ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 233

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
16 juni 2022


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 233/01

Mededeling van de Commissie over richtsnoeren om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie

1


 

III   Voorbereidende handelingen

 

EUROPESE CENTRALE BANK

2022/C 233/02

Advies van de Europese Centrale Bank van 24 maart 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor (CON/2022/11)

14

2022/C 233/03

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 april 2022 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (CON/2022/14)

22


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2022/C 233/04

Besluit van de Raad van 13 juni 2022 tot benoeming van vier leden van de raad van beheer van het Europees Geneesmiddelenbureau

26

 

Europese Commissie

2022/C 233/05

Wisselkoersen van de euro — 15 juni 2022

28

2022/C 233/06

Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) (Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006)  ( 1 )

29

2022/C 233/07

Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) (Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006)  ( 1 )

30

2022/C 233/08

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

31

2022/C 233/09

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

33

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2022/C 233/10

Bekendmaking overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen van de vereffening en daaruit volgende liquidatie van Sberbank Europe AG (Oostenrijkse kredietinstelling in vereffening)

34


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europees Bureau voor personeelsselectie

2022/C 233/11

Aankondiging van vergelijkend onderzoek

35

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2022/C 233/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10748 – MACQUARIE / BCI / NATIONAL GRID / NATIONAL GRID GAS) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

36

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2022/C 233/13

Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) Nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

38


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over richtsnoeren om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie

(2022/C 233/01)

1.   INLEIDING

Sinds het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zijn meer dan 6,5 miljoen mensen uit Oekraïne naar de EU gevlucht. Ongeveer drie miljoen mensen hebben om tijdelijke bescherming verzocht en de meerderheid zijn vrouwen met kinderen (1). Uit de beschikbare informatie blijkt dat tot dusver slechts een relatief klein aantal personen in de werkende leeftijd op de arbeidsmarkt van de EU actief is of zich bij de openbare diensten voor arbeidsvoorziening heeft ingeschreven. Dit kan te wijten zijn aan fysieke en psychologische trauma’s, het langzame aanpassingsproces in de gastlidstaten, een gebrek aan informatie over de beschikbare mogelijkheden of andere obstakels (zoals taalproblemen en zorg voor kinderen).

Hoewel nog onzekerheid heerst over het aantal mensen dat wellicht in de EU zal blijven, en over de vooruitzichten om terug te keren, zal het aantal mensen dat in de lidstaten wil werken, naar verwachting toenemen.

Een snelle en doeltreffende integratie op de arbeidsmarkt is belangrijk voor zowel de gastgemeenschappen als de vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne: ze kunnen zo hun leven weer opbouwen en hun vaardigheden blijven ontwikkelen. Het zal de betrokken personen, de EU en uiteindelijk de wederopbouw van Oekraïne ten goede komen.

Deze mededeling bevat beleidsrichtsnoeren voor de lidstaten om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie.

Deze richtsnoeren vormen een aanvulling op en bouwen voort op reeds op EU-niveau genomen maatregelen ter ondersteuning van wie in de EU aankomt. Op 4 maart 2022 is Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad (2) tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG (“de richtlijn tijdelijke bescherming”), en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding (3) daarvan vastgesteld. De Commissie heeft respectievelijk op 21 maart, 23 maart en 5 april operationele richtsnoeren voor de uitvoering van dit besluit (4) (“operationele richtsnoeren”), een mededeling “De vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne verwelkomen” (5) (“de mededeling van 23 maart”) en een aanbeveling van de Commissie betreffende de erkenning van kwalificaties van mensen die op de vlucht zijn door de Russische invasie van Oekraïne (6) (“de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties”) gepresenteerd. Tijdens de buitengewone Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 28 maart heeft de Commissie – in coördinatie met het Franse voorzitterschap van de Raad – een tienpuntenplan gepresenteerd voor meer Europese coördinatie bij de opvang van vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne (7). Deze belangrijke documenten zullen zo nodig worden geüpdatet wanneer de omstandigheden veranderen en aanvullende richtsnoeren nuttig zijn.

Wie tijdelijke bescherming geniet, heeft recht op toegang tot de arbeidsmarkt in de EU, beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie. In de mededeling van 23 maart heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd toegang tot de arbeidsmarkt te verlenen en de bepalingen van artikel 12 van de richtlijn tijdelijke bescherming uit te breiden tot personen die uit hoofde van het nationale recht passende bescherming genieten, zoals bepaald in artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad (“passende bescherming uit hoofde van het nationale recht”). In deze mededeling verzoekt de Commissie de lidstaten op soortgelijke wijze de bepalingen met betrekking tot beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie uit hoofde van artikel 14 van de richtlijn tijdelijke bescherming zoveel mogelijk ook uit te breiden tot personen die uit hoofde van het nationale recht passende bescherming genieten. Deze mededeling heeft daarom zowel betrekking op vluchtelingen voor de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne die in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming uit hoofde van de richtlijn tijdelijke bescherming, als op personen die in aanmerking komen voor passende bescherming uit hoofde van het nationale recht.

De Commissie onderhoudt via een groot aantal kanalen contacten met nationale autoriteiten, sociale en economische partners, de particuliere sector en maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de opvang en de integratie van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Het solidariteitsplatform (8) coördineert de samenwerking tussen de lidstaten (bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van behoeften, middelen, opvangcapaciteit en transfers), waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de meest kwetsbaren, met name kinderen. De Commissie heeft een meertalige website opgezet waar vluchtelingen voor de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne informatie vinden over hun rechten en mogelijkheden en de te volgen procedures bij aankomst in de EU (9). Bovendien zorgt een reeks initiatieven op EU-niveau ervoor dat de lidstaten ten volle kunnen gebruikmaken van de beschikbare EU-middelen, met name in het kader van het “Maatregelen voor vluchtelingen in Europa uit hoofde van het cohesiebeleid” (het initiatief CARE) (10).

Het aantal vluchtelingen en de snelheid waarmee ze zijn aangekomen, zijn ongekend en vereisen een doeltreffende respons op alle niveaus. Dit document bevat beleidsrichtsnoeren voor de lidstaten om de integratie van mensen uit Oekraïne op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Er worden concrete maatregelen beschreven die de lidstaten kunnen nemen op basis van de opgedane ervaringen en de beste praktijken die de afgelopen maanden en sinds de migratiecrisis in 2015-2016 zijn verzameld. Een succesvolle integratie op de arbeidsmarkt hangt ook af van maatregelen op andere gebieden, zoals toegang tot huisvesting, gezondheidszorg (met inbegrip van geestelijke en reproductieve gezondheidszorg), sociale bescherming en diensten, voor- en vroegschoolse educatie en opvang en schoolonderwijs. De maatregelen van de Commissie op al deze gebieden (11) vullen elkaar aan.

De lidstaten worden aangemoedigd de richtsnoeren in deze mededeling uit te voeren overeenkomstig de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten (12), die essentieel zijn voor eerlijke en goed functionerende arbeidsmarkten en stelsels voor sociale bescherming in Europa. Talrijke in het actieplan van de Commissie voor integratie en inclusie 2021-27 (13) opgenomen maatregelen zijn bijzonder relevant voor vluchtelingen voor de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne. Er moet ook aandacht worden besteed aan non-discriminatie en de specifieke kwetsbaarheden van bepaalde groepen die een groter risico op discriminatie lopen, zoals Roma, personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren, personen met een handicap en de lhbtiq+-gemeenschap.

De EU zal verder met de Oekraïense autoriteiten samenwerken om maatregelen te ondersteunen die waarborgen dat vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hun rechten kunnen uitoefenen. De Oekraïense diaspora in de EU speelt een bijzonder belangrijke rol bij de ondersteuning van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.

Image 1
2.   TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT EN OPLEIDINGEN

2.1.   Werknemers en zelfstandigen

Snelle en doeltreffende toegang tot en integratie op de arbeidsmarkt is van cruciaal belang voor vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne die kunnen en willen werken. Ze kunnen in loondienst of als zelfstandige werken om zo financieel onafhankelijk te zijn, hun leven weer op te bouwen en een bijdrage te leveren aan en zich te integreren in de lokale gemeenschap tijdens hun verblijf in de EU. Het zal de betrokken personen, de EU en uiteindelijk de wederopbouw van Oekraïne ten goede komen.

Wie tijdelijke bescherming geniet, mag in loondienst of als zelfstandige werken, mits de specifieke regels voor elk beroep worden nageleefd. Om redenen van arbeidsmarktbeleid mogen de lidstaten voorrang geven aan EU-burgers en onderdanen van staten die gebonden zijn aan de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en aan onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en een werkloosheidsuitkering ontvangen. Het gemeen recht dat in de lidstaten geldt voor bezoldiging, toegang tot sociale zekerheid (in verband met werk in loondienst of zelfstandig werk) en andere arbeidsvoorwaarden, moet worden toegepast.

In de mededeling van 23 maart beveelt de Commissie de lidstaten aan de door de richtlijn tijdelijke bescherming verleende rechten op toegang tot de arbeidsmarkt van de EU zo ruim mogelijk te interpreteren en uitzonderingen op het vrije verkeer binnen de interne markt alleen in naar behoren gemotiveerde omstandigheden toe te passen. De Commissie moedigt de lidstaten aan dergelijke toegang tot hun arbeidsmarkt ook te verlenen aan wie uit hoofde van het nationale recht passende bescherming geniet. In de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties beveelt de Commissie de lidstaten ook aan geen verplichting voor bedrijven in te voeren of te handhaven om aan te tonen dat ze geen EU-burger in dienst kunnen nemen alvorens een persoon te mogen aanwerven die tijdelijke bescherming geniet.

Het is ook belangrijk uitbuiting en zwartwerk te voorkomen. De Europese Arbeidsautoriteit ondersteunt de uitwisseling van beste praktijken via haar platform tegen zwartwerk (14) om mogelijke misbruiken of arbeidsuitbuiting te bestrijden. De afgelopen jaren heeft het platform een brede aanpak gepromoot waarbij preventieve maatregelen (bijvoorbeeld voorlichting en het verstrekken van informatie) en sancties naar aanleiding van inspecties op de werkplek worden gecombineerd (15).

De openbare diensten voor arbeidsvoorziening spelen een belangrijke rol bij de integratie van mensen op de arbeidsmarkt: ze verstrekken informatie aan nieuwkomers op de arbeidsmarkt en fungeren als tussenschakel tussen werkzoekenden en werkgevers. Ze werken samen en coördineren maatregelen met andere belanghebbenden – zoals nationale overheden, gemeenten, sociale partners en maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld migrantenorganisaties en de Oekraïense diaspora) – om voor tijdige en gerichte steun te zorgen. De openbare diensten voor arbeidsvoorziening zijn ook belangrijke verleners van Eures-diensten (16). De vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne kunnen van een aantal van deze diensten gebruikmaken. De Commissie staat klaar om uitwisselingen en samenwerking rond deze kwesties verder te bevorderen via het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening.

Enquête onder openbare diensten voor arbeidsvoorziening:

Image 2

In maart 2022 heeft de Commissie een enquête onder openbare diensten voor arbeidsvoorziening gehouden, waaruit is gebleken dat de openbare diensten voor arbeidsvoorziening zich snel hebben aangepast met behulp van online-informatie in meerdere talen (soms ook Oekraïens) en speciale adviseurs. In sommige landen hebben de openbare diensten voor arbeidsvoorziening speciale kantoren opgericht voor werkzoekenden die de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zijn ontvlucht. Soms publiceren ze ook specifieke vacatures voor deze groep mensen. Sommige openbare diensten voor arbeidsvoorziening zijn reeds aanwezig bij de opvangcentra en -diensten; andere zijn betrokken bij gezamenlijke noodhulpgroepen of taskforces voor vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Veel openbare diensten voor arbeidsvoorziening hebben de afgelopen jaren aanzienlijke ervaring opgedaan met de registratie en de profilering van asielzoekers en vluchtelingen en hun integratie op de arbeidsmarkt. Ze zijn daarom graag bereid samen te werken en goede praktijken uit te wisselen via het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening.

De Commissie werkt ook met de sociale en economische partners samen in het kader van het Europees partnerschap voor integratie (17) om de integratie van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne op de arbeidsmarkt te bevorderen. De lidstaten worden ook aangemoedigd om op nationaal niveau talrijke economische en sociale partners bij de problematiek te betrekken, aangezien zij van cruciaal belang zijn om met de nodige steun arbeidskansen voor werknemers en zelfstandigen te creëren.

Image 3
Wanneer de lidstaten maatregelen nemen met betrekking tot de toegang tot arbeid in loondienst en als zelfstandige, verzoekt de Commissie hen om:

voor informatie te zorgen:

over de beschikbare steun voor vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Dit gaat verder dan de wettelijke verplichting om hen te informeren over hun rechten. Het betreft informatie over steunmaatregelen, zoals loopbaanbegeleiding, advies, mentorschap, bescherming tegen discriminatie (met name tijdens zwangerschap en vroeg ouderschap) en maatregelen om werk en privéleven te combineren. De informatie kan worden opgenomen in het document dat op grond van artikel 9 van de richtlijn tijdelijke bescherming moet worden verstrekt (idealiter in de taal van de ontvanger), en ook via speciale websites, apps of advertenties worden verstrekt. De lidstaten worden aangemoedigd om een soortgelijk document en soortgelijke informatie ook ter beschikking te stellen van wie in aanmerking komt voor passende bescherming uit hoofde van het nationale recht.

– ten behoeve van integratiecentra, lokale autoriteiten, instellingen voor sociale zekerheid, potentiële werkgevers en sociale partners – over de rechten van wie tijdelijke en passende bescherming uit hoofde van het nationale recht geniet. Dit kan via informatie- en opleidingssessies en door hen aan te moedigen deel te nemen aan initiatieven op EU-niveau, zoals het pact voor vaardigheden (18).

de integratie op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken van wie tijdelijke bescherming en – in voorkomend geval – passende bescherming uit hoofde van het nationale recht geniet door:

wie in de EU aankomt aan te moedigen zich snel bij de plaatselijke openbare diensten voor arbeidsvoorziening in te schrijven, bijvoorbeeld door de nodige informatie te verstrekken bij aankomst of in opvangcentra en -diensten.

bij de werkzaamheden van de nationale autoriteiten en de openbare diensten voor arbeidsvoorziening aandacht te schenken aan de behoeften van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne door:

in eerste instantie bijzondere aandacht te schenken aan beroepen waar mensen die tijdelijke bescherming en adequate bescherming uit hoofde van het nationale recht genieten, andere vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne kunnen ondersteunen (bijvoorbeeld artsen, verpleegkundigen, leerkrachten en opleiders, werknemers in voor- en vroegschoolse educatie en opvang, arbeidsmarktadviseurs en medewerkers van openbare diensten voor arbeidsvoorziening). Hiervoor kan worden gezorgd door de barrières voor toegang tot dergelijke beroepen af te bouwen en met de Oekraïense autoriteiten en diaspora samen te werken.

bijzondere aandacht aan de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt te schenken en prioritair aan de behoeften van vrouwen met kinderen te voldoen, ook door hun recht op toegang tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang en schoolonderwijs te waarborgen, zodat ze gemakkelijker werk kunnen vinden.

de werkgelegenheid te bevorderen in sectoren en beroepen waar tekorten op de arbeidsmarkt in de gastlidstaten heersen. Met behulp van de door Cedefop uitgevoerde analyse van vacatures in Europa (19) kunnen de lidstaten nagaan aan welke vaardigheden behoefte is en waar (ook op regionaal niveau). Bovendien kunnen de lidstaten het verslag “Shortage and Surplus Occupations” (20) van de Europese Arbeidsautoriteit gebruiken om de behoeften in kaart te brengen.

voorlichting over diversiteit op de werkplek te verlenen en cursussen burgerschap/sociaal-culturele oriëntatie aan te bieden, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van specifieke groepen (bijvoorbeeld vrouwen, personen met een handicap, minderheden enzovoort) en deze groepen worden geïnformeerd over het recht op non-discriminatie en over wat te doen wanneer dat recht wordt geschonden.

het faciliterend kader voor de toegang tot arbeid in loondienst en als zelfstandige te versterken door:

steun te verlenen aan werkgevers die vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aanwerven, en de oprichting van startende ondernemingen financieel te ondersteunen. Ook bedrijven en netwerken die in de sociale economie actief zijn, kunnen de integratie ondersteunen.

programma’s ter ondersteuning van ondernemerschap open te stellen voor vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, bijvoorbeeld opleiding, mentorschap, coaching, netwerkondersteuning, microfinanciering of een combinatie van financiële en niet-financiële steunmaatregelen. Het beleidsinstrument voor beter ondernemerschap (21) kan hiervoor worden gebruikt.

