ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 280

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
21 juli 2022


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 280/01

Mededeling van de Commissie — Wijziging van het tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne

1


 

III   Voorbereidende handelingen

 

RAAD

2022/C 280/02

Standpunt (EU) nr. 2/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 805/2004 wat betreft het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing teneinde die verordening aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Vastgesteld door de Raad op 28 juni 2022 ( 1 )

14

2022/C 280/03

Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 2/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 805/2004 wat betreft het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing teneinde deze aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

17


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 280/04

Wisselkoersen van de euro — 20 juli 2022

19

 

INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

2022/C 280/05

Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen — Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat – Vergunningsronde in tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2022

20


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2022/C 280/06

Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

23

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2022/C 280/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10828 — CVC / NORDIC CAPITAL / CARY GROUP) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

24

2022/C 280/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10804 — KKR / CONTOURGLOBAL) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

26


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Wijziging van het tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne

(2022/C 280/01)

1.   Inleiding

1.

Op 23 maart 2022 heeft de Commissie het tijdelijk crisiskader vastgesteld.

2.

Via het tijdelijk crisiskader kunnen de lidstaten de liquiditeitskrapte verhelpen waarmee ondernemingen te maken krijgen die direct of indirect worden geraakt door de ernstige verstoring in de economie ten gevolgde van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne, de beperkende maatregelen (sancties) opgelegd door de Unie of haar internationale partners, alsmede de economische tegenmaatregelen van bijvoorbeeld Rusland.

3.

De Commissie is van mening dat de maatregelen van het tijdelijk crisiskader moeten worden aangepast met het oog op de voortdurende militaire agressie van Rusland en de steeds zwaardere directe en indirecte gevolgen voor de economie van de gehele Unie en de lidstaten.

4.

De Commissie heeft de lidstaten geraadpleegd betreffende hun standpunten ten aanzien van specifieke noden die met het oog op het zesde sanctiepakket (1) moeten worden aangepakt, de inspanningen om de afhankelijkheid van Russische olie te verminderen en de doelstellingen van het REPowerEU-plan (2).

5.

Ten eerste is de Commissie van oordeel dat de maximale steunbedragen op grond van afdeling 2.1 van het tijdelijk crisiskader moeten worden verhoogd om tegemoet te komen aan de voortdurende economische verstoringen en de steeds zwaardere macro-economische gevolgen van verdere en voortdurende stijgingen van de energiekosten, een verslechtering van de gasvoorziening en onzekerheid over de toekomstige beschikbaarheid ervan, en de directe en indirecte gevolgen van de extra sancties die de Unie of haar internationale partners hebben ingesteld.

6.

Ten tweede is de Commissie van oordeel dat bepaalde aanpassingen nodig zijn in afdeling 2.4 van het tijdelijk crisiskader om de doeltreffende uitvoering ervan te verbeteren. Verder is de Commissie van oordeel dat krachtens die afdeling toegekende steun beperkt moet worden om te voorkomen dat er prikkels ontstaan om het energie- en gasverbruik te verhogen, wat de huidige schaarste aan gas zou verergeren.

7.

Ten derde is de Commissie van oordeel dat de lidstaten conform het REPowerEU-plan extra maatregelen moeten kunnen treffen om investeringen in hernieuwbare energiebronnen (zonne-, wind- en bodemenergie), biogas en biomethaan uit organisch afval en residuen, hernieuwbare en fossielvrije waterstof, opslag en hernieuwbare warmte te versnellen of te bevorderen.

8.

Ten vierde is de Commissie van oordeel dat de lidstaten extra maatregelen moeten kunnen treffen om de energievoorziening sneller te diversifiëren en de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen af te bouwen door decarboniseringsmaatregelen te ondersteunen.

9.

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat naast de overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU, toegestane steunmaatregelen en de overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, bestaande mogelijkheden het ook van essentieel belang is om de implementatie van hernieuwbare energie, opslag en hernieuwbare warmte te versnellen ter invoering van het REPowerEU-plan, en om de industriële productieprocessen middels elektrificatie en/of het gebruik van hernieuwbare waterstof en bepaalde soorten waterstof op basis van elektriciteit en energie-efficiëntiemaatregelen te decarboniseren. Te dien einde bepaalt de Commissie de voorwaarden waaronder zij dergelijke maatregelen als verenigbaar met de interne markt zal beschouwen overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU. Daartoe worden twee nieuwe afdelingen (afdelingen 2.5 en 2.6) in het tijdelijk crisiskader ingevoerd.

10.

Naast de voorgestelde wijzigingen wijst de Commissie de lidstaten erop dat zij steun mogen toekennen om liquiditeitsbehoeften op te vangen van door de huidige crisis getroffen ondernemingen overeenkomstig de bestaande afdelingen 2.1, 2.2 en 2.3 van het tijdelijk crisiskader. Investeringsuitgaven, zoals productieapparatuur of materialen die nodig zijn om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken, kunnen met gesubsidieerde leningen of garanties worden ondersteund overeenkomstig afdelingen 2.2 en 2.3 van het tijdelijk crisiskader.

2.   Wijziging van het tijdelijk crisiskader

11.

De Commissie past vanaf 20 juli 2022 de volgende wijzigingen in het tijdelijk crisiskader toe.

12.

Punt 14 bis wordt ingevoerd:

“14 bis

De Raad heeft op 3 juni 2022 een zesde sanctiepakket vastgesteld (*), in het licht van de aanhoudende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, de steun van Belarus daarvoor, en de gemelde wreedheden van de Russische strijdkrachten. Het pakket omvat: 1) een verbod op de invoer vanuit Rusland van ruwe olie en geraffineerde aardolieproducten, met beperkte uitzonderingen; 2) een uitsluiting van SWIFT voor nog drie Russische banken en een Belarussische bank; en 3) een opschorting van uitzendingen in de Unie van drie bijkomende Russische staatsmedia. De Unie heeft ook sancties ingesteld tegen nog eens 65 personen en 18 entiteiten. Hieronder zitten de personen die verantwoordelijk zijn voor de wreedheden die zijn begaan in Boetsja en Marioepol.

(*)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/876 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 1); Verordening (EU) 2022/877 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 11); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/878 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 15); Verordening (EU) 2022/879 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 53); Verordening (EU) 2022/880 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 75); Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2022/881 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en in het licht van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 77); Besluit (GBVB) 2022/882 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 88); Besluit (GBVB) 2022/883 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 92); Besluit (GBVB) 2022/884 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 128); Besluit (GBVB) 2022/885 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 139).”"

13.

Punt 19 wordt vervangen door:

“19

De REPowerEU-mededeling van de Commissie bevat nadere voorschriften en nieuwe maatregelen om de productie van groene energie te verhogen, het aanbod te diversifiëren en de vraag te verminderen, met ook maatregelen ter voorbereiding van de winter 2022-2023. Het REPowerEU-plan (*) omvat maatregelen ter vermindering van de afhankelijkheid van de Unie van Russische fossiele brandstoffen door de groene transitie te versnellen, in energie-efficiëntie te investeren en de energievoorziening te diversifiëren. Het versnellen van de groene transitie zal de emissies verminderen, de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen verkleinen en bescherming tegen scherpe prijsstijgingen bieden. Hoge energieprijzen weerspiegelen ook de schaarste van de goederen op de korte termijn, wat in het algemene prijspeil doorsijpelt. Op korte termijn kan daarom tijdelijke steun nodig zijn ter ondersteuning van ondernemingen waarvoor de huidige crisis zeer ernstige kortetermijngevolgen zou hebben.

(*)  COM/2022/230 final van 18 mei 2022.”"

14.

Het volgende punt 25 bis wordt ingevoerd:

“25 bis

Schade die rechtstreeks voortvloeit uit verplichte verminderingen in aardgasverbruik waartoe de lidstaten kunnen worden genoodzaakt, kunnen aan de hand van artikel 107, lid 2, punt b), VWEU worden beoordeeld, mits er geen overcompensatie plaatsvindt.”

15.

De volgende punten 26 bis, 26 ter, 26 quater en 26 quinquies worden ingevoegd:

“26 bis

Verminderingen van gasleveringen aan de Unie kunnen ook nopen tot het stimuleren van vrijwillige verminderingen in de vraag naar aardgas. Indien de lidstaten in de context van de huidige crisis voornemens zijn prikkels voor vrijwillige verminderingen in de vraag naar aardgas in te voeren, zal de Commissie die maatregelen rechtstreeks aan de hand van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU beoordelen. Dit vereist een beoordeling per geval, maar de Commissie acht de volgende elementen van specifiek belang:

a.

het gebruik van een openbare aanbesteding op basis van transparante criteria voor overeenkomsten inzake volumes voor vrijwillige vraagreductie;

b.

de afwezigheid van formele beperkingen voor grensoverschrijdende handel of stromen;

c.

een beperking van de betrokken prikkels tot vraagverminderingen in de toekomst, die verder gaan dan de begunstigde zonder de maatregel zou hebben genomen;

d.

een onmiddellijke vermindering van het geaggregeerde gasverbruik in de betrokken lidstaat, waarbij een loutere verschuiving van de vraag naar aardgas wordt vermeden.

