid 2 – Beperking van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen – Onmogelijkheid voor de houder van een merk om een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis – Voorwaarden – Begrip ouder recht – Handelsnaam – Houder van een jonger merk die een nog ouder recht heeft – Relevantie)

9

2022/C 284/09

Zaak C-122/21: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — Get Fresh Cosmetics Limited / Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 87/357/EEG – Artikel 1, lid 2 – Werkingssfeer – Niet-voedingsproducten die met levensmiddelen kunnen worden verward – Begrip – Risico op verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal – Vermoeden van gevaarlijkheid – Geen – Bewijs)

10

2022/C 284/10

Zaak C-196/21: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal Ilfov — Roemenië) — SR / EW [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken – Verordening (EG) nr. 1393/2007 – Artikel 5 – Vertaling van stukken – Dragen van de vertaalkosten door de aanvrager – Begrip aanvrager – Op initiatief van de aangezochte rechter gedane kennisgeving van gerechtelijke stukken aan interveniënten in de procedure]

11

2022/C 284/11

Zaak C-299/21 P: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 2 juni 2022 — EM / Europees Parlement (Hogere voorziening – Openbare dienst – Europees Parlement – Tijdelijk functionaris in dienst van een politieke fractie – Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie – Artikel 7 – Overplaatsing – Artikel 12 en artikel 12 bis, lid 3 – Begrip psychisch geweld – Geen toewijzing van taken – Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie – Verzoek om bijstand – Schade – Vergoeding)

11

2022/C 284/12

Zaak C-28/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 12 januari 2022 — TL, WE / Getin Noble Bank S.A.

12

2022/C 284/13

Zaak C-108/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 16 februari 2022 — C. Sp. z o.o. (thans in liquidatie) / Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

13

2022/C 284/14

Zaak C-114/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 18 februari 2022 — Dyrektor Izby Admnnistracji Skarbowej w Warszawie / W. Sp. z o.o.

13

2022/C 284/15

Zaak C-140/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie (Polen) op 25 februari 2022 — SM, KM/mBank

14

2022/C 284/16

Zaak C-146/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 1 maart 2022 — YD / Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

15

2022/C 284/17

Zaak C-225/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Apelacyjny w Krakowie (Polen) op 31 maart 2022 — R/AW T

15

2022/C 284/18

Zaak C-258/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 april 2022 — Finanzamt Hannover-Nord / H Lebensversicherung

16

2022/C 284/19

Zaak C-260/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Erfurt (Duitsland) op 19 april 2022 — Seven.One Entertainment Group GmbH / Corint Media GmbH

17

2022/C 284/20

Zaak C-264/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Lisboa (Portugal) op 20 april 2022 — Fonds de Garantie des Victimes des Actes de Terrorisme et d’Autres Infractions (FGTI) / Victoria Seguros S.A.

18

2022/C 284/21

Zaak C-297/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 mei 2022 door United Parcel Service, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer, uitgebreid) van 23 februari 2022 in zaak T-834/17, United Parcel Service / Commissie

18

2022/C 284/22

Zaak C-330/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 16 mei 2022 — Friends of the Irish Environment CLG / The Minister for Agriculture, Food and the Marine (Ierland) en de Attorney General

19

2022/C 284/23

Zaak C-339/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstol (Zweden) op 24 mei 2022 — BSH Hausgeräte GmbH/Aktiebolaget Electrolux

20

 

Gerecht

2022/C 284/24

Zaak T-481/17: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno en SFL / GAR (Economische en monetaire Unie – Bankenunie – Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) – Afwikkelingsprocedure die wordt toegepast op een instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen – Vaststelling door de GAR van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español – Beroep tot nietigverklaring – Handeling waartegen beroep kan worden ingesteld – Ontvankelijkheid – Recht om te worden gehoord – Eigendomsrecht – Motiveringsplicht – Artikelen 18, 20 en 24 van verordening (EU) nr. 806/2014)

21

2022/C 284/25

Zaak T-510/17: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Del Valle Ruíz e.a. / Commissie en GAR (Economische en monetaire Unie – Bankenunie – Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) – Afwikkelingsprocedure die wordt toegepast op een instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen – Vaststelling door de GAR van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español – Recht om te worden gehoord – Bevoegdheidsdelegatie – Eigendomsrecht – Motiveringsplicht – Artikelen 18 en 20 en artikel 21, lid 1, van verordening (EU) nr. 806/2014)

22

2022/C 284/26

Zaak T-245/19: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Uzina Metalurgica Moldoveneasca / Commissie [Vrijwaringsmaatregelen – Markt van staalproducten – Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 – Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Procesbevoegdheid – Ontvankelijkheid – Gelijke behandeling – Gewettigd vertrouwen – Beginsel van behoorlijk bestuur – Zorgvuldigheidsplicht – Dreiging van ernstige schade – Kennelijk onjuiste beoordeling – Opening van een vrijwaringsonderzoek – Bevoegdheid van de Commissie – Rechten van de verdediging]

23

2022/C 284/27

Zaak T-251/19: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Wieland-Werke / Commissie (Mededinging – Concentraties – Markt voor gewalste producten en voorgewalst plaatkoper uit koper en koperlegering – Besluit waarbij de concentratie onverenigbaar met de interne markt en de EER-Overeenkomst wordt verklaard – Verbintenissen – Relevante markt – Beoordeling van de horizontale en verticale gevolgen van de transactie voor de mededinging – Kennelijke beoordelingsfout – Beginsel van behoorlijk bestuur – Rechten van de verdediging)

23

2022/C 284/28

Zaak T-296/20: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Foz/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Syrië – Bevriezing van tegoeden – Beoordelingsfout – Evenredigheid – Eigendomsrecht – Recht om een economische activiteit uit te oefenen – Misbruik van bevoegdheid – Motiveringsplicht – Rechten van de verdediging – Recht op een eerlijk proces – Vaststelling van de criteria voor de plaatsing op een lijst)

24

2022/C 284/29

Zaak T-479/20: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Eurobolt e.a./Commissie (Dumping – Uitbreiding van het antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China tot de invoer verzonden uit Maleisië – Uitvoering van een arrest van het Hof – Artikel 266 VWEU – Opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht – Geen terugwerkende kracht – Effectieve rechterlijke bescherming – Beginsel van behoorlijk bestuur – Bevoegdheid van degene die de handeling heeft vastgesteld)

25

2022/C 284/30

Zaak T-577/20: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Ryanair/Commissie (Condor; reddingssteun) [Staatssteun – Duitse markt voor luchtvervoer – Door Duitsland aan Condor Flugdienst verstrekte lening – Besluit waarbij de steunmaatregel verenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU – Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden – Moeilijkheden die specifiek zijn en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen de ondernemingsgroep – Moeilijkheden die te groot zijn om door de ondernemingsgroep zelf te worden opgelost – Risico van onderbreking van een belangrijke dienst]

25

2022/C 284/31

Zaak T-593/20: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Tirrenia di navigazione / Commissie (Staatssteun – Zeevervoer – Dienst van algemeen economisch belang – Besluit waarbij de steun onrechtmatig wordt verklaard – Besluit waarbij de steun deels verenigbaar en deels onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast – Reddingssteun – Verenigbaarheid met de interne markt – Termijn van zes maanden – Verlenging – Verplichting om een herstructurerings- of liquidatieplan voor te leggen – Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden – Belastingvrijstelling – Voordeel – Selectiviteit – Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten – Aantasting van de mededinging – Buitensporig lange duur van de procedure – Gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid – Beginsel van behoorlijk bestuur)

26

2022/C 284/32

Zaak T-601/20: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Tirrenia di navigazione / Commissie (Staatssteun – Zeevervoer – Dienst van algemeen economisch belang – Steun verleend aan Adriatica voor de periode van januari 1992 tot juli 1994 ten behoeve van de verbinding Brindisi/Corfu/Igoemenitsa/Patras – Besluit waarbij de steun onrechtmatig wordt verklaard – Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast – Verschuldigde rente – Verjaringstermijn – Nieuwe steun – Onverenigbaarheid met de interne markt – Gevolgen van een kartel voor de markt – Buitensporig lange duur van de procedure – Gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid – Beginsel van behoorlijk bestuur)

27

2022/C 284/33

Zaak T-632/20: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — OG / AED (Openbare dienst – Tijdelijke functionarissen – Personeel van het AED – Kennisgeving van vacature – Ambt van eenheidshoofd – Afwijzing van de sollicitatie – Motiveringsplicht – Gelijke behandeling – Transparantie – Objectiviteit – Beginsel van behoorlijk bestuur – Niet-inachtneming van de kennisgeving van vacature – Kennelijke beoordelingsfout – Aansprakelijkheid – Immateriële schade)

27

2022/C 284/34

Zaak T-723/20: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Prigozhin / Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië – Bevriezing van tegoeden – Lijst van personen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen zijn bevroren – Beperkingen van binnenkomst op en doorreis via het grondgebied van de Europese Unie – Lijst van personen voor wie beperkingen van binnenkomst op en doorreis via het grondgebied van de Europese Unie gelden – Eerste opneming en handhaving van verzoekers naam in de lijsten van personen tegen wie maatregelen gelden – Motiveringsplicht – Beoordelingsfout – Rechten van de verdediging – Evenredigheid – Voorzienbaarheid van de Uniehandelingen)

28

2022/C 284/35

Zaak T-754/20: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Cristescu / Commissie (Openbare dienst – Ambtenaren – Tuchtregeling – Handelingen die afbreuk doen aan de waardigheid van het ambt – Voorlopige analyse – Administratief onderzoek Aan het IDOC verleend mandaat – Bescherming van persoonsgegevens – Beginsel van onpartijdigheid – Beginsel van behoorlijk bestuur – Tuchtprocedure – Rechten van de verdediging – Tuchtmaatregel van berisping – Procedurele onregelmatigheid – Redelijke termijn – Verzachtende omstandigheden)

29

2022/C 284/36

Zaak T-253/21: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Aquino / Parlement (Openbare dienst – Ambtenaren – Personeelscomité van het Parlement – Verkiezing van de voorzitter van het personeelscomité – Nietigverklaring van de verkiezing – Aansprakelijkheid)

29

2022/C 284/37

Zaak T-256/21: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Domator24.com Pawel Nowak/EUIPO — Siwek en Didyk (Leunstoel) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een leunstoel weergeeft – Ouder gemeenschapsmodel – Bewijs van de openbaarmaking – Artikel 7 van verordening (EG) nr. 6/2002 – Nietigheidsgrond – Geen eigen karakter – Artikel 25, lid 1, onder b), en artikel 6, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002]

30

2022/C 284/38

Zaak T-316/21: Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Worldwide Machinery/EUIPO — Scaip (SUPERIOR MANUFACTURING) [Uniemerk – Procedure tot vervallenverklaring – Uniebeeldmerk SUPERIOR MANUFACTURING – Normaal gebruik van het merk – Artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001]

30

2022/C 284/39

Zaak T-435/21: Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — TK / Commissie (Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2020 – Besluit om verzoeker niet naar de rang AD 15 te bevorderen – Vergelijking van verdiensten – Gelijke behandeling – Kennelijke beoordelingsfout – Motiveringsplicht)

31

2022/C 284/40

Zaak T-512/19: Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — Del Valle Ruiz e.a. / GAR [Beroep tot nietigverklaring – Economisch en monetair beleid – Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) – Afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español – Ontbreken van definitieve waardering achteraf van Banco Popular Español – Niet rechtstreeks geraakt – Kennelijke niet-ontvankelijkheid]

32

2022/C 284/41

Zaak T-212/21: Beschikking van het Gerecht van 19 mei 2022 — Groschopp/EUIPO (Sustainability through Quality) (Uniemerk – Herroeping van de bestreden beslissing – Geding zonder voorwerp geraakt – Afdoening zonder beslissing)

32

2022/C 284/42

Zaak T-248/21: Beschikking van het Gerecht van 5 mei 2022 — Fibrecycle/EUIPO (BACK-2-NATURE) (Uniemerk – Herroeping van de bestreden beslissing – Geding zonder voorwerp geraakt – Afdoening zonder beslissing)

33

2022/C 284/43

Zaak T-328/21: Beschikking van het Gerecht van 2 mei 2022 — Airoldi Metalli/Commissie (Beroep tot nietigverklaring – Dumping – Invoer van aluminiumextrusies van oorsprong uit China – Handeling waarbij een definitief antidumpingrecht wordt opgelegd – Importeur – Regelgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid)

33

2022/C 284/44

Zaak T-331/21: Beschikking van het Gerecht van 30 mei 2022 — mBank/EUIPO– European Merchant Bank (EMBANK European Merchant Bank) (Uniemerk – Herroeping van de bestreden beslissing – Geding zonder voorwerp geraakt – Afdoening zonder beslissing)

34

2022/C 284/45

Zaak T-374/21: Beschikking van het Gerecht van 6 mei 2022 — documentus Deutschland/EUIPO — Reisswolf (REISSWOLF) (Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Intrekking van de vordering tot nietigverklaring – Afdoening zonder beslissing)

34

2022/C 284/46

Zaak T-452/21: Beschikking van het Gerecht van 30 mei 2022 — Thomas Henry/EUIPO (MATE MATE) (Uniemerk – Herroeping van de bestreden beslissing – Geding zonder voorwerp geraakt – Afdoening zonder beslissing)

35

2022/C 284/47

Zaak T-497/21: Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Girardi/EUIPO (Beroep tot nietigverklaring – Uniemerk – Vertegenwoordiging voor het EUIPO – Kennisgeving van een gebrek in de bevoegdheid om op te treden als vertegenwoordiger voor het EUIPO – Niet voor beroep vatbare handeling – Voorbereidende handeling – Niet-ontvankelijkheid)

36

2022/C 284/48

Zaak T-527/21: Beschikking van het Gerecht van 29 april 2022 — Abenante e.a./Parlement en Raad [Beroep tot nietigverklaring – Verordening (EU) 2021/953 – Digitaal EU-COVID-certificaat – Vrij verkeer van personen – Beperkingen – Geen procesbelang – Niet rechtstreeks geraakt – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid]

36

2022/C 284/49

Zaak T-534/21: Beschikking van het Gerecht van 20 mei 2022 — VP / Cedefop (Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding – Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Verzoek om verlenging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd – Weigering van verlenging – Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding – Voor beroep vatbare handeling – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

37

2022/C 284/50

Zaak T-585/21: Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — Zásilkovna / Commissie (Staatssteun – Compensatie toegekend als tegenprestatie voor het verrichten van de universeledienstverplichting in de postale sector – Klacht – Beroep tot nietigverklaring – Niet voor beroep vatbare handeling – Niet-ontvankelijkheid)

38

2022/C 284/51

Zaak T-586/21: Beschikking van het Gerecht van 13 mei 2022 — Swords/Commissie [Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Toegang tot documenten geweigerd op basis van de bescherming van de doelstellingen van de onderzoeksactiviteiten – Confirmatief verzoek – Stilzwijgende weigering van toegang – Uitdrukkelijk besluit vastgesteld na de inleiding van het beroep – Afdoening zonder beslissing]

38

2022/C 284/52

Zaak T-637/21: Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Target Brands/EUIPO — The a.r.t. company b&s (ART CLASS) (Uniemerk – Oppositieprocedure – Intrekking van de oppositie – Afdoening zonder beslissing)

39

2022/C 284/53

Zaak T-654/21: Beschikking van het Gerecht van 2 juni 2022 — Eurecna / Commissie [Beroep tot nietigverklaring – Overheidsopdrachten voor dienstverlening – EOF – Overeenkomst Territoriale Strategieën voor Innovatie (TSI) – OLAF-onderzoek – Opneming in de databank van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en uitsluiting (EDES) – Niet voor beroep vatbare maatregel – Niet-ontvankelijkheid]

40

2022/C 284/54

Zaak T-661/21: Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2022 — ClientEarth/Commissie [Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Verdrag van Aarhus – Verordening (EG) nr. 1367/2006 – Impactanalyseverslag en andere documenten met betrekking tot een wetgevingsinitiatief op het gebied van het milieu – Stilzwijgende weigering van toegang – Uitdrukkelijk besluit vastgesteld na de inleiding van het beroep – Afdoening zonder beslissing]

40

2022/C 284/55

Zaak T-676/21: Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Target Brands/EUIPO — The a.r.t. company b&s (art class) (Uniemerk – Oppositieprocedure – Intrekking van de oppositie – Afdoening zonder beslissing)