Europese programma’s ter ondersteuning van ondernemerschap te promoten, zoals Erasmus voor jonge ondernemers (22) en het Enterprise Europe Network (23).

al wie in loondienst of als zelfstandige wil werken, een zo ruim mogelijke toegang tot de arbeidsmarkt te bieden door:

het gevaar van uitbuiting en zwartwerk aan te pakken (24) door voor samenwerking tussen verschillende actoren (onder meer de rechtshandhavingsinstanties en de arbeidsinspecties) te zorgen conform de holistische aanpak die de afgelopen jaren is bepleit door het platform tegen zwartwerk en in de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel 2021-2025 (25) en het gemeenschappelijk plan om de risico’s van mensenhandel aan te pakken en potentiële slachtoffers onder de vluchtelingen voor de oorlog in Oekraïne te helpen (26).

geen gebruik te maken van de krachtens artikel 12 van de richtlijn tijdelijke bescherming geboden mogelijkheid om bij de toegang tot de arbeidsmarkt voorrang te verlenen aan EU-onderdanen en onderdanen van staten die gebonden zijn door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of legaal verblijvende onderdanen van derde landen die een werkloosheidsuitkering ontvangen.

ervoor te zorgen dat bij arbeidsmarktmaatregelen altijd met personen met een handicap rekening wordt gehouden en in toegankelijke informatie en diensten wordt voorzien, conform beginsel 17 van de Europese pijler van sociale rechten en de verbintenissen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD).

Voorbeelden van relevante door de EU gefinancierde projecten

Image 4

Door de EU gefinancierde projecten (27) kunnen als inspiratiebron dienen en goede praktijken onder de aandacht brengen. Zo zijn “versnelde” integratieprogramma’s – waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan zowel taalopleidingen als werkplekleren – bijzonder doeltreffend gebleken bij de integratie van asielzoekers en vluchtelingen.

Fostering Opportunities of Refugee Workers (FORWORK) (28) is een door het EaSI gefinancierd proefproject om asielzoekers en vluchtelingen in opvangcentra in Piemonte (Italië) en Albanië op de arbeidsmarkt te integreren. Het project voorziet in beoordelingen van vaardigheden en genderspecifiek mentorschap in combinatie met taal- en beroepsopleidingen. Doel is een gepersonaliseerd integratieplan op te stellen.

Een ander door het EaSI gefinancierd proefproject is Fast track action boost (FAB) (29): doel is vluchtelingen en hun gezinnen – en vooral vrouwelijke vluchtelingen – in steden versneld op de arbeidsmarkt te integreren. Bij het partnerschap zijn Belgrado, Berlijn, Madrid, Milaan, Stockholm en Wenen betrokken.

Een succesvol voorbeeld van partnerschappen met talrijke belanghebbenden is het project Labour INT (30), dat veelgelaagde integratietrajecten (van aankomst tot de werkplek, met inbegrip van onderwijs, opleiding en arbeidsbemiddeling) voor asielzoekers en vluchtelingen promoot, waarbij wordt voortgebouwd op de belangen en capaciteiten van bedrijven, kamers van industrie en koophandel, vakbonden en migrantenverenigingen.

Door het ESF gefinancierde projecten ter bevordering van de integratie van vrouwelijke migranten op de arbeidsmarkt zijn onder meer Stark im Beruf (31) (Duitsland) (voor moeders met een migrantenachtergrond), Mirjam (32) (voor vrouwen die in Zweden aankomen) en CIAO (33) (Luxemburg) (voor vrouwen met een migrantenachtergrond).

2.2.   Vaardigheden in kaart brengen en kwalificaties snel erkennen

Wie tijdelijke bescherming en passende bescherming uit hoofde van het nationale recht geniet, moet kunnen aantonen over welke vaardigheden en kwalificaties hij/zij beschikt om snel op de arbeidsmarkt te kunnen worden geïntegreerd. Verscheidene lidstaten voorzien in procedures om – wanneer de nodige documenten beschikbaar zijn – de gelijkwaardigheid van studies en kwalificaties te beoordelen en – wanneer de nodige documenten niet beschikbaar zijn – vaardigheden en eerdere leerresultaten en ervaringen te valideren (bijvoorbeeld via tests, beoordelingen van praktische vaardigheden, demonstraties van vaardigheden, interviews of online zelfevaluaties). Het is belangrijk dat deze maatregelen geen onnodige obstakels opwerpen voor een daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld door taalvereisten te stellen).

Om toegang te krijgen tot gereglementeerde beroepen (bijvoorbeeld in de gezondheidszorg en het onderwijs) is doorgaans een beoordeling en formele erkenning van de buitenlandse kwalificaties vereist. De aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties biedt richtsnoeren en praktisch advies om kwalificaties snel, eerlijk en flexibel te erkennen. Voorts wordt in de aanbeveling benadrukt dat het belangrijk is de academische erkenning (bijvoorbeeld van universitaire diploma’s) te vergemakkelijken. De meeste leerprogramma’s (bijvoorbeeld werkplekleren) houden echter geen verband met gereglementeerde beroepen. Bovendien kunnen veel mensen ook vaardigheden hebben verworven door te werken, een bedrijf te leiden of op een andere manier actief te zijn (bijvoorbeeld als vrijwilliger). Deze vaardigheden kunnen zeer waardevol zijn op de arbeidsmarkt, maar dreigen niet te worden erkend en ondergewaardeerd te blijven.

De Commissie biedt eindgebruikers en tussenpersonen verschillende tools met betrekking tot vaardigheden, zoals het instrument voor het opstellen van een vaardigheidsprofiel voor onderdanen van derde landen (34), dat nu ook in het Oekraïens beschikbaar is. Oekraïenstaligen die werk zoeken of hun opleiding/studie willen voortzetten, kunnen van deze tool gebruikmaken. De tool brengt vaardigheden in kaart en verzamelt informatie over kwalificaties en ervaringen in het kader van een gestructureerd interview. Ook de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO) (35) zal in juni in het Oekraïens beschikbaar zijn om het gebruik van het instrument voor het opstellen van een vaardigheidsprofiel en soortgelijke door de particuliere sector gebruikte tools te vergemakkelijken. De ePortfolio van Europass (36) is sinds eind april 2022 in het Oekraïens beschikbaar. De Commissie ontwikkelt ook het proefinitiatief “EU-talentenpool” (37): een EU-breed webportaal dat vluchtelingen uit Oekraïne in staat stelt hun vaardigheden te registreren, waardoor het gemakkelijker wordt om de in deze groep beschikbare vaardigheden in kaart te brengen en aan de vraag van potentiële werkgevers te voldoen. Het proefinitiatief wordt ontwikkeld in overleg met de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden.

Om ervoor te zorgen dat Oekraïense kwalificaties gemakkelijker over de grenzen heen kunnen worden begrepen door werkgevers en aanbieders van onderwijs en opleiding, heeft de Commissie met de Europese Stichting voor opleiding (ETF), de Oekraïense autoriteiten (38) en de EU-lidstaten samengewerkt om het Oekraïense nationale kwalificatiekader en het Europese kwalificatiekader (EKK) te vergelijken. De ETF heeft een informatieplatform (39) opgezet om vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te informeren over de wijze waarop ze onderwijs en opleiding kunnen blijven volgen en hulp kunnen krijgen bij de erkenning van hun kwalificaties. Anderen biedt het platform hulp om die kwalificaties te interpreteren. De Commissie onderzoekt ook het potentieel van Europese digitale credentials voor leerresultaten om diploma’s opnieuw digitaal uit te reiken aan wie de oorlog is ontvlucht en niet over de nodige documenten beschikt.

Image 5
Wanneer de lidstaten maatregelen nemen om vaardigheden en kwalificaties in kaart te brengen en te erkennen, verzoekt de Commissie hen om:

ervoor te zorgen dat de vaardigheden en kwalificaties kunnen worden getaxeerd, beoordeeld en snel erkend (afhankelijk van het geval), ongeacht of er documenten beschikbaar zijn (bijvoorbeeld door steun te verlenen om cv’s op te stellen, vaardigheden te testen en ontbrekende kwalificaties terug te vinden). Het is onontbeerlijk dat openbare diensten voor arbeidsvoorziening, sociale partners, instellingen voor de validatie en erkenning van kwalificaties (bijvoorbeeld nationale informatiecentra voor academische erkenning (40)) en de Oekraïense autoriteiten samenwerken om vaardigheden en kwalificaties snel, gratis en eenvoudig in kaart te brengen en te erkennen en ervoor te zorgen dat vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne doeltreffend over deze opties worden geïnformeerd.

de diensten voor de beoordeling en erkenning van eerdere ervaringen en leerresultaten (met inbegrip van niet-formele en informele leerresultaten) aan te moedigen proactief met vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en met vluchtelingenorganisaties samen te werken om ervoor te zorgen dat mensen met alle mogelijke vaardigheden steun krijgen om hun vaardigheden in kaart te brengen.

Voorbeelden van relevante door de EU gefinancierde projecten

Image 6

In België (Wallonië) helpen met ESF-middelen ondersteunde centra voor de validatie van vaardigheden (41) vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne met beroepservaring hun vaardigheden officieel en kosteloos te laten valideren. Mede dankzij de officiële erkenning kunnen de vluchtelingen hun vaardigheden ten behoeve van werkgevers demonstreren, een opleiding hervatten of toegang tot een beroep krijgen.

2.3.   Initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding

De Commissie werkt met de Europese Stichting voor opleiding samen om studenten beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) te helpen online verder te leren. De Europese Stichting voor opleiding werkt met name met de Oekraïense autoriteiten en andere partners samen om onlineleerinhoud en online-opleidingsmiddelen op te sporen en te verzamelen (bijvoorbeeld microcursussen en korte beroepsmodules uit de lidstaten en partnerlanden), die op grote schaal verspreid kunnen worden om ontheemden uit Oekraïne leermogelijkheden te bieden met het oog op het verwerven van specifieke BOO-competenties en microcredentials.

Enquête over maatregelen met betrekking tot beroepsonderwijs en -opleiding

Image 7

Om informatie in te winnen over de tot dusver in de lidstaten genomen maatregelen met betrekking tot beroepsonderwijs en -opleiding en om de uitwisseling van goede praktijken te ondersteunen, heeft de Commissie in maart 2022 een enquête gehouden onder leden van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, de directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en -opleiding, de Europese verenigingen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en de leden van het pact voor vaardigheden (bedrijven, verenigingen, kamers van koophandel, aanbieders van opleidingen en anderen).

De voorlopige resultaten (42) geven een overzicht van de maatregelen die de lidstaten tot dusver hebben genomen, en bieden voorbeelden van goede praktijken die als inspiratiebron voor anderen kunnen dienen. Het gaat onder meer om versnelde procedures, de gelijkwaardigheid van studies en validatieprocedures, individuele plannen, mentorschap en begeleiding, werkplekleren en voorbereidende lessen (onder meer om taal- en interpersoonlijke vaardigheden te ontwikkelen).

Image 8
De Commissie verzoekt de lidstaten om:

voor snelle toegang tot initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding (met inbegrip van leerlingplaatsen) te zorgen en – in samenwerking met de sociale en economische partners – het aanbod hoogwaardig werkplekleren en hoogwaardige leerlingplaatsen uit te breiden overeenkomstig de beginselen van het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (43), ook wat betreft beloning.

aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding te ondersteunen door extra financiering te verlenen, voor meer flexibiliteit bij de aanpassing van opleidingsprogramma’s aan de behoeften van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te zorgen en te overwegen leraren en opleiders BOO aan te werven die tijdelijke bescherming of passende bescherming uit hoofde van het nationale recht genieten.

eerdere leerervaringen en kwalificaties te erkennen door bestaande validatieprocessen te gebruiken om specifieke leertrajecten correct toe te wijzen; en met sociale en economische partners samen te werken om lerende jongeren uit Oekraïne een beroepsexamen te helpen afleggen met het oog op de afgifte van op competenties gebaseerde beroepscertificaten.

de mogelijkheden te onderzoeken om lopende mobiliteitsverblijven van Oekraïense studenten BOO die niet naar huis kunnen terugkeren en die mogelijk om tijdelijke bescherming verzoeken, in het kader van Erasmus+ te verlengen.

Voorbeelden van relevante door de EU gefinancierde projecten

Image 9

Met First Room – een door het ESF medegefinancierd project in Boekarest – biedt de Concordia Vocational School (44) opleidingen en advies ter ondersteuning van de sociale integratie van kinderen en jongeren die van overheidswege bescherming genieten. De Vocational School voorziet in de certificering van hun competenties en zorgt voor arbeids- en loopbaanoriëntatie. De geïntegreerde diensten verlenen jongeren ook steun door huisvesting en beschikbare kamers in het transitcentrum van Concordia te huren. Momenteel wordt ook steun verleend aan vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.

2.4.   Bij- en omscholing voor volwassenen om de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken

Wie tijdelijke bescherming geniet, moeten toegang krijgen tot volwasseneneducatie, beroepsopleiding en werkplekleren. Werkplekleren is zeer doeltreffend gebleken bij de integratie van migranten en vluchtelingen. Daarnaast is het voor een succesvolle deelname aan de arbeidsmarkt en de samenleving (waarbij migranten onder meer over hun rechten worden voorgelicht en hun rechten uitoefenen) belangrijk zachte en harde vaardigheden (met inbegrip van ondernemersvaardigheden, zelfontplooing en computervaardigheden) aan te scherpen en vooral een taalopleiding te volgen (onder meer op de werkplek). Door vandaag in de vaardigheden van de vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te investeren kunnen de lidstaten ook een belangrijke bijdrage leveren aan de toekomstige wederopbouw van Oekraïne.