26 ter

De lidstaten kunnen ook maatregelen overwegen ter bevordering van het aanvullen van de gasopslagplaatsen, voor zover van de markt geen prikkels uitgaan om dat te doen voor de komende winter. Indien de lidstaten in de context van de huidige crisis voornemens zijn prikkels voor het vullen van de gasopslagplaatsen toe te kennen, zal de Commissie die rechtstreeks aan de hand van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU beoordelen (*). Dit vereist een beoordeling per geval, maar de Commissie acht de volgende elementen van specifiek belang:

a.

het gebruik van een openbare aanbesteding op basis van transparante criteria om de steun tot een minimum te beperken;

b.

de afwezigheid van beperkingen voor grensoverschrijdende handel of stromen;

c.

de aanwezigheid van waarborgen om overcompensatie te voorkomen;

d.

de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen voor het vullen van gasopslagplaatsen en het aanzetten tot gasopslag, zoals bepaald in de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies van Verordening (EU) 2017/1938 (**), met name de voorwaarden voor de steunmaatregelen van artikel 6 ter, leden 2 en 3.

26 quater

De Commissie beoordeelt per geval of noodzakelijke, evenredige en passende steun mogelijk is, conform de mededeling van de Commissie “Gas besparen voor een veilige winter” (*) en de nationale noodplannen voor gasvoorzieningszekerheid, teneinde installaties die ertoe bijdragen om gas te vervangen, voorafgaand aan de komende winter en voor een beperkte termijn, opnieuw te activeren met een vervuilendere koolstofbrandstof. Dergelijke alternatieve koolstofbrandstof moet de laagst mogelijke emissies hebben, en de steun moet afhankelijk zijn van inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie en lock-in-effecten na de crisis vermijden, conform de EU-klimaatdoelstellingen. Dergelijke maatregelen kunnen erop gericht zijn het gasverbruik preventief te verminderen of om op verplichte beperkingen in de vraag naar aardgas te reageren, tenzij op andere wijze gecompenseerd.

26 quinquies

Met het oog op de uitdagingen om goederen van en naar Oekraïne te vervoeren bekijkt de Commissie per geval of steun voor verzekering of herverzekering van vervoer van en naar Oekraïne mogelijk is. De lidstaten moeten onder meer aantonen dat de verzekering of herverzekering niet beschikbaar is, of alleen tegen tarieven die aanzienlijk hoger liggen dan voor de Russische invasie van Oekraïne.”

(*)  Zie Commissiebesluit SA.103012 (2022/NN) - Stimuleringsmaatregel voor de opslag van aardgas in de Bergermeer-opslagplaats voor het komende stookseizoen."

(**)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17)."

(*)  COM(2022) 360/2 van 20 juli 2022."

16.

Punt 41, a), wordt vervangen door:

“a.

de totale steun bedraagt nooit meer dan 500 000 EUR per onderneming (*). De steun mag worden toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, belastingvoordelen en betalingsregelingen of andere vormen van steun, zoals terugbetaalbare voorschotten, garanties (**), leningen (***) en eigen vermogen, op voorwaarde dat de totale nominale waarde van dergelijke maatregelen het totale plafond van 500 000 EUR per onderneming niet overschrijdt; alle gebruikte bedragen moeten brutobedragen zijn, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

(*)  Steun toegekend op grond van regelingen die op basis van deze afdeling zijn goedgekeurd en die is terugbetaald voordat nieuwe steun op basis van dit punt wordt toegekend, zal niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of het desbetreffende plafond is overschreden."

(**)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van garanties wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 47, h), van toepassing."

(***)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van leningen wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 50, g), van toepassing.”"

17.

Punt 42, a), wordt vervangen door:

“a.

de totale steun bedraagt nooit meer dan 62 000 EUR per onderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten en 75 000 EUR per onderneming die actief is in de visserij- en de aquacultuursector; (*) de steun mag worden toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, belastingvoordelen en betalingsregelingen of andere vormen van steun, zoals terugbetaalbare voorschotten, garanties (**), leningen (***) en eigen vermogen, op voorwaarde dat de totale nominale waarde van dergelijke maatregelen het totale toepasselijke plafond van 62 000 EUR of 75 000 EUR per onderneming niet overschrijdt; alle gebruikte bedragen moeten brutobedragen zijn, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

(*)  Steun toegekend op grond van regelingen die op basis van deze afdeling zijn goedgekeurd en die is terugbetaald voordat nieuwe steun in het kader van dit punt wordt toegekend, mag niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of het desbetreffende plafond is overschreden."

(**)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van garanties wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 47, h), van toepassing."

(***)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van leningen wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 50, g), van toepassing.”"

18.

Punt 43 wordt vervangen door:

“Indien een onderneming actief is in verschillende sectoren waarvoor overeenkomstig punten 41, a), en 42, a), verschillende maximumbedragen gelden, moet de betrokken lidstaat er met passende middelen, zoals een boekhoudkundige scheiding, voor zorgen dat voor elk van die activiteiten het desbetreffende plafond in acht wordt genomen en dat het totale maximumbedrag van 500 000 EUR per onderneming niet wordt overschreden. Indien een onderneming uitsluitend actief is in de sectoren die onder punt 42, a), vallen, mag het totale maximumbedrag van 75 000 EUR per onderneming niet worden overschreden.”

19.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 45:

“*

Voor de toepassing van deze afdeling omvat de term “overheidsgaranties op leningen” ook garanties op bepaalde factoringproducten, namelijk garanties op recourse factoring en reverse factoring waarbij de factor een regresrecht heeft op de factoree. In aanmerking komende reverse-factoringproducten moeten beperkt blijven tot producten die alleen worden gebruikt nadat de verkoper zijn deel van de transactie reeds heeft geleverd, d.w.z. het product of de dienst is geleverd. Financial lease valt ook onder de term “overheidsgaranties op leningen”.”

20.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 47, e, i):

“*

Indien de begunstigden van de maatregel pas opgerichte ondernemingen zijn die geen drie afgesloten jaarrekeningen hebben, wordt het in punt 47, e, i) vermelde toepasselijke plafond berekend op basis van de bestaansduur van de onderneming op het moment van de steunaanvraag door de onderneming.”

21.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 47, e, ii):

“*

Indien de begunstigden van de maatregel pas opgerichte ondernemingen zijn die geen cijfers hebben voor het geheel van de voorgaande twaalf maanden, wordt het in punt 47, e, ii) vermelde toepasselijke plafond berekend op basis van de bestaansduur van de onderneming op het moment van de steunaanvraag door de onderneming.”

22.

In punt 49 wordt de verwijzing naar punt 47, d), vervangen door “punt 47, e)”.

23.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 50, b):

“*

Indien voor rentebetalingen een aflossingsvrije periode wordt toegepast, moeten de minimale rentepercentages van punt 50, b), in aanmerking worden genomen en moet de rente vanaf de eerste dag van de aflossingsvrije periode worden berekend en ten minste op jaarbasis worden gekapitaliseerd. De looptijd van de leningsovereenkomsten blijft beperkt tot maximaal zes jaar vanaf het moment van toekenning ervan, tenzij de looptijd overeenkomstig punt 50, c), wordt aangepast en het in punt 50, e) bedoelde totale kredietbedrag per begunstigde niet wordt overschreden.”

24.

De link in voetnoot 48 wordt vervangen door:

“https://ec.europa.eu/competition-policy/state-aid/legislation/reference-discount-rates-and-recovery-interest-rates_en”

25.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 50, c):

“*

Zie de samenvatting van de beschikkingspraktijk inzake modulatie op grond van punt 50, c), zoals gepubliceerd op de website van DG Concurrentie: https://ec.europa.eu/competition-policy/state-aid/ukraine_en.”

26.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 50, e, i):

“*

Indien de begunstigden van de maatregel pas opgerichte ondernemingen zijn die geen drie afgesloten jaarrekeningen hebben, wordt het in punt 50, e, i) vermelde toepasselijke plafond berekend op basis van de bestaansduur van de onderneming op het moment van de steunaanvraag door de onderneming.”

27.