41

2022/C 284/56

Zaak T-695/21: Beschikking van het Gerecht van 13 april 2022 — Alauzun e.a./Commissie (Beroep tot nietigverklaring en beroep wegens nalaten – Volksgezondheid – Geneesmiddelen voor menselijk gebruik – Onvoorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van vaccins op basis van mRNA-technologie – Ontbreken van onderzoek naar de cancerogeniciteit en genotoxiciteit – Termijn voor het instellen van beroep – Tardiviteit – Geen verzoek tot handelen – Standpuntbepaling – Geen procesbelang – Niet rechtstreeks geraakt – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid – Verzoek om bevel – Onbevoegdheid)

41

2022/C 284/57

Zaak T-17/22: Beschikking van het Gerecht van 2 juni 2022 — Tóth / Commissie [Beroep tot nietigverklaring – Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Onderzoek van OLAF naar activiteiten van Élios Innovatív op het gebied van openbare verlichting – Verzoek om toegang tot het eindverslag van dat onderzoek – Stilzwijgende weigering van toegang – Na instelling van het beroep vastgesteld uitdrukkelijk besluit tot verlening van toegang – Afdoening zonder beslissing]

42

2022/C 284/58

Zaak T-193/22 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 30 mei 2022 — OT / Raad (Kort geding – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Bevriezing van tegoeden – Verzoek om voorlopige maatregelen – Geen fumus boni juris – Geen spoedeisendheid)

43

2022/C 284/59

Zaak T-196/22 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 3 juni 2022 — Mariani / Parlement (Kort geding – Institutioneel recht – Lid van het Parlement – Verbod om deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement – Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid)

43

2022/C 284/60

Zaak T-268/22: Beroep ingesteld op 16 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

44

2022/C 284/61

Zaak T-269/22: Beroep ingesteld op 16 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

44

2022/C 284/62

Zaak T-278/22: Beroep ingesteld op 17 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

45

2022/C 284/63

Zaak T-279/22: Beroep ingesteld op 17 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

46

2022/C 284/64

Zaak T-299/22: Beroep ingesteld op 23 mei 2022 — Sattvica/EUIPO — Erfgenamen van Diego Armando Maradona (DIEGO MARADONA)

47

2022/C 284/65

Zaak T-306/22: Beroep ingesteld op 24 mei 2022 — Fun Factory/EUIPO — I Love You (love you so much)

47

2022/C 284/66

Zaak T-312/22: Beroep ingesteld op 25 mei 2022 — QC e.a./EUIPO — Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (RED BRAND CHICKEN)

48

2022/C 284/67

Zaak T-316/22: Beroep ingesteld op 27 mei 2022 — QC e.a./EUIPO — Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (BLUE BRAND CHICKEN)

49

2022/C 284/68

Zaak T-317/22: Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — PF / Parlement

50

2022/C 284/69

Zaak T-320/22: Beroep ingesteld op 24 mei 2022 — Scania CV/EUIPO (V8)

50

2022/C 284/70

Zaak T-322/22: Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — Unsa Énergie / Commissie

51

2022/C 284/71

Zaak T-324/22: Beroep ingesteld op 27 mei 2022 — Ecoalf Recycled Fabrics/EUIPO (BECAUSE THERE IS NO PLANET B)

52

2022/C 284/72

Zaak T-325/22: Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — Nurel/EUIPO — FKuR Property (Terylene)

52

2022/C 284/73

Zaak T-327/22: Beroep ingesteld op 31 mei 2022 — PS/EDEO

53

2022/C 284/74

Zaak T-335/22: Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — Khudaverdyan / Raad

54

2022/C 284/75

Zaak T-336/22: Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — PN / Hof van Justitie van de Europese Unie

55

2022/C 284/76

Zaak T-339/22: Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — Chocolates Lacasa Internacional/EUIPO — Esquitino Madrid (Conguitos)

55

2022/C 284/77

Zaak T-340/22: Beroep ingesteld op 8 juni 2022 — Etablissements Nicolas/EUIPO — St. Nicolaus (NICOLAS)

56

2022/C 284/78

Zaak T-342/22: Beroep ingesteld op 9 juni 2022 — Oxyzoglou / Commissie

57

2022/C 284/79

Zaak T-343/22: Beroep ingesteld op 9 juni 2022 — Mozelsio / Commissie

58

2022/C 284/80

Zaak T-349/22: Beroep ingesteld op 10 juni 2022 — Hacker-Pschorr Bräu/EUIPO — Vandělíková (HACKER SPACE)

59

2022/C 284/81

Zaak T-693/21: Beschikking van het Gerecht van 20 mei 2022 — NJ/Commissie

60

2022/C 284/82

Zaak T-803/21: Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — NQ/Raad e.a.

60

2022/C 284/83

Zaak T-80/22: Beschikking van het Gerecht van 18 mei 2022 — OF/Commissie

60


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2022/C 284/01)

Laatste publicatie

PB C 276 van 18.7.2022

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 266 van 11.7.2022

PB C 257 van 4.7.2022

PB C 244 van 27.6.2022

PB C 237 van 20.6.2022

PB C 222 van 7.6.2022

PB C 213 van 30.5.2022

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: https://eur-lex.europa.eu


Gerecht

25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/2


Vorming van de kamers en toevoeging van de rechters aan de kamers

(2022/C 284/02)

Na de opname door de heer Tóth en mevrouw Ricziová van hun ambt als rechter in het Gerecht, heeft het Gerecht op 6 juli 2022 besloten om het besluit van 30 september 2019 betreffende de vorming van de kamers (1), zoals gewijzigd (2), en het besluit van 4 oktober 2019 betreffende de toevoeging van de rechters aan de kamers (3), zoals gewijzigd (4), aan te passen, en om de rechters voor de periode van 6 juli 2022 tot en met 31 augustus 2022 als volgt toe te voegen aan de kamers:

Eerste kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De heer Kanninen, kamerpresident, de heer Jaeger, mevrouw Półtorak, mevrouw Porchia en mevrouw Stancu, rechters.

Eerste kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer Kanninen, kamerpresident;

Formatie A: de heer Jaeger en mevrouw Półtorak, rechters;

Formatie B: de heer Jaeger en mevrouw Porchia, rechters;

Formatie C: de heer Jaeger en mevrouw Stancu, rechters;

Formatie D: mevrouw Półtorak en mevrouw Porchia, rechters;

Formatie E: mevrouw Półtorak en mevrouw Stancu, rechters;

Formatie F: mevrouw Porchia en mevrouw Stancu, rechters.

Tweede kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

Mevrouw Tomljenović, kamerpresident, de heer Schalin, mevrouw Škvařilová-Pelzl, de heer Nõmm en de heer Kukovec, rechters.

Tweede kamer, zitting hebbend met drie rechters:

Mevrouw Tomljenović, kamerpresident;

Formatie A: de heer Schalin en mevrouw Škvařilová-Pelzl, rechters;

Formatie B: de heer Schalin en de heer Nõmm, rechters;

Formatie C: de heer Schalin en de heer Kukovec, rechters;

Formatie D: mevrouw Škvařilová-Pelzl en de heer Nõmm, rechters;

Formatie E: mevrouw Škvařilová-Pelzl en de heer Kukovec, rechters;

Formatie F: de heer Nõmm en de heer Kukovec, rechters.

Derde kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De heer De Baere, kamerpresident, de heer Kreuschitz, mevrouw Steinfatt, de heer Kecsmár en mevrouw Kingston, rechters.

Derde kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer De Baere, kamerpresident;

Formatie A: de heer Kreuschitz en mevrouw Steinfatt, rechters;

Formatie B: de heer Kreuschitz en de heer Kecsmár, rechters;

Formatie C: de heer Kreuschitz en mevrouw Kingston, rechters;

Formatie D: mevrouw Steinfatt en de heer Kecsmár, rechters;

Formatie E: mevrouw Steinfatt en mevrouw Kingston, rechters;

Formatie F: de heer Kecsmár en mevrouw Kingston, rechters.

Vierde kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De heer Gervasoni, kamerpresident, de heer Madise, de heer Nihoul, mevrouw Frendo en de heer Martín y Pérez de Nanclares, rechters.

Vierde kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer Gervasoni, kamerpresident;

Formatie A: de heer Madise en de heer Nihoul, rechters;

Formatie B: de heer Madise en mevrouw Frendo, rechters;

Formatie C: de heer Madise en de heer Martín y Pérez de Nanclares, rechters;

Formatie D: de heer Nihoul en mevrouw Frendo, rechters;

Formatie E: de heer Nihoul en de heer Martín y Pérez de Nanclares, rechters;

Formatie F: mevrouw Frendo en de heer Martín y Pérez de Nanclares, rechters.

Vijfde kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De uitgebreide formatie van de kamer, zitting hebbend met vijf rechters, is samengesteld uit de drie rechters van de aanvankelijk aangezochte formatie en twee rechters die bij toerbeurt worden aangewezen uit de drie andere rechters van de Vijfde kamer.

Vijfde kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer Spielmann, kamerpresident;

Formatie A: de heer Öberg en de heer Mastroianni, rechters;

Formatie B: de heer Öberg en mevrouw Brkan, rechters;

Formatie C: de heer Öberg en de heer Gâlea, rechters;

Formatie D: de heer Öberg en de heer Tóth, rechters;

Formatie E: de heer Mastroianni en mevrouw Brkan, rechters;

Formatie F: de heer Mastroianni en de heer Gâlea, rechters;

Formatie G: de heer Mastroianni en de heer Tóth, rechters;

Formatie H: mevrouw Brkan en de heer Gâlea, rechters;

Formatie I: mevrouw Brkan en de heer Tóth, rechters;

Formatie J: de heer Gâlea en de heer Tóth, rechters.

Zesde kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

Mevrouw Marcoulli, kamerpresident, de heer Frimodt Nielsen, de heer Schwarcz, de heer Iliopoulos en de heer Norkus, rechters.

Zesde kamer, zitting hebbend met drie rechters:

Mevrouw Marcoulli, kamerpresident;

Formatie A: de heer Frimodt Nielsen en de heer Schwarcz, rechters;

Formatie B: de heer Frimodt Nielsen en de heer Iliopoulos, rechters;

Formatie C: de heer Frimodt Nielsen en de heer Norkus, rechters;

Formatie D: de heer Schwarcz en de heer Iliopoulos, rechters;

Formatie E: de heer Schwarcz en de heer Norkus, rechters;

Formatie F: de heer Iliopoulos en de heer Norkus, rechters.

Zevende kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De heer da Silva Passos, kamerpresident, de heer Valančius, mevrouw Reine, de heer Truchot en de heer Sampol Pucurull, rechters.

Zevende kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer da Silva Passos, kamerpresident;

Formatie A: de heer Valančius en mevrouw Reine, rechters;

Formatie B: de heer Valančius en de heer Truchot, rechters;

Formatie C: de heer Valančius en de heer Sampol Pucurull, rechters;

Formatie D: mevrouw Reine en de heer Truchot, rechters;

Formatie E: mevrouw Reine en de heer Sampol Pucurull, rechters;

Formatie F: de heer Truchot en de heer Sampol Pucurull, rechters.

Achtste kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De heer Svenningsen, kamerpresident, de heer Barents, de heer Mac Eochaidh, mevrouw Pynnä en de heer Laitenberger, rechters.

Achtste kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer Svenningsen, kamerpresident;

Formatie A: de heer Barents en de heer Mac Eochaidh, rechters;

Formatie B: de heer Barents en mevrouw Pynnä, rechters;

Formatie C: de heer Barents en de heer Laitenberger, rechters;

Formatie D: de heer Mac Eochaidh en mevrouw Pynnä, rechters;

Formatie E: de heer Mac Eochaidh en de heer Laitenberger, rechters;

Formatie F: mevrouw Pynnä en de heer Laitenberger, rechters.

Negende kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

Mevrouw Costeira, kamerpresident, mevrouw Kancheva, mevrouw Perišin, de heer Zilgalvis en de heer Dimitrakopoulos, rechters.

Negende kamer, zitting hebbend met drie rechters:

Mevrouw Costeira, kamerpresident;

Formatie A: mevrouw Kancheva en mevrouw Perišin, rechters;

Formatie B: mevrouw Kancheva en de heer Zilgalvis, rechters;

Formatie C: mevrouw Kancheva en de heer Dimitrakopoulos, rechters;

Formatie D: mevrouw Perišin en de heer Zilgalvis, rechters;

Formatie E: mevrouw Perišin en de heer Dimitrakopoulos, rechters;

Formatie F: de heer Zilgalvis en de heer Dimitrakopoulos, rechters.

Tiende kamer — uitgebreid, zitting hebbend met vijf rechters:

De uitgebreide formatie van de kamer, zitting hebbend met vijf rechters, is samengesteld uit de drie rechters van de aanvankelijk aangezochte formatie en twee rechters die bij toerbeurt worden aangewezen uit de drie andere rechters van de Tiende kamer.

Tiende kamer, zitting hebbend met drie rechters:

De heer Kornezov, kamerpresident;

Formatie A: de heer Buttigieg en mevrouw Kowalik-Bańczyk, rechters;

Formatie B: de heer Buttigieg en de heer Hesse, rechters;

Formatie C: de heer Buttigieg en de heer Petrlík, rechters;

Formatie D: de heer Buttigieg en mevrouw Ricziová, rechters;

Formatie E: mevrouw Kowalik-Bańczyk en de heer Hesse, rechters;

Formatie F: mevrouw Kowalik-Bańczyk en de heer Petrlík, rechters;

Formatie G: mevrouw Kowalik-Bańczyk en mevrouw Ricziová, rechters;

Formatie H: de heer Hesse en de heer Petrlík, rechters;

Formatie I: de heer Hesse en mevrouw Ricziová, rechters;

Formatie J: de heer Petrlík en mevrouw Ricziová, rechters.

Het Gerecht bevestigt zijn besluit van 4 oktober 2019 volgens hetwelk de Eerste, de Vierde, de Zevende en de Achtste kamer bevoegd zijn voor zaken die aanhangig zijn gemaakt op grond van artikel 270 VWEU en, in voorkomend geval, op grond van artikel 50 bis van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en volgens hetwelk de Tweede, de Derde, de Vijfde, de Zesde, de Negende en de Tiende kamer bevoegd zijn voor de in titel IV van het Reglement voor de procesvoering bedoelde zaken betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

Het Gerecht bevestigt eveneens dat:

de president en de vicepresident geen vaste rechters in een kamer zijn;

de vicepresident elk gerechtelijk jaar zitting heeft in elk van de kamers wanneer deze zitting hebben met vijf rechters, en dit in één zaak per kamer in onderstaande volgorde:

de eerste zaak die bij beslissing van het Gerecht wordt verwezen naar een uitgebreide formatie, zitting hebbend met vijf rechters uit de Eerste, de Tweede, de Derde, de Vierde en de Vijfde kamer;

de derde zaak die bij beslissing van het Gerecht wordt verwezen naar een uitgebreide formatie, zitting hebbend met vijf rechters uit de Zesde, de Zevende, de Achtste, de Negende en de Tiende kamer.

Wanneer de vicepresident zitting heeft in een kamer van vijf rechters, bestaat deze uitgebreide formatie uit de vicepresident, de rechters van de kamer van drie rechters waarbij de zaak aanvankelijk aanhangig was en een van de andere rechters van de betreffende kamer, die wordt aangewezen op basis van de rangorde die het omgekeerde is van de rangorde als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de procesvoering.


(1)  PB 2019, C 372, blz. 3.

(2)  PB 2020, C 68, blz. 2, PB 2020, C 114, blz. 2, PB 2020, C 371, blz. 2, PB 2021, C 110, blz. 2, PB 2021, C 297, blz. 2, PB 2021, C 368, blz. 2, PB 2021, C 412, blz. 2, PB 2021, C 431, blz. 2, PB 2021, C 462, blz. 2, en PB 2022, C 52, blz. 1.

(3)  PB 2019, C 372, blz. 3.