Image 10
Wanneer de lidstaten maatregelen nemen met betrekking tot onderwijs en opleiding van volwassenen, verzoekt de Commissie hen om:

zo snel mogelijk voor gerichte bij- en omscholing, beroepsonderwijs en -opleiding en/of werkplekleren te zorgen, waarbij rekening met de behoeften van specifieke groepen (bijvoorbeeld vrouwen, personen met een handicap en minderheden) wordt gehouden en steun wordt verleend om doeltreffend van de geboden mogelijkheden gebruik te maken. De lidstaten worden aangemoedigd om met aanbieders van onderwijs en opleiding, sociale en economische partners en de particuliere sector samen te werken om ervoor te zorgen dat de geboden mogelijkheden aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt en de vaardigheidskloven helpen dichten.

in steunmaatregelen en voorlichting te voorzien zodat de betrokkenen gemakkelijker van de bij- en omscholingsmogelijkheden kunnen gebruikmaken, met inbegrip van hulp bij het zoeken naar passende programma’s en financiële steun (zoals opleidingsvouchers en individuele leerrekeningen).

Voorbeelden van relevante door de EU gefinancierde projecten

Image 11

Het door Erasmus+ gesteunde Omnia Skills Centre (45) (Finland) verleent in Espoo diensten aan immigranten om hun beroepsvaardigheden aan te scherpen en de werkgelegenheid te bevorderen. Het centrum zorgt onder meer voor opleidingen, coaching en advies en biedt Finse taalcursussen aan.

Het door het ESF gefinancierde project Bremen Integration Qualification (46) (Duitsland) wil vooral de toegang van immigranten tussen 18 en 26 jaar tot leren en werkgelegenheid bevorderen, onder meer door voor intensieve taalcursussen te zorgen. Het project wordt door het Rode Kruis beheerd en biedt al steun aan jongeren die de oorlog in Oekraïne ontvluchten.

2.5.   Volwassenen mogelijkheden bieden om hun onderwijstraject te voltooien

De lidstaten kunnen volwassenen die tijdelijke bescherming genieten, toegang geven tot het algemeen onderwijs. Dit kan zinvol zijn voor personen die hun formeel initieel onderwijstraject niet konden voltooien en geen diploma hoger middelbaar onderwijs hebben behalen, hun studie in het hoger onderwijs als gevolg van de invasie moesten onderbreken of niet naar het hoger onderwijs konden doorstromen. Niet alleen de betrokken personen, maar ook de EU en uiteindelijk Oekraïne zullen van deze inspanningen profiteren.

Image 12
Wanneer de lidstaten nationale maatregelen nemen om volwassenen de kans te geven hun onderwijstraject te voltooien, verzoekt de Commissie hen om:

volwassenen die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, mogelijkheden te bieden om algemeen onderwijs te volgen, onder meer in het kader van tweedekansonderwijs. Deze mogelijkheden moeten flexibel en doelgericht zijn en rekening houden met de behoeften van wie tijdelijke bescherming en passende bescherming uit hoofde van het nationale recht geniet. Daartoe wordt de lidstaten verzocht met belanghebbenden – onder meer het maatschappelijk middenveld en plaatselijke gemeenschappen – samen te werken om de betrokken personen te helpen daadwerkelijk van deze mogelijkheden gebruik te maken.

volwassenen die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, mogelijkheden te bieden zich bij instellingen voor hoger onderwijs in te schrijven om reeds begonnen studies te voltooien of nieuwe studieprogramma’s te volgen. Daartoe kunnen de lidstaten instellingen voor hoger onderwijs aanmoedigen en ondersteunen om vluchtelingen in te schrijven of in staat te stellen hun studie op afstand voort te zetten, bijvoorbeeld door de samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs in de EU en Oekraïne te bevorderen, ook om de herintegratie in het Oekraïense stelsel waar nodig te vergemakkelijken.

toegang te verlenen tot infrastructuur (bijvoorbeeld examencentra en IT-apparatuur) en met de Oekraïense autoriteiten samen te werken om ontheemden in staat te stellen toelatingsexamens af te leggen met het oog op toegang tot het Oekraïense hoger onderwijs.

3.   STEUN UIT EU-FONDSEN

Image 13
De in deze mededeling beschreven maatregelen kunnen door verschillende EU-fondsen en -initiatieven worden ondersteund. Bij recente wijzigingen van bestaande verordeningen is vooral aandacht geschonken aan niet-bestede middelen in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020, met name uit het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF).

Door de verordeningen betreffende de fondsen te wijzigen (47) heeft het initiatief CARE (“Maatregelen voor vluchtelingen in Europa uit hoofde van het cohesiebeleid”) de lidstaten vooral meer flexibiliteit verleend om snel van de cohesiefondsen van de EU te kunnen gebruikmaken zonder de werkingssfeer ervan te wijzigen.

Het initiatief CARE

Met de CARE-verordening zijn de volgende belangrijke wijzigingen ingevoerd:

Er wordt steun verleend voor concrete acties om de crisis in Oekraïne vanaf 24 februari 2022 aan te pakken, ook in het kader van verzoeken die na die datum zijn ingediend.

De lidstaten kunnen van het ESF of het EFRO gebruikmaken om onbeperkt steun te verlenen aan subsidiabele maatregelen in het kader van het andere fonds. EFRO-middelen voor infrastructuurprojecten kunnen bijvoorbeeld opnieuw worden toegewezen om sociale inclusie, zorg en onderwijs te bevorderen. Omgekeerd kunnen ESF-middelen worden gebruikt om materiaal en infrastructuur voor vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te financieren.

De lidstaten kunnen profiteren van de terugbetaling van 100 % van de tot en met 30 juni 2022 bij de Commissie gedeclareerde uitgaven (48).

De lidstaten kunnen ook hun toewijzing uit hoofde van React-EU (tot in totaal 10 miljard EUR) programmeren om de crisis aan te pakken.

De lidstaten hebben 3,5 miljard EUR aan extra voorfinanciering uit hoofde van React-EU ontvangen (met name ten gunste van de lidstaten die het grootste aantal vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben opgevangen (49)).

De lidstaten kunnen een nieuwe eenheidsprijs van 40 EUR per week per persoon toepassen. Zo is het mogelijk onmiddellijke bijstand te verlenen en tegelijkertijd de regels voor de onkostendeclaratie te vereenvoudigen (50).

Image 14

Bij de op 6 april vastgestelde Verordening (EU) 2022/585 (51) wordt de uitvoeringsperiode van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF)(Grenzen, visa en ISF-politie) met één jaar verlengd (tot juni 2024) en worden AMIF-middelen voor de periode 2014-2020 vrijgegeven die eerder voor specifieke doeleinden bestemd waren.

Om de lidstaten te helpen de beschikbare financieringsmogelijkheden en programmeringsregelingen optimaal te benutten, heeft de Commissie een indicatieve lijst van subsidiabele maatregelen in het kader van het ESF, het FEAD, het EFRO, het AMIF en het ISF (Grenzen en visa) opgesteld en een (voornamelijk maar niet uitsluitend voor programma-autoriteiten toegankelijke) webpagina met vragen en antwoorden (52) opgezet om de lidstaten snel en eenduidig te kunnen antwoorden.

Het ESF kan de meeste van de in deze mededeling beschreven maatregelen helpen financieren, bijvoorbeeld mentorschap, loopbaanbegeleiding, bij- en omscholing, arbeidsbemiddeling, leerlingplaatsen en stages, ondersteuning van openbare diensten voor arbeidsvoorziening en maatregelen om discriminatie te voorkomen en de toegankelijkheid van informatie voor alle werknemers te waarborgen. Het ESF kan ook personeel financieren dat vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne aan de grens of elders in de lidstaten opvangt. Daarnaast kan het ESF onderwijs voor kinderen en volwassenen en de toegang tot gezondheidszorg, huisvesting en sociale diensten financieren.

Het EFRO kan de toegang ondersteunen tot reguliere en niet-gesegregeerde diensten op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, opleiding, huisvesting, gezondheidszorg en sociale zorg door voor toegankelijke infrastructuur (bijvoorbeeld door infrastructuur te bouwen, te renoveren of uit te breiden) en aanverwante uitrusting te zorgen. Het AMIF en het ISF - Grenzen, visa en ISF Politie kunnen worden gebruikt om aan de eerste behoeften bij opvang van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te voldoen en – in het geval van het AMIF – hun integratie in de gastlanden te bevorderen.

De kerntaak van het ESF bestaat erin werkgelegenheidkansen op lange termijn te creëren. Daarnaast kan het ESF ook noodmaatregelen ondersteunen (bijvoorbeeld voedselhulp, fundamentele materiële bijstand, kosten voor huisvesting of vervoerskosten), mits deze maatregelen worden gecombineerd met een individueel integratietraject in het land dat bijstand verleent. Het FEAD heeft een nog breder toepassingsgebied en kan – ongeacht de status en de woonplaats van de betrokkenen – worden gebruikt om fundamentele materiële bijstand te verlenen (bijvoorbeeld voedsel, artikelen voor persoonlijke hygiëne, artikelen voor baby’s en kinderen enzovoort).

Er kan ook financiering uit hoofde van InvestEU – met name in het kader van de vaardigheden- en onderwijsgarantie – worden gebruikt om mensen te helpen hun vaardigheden aan te scherpen, onderwijs- en opleidingsorganisaties de mogelijkheid te bieden hun aanbod uit te breiden, zelfstandigen bij te staan en steun te verlenen aan ondernemingen die ontheemden aanwerven en opleiden. Daarnaast zal het instrument voor technische ondersteuning (53) op verzoek technische ondersteuning aan de lidstaten kunnen bieden om de toegang tot werk, opleiding, sociale inclusie en onderwijs te vergemakkelijken.

Er wordt van de financieringsmogelijkheden van Erasmus+ gebruikgemaakt dankzij de ingebouwde flexibiliteit van het programma. Zo kunnen leerkrachten en opleiders die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, financiële steun krijgen om hun integratie te vergemakkelijken en de nodige vaardigheden te verwerven om in het onderwijs in de EU te werken. Tijdelijk kan gekwalificeerd personeel worden uitgezonden naar regio’s waar vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zijn gehuisvest. Leerlingen kunnen ook snel worden opgevangen door onderwijs- en opleidingsinstellingen die bij samenwerkingsprojecten in het kader van Erasmus+ betrokken zijn. De financiële middelen van samenwerkingsprojecten in het kader van Erasmus+ kunnen flexibel worden gebruikt om de integratie van kinderen die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, te vergemakkelijken.

Ten slotte kan bij de lopende voorbereiding van de cohesieprogramma’s voor de periode 2021-2027 nog steeds rekening worden gehouden met de behoeften van vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Zodra deze programma’s zijn goedgekeurd, zullen ze ook worden gebruikt om maatregelen op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, sociale inclusie, huisvesting en sociale en gezondheidszorg ten behoeve van de vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te financieren, evenals voedselhulp en fundamentele materiële bijstand (als gevolg van de opname van het FEAD in het ESF+) (54). Uitgaven in het kader van deze programma’s zijn subsidiabel vanaf 1 januari 2021.

Image 15
De Commissie verzoekt de lidstaten om:

de beschikbare fondsen optimaal te gebruiken voor alle maatregelen waarvoor deze mededeling richtsnoeren biedt.

voor coördinatie tussen de verschillende verantwoordelijke autoriteiten (onder meer de regionale en lokale autoriteiten) te zorgen met het oog op relevantie en complementariteit.

voor coördinatie met de Commissie te zorgen en van de bovengenoemde webpagina met vragen en antwoorden gebruik te maken.

4.   CONCLUSIE EN VOLGENDE STAPPEN

Image 16
De lidstaten wordt verzocht hun inspanningen ten behoeve van de vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voort te zetten en de integratie van te vluchtelingen op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken overeenkomstig de richtsnoeren in deze mededeling en de andere tot dusver op EU-niveau gepresenteerde initiatieven. Ze worden aangemoedigd om van alle beschikbare steun op EU-niveau (met inbegrip van financiële steun) gebruik te maken en met belanghebbenden samen te werken om voor een brede en gecoördineerde respons te zorgen.

De Commissie staat klaar om met de nationale autoriteiten en andere belanghebbenden verder samen te werken en ze zal – naarmate de situatie verandert – richtsnoeren blijven verstrekken, onder meer via het solidariteitsplatform en het V&A-platform van de fondsen. De Commissie zal ook het wederzijds leren tussen de lidstaten blijven ondersteunen, informatie over de maatregelen van de lidstaten blijven verzamelen (55) – met name via speciale netwerken zoals het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening en het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding – en via de speciale webruimte (56) en de sociale media relevante informatie aan vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne blijven verstrekken. Elke euro die vandaag wordt besteed en elke inspanning die vandaag wordt geleverd ten behoeve van de vluchtelingen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, draagt bij tot de toekomst van de EU en Oekraïne.


(1)  Op basis van de meest recente gegevens van het EU-netwerk voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (blauwdruk).

(2)  PB L 71 van 4.3.2022, blz. 1.

(3)  Zoals toegelicht in de operationele richtsnoeren en de mededeling van 23 maart bepaalt artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad dat – naast Oekraïense onderdanen – staatlozen en onderdanen van andere derde landen die internationale bescherming in Oekraïne genoten, evenals hun gezinsleden tijdelijke bescherming moeten genieten als ze vóór of op 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven. Aan onderdanen van derde landen die vóór of op 24 februari met een permanente verblijfsvergunning in Oekraïne verblijven en die niet veilig naar hun land van herkomst kunnen terugkeren, verlenen de lidstaten tijdelijke bescherming of passende bescherming uit hoofde van hun eigen nationaal recht (artikel 2, lid 2, van het uitvoeringsbesluit van de Raad). De lidstaten kunnen ook tijdelijke bescherming verlenen aan andere onderdanen van derde landen die legaal in Oekraïne verbleven en niet naar hun land van herkomst kunnen terugkeren (artikel 2, lid 3, van het uitvoeringsbesluit van de Raad). Zoals toegelicht in de operationele richtsnoeren, wordt de tijdelijke bescherming uit hoofde van het uitvoeringsbesluit van de Raad gedurende één jaar verleend vanaf de inwerkingtreding van het besluit, d.w.z. van 4 maart 2022 tot en met 4 maart 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/55/EG. Als de Raad tijdens deze periode – op voorstel van de Commissie – geen besluit neemt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, wordt die automatisch verlengd met zes maanden, d.w.z. tot en met 4 september 2023, en daarna nogmaals met zes maanden, d.w.z. tot en met 4 maart 2024.

(4)  Mededeling van de Commissie over operationele richtsnoeren voor de uitvoering van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PB C 126 I van 21.3.2022, blz. 1).

(5)  COM(2022) 131 final.

(6)  Aanbeveling (EU) 2022/554 van de Commissie van 5 april 2022 betreffende de erkenning van kwalificaties van mensen die op de vlucht zijn door de Russische invasie van Oekraïne (PB L 107 I van 6.4.2022, blz. 1).

(7)  Raad Binnenlandse Zaken: Ten-Point Plan (europa.eu)

(8)  Opgezet door de Commissie op basis van de artikelen 24 tot en met 27 van de richtlijn tijdelijke bescherming.

(9)  Informatie voor mensen die op de vlucht zijn voor de oorlog in Oekraïne | Europese Commissie (europa.eu)

(10)  Ukraine: final adoption of CARE | Europees Sociaal Fonds Plus (europa.eu)

(11)  Een aantal nieuwe maatregelen op deze gebieden lopen nog. Zie bijvoorbeeld de initiatieven in het kader van het 10-puntenplan, onder meer het initiatief “Veilig wonen”. Met betrekking tot onderwijs heeft de Commissie beleidsrichtlijnen voor het ondersteunen van de inclusie van Oekraïense vluchtelingen in het onderwijs: overwegingen, kernprincipes en praktijken (schooleducationgateway.eu) opgesteld.