De volgende voetnoot wordt ingevoegd in punt 50, e, ii):

“*

Indien de begunstigden van de maatregel pas opgerichte ondernemingen zijn die geen cijfers hebben voor het geheel van de voorgaande twaalf maanden, wordt het in punt 50, e, ii) vermelde toepasselijke plafond berekend op basis van de bestaansduur van de onderneming op het moment van de steunaanvraag door de onderneming.”

28.

Punt 50, e, ii), wordt vervangen door:

“iii)

met een door de lidstaat aan de Commissie te verstrekken passende motivering (met betrekking tot bijvoorbeeld de uitdagingen waarvoor de begunstigde zich in de huidige crisis gesteld ziet) (*) mag het bedrag van de lening worden verhoogd om de liquiditeitsbehoeften vanaf het moment van toekenning te dekken voor de komende 12 maanden voor kleine en middelgrote ondernemingen (**) en voor de komende 6 maanden voor grote ondernemingen. Indien grote ondernemingen financiële zekerheid voor handelsactiviteiten op energiemarkten moeten bieden, kan het bedrag van de lening worden verhoogd om de uit deze activiteiten voortvloeiende liquiditeitsbehoeften voor de komende 12 maanden te dekken. De liquiditeitsbehoeften die reeds door steunmaatregelen op grond van het tijdelijke COVID-steunkader worden gedekt, mogen niet worden gedekt door maatregelen op grond van deze mededeling. De liquiditeitsbehoeften moeten door de begunstigde via zelfcertificering worden vastgesteld (***);

(*)  De passende motivering kan verband houden met het feit dat begunstigden actief zijn in sectoren die bijzonder worden geraakt door directe of indirecte effecten van de Russische agressie, met inbegrip van beperkende economische maatregelen door de Unie en haar internationale partners, maar ook tegenmaatregelen van Rusland. Bij die effecten kan het onder meer gaan om verstoringen van toeleveringsketens of openstaande betalingen vanuit Rusland of Oekraïne, verhoogde prijsvolatiliteit op de energiemarkten en gerelateerde zekerheidsbehoeften, verhoogde risico’s op cyberaanvallen of prijsstijgingen voor specifieke inputs of grondstoffen die door de huidige crisis worden geraakt."

(**)  Zoals gedefinieerd in bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening."

(***)  Het liquiditeitsplan kan zowel werkkapitaal als investeringskosten omvatten.”"

29.

Punt 51 wordt vervangen door:

“51

Naast de bestaande mogelijkheden op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en de in deze mededeling uiteengezette mogelijkheden, kan tijdelijke steun soelaas bieden voor uitzonderlijk scherpe prijsstijgingen voor aardgas en elektriciteit die ondernemingen misschien niet kunnen doorberekenen of waaraan zij zich niet op korte termijn kunnen aanpassen. Hiermee zouden de gevolgen voor ondernemingen kunnen worden gedempt en zouden ondernemingen kunnen worden geholpen het hoofd te bieden aan de als gevolg van de huidige crisis plots sterk toenemende kosten. Tegen de achtergrond van verdere verminderingen van gasleveringen is het tegelijkertijd ook van belang om prikkels te behouden om de vraag te verminderen en ondernemingen geleidelijk voor te bereiden op een verschuiving naar lager gasverbruik. Extra ondersteuning kan momenteel nog nodig zijn om energie-intensieve ondernemingen in staat te stellen hun activiteiten voort te zetten.”

30.

Punt 52 wordt vervangen door:

“52

De Commissie zal deze staatssteun op grond van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU als verenigbaar met de interne markt beschouwen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a.

de steun wordt uiterlijk 31 december 2022 toegekend; (*)

b.

de steun mag worden toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, belastingvoordelen (**) en betalingsregelingen of andere vormen van steun, zoals terugbetaalbare voorschotten, garanties (***), leningen (****) en eigen vermogen, op voorwaarde dat de totale nominale waarde van dergelijke maatregelen de toepasselijke steunintensiteiten en steunplafonds niet overschrijdt. Alle gebruikte bedragen moeten brutobedragen zijn, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;

c.

steun toegekend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten, garanties, leningen of andere terugbetaalbare instrumenten, mag worden omgezet in andere vormen van steun, zoals subsidies, op voorwaarde dat de omzetting uiterlijk 30 juni 2023 plaatsvindt;

d.

de steun wordt toegekend op grond van een regeling met een geraamd budget. De lidstaten mogen de steun beperken tot investeringen ter ondersteuning van specifieke economische sectoren die van bijzonder belang zijn voor de economie of voor de veiligheid en de veerkracht van de interne markt. Dergelijke beperkingen moeten evenwel breed opgezet zijn en mogen niet leiden tot een kunstmatige beperking van potentiële begunstigden;

e.

voor de toepassing van deze afdeling worden in aanmerking komende kosten berekend op basis van de stijging van aardgas- en elektriciteitskosten in verband met de Russische agressie tegen Oekraïne. De maximale in aanmerking komende kosten zijn het product van het door de begunstigde (*****) als eindverbruiker (******) bij externe leveranciers aangekochte aantal eenheden aardgas en elektriciteit over een periode tussen 1 februari 2022 en uiterlijk 31 december 2022 (“de in aanmerking komende periode”) en een stijging van de prijs die de begunstigde per verbruikte eenheid betaalt (gemeten in bijvoorbeeld EUR/MWh), die moet worden berekend als het verschil tussen de door de begunstigde betaalde eenheidsprijs per maand in de in aanmerking komende periode en tweemaal (200 %) de gemiddeld door de begunstigde betaalde eenheidsprijs in de referentieperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (*******). Vanaf 1 september 2022 mogen de hoeveelheden aardgas en elektriciteit die worden gebruik om de in aanmerking komende kosten te berekenen, niet meer zijn dan 70 % van het verbruik van de begunstigde voor dezelfde periode in 2021;

f.

de totale steun per begunstigde bedraagt nooit meer dan 30 % van de in aanmerking komende kosten;

g.

de totale steun per onderneming bedraagt nooit meer dan een maximum van 2 miljoen EUR;

h.

de steuntoekennende autoriteit kan de begunstigde een voorschot betalen wanneer de steun wordt toegekend voordat de in aanmerking komende kosten worden gemaakt. Daarbij mag de steuntoekennende autoriteit gebruikmaken van ramingen van de in aanmerking komende kosten, op voorwaarde dat de steunplafonds in punt 52, f) en g), in acht worden genomen. Uiterlijk zes maanden na afloop van de in aanmerking komende periode moet de steuntoekennende autoriteit achteraf de inachtneming van de betrokken plafonds nagaan op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten en moet zij steunbetalingen die deze plafonds overschrijden, terugvorderen;

i.

steun die op grond van dit punt 52 wordt toegekend, mag worden gecumuleerd met steun die op grond van afdeling 2.1 wordt toegekend, op voorwaarde dat een totaalbedrag van 2 miljoen EUR niet wordt overschreden.

(*)  In afwijking van het bovenstaande kan, mits de in aanmerking komende periode in de zin van punt 52, e) in acht wordt genomen, tot en met 31 maart 2023 steun worden toegekend, indien de steun pas wordt toegekend na een controle achteraf van de bewijsstukken van de begunstigde, en de lidstaat besluit de mogelijkheid om steun toe te kennen overeenkomstig punt 52, h), niet op te nemen."

(**)  Indien de steun in de vorm van een belastingvoordeel wordt toegekend, moet de belastingverplichting waarvoor dat voordeel wordt toegekend, uiterlijk 31 december 2022 zijn ontstaan."

(***)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van garanties wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 47, h), van toepassing."

(****)  Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van leningen wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 50, g), van toepassing."

(*****)  Uitsluitend voor de toepassing van afdeling 2.4 wordt “begunstigde” gedefinieerd als een onderneming of een rechtspersoon die deel uitmaakt van een onderneming."

(******)  Zoals door de begunstigde aangetoond op basis van bijvoorbeeld de betrokken factuur. Alleen het eindverbruik zal worden meegerekend; verkoop en eigen productie zijn uitgesloten."

(*******)  (p(t) – p(ref) * 2) * q(t), waarbij: p = prijs per eenheid; q = verbruikte hoeveelheid; ref = referentieperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, en t = de betrokken maand in de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022.”"

31.