(4)  PB 2020, C 68, blz. 2, PB 2020, C 114, blz. 2, PB 2020, C 371, blz. 2, PB 2021, C 110, blz. 2, PB 2021, C 297, blz. 2, PB 2021, C 368, blz. 2, PB 2021, C 412, blz. 2, PB 2021, C 431, blz. 2, PB 2021, C 462, blz. 2, en PB 2022, C 52, blz. 1.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal de l’Entreprise du Hainaut, division de Charleroi — België) — Skeyes/Ryanair DAC

(Zaak C-353/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 549/2004 - Verordening (EG) nr. 550/2004 - Verlener van luchtverkeersdiensten - Beslissing om het luchtruim te sluiten - Uitoefening van overheidsbevoegdheden - Luchtruimgebruiker - Luchtvaartmaatschappijen - Recht om beroep in te stellen tegen een beslissing om het luchtruim te sluiten - Artikel 58 VWEU - Vrij verkeer van de diensten op het gebied van vervoer - Artikelen 16 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Vrijheid van ondernemerschap - Recht op een doeltreffende voorziening in rechte)

(2022/C 284/03)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de l’Entreprise du Hainaut, division de Charleroi

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Skeyes

Verwerende partij: Ryanair DAC

Dictum

1)

Artikel 8 van verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 4, van verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (“de kaderverordening”), zoals gewijzigd bij verordening nr. 1070/2009, en gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het luchtruimgebruikers, zoals luchtvaartmaatschappijen, een recht toekent om bij de nationale rechterlijke instanties tegen de verlener van luchtverkeersdiensten een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen teneinde de gestelde niet-nakoming van de op hem rustende dienstverleningsplicht aan rechterlijk toezicht te onderwerpen.

2)

Verordening nr. 550/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1070/2009, gelezen in het licht van overweging 5 ervan, artikel 58, lid 1, VWEU en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten, moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan de toepassing van de in het VWEU neergelegde mededingingsregels op de in die verordening bedoelde verlening van luchtverkeersdiensten die samenhangt met de uitoefening van overheidsbevoegdheden, maar niet aan de toepassing van de in het VWEU en dat Handvest neergelegde regels die betrekking hebben op de rechten en vrijheden van luchtruimgebruikers, zoals de rechten en vrijheden die verband houden met het vrij verrichten van de diensten op het gebied van vervoer en de vrijheid van ondernemerschap.


(1)  PB C 339 van 12.10.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/7


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Østre Landsret — Denemarken) — Ligebehandlingsnævnet, optredend namens A / HK/Danmark, HK/Privat

(Zaak C-587/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Verbod van discriminatie op grond van leeftijd - Richtlijn 2000/78/EG - Artikel 3, lid 1, onder a) en d) - Werkingssfeer - Ambt van gekozen voorzitter van een werknemersorganisatie - Statuten van deze organisatie die bepalen dat enkel leden die op de dag van de verkiezing de leeftijd van 60 of 61 jaar nog niet hebben bereikt, in aanmerking komen voor het voorzitterschap)

(2022/C 284/04)

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Østre Landsret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ligebehandlingsnævnet, optredend namens A

Verwerende partijen: HK/Danmark, HK/Privat

in tegenwoordigheid van: Fagbevægelsens Hovedorganisation

Dictum

Artikel 3, lid 1, onder a) en d), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet aldus worden uitgelegd dat een in de statuten van een werknemersorganisatie vastgestelde leeftijdsgrens om in aanmerking te komen voor de functie van voorzitter van die organisatie, binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt.


(1)  PB C 44 van 8.2.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/7


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Korneuburg — Oostenrijk) — JR / Austrian Airlines AG

(Zaak C-589/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verdrag van Montreal - Artikel 17, lid 1 - Aansprakelijkheid van luchtvervoerders voor schade in geval van dood of lichamelijk letsel van een passagier - Begrip “ongeval” dat de dood of het letsel heeft veroorzaakt - Lichamelijk letsel dat is opgelopen tijdens het verlaten van het luchtvaartuig - Artikel 20 - Ontheffing van aansprakelijkheid van luchtvervoerders - Begrip “schuld of nalatigheid” van de passagier die letsel heeft geleden en die “de schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen” - Val van een passagier die zich niet vasthield aan de leuning van een mobiele vliegtuigtrap)

(2022/C 284/05)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Korneuburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: JR

Verwerende partij: Austrian Airlines AG

Dictum

1)

Artikel 17, lid 1, van het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 9 december 1999 door de Europese Gemeenschap is ondertekend en namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001, moet aldus worden uitgelegd dat een situatie waarin een passagier om een onbepaalde reden ten val komt op een mobiele vliegtuigtrap, en letsel oploopt, onder het begrip “ongeval” in de zin van die bepaling valt, ook wanneer de betrokken luchtvervoerder in dit verband niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen om zorgvuldigheid te betrachten en de veiligheid van de passagiers te waarborgen.

2)

Artikel 20, eerste volzin, van het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer moet aldus worden uitgelegd dat bij een ongeval waardoor schade aan een passagier is toegebracht en waarbij deze passagier om een onbepaalde reden ten val is gekomen op een mobiele vliegtuigtrap, de betrokken luchtvervoerder slechts van zijn aansprakelijkheid jegens deze passagier kan worden ontheven voor zover hij, gelet op alle omstandigheden waarin die schade zich heeft voorgedaan, overeenkomstig de toepasselijke regels van nationaal recht en met inachtneming van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, bewijst dat schuld of nalatigheid van die passagier de door die passagier geleden schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen in de zin van die bepaling.


(1)  PB C 35 van 1.2.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/8


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandsgericht in Bremen — Duitsland) — Procedure ingeleid door T.N., N.N.

(Zaak C-617/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Maatregelen betreffende het erfrecht - Verordening (EU) nr. 650/2012 - Artikelen 13 en 28 - Geldigheid van de verklaring van verwerping van een nalatenschap - Erfgenaam met verblijfplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van het gerecht dat bevoegd is om uitspraak te doen over de erfopvolging - Verklaring die wordt afgelegd voor het gerecht in de lidstaat van de gewone verblijfplaats van die erfgenaam)

(2022/C 284/06)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Hanseatisches Oberlandsgericht in Bremen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: T.N., N.N.

In tegenwoordigheid van: E.G.

Dictum

De artikelen 13 en 28 van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring moeten aldus worden uitgelegd dat een verklaring van verwerping van een nalatenschap die door een erfgenaam is afgelegd voor het gerecht van de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats, naar de vorm geldig is wanneer is voldaan aan de voor dit gerecht geldende vormvereisten en dat het voor de geldigheid ervan niet noodzakelijk is dat die verklaring voldoet aan de vormvereisten die zijn gesteld in het op de erfopvolging toepasselijke recht.


(1)  PB C 53 van 15.2.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud — Tsjechië) — FCC Česká republika, s.r.o. / Ministerstvo životního prostředí, Městská část Ďáblice, Spolek pro Ďáblice

(Zaak C-43/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2010/75/EU - Artikel 3, lid 9 - Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging - Procedure tot wijziging van een vergunning - Inspraak van het betrokken publiek - Begrip “belangrijke wijziging” van de installatie - Verlenging van de exploitatieduur van een stortplaats)

(2022/C 284/07)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší správní soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: FCC Česká republika, s.r.o.

Verwerende partijen: Ministerstvo životního prostředí, Městská část Ďáblice, Spolek pro Ďáblice

Dictum

Artikel 3, lid 9, van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) moet aldus worden uitgelegd dat het louter verlengen van de periode voor het storten van afvalstoffen, zonder dat de goedgekeurde maximale oppervlakte of de toegestane totale capaciteit van de installatie wordt gewijzigd, geen “belangrijke wijziging” in de zin van deze bepaling vormt.


(1)  PB C 110 van 29.3.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/9


Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — X BV/Classic Coach Company vof, Y, Z

(Zaak C-112/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Merken - Richtlijn 2008/95/EG - Artikel 5 - Rechten verbonden aan het merk - Artikel 6, lid 2 - Beperking van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen - Onmogelijkheid voor de houder van een merk om een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis - Voorwaarden - Begrip “ouder recht” - Handelsnaam - Houder van een jonger merk die een nog ouder recht heeft - Relevantie)

(2022/C 284/08)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X BV

Verwerende partijen: Classic Coach Company vof, Y, Z

Dictum

1)

Artikel 6, lid 2, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling dat er sprake is van een “ouder recht” in de zin van deze bepaling niet vereist is dat de houder van dit recht het gebruik van het jongere merk door de houder ervan kan verbieden.

2)

Artikel 6, lid 2, van richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat kan worden erkend dat een derde een “ouder recht” in de zin van deze bepaling heeft in een situatie waarin de houder van het jongere merk een in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend nog ouder recht heeft op het als merk ingeschreven teken, voor zover de houder van het merk en het nog oudere recht krachtens deze wetgeving de derde op basis van zijn nog oudere recht niet meer kan verbieden om gebruik te maken van zijn jongere recht.


(1)  PB C 189 van 17.5.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/10


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — Get Fresh Cosmetics Limited / Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba

(Zaak C-122/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 87/357/EEG - Artikel 1, lid 2 - Werkingssfeer - Niet-voedingsproducten die met levensmiddelen kunnen worden verward - Begrip - Risico op verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal - Vermoeden van gevaarlijkheid - Geen - Bewijs)

(2022/C 284/09)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Get Fresh Cosmetics Limited

Verwerende partij: Valstybinė vartotojų teisių apsaugos tarnyba

In tegenwoordigheid van: V.U.

Dictum

Artikel 1, lid 2, van richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument moet aldus worden uitgelegd dat het niet noodzakelijk is om aan de hand van objectieve en onderbouwde gegevens aan te tonen dat het in de mond steken, opzuigen of inslikken van artikelen die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, een vorm, geur, kleur, aanzien, verpakking of etikettering hebben dan wel van een zodanige omvang of grootte zijn dat verwacht kan worden dat de consumenten, met name kinderen, deze verwarren met levensmiddelen en ze daardoor in de mond steken, opzuigen of inslikken, het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal. De bevoegde nationale autoriteiten moeten echter wel per geval beoordelen of een artikel voldoet aan de in deze bepaling genoemde voorwaarden en aantonen dat dit het geval is.


(1)  PB C 182 van 10.5.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/11


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 2 juni 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal Ilfov — Roemenië) — SR / EW

(Zaak C-196/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken - Verordening (EG) nr. 1393/2007 - Artikel 5 - Vertaling van stukken - Dragen van de vertaalkosten door de aanvrager - Begrip “aanvrager” - Op initiatief van de aangezochte rechter gedane kennisgeving van gerechtelijke stukken aan interveniënten in de procedure)

(2022/C 284/10)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunalul Ilfov

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SR

Verwerende partij: EW

In tegenwoordigheid van: FB, CX, IK

Dictum

Artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat de rechter die gelast dat gerechtelijke stukken worden verzonden aan derden die verzoeken om toelating tot interventie in de procedure, niet als “aanvrager” in de zin van die bepaling kan worden aangemerkt.


(1)  PB C 263 van 5.7.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/11


Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 2 juni 2022 — EM / Europees Parlement

(Zaak C-299/21 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Europees Parlement - Tijdelijk functionaris in dienst van een politieke fractie - Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie - Artikel 7 - Overplaatsing - Artikel 12 en artikel 12 bis, lid 3 - Begrip “psychisch geweld” - Geen toewijzing van taken - Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie - Verzoek om bijstand - Schade - Vergoeding)

(2022/C 284/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: EM (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, avocate)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement (vertegenwoordigers: D. Boytha, L. Darie en C. González Argüelles, gemachtigden)

Dictum

1)

Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 3 maart 2021, EM/Parlement (T-599/19, niet gepubliceerd, EU:T:2021:111), wordt vernietigd, voor zover het Gerecht daarbij de schadevordering heeft afgewezen, voor zover deze strekte tot vergoeding van de schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van het feit dat hem gedurende de periode van 8 december 2016 tot 1 juni 2018, de datum van zijn pensionering, geen taken zijn toegewezen.

2)

De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige.

3)

Het Europees Parlement wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding van 7 500 EUR aan EM.

4)

Het Europees Parlement draagt zijn eigen kosten van de procedure in eerste aanleg in zaak T-599/19 en van de hogere voorziening alsmede de helft van de kosten die EM voor deze procedures heeft gemaakt.


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) op 12 januari 2022 — TL, WE / Getin Noble Bank S.A.

(Zaak C-28/22)

(2022/C 284/12)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Okręgowy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: TL, WE

Verwerende partij: Getin Noble Bank S.A.

Prejudiciële vragen

1)

Is het verenigbaar met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1), het nationale recht aldus uit te leggen dat, wanneer een overeenkomst na de schrapping van oneerlijk bedingen niet kan voortbestaan, het ingaan van de verjaringstermijn voor restitutievorderingen van de ondernemer afhankelijk wordt gesteld van een van de volgende gebeurtenissen:

a)

de consument stelt een vordering in of maakt bezwaar tegen de ondernemer op grond van het onrechtmatige karakter van bedingen in de overeenkomst of de rechter geeft ambtshalve kennis van de mogelijkheid dat bedingen in de overeenkomst onrechtmatig worden verklaard, of

b)

de consument legt een verklaring af dat hij volledig is ingelicht over de effecten (rechtsgevolgen) van het feit dat de overeenkomst niet kan voortbestaan, met inbegrip van informatie over de mogelijkheid voor de ondernemer om een restitutievordering in te stellen alsook over de omvang van die vordering, of

c)

in de gerechtelijke procedure blijkt de kennis (het bewustzijn) van de consument omtrent de effecten (rechtsgevolgen) van het feit dat de overeenkomst niet kan voortbestaan, of de rechter waarschuwt voor dergelijke effecten, of

d)

de rechter geeft een definitieve beslissing waarmee het geschil tussen de ondernemer en de consument wordt beslecht?

2)

Is het verenigbaar met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het nationale recht aldus uit te leggen dat het, wanneer een overeenkomst na de schrapping van oneerlijk bedingen niet kan voortbestaan, een ondernemer tegen wie een consument een vordering heeft ingesteld op grond van het bestaan van onrechtmatige bedingen in de overeenkomst, niet verplicht om zelf maatregelen te treffen om na te gaan of de consument zich bewust is van de gevolgen van de schrapping van de oneerlijke bedingen uit de overeenkomst of van de onmogelijkheid om de overeenkomst voort te zetten?

3)

Is het verenigbaar met artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het nationale recht aldus uit te leggen dat het, wanneer een overeenkomst na de schrapping van oneerlijk bedingen niet kan voortbestaan, bepaalt dat de verjaringstermijn voor de restitutievordering van de consument een aanvang neemt vooraleer de verjaringstermijn voor de restitutievordering van de ondernemer een aanvang neemt?

4)

Is het verenigbaar met artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het nationale recht aldus uit te leggen dat het, wanneer een overeenkomst na de schrapping van oneerlijk bedingen niet kan voortbestaan, de ondernemer het recht geeft de terugbetaling van de door de consument betaalde bedragen afhankelijk te stellen van het gelijktijdig aanbieden door de consument van de terugbetaling van de bedragen die deze van de ondernemer had ontvangen, dan wel van het stellen van een zekerheid voor die terugbetaling, zonder bij de vaststelling van het bedrag van de door de consument verschuldigde betaling rekening te houden met de bedragen waarvoor de restitutievordering verjaard is?

5)

Is het verenigbaar met artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het nationale recht aldus uit te leggen dat het, wanneer een overeenkomst na de schrapping van oneerlijk bedingen niet kan voortbestaan, de consument geheel noch gedeeltelijk recht geeft op vertragingsrente met betrekking tot de periode vanaf de ontvangst door de ondernemer van het verzoek om terugbetaling, in het geval dat de ondernemer het in de vierde vraag bedoelde recht uitoefent?


(1)  PB 1993, L 95, blz. 29.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 16 februari 2022 — C. Sp. z o.o. (thans in liquidatie) / Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

(Zaak C-108/22)

(2022/C 284/13)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: C. Sp. z o.o. (thans in liquidatie)

Verwerende partij: Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Prejudiciële vraag

Moet artikel 306 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een belastingplichtige die hotelbroker is en die accommodatiediensten koopt en aan andere marktdeelnemers doorverkoopt, wanneer er bij deze handelingen geen sprake is van andere, aanvullende diensten?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Polen) op 18 februari 2022 — Dyrektor Izby Admnnistracji Skarbowej w Warszawie / W. Sp. z o.o.

(Zaak C-114/22)

(2022/C 284/14)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Dyrektor Izby Admnnistracji Skarbowej w Warszawie

Verwerende partij: W. Sp. z o.o.