(12)  Europese pijler van sociale rechten | Europese Commissie (europa.eu)

(13)  COM(2020) 758 final.

(14)  Europees platform tegen zwartwerk | Europese Arbeidsautoriteit (europa.eu)

(15)  Het ESF heeft ook dergelijke projecten gefinancierd, zie bijvoorbeeld Integrazione migranti Progetto PIU’ SUPREME (lavoro.gov.it).

(16)  Eures (europa.eu) is een Europees samenwerkingsnetwerk van diensten voor arbeidsvoorziening om het vrije verkeer van werknemers te vergemakkelijken. Zie met name het deel “Werken en wonen”.

(17)  Europees partnerschap voor integratie (europa.eu) Het partnerschap bestaat uit de Europese Commissie en de vijf organisaties van sociale en economische partners (EVV, Business Europe, SMEUnited, CEEP, Eurochambres). Sinds de start van het partnerschap in 2017 hebben de sociale en economische partners in meer dan 20 EU-landen een grote verscheidenheid van maatregelen uitgevoerd om de integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen. De Europese Commissie heeft verschillende innovatieve projecten medegefinancierd om de integratie van vluchtelingen en andere migranten op de arbeidsmarkt te bevorderen. De Commissie werkt met de sociale en economische partners samen om het Europees partnerschap voor integratie te versterken en ook vluchtelingen voor de Russische invasie in Oekraïne op de arbeidsmarkt te integreren.

(18)  Het pact voor vaardigheden biedt een model om op basis van gezamenlijk engagement vaardigheden in Europa te ontwikkelen. De Commissie roept de bij het pact betrokken partijen op om al wie de Russische invasie in Oekraïne ontvlucht, concrete opleidings- en werkgelegenheidskansen te bieden.

(19)  Skills-OVATE | Cedefop (europa.eu)

(20)  Analysis of shortage and surplus occupations 2021 | Europese Arbeidsautoriteit (europa.eu)

(21)  Homepage | Het beleidsinstrument voor beter ondernemerschap is door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de Commissie ontwikkeld. Het is een online-instrument voor beleidsmakers en andere belanghebbenden op lokaal, regionaal en nationaal niveau die willen nagaan hoe de overheid jongeren, vrouwen, migranten en werklozen kan helpen een bedrijf op te richten of als zelfstandige te werken en hoe de ontwikkeling van sociale ondernemingen kan worden ondersteund.

(22)  Erasmus voor jonge ondernemers (erasmus-entrepreneurs.eu) helpt Europese aspirant-ondernemers de nodige vaardigheden te verwerven om een klein bedrijf in Europa op te starten en/of succesvol te leiden.

(23)  Enterprise Europe Network (europa.eu) helpt bedrijven te innoveren en internationaal te groeien. Het is het grootste netwerk voor steun aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) ter wereld.

(24)  Zie bijvoorbeeld Early Warning Notification - War in Ukraine: refugees arriving to the EU from Ukraine at risk of exploitation as part of THB | Europol (europa.eu)

(25)  COM(2021) 171 final.

(26)  A new Anti-Trafficking Plan to protect people fleeing the war in Ukraine (europa.eu)

(27)  Voorbeelden van projecten zijn te vinden op de ESF- website, de ESF+-website en de European Website on Integration. De meest recente voorbeelden van goede praktijken op het gebied van de integratie van vluchtelingen en migranten zijn samengevat in de thematische en eindverslagen van de Mutual Learning Conferences 2021, 2020 en 2019.

(28)  Forwork

(29)  FAB

(30)  Labour-INT

(31)  Stark im Beruf

(32)  Mirjam

(33)  CIAO

(34)  Vaardigheidsprofiel (europa.eu) is een meertalig instrument voor organisaties die bijstand verlenen aan onderdanen van derde landen. Het helpt de vaardigheden, kwalificaties en werkervaring van onderdanen van derde landen in kaart brengen en verleent individueel advies over verdere stappen (bijvoorbeeld de erkenning van diploma’s, de validatie van vaardigheden, bijscholing of hulp bij het vinden van een baan).

(35)  Homepage (europa.eu): ESCO is de meertalige Europese classificatie van vaardigheden, competenties en beroepen. ESCO werkt als een woordenboek waarin beroepen en vaardigheden die relevant zijn voor de arbeidsmarkt van de EU en voor onderwijs en opleiding, worden beschreven, gekarakteriseerd en geclassificeerd.

(36)  Home | Europass is een reeks onlinetools om gebruikers de helpen cv’s en begeleidende brieven op te stellen en een baan of een cursus in de EU te vinden.

(37)  In de mededeling van de Commissie “Aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU” van 27 april 2022 (COM(2022) 657 final) worden de voorbereidingen van het proefinitiatief toegelicht.

(38)  Zoals het Ministerie van Onderwijs, het Nationaal Agentschap voor kwalificaties, het Nationaal Agentschap voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs en het ENIC-NARIC-centrum.

(39)  Education and work information for Ukrainians and EU countries | ETF (europa.eu)

(40)  ENIC-NARIC: het ENIC-NARIC-netwerk (het Europees netwerk van informatiecentra in de Europese regio en de nationale informatiecentra voor academische erkenning in de Europese Unie) heeft het Q-entry-project in het kader van Erasmus+ opgezet: een databank die de lidstaten en andere landen dekt en informatie bevat over de kwalificaties die toegang geven tot hoger onderwijs.

(41)  CVDC | Site de la validation des compétences (validationdescompetences.be)

(42)  Voorlopige resultaten: Survey on integration of Ukrainian refugees in Vocational Education and Training (VET) - Employment, Social Affairs & Inclusion - European Commission (europa.eu)

(43)  Aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1).

(44)  Commissioner Schmit visits ESF-funded projects in Romania supporting refugees from Ukraine | Europees Sociaal Fonds Plus (europa.eu)

(45)  Support and training for immigrants at the Omnia Skills Centre | Omnia

(46)  Creating pathways to employment for immigrants through language learning | European Social Fund Plus (europa.eu)

(47)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij Kohéznom fonde a Európskom námornom a rybárskom fonde, a ktorým sa zrušuje nariadenie Rady (ES) č. 1083/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320) en Verordening (EU) nr. 223/2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(48)  Voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 en eindigt op 30 juni 2022.

(49)  Een verhoging van de initiële voorfinanciering uit hoofde van React-EU van 11 % tot 15 % voor alle lidstaten en tot 45 % voor de lidstaten in de frontlinie (HU, PL, RO en SK) en de lidstaten met het grootste aantal vluchtelingen in verhouding tot hun bevolking (meer dan 1 % van hun bevolking op 23 maart: AT, BG, CZ, EE en LT).

(50)  Ukraine: making it easier and quicker for Member States to use cohesion funding to support immediate needs of refugees | European Social Fund Plus (europa.eu) Dit geldt voor iedereen die tijdelijke bescherming op grond van de richtlijn tijdelijke bescherming geniet, tot 13 weken na aankomst.

(51)  Verordening (EU) 2022/585 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 514/2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing, (EU) nr. 516/2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en (EU) 2021/1147 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie.

(52)  Het gaat om een semi-openbare webpagina die voornamelijk maar niet uitsluitend voor programma-autoriteiten toegankelijk is.

(53)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning.

(54)  De Commissie heeft een “Toolkit on the use of EU funds for the integration of people with a migrant background for the 2021–2027 programming period” gepubliceerd om het complementair gebruik van het EFRO, het ESF+ en het AMIF te bevorderen met het oog op de integratie van mensen met een migrantenachtergrond.

(55)  Met behulp van enquêtes en andere monitoringactiviteiten, onder meer van de agentschappen Eurofound, Cedefop en ETF.

(56)  Informatie voor mensen die op de vlucht zijn voor de oorlog in Oekraïne | Europese Commissie (europa.eu)


III Voorbereidende handelingen

EUROPESE CENTRALE BANK

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/14


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 24 maart 2022

inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor

(CON/2022/11)

(2022/C 233/02)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 20 en 21 januari 2022 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) van respectievelijk het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verzoeken ontvangen om advies over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 (Verordening Kapitaalvereisten - VKV) wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor (1) (hierna de “voorgestelde wijzigingen van de VKV” genoemd).

De ECB merkt op dat de voorgestelde wijzigingen van de VKV nauw verband houden met een ander voorstel waarover de ECB een raadplegingsverzoek heeft ontvangen, namelijk een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU (Richtlijn Kapitaalvereisten - RKV) wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s, en tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU (2) (hierna de “voorgestelde wijzigingen van de RKV” genoemd).

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de voorgestelde wijzigingen van de VKV bepalingen bevatten betreffende de taken van de ECB op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen overeenkomstig artikel 127, lid 6 van het Verdrag en de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering ten aanzien van de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB is ingenomen met de voorstellen van de Commissie, die de uitstaande Bazel III-hervormingen (3) in de EU ten uitvoer leggen, het single rulebook van de EU versterken en het prudentiële kader voor kredietinstellingen op verschillende gebieden versterken.

De ECB benadrukt het belang van tijdige, volledige en getrouwe afronding van de uitvoering door de EU van de Bazel III-hervormingen. Met deze hervormingen worden de belangrijkste tekortkomingen van het huidige kader aangepakt, die waren vastgesteld in eerdere, door zowel Europese als internationale organen uitgevoerde analyses, ook met betrekking tot Europese banken; derhalve zijn deze hervormingen van essentieel belang om de soliditeit van de Europese banksector te waarborgen.

Een tijdige uitvoering van de Bazel III-hervormingen is belangrijk om dergelijke tekortkomingen snel aan te pakken. De ECB moedigt de wetgevende organen van de Unie derhalve aan het wetgevingsproces onverwijld af te ronden zonder onnodig lange uitvoeringstermijnen. Dit is belangrijk om te verzekeren dat banken toekomstige crises kunnen doorstaan.

De ECB acht het ook belangrijk dat de Bazel III-normen volledig ten uitvoer worden gelegd. Het wordt in dit verband gewaardeerd door de ECB dat het voorstel van de Commissie betrekking heeft op alle elementen die door het Bazels Comité voor bankentoezicht zijn ontwikkeld en in december 2017 zijn goedgekeurd door de groep van centrale-bankpresidenten en de hoofden van toezichtsinstanties.

Ten slotte hecht de ECB sterk aan een getrouwe uitvoering van de Bazel III-hervormingen. Dit is belangrijk voor de financiële stabiliteit en voor de internationale geloofwaardigheid van de EU. Een consistente uitvoering van deze hervormingen dient om de gehechtheid van de EU aan internationale financiële samenwerking te benadrukken en zo de werking van het mondiale financiële stelsel en het vertrouwen in de banken in de EU te ondersteunen. Tegelijkertijd biedt een getrouwe tenuitvoerlegging de best mogelijke garantie voor een stabiel bankenstelsel, terwijl de voorgestelde afwijkingen en uitvoeringskeuzes ertoe zouden leiden dat specifieke risicogevallen in de banksector onvoldoende worden aangepakt. Zoals hieronder uiteengezet, doen deze risico’s zich voornamelijk voor bij de voorgestelde prudentiële behandeling van vastgoedblootstellingen, kredietrisico van ondernemingen zonder rating, tegenpartijkredietrisico, blootstellingen in aandelen en operationeel risico.

In de volgende onderdelen van het advies wordt uitvoerig ingegaan op de belangrijkste elementen van het voorstel en op de resterende risico’s die onvoldoende kunnen worden afgedekt als de EU besluit af te wijken van de Bazel III-normen.

Het is ook belangrijk dat het prudentiële kader geschikt blijft voor het beoogde doel door middel van het wegwerken van vastgestelde lacunes en het bijhouden van innovaties. De door de Commissie voorgestelde nieuwe definities van sleutelbegrippen van ondernemingen die nevendiensten verrichten en financiële instellingen worden verwelkomd, aangezien deze de grenzen van de regelgeving verduidelijken. De ECB is ook ingenomen met het mandaat voor de Commissie om verslag uit te brengen over een nieuw voorstel inzake de prudentiële behandeling van cryptoactiva.

De ECB is het ook eens met het standpunt van de Commissie in de toelichting bij het voorstel dat het niet nodig is aanvullende toezichtbevoegdheden toe te kennen aan de bevoegde autoriteiten om in uitzonderlijke situaties van ernstige economische verstoring beperkingen op te leggen aan uitkeringen door kredietinstellingen. Tegelijkertijd merkt de ECB op dat kredietinstellingen in dergelijke perioden van economische en financiële moeilijkheden mogelijk niet bereid zijn hun kapitaalbuffers te gebruiken (4). Vooruitblikkend is de ECB van mening dat verder moet worden nagedacht over het wegnemen van negatieve prikkels om kapitaalbuffers te gebruiken.

1.   Introductie van de output floor

1.1

De output floor is een belangrijk onderdeel van de Bazel III-hervormingen. Het vermindert ongewenste variabiliteit van risicogewogen activa tussen instellingen, waardoor het gelijke speelveld en het prudentiële kader worden versterkt. De ECB is zeer ingenomen met het feit dat de Commissie heeft gekozen voor de zogenaamde “single stack”-benadering met betrekking tot de uitvoering van de output floor, waarbij banken slechts één manier hebben om hun risicogewogen activa te meten (5).

1.2

De ECB merkt niettemin op dat het voorstel ook belangrijke overgangsregelingen bevat die leiden tot lagere risicogewichten dan die waarin de Bazel-normen voorzien op een aantal specifieke gebieden, namelijk i) door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstellingen met lage historische verliezen, ii) blootstellingen met betrekking tot ondernemingen zonder rating, en iii) de kalibratie van het tegenpartijkredietrisico in verband met derivatenblootstellingen. De ECB is van mening dat deze afwijkingen van de Bazel III-normen vanuit prudentieel oogpunt en vanuit het oogpunt van financiële stabiliteit niet gerechtvaardigd zijn en dat zij specifieke risicogevallen buiten beschouwing laten.

1.3

Met name de overgangsbehandeling van door niet-zakelijk onroerend goed gedekte blootstellingen geeft aanleiding tot bezorgdheid. De overgangsregeling zou het achtervangmechanisme van de output floor met betrekking tot kredietverstrekking voor niet-zakelijk onroerend goed verzwakken — een gebied dat de financiële stabiliteit in gevaar kan brengen, zoals blijkt uit recente verslagen van zowel het ESRB (6) als de ECB (7). De schuldenlast van de huishoudens en de overwaardering van niet-zakelijk onroerend goed nemen in verschillende EU-lidstaten toe, wat de toename van kwetsbaarheden op middellange termijn en de bezorgdheid over een schuldgedreven zeepbel op de huizenmarkt nog vergroot. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat sommige banken eigen vermogen hebben dat niet in verhouding staat tot de potentiële verliezen als gevolg van het intreden van deze risico’s. De overgangsregeling kan ook leiden tot verdere versnippering binnen de EU-bankenmarkt, voor zover instellingen, afhankelijk van de uitvoering door de lidstaten, onderworpen kunnen zijn aan verschillende kapitaalvereisten voor soortgelijke risico’s. Gezien deze bezorgdheid is de ECB van mening dat er geen sprake mag zijn van een dergelijke voorkeursbehandeling van niet-zakelijk onroerend goed. Indien dit mechanisme wordt gehandhaafd, zou het van strikt tijdelijke en beperkte aard moeten zijn.