Punt 53 wordt vervangen door:

“53

In bepaalde gevallen kan verdere steun vereist zijn om een economische activiteit te kunnen voortzetten. Daartoe kunnen de lidstaten steun toekennen die de overeenkomstig punt 52, f) en g), berekende waarden overschrijdt, wanneer niet alleen aan de voorwaarden van punt 52, a) tot en met e), en h), is voldaan, maar ook aan de volgende voorwaarden:

a.

de begunstigde komt in aanmerking indien hij een “energie-intensief bedrijf” is in de zin van artikel 17, lid 1, punt a), eerste alinea, van Richtlijn 2003/96/EG (*), d.w.z. de aankoop van energieproducten (met inbegrip van energieproducten niet zijnde aardgas en elektriciteit) maakt ten minste 3,0 % van de productiewaarde uit (**); met een door de lidstaat ten behoeve van de beoordeling aan de Commissie te verstrekken passende motivering mag de productiewaarde worden vervangen door de omzet;

b.

de begunstigde komt in aanmerking indien hij operationele verliezen lijdt (***), waarbij de stijging van de in aanmerking komende kosten in de zin van punt 52, e), ten minste 50 % moeten bedragen van het operationele verlies in dezelfde periode;

c.

de totale steun bedraagt niet meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten en beloopt maximaal 80 % van de operationele verliezen van de begunstigde;

d.

de totale steun bedraagt nooit meer dan 25 miljoen EUR per onderneming;

e.

voor een energie-intensieve begunstigde die actief is in een of meer van de in bijlage I (****) vermelde sectoren of subsectoren, mag de totale steun tot maximaal 70 % van de in aanmerking komende kosten worden opgetrokken en maximaal 80 % van de operationele verliezen van de begunstigde bedragen; de totale steun mag nooit meer dan 50 miljoen EUR per onderneming bedragen;

f.

steun op grond van punt 53 mag worden gecumuleerd met steun op grond van afdeling 2.1, op voorwaarde dat de plafonds in punt 53, d), of punt 53, e), afhankelijk van welk plafond van toepassing is, niet worden overschreden.

(*)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51)."

(**)  Op basis van de financiële verslaggeving voor het kalenderjaar 2021 of de recentst beschikbare jaarrekeningen."

(***)  De onderneming wordt geacht operationele verliezen te lijden wanneer de EBITDA (inkomsten vóór aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie, ongerekend eenmalige bijzondere waardeverminderingen) voor de in aanmerking komende periode negatief is. Deze operationele verliezen moeten door de begunstigde maandelijks of driemaandelijks worden aangetoond, tenzij anderszins gerechtvaardigd."

(****)  Een begunstigde wordt geacht actief te zijn in een in bijlage I vermelde sector of subsector op grond van de classificatie van de begunstigde in de sectorale nationale rekeningen of indien een of meer van de activiteiten die hij uitoefent en die in bijlage I zijn opgenomen, in de referentieperiode meer dan 50 % van zijn omzet of productiewaarde heeft gegenereerd.”"

32.

De volgende afdeling wordt ingevoegd:

“2.5   Steun om de implementatie van voor het REPowerEU-plan relevante hernieuwbare energie, opslag en hernieuwbare warmte te versnellen

53 bis

Naast de bestaande mogelijkheden op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, is het in de context van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne en van het REPowerEU-plan (*) van essentieel belang om de kosteneffectieve beschikbaarheid van hernieuwbare energie te versnellen en uit te breiden om de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen te verminderen en de energietransitie te versnellen. Staatssteun ter versnelling van de implementatie van zonne-energiecapaciteit, windenergiecapaciteit, bodemenergiecapaciteit, elektriciteit en warmteopslag, hernieuwbare warmte, alsook ter versnelling van de productie van hernieuwbare waterstof, biogas en biomethaan uit afval en residuen maakt deel uit van een passende, noodzakelijke en geschikte oplossing om de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen in de huidige context te verminderen. In het licht van de dringende behoefte aan een vlotte uitvoering van projecten die de implementatie van hernieuwbare energie, opslag en hernieuwbare warmte versnellen, zijn bepaalde vereenvoudigingen voor de uitvoering van steunmaatregelen op tijdelijke basis gerechtvaardigd.

53 ter

Steun ter bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, hernieuwbare waterstof, biogas en biomethaan uit afval en residuen, elektriciteit en warmteopslag en hernieuwbare warmte wordt door de Commissie als verenigbaar met de interne markt beschouwd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.

de steun wordt toegekend voor een van de volgende methoden:

(i)

elektriciteitsproductie met zonnepanelen of via een andere opvang van zonnestraling;

(ii)

elektriciteitsproductie via windenergie;

(iii)

elektriciteitsproductie uit de bodem;

(iv)

de opslag van elektriciteit of warmte;

(v)

de productie van hernieuwbare warmte, onder meer via warmtepompen conform bijlage VII bij Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (*);

(vi)

de productie van hernieuwbare waterstof;

(vii)

de productie van biogas en biomethaan uit afval en residuen, conform de duurzaamheidscriteria van de EU overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001 en Verordening (EU) 2018/841 (**);

b.

steunregelingen kunnen beperkt zijn tot één of meer technologieën van punt a), maar mogen geen kunstmatige beperking of discriminatie vormen (waaronder de toekenning van licenties, vergunningen of concessies, indien nodig), zoals beperkingen op basis van de projectomvang, locatie of regionale aspecten, of op basis van zeer specifieke (sub)soorten technologie binnen een van de in punt a) vermelde technologieën;

c.

de steun wordt toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, terugbetaalbare voorschotten, leningen, garanties of belastingvoordelen;

d.

de steun wordt toegekend op grond van een regeling met een geraamd volume en budget;

e.

de steun wordt uiterlijk 30 juni 2023 toegekend en de installaties moeten voltooid en operationeel zijn binnen 24 maanden na de datum van toekenning of binnen 30 maanden na de datum van toekenning van de steun voor offshore-windinstallaties en hernieuwbare waterstofinstallaties. Indien deze uiterste termijn niet wordt gehaald, moet na de eerste drie maanden vertraging 5 % van de toegekende steun worden terugbetaald of in mindering worden gebracht, oplopend naar 10 % per maand na de zesde maand, tenzij de vertraging het gevolg is van factoren buiten de controle van de begunstigde van de steun en redelijkerwijs niet voorzienbaar waren op het moment van toekenning van de steun (***);

f.

indien de steun is toegekend in de vorm van overeenkomsten voor lopende steunbetalingen, mogen die overeenkomsten niet langer lopen dat 15 jaar nadat de gesteunde installatie operationeel is geworden;

g.

de steun wordt toegekend middels een openbare aanbesteding die open, duidelijk, transparant en niet-discriminatoir is, op basis van objectieve criteria die van te voren zijn vastgesteld en die het risico van strategische inschrijvingen minimaliseren. Ten minste 70 % van alle selectiecriteria om de inschrijvingen te rangschikken, moeten zijn vastgesteld in de vorm van steun per eenheid milieubescherming (****) of steun per eenheid energie;

h.

een openbare aanbesteding is niet verplicht indien steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, voor zover die steun op dezelfde manier wordt toegekend aan alle in aanmerking komende ondernemingen die in dezelfde sector van economische activiteit actief zijn en die zich in dezelfde of een soortgelijke feitelijke situatie bevinden ten aanzien van de doelstellingen van de steunmaatregel; een openbare aanbesteding is voorts niet verplicht indien de toegekende steun per onderneming per project maximaal 20 miljoen EUR bedraagt en de begunstigden van de steun kleine projecten zijn, gedefinieerd als volgt:

(i)

voor elektriciteitsproductie of opslag van elektriciteit of warmte – projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 1 MW;

(ii)

voor technologie voor warmteproductie en gasproductie – projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 1 MW of het equivalent daarvan;

(iii)

voor de productie van hernieuwbare waterstof – projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 3 MW of het equivalent daarvan;

(iv)

voor productie van biogas en biomethaan uit afval en residuen– projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 25 000 ton per jaar;

(v)

voor projecten van hernieuwbare-energiegemeenschap die volledig in eigendom zijn van kleine en middelgrote ondernemingen – projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 6 MW;

(vi)

voor projecten die volledig in eigendom zijn van kleine en micro-ondernemingen of van hernieuwbare-energiegemeenschappen: alleen voor windenergie – projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 18 MW;

indien de steun voor kleine projecten niet via een openbare aanbesteding wordt toegekend, bedraagt de steunintensiteiten maximaal 45 % van de totale investeringsuitgaven; De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 % voor steun aan middelgrote ondernemingen;

i.

de aanbestede capaciteit of productie moet zo worden gesteld dat de biedingsprocedure daadwerkelijk concurrentieel is. De lidstaat moet aantonen dat het aanbestede volume waarschijnlijk met het potentiële aanbod van projecten overeenstemt. Dit kan geschieden onder verwijzing naar vorige aanbestedingen, technologiedoelstellingen in het nationaal energie- en klimaatplan (*****), of door een vrijwaringsmechanisme in te voeren indien het risico bestaat dat er voor de aanbestedingen onvoldoende belangstelling bestaat. Indien er meermaals te weinig inschrijvers zijn voor een openbare aanbesteding, moet de lidstaat verbeteringen invoeren voor toekomstige regelingen die hij voor dezelfde technologie bij de Commissie aanmeldt;

j.