Prejudiciële vraag

Moeten artikel 167, artikel 168, onder a), artikel 178, onder a), en artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1) en de beginselen van evenredigheid en neutraliteit aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling als artikel 88, lid 3bis, punt 4, onder c), van de Ustawa o podatku od towarów i usług (wet inzake de belasting op goederen en diensten) van 11 maart 2004 (Dz. U. 2011, nr. 177, volgnr. 1054, zoals gewijzigd), die een belastingplichtige het recht ontzegt om btw af te trekken over de verwerving van een recht (goed) die volgens het nationaal burgerlijk recht slechts in schijn heeft plaatsgevonden, ongeacht of het beoogde resultaat van de transactie een belastingvoordeel was waarvan de toekenning in strijd zou zijn met een of meerdere doelen van de richtlijn en of dat resultaat het wezenlijke doel van de gekozen contractuele oplossing was?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie (Polen) op 25 februari 2022 — SM, KM/mBank

(Zaak C-140/22)

(2022/C 284/15)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla Warszawy — Śródmieścia w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: SM, KM

Verwerende partij: mBank S.A.

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1) en het doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een aan de nationale regeling gegeven rechterlijke uitlegging die bepaalt dat, wanneer een overeenkomst een oneerlijk beding bevat zonder welke de overeenkomst niet kan worden uitgevoerd:

1.

de overeenkomst pas definitief onwerkzaam (nietig) wordt met terugwerkende kracht vanaf het moment waarop zij is gesloten, nadat de consument een verklaring heeft afgelegd dat hij niet instemt met de handhaving van het oneerlijke beding, zich bewust is van de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst en instemt met de nietigheid van de overeenkomst;

2.

de aanvang van de verjaringstermijn voor de vordering van de verkoper tot restitutie van de onverschuldigde prestatie die is verricht uit hoofde van een overeenkomst pas begint te lopen vanaf de datum waarop de consument de in punt 1 bedoelde verklaring aflegt, zelfs wanneer de consument de verkoper voordien heeft aangesproken tot betaling en de verkoper vooraf had kunnen verwachten dat de door hem opgestelde overeenkomst oneerlijke bedingen bevatte;

3.

de consument pas aanspraak kan maken op betaling van wettelijke vertragingsrente vanaf de datum waarop hij de in punt 1 bedoelde verklaring aflegt, zelfs indien hij de verkoper eerder om betaling heeft verzocht;

4.

de vordering van de consument tot terugbetaling van de prestatie die hij uit hoofde van de nietige kredietovereenkomst heeft verricht (aflossingstermijnen van het krediet, kosten, commissielonen en verzekeringspremies), moet worden verminderd met het equivalent van de kapitaalrente waarop de bank recht zou hebben indien de kredietovereenkomst geldig zou zijn, terwijl de bank de terugbetaling van de prestatie die zij uit hoofde van dezelfde nietige kredietovereenkomst heeft verricht (de hoofdsom), kan vorderen ten belope van het volledige bedrag?


(1)  PB 1993, L 95, blz. 29


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 1 maart 2022 — YD / Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

(Zaak C-146/22)

(2022/C 284/16)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: YD

Verwerende partij: Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Prejudiciële vragen

1)

Verzetten artikel 2, lid 1, onder a) en c), artikel 14, lid 1, artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), gelezen in samenhang met artikel 6, leden 1 en 2, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking) (2), de punten 1 en 12 bis van bijlage III bij de genoemde richtlijn en de overwegingen 4 en 7 ervan, alsmede de beginselen van loyale samenwerking, fiscale neutraliteit, fiscale legaliteit en rechtszekerheid zich tegen een nationale regeling als die welke wordt toegepast in de onderhavige zaak, op grond waarvan, onder verwijzing naar GN-code 2202 van de gecombineerde nomenclatuur, een verlaagd btw-tarief van 5 % wordt toegepast op levensmiddelen waaronder melkhoudende dranken, onder uitsluiting van dat tarief voor levensmiddelen als melkhoudende dranken die op basis van de Poolse statistische classificatie (PKWiU 56) worden gerekend tot de voedinggerelateerde diensten waarop (de verstrekking ervan of de daarmee verband houdende diensten) een verlaagd btw-tarief van 8 % wordt toegepast, in een situatie waarin de gemiddelde consument deze goederen (diensten) bij de aankoop ervan beschouwt als goederen (diensten) die in dezelfde behoefte voorzien?

2)

Is een bestuurlijke praktijk waarbij twee verschillende verlaagde btw-tarieven worden toegepast ten aanzien van goederen met dezelfde objectieve kenmerken en eigenschappen naargelang van de vraag of al dan niet sprake is van diensten in verband met het bereiden en opdienen ervan, zodat deze goederen worden gedifferentieerd vanuit personeel en niet vanuit materieel oogpunt, verenigbaar met de beginselen van fiscale neutraliteit en rechtszekerheid?


(1)  PB 2006, L 347, blz. 1.

(2)  PB 2011, L 77, blz. 1.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Apelacyjny w Krakowie (Polen) op 31 maart 2022 — “R”/AW “T”

(Zaak C-225/22)

(2022/C 284/17)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Apelacyjny w Krakowie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:“R” S.A.

Verwerende partij: AW “T” sp. z o.o.

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, artikel 2, artikel 4, lid 3, en artikel 6, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en het beginsel van voorrang van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat dit beginsel aan een nationale rechter de bevoegdheid geeft om een beslissing van zijn nationale grondwettelijke hof die naar nationaal recht, daaronder begrepen het grondwettelijke recht, van kracht is, buiten toepassing te laten voor zover deze beslissing in de weg staat aan een door deze nationale rechter te verrichten onderzoek van de vraag of een nationaal rechterlijk orgaan, gelet op de wijze waarop de daarin zitting hebbende rechters zijn benoemd, een onafhankelijk, onpartijdig en vooraf bij wet ingesteld gerecht in de zin van het Unierecht is?

2)

Moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, artikel 2, artikel 4, lid 3, en artikel 6, lid 3, VEU, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest en artikel 267 VWEU, aldus worden uitgelegd dat deze zich verzetten tegen een door een lidstaat vastgestelde nationale regeling die: a) nationale rechters verbiedt de rechtmatigheid van de benoeming van een rechter te beoordelen en bijgevolg te onderzoeken of het rechterlijke orgaan waarin deze rechter zitting heeft een gerecht in de zin van het Unierecht is, en b) voorziet in de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de onderzoekende rechter voor de rechtsprekende activiteiten die hij in verband met zijn onderzoek verricht?

3)

Moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, artikel 2, artikel 4, lid 3, en artikel 6, lid 3, VEU, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest en artikel 267 VWEU, aldus worden uitgelegd dat een gewone rechterlijke instantie die voldoet aan de Unierechtelijke vereisten inzake rechterlijke instanties, niet gebonden is aan een beslissing van een rechterlijke instantie van laatste aanleg — waarvan de rechtsprekende formatie onder meer bestaat uit leden die tot rechter zijn benoemd onder kennelijke schending van het nationale recht inzake de procedure tot benoeming van de rechters van de Sąd Najwyższy (hoogste rechterlijke instantie in burgerlijke en strafzaken, Polen), zodat deze rechterlijke instantie niet voldoet aan het vereiste van een onafhankelijk, onpartijdig en vooraf bij wet ingesteld gerecht dat in staat is om de justitiabelen daadwerkelijke rechtsbescherming te verzekeren — die is gegeven naar aanleiding van de instelling van een buitengewoon rechtsmiddel (buitengewoon beroep) en waarbij een onherroepelijke rechterlijke beslissing is vernietigd en de betreffende zaak ter verdere afdoening naar de gewone rechter is terugverwezen?

4)

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, artikel 2, artikel 4, lid 3, en artikel 6, lid 3, VEU, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest en artikel 267 VWEU, aldus worden uitgelegd dat “niet gebonden zijn” betekent dat

een beslissing van een rechterlijke instantie van laatste aanleg, die is ingesteld zoals beschreven in punt 3, geen beslissing in juridische zin (een non-existente beslissing) in de zin van het Unierecht is en de beoordeling dienaangaande kan worden verricht door een gewone rechterlijke instantie die voldoet aan de Unierechtelijke vereisten inzake rechterlijke instanties,

dan wel dat een beslissing van een rechterlijke instantie van laatste aanleg, die is ingesteld zoals beschreven in punt 3, een bestaande beslissing is maar dat de betrokken gewone rechterlijke instantie bij de herhaalde behandeling van de zaak mag en moet weigeren om de bepalingen van nationaal recht inzake de gevolgen van een dergelijke beslissing toe te passen voor zover dat nodig is om de justitiabelen daadwerkelijke rechtsbescherming te verzekeren?


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 april 2022 — Finanzamt Hannover-Nord / H Lebensversicherung

(Zaak C-258/22)

(2022/C 284/18)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker tot “Revision”: Finanzamt Hannover-Nord

Verweerster in “Revision”: H Lebensversicherung

Prejudiciële vraag

Moet artikel 56, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (thans artikel 63, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling van een lidstaat op grond waarvan bij de vaststelling van de heffingsgrondslag van de bedrijfsbelasting van een vennootschap, dividenden uit deelnemingen van minder dan 10 % in niet-ingezeten kapitaalvennootschappen (deelnemingen in het vrij verhandelbare deel van het aandelenkapitaal) opnieuw worden opgenomen in de heffingsgrondslag, indien en voor zover deze dividenden in een eerdere fase van de vaststelling werden afgetrokken van de heffingsgrondslag, terwijl soortgelijke dividenden uit deelnemingen in het vrij verhandelbare deel van het aandelenkapitaal van kapitaalvennootschappen die in de betrokken lidstaat zijn gevestigd, niet in aftrek worden gebracht en dus ook niet (opnieuw) worden opgenomen in het kader van de vaststelling van de heffingsgrondslag van de bedrijfsbelasting?


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Erfurt (Duitsland) op 19 april 2022 — Seven.One Entertainment Group GmbH / Corint Media GmbH

(Zaak C-260/22)

(2022/C 284/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Erfurt

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Seven.One Entertainment Group GmbH

Verwerende partij: Corint Media GmbH

Prejudiciële vragen

1)

Moet richtlijn 2001/29/EG (1) aldus worden uitgelegd dat omroeporganisaties rechtstreeks en oorspronkelijk recht hebben op de billijke compensatie waarin artikel 5, lid 2, onder b), van die richtlijn voorziet in het kader van de zogenoemde uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik?

2)

Kunnen omroeporganisaties, gelet op hun recht krachtens artikel 2, onder e), van richtlijn 2001/29/EG, worden uitgesloten van het recht op een billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), van die richtlijn, omdat zij ook in hun hoedanigheid van filmproducent recht kunnen hebben op de in laatstgenoemd artikel bedoelde billijke compensatie?

3)

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord:

Is de algemene uitsluiting van omroeporganisaties toelaatbaar, hoewel omroeporganisaties afhankelijk van hun concrete programmering soms slechts in zeer beperkte mate rechten als filmproducent verwerven (met name in het geval van televisiezenders met een groot aantal programma’s die door derden in licentie zijn gegeven), en soms geen enkel recht als filmproducent verwerven (met name in het geval van radiozenders)?


(1)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Lisboa (Portugal) op 20 april 2022 — Fonds de Garantie des Victimes des Actes de Terrorisme et d’Autres Infractions (FGTI) / Victoria Seguros S.A.

(Zaak C-264/22)

(2022/C 284/20)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Relação de Lisboa

Partijen in het hoofdgeding

Appellant: Fonds de Garantie des Victimes des Actes de Terrorisme et d’Autres Infractions (FGTI)

Geïntimeerde: Victoria Seguros S.A.

Prejudiciële vraag

Is het toepasselijke recht inzake verjaring van de schadevordering het recht van de plaats van het ongeval (het Portugese recht), overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 15, onder h), van verordening (EG) nr. 864/2007 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007, Rome II, of is, in geval van subrogatie in de positie van de benadeelde, het “recht van de gesubrogeerde derde” (het Franse recht) van toepassing, overeenkomstig artikel 19 van die verordening?


(1)  Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) (PB 2007, L 199, blz. 40).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/18


Hogere voorziening ingesteld op 3 mei 2022 door United Parcel Service, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer, uitgebreid) van 23 februari 2022 in zaak T-834/17, United Parcel Service / Commissie

(Zaak C-297/22 P)

(2022/C 284/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: United Parcel Service, Inc. (vertegenwoordigers: A. Ryan, Solicitor, W. Knibbeler, F. Roscam Abbing, A. Pliego Selie en T. C. van Helfteren, advocaten, en F. Hoseinian, Advokat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht te vernietigen;

definitief uitspraak te doen en rekwirante te vergoeden voor de door haar geleden schade, vermeerderd met interest, zoals gevraagd in eerste aanleg in het kader van die procedure krachtens artikel 340 VWEU of, subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor afdoening overeenkomstig het arrest van het Hof, en

de Commissie te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en van de procedure bij het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar eerste middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de ernstige procedurefout die de Commissie heeft gemaakt in verband met het econometrisch model (en de door haar daarbij aanvaarde wezenlijke onregelmatigheden), onvoldoende waren om een causaal verband aan te tonen, en door de met betrekking tot het econometrisch model begane wezenlijke onregelmatigheden niet aan te merken als een voldoende ernstige inbreuk waaruit aansprakelijkheid voortvloeide.

Met haar tweede middel stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat geen betaling van de beëindigingsvergoeding kan worden gevorderd aangezien deze “vrijelijk” is overeengekomen.

Met het derde middel betoogt zij dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het heeft geoordeeld dat de misgelopen synergieën niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Met het vierde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie over een discretionaire bevoegdheid beschikt wat de erkenning van efficiëntievoordelen betreft, en zij dus geen voldoende ernstige fout heeft begaan bij de beoordeling van de efficiëntie.

Met haar vijfde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat UPS niet de nodige verzoeken om FedEx-documenten heeft ingediend bij de raadadviseur-auditeur.

Met haar zesde middel stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de uit het verlies van een kans voortvloeiende schade een nieuwe schadepost vormt die niet-ontvankelijk zou zijn.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 16 mei 2022 — Friends of the Irish Environment CLG / The Minister for Agriculture, Food and the Marine (Ierland) en de Attorney General

(Zaak C-330/22)

(2022/C 284/22)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court (Ierland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Friends of the Irish Environment CLG

Verwerende partijen: The Minister for Agriculture, Food and the Marine (Ierland) en de Attorney General

Prejudiciële vragen

1)

Is de indiening van het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing noodzakelijk in omstandigheden waarin de verordening (1) van 2020 is vervangen en/of de nationale uitvoeringsmaatregelen zijn verstreken?

2)

Is bijlage IA bij verordening (EU) 2020/123 van de Raad ongeldig, gelet op de doelstellingen van verordening (EU) nr. 1380/2013 (2) (hierna: “GVB-verordening”), en in het bijzonder artikel 2, leden 1 en 2, van de GVB-verordening, met inbegrip van de doelstelling van artikel 2, lid 2, tweede volzin, en de beginselen van behoorlijk bestuur van artikel 3, onder c) en d), van de GVB-verordening (met inbegrip van de mate waarin zij van toepassing zijn op bestanden waarvoor een voorzorgsbenadering vereist is), gelezen in samenhang met de artikelen 9, 10, 15 en 16 van de GVB-verordening en de overwegingen daarvan, en de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 10 van verordening (EU) 2019/472 (3) van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren (hierna: “verordening betreffende de westelijke wateren”), voor zover de in de verordening van 2020 vastgestelde totale toegestane vangsten (hierna: “TAC’s”) niet in overeenstemming zijn met het nulvangstadvies voor de maximale duurzame opbrengst (hierna: “MDO”) dat door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (hierna: “ICES”) voor bepaalde soorten is uitgebracht?


(1)  Verordening (EU) 2020/123 van de Raad van 27 januari 2020 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB 2020, L 25, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB 2013, L 354, blz. 22).

(3)  PB 2019, L 83, blz. 1


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/20


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstol (Zweden) op 24 mei 2022 — BSH Hausgeräte GmbH/Aktiebolaget Electrolux

(Zaak C-339/22)

(2022/C 284/23)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstolen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: BSH Hausgeräte GmbH

Verwerende partij: Aktiebolaget Electrolux

Prejudiciële vragen

1)

Dient artikel 24, lid 4, van verordening (EU) nr. 1215/2012 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus te worden uitgelegd dat de uitdrukking “voor de registratie of de geldigheid van octrooien, […], ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen” inhoudt dat een nationale rechter die zich overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening bevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van een geschil ter zake van een octrooi-inbreuk, niet meer bevoegd is om uitspraak te doen over die inbreuk indien een exceptie wordt opgeworpen waarmee wordt gesteld dat het betreffende octrooi ongeldig is, of dient die bepaling aldus te worden uitgelegd dat de nationale rechter dan enkel onbevoegd is om kennis te nemen van de exceptie van ongeldigheid?