1.4

Voorts maakt de ECB zich ook zorgen over de overgangsbepalingen met betrekking tot ondernemingen zonder rating. Volgens de Bazel-normen leidt kredietverlening aan dergelijke ondernemingen tot een hoger risicogewicht, wat de grotere onzekerheid over hun werkelijke risico weerspiegelt. Het verlagen van het risicogewicht op basis van de eigen risicoramingen van een bank verzwakt het doel van de output floor van het bescherming bieden tegen de onderschatting van risico’s door eigen modellen van instellingen, aangezien instellingen zich kunnen baseren op hun eigen ramingen van de kans op wanbetaling (probability of default - PD) om een lager risicogewicht toe te kennen aan ondernemingen. De Commissie stelt voor de toepassing van een risicogewicht van 65 % afhankelijk te stellen van een geschatte kans op wanbetaling van één jaar die kan oplopen tot 0,5 %. De ECB is van mening dat dit te ruim is, aangezien dit zou kunnen gelden voor ondernemingen met een verhoogd risicoprofiel. Gezien de daaraan verbonden risico’s is de ECB derhalve van mening dat een dergelijke uitzondering voor ondernemingen zonder rating niet mag worden gemaakt. Indien dit mechanisme wordt gehandhaafd, zou het van strikt tijdelijke en beperkte aard moeten blijven. Tot slot steunt de ECB ten volle de inspanningen om de ratingdekking van Europese ondernemingen op de middellange tot lange termijn te verhogen, hetgeen bovendien een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het kapitaalmarktenunieproject.

1.5

De ECB waarschuwt voor iedere wijziging, hetzij tijdelijk, hetzij permanent, van de behandeling van tegenpartijkredietrisico in verband met derivatenblootstellingen in het kader van de output floor. De ECB vreest dat wijzigingen in de kalibratie van de standaardbenadering van het meten van tegenpartijkredietrisico-blootstellingen (standardised approach for counterparty credit risk - SA-CCR) bepaalde prudentiële risico’s ongedekt zou laten en het bedrag van de blootstelling aan tegenpartijkredietrisico zou worden onderschat.

1.6

Wat het toepassingsniveau van de output floor betreft, heeft de Commissie voorgesteld deze op het hoogste consolidatieniveau toe te passen. Binnen bankgroepen gaat dit gepaard met een herverdelingsmechanisme van de impact op het hoogste consolidatieniveau tussen de moedermaatschappij en de dochterondernemingen (8). Dankzij dit mechanisme kunnen bankgroepen uit de EU die aan de output floor gebonden zijn, kapitaal binnen de groep doeltreffender toewijzen vergeleken met een aanvraag op individueel niveau, terwijl toch het respectieve risico van de aanwezigheid van de groep in elke lidstaat wordt weergegeven. De invoering van specifieke outputfloorvereisten op het gesubconsolideerde niveau van de lidstaat kan bankgroepen er echter nog steeds toe aanzetten activiteiten te reorganiseren om de impact van de output floor op afzonderlijke delen van de groep tot een minimum te beperken op een wijze die mogelijk niet in overeenstemming is met gevestigde organisatiestructuren of goed risicobeheer. Bovendien zou dit meer kapitaal op lokaal niveau bevriezen; dit druist in tegen de doelstelling om vrij verkeer van kapitaal binnen Europese bankgroepen mogelijk te maken, hetgeen een belangrijke prevoorwaarde is voor financiële integratie. Een andere optie zou zijn de output floor toe te passen op zowel het hoogste geconsolideerde niveau in de EU als op het gesubconsolideerde niveau van de lidstaten, zonder het distributiemechanisme. Dit zou het kader voor banken reeds vereenvoudigen ten opzichte van het voorstel van de Commissie en zorgen voor adequate kapitalisatie in elke lidstaat, hoewel dit ook zou betekenen dat kapitaal wordt vastgezet op dit gesubconsolideerde niveau. Een tweede optie zou erin bestaan de output floor alleen op het hoogste consolidatieniveau toe te passen, in combinatie met een verplichting voor banken en bevoegde autoriteiten om ervoor te zorgen dat de kapitalisatie van op zichzelf staande entiteiten toereikend is (9). Deze aanpak zou niet alleen eenvoudiger zijn en de fragmentatie van de Europese banksector verminderen, maar ook naar behoren rekening houden met het feit dat de output floor is gekalibreerd om de ongewenste variabiliteit van risicogewogen activa op het niveau van de bankgroep te verminderen, in plaats van op het niveau van elke entiteit. De ECB geeft de voorkeur aan deze laatste benadering.

1.7

Ten slotte merkt de ECB op dat het RKV-voorstel bepalingen bevat over de wisselwerking tussen de output floor, toezichtvereisten en macroprudentiële kapitaalbuffers. Deze kwesties zullen worden behandeld in het afzonderlijke advies over de voorgestelde wijzigingen van de RKV (10).

2.   Kredietrisicokader — standaardbenadering

2.1

De ECB is ingenomen met de voorstellen om de nieuwe standaardbenadering voor kredietrisico toe te passen, aangezien dit de instellingen die niet op interne modellen vertrouwen veerkrachtiger zal maken en hun kapitaalvereisten risicogevoeliger zal maken. De ECB merkt echter met bezorgdheid op dat het voorstel ook een aantal nieuwe afwijkingen van de Bazel III-normen bevat, met name wat betreft i) blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening, ii) blootstellingen in aandelen, iii) blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen en iv) de methode voor de waardering van zekerheden voor blootstellingen die gedekt zijn door onroerend goed. Daarnaast zijn enkele bestaande afwijkingen gehandhaafd (bv. voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en infrastructuur), die door de medewetgevers opnieuw moeten worden beoordeeld. De ECB is van mening dat deze afwijkingen de consistentie en veiligheid van de nieuwe standaardbenadering in zijn geheel kunnen verminderen en bepaalde risico’s ongedekt kunnen laten. Dit zou er vervolgens voor kunnen zorgen dat banken onvoldoende beschikbaar kapitaal hebben indien zich in deze marktsegmenten risico’s voordoen. Meer in het bijzonder is het Bazel III-kader gekalibreerd om het risico van blootstellingen uit hoofde van gespecialiseerde kredietverlening weer te geven; elke wijziging daarvan, zoals de invoering van een nieuwe categorie voor hoogwaardige objectfinanciering of de wijzigingen van de criteria voor hoogwaardige projectfinanciering, zou kunnen resulteren in ongedekte risico’s, met name tijdens de preoperationele fase van projecten, en aldus de bescherming voor banken kunnen verminderen. Bovendien mogen gestandaardiseerde risicogewichten niet uitsluitend gebaseerd zijn op het oordeel van instellingen zonder modelgoedkeuring over de vraag of objectfinanciering zou voldoen aan criteria van “hoge kwaliteit” die vergelijkbaar zijn met de op interne ratings gebaseerde (internal ratings based - IRB) slotting-benadering.

2.2

Blootstellingen in aandelen zijn inherent risicovoller omdat zij per definitie achtergesteld zijn bij alle andere vorderingen in geval van wanbetaling. De Bazel III-voorstellen weerspiegelen dit door hogere kapitaalvereisten te eisen voor blootstellingen in aandelen. De ECB is derhalve bezorgd over de afwijkingen van dit solide beginsel op een aantal gebieden, aangezien dit banken aan grotere risico’s op hun balans zou kunnen blootstellen. Dit geldt met name voor i) blootstellingen in aandelen met betrekking tot andere leden van dezelfde groep — met inbegrip van de deelnemingen in entiteiten uit de financiële sector die banken niet van hun eigen vermogen mogen aftrekken, ii) institutionele protectiestelsels, en iii) langlopende blootstellingen in aandelen die al zes jaar of langer duren, die ook van invloed zijn op de toereikendheid van de risicogewichten op geconsolideerd niveau. Dit zou niet alleen resulteren in het vergrendelen van bestaande zeer lage risicogewichten die het inherente risico van blootstellingen in aandelen niet weerspiegelen, maar zou ook de afwezigheid verlengen van een evenredige verliesabsorptiecapaciteit binnen de groep. Voorts (iv) is de ECB van mening dat het lagere risicogewicht voor blootstellingen in aandelen in het kader van wetgevingsprogramma’s van toepassing moet zijn indien het vergezeld gaat van het Bazel-vereiste van beleggingsbeperkingen (11) waarmee tevens rekening kan worden gehouden bij een alomvattende beoordeling van deze programma’s. Bovendien (v) leidt de overgangsbepaling die in het kader van de IRB-benadering op blootstellingen in aandelen van toepassing is, tot onterechte voordelen, aangezien banken risicogewichten kunnen toepassen die niet alleen lager zijn dan die welke momenteel van toepassing zijn, maar tijdelijk zelfs lager zijn dan die welke uiteindelijk vereist zullen zijn. De ECB stelt daarom voor deze tijdelijke buitengewone daling van de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen in aandelen van instellingen met toestemming voor de IRB-benadering te vermijden onder het niveau dat in de toekomst permanent vereist zal zijn (12).

2.3

De ECB is van mening dat het lagere risicogewicht voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen moet worden beperkt tot natuurlijke personen met een totale blootstelling van minder dan 1 miljoen EUR, hetgeen moet worden bepaald door rekening te houden met reeds door cliënten verschuldigde gelden en ook met onbenutte kredietlijnen. Bovendien zou de noodzakelijke correctie van de eigenvermogensvereisten voor onvoorwaardelijk opzegbare kredietlijnen niet verder uitgesteld moeten worden.

2.4

Het voorstel van de Commissie bevat ook enkele wijzigingen in de herwaarderingsmethoden voor onroerend goed die niet in overeenstemming zouden zijn met de Bazel-normen. De ECB is van mening dat dergelijke herwaarderingen op solide basis moeten worden uitgevoerd om veranderingen in de waardering van zekerheid in de vorm van onroerend goed naar behoren weer te geven. De toepassing van statistische methoden voor de waardebepaling van onroerend goed (in plaats van te vertrouwen op een gekwalificeerde onafhankelijke taxateur) zou een onjuist gevoel van veiligheid kunnen geven. Dit zou kunnen leiden tot een structurele overschatting van de werkelijke waarde, niet alleen van de individuele eigendommen, maar van de gehele portefeuille waarop de herwaardering van toepassing is, waardoor de banken op hun beurt minder bestand zijn tegen oververhitting van de vastgoedmarkten. Ook kan een stijging van de vastgoedwaarde op basis van gemiddelde waarden uit het verleden ervoor zorgen dat banken op onverstandige wijze blijven vertrouwen op een stijging van de vastgoedwaarde die mogelijk niet houdbaar is. Dit geldt bijvoorbeeld duidelijk in de huidige context van toenemende overwaardering. Deze wijzigingen zouden de ongewenste effecten van het overgangsmechanisme met betrekking tot hypothecaire leningen met een laag risico versterken in de context van de output floor (zoals vermeld in punt 1.3) en zouden de kwetsbaarheid van banken op de vastgoedmarkten verder kunnen vergroten.

2.5

In het Bazel III-kader is de behandeling van de specifieke kenmerken van investeringen in kmo’s en infrastructuur herijkt door toepassing van empirisch gekalibreerde risicogewichten op basis van gegevens tussen de verschillende instellingen. De ECB is daarom van mening dat de EU zich aan de herziene kalibratie moet houden.

3.   Operationeel risico

3.1

De ECB is ingenomen met het besluit van de Commissie om de nieuwe standaardbenadering voor operationeel risico toe te passen in overeenstemming met het Bazel III-kader, dat tot doel heeft de vergelijkbaarheid en eenvoud van de berekening van de eigenvermogensvereisten te verbeteren.

3.2

Hoewel de ECB erkent dat het Bazel III-kader de mogelijkheid biedt om historische verliezen buiten beschouwing te laten bij de berekening van kapitaalvereisten voor operationele risico’s, betreurt zij het dat de Commissie niet heeft gekozen voor een erkenning van deze verliezen. De ECB is van mening dat, wanneer rekening wordt gehouden met de verliesgeschiedenis van een instelling, dit zou leiden tot meer risicogevoeligheid en verliesdekking van kapitaalvereisten, waardoor de uiteenlopende risicoprofielen van instellingen in zeer gevoelige kwesties zoals gedragsrisico, witwassen van geld of cyberincidenten zouden worden aangepakt, en de instellingen meer stimulansen zouden krijgen om hun beheer van operationeel risico te verbeteren. De ECB zou daarom de voorkeur geven aan een implementatie waarbij de interne verliesvermenigvuldigingsfactor wordt bepaald door historische verliezen van de instelling en geleidelijk wordt ingevoerd.

3.3

De ECB merkt op dat toezichthouders reeds nu verplicht zijn rekening te houden met de kwaliteit van het risicobeheer, met inbegrip van de verliesgeschiedenis, bij het bepalen van het risicoprofiel en de kapitaalvereisten in het kader van de procedure voor toetsing en evaluatie door de toezichthouder (Supervisory Examination and Review Process - SREP). In dit verband moet het nut van de voorgestelde enge verplichting voor toezichthouders om ten minste om de drie jaar toezicht te houden op de kwaliteit van de verzameling van historische verliezen door instellingen worden beoordeeld in het licht van het uiteindelijke gebruik van deze historische verliezen in het kader, mede gezien het feit dat de kwaliteit van de gegevens slechts een van de vele belangrijke overwegingen voor het beheer van operationeel risico is.

4.   Marktrisico

4.1

In haar advies van 8 november 2017 over wijzigingen van het Uniekader voor kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (13) (14) riep de ECB op tot een voldoende lange uitvoeringsfase van de Bazel-normen inzake marktrisico als gevolg van de fundamentele herziening van de handelsportefeuille, mede rekening houdend met verdere wijzigingen van de Bazel-normen. Aangezien de internationaal overeengekomen regels inmiddels zijn afgerond, is de ECB ingenomen met het voorstel van de Commissie om het bestaande rapportagevereiste om te zetten in eigenvermogensvereisten.

4.2

De ECB merkt op dat het voorstel de Commissie in staat stelt de kalibratie van kapitaalvereisten in het kader van het nieuwe marktrisicokader te wijzigen en de tenuitvoerlegging van dit kader met twee jaar uit te stellen. Dit zou het mogelijk kunnen maken de kapitaalvereisten te verlagen en zo af te wijken van de Bazel III-normen. De ECB is voorstander van een beperking van deze bevoegdheden in het kader van het huidige voorstel. De ECB acht het belangrijk dat deze normen op internationaal niveau consequent worden toegepast en dringt erop aan dat uiterlijk in 2025 een getrouwe uitvoering van deze internationaal overeengekomen normen heeft plaatsgevonden. Dit zou belangrijk zijn om de instellingen duidelijkheid te verschaffen en de deugdelijkheid van het single rulebook van de EU te waarborgen, terwijl negatieve gevolgen voor de interne uitvoeringsplannen van de instellingen en de aanvraag- en goedkeuringsprocedure voor interne modellen worden vermeden. Niettegenstaande het bovenstaande kan worden overwogen om in 2025 een verslag te laten uitbrengen door de Commissie over de uitvoering van de fundamentele herziening van de handelsportefeuille in andere rechtsgebieden, dat als basis zou kunnen dienen voor de wetgevers van de Unie om mogelijke vervolgstappen voor te bereiden om een wereldwijd gelijk speelveld te waarborgen.