de steun moet zo ontworpen zijn dat efficiënte operationele prikkels en prijssignalen behouden blijven. De steun moet verder zo ontworpen zijn dat uitzonderlijke meevallers kunnen worden aangepakt, onder meer in tijden van extreem hoge elektriciteits- of gasprijzen, zoals via een van te voren bepaald terugvorderingsmechanisme of door de steun toe te kennen in de vorm van tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen (******);

k.

indien de steun is toegekend voor de productie van hernieuwbare waterstof moet de lidstaat waarborgen dat de waterstof wordt geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen overeenkomstig de methoden voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong in Richtlijn (EU) 2018/2001;

l.

steun op grond van deze maatregel mag niet worden gecombineerd met andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten;

m.

steun kan worden toegekend voor investeringen waarvoor de werkzaamheden vanaf 20 juli 2022 zijn begonnen; voor projecten die voor 20 juli 2022 zijn begonnen, kan steun worden toegekend indien dat nodig is om de reikwijdte van de investering aanzienlijk te versnellen of te verbreden. In dergelijke gevallen komen alleen de bijkomende kosten met betrekking tot die versnelling of verbreding in aanmerking voor steun;

n.

de steun moet de begunstigde ertoe aanzetten om een investering te doen die hij zonder die steun niet, beperkt of anders zou doen. Gezien de uitzonderlijke economische uitdagingen waaraan ondernemingen door de huidige crisis het hoofd moeten bieden, geldt volgens de Commissie over het algemeen dat begunstigden zonder de steun hun activiteiten onveranderd zouden voortzetten, mits de onveranderde voortzetting van hun activiteiten geen inbreuk op het Unierecht zou vormen;

o.

de lidstaat moet waarborgen dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in acht wordt genomen.

(*)  COM/2022/230 final van 18 mei 2022."

(*)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82)."

(**)  Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1)."

(***)  Deze factoren omvatten bijvoorbeeld een verplichte quarantaine van de bevolking vanwege een pandemie, of wereldwijde verstoringen van de leveringsketen van de benodigde apparatuur voor de projecten. Hieronder vallen evenwel niet vertragingen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor het project."

(****)  Zoals EUR per ton CO2-reductie."

(*****)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz.1)."

(******)  Een contract ter verrekening van verschillen geeft de begunstigde recht op een betaling die gelijk is aan het verschil tussen een vaste uitoefenprijs en een referentieprijs – zoals een marktprijs, per eenheid output. Contracten ter verrekening van verschillen kunnen ook terugbetalingen door begunstigden aan belastingbetalers of consumenten inhouden voor perioden waarin de referentieprijs hoger ligt dan de uitoefenprijs.”"

33.

De volgende afdeling wordt ingevoegd:

“2.6   Steun om de industriële productieprocessen middels elektrificatie en/of het gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan bepaalde voorwaarden voldoet te decarboniseren, en voor energie-efficiëntiemaatregelen

53 quater

Naast de bestaande beschikbare maatregelen overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, maakt staatssteun ter bevordering van investeringen in de decarbonisatie van industriële activiteiten, met name door middel van elektrificatie en technologieën die gebruikmaken van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan de voorwaarden van punt 53 quinquies, h), voldoet, en in energie-efficiëntiemaatregelen in de industrie, deel uit van een passende, noodzakelijke en gerichte oplossing om de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen te verminderen in de context van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. In het licht van de dringende behoefte aan een sneller proces voor een vlotte implementatie van dergelijke investeringen zijn bepaalde vereenvoudigingen gerechtvaardigd.

53 quinquies

Steun voor investeringen die leiden tot i) een substantiële vermindering van broeikasgasemissies uit industriële activiteiten die momenteel fossiele brandstoffen gebruiken als energiebron of grondstof, of ii) een substantiële vermindering van het energieverbruik in industriële activiteiten en procedés, wordt door de Commissie als verenigbaar met de interne markt beschouwd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.

de steun wordt toegekend op grond van een regeling met een geraamd budget;

b.

het maximale individuele steunbedrag dat per onderneming kan worden toegekend, mag in beginsel niet meer zijn dan 10 % van het totale budget dat voor een regeling beschikbaar is. Met een door de lidstaat aan de Commissie te verstrekken passende motivering kan de Commissie regelingen aanvaarden die individuele steunbedragen toekennen van meer dan 10 % van het totale budget dat voor die regeling beschikbaar is;

c.

de steun wordt toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, terugbetaalbare voorschotten, leningen, garanties of belastingvoordelen;

d.

met de investering moet de begunstigde in staat zijn een of beide van de volgende activiteiten te verrichten:

(i)

de rechtstreekse broeikasgasemissies van zijn industriële installatie die momenteel fossiele brandstoffen gebruikt als energiebron of grondstof, met minstens 40 % verminderen ten opzichte van de toestand voorafgaand aan de steun, door middel van elektrificatie van de productieprocessen, of gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan de voorwaarden van punt h), hieronder voldoet, ter vervanging van fossiele brandstoffen; met het oog op de verificatie van de vermindering van de broeikasgasemissies moeten ook de huidige emissies uit de verbranding van biomassa in aanmerking worden genomen; (*)

(ii)

het energieverbruik in industriële installaties met betrekking tot de gesteunde activiteiten met minstens 20 % verminderen ten opzichte van de toestand voorafgaand aan de steun (**);

e.

met betrekking tot investeringen in activiteiten die onder het emissiehandelssysteem vallen, leidt de steun tot een vermindering in broeikasgasemissies van de installatie van de begunstigde tot onder de toepasselijke benchmarks voor kosteloze toewijzing zoals bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie (***);

f.

de steun mag niet worden gebruikt om een stijging van de algehele productiecapaciteit van de begunstigde te financieren;

g.

indien de steun is toegekend voor een industriële decarboniseringsinvestering waarvoor hernieuwbare waterstof wordt gebruikt, moet de lidstaat waarborgen dat de waterstof wordt geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen overeenkomstig de methoden voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong in Richtlijn (EU) 2018/2001;

h.

de steun kan ook worden toegekend voor een industriële decarboniseringsinvestering waarvoor waterstof wordt gebruikt die wordt geproduceerd uit elektriciteit in een van de volgende gevallen:

(i)

de waterstof wordt uitsluitend geproduceerd tijdens uren waarin de marginale elektriciteitsproductie-eenheid in de biedzone waar de elektrolyse-installatie is gevestigd, tijdens onbalansverrekeningsperioden waarin de elektriciteit is verbruikt, een fossielvrije elektriciteitscentrale is. Waterstof die wordt geproduceerd tijdens uren waarin de marginale elektriciteitsproductie-eenheid in de biedzone waar de elektrolyse-installatie is gevestigd, tijdens onbalansverrekeningsperioden waarin de elektriciteit is verbruikt, een hernieuwbare elektriciteitscentrale is, mag conform deze afdeling niet tweemaal worden geteld;

(ii)

ofwel wordt waterstof geproduceerd uit elektriciteit die van het elektriciteitsnet wordt afgenomen, en de elektrolyse-installatie produceert waterstof voor een aantal uren dat gelijk is aan of kleiner is dan het aantal uur waarin de marginale prijs van elektriciteit in de biedzone was bepaald door installaties die fossielvrije elektriciteit produceren die niet hernieuwbaar is;

(iii)

ofwel moet de lidstaat waarborgen dat de waterstof op basis van elektriciteit over de levenscyclus broeikasgasemissiereducties behaalt van ten minste 70 % in vergelijking met een fossiele referentiebrandstof van 94g CO2eq/MJ (2.256 tCO2eq/tH2), en dat die van fossielvrije bronnen afkomstig is. De methode om aan elektriciteit toegekende broeikasgasemissies te berekenen, mag niet leiden tot een hoger verbruik van fossiele brandstoffen conform de REPowerEU-doelstellingen. Uitsluitend het deel van de geproduceerde waterstof dat overeenkomt met het gemiddelde aandeel elektriciteit van fossielvrije elektriciteitscentrales die geen hernieuwbare elektriciteitscentrales zijn, kan in het land van productie, gemeten twee jaar vóór het jaar in kwestie, voor de toepassing van deze afdeling worden gebruikt;

i.