2)

Hangt het antwoord op de eerste vraag af van het antwoord op de vraag of het nationale recht bepalingen bevat die overeenkomen met de tweede alinea van § 61 van de Patentlag (octrooiwet), op grond waarvan de verweerder slechts een exceptie van ongeldigheid kan opwerpen indien hij een afzonderlijke vordering tot nietigverklaring instelt?

3)

Dient artikel 24, lid 4, van de Brussel I-verordening (2) aldus te worden uitgelegd dat het van toepassing is op een gerecht van een derde land, dat wil zeggen in de onderhavige zaak aldus dat ook aan een gerecht in Turkije exclusieve bevoegdheid wordt toegekend ten aanzien van het gedeelte van het aldaar geldig verklaarde Europese octrooi?


(1)  PB 2012, L 351, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).


Gerecht

25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/21


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno en SFL / GAR

(Zaak T-481/17) (1)

(“Economische en monetaire Unie - Bankenunie - Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) - Afwikkelingsprocedure die wordt toegepast op een instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen - Vaststelling door de GAR van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español - Beroep tot nietigverklaring - Handeling waartegen beroep kan worden ingesteld - Ontvankelijkheid - Recht om te worden gehoord - Eigendomsrecht - Motiveringsplicht - Artikelen 18, 20 en 24 van verordening (EU) nr. 806/2014”)

(2022/C 284/24)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno (Madrid, Spanje), Stiftung für Forschung und Lehre (SFL) (Zürich, Zwitserland) (vertegenwoordigers: R. Pelayo Jiménez, A. Muñoz Aranguren en R. Pelayo Torrent, advocaten)

Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (vertegenwoordigers: J. King en M. Fernández Rupérez, gemachtigden, bijgestaan door B. Meyring, S. Schelo, F. Fernández de Trocóniz Robles, T. Klupsch en S. Ianc, advocaten)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: S. Centeno Huerta, L. Aguilera Ruiz, S. Jiménez García en J. Rodríguez de la Rúa Puig, gemachtigden), Europees Parlement (vertegenwoordigers: P. López-Carceller, M. Martínez Iglesias, L. Visaggio, J. Etienne, M. Menegatti en M. Sammut, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. de Gregorio Merino, J. Bauerschmidt, A. Westerhof Löfflerová en H. Marcos Fraile, gemachtigden), Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn en A. Steiblytė, gemachtigden), Banco Santander, SA (Santander, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Rodríguez Cárcamo, A. Rodríguez Conde, D. Sarmiento Ramírez-Escudero en J. Remón Peñalver, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit SRB/EES/2017/08 van de bestuursvergadering van de GAR van 7 juni 2017 betreffende de vaststelling van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español, SA.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Fundación Tatiana Pérez de Guzmán el Bueno en Stiftung für Forschung und Lehre (SFL) worden verwezen in hun eigen kosten alsook in die van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) en Banco Santander, SA.

3)

Het Koninkrijk Spanje, het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 318 van 25.9.2017.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/22


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Del Valle Ruíz e.a. / Commissie en GAR

(Zaak T-510/17) (1)

(“Economische en monetaire Unie - Bankenunie - Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) - Afwikkelingsprocedure die wordt toegepast op een instelling die faalt of waarschijnlijk zal falen - Vaststelling door de GAR van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español - Recht om te worden gehoord - Bevoegdheidsdelegatie - Eigendomsrecht - Motiveringsplicht - Artikelen 18 en 20 en artikel 21, lid 1, van verordening (EU) nr. 806/2014”)

(2022/C 284/25)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Antonio Del Valle Ruíz (Mexico-stad, Mexico) en de 41 andere verzoekers wier namen zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest (vertegenwoordigers: J. Pobjoy, barrister, B. Kennelly, QC, en S. Walker, solicitor)

Verwerende partijen: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn en A. Steiblyté, gemachtigden), Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (vertegenwoordigers: J. King en M. Fernández Rupérez, gemachtigden, bijgestaan door B. Meyring, S. Schelo, F. Fernández de Trocóniz Robles, T. Klupsch en S. Ianc, advocaten)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partijen: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: L. Aguilera Ruiz en J. Rodríguez de la Rúa Puig, gemachtigden), Europees Parlement (vertegenwoordigers: L. Visaggio, J. Etienne, M. Menegatti, M. Sammut, L. Stefani en M. Martínez Iglesias, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. de Gregorio Merino, J. Bauerschmidt, A. Westerhof Löfflerová en H. Marcos Fraile, gemachtigden), Banco Santander, SA (Santander, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Rodríguez Cárcamo, A. Rodríguez Conde, D. Sarmiento Ramírez-Escudero, advocaten, en G. Cahill, barrister)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van besluit SRB/EES/2017/08 van de bestuursvergadering van de GAR van 7 juni 2017 betreffende de vaststelling van een afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español, SA, alsook van besluit (EU) 2017/1246 van de Commissie van 7 juni 2017 tot goedkeuring van de afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español (PB 2017, L 178, blz. 15).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Antonio Del Valle Ruíz en de andere verzoekende partijen van wie de namen zijn opgenomen in de bijlage worden verwezen in hun eigen kosten alsook in die van de Europese Commissie, de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) en Banco Santander, SA.

3)

Het Koninkrijk Spanje, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 374 van 6.11.2017.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/23


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Uzina Metalurgica Moldoveneasca / Commissie

(Zaak T-245/19) (1)

(“Vrijwaringsmaatregelen - Markt van staalproducten - Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 - Beroep tot nietigverklaring - Procesbelang - Procesbevoegdheid - Ontvankelijkheid - Gelijke behandeling - Gewettigd vertrouwen - Beginsel van behoorlijk bestuur - Zorgvuldigheidsplicht - Dreiging van ernstige schade - Kennelijk onjuiste beoordeling - Opening van een vrijwaringsonderzoek - Bevoegdheid van de Commissie - Rechten van de verdediging”)

(2022/C 284/26)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Uzina Metalurgica Moldoveneasca OAO (Rîbniţa, Moldavië) (vertegenwoordigers: P. Vander Schueren en E. Gergondet, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo en P. Němečková, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 268 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB 2019, L 31, blz. 27), voor zover deze betrekking heeft op verzoekster.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Uzina Metalurgica Moldoveneasca OAO wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 230 van 8.7.2019.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/23


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Wieland-Werke / Commissie

(Zaak T-251/19) (1)

(“Mededinging - Concentraties - Markt voor gewalste producten en voorgewalst plaatkoper uit koper en koperlegering - Besluit waarbij de concentratie onverenigbaar met de interne markt en de EER-Overeenkomst wordt verklaard - Verbintenissen - Relevante markt - Beoordeling van de horizontale en verticale gevolgen van de transactie voor de mededinging - Kennelijke beoordelingsfout - Beginsel van behoorlijk bestuur - Rechten van de verdediging”)

(2022/C 284/27)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Wieland-Werke AG (Ulm, Duitsland) (vertegenwoordigers: U. Soltész, C. von Köckritz en K. Winkelmann, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Berghe, A. Cleenewerck de Crayencour, M. Farley en F. Jimeno Fernández, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van besluit C(2019) 922 final van de Commissie van 5 februari 2019, waarbij een concentratie onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de EER-overeenkomst (Zaak M.8900 — Wieland/Aurubis Rolled Products/Schwermetall)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Wieland-Werke AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 213 van 24.6.2019.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/24


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Foz/Raad

(Zaak T-296/20) (1)

(“Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden - Beoordelingsfout - Evenredigheid - Eigendomsrecht - Recht om een economische activiteit uit te oefenen - Misbruik van bevoegdheid - Motiveringsplicht - Rechten van de verdediging - Recht op een eerlijk proces - Vaststelling van de criteria voor de plaatsing op een lijst”)

(2022/C 284/28)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Amer Foz (Dubai, Verenigde Arabische Emiraten) (vertegenwoordiger: L. Cloquet, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Haas en M. Bishop, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn op artikel 263 VWEU gebaseerde beroep vraagt de verzoeker om nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/212 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2020, L 43 I, blz. 6), uitvoeringsverordening (EU) 2020/211 van de Raad van 17 februari 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2020, L 43 I, blz. 1), besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad van 28 mei 2020 tot wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2020, L 168, blz. 66), uitvoeringsverordening (GBVB) 2020/716 van de Raad van 28 mei 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2020, L 168, blz. 1), besluit (GBVB) 2021/855 van de Raad van 27 mei 2021 tot wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2021, L 188, blz. 90), en uitvoeringsverordening (EU) 2021/848 van de Raad van 27 mei 2021 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2021, L 188, blz. 18), voor zover die handelingen zijn naam op de lijsten in de bijlage daarbij hebben geplaatst en gehandhaafd.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Amer Foz wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 255 van 3.8.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/25


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Eurobolt e.a./Commissie

(Zaak T-479/20) (1)

(“Dumping - Uitbreiding van het antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China tot de invoer verzonden uit Maleisië - Uitvoering van een arrest van het Hof - Artikel 266 VWEU - Opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht - Geen terugwerkende kracht - Effectieve rechterlijke bescherming - Beginsel van behoorlijk bestuur - Bevoegdheid van degene die de handeling heeft vastgesteld”)

(2022/C 284/29)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Eurobolt BV (’s-Heerenberg, Nederland) Fabory Nederland BV (Tilburg, Nederland), ASF Fischer BV (Lelystad, Nederland), Stafa Group BV (Maarheeze, Nederland) (vertegenwoordigers: S. De Knop, B. Natens en A. Willems, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en G. Luengo, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2020/611 van de Commissie van 30 april 2020 tot het opnieuw instellen van het bij verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ten aanzien van bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (PB 2020, L 141, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Eurobolt BV, Fabory Nederland BV, ASF Fischer BV en Stafa Group BV worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 304 van 14.9.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/25


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Ryanair/Commissie (Condor; reddingssteun)

(Zaak T-577/20) (1)

(“Staatssteun - Duitse markt voor luchtvervoer - Door Duitsland aan Condor Flugdienst verstrekte lening - Besluit waarbij de steunmaatregel verenigbaar met de interne markt wordt verklaard - Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU - Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden - Moeilijkheden die specifiek zijn en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen de ondernemingsgroep - Moeilijkheden die te groot zijn om door de ondernemingsgroep zelf te worden opgelost - Risico van onderbreking van een belangrijke dienst”)

(2022/C 284/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ryanair DAC (Swords, Ierland) (vertegenwoordigers: E. Vahida, F.-C. Laprévote, V. Blanc, S. Rating en I.-G. Metaxas-Maranghidis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn en V. Bottka, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Condor Flugdienst GmbH (Neu-Isenburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Birnstiel en S. Blazek, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit C(2019) 7429 final van de Commissie van 14 oktober 2019 betreffende steunmaatregel SA.55394 (2019/N) — Duitsland — Reddingssteun aan Condor (PB 2020, C 294, blz. 3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ryanair DAC wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.

3)

Condor Flugdienst GmbH zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 399 van 23.11.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/26


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Tirrenia di navigazione / Commissie

(Zaak T-593/20) (1)

(“Staatssteun - Zeevervoer - Dienst van algemeen economisch belang - Besluit waarbij de steun onrechtmatig wordt verklaard - Besluit waarbij de steun deels verenigbaar en deels onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Reddingssteun - Verenigbaarheid met de interne markt - Termijn van zes maanden - Verlenging - Verplichting om een herstructurerings- of liquidatieplan voor te leggen - Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden - Belastingvrijstelling - Voordeel - Selectiviteit - Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten - Aantasting van de mededinging - Buitensporig lange duur van de procedure - Gewettigd vertrouwen - Rechtszekerheid - Beginsel van behoorlijk bestuur”)

(2022/C 284/31)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Tirrenia di navigazione SpA (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: B. Nascimbene en F. Rossi Dal Pozzo, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Brage da Cruz en D. Recchia, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 268 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit (EU) 2020/1412 van de Commissie van 2 maart 2020 betreffende de maatregelen SA.32014, SA.32015, SA.32016 (11/C) (ex 11/NN) door Italië ten uitvoer gelegd ten gunste van Tirrenia di Navigazione en de overnemer Compagnia Italiana di Navigazione (PB 2020, L 332, blz. 45).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tirrenia di navigazione SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 378 van 9.11.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/27


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Tirrenia di navigazione / Commissie

(Zaak T-601/20) (1)

(“Staatssteun - Zeevervoer - Dienst van algemeen economisch belang - Steun verleend aan Adriatica voor de periode van januari 1992 tot juli 1994 ten behoeve van de verbinding Brindisi/Corfu/Igoemenitsa/Patras - Besluit waarbij de steun onrechtmatig wordt verklaard - Besluit waarbij de steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Verschuldigde rente - Verjaringstermijn - Nieuwe steun - Onverenigbaarheid met de interne markt - Gevolgen van een kartel voor de markt - Buitensporig lange duur van de procedure - Gewettigd vertrouwen - Rechtszekerheid - Beginsel van behoorlijk bestuur”)

(2022/C 284/32)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Tirrenia di navigazione SpA (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: N. Nascimbene en F. Rossi Dal Pozzo, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Braga da Cruz en D. Recchia, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit (EU) 2020/1411 van de Commissie van 2 maart 2020 betreffende steunmaatregel C 64/99 (ex NN 68/99) die door Italië ten uitvoer is gelegd ten gunste van de scheepvaartondernemingen Adriatica, Caremar, Siremar, Saremar en Toremar (Gruppo Tirrenia), voor zover dit besluit verzoekster betreft.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tirrenia di navigazione SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 378 van 9.11.2020.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/27


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — OG / AED

(Zaak T-632/20) (1)

(“Openbare dienst - Tijdelijke functionarissen - Personeel van het AED - Kennisgeving van vacature - Ambt van eenheidshoofd - Afwijzing van de sollicitatie - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling - Transparantie - Objectiviteit - Beginsel van behoorlijk bestuur - Niet-inachtneming van de kennisgeving van vacature - Kennelijke beoordelingsfout - Aansprakelijkheid - Immateriële schade”)

(2022/C 284/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: OG (vertegenwoordigers: S. Pappas en N. Kyriazopoulou, advocaten)

Verwerende partij: Europees Defensieagentschap (vertegenwoordigers: C. Ribeiro, gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 270 VWEU tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het Europees Defensieagentschap (AED) van 13 december 2019 om verzoekster niet op te nemen op de reservelijst voor het ambt van hoofd van de eenheid informatica bij de directie geïntegreerde diensten en, ten tweede, vergoeding van de schade die zij door dat besluit zou hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

OG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 19 van 18.1.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/28


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Prigozhin / Raad

(Zaak T-723/20) (1)

(“Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië - Bevriezing van tegoeden - Lijst van personen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen zijn bevroren - Beperkingen van binnenkomst op en doorreis via het grondgebied van de Europese Unie - Lijst van personen voor wie beperkingen van binnenkomst op en doorreis via het grondgebied van de Europese Unie gelden - Eerste opneming en handhaving van verzoekers naam in de lijsten van personen tegen wie maatregelen gelden - Motiveringsplicht - Beoordelingsfout - Rechten van de verdediging - Evenredigheid - Voorzienbaarheid van de Uniehandelingen”)

(2022/C 284/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Yevgeniy Viktorovich Prigozhin (Sint-Petersburg, Rusland) (vertegenwoordiger: M. Cessieux, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M.-C. Cadilhac en V. Piessevaux, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoeker om nietigverklaring, ten eerste, van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1483 van de Raad van 14 oktober 2020 tot uitvoering van besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB 2020, L 341, blz. 16), en uitvoeringsverordening (EU) 2020/1481 van de Raad van 14 oktober 2020 tot uitvoering van artikel 21, lid 2, van verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB 2020, L 341, blz. 7), voor zover zijn naam bij die handelingen is opgenomen in de lijsten van personen en entiteiten in bijlagen II en IV bij besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van besluit 2011/137/GBVB (PB 2015, L 206, blz. 34), en in bijlage III bij verordening (EU) 2016/44 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van verordening (EU) nr. 204/2011 (PB 2016, L 12, blz. 1) (hierna: “litigieuze lijsten”) en, ten tweede, na aanpassing van het verzoekschrift, van besluit (GBVB) 2021/1251 van de Raad van 29 juli 2021 tot wijziging van besluit 2015/1333 (PB 2021, L 272, blz. 71), en uitvoeringsverordening (EU) 2021/1241 van de Raad van 29 juli 2021 tot uitvoering van artikel 21, lid 2, van verordening 2016/44 (PB 2021, L 272, blz. 1), voor zover verzoekers naam op de litigieuze lijsten is gehandhaafd.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Yevgeniy Viktorovich Prigozhin wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 44 van 8.2.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/29


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Cristescu / Commissie

(Zaak T-754/20) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Tuchtregeling - Handelingen die afbreuk doen aan de waardigheid van het ambt - Voorlopige analyse - Administratief onderzoek Aan het IDOC verleend mandaat - Bescherming van persoonsgegevens - Beginsel van onpartijdigheid - Beginsel van behoorlijk bestuur - Tuchtprocedure - Rechten van de verdediging - Tuchtmaatregel van berisping - Procedurele onregelmatigheid - Redelijke termijn - Verzachtende omstandigheden”)

(2022/C 284/35)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Adrian Sorin Cristescu (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: S. Orlandi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en A.-C. Simon, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 27 februari 2020 waarbij verzoeker krachtens artikel 9, lid 1, onder b), van bijlage IX bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie de tuchtmaatregel van een berisping is opgelegd

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Commissie van 27 februari 2020 om Adrian Sorin Cristescu de tuchtmaatregel van een berisping op te leggen wordt nietig verklaard.