4.3

De ECB is ingenomen met de duidelijkheid die in het voorstel van de Commissie wordt verschaft over de minimumfrequentie die in het kader van de doorkijkbenadering van toepassing is wanneer instellingen voor collectieve belegging in interne modellen worden opgenomen. Tegelijkertijd vreest de ECB dat een dergelijke behandeling ertoe kan leiden dat bepaalde risico’s niet in het interne model worden opgenomen, en stelt zij daarom voor een afzonderlijk vereiste toe te voegen om de relevante risico’s te identificeren, te meten en te monitoren indien er geen dagelijkse doorkijkbenadering wordt gebruikt.

5.   Risico van aanpassing van de kredietwaardering (credit valuation adjustment - CVA)

5.1

De ECB merkt met bezorgdheid op dat het voorstel van de Commissie geen heroverweging bevat van bestaande vrijstellingen die door de Unie zijn aangenomen, en herinnert eraan dat deze vrijstellingen in het vorige beoordelingsprogramma van het Bazels Comité voor de consistentie van de regelgeving in 2014 als een wezenlijke niet-naleving zijn beoordeeld (15). De ECB is van mening dat deze afwijkingen vanuit prudentieel oogpunt niet gerechtvaardigd zijn en ervoor zorgen dat instellingen worden blootgesteld aan ongedekte risico’s van hun derivatentransacties met vrijgestelde tegenpartijen (16).

5.2

De ECB waardeert niettemin de inspanningen van de Commissie om problemen aan te pakken die voortvloeien uit open afdekkingen voor CVA van EU-vrijgestelde tegenpartijen door instellingen toe te staan deze tegenpartijen vrijwillig op te nemen in hun regelgevende CVA (17) en nieuwe rapportagevereisten vast te stellen voor EU-vrijgestelde tegenpartijen. Hoewel dit laatste zou kunnen bijdragen tot betere risicobeheerpraktijken van instellingen, zal het niet leiden tot een verbetering van hun prudentiële situatie en evenmin tot marktdiscipline. Om dit laatste doel te bereiken, moet een openbaarmakingsvereiste worden ingevoerd. Indien de wetgevende organen van de Unie ervoor kiezen de bestaande vrijstellingen te handhaven, dragen deze voorstellen bij tot het enigszins beperken van de negatieve gevolgen van dergelijke vrijstellingen, hoewel zij de risico’s die deze blootstellingen voor de balansen van banken met zich meebrengen, niet wezenlijk verminderen.

6.   IRB-benadering

6.1

De ECB is ingenomen met de voorgestelde wijzigingen in de IRB-benadering voor kredietrisico overeenkomstig het definitieve Bazel III-pakket (18), aangezien deze noodzakelijk worden geacht om de risicogevoeligheid te handhaven en tegelijkertijd de ruimte voor ongewenste variabiliteit van de risicogewogen posten (risk-weighted exposure amount - RWEA) aanzienlijk te beperken. De ECB steunt het voorstel om i) het gebruik van de geavanceerde IRB-benadering (“A-IRB”) voor blootstellingen met betrekking tot grote ondernemingen, blootstellingen met betrekking tot kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en met betrekking tot financiële instellingen die als ondernemingen worden behandeld en ii) het gebruik van IRB voor blootstellingen in aandelen te verbieden. Evenzo ondersteunt de ECB de implementatie van de input floors voor risicoparameters, die een minimumniveau van voorzichtigheid in de modelparameters zullen waarborgen en tegelijkertijd ongewenste RWEA-variabiliteit zullen verminderen.

6.2

Bovendien steunt de ECB de aanvullende verduidelijkingen en verbeteringen in verband met de raming van PD, verlies bij wanbetaling (loss given default - LGD) en omrekeningsfactoren (credit conversion factors - CCF’s).

6.3

Niettemin wil de ECB wijzen op een aantal inconsistenties in het voorstel, die de algemene correcte uitvoering van de vereisten mogelijk hinderen. Om het risico van verkeerde interpretatie te beperken, beveelt de ECB met name aan om de termen die worden gebruikt om de omvang van de zakelijke debiteuren aan te duiden, zoals “omzet”, “inkomsten” en “verkopen”, in verschillende artikelen van de gewijzigde VKV verder op elkaar af te stemmen (19).

6.4

Voorts moet worden gezorgd voor consistentie tussen de definitie van wanbetaling en de raming en toepassing van risicoparameters. Met name met betrekking tot de toepassing van de IRB-benadering op het niveau van de blootstellingscategorie, zoals ingevoerd in het gewijzigde artikel 148, wenst de ECB te benadrukken dat deze wijziging voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen de mogelijkheid creëert om de IRB-benadering te gebruiken voor ten minste één van de in artikel 147, lid 2, onder de nieuwe punten d) i) tot en met iv), genoemde categorieën blootstellingen. Tegelijkertijd merkt de ECB op dat het op grond van het bestaande artikel 178, lid 1, voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen instellingen is toegestaan de definitie van wanbetaling toe te passen op het niveau van een individuele kredietfaciliteit in plaats van met betrekking tot de totale verplichtingen van een kredietnemer. Indien de definitie van wanbetaling voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen op debiteurniveau wordt gedefinieerd, beveelt de ECB in dit verband aan de mogelijkheid tot gebruik van de IRB-benadering voor alle of voor geen van de in artikel 147, lid 2, punt d) i) tot en met iv), bedoelde blootstellingscategorieën te beperken, onverminderd de mogelijkheid om permanent gedeeltelijk gebruik te vragen onder de in artikel 150 gespecificeerde voorwaarden.

6.5

Wat de nieuwe vereisten voor PD-ramingen betreft, is de ECB bovendien van mening dat een verdere specificatie van de tijdshorizon voor ratingtoewijzingen, zoals voorgesteld in de definitieve Bazel III-normen, ondanks ongunstige economische omstandigheden zou zorgen voor adequate risicodifferentiatie en de vergelijkbaarheid van risicogewogen activa tussen instellingen zou vergroten. Daarnaast zijn in het voorstel enkele verschillen opgenomen tussen de vereisten voor PD-ramingen voor blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen en de vereisten voor PD-ramingen voor blootstellingen met betrekking tot ondernemingen en instellingen, hetgeen een correcte interpretatie door instellingen kan belemmeren. In dit verband beveelt de ECB aan de vereisten met betrekking tot deze soorten blootstellingen verder te stroomlijnen.

7.   Openbaarmaking en rapportage onder pijler III

7.1

De ECB is ingenomen met de doelstelling van de nieuwe, door de Europese Bankautoriteit (EBA) beheerde geïntegreerde hub voor openbaarmakingen op grond van pijler III door kredietinstellingen, die tot doel heeft de lasten voor instellingen te verminderen en het gebruik van pijler III-informatie door alle belanghebbenden te vergemakkelijken. Toezichthouders zouden baat hebben bij een gecentraliseerde hub voor openbaarmakingen, aangezien dit hun rol bij het waarborgen van de kwaliteit van de pijler III-informatie zou vergemakkelijken. De ECB merkt echter op dat het voorstel verschillende benaderingen hanteert met betrekking tot de kwantitatieve openbaarmaking van kleine en niet-complexe instellingen (small and non-complex institutions - SNCI’s) en grotere instellingen. Voor SNCI’s zal de EBA toezichtrapportage gebruiken om de overeenkomstige kwantitatieve openbaarmaking te verzamelen op basis van een vooraf bepaalde mapping. Voor grotere instellingen zou een nieuw rapportageproces voor openbaarmakingen moeten worden ontwikkeld, wat zou leiden tot dubbele rapportage van gegevens, aangezien de gegevensvereisten van pijler III overlappen met toezichtrapportage. De EBA ontvangt deze nieuwe templates vervolgens “in elektronisch formaat” en moet deze op de dag van ontvangst daarvan publiceren. De ECB is van mening dat de SNCI-benadering voor kwantitatieve openbaarmakingen op alle instellingen kan worden toegepast ongeacht hun omvang en complexiteit, teneinde de rapportagelast van alle instellingen te verminderen. De ECB merkt ook op dat de tijdlijn waarbinnen de EBA pijler III-informatie op de gecentraliseerde hub moet publiceren, het niet mogelijk maakt de toezichtrapportage af te stemmen op de openbaarmakingsinformatie in het kader van pijler III, wat zou kunnen leiden tot extra werk voor toezichthouders en verwarring bij beleggers en andere gebruikers van pijler III-informatie. Om de consistentie te waarborgen, zou het in het gewijzigde artikel 434 bis beoogde beleid inzake herindieningen bij de EBA volgens dezelfde logica niet beperkt moeten blijven tot openbaarmakingen, maar ook toezichtrapportage omvatten.

7.2

Bovendien kunnen kwalitatieve openbaarmakingen en sommige kwantitatieve openbaarmakingen (20) niet worden afgeleid uit toezichtrapportage op basis van de vooraf bepaalde mapping. Dit geldt voor zowel SNCI’s als andere instellingen. Daarom moet het proces om dergelijke openbaarmakingen bij de EBA in te dienen, worden verduidelijkt. Ook verwacht de ECB potentiële problemen voor de EBA bij het aggregeren en vergelijken van kwalitatieve informatie vanwege de ongestructureerde aard daarvan.

7.3

De ECB merkt op dat de voorgestelde wijzigingen van de RKV voorzien in een wijziging van artikel 106 van de RKV waarbij bevoegde autoriteiten worden gemachtigd om van niet-SNCI’s te verlangen dat zij de openbaarmakingsinformatie aan de EBA voorleggen ter publicatie op een gecentraliseerde EBA-website. Deze wijziging van de RKV is overbodig indien de tekst van de VKV wordt gewijzigd conform hetgeen is voorgesteld in punt 7.1.

8.   Ecologische, sociale en governancerisico’s

8.1

Een betere integratie van ecologische, sociale en governancerisico’s (ESG-risico’s) in het prudentiële kader is van cruciaal belang om de veerkracht van de banksector te vergroten. De ECB geeft uitgebreide opmerkingen over de voorstellen betreffende ESG-risico’s in haar advies over de voorgestelde wijzigingen van de RKV (21). De ECB is met name ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen van de VKV ingenomen met het voorstel van de Commissie om geharmoniseerde definities van ESG-risico’s in te voeren, en waardeert het voornemen om de definities af te stemmen op die welke de EBA heeft voorgesteld in haar verslag over het beheer van en het toezicht op ESG-risico’s voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (22). De ECB merkt echter op dat de formulering van de voorgestelde definities enigszins afwijkt van die van de EBA. De definities van de EBA zijn ruimer en bestrijken alle negatieve gevolgen, dus niet alleen verliezen. Derhalve geven zij een betere weerspiegeling van de aard van ESG-risico’s, die zich onder meer voordoen via strategische risico’s en reputatierisico’s. Deze risico’s kunnen bijvoorbeeld leiden tot lagere bedrijfsvolumes en van invloed zijn op de duurzaamheid en levensvatbaarheid van de instelling. Daarom stelt de ECB een verfijning van de formulering van de definities voor teneinde een betere afstemming op de door de EBA voorgestelde definities te bewerkstelligen.

8.2

De ECB is ingenomen met het voorstel tot wijziging van artikel 430, op grond waarvan instellingen hun blootstellingen met betrekking tot ESG-risico’s aan hun bevoegde autoriteiten moeten rapporteren. Aangezien de rapportage van relevante kwalitatieve en kwantitatieve informatie over ESG-risico’s het toezicht op deze risico’s vergemakkelijkt, verzoekt de ECB de wetgevende organen van de Unie en de EBA ervoor te zorgen dat het voorgestelde rapportagevereiste zo spoedig mogelijk wordt geïmplementeerd. De ECB merkt op dat deze rapportage onderworpen zal zijn aan het evenredigheidsbeginsel zoals uiteengezet in overweging (40) van de voorgestelde wijzigingen van de VKV.

8.3

De ECB is het eens met overweging (40) van de voorgestelde wijzigingen van de VKV, waarin wordt gesteld dat de blootstelling aan ESG-risico’s niet noodzakelijkerwijs evenredig is aan de omvang en complexiteit van een instelling. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de markten en toezichthouders adequate gegevens verkrijgen van alle entiteiten die aan deze risico’s zijn blootgesteld, ongeacht hun omvang. Daarom steunt de ECB ten zeerste het voorstel om de openbaarmakingsvereisten met betrekking tot ESG-risico’s uit hoofde van artikel 449 bis op alle instellingen toe te passen. De ECB steunt het voorstel van de Commissie om de frequentie en gedetailleerdheid van de openbaarmakingsvereisten af te stemmen op de omvang en complexiteit van de instellingen, teneinde naar behoren rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel. De ECB merkt op dat het belangrijk is te zorgen voor voldoende consistentie tussen de openbaarmakingsvereisten inzake ESG-risico’s voor instellingen en andere initiatieven op het gebied van informatieverschaffing (bv. de CSRD-richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen), in die zin dat dergelijke initiatieven instellingen in een betere positie moeten brengen om hun risico’s adequaat te beoordelen en hun eigen openbaarmakingsverplichtingen na te komen.

8.4

De ECB is ook groot voorstander van het voorstel om de termijn te vervroegen waarbinnen de EBA haar verslag moet indienen over de prudentiële behandeling van blootstellingen die onderworpen zijn aan effecten van ecologische en/of sociale factoren uit hoofde van artikel 501 quater. De ECB staat volledig achter deze inspanningen en is van mening dat het indienen van dit verslag de bijdrage van de EU aan het internationale beleidsdebat over deze kwesties verder zou ondersteunen.

Daar waar de ECB de voorgestelde wijzigingen van de VKV aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen met een toelichting opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op Eur-Lex.

Gedaan te Frankfurt am Main, 24 maart 2022.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  COM (2021) 664 final.

(2)  COM (2021) 663 final.

(3)  De Bazel III-hervormingen, ook bekend als de Bazel III-normen, zijn normen die zijn vastgesteld door het Bazels Comité voor bankentoezicht (Bazels Comité). De geconsolideerde normen zijn beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen, zie www.bis.org

(4)  Zie Advies CON/2020/16 van de Europese Centrale Bank van 20 mei 2020 inzake wijzigingen in het prudentiële kader van de Unie in respons op de COVID-19-pandemie (PB C 180 van 29.5.2020, blz. 4). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op EUR-Lex.

(5)  Voor aanvullende informatie over de “single stack”-benadering voor risicogebaseerde kapitaalvereisten, zie de Questions and Answers van de Commissie.

(6)  Europees Comité voor systeemrisico’s, Vulnerabilities in the residential real estate sectors of the EEA countries, februari 2022.

(7)  Europese Centrale Bank, Financial Stability Review, November 2021.

(8)  Zie het explanatory memorandum van de Commissie.

(9)  Overeenkomstig SCO 10 van de Bazel-principes.

(10)  Zie voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s, en tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU.

(11)  Zie CRE 20.59 of the Basel principles.

(12)  De kapitaalvereisten van door banken geleide financiële conglomeraten worden ook beïnvloed door de bepalingen in de punten iii) en v) als gevolg van het zogenaamde Deense compromis, dat bepaalt dat door banken aangehouden kapitaalinstrumenten die zijn uitgegeven door verzekeringsondernemingen die tot hetzelfde financiële conglomeraat behoren, naar risico gewogen mogen worden in plaats van afgetrokken worden.

(13)  Zie voetnoot 1 in SCO30.5

(14)  Advies CON/2017/46 van de Europese Centrale Bank van 8 november 2017 inzake wijzigingen van het Uniekader voor kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB C 34 van 31.1.2018, blz. 5).