de steun wordt uiterlijk 30 juni 2023 toegekend en is afhankelijk van de voorwaarde dat de door de investering gefinancierde installatie of apparatuur binnen 24 maanden na de datum van toekenning of binnen 30 maanden na de datum van toekenning voor investeringen inzake het gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof die aan de voorwaarden van punt h), voldoet, voltooid en operationeel is. Indien de uiterste termijn voor voltooiing en inbedrijfstelling niet wordt gehaald, moet na de eerste drie maanden vertraging 5 % van de toegekende steun worden terugbetaald of in mindering worden gebracht, oplopend naar 10 % per maand na de zesde maand, tenzij de vertraging het gevolg is van factoren buiten de controle van de begunstigde van de steun en redelijkerwijs niet voorzienbaar waren op het moment van toekenning van de steun (****). Indien de uiterste termijn voor voltooiing en inbedrijfstelling in acht is genomen, mag de steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten in subsidies worden omgezet; anders moet het terugbetaalbare voorschot binnen vijf jaar na de datum waarop de steun is toegekend, in gelijke jaarlijkse delen worden terugbetaald;

j.

steun kan worden toegekend voor investeringen waarvoor de werkzaamheden vanaf 20 juli 2022 zijn begonnen; voor projecten die voor 20 juli 2022 zijn begonnen, kan steun worden toegekend indien dat nodig is om de reikwijdte van de investering aanzienlijk te versnellen of te verbreden. In dergelijke gevallen komen alleen de bijkomende kosten met betrekking tot die versnelling of verbreding in aanmerking voor steun;

k.

de steun mag niet worden toegekend om louter aan de toepasselijke Unienormen (*****) te voldoen;

l.

de steun moet de begunstigde ertoe aanzetten om een investering te doen die hij zonder die steun niet, beperkt of anders zou doen. Gezien de uitzonderlijke economische uitdagingen waaraan ondernemingen door de huidige crisis het hoofd moeten bieden, geldt volgens de Commissie over het algemeen dat begunstigden zonder de steun hun activiteiten onveranderd zouden voortzetten, mits de onveranderde voortzetting van hun activiteiten geen inbreuk op het Unierecht zou vormen;

m.

de in aanmerking komende kosten zijn het verschil tussen de kosten van het gesteunde project en de kostenbesparingen of extra omzet ten opzichte van de toestand zonder steun, gedurende de looptijd van de investering;

n.

de steunintensiteit mag nooit meer dan 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. De steunintensiteit kan met 10 procentpunten worden verhoogd voor steun aan middelgrote ondernemingen en met 20 % voor steun aan kleine ondernemingen. De steunintensiteit kan ook met 15 procentpunten worden verhoogd voor investeringen die leiden tot een verlaging van de rechtstreekse broeikasgasemissies met ten minste 55 % of van het energieverbruik met ten minste 25 % ten opzichte van de toestand van vóór de investering (******);

o.

als alternatief voor de vereisten van punten m) en n) kan de investering worden toegekend middels een openbare aanbesteding die open, duidelijk, transparant en niet-discriminatoir is, op basis van objectieve criteria die van te voren zijn vastgesteld en die het risico van strategische inschrijvingen minimaliseren. Ten minste 70 % van alle selectiecriteria om de inschrijvingen te rangschikken, moeten zijn vastgesteld in de vorm van steun per eenheid milieubescherming of steun per eenheid energie (zoals EUR per ton CO2-reductie of EUR per eenheid bespaarde energie). Het budget van de biedprocedure moet een bindende beperking zijn, omdat kan worden verwacht dat niet alle bieders steun zullen krijgen;

p.

de regeling moet zo zijn ontworpen dat uitzonderlijke meevallers kunnen worden aangepakt, onder meer in tijden van extreem hoge elektriciteits- of aardgasprijzen, door een tevoren bepaald terugvorderingsmechanisme in te voeren;

q.

steun op grond van deze af>deling mag niet worden gecombineerd met andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten.

(*)  De vermindering in rechtstreekse broeikasgasemissies moet worden gemeten op basis van de gemiddelde rechtstreekse broeikasgasemissies over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddelde emissie op jaarbasis)."

(**)  De vermindering in energieverbruik moet worden gemeten op basis van het energieverbruik over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddeld verbruik op jaarbasis)."

(***)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie van 12 maart 2021 tot vaststelling van herziene benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 87 van 15.3.2021, blz. 29)."

(****)  Deze factoren omvatten bijvoorbeeld een verplichte quarantaine van de bevolking vanwege een pandemie, of wereldwijde verstoringen van de leveringsketen van de benodigde apparatuur voor de projecten. Hieronder vallen evenwel niet vertragingen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor het project."

(*****)  Als bepaald in punt 19(89) van de mededeling van de Commissie — Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (C/2022/481, PB C 80 van 18.2.2022, blz. 1)."

(******)  De vermindering in rechtstreekse broeikasgasemissies of energieverbruik moet worden gemeten op basis van de gemiddelde rechtstreekse broeikasgasemissies of het gemiddelde energieverbruik over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddelde emissie/energieverbruik op jaarbasis).”"


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/876 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 1); Verordening (EU) 2022/877 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 11); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/878 van de Raad 2022/878 van 3 juni 2022 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 15); Verordening (EU) 2022/879 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 53); Verordening (EU) 2022/880 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 75); Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2022/881 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en in het licht van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 77); Besluit (GBVB) 2022/882 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 88); Besluit (GBVB) 2022/883 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 92); Besluit (GBVB) 2022/884 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 128); Besluit (GBVB) 2022/885 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 153 van 3.6.2022, blz. 139).

(2)  COM/2022/230 final van 18 mei 2022.


III Voorbereidende handelingen

RAAD

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/14


STANDPUNT (EU) nr. 2/2022 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 805/2004 wat betreft het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing teneinde die verordening aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Vastgesteld door de Raad op 28 juni 2022

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 280/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van Lissabon heeft het juridisch kader voor de door de wetgever aan de Commissie toegekende bevoegdheden ingrijpend gewijzigd en een onderscheid ingevoerd tussen de aan de Commissie overgedragen bevoegdheden om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen tot aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling (gedelegeerde handelingen), en de aan de Commissie toegekende bevoegdheden om handelingen vast te stellen teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Unie te waarborgen (uitvoeringshandelingen).

(2)

Wetgevingshandelingen die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, kennen de Commissie bevoegdheden toe om maatregelen te nemen volgens de bij artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van de Raad (2) ingevoerde regelgevingsprocedure met toetsing.

(3)

Eerdere voorstellen om wetgeving betreffende de regelgevingsprocedure met toetsing aan te passen aan het bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde juridisch kader werden ingetrokken (3) wegens de stilstand in de interinstitutionele onderhandelingen.

(4)

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bereikten vervolgens overeenstemming over een nieuw kader voor gedelegeerde handelingen in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (4), en onderkenden dat alle bestaande wetgeving moest worden aangepast aan het bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde juridisch kader. Met name waren zij het erover eens dat alle basishandelingen die nog voorzien in de regelgevingsprocedure met toetsing, met hoge prioriteit en spoed moesten worden aangepast. De Commissie verbond zich ertoe om uiterlijk eind 2016 een voorstel voor die aanpassing op te stellen.

(5)

De bevoegdheid van de Commissie om de standaardformulieren in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) te wijzigen, voorziet in het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing. Aangezien die machtiging voldoet aan de criteria van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moet zij aan die bepaling worden aangepast.

(6)

Teneinde Verordening (EG) nr. 805/2004 te actualiseren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen opdat de Commissie de bijlagen bij die verordening kan wijzigen om de daarin opgenomen standaardformulieren te actualiseren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(7)

Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor lopende procedures waarin het betrokken comité reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening advies heeft uitgebracht overeenkomstig artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

(8)

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.

(10)

Verordening (EG) nr. 805/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 805/2004

Verordening (EG) nr. 805/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31

Wijzigingen van de bijlagen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 31 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen om de daarin opgenomen standaardformulieren te actualiseren.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 31 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 31 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van ... [datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*1).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(*1)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

3)

Artikel 32 wordt geschrapt.

Artikel 2

Lopende procedures

Deze verordening laat lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG, onverlet.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te …, …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2019 (PB C 158 van 30.4.2021, blz. 832) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 28 juni 2022. Standpunt van het Europees Parlement (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

(3)  PB C 80 van 7.3.2015, blz. 17.

(4)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15).


21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/17


Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 2/2022 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 805/2004 wat betreft het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing teneinde deze aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

(2022/C 280/03)

I.   INLEIDING

1.

Op 14 december 2016 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen op het gebied van justitie die verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1).

2.