2)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 62 van 22.2.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/29


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Aquino / Parlement

(Zaak T-253/21) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Personeelscomité van het Parlement - Verkiezing van de voorzitter van het personeelscomité - Nietigverklaring van de verkiezing - Aansprakelijkheid”)

(2022/C 284/36)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Roberto Aquino (Brussel, België) (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Bukšek Tomac, R. Ignătescu en T. Lazian, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 270 VWEU tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement van 7 juli 2020 waarbij het verzoekers verkiezing als voorzitter van het personeelscomité van het Parlement nietig heeft verklaard alsmede van de constitutieve vergadering van dat comité van 14 september 2020, met name wat de verkiezing van de voorzitter ervan betreft, en, ten tweede, vergoeding van de door hem geleden schade

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Roberto Aquino wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 252 van 28.6.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/30


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — Domator24.com Pawel Nowak/EUIPO — Siwek en Didyk (Leunstoel)

(Zaak T-256/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een leunstoel weergeeft - Ouder gemeenschapsmodel - Bewijs van de openbaarmaking - Artikel 7 van verordening (EG) nr. 6/2002 - Nietigheidsgrond - Geen eigen karakter - Artikel 25, lid 1, onder b), en artikel 6, lid 1, onder b), van verordening nr. 6/2002”)

(2022/C 284/37)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Domator24.com Pawel Nowak (Zielona Góra, Polen) (vertegenwoordiger: T. Gawliczek, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J. Ivanauskas en E. Śliwińska, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënten voor het Gerecht: Piotr Siwek (Gdańsk, Polen), Sebastian Didyk (Gdańsk) (vertegenwoordiger: W. Gierszewski, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 15 maart 2021 (zaak R 1275/2020-3) inzake een nietigheidsprocedure tussen P. Siwek en S. Didyk, enerzijds, en Domator24.com Paweł Nowak, anderzijds

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Domator24.com Paweł Nowak wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 278 van 12.7.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/30


Arrest van het Gerecht van 1 juni 2022 — Worldwide Machinery/EUIPO — Scaip (SUPERIOR MANUFACTURING)

(Zaak T-316/21) (1)

(“Uniemerk - Procedure tot vervallenverklaring - Uniebeeldmerk SUPERIOR MANUFACTURING - Normaal gebruik van het merk - Artikel 58, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2022/C 284/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Worldwide Machinery Ltd (Channelview, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: B. Woltering, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Frydendahl en D. Gája, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Scaip SpA (Parma, Italië) (vertegenwoordigers: B. Saguatti en A. Guareschi, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 25 maart 2021 (zaak R 873/2020-5) inzake een procedure tot vervallenverklaring tussen Worldwide Machinery en Scaip

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Worldwide Machinery Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 289 van 19.7.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/31


Arrest van het Gerecht van 18 mei 2022 — TK / Commissie

(Zaak T-435/21) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Bevordering - Bevorderingsronde 2020 - Besluit om verzoeker niet naar de rang AD 15 te bevorderen - Vergelijking van verdiensten - Gelijke behandeling - Kennelijke beoordelingsfout - Motiveringsplicht”)

(2022/C 284/39)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: TK (vertegenwoordiger: S. Orlandi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en L. Hohenecker, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 270 VWEU tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van de Europese Commissie van 18 november om verzoekers naam niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2020 zijn bevorderd naar de rang AD 15 en, ten tweede, de besluiten tot bevordering naar de rang AD 15 van ambtenaren van het hoger kader die in het kader van de bevorderingsronde 2020 zijn bevorderd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

TK en de Europese Commissie dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 349 van 30.8.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/32


Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — Del Valle Ruiz e.a. / GAR

(Zaak T-512/19) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Economisch en monetair beleid - Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (GAM) - Afwikkelingsregeling voor Banco Popular Español - Ontbreken van definitieve waardering achteraf van Banco Popular Español - Niet rechtstreeks geraakt - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/40)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Antonio Del Valle Ruíz (Mexico-stad, Mexico) en de 36 andere verzoekende partijen die in de bijlage bij de beschikking zijn genoemd (vertegenwoordiger: B. Fernández García, advocaat)

Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (vertegenwoordigers: J. King et E. Muratori, gemachtigden, bijgestaan door H.-G. Kamann, F. Louis, C. Schwedler, P. Gey, V. Del Pozo Espinosa De Los Monteros, G. Barthet en J. Krämer, advocaten)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters nietigverklaring van het “besluit van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) om geen definitieve waardering ex post van Banco Popular Español, SA, te verrichten, dat aan verzoekers is meegedeeld bij brief van 20 mei 2019”.

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Antonio Del Valle Ruíz en de andere in de bijlage genoemde verzoekers worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 295 van 2.9.2019.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/32


Beschikking van het Gerecht van 19 mei 2022 — Groschopp/EUIPO (Sustainability through Quality)

(Zaak T-212/21) (1)

(“Uniemerk - Herroeping van de bestreden beslissing - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/41)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Groschopp AG Drives & More (Viersen, Duitsland) (vertegenwoordiger: R. Schiffer, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Hanf, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 11 februari 2021 (zaak R 1076/2020-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken Sustainability through Quality als Uniemerk

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 217 van 7.6.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/33


Beschikking van het Gerecht van 5 mei 2022 — Fibrecycle/EUIPO (BACK-2-NATURE)

(Zaak T-248/21) (1)

(“Uniemerk - Herroeping van de bestreden beslissing - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/42)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Fibrecycle Pty Ltd (Helensvale, Australië) (vertegenwoordiger: T. Stein, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Hanf, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 3 maart 2021 (zaak R 1699/2020-2) inzake de internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het woordmerk BACK-2-NATURE

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 252 van 28.6.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/33


Beschikking van het Gerecht van 2 mei 2022 — Airoldi Metalli/Commissie

(Zaak T-328/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Dumping - Invoer van aluminiumextrusies van oorsprong uit China - Handeling waarbij een definitief antidumpingrecht wordt opgelegd - Importeur - Regelgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Airoldi Metalli SpA (Molteno, Italië) (vertegenwoordigers: M. Campa, M. Pirovano, D. Rovetta, G. Pandey, P. Gjørtler en V. Villante, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Luengo en P. Němečková, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2021/546 van de Commissie van 29 maart 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op aluminiumextrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB 2021, L 109, blz. 1).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Airoldi Metalli SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 320 van 9.8.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/34


Beschikking van het Gerecht van 30 mei 2022 — mBank/EUIPO– European Merchant Bank (EMBANK European Merchant Bank)

(Zaak T-331/21) (1)

(“Uniemerk - Herroeping van de bestreden beslissing - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: mBank S.A. (Warschau, Polen) (vertegenwoordigers: E. Skrzydlo-Tefelska en K. Gajek, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Frydendahl en E. Markakis, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: European Merchant Bank UAB (Vilnius, Litouwen) (vertegenwoordiger: G. Pranevičius, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 30 maart 2021 (zaak R 1845/2020-5) inzake een nietigheidsprocedure tussen haar en interveniënte

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 320 van 9.8.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/34


Beschikking van het Gerecht van 6 mei 2022 — documentus Deutschland/EUIPO — Reisswolf (REISSWOLF)

(Zaak T-374/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Intrekking van de vordering tot nietigverklaring - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/45)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: documentus Deutschland GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: D. Weller, V. Wolf, A. Wulff en K. Schmidt-Hern, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Klee en D. Hanf, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Reisswolf Akten- und Datenvernichtung GmbH & Co. KG (Hamburg) (vertegenwoordigers: A. Ebert-Weidenfeller en H. Förster, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 25 maart 2021 (zaak R 2354/2019-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen documentus Deutschland en Reisswolf Akten- und Datenvernichtung

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

documentus Deutschland GmbH en Reisswolf Akten- und Datenvernichtung GmbH & Co. KG worden verwezen in hun eigen kosten en elk in de helft van de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 329 van 16.8.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/35


Beschikking van het Gerecht van 30 mei 2022 — Thomas Henry/EUIPO (MATE MATE)

(Zaak T-452/21) (1)

(“Uniemerk - Herroeping van de bestreden beslissing - Geding zonder voorwerp geraakt - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/46)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Thomas Henry GmbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Spieker, A. Schönfleisch en N. Willich, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Hanf, gemachtigde)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 28 mei 2021 (zaak R 406/2021-1).

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van Thomas Henry GmbH.


(1)  PB C 368 van 13.9.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/36


Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Girardi/EUIPO

(Zaak T-497/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Uniemerk - Vertegenwoordiging voor het EUIPO - Kennisgeving van een gebrek in de bevoegdheid om op te treden als vertegenwoordiger voor het EUIPO - Niet voor beroep vatbare handeling - Voorbereidende handeling - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/47)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Giovanna Paola Girardi (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: A. Pomares Caballero en M. Pomares Caballero, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Predonzani en A. Söder, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster ten eerste om de handeling waarbij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) haar op 14 juni 2021 kennis heeft gegeven van het gebrek in een door haar onder referentie 000050057 C ingestelde vordering tot nietigverklaringen en van alle andere dossiers waarin de door haar vertegenwoordigde aanvrager of houder zijn permanente verblijfplaats buiten de Europese Unie heeft, nietig te verklaren en, ten tweede, om bijlage 1 bij deel A, afdeling 5, van de richtsnoeren van het EUIPO inzake het onderzoek van Uniemerken onrechtmatig te verklaren voor zover deze bijlage betrekking heeft op de beroepsmatige vertegenwoordiging van Spaanse advocaten voor het Bureau.

Dictum

1)

Het beroep is niet-ontvankelijk.

2)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) draagt zijn eigen kosten en die van Giovanna Paola Girardi, met inbegrip van de kosten van de procedure in kort geding in zaak T-497/21 R.


(1)  PB C 412 van 11.10.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/36


Beschikking van het Gerecht van 29 april 2022 — Abenante e.a./Parlement en Raad

(Zaak T-527/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Verordening (EU) 2021/953 - Digitaal EU-COVID-certificaat - Vrij verkeer van personen - Beperkingen - Geen procesbelang - Niet rechtstreeks geraakt - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/48)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Stefania Abenante (Ferrara, Italië) en de 423 andere verzoekers van wie de namen in de bijlage bij de beschikking zijn vermeld (vertegenwoordiger: M. Sandri, advocaat)

Verwerende partijen: Europees Parlement (vertegenwoordigers: L. Visaggio, P. López-Carceller en J. Rodrigues, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Moore en S. Scarpa Ferraglio, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoeken verzoekers om nietigverklaring van verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PB 2021, L 211, blz. 1).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op het verzoek tot interventie van de Europese Commissie hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Stefania Abenante en de andere verzoekers van wie de namen in de bijlage bij de beschikking zijn vermeld dragen hun eigen kosten en de kosten van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie, met inbegrip van de kosten die zijn opgekomen in het kort geding voor het Gerecht.

4)

De Commissie draagt haar eigen kosten in verband met haar verzoek tot interventie.


(1)  PB C 422 van 18.10.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/37


Beschikking van het Gerecht van 20 mei 2022 — VP / Cedefop

(Zaak T-534/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Openbare dienst - Tijdelijk functionaris - Verzoek om verlenging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd - Weigering van verlenging - Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Voor beroep vatbare handeling - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/49)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: VP (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (vertegenwoordigers: A. Guillerme, T. Bontinck, L. Burguin en T. Payan, advocaten)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 270 VWEU tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) van 2 maart 2021 en, ten tweede, vergoeding van de schade die verzoekster door dat besluit heeft geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

VP wordt verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/38


Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — Zásilkovna / Commissie

(Zaak T-585/21) (1)

(“Staatssteun - Compensatie toegekend als tegenprestatie voor het verrichten van de universeledienstverplichting in de postale sector - Klacht - Beroep tot nietigverklaring - Niet voor beroep vatbare handeling - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/50)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Zásilkovna s. r. o (Praag, Tsjechië) (vertegenwoordiger: R. Kubáč, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Carpi Badía en L. Nicolae, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van, ten eerste, de brief van de Commissie van 9 juli 2021 betreffende de aan Česká pošta toegekende compensatie voor het uitvoeren van een universeledienstverplichting voor de periode 2018-2022 en het besluit van 23 juni 2020 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure [SA.55208 (2020/C), SA.55497 (2019/FC) en SA.55686 (2019/FC)], en van, ten tweede, de brief van de Commissie van 31 augustus 2021 betreffende de aan Česká pošta toegekende compensatie voor de vervulling van een universeledienstverplichting voor de periode 2018-2022 [SA.55208 (2020/C)].

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken tot interventie van de Tsjechische Republiek en Česká pošta hoeft geen uitspraak te worden gedaan.

3)

Zásilkovna s.r.o. wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie, met uitzondering van de kosten in verband met de verzoeken om toelating tot interventie.

4)

Zásilkovna, de Tsjechische Republiek en Česká pošta dragen hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie.


(1)  PB C 481 van 29.11.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/38


Beschikking van het Gerecht van 13 mei 2022 — Swords/Commissie

(Zaak T-586/21) (1)

(“Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Toegang tot documenten geweigerd op basis van de bescherming van de doelstellingen van de onderzoeksactiviteiten - Confirmatief verzoek - Stilzwijgende weigering van toegang - Uitdrukkelijk besluit vastgesteld na de inleiding van het beroep - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/51)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Patrick Swords (Dublin, Ierland) (vertegenwoordiger: G. Byrne, barrister)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Spina en C. Ehrbar, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoeker om nietigverklaring van het stilzwijgende besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2021 waarbij zij, met toepassing van artikel 8, lid 3, van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43), zijn verzoek om toegang tot het geheel van documenten over de informatie die zij heeft ontvangen van Ierland over de voordelen voor de volksgezondheid van de beperkingen op verplaatsingen tussen lidstaten van de Europese Unie die sinds het begin van de COVID-19-pandemie zijn ingevoerd.

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en de kosten van Patrick Swords.