(15)  Bazels Comité inzake bankentoezicht (2014) Regulatory Consistency Assessment Programme (RCAP) - Assessment of Basel III regulations - European Union, beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen op www op www.bis.org

(16)  Dit werd ook benadrukt door de Europese Bankautoriteit (2019): Policy advice on the Basel III reforms on credit valuation adjustment (CVA) and market risk, CVA2- aanbeveling: CVA-vrijstellingen, blz. 9, beschikbaar op de EBA-website: www.eba.europa.eu

(17)  Zie het explanatory memorandum van de Commissie.

(18)  Zie in het bijzonder Basel III: Finalising post-crisis reforms (bis.org).

(19)  Zo wordt in artikel 142, lid 1, punt 5 bis, “grote onderneming” gedefinieerd aan de hand van het begrip “sales”, terwijl in het nieuwe artikel 5, lid 8, “kleine en middelgrote onderneming” wordt gedefinieerd aan de hand van het begrip “turnover” [in het Nederlands in beide gevallen vertaald als “omzet].

(20)  Bijvoorbeeld met betrekking tot ESG- of IRRBB-openbaarmakingen.

(21)  Zie noot 10 hierboven.

(22)  Europese Bankautoriteit (2021), EBA-verslag over het beheer van en het toezicht op ESG-risico’s voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (EBA/REP/2021/18), beschikbaar op de website van de EBA op www.eba.europa.eu


16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/22


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 april 2022

inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148

(CON/2022/14)

(2022/C 233/03)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 16 december 2020 heeft de Europese Commissie een voorstel aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (1) (hierna de “ontwerprichtlijn” genoemd). Op 3 december 2021 heeft de Raad van de Europese Unie overeenstemming bereikt over zijn algemene oriëntatie over de ontwerprichtlijn (2). De bevoegdheid van de Europese Centrale Bank (ECB) om advies uit te brengen is gebaseerd op de tweede subparagraaf van artikel 127, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerprichtlijn bepalingen bevat die onder de bevoegdheid van de ECB vallen, met name de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer, de bijdrage aan het goede verloop van het beleid van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de stabiliteit van het financiële marktstelsel, en de taken van de ECB met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen overeenkomstig artikel 127, lid 2, vierde streepje, en artikel 127, lid 5 en lid 6, van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB staat volledig achter de doelstellingen van de ontwerprichtlijn om het niveau van cyberveerkracht in alle relevante sectoren te verhogen, inconsistenties op de interne markt te verminderen en het niveau van situatiekennis en het collectieve vermogen om zich voor te bereiden en te reageren te verbeteren door te zorgen voor efficiënte samenwerking in de Unie.

De ECB erkent het belang van het behoud van sterke banden tussen de ontwerprichtlijn en de financiële sector, die deel moeten blijven uitmaken van het ecosysteem voor de netwerk- en informatiesystemen (NIS) om de consistente beoordeling van risico’s in verband met informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de hele Unie te bevorderen en doeltreffende sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling en samenwerking bij het aanpakken van cyberbedreigingen te stimuleren. Daartoe moet het voor de bevoegde autoriteiten in het kader van de ontwerpverordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector (3) (hierna “DORA” genoemd) mogelijk zijn deel te nemen aan de strategische beleidsdiscussies en de technische werkzaamheden van de NIS-samenwerkingsgroep, alsook informatie uit te wisselen en nader samen te werken met de centrale contactpunten en de nationale Computer Security Incident Response Teams (4) waarnaar in de ontwerprichtlijn wordt verwezen.

1.   Toepassingsgebied van de ontwerprichtlijn

1.1

De ECB begrijpt dat DORA met betrekking tot entiteiten uit de financiële sector zal worden beschouwd als sectorspecifieke wetgeving die vereisten inzake risicobeheer op het gebied van cyberbeveiliging en melding van incidenten invoert die qua werking ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de ontwerprichtlijn (5). Daarom zullen de bepalingen van de ontwerprichtlijn die betrekking hebben op risicobeheer op het gebied van cyberbeveiliging, rapportageverplichtingen, informatie-uitwisseling en toezicht en handhaving niet van toepassing zijn op financiële entiteiten die onder DORA vallen (6). Zoals verduidelijkt in de overwegingen van de ontwerprichtlijn, moeten de DORA-bepalingen die betrekking hebben op ICT-risicobeheersmaatregelen, het beheer van ICT-gerelateerde incidenten en incidentrapportage, het testen van digitale operationele veerkracht, regelingen voor informatie-uitwisseling en ICT-risico’s van derde aanbieders van toepassing zijn in plaats van die van de ontwerprichtlijn (7).

1.2

De ECB merkt ook op dat de Raad in zijn algemene oriëntatie over de ontwerprichtlijn als wijziging voorstelt om “entiteiten die activiteiten uitoefenen op het gebied van de rechterlijke macht, parlementen of centrale banken” (8) uit te sluiten van de toepassing van de ontwerprichtlijn. De ECB begrijpt dat de voorgestelde wijziging zich uitstrekt tot alle fundamentele taken en bevoegdheden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), zoals bepaald in artikel 127, lid 2, van het Verdrag en in artikel 3.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de “ESCB-statuten”), zoals de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer. In dit verband worden financiële marktinfrastructuren die eigendom zijn van het Eurosysteem en daardoor beheerd worden, zoals TARGET2 en TARGET2-Securities, geacht te vallen onder de door de Raad voorgestelde uitsluiting van centrale banken van de toepassing van de ontwerprichtlijn.

2.   Bevoegdheden op het gebied van oversight door het ESCB en het Eurosysteem

2.1

Naast het hoofddoel van het ESCB, namelijk het handhaven van prijsstabiliteit, is het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer een van de fundamentele taken die via het ESCB moeten worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 127, lid 2, van het Verdrag (9). Bij de uitvoering van deze fundamentele taak mogen de ECB en de nationale centrale banken faciliteiten ter beschikking stellen, en kan de ECB verordeningen vaststellen ter verzekering van doelmatige en deugdelijke clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en met andere landen (10). Bij de uitoefening van haar toezichthoudende rol heeft de ECB Verordening van de Europese Centrale Bank (EU) nr. 795/2014 (ECB/2014/28) (11) (hierna de “SIPS-verordening” genoemd) vastgesteld, die de CPSS-IOSCO Principles for Financial Market Infrastructures (12) omzet in rechtstreeks toepasselijk recht. De SIPS-verordening stelt vereisten vast voor zowel systemen voor het betalen van grote bedragen als systeemrelevante retailbetalingssystemen, ongeacht of deze systemen openbaar of particulier eigendom zijn. De vereisten in het kader van de SIPS-verordening omvatten reeds onder meer operationeel risicobeheer en de totstandbrenging van een kader voor cyberveerkracht (13).

2.2

Naast systeemrelevante betalingssystemen omvat het toezicht van het Eurosysteem ook niet-systeemrelevante betalingssystemen, elektronische betaalinstrumenten, -systemen en -regelingen, en andere infrastructuren en cruciale dienstverleners, zoals uiteengezet in het toezichtbeleidskader van het Eurosysteem (14). Betalingssystemen en andere regelingen die onder toezicht van het Eurosysteem vallen, vallen niet uitdrukkelijk onder het toepassingsgebied van de ontwerprichtlijn (15). Tegelijkertijd zou, aangezien de ontwerprichtlijn een minimumharmonisatie-instrument (16) is, de door de lidstaten aangenomen uitvoeringswetgeving uiteindelijk kunnen overlappen met de toezichtbevoegdheid van het Eurosysteem. Om dit te voorkomen, moeten de bevoegdheden van het ESCB uit hoofde van het Verdrag en de ESCB-statuten en de bevoegdheden van het Eurosysteem uit hoofde van de SIPS-verordening en in het algemeen uit hoofde van het toezichtbeleidskader van het Eurosysteem uitdrukkelijk worden erkend in de overwegingen van de ontwerprichtlijn.

3.   ICT-risico van derde aanbieders, beheer van grootschalige incidenten en crises, informatie-uitwisseling en nationale cyberbeveiligingsstrategie

3.1   Risicobeheer van ICT-derden

3.1.1

De ontwerprichtlijn geeft de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om bij de uitoefening van hun handhavingsbevoegdheden ten aanzien van essentiële entiteiten bindende instructies te geven of een bevel uit te vaardigen aan die essentiële entiteiten om de vastgestelde tekortkomingen of inbreuken op de verplichtingen van de ontwerprichtlijn te verhelpen (17). Tegelijkertijd kan de in het kader van DORA aangewezen “leidende toezichthouder” aanbevelingen doen aan cruciale derde aanbieders van ICT-diensten om de potentiële systeemrisico’s van aanbestedingspraktijken en concentratie van ICT-derde aanbieders te beheren (18).

3.1.2

Aangezien een essentiële entiteit in het kader van de ontwerprichtlijn ook kan worden aangewezen als cruciale derde aanbieder van ICT-diensten overeenkomstig DORA, herhaalt de ECB (19) dat het geven van tegenstrijdige aanbevelingen en bindende instructies moet worden vermeden. In dit verband is de ECB ingenomen met de algemene oriëntatie van de Raad over de ontwerprichtlijn. Volgens die oriëntatie moeten de bevoegde autoriteiten het in het kader van DORA opgerichte “Oversight Forum” informeren bij de uitoefening van hun toezichts- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot een essentiële entiteit die in het kader van DORA is aangewezen als cruciale derde aanbieder van ICT-diensten (20).

3.2   Beheer van grootschalige incidenten en crises

3.2.1

Overeenkomstig de ontwerprichtlijn (21) moeten de lidstaten een of meer bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van grootschalige incidenten en crises. Zoals in de overwegingen van de ontwerprichtlijn wordt verduidelijkt, moet onder een grootschalig incident worden verstaan een incident met significante gevolgen voor ten minste twee lidstaten of waarvan de verstoring het vermogen van een lidstaat om daarop te reageren te boven gaat. Grootschalige incidenten kunnen uitmonden in volwaardige crises, waardoor de goede werking van de interne markt wordt verstoord (22).

3.2.2

Hoewel de in het kader van DORA aangewezen bevoegde autoriteiten verantwoordelijk blijven voor het beheer van cyberbeveiligingsincidenten met betrekking tot financiële entiteiten, zal samenwerking met de overeenkomstig de ontwerprichtlijn opgerichte structuren en autoriteiten van cruciaal belang zijn om een gecoördineerde respons in de hele Unie te waarborgen. Daartoe zou de ECB graag zien dat de in het kader van DORA aangewezen bevoegde autoriteiten, waaronder de ECB, deelnemen aan het Europees netwerk van verbindingsorganisaties voor cybercrises (EU-CyCLONe) (23), wanneer grootschalige cyberincidenten en crises gevolgen hebben voor de financiële sector.

3.3   Uitwisseling van informatie

3.3.1

Zoals hierboven aangegeven, is de ECB sterk voorstander van samenwerking tussen de in het kader van DORA aangewezen bevoegde autoriteiten met de structuren en autoriteiten die krachtens de ontwerprichtlijn zijn opgericht. Met name informatie-uitwisseling tussen autoriteiten kan sectoroverschrijdend leren mogelijk maken, bijdragen tot de preventie en doeltreffende beheersing van cyberaanvallen, en de consistente beoordeling van ICT-gerelateerde risico’s in de hele Unie bevorderen. Niettemin benadrukt de ECB dat informatie-uitwisseling moet plaatsvinden wanneer er duidelijk vastgestelde classificatie- en informatieuitwisselingsmechanismen bestaan, in combinatie met passende waarborgen om de vertrouwelijkheid te waarborgen (24). De ECB is ingenomen met de algemene oriëntatie van de Raad met betrekking tot de ontwerprichtlijn, die voorziet in de regelmatige uitwisseling van relevante informatie tussen autoriteiten (25), de instelling van samenwerkingsregelingen die een mechanisme voor de uitwisseling van informatie specificeren (26), en de automatische en rechtstreekse doorzending van meldingen van incidenten (27). In dit verband moet ervoor worden gezorgd dat informatie die vertrouwelijk is op grond van de bepalingen inzake het beroepsgeheim in het kader van DORA (28) of de relevante sectorspecifieke wetgeving (29), alleen met de in de ontwerprichtlijn bedoelde bevoegde autoriteiten kan worden uitgewisseld wanneer die uitwisseling noodzakelijk is voor de bevoegde autoriteiten om de bepalingen van de ontwerprichtlijn toe te passen (30).

3.4   Nationale cyberbeveiligingsstrategie

3.4.1

Op grond van de ontwerprichtlijn moeten de lidstaten nationale cyberbeveiligingsstrategieën vaststellen om de strategische doelstellingen en passende beleids- en regelgevingsmaatregelen vast te stellen met het oog op het bereiken en handhaven van een hoog niveau van cyberbeveiliging (31). Zoals verduidelijkt in de overwegingen van de ontwerprichtlijn, moeten de lidstaten de financiële sector blijven betrekken in hun respectieve cyberbeveiligingsstrategieën (32). In het kader van hun nationale cyberbeveiligingsstrategieën moeten de lidstaten bij wijze van indicatie beleid vaststellen dat gericht is op cyberbeveiliging in de toeleveringsketen voor ICT-producten en -diensten die door entiteiten worden gebruikt voor de verlening van hun diensten. Wat de financiële sector betreft, moeten de nationale cyberbeveiligingsstrategieën in overeenstemming zijn met het regelgevingskader dat voortvloeit uit DORA. In dit verband is de ECB van mening dat verdere verduidelijkingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de nationale cyberbeveiligingsstrategieën consistent zijn met sectorspecifieke wetgeving.

Indien de ECB wijzigingen van de ontwerprichtlijn aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op Eur-Lex.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 april 2022.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  COM (2020) 823 final.

(2)  Beschikbaar op de website van de Raad onder www.consilium.europa.eu

(3)  COM (2020) 595 final.

(4)  Zie paragraaf 1.5 van Advies CON/2021/20 van de Europese Centrale Bank van 4 juni 2021 inzake een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende digitale operationele veerkracht voor de financiële sector (PB C 343 van 26.8.2021, blz. 1). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op EUR-Lex. Artikel 17, lid 5, en artikel 42 van DORA; artikel 11 van de ontwerprichtlijn.

(5)  Artikel 2, lid 6, van de ontwerprichtlijn.

(6)  Overweging 13 en artikel 2, lid 6, van de ontwerprichtlijn.

(7)  Overweging 13 van de ontwerprichtlijn.

(8)  Artikel 2, lid 3 bis, eerste subparagraaf, punt b), van de algemene oriëntatie van de Raad over het richtlijnvoorstel.

(9)  Artikel 127, lid 2, VWEU, zoals weergegeven in artikel 3.1 van de ESCB-statuten.

(10)  Artikel 22 van de ESCB-statuten.

(11)  Verordening van de Europese Centrale Bank (EU) nr. 795/2014 van 3 juli 2014 met betrekking tot oversightvereisten voor systeemrelevante betalingssystemen (ECB/2014/28) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 16).

(12)  Zie Committee on Payment and Settlement Systems (CPSS)/ Technical Committee of the International Organization of Securities Commissions (IOSCO), Principles for Financial Market Infrastructures, april 2012, beschikbaar op de website van de Bank for International Settlements onder www.bis.org. Verantwoordelijkheid D daarvan bepaalt dat van alle leden van de CPSS en de IOSCO wordt verwacht dat zij de beginselen zo volledig mogelijk toepassen op de relevante FMI’s in hun rechtsgebied, in de hoogste mate waarin het rechtskader in hun rechtsgebied dit toelaat.