Op 20 maart 2018 heeft de Raad (Algemene Zaken) een partiële algemene oriëntatie (2) vastgesteld die geen betrekking had op de handelingen 1 en 3 van het voorstel, waarvoor parallelle Commissievoorstellen werden verwacht. Rekening houdend met het feit dat op 20 december 2018 parallelle voorstellen zijn gedaan voor handelingen 1 en 3 (3), heeft de Raad zijn algemene oriëntatie (4) vastgesteld met betrekking tot de aanpassing van de enige resterende handeling, Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (5).

3.

Het Europees Parlement heeft in de plenaire vergadering van 17 april 2019 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld (6).

4.

De interinstitutionele besprekingen over het voorstel op technisch niveau zijn op 5 december 2019 onder het Finse voorzitterschap van start gegaan. Sindsdien hebben drie vergaderingen op technisch niveau plaatsgevonden: twee onder het Kroatische voorzitterschap, op 30 januari 2020 en 20 februari 2020, en een derde op 10 maart 2022, onder het Franse voorzitterschap. Tijdens deze vergadering is op technisch niveau een voorlopig akkoord bereikt.

5.

Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft deze definitieve compromistekst tijdens zijn vergadering van 25 mei 2022 bevestigd met het oog op een akkoord (7).

6.

Op 2 juni 2022 heeft de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement de definitieve compromistekst goedgekeurd. Vervolgens heeft de voorzitter van de Commissie juridische zaken op 3 juni 2022 de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers per brief laten weten dat, indien het standpunt van de Raad dat hij in eerste lezing formeel aan het Europees Parlement doet toekomen in lijn is met de op technisch niveau overeengekomen compromistekst, de Commissie de plenaire vergadering zal aanbevelen het standpunt van de Raad in tweede lezing ongeamendeerd goed te keuren, met dien verstande dat het nog moet worden bijgewerkt door de juristen-vertalers.

II.   DOELSTELLING

7.

Het voorstel betrof de aanpassing aan het juridisch kader van het Verdrag van Lissabon van drie wetgevingshandelingen op het gebied van justitie, die ten tijde van de indiening van het voorstel nog steeds verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing (RPT) van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van de Raad (8). Intussen zijn handeling 1 (Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad) en handeling 3 (Verordening (EG) nr. 1393/2007) van het Commissievoorstel via afzonderlijke parallelle voorstellen op elkaar afgestemd. Doel is daarom de resterende handeling (Verordening (EG) nr. 805/2004) in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Lissabon door de bevoegdheden die verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing aan te passen aan gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen.

8.

Deze verordening is in overeenstemming met de verbintenis die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9) zijn aangegaan om de bestaande wetgeving in overeenstemming te brengen met het bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde juridisch kader.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

A.   Algemene opmerkingen

9.

De Raad en het Europees Parlement hebben onderhandelingen gevoerd met als doel een akkoord in vervroegde tweede lezing te sluiten op basis van een standpunt van de Raad in eerste lezing, dat het Europees Parlement als zodanig kan goedkeuren. De tekst van het standpunt van de Raad in eerste lezing komt volledig overeen met het compromis dat de medewetgevers hebben bereikt.

B.   Specifieke opmerkingen

10.

Vanaf het begin van de besprekingen waren de medewetgevers het erover eens dat de bevoegdheidsdelegatie in Verordening (EG) nr. 805/2004, waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing, moet worden aangepast aan de gedelegeerde bevoegdheden, aangezien de Commissie de bevoegdheid heeft gekregen om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen. De standpunten liepen uiteen over de termijn voor bezwaar tegen de gedelegeerde handeling: terwijl de Raad kon instemmen met de door de Commissie voorgestelde standaardduur (twee maanden die op initiatief van het Parlement of de Raad met nog eens twee maanden kunnen worden verlengd), heeft het Parlement een bezwaartermijn van drie maanden voorgesteld, die met twee maanden kan worden verlengd. Tijdens de technische vergadering van 10 maart 2022 heeft het Parlement aangegeven bereid te zijn zijn afwijkende standpunt over de duur van de bezwaartermijn op te geven en zo de weg vrij te maken voor een compromistekst.

11.

Inhoudelijk stemt het standpunt van de Raad in eerste lezing grotendeels overeen met de algemene oriëntatie van de Raad, met kleine wijzigingen in de formulering van de bevoegdheidsdelegatie om rekening te houden met de reeds overeengekomen formulering in Verordening (EU) 2019/1243 tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen die voorzien in het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing, aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (10). De vorm van de tekst verschilt aanzienlijk van die van het Commissievoorstel, om beter tot uiting te brengen dat slechts één handeling nog bij deze verordening moet worden aangepast, na de schrapping van de twee andere handelingen die deel uitmaakten van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Daarom is de bijlage geschrapt en is de inhoud ervan opgenomen in het dispositief van de handeling.

IV.   CONCLUSIE

12.

Het standpunt van de Raad in eerste lezing over een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 805/2004 wat betreft het gebruik van de regelgevingsprocedure met toetsing teneinde deze aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, komt volledig overeen met het compromis dat is bereikt tijdens de onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de Raad en het Europees Parlement, gefaciliteerd door de Commissie. Dit compromis is bevestigd door de brief van 3 juni 2022 van de voorzitter van de Commissie juridische zaken aan de voorzitter van het Comité van permanente vertegenwoordigers.

(1)  ST 5705/17.

(2)  ST 6932/18.

(3)  ST 9620/18, ST 9622/18.

(4)  ST 14955/18.

(5)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15.

(6)  P8_TA(2019)0411.

(7)  ST 9280/22.

(8)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

(9)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(10)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 241.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/19


Wisselkoersen van de euro (1)

20 juli 2022

(2022/C 280/04)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0199

JPY

Japanse yen

140,92

DKK

Deense kroon

7,4452

GBP

Pond sterling

0,85178

SEK

Zweedse kroon

10,4606

CHF

Zwitserse frank

0,9896

ISK

IJslandse kroon

139,50

NOK

Noorse kroon

10,1323

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,493

HUF

Hongaarse forint

399,50

PLN

Poolse zloty

4,7820

RON

Roemeense leu

4,9396

TRY

Turkse lira

17,9444

AUD

Australische dollar

1,4767

CAD

Canadese dollar

1,3132

HKD

Hongkongse dollar

8,0062

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6308

SGD

Singaporese dollar

1,4204

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 337,61

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

17,3924

CNY

Chinese yuan renminbi

6,8892

HRK

Kroatische kuna

7,5143

IDR

Indonesische roepia

15 275,82

MYR

Maleisische ringgit

4,5406

PHP

Filipijnse peso

57,398

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

37,405

BRL

Braziliaanse real

5,5427

MXN

Mexicaanse peso

20,8967

INR

Indiase roepie

81,5990


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE OVER DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/20


Mededeling van Noorwegen in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

Bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning op het Noors continentaal plat – Vergunningsronde in tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2022

(2022/C 280/05)

Het Noorse Ministerie van Olie en Energie gaat hierbij over tot bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor vergunningen voor oliewinning overeenkomstig artikel 3, lid 2, punt a), van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (1).

Vergunningen voor oliewinning worden uitsluitend toegewezen aan naamloze vennootschappen die zijn geregistreerd in Noorwegen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de EER-Overeenkomst), of aan natuurlijke personen die ingezetenen zijn van een staat die partij is bij de EER-Overeenkomst.

Ondernemingen die geen vergunninghouders op het continentaal plat van Noorwegen zijn, kunnen winningsvergunningen toegewezen krijgen indien zij vooraf als geschikte vergunninghouders op het Noors continentaal plat zijn erkend.

Ondernemingen die individuele aanvragen indienen en ondernemingen die als onderdeel van een groep hun aanvragen indienen, zullen door het Ministerie op gelijke voet worden behandeld. Aanvragers die een individuele aanvraag indienen of aanvragers die onderdeel zijn van een groep die een gezamenlijke aanvraag indient, zullen allen worden aangemerkt als aanvragers voor een winningsvergunning. Het Ministerie kan aan de hand van door groepen of door individuele aanvragers ingediende aanvragen de samenstelling van de vergunninghoudende groepen bepalen, onder meer door aanvragers in een gezamenlijke aanvraag te schrappen en individuele aanvragers toe te voegen, en de exploitant voor deze groepen aanstellen.

Voor de toekenning van een participatie in een winningsvergunning is vereist dat de vergunninghouders een overeenkomst voor aardoliewinningsactiviteiten aangaan, daarbij inbegrepen een gezamenlijke exploitatieovereenkomst en een financiële overeenkomst. Indien de winningsvergunning stratigrafisch wordt verdeeld, moeten de vergunninghouders van de twee stratigrafisch verdeelde vergunningen tevens een specifieke gezamenlijke exploitatie-overeenkomst sluiten waarin de onderlinge betrekkingen rond de verdeelsleutel worden geregeld.