(1)  PB C 490 van 6.12.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/39


Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Target Brands/EUIPO — The a.r.t. company b&s (ART CLASS)

(Zaak T-637/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Intrekking van de oppositie - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/52)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Target Brands, Inc. (Minneapolis, Minnesota, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: R. Kunze, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Śliwińska en D. Gája, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: The a.r.t. company b&s, SA (Quel, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 22 juni 2021 (zaak R 1597/2019-5) inzake een oppositieprocedure tussen The a.r.t. company b&s en Target Brands

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Target Brands, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 471 van 22.11.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/40


Beschikking van het Gerecht van 2 juni 2022 — Eurecna / Commissie

(Zaak T-654/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Overheidsopdrachten voor dienstverlening - EOF - Overeenkomst “Territoriale Strategieën voor Innovatie (TSI)” - OLAF-onderzoek - Opneming in de databank van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en uitsluiting (EDES) - Niet voor beroep vatbare maatregel - Niet-ontvankelijkheid”)

(2022/C 284/53)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Eurecna SpA (Venetië, Italië) (vertegenwoordiger: R. Sciaudone, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Rossi en F. Moro, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 28 juli 2021 om verzoekster op te nemen in de databank van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en uitsluiting (EDES), krachtens artikel 135, leden 1 tot en met 3, en artikel 142, lid 1, van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU, en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Eurecna SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 2 van 3.1.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/40


Beschikking van het Gerecht van 12 mei 2022 — ClientEarth/Commissie

(Zaak T-661/21) (1)

(“Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Verdrag van Aarhus - Verordening (EG) nr. 1367/2006 - Impactanalyseverslag en andere documenten met betrekking tot een wetgevingsinitiatief op het gebied van het milieu - Stilzwijgende weigering van toegang - Uitdrukkelijk besluit vastgesteld na de inleiding van het beroep - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/54)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ClientEarth AISBL (Brussel, België) (vertegenwoordigers: O. Brouwer, B. Verheijen en T. van Helfteren, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Ehrbar en K. Herrmann, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om nietigverklaring van het stilzwijgende besluit van de Europese Commissie van 30 juli 2021 waarbij het confirmatief verzoek om toegang tot meerdere documenten over de ontbossing en de achteruitgang van de bossen is verworpen.

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 24 van 17.1.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/41


Beschikking van het Gerecht van 10 mei 2022 — Target Brands/EUIPO — The a.r.t. company b&s (art class)

(Zaak T-676/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Intrekking van de oppositie - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/55)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Target Brands, Inc. (Minneapolis, Minnesota, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: R. Kunze, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Śliwińska en D. Gája, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: The a.r.t. company b&s, SA (Quel, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 9 augustus 2021 (zaak R 1596/2019-5) inzake een oppositieprocedure tussen The a.r.t. company b&s en Target Brands

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

Target Brands, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 502 van 13.12.2021.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/41


Beschikking van het Gerecht van 13 april 2022 — Alauzun e.a./Commissie

(Zaak T-695/21) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring en beroep wegens nalaten - Volksgezondheid - Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Onvoorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van vaccins op basis van mRNA-technologie - Ontbreken van onderzoek naar de cancerogeniciteit en genotoxiciteit - Termijn voor het instellen van beroep - Tardiviteit - Geen verzoek tot handelen - Standpuntbepaling - Geen procesbelang - Niet rechtstreeks geraakt - Niet individueel geraakt - Niet-ontvankelijkheid - Verzoek om bevel - Onbevoegdheid”)

(2022/C 284/56)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Virginie Alauzun (Saint-Cannat, Frankrijk) en de 773 andere verzoekers van wie de namen in de bijlage bij de beschikking zijn vermeld (vertegenwoordiger: F. Di Vizio, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Gattinara en L. Haasbeek, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens de artikelen 263, 265 en 266 VWEU verzoeken de verzoekende partijen het Gerecht vast te stellen dat de Europese Commissie ten onrechte geen tests van de cancerogeniciteit en de genotoxiciteit heeft opgenomen in de preklinische fase van de procedure voor de toekenning van de onvoorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van vaccins op basis van de ribonucleïnezuurmessengertechnologie, de Commissie te gelasten dergelijke tests op te nemen in de procedures uit het verleden en in de toekomst van de EMA en haar te verzoeken bepaalde gegevens over deze tests over te leggen.

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op het verzoek tot interventie van Moderna Biotech Spain SL hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Virginie Alauzun en de andere verzoekers van wie de namen in de bijlage zijn vermeld dragen hun eigen kosten en de kosten van de Europese Commissie.

4)

Moderna Biotech Spain draagt haar eigen kosten in verband met haar verzoek tot interventie.


(1)  PB C 2 van 3.1.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/42


Beschikking van het Gerecht van 2 juni 2022 — Tóth / Commissie

(Zaak T-17/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Onderzoek van OLAF naar activiteiten van Élios Innovatív op het gebied van openbare verlichting - Verzoek om toegang tot het eindverslag van dat onderzoek - Stilzwijgende weigering van toegang - Na instelling van het beroep vastgesteld uitdrukkelijk besluit tot verlening van toegang - Afdoening zonder beslissing”)

(2022/C 284/57)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Bertalan Tóth (Pécs, Hongarije) (vertegenwoordigers: Á. Baratta en B. Czudar, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Béres en A. Spina, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker nietigverklaring van het stilzwijgend besluit van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) van 10 november 2021 houdende afwijzing van zijn confirmatief verzoek om toegang tot het document “Final Report of the European Anti-Fraud Office (OLAF) OF/2015/0034/B4 relating to public lighting activities by Élios Innovatív Zrt”.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De Europese Commissie wordt in de kosten verwezen.


(1)  PB C 84 van 21.2.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/43


Beschikking van de president van het Gerecht van 30 mei 2022 — OT / Raad

(Zaak T-193/22 R)

(“Kort geding - Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen - Bevriezing van tegoeden - Verzoek om voorlopige maatregelen - Geen fumus boni juris - Geen spoedeisendheid”)

(2022/C 284/58)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: OT (vertegenwoordigers: J.-P. Hordies en C. Sand, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: V. Piessevaux, A. Boggio-Tomasaz en M.-C. Cadilhac, gemachtigden)

Voorwerp

Krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU verzoekt verzoeker het Gerecht met name om opschorting van de tenuitvoerlegging van uitvoeringsverordening (EU) 2022/427 van de Raad van 15 maart 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87I, blz. 1), en van besluit (GBVB) 2022/429 van de Raad van 15 maart 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87I, blz. 44), voor zover deze handelingen hem betreffen.

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/43


Beschikking van de president van het Gerecht van 3 juni 2022 — Mariani / Parlement

(Zaak T-196/22 R)

(“Kort geding - Institutioneel recht - Lid van het Parlement - Verbod om deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)

(2022/C 284/59)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Thierry Mariani (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F.-P. Vos, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: N. Görlitz en T. Lukácsi, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn verzoek van 14 april 2022 krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU vordert verzoeker de opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit D-301939 van de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen van 3 maart 2022, waarbij het hem tot aan het einde van zijn ambt als lid van het Europees Parlement (2019-2024) wordt verboden om op enigerlei wijze deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Europees Parlement.

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/44


Beroep ingesteld op 16 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

(Zaak T-268/22)

(2022/C 284/60)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Biogen Netherlands BV (Badhoevedorp, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Schoonderbeek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2022) 3251 (final) van de Europese Commissie van 13 mei 2022 tot wijziging van de bij besluit C(2014) 601 final verleende vergunning voor het in de handel brengen van “Tecfidera — Dimethylfumaraat”, een geneesmiddel voor menselijk gebruik, nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

De Commissie heeft het stelsel van richtlijn 2001/83/EG (1) in verband met de regels inzake wettelijke gegevensbescherming — waaronder artikel 6, lid 1, van die richtlijn en de in artikel 10, lid 1, ervan opgenomen verplichtingen voor aanvragers van generieke geneesmiddelen — niet geëerbiedigd.

2.

De Commissie heeft niet de gevolgen erkend van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van 11 november 2021 voor de vraag of de toestemming voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Fumaderm, het proces voor het verkrijgen van een algemene vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Tecfidera kon inleiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG.


(1)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/44


Beroep ingesteld op 16 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

(Zaak T-269/22)

(2022/C 284/61)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Biogen Netherlands BV (Badhoevedorp, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Schoonderbeek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2022) 3253 final van de Europese Commissie van 13 mei 2022 tot verlening van een vergunning krachtens verordening (EG) nr. 726/2004 (1) voor het in handel brengen van “Dimethyl fumerate Polpharma — dimethylfumaraat”, een geneesmiddel voor menselijk gebruik, nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

De Commissie heeft het stelsel van richtlijn 2001/83/EG (2) in verband met de regels inzake wettelijke gegevensbescherming — waaronder artikel 6, lid 1, van die richtlijn en de in artikel 10, lid 1, ervan opgenomen verplichtingen voor aanvragers van generieke geneesmiddelen — niet geëerbiedigd.

2.

De Commissie heeft niet de gevolgen erkend van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van 11 november 2021 voor de vraag of de toestemming voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Fumaderm, het proces voor het verkrijgen van een algemene vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Tecfidera kon inleiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG.


(1)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB 2004, L 136, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/45


Beroep ingesteld op 17 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

(Zaak T-278/22)

(2022/C 284/62)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Biogen Netherlands BV (Badhoevedorp, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Schoonderbeek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2022) 3254 final van de Europese Commissie van 13 mei 2022 tot verlening van een vergunning krachtens verordening (EG) nr. 726/2004 (1) voor het in handel brengen van “Dimethyl fumarate Neuraxpharm — dimethylfumaraat”, een geneesmiddel voor menselijk gebruik, nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

De Commissie heeft het stelsel van richtlijn 2001/83/EG (2) in verband met de regels inzake wettelijke gegevensbescherming — waaronder artikel 6, lid 1, van die richtlijn en de in artikel 10, lid 1, ervan opgenomen verplichtingen voor aanvragers van generieke geneesmiddelen — niet geëerbiedigd.

2.

De Commissie heeft niet de gevolgen erkend van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van 11 november 2021 voor de vraag of de toestemming voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Fumaderm, het proces voor het verkrijgen van een algemene vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Tecfidera kon inleiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG.


(1)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB 2004, L 136, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/46


Beroep ingesteld op 17 mei 2022 — Biogen Netherlands/Commissie

(Zaak T-279/22)

(2022/C 284/63)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Biogen Netherlands BV (Badhoevedorp, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Schoonderbeek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2022) 3252 final van de Europese Commissie van 13 mei 2022 tot verlening van een vergunning krachtens verordening (EG) nr. 726/2004 (1) voor het in handel brengen van “Dimethyl fumarate Mylan — dimethylfumaraat”, een geneesmiddel voor menselijk gebruik, nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

De Commissie heeft het stelsel van richtlijn 2001/83/EG (2) in verband met de regels inzake wettelijke gegevensbescherming — waaronder artikel 6, lid 1, van die richtlijn en de in artikel 10, lid 1, ervan opgenomen verplichtingen voor aanvragers van generieke geneesmiddelen — niet geëerbiedigd.

2.

De Commissie heeft niet de gevolgen erkend van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van 11 november 2021 voor de vraag of de toestemming voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Fumaderm, het proces voor het verkrijgen van een algemene vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Tecfidera kon inleiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG.


(1)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB 2004, L 136, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/47


Beroep ingesteld op 23 mei 2022 — Sattvica/EUIPO — Erfgenamen van Diego Armando Maradona (DIEGO MARADONA)

(Zaak T-299/22)

(2022/C 284/64)

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Sattvica SA (Buenos Aires, Argentinië) (vertegenwoordiger: S. Sánchez Quiles, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep: erfgenamen van Diego Armando Maradona (Buenos Aires)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniemerk nr. 2 243 947 DIEGO MARADONA — inschrijving nr. T 019 473 761

Procedure voor het EUIPO: inschrijving in de dossiers en in het register

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 21 maart 2022 in zaak R 755/2021-1

Conclusies

de bestreden beslissing herroepen en in de plaats daarvan een nieuwe beslissing vaststellen waarbij de overgang van het merk DIEGO MARADONA (nr. 2 243 947) op SATTVICA SA wordt ingeschreven;

verwerende partij verwijzen in de kosten, daaronder begrepen de voor de eerste kamer van beroep van het EUIPO gemaakte kosten.

Aangevoerd middel

onjuiste toepassing van artikel 20 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/47


Beroep ingesteld op 24 mei 2022 — Fun Factory/EUIPO — I Love You (love you so much)

(Zaak T-306/22)

(2022/C 284/65)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Fun Factory GmbH (Bremen, Duitsland) (vertegenwoordiger: K.-D. Franzen, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: I Love You, Inc. (Lewes, Delaware, Verenigde Staten)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk love you so much — inschrijvingsaanvraag nr. 18 157 726

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 22 maart 2022 in zaak R 1464/2021-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing en toewijzing van verzoeksters beroep;

verwijzing van andere partij in de procedure voor de kamer van beroep in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/48


Beroep ingesteld op 25 mei 2022 — QC e.a./EUIPO — Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (RED BRAND CHICKEN)

(Zaak T-312/22)

(2022/C 284/66)

Taal van het verzoekschrift: Pools

Partijen

Verzoekende partijen: QC, QD, QE (vertegenwoordiger: A. Suskiewicz, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (Wróblew, Polen)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekende partijen

Betrokken merk: driedimensionaal Uniemerk “RED BRAND CHICKEN” — Uniemerk nr. 13 068 861

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 16 maart 2022 in zaak R 1165/2020-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van verweerder in de door verzoekende partijen noodzakelijk gemaakte kosten van de procedure.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

onverenigbaarheid van de vaststellingen van het EUIPO met de Poolse rechtsorde;

middel inzake de kwalificatie van interveniënte als “derde” in de zin van artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van het beginsel van de uniformiteit van de rechtspraak en van artikel 63, lid 3, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

onjuiste vaststelling van de datum van de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze Uniemerk en schending van de artikelen 36 en 37 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

middel inzake het feit dat de beslissing is vastgesteld tegen een partij die ten onrechte aldus is aangewezen, gelet op het feit dat Przedsiębiorstwa Drobiarskiego Grzegorz Wyrębski op 2 januari 2020 is geschrapt uit het handelsregister.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/49


Beroep ingesteld op 27 mei 2022 — QC e.a./EUIPO — Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (BLUE BRAND CHICKEN)

(Zaak T-316/22)

(2022/C 284/67)

Taal van het verzoekschrift: Pools

Partijen

Verzoekende partijen: QC, QD, QE (vertegenwoordiger: A. Suskiewicz, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Przedsiębiorstwo Drobiarskie Grzegorz Wyrębski (Wróblew, Polen)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekende partijen

Betrokken merk: driedimensionaal Uniemerk “BLUE BRAND CHICKEN” — Uniemerk nr. 13 071 378

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 24 maart 2022 in zaak R 1166/2020-2

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van verweerder in de door verzoekende partijen noodzakelijk gemaakte kosten van de procedure.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

onverenigbaarheid van de vaststellingen van het EUIPO met de Poolse rechtsorde;

middel inzake de kwalificatie van interveniënte als “derde” in de zin van artikel 59, lid 1, onder b, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van het beginsel van de uniformiteit van de rechtspraak en van artikel 63, lid 3, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

onjuiste vaststelling van de datum van de aanvraag tot inschrijving van het Uniemerk en schending van de artikelen 36 en 37 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

middel inzake het feit dat de beslissing is vastgesteld tegen een partij die ten onrechte aldus is aangewezen, gelet op het feit dat Przedsiębiorstwa Drobiarskiego Grzegorz Wyrębski op 2 januari 2020 is geschrapt uit het handelsregister.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/50


Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — PF / Parlement

(Zaak T-317/22)

(2022/C 284/68)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: PF (vertegenwoordigers: L. Levi en P. Baudoux, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

dientengevolge:

het besluit van 18 februari 2022 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om heronderzoek van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek PE/AD/260/2021 van 20 december 2021 om haar niet toe te laten tot de mondelinge examens en, voor zover nodig, het besluit van 20 december 2021 nietig verklaren;

de verwerende partij verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: niet-nakoming van de motiveringsplicht.

2.

Tweede middel: schending van de regels voor de werkzaamheden van de jury alsmede van de beginselen van onpartijdigheid en non-discriminatie.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/50


Beroep ingesteld op 24 mei 2022 — Scania CV/EUIPO (V8)

(Zaak T-320/22)

(2022/C 284/69)

Procestaal: Zweeds

Partijen

Verzoekende partij: Scania CV AB (Södertälje, Zweden) (vertegenwoordiger: C. Langenius, P. Sundin en S. Falkner, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk V8 — inschrijvingsaanvraag nr. 18 120 085

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 23 maart 2022 in zaak R 1868/2020-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing overeenkomstig artikel 72 van verordening (EU) 2017/1001 en, door wijziging van de beslissing van het EUIPO, goedkeuring van de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk door Scania voor alle waren en diensten waarvoor het EUIPO de aanvraag heeft afgewezen;

verwijzing van het EUIPO in de kosten, overeenkomstig artikel 134 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 7, lid 3, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/51


Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — Unsa Énergie / Commissie

(Zaak T-322/22)

(2022/C 284/70)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Unsa Énergie (Bagnolet, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M.-P. Ogel, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van de brief van de Europese Commissie COMP B.2/NP/mm *comp(2022)2975325 van 8 april 2022, waarbij de Commissie de klacht niet-ontvankelijk verklaart;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 1, onder h), van verordening 2015/1589 (1), op grond dat de Commissie het begrip “belanghebbende” onjuist heeft opgevat. Verzoeker stelt dat de Commissie voorbijgaat aan de rechtspraak volgens welke de hoedanigheid van belanghebbende kan worden toegekend aan een vakbond, voor zover wordt aangetoond dat de belangen ervan door de toekenning van steun kunnen worden geraakt.