(13)  Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 795/2014 (ECB/2014/28).

(14)  Eurosystem oversight policy framework, herziene versie (juli 2016), beschikbaar in het Engels op de website van de ECB onder www.ecb.europa.eu.

(15)  Artikel 2 van de ontwerprichtlijn en bijlagen I en II bij de ontwerprichtlijn.

(16)  Artikel 3 van de ontwerprichtlijn .

(17)  Artikel 29, lid 4, punt b, van de ontwerprichtlijn.

(18)  Artikel 31 van DORA.

(19)  Zie punt 1.2 van Advies CON/2021/20.

(20)  Artikel 29, lid 10, van de algemene oriëntatie van de Raad over de ontwerprichtlijn.

(21)  Artikel 7, lid 1, van de ontwerprichtlijn.

(22)  Overweging 27 van de ontwerprichtlijn.

(23)  Artikel 14 van de ontwerprichtlijn.

(24)  Zie punt 1.5 van Advies CON/2021/20.

(25)  Artikel 11, lid 5, van de algemene oriëntatie van de Raad over de ontwerprichtlijn.

(26)  Overweging 23a van de algemene oriëntatie van de Raad over de ontwerprichtlijn.

(27)  Overweging 13 van de algemene oriëntatie van de Raad over de ontwerprichtlijn.

(28)  Artikel 49 van DORA.

(29)  Artikelen 53 tot en met 62 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(30)  Artikel 2, lid 5, en artikel 11, lid 4, van de ontwerprichtlijn.

(31)  Artikel 5 van de ontwerprichtlijn.

(32)  Overweging 13 van de ontwerprichtlijn.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 juni 2022

tot benoeming van vier leden van de raad van beheer van het Europees Geneesmiddelenbureau

(2022/C 233/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (1), en met name artikel 65, lid 1,

Gezien de lijst van kandidaten die de Europese Commissie op 27 januari 2022 bij de Raad heeft ingediend,

Gezien het standpunt dat het Europees Parlement bij brief van 24 mei 2022 heeft ingenomen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 65, lid 4, van Verordening (EG) nr. 726/2004 verstrijkt de ambtstermijn van de leden van de raad van beheer van het Europees Geneesmiddelenbureau (“raad van beheer”) die momenteel in functie zijn op 14 juni 2022. De leden van de raad van beheer wier ambtstermijn ingaat op 15 juni 2022, moeten worden benoemd overeenkomstig de procedure voor voordracht en benoeming zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 726/2004.

(2)

Krachtens artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 moet de raad van beheer ook twee vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties, een vertegenwoordiger van artsenorganisaties en een vertegenwoordiger van dierenartsenorganisaties omvatten.

(3)

Die leden moeten worden benoemd door de Raad in overleg met het Europees Parlement op basis van een door de Commissie opgestelde lijst welke een aanmerkelijk groter aantal kandidaten dient te bevatten dan het aantal te benoemen leden. De duur van de ambtstermijn bedraagt drie jaar en kan worden verlengd.

(4)

De Commissie heeft een lijst met kandidaten opgesteld en heeft deze op 27 januari 2022 ingediend bij de Raad. De kandidaten op de door de Commissie ingediende lijst zijn geselecteerd na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en op basis van hun vakkennis, een breed scala aan relevante deskundigheid en hun relevante deskundigheid op het gebied van beheer en ervaring op het gebied van geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik.

(5)

Met het oog op de benoeming van de vier leden van de raad van beheer die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen op basis van de door de Commissie verstrekte gegevens en in het licht van het standpunt van het Europees Parlement, is de door de Commissie ingediende lijst onderzocht. De benoeming van die leden door middel van dit besluit waarborgt voorts dat de hoogste niveaus van vakkennis, een breed scala aan relevante deskundigheid en een zo breed mogelijke geografische spreiding binnen de Unie, alsook relevante deskundigheid op het gebied van beheer en ervaring op het gebied van geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik, beschikbaar zijn in de raad van beheer,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende personen worden benoemd tot lid van de raad van beheer van het Europees Geneesmiddelenbureau voor een periode van drie jaar met ingang van 15 juni 2022:

PATIËNTENORGANISATIES

ARTSENORGANISATIES

ORGANISATIES VAN DIERENARTSEN

de heer Marco GRECO

mevrouw Virginie HIVERT

de heer Denis LACOMBE

mevrouw Despoina IATRIDOU

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. FESNEAU


(1)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.


Europese Commissie

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/28


Wisselkoersen van de euro (1)

15 juni 2022

(2022/C 233/05)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0431

JPY

Japanse yen

140,49

DKK

Deense kroon

7,4392

GBP

Pond sterling

0,86328

SEK

Zweedse kroon

10,6278

CHF

Zwitserse frank

1,0435

ISK

IJslandse kroon

137,50

NOK

Noorse kroon

10,3868

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,703

HUF

Hongaarse forint

397,96

PLN

Poolse zloty

4,6690

RON

Roemeense leu

4,9427

TRY

Turkse lira

18,0465

AUD

Australische dollar

1,5051

CAD

Canadese dollar

1,3498

HKD

Hongkongse dollar

8,1883

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6706

SGD

Singaporese dollar

1,4519

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 346,86

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,7111

CNY

Chinese yuan renminbi

7,0013

HRK

Kroatische kuna

7,5245

IDR

Indonesische roepia

15 361,97

MYR

Maleisische ringgit

4,6037

PHP

Filipijnse peso

55,627

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

36,529

BRL

Braziliaanse real

5,3164

MXN

Mexicaanse peso

21,4763

INR

Indiase roepie

81,5142


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/29


Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)

(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1))

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 233/06)

Besluit tot verlening van een autorisatie

Referentie van het besluit (2)

Datum van het besluit

Naam van de stof

Houder van de autorisatie

Nummer van de autorisatie

Toegestaan gebruik

Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn

Gronden voor het besluit

C(2022) 3678

9 juni 2022

Chroomtrioxide

EG-nr. 215-607-8, CAS-nr. 1333-82-0

Natriumdichromaat

EG-nr. 234-190-3, CAS-nr. 7789-12-0, 10588-01-9

Tata Steel IJmuiden B.V., Wenckebachstraat 1, 1951 JZ Velsen-Noord, Nederland

REACH/22/24/0

Gebruik van chroomtrioxide voor passivering van elektrolytisch vertind blik (ETP)

31 december 2027

Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken.

REACH/22/24/1

Gebruik van natriumdichromaat voor passivering van elektrolytisch vertind blik (ETP)


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: Vergunning (europa.eu).


16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/30


Samenvatting van de besluiten van de Europese Commissie betreffende autorisaties voor het in de handel brengen voor gebruik en/of het gebruik van stoffen die zijn opgenomen in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)

(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 64, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1))

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 233/07)

Besluit tot verlening van een autorisatie

Referentie van het besluit (2)

Datum van het besluit

Naam van de stof

Houder van de autorisatie

Nummer van de autorisatie

Toegestaan gebruik

Datum van verstrijken van de herbeoordelingstermijn

Gronden voor het besluit

C(2022) 3685

9 juni 2022

Chroomtrioxide

EG-nr. 215-607-8, CAS-nr. 1333-82-0

Safran Aircraft Engines, 2 Boulevard du Général Martial Valin, 75724 Paris Cedex 15, Frankrijk

REACH/22/25/0

Industrieel gebruik van mengsels op basis van chroomtrioxide voor de behandeling van oppervlakken van originele reserveonderdelen van motoren van militaire luchtvaartuigen, met inbegrip van veiligheidskritieke onderdelen waarvan het falen de luchtwaardigheid in het gedrang brengt

31 december 2029

Overeenkomstig artikel 60, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wegen bij het gebruik van de stof de sociaaleconomische voordelen zwaarder dan het risico voor de gezondheid van de mens en zijn er geen geschikte alternatieve stoffen of technieken.


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Het besluit is te vinden op de website van de Europese Commissie: Vergunning (europa.eu).


16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/31


Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

(2022/C 233/08)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1) worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (2) als volgt gewijzigd:

Op bladzijde 405 wordt de volgende toelichting ingevoegd:

9405 31 00

en elektrische guirlandes van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting

9405 39 00

Deze onderverdelingen omvatten elektrische guirlandes/lichtsnoeren van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting.

Gezien de objectieve kenmerken van deze artikelen, zoals de lengte van het snoer, het type verlichting, de afstand tussen de lampen, de vorm van de “lampen” (standaard of verband houdend met het kerstseizoen), gebruiksgemak wat betreft het plaatsen op de kerstboom, zijn deze voornamelijk/hoofdzakelijk bestemd om een kerstboom te versieren door middel van verlichting.

“Lampen” die verband houden met kerst kunnen de vorm hebben van sneeuwvlokken, sterren, ijspegels of andere beelden van het winterseizoen; een verband op basis van lange tradities is niet vereist.

Voorbeelden van producten die moeten worden ingedeeld onder de onderverdelingen 9405 31 00 en 9405 39 00 als “elektrische guirlandes van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting”:

Image 17

Image 18

Een lichtnet bestaande uit donkergroene elektrische kabels voorzien van 160 heldere minilampjes (1,5 V/0,5 W), die zodanig zijn samengevoegd dat zij een net van 320 × 150 cm vormen. Door de grootte van het net kan het gemakkelijk over een kerstboom worden gehangen. De kleur van de kabels en de afzonderlijke mazen van 19 × 19 cm, waardoor het net over de uiteinden van de takken kan worden getrokken, zorgen ervoor dat, wanneer de lampjes worden aangestoken, de draden en de lampjes verborgen worden terwijl het licht naar buiten schijnt, waardoor een eenvormig decoratief effect wordt verkregen.

Een lichtsnoer met een lengte van 55 m bestaande uit een elektrische kabel voorzien van 240 minilampjes (2,5 V/0,25 W). De afstand tussen de lampjes is 21 cm. Het lichtsnoer is bedoeld voor gebruik zowel buiten- als binnenshuis.

Tot deze onderverdelingen behoren geen elektrische guirlandes die niet zijn ontworpen om hoofdzakelijk te worden gebruikt voor een kerstboom en die bestemd zijn om gedurende het hele jaar voor verschillende decoratieve doeleinden te worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het versieren van huizen, balkons, locaties van trouwfeesten, tuinen, of voor het versieren van kleinere voorwerpen zoals een krans, een bloempot of een tafel.

Elektrische guirlandes met lampen die zijn ontworpen als bijvoorbeeld pompoenen of harten vallen evenmin onder deze onderverdeling, omdat de lampen geen verband houden met kerstmis.

Voorbeelden van producten die moeten worden ingedeeld onder onderverdeling 9405 4x als “andere elektrische lichtarmaturen en verlichtingstoestellen”:

Image 19

Image 20

Ledlichtgordijnen in de vorm van een slinger (verschillende lengten mogelijk), vervaardigd van twee geïsoleerde elektrische kabels, met strengen van verschillende lengten (30-70 cm lang) die naar beneden hangen met ongeveer 15 cm ertussen. De strengen zijn voorzien van in totaal ongeveer 200 ledlichtbronnen. De slinger beschikt over een aansluitkabel en een transformator.

Microledlichtsnoer, met een totale lengte van 240 cm, bestaande uit een metaaldraad en 40 lichtbronnen met een tussenafstand van 5 cm, op batterijen.


Image 21

Microledlichtsnoer, met een totale lengte van 860 cm (waarvan 500 cm aansluitkabel), bestaande uit een metaaldraad en 360 lichtbronnen met een tussenafstand van 1 cm. Het lichtsnoer beschikt over een transformator.”


(1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(2)  PB C 119 van 29.3.2019, blz. 1.


16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/33


Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

(2022/C 233/09)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1) worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (2) als volgt gewijzigd:

Op bladzijde 394 wordt de volgende toelichting ingevoegd:

9113

Horlogebanden en delen daarvan

Deze post omvat horlogebanden van alle soorten die worden gebruikt om horloges van alle soorten aan de pols te bevestigen (zie ook de GS-toelichtingen op post 9113). Hiertoe behoren banden voor:

horloges en zogenaamde “smartwatches” van de posten 9101 en 9102; en

zogenaamde “smartwatches” van post 8517 (met inbegrip van banden die zijn uitgerust met speciale adapters of merkgebonden bevestigingsmiddelen om uitsluitend aan een specifieke “smartwatch” te worden bevestigd).

De indeling op het niveau van de onderverdeling wordt bepaald door het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd. De banden, bestaande uit verschillende materialen, worden ingedeeld naar het materiaal waaraan zij hun wezenlijke karakter ontlenen in de zin van algemene regel 3 b).”

Op bladzijde 352 wordt de volgende toelichting ingevoegd:

8517 79 00

Andere

Tot deze onderverdeling behoren niet afzonderlijk aangeboden banden die worden gebruikt om zogenaamde “smartwatches” van post 8517 aan de pols te bevestigen (post 9113). De banden blijven onder post 9113 ingedeeld, ook al zijn zij uitgerust met speciale adapters of merkgebonden bevestigingsmiddelen die uitsluitend zijn bestemd om te worden bevestigd aan een zogenoemd specifiek “smartwatch”-apparaat.”

Zie de toelichting op post 9113.”


(1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(2)  PB C 119 van 29.3.2019, blz. 1.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/34


Bekendmaking overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen van de vereffening en daaruit volgende liquidatie van Sberbank Europe AG (Oostenrijkse kredietinstelling in vereffening)

(2022/C 233/10)

OPROEP TOT INDIENING VAN SCHULDVORDERINGEN. NEEM DE TERMIJN IN ACHT

Tijdens de algemene vergadering van 21 april 2022 werd een besluit genomen overeenkomstig § 203, eerste alinea, punt 2, van de federale wet betreffende vennootschappen (Aktiengesetz — AktG) tot vereffening van Sberbank Europe AG (zetel en postadres: Schwarzenbergplatz 3, 1010 Wenen; Oostenrijks handelsregisternummer FN 161285i). Deze kredietinstelling (die een bijkantoor heeft in Duitsland, ook wel “Sberbank Direct” genoemd) wordt momenteel vereffend naar Oostenrijks recht.

De huidige directeurs - Sonja Sarközi, Pavel Barchugov, Alexander Witte en Aleksei Mikhailov - blijven op post, nu als vereffenaars.

Schuldeisers van de instelling worden uitgenodigd een schuldvordering in te dienen bij de vereffenaars Sonja Sarközi, Pavel Barchugov, Alexander Witte en Aleksei Mikhailov (allen op het adres Schwarzenbergplatz 31, 1010 Wenen.)

Sonja SARKÖZI, Pavel BARCHUGOV, Alexander WITTE en Aleksei MIKHAILOV

Sberbank Europe AG, in vereffening


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europees Bureau voor personeelsselectie

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/35


AANKONDIGING VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK

(2022/C 233/11)

Het Europees Bureau voor Personeelsselectie (EPSO) organiseert het volgende vergelijkend onderzoek:

EPSO/AD/400/22 – Administrateurs (AD 7) en deskundigen (AD 9) op het gebied van defensie-industrie en ruimtevaart

De aankondiging wordt in 24 talen bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Unie C 233 A van 16 juni 2022.

Zie voor meer informatie de website van EPSO: https://epso.europa.eu/


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/36


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10748 – MACQUARIE / BCI / NATIONAL GRID / NATIONAL GRID GAS)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 233/12)

1.   

Op 8 juni 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Macquarie Infrastructure and Real Assets (Europe) Limited, een onderdeel van Macquarie Group Limited (