De vergunninghouders vormen na de ondertekening van deze overeenkomsten een gemeenschappelijke onderneming waarin de omvang van hun participatie te allen tijde identiek is aan hun participatie in de winningsvergunning.

De vergunningsdocumenten zijn hoofdzakelijk gebaseerd op relevante stukken van de vergunningsronde in van te voren afgebakende gebieden 2021. Het doel hiervan is de voornaamste elementen van aanpassingen aan het kader beschikbaar te stellen voor de potentiële aanvragers, voordat de aanvragen moeten worden ingediend.

Criteria voor de toekenning van een winningsvergunning

Voor het bevorderen van een verstandig beheer van de grondstoffen en een snelle en efficiënte exploratie naar en winning van aardolie op het Noors continentaal plat, met inbegrip van de samenstelling van groepen vergunninghouders om dit te bereiken, gelden de volgende criteria bij de toekenning van participaties in winningsvergunningen en voor de aanstelling van een exploitant:

a)

Het inzicht van de aanvrager in de geologie van het betrokken geografische gebied, en hoe de vergunninghouders voorstellen een efficiënte exploratie naar olie uit te voeren.

b)

De relevante technische expertise van de aanvrager en hoe deze expertise actief de kosteneffectieve exploratie en, eventueel, de winning van olie in het betrokken geografische gebied kan bevorderen.

c)

De opgedane ervaring van de aanvrager op het Noors continentaal plat dan wel gelijkwaardige relevante ervaring in andere gebieden.

d)

Dat de aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de exploratie naar en, eventueel, de winning van olie in het desbetreffende geografische gebied uit te voeren.

e)

Indien de aanvrager een vergunninghouder is of is geweest, kan het Ministerie rekening houden met elke blijk van inefficiëntie of gebrek aan verantwoordingsplicht van de aanvrager als vergunninghouder. Ook nationale veiligheidsoverwegingen kunnen in aanmerking worden genomen indien het Ministerie van oordeel is dat dergelijke overwegingen relevant zijn.

f)

Winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan een gemeenschappelijke onderneming waarvan ten minste één vergunninghouder als exploitant minstens één boring op het Noors continentaal plat heeft uitgevoerd, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring heeft opgedaan.

g)

Winningsvergunningen worden hoofdzakelijk toegekend aan twee of meer vergunninghouders wanneer ten minste één van hen over de in punt f) genoemde ervaring beschikt.

h)

De voor winningsvergunningen in de Barentszzee aangestelde exploitant moet als exploitant minstens één boring op het Noors continentaal plat hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring hebben opgedaan.

i)

Voor winningsvergunningen in diepe wateren moet zowel de aangestelde exploitant als ten minste één andere vergunninghouder als exploitant minstens één boring op het Noors continentaal plat hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring hebben opgedaan. Ten minste één van de houders van de winningsvergunning moet als exploitant boringen in diepe wateren hebben verricht.

j)

Voor winningsvergunningen waarbij het verrichten van proefboringen naar verwachting gepaard zal gaan met hoge druk en/of hoge temperaturen (HPHT), moeten de aangestelde exploitant en ten minste één andere vergunninghouder als exploitant op het Noors continentaal plat minstens één boring hebben verricht, dan wel buiten het Noors continentaal plat gelijkwaardige relevante operationele ervaring hebben opgedaan. Ten minste één van de houders van de winningsvergunning moet als exploitant een HPHT-boring hebben verricht.

Blokken waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend

Aanvragen voor participaties in winningsvergunningen kunnen worden ingediend voor blokken waarvoor binnen het tevoren afgebakende gebied nog geen vergunning is verleend, zoals getoond op de door het NPD (Noors Directoraat voor Aardolie) gepubliceerde kaarten. Het is ook mogelijk een aanvraag in te dienen voor blokken waarvoor na publicatie van deze mededeling binnen het afgebakende gebied nog geen vergunningen zijn afgegeven overeenkomstig de geactualiseerde kaarten op interactieve Factmaps van het NPD, die te vinden zijn op de webpagina van het NPD.

Elke winningsvergunning kan één of meerdere blokken of delen van blokken omvatten. Aanvragers wordt verzocht om hun aanvraag te beperken tot de gebieden waarvan zij het productiepotentieel in kaart hebben gebracht.

Zie voor de volledige tekst van de mededeling en gedetailleerde kaarten van de beschikbare gebieden, de website van het Noorse Directoraat voor Aardolie: www.npd.no/apa2022.

Aanvragen voor vergunningen voor oliewinning moeten worden ingediend, bijvoorbeeld via L2S, bij

Ministry of Petroleum and Energy (Ministerie van Olie en Energie)

P.O. Box 8148 Dep.

N-0033 OSLO

NOORWEGEN

Een kopie wordt langs elektronische weg ingediend, bijvoorbeeld via L2S,

bij het Norwegian Petroleum Directorate (Noors Directoraat voor Aardolie)

P.O. Box 600

N-4003 STAVANGER

NOORWEGEN

Uiterste termijn: 12 september 2022 om 12.00 uur.

De toewijzing van vergunningen voor oliewinning in het kader van de vergunningsronde in tevoren afgebakende gebieden (Awards in Predefined Areas) 2022 op het Noors continentaal plat zal volgens planning plaatsvinden in het eerste kwartaal van 2023.


(1)  PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/23


Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen

(2022/C 280/06)

1.   

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) maakt de Europese Commissie bekend dat de hieronder vermelde antidumpingmaatregelen op de in onderstaande tabel vermelde datum zullen vervallen, tenzij een nieuw onderzoek wordt geopend overeenkomstig de volgende procedure.

2.   Procedure

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen. Dit verzoek moet voldoende bewijs bevatten dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. Indien de Commissie besluit een nieuw onderzoek naar de betrokken maatregelen te openen, zullen de importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid worden gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken.

3.   Termijn

De producenten in de Unie kunnen een schriftelijk verzoek om een nieuw onderzoek indienen, dat uiterlijk drie maanden voor de in onderstaande tabel vermelde datum moet zijn ontvangen door de Europese Commissie, directoraat-generaal Handel (Eenheid G-1), CHAR 4/39, 1049 Brussel, België (2).

4.

Dit bericht wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036.

Producten

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Vervaldatum (3)

Stalen kabels

Volksrepubliek China

Marokko

Republiek Korea

Antidumpingrecht

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/607 van de Commissie van 19 april 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden vanuit Marokko en de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 20.4.2018, blz. 40)

21.4.2023


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  TRADE-Defence-Complaints@ec.europa.eu

(3)  De maatregel vervalt om middernacht (00.00 uur) op de in deze kolom vermelde datum.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/24


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10828 — CVC / NORDIC CAPITAL / CARY GROUP)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 280/07)

1.   

Op 13 juli 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad ontvangen (1).

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

CVC Partners SICAV-FIS S.A. (“CVC”, Luxemburg);

Nordic Capital XI Limited (“Nordic Capital”, Jersey);

Cary Group Holding AB (publ) (“Cary Group”, Zweden).

CVC en Nordic Capital verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Cary Group.

De concentratie komt tot stand door een openbaar bod dat op 29 juni 2022 werd bekendgemaakt.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

CVC: private-equitybeleggingen;

Nordic Capital: een groep private-equityfondsen met bijzondere aandacht voor gezondheidszorg, technologie & betalingen, financiële dienstverlening, industriële en zakelijke diensten en consumentenproducten;

Cary Group: reparatie en vervanging van autoglas met lokale aanwezigheid in Zweden, Noorwegen, Finland, Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg, Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10828 CVC / NORDIC CAPITAL / CARY GROUP

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de “concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/26


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10804 — KKR / CONTOURGLOBAL)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 280/08)

1.   

Op 14 juli 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad ontvangen (1).

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

KKR & Co. Inc. (“KKR”, Verenigde Staten);

ContourGlobal plc (“ContourGlobal”, Verenigd Koninkrijk).

KKR verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van ContourGlobal.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

KKR: wereldwijde beleggingsonderneming die alternatief vermogensbeheer en oplossingen op het gebied van kapitaalmarkten en verzekeringen aanbiedt;

ContourGlobal verwerft en ontwikkelt groothandelsactiva voor de opwekking van elektriciteit en exploiteert 138 energiecentrales in 20 landen, waaronder in de EU in Bulgarije, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Roemenië, Slowakije en Spanje.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10804 — KKR / CONTOURGLOBAL

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de “concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.