Tweede middel: schending van artikel 24 van verordening 2015/1589 en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Volgens verzoeker heeft de Commissie in strijd met artikel 24 van verordening 2015/1589, dat aan belanghebbenden verschillende rechten toekent, verzuimd zijn klacht te onderzoeken of hem te verzoeken deze nader toe te lichten.


(1)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/52


Beroep ingesteld op 27 mei 2022 — Ecoalf Recycled Fabrics/EUIPO (BECAUSE THERE IS NO PLANET B)

(Zaak T-324/22)

(2022/C 284/71)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Ecoalf Recycled Fabrics, SL (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: D. Gómez Sánchez en J. Gracia Albero, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk BECAUSE THERE IS NO PLANET B — inschrijvingsaanvraag nr. 18 354 287

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 29 maart 2022 in zaak R 1925/2021-5

Conclusies

de bestreden beslissing vernietigen en de voortzetting te bevelen van de behandeling van de aanvraag tot inschrijving van Uniemerk BECAUSE THERE IS NO PLANET B (aanvraagnr. 18 354 287) voor waren van de klassen 3, 16, 18 en 21;

verweerder te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, daaronder begrepen de kosten die voortvloeien uit de beroepsprocedure bij het EUIPO.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van de algemene Unierechtelijke beginselen van gelijke behandeling en behoorlijk bestuur.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/52


Beroep ingesteld op 30 mei 2022 — Nurel/EUIPO — FKuR Property (Terylene)

(Zaak T-325/22)

(2022/C 284/72)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Nurel, SA (Zaragoza, Spanje) (vertegenwoordigers: M. Anadón Giménez en J. Learte Álvarez, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: FKuR Property GmbH (Willich, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk Terylene — inschrijvingsaanvraag nr. 18 088 348

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 30 maart 2022 in zaak R 1544/2021-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten, met inbegrip van de kosten van de beroepsprocedure.

Aangevoerde middelen

artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad is geschonden;

het door tegenpartij tijdens de beroepsprocedure overgelegde bewijs van het gebruik had niet mogen worden toegelaten, en bijgevolg had in de bestreden beslissing alleen rekening mogen zijn gehouden met het tijdens de oppositieprocedure overgelegde bewijs van het gebruik;

het door tegenpartij overgelegde bewijs van het gebruik volstaat niet om het normale gebruik aan te tonen voor alle oudere waren “plastics als grondstof” van klasse 1, waarop de oppositie is gebaseerd, zodat de oppositie had moeten worden afgewezen.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/53


Beroep ingesteld op 31 mei 2022 — PS/EDEO

(Zaak T-327/22)

(2022/C 284/73)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: PS (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Champetier, advocaten)

Verwerende partij: Europese dienst voor extern optreden

Conclusies

het besluit van verweerder van 23 juli 2021 tot toevoeging van een addendum aan verzoekers arbeidsovereenkomst en tot wijziging van zijn standplaats van Washington naar Brussel met ingang van 1 september 2021, en, voor zover nodig, het besluit van verweerder van 22 februari 2022 tot afwijzing van de klacht die verzoeker op 20 oktober 2021 overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie had ingediend, nietig verklaren, en

vergoeding gelasten van alle door verzoekers advocaten in verband met dit beroep gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker twee middelen aan.

1.

Schending van het beginsel van het belang van de dienst.

2.

Schending van het beginsel van gelijkwaardigheid van ambten.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/54


Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — Khudaverdyan / Raad

(Zaak T-335/22)

(2022/C 284/74)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Tigran Khudaverdyan (Moskou, Rusland) (vertegenwoordiger: F. Bélot, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit (GBVB) 2022/429 (1) van de Raad van 15 maart 2022 nietig verklaren, voor zover daarbij verzoekers naam is opgenomen op de lijst in bijlage I bij besluit 2014/145/GBVB van 17 maart 2014;

uitvoeringsverordening (EU) 2022/427 van de Raad van 15 maart 2022 (2) nietig verklaren, voor zover daarbij verzoekers naam is opgenomen op de lijst in bijlage I bij verordening nr. 269/2014 van 17 maart 2014;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming en niet-nakoming van de motiveringsplicht. Verzoeker betoogt om te beginnen dat de Raad geen individuele, specifieke en concrete redenen heeft aangevoerd die hem voldoende aanwijzingen geven over de gegrondheid van de jegens hem genomen beperkende maatregelen. Hij is van mening dat de bestreden handelingen berusten op een onvoldoende solide feitelijke grondslag, op gronden die niet worden gestaafd en waarvan de waarschijnlijkheid slechts abstract is. Verzoeker is verder van mening dat de Raad hem verplicht het negatieve bewijs te leveren van de algemene feiten waarvan hij wordt beschuldigd, en aldus de bewijslast omkeert, hetgeen in strijd is met de meest fundamentele rechten van de verdediging. Ten slotte stelt verzoeker dat de aangevoerde motivering ontoereikend is en dat er daarvoor geen geloofwaardige en substantiële bewijzen voorhanden zijn. Dit staat in de weg aan een passende rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de opneming en handhaving van zijn naam op de lijsten van personen die aan de betrokken beperkende maatregelen zijn onderworpen.

2.

Tweede middel: kennelijke beoordelingsfout, met name op grond dat verzoeker de acties van de regering van de Russische Federatie met betrekking tot de interventies in Oekraïne niet steunt. Verzoeker betoogt ook dat de onderneming Yandex geen “sleutelelement […] in het verbergen van informatie voor de Russen over de oorlog in Oekraïne” is, noch “een belangrijke bron van inkomsten voor de Russische regering”.

3.

Derde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel en van het beginsel van gelijke behandeling. Verzoeker betoogt dat de gronden ter rechtvaardiging van de jegens hem genomen beperkende maatregelen discriminerend zijn en onevenredig aan het door de Raad nagestreefde doel.

4.

Vierde middel: schending van verzoekers grondrechten, te weten het recht op eerbiediging van de eigendom, het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, het recht op vrijheid van ondernemerschap en het recht op het vermoeden van onschuld.


(1)  Besluit (GBVB) 2022/429 van de Raad van 15 maart 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87 I, blz. 44).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/427 van de Raad van 15 maart 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87 I, blz. 1).


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/55


Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — PN / Hof van Justitie van de Europese Unie

(Zaak T-336/22)

(2022/C 284/75)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: PN (vertegenwoordiger: D. Giabbani, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk verklaren;

het gerechtvaardigd en gegrond verklaren;

verklaren dat de beoordeling voor 2019 behouden blijft, dat wil zeggen B voor bekwaamheid, C voor prestaties en B voor gedrag in de dienst;

subsidiair, de beoordeling over 2019 nietig verklaren.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: ontbreken van adequate motivering van elk onderdeel van verzoekers beoordeling.

2.

Tweede middel: schending van de strekking en het doel van de tekst van de Gids voor de beoordeling.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/55


Beroep ingesteld op 7 juni 2022 — Chocolates Lacasa Internacional/EUIPO — Esquitino Madrid (Conguitos)

(Zaak T-339/22)

(2022/C 284/76)

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Chocolates Lacasa Internacional (Utebo, Spanje) (vertegenwoordigers: J.-B. Devaureix en J. Vicente Martínez, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Mariano Esquitino Madrid (Elche, Spanje)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: beeldmerk Conguitos — Uniemerk nr. 10 546 836

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 21 maart 2022 in zaak R 601/2021-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing en volledige toewijzing van de vordering tot nietigverklaring van Uniebeeldmerk Conguitos (nr. 10 546 836) voor de klassen 3, 14 en 18;

verwijzing van verwerende partij en het EUIPO in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 53, lid 1, onder a), juncto artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 53, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/56


Beroep ingesteld op 8 juni 2022 — Etablissements Nicolas/EUIPO — St. Nicolaus (NICOLAS)

(Zaak T-340/22)

(2022/C 284/77)

Taal van het verzoekschrift: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Etablissements Nicolas (Thiais, Frankrijk) (vertegenwoordiger: T. de Haan, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: St. Nicolaus a.s. (Liptovský Mikuláš, Slowakije)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het beeldmerk NICOLAS — internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie nr. 1 228 435

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 28 maart 2022 in zaak R 1780/2020-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO en interveniënte in de kosten, met inbegrip van verzoeksters kosten van de procedure voor de vierde kamer van beroep van het Bureau.

Aangevoerd middel

Schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/57


Beroep ingesteld op 9 juni 2022 — Oxyzoglou / Commissie

(Zaak T-342/22)

(2022/C 284/78)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Despina Oxyzoglou (Brussel, België) (vertegenwoordigers: D. Grisay en A. Ansay, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het onderhavige beroep tot nietigverklaring/vaststelling van de niet-contractuele aansprakelijkheid toewijzen;

het beroep ontvankelijk verklaren en dientengevolge,

primair

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren voor wat betreft de niet-verzending van een document waarin verzoeksters rechten op terugbetaling worden vastgesteld, een document dat bezwarend had kunnen zijn;

het besluit van de Commissie van 11 maart 2022 nietig verklaren;

het dossier terugzenden aan het TAOBG, zodat dit gezag het aan verzoekster te vergoeden bedrag kan bepalen;

subsidiair

het beroep tot schadevergoeding gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking gegrond verklaren;

de Commissie veroordelen tot vergoeding van verzoeksters financiële schade, welke op de dag van indiening van het onderhavige verzoekschrift op het bedrag van 30 439,50 EUR wordt begroot;

meer subsidiair

de Commissie vragen haar berekeningsmethode te preciseren en deze toe te passen op het onderhavige geval;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: exceptie van onwettigheid van artikel 77, lid 1, en artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”). Ter onderbouwing van de onrechtmatigheid van voormelde bepalingen stelt verzoekster dat een ambtenaar of functionaris op het moment van zijn pensionering en niet daarvoor een duidelijke keuze moet kunnen maken over de overdracht van zijn nationale pensioenrechten aan de Europese regeling. De toepassing van de huidige regel leidt tot een verschil in behandeling ten opzichte van een ambtenaar die hetzij zijn hele loopbaan binnen de Europese regeling heeft vervuld, hetzij in dienst van de Europese instellingen is getreden zonder overdracht van de pensioenrechten die hij eerder in de pensioenregeling van een lidstaat had verworven. Haars inziens leiden de onrechtmatige bepalingen tot schending van het verbod van discriminatie.

2.

Tweede middel: niet-nakoming van de in artikel 24 van het Statuut bedoelde bijstands- en zorgplicht. Bij de overdracht van haar pensioenrechten heeft verzoekster geen enkele tabel ontvangen waarin werd gepreciseerd dat zij recht had op terugbetaling van de actuariële tegenwaarde van de bedragen die als bijdragen aan de oorspronkelijke nationale regeling zijn betaald en in de pensioenregeling van de Unie niet in aanmerking zijn genomen.

3.

Derde middel: schending van het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van discriminatie. Het feit dat bepaalde ambtenaren een terugbetaling krijgen bij de overdracht van hun pensioenrechten en anderen niet, levert een schending van het beginsel van gelijke behandeling en een ongerechtvaardigde discriminatie op.

4.

Vierde middel: ongerechtvaardigde verrijking ten koste van verzoekster. Op het moment van overdracht van haar nationale pensioenrechten aan de pensioenregeling van de Europese Unie heeft zij geen enkele terugbetaling ontvangen van het overschot van de actuariële tegenwaarde dat niet in aanmerking is genomen bij de berekening van haar extra pensioenjaren.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/58


Beroep ingesteld op 9 juni 2022 — Mozelsio / Commissie

(Zaak T-343/22)

(2022/C 284/79)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Muriel Mozelsio (Edingen, België) (vertegenwoordigers: D. Grisay en A. Ansay, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het onderhavige beroep tot nietigverklaring/vaststelling van de niet-contractuele aansprakelijkheid/incidentele beoordeling van de geldigheid toewijzen;

het beroep ontvankelijk verklaren en dientengevolge,

primair

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren voor wat betreft de niet-verzending van een document waarin verzoeksters rechten op terugbetaling worden vastgesteld, een document dat bezwarend had kunnen zijn;;

het besluit van de Commissie van 11 maart 2022 nietig verklaren;

het dossier terugzenden aan het TAOBG, zodat dit gezag het aan verzoekster te vergoeden bedrag kan bepalen;

subsidiair

het beroep tot schadevergoeding gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking gegrond verklaren;

de Commissie veroordelen tot vergoeding van verzoeksters financiële schade, welke op de dag van indiening van het onderhavige verzoekschrift op het bedrag van 15 051,38 EUR wordt begroot;

meer subsidiair

de Commissie vragen haar berekeningsmethode te preciseren en deze toe te passen op het onderhavige geval;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: exceptie van onwettigheid van artikel 77, lid 1, en artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: “Statuut”). Ter onderbouwing van de onrechtmatigheid van voormelde bepalingen stelt verzoekster dat een ambtenaar of functionaris op het moment van zijn pensionering en niet daarvoor een duidelijke keuze moet kunnen maken over de overdracht van zijn nationale pensioenrechten aan de Europese regeling. De toepassing van de huidige regel leidt tot een verschil in behandeling ten opzichte van een ambtenaar die hetzij zijn hele loopbaan binnen de Europese regeling heeft vervuld, hetzij in dienst van de Europese instellingen is getreden zonder overdracht van de pensioenrechten die hij eerder in de pensioenregeling van een lidstaat had verworven. Haars inziens leiden de onrechtmatige bepalingen tot schending van het verbod van discriminatie.

2.

Tweede middel: niet-nakoming van de in artikel 24 van het Statuut bedoelde bijstands- en zorgplicht. Bij de overdracht van haar pensioenrechten heeft verzoekster geen enkele tabel ontvangen waarin werd gepreciseerd dat zij recht had op terugbetaling van de actuariële tegenwaarde van de bedragen die als bijdragen aan de oorspronkelijke nationale regeling zijn betaald en in de pensioenregeling van de Unie niet in aanmerking zijn genomen.

3.

Derde middel: schending van het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van discriminatie. Het feit dat bepaalde ambtenaren een terugbetaling krijgen bij de overdracht van hun pensioenrechten en anderen niet, levert een schending van het beginsel van gelijke behandeling en een ongerechtvaardigde discriminatie op.

4.

Vierde middel: ongerechtvaardigde verrijking ten koste van verzoekster. Op het moment van overdracht van haar nationale pensioenrechten aan de pensioenregeling van de Europese Unie heeft zij geen enkele terugbetaling ontvangen van het overschot van de actuariële tegenwaarde dat niet in aanmerking is genomen bij de berekening van haar extra pensioenjaren.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/59


Beroep ingesteld op 10 juni 2022 — Hacker-Pschorr Bräu/EUIPO — Vandělíková (HACKER SPACE)

(Zaak T-349/22)

(2022/C 284/80)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hacker-Pschorr Bräu GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordigers: C. Tenkhoff en T. Herzog, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Jana Vandělíková (Praag, Tsjechië)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk HACKER SPACE — inschrijvingsaanvraag nr. 18 144 157

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 1 april 2022 in zaak R 1268/2021-1

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 47, lid 5, en artikel 46 juncto artikel 8, lid 1, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

schending van artikel 2, onder c), en artikel 7, lid 1, van gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 van de Commissie;

schending van het beginsel van gelijke behandeling en behoorlijk bestuur, met inbegrip van het beginsel van proceseconomie, artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/60


Beschikking van het Gerecht van 20 mei 2022 — NJ/Commissie

(Zaak T-693/21) (1)

(2022/C 284/81)

Procestaal: Engels

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 37 van 24.1.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/60


Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2022 — NQ/Raad e.a.

(Zaak T-803/21) (1)

(2022/C 284/82)

Procestaal: Portugees

De president van de Zevende kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 109 van 7.3.2022.


25.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/60


Beschikking van het Gerecht van 18 mei 2022 — OF/Commissie

(Zaak T-80/22) (1)

(2022/C 284/83)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 138 van 28.3.2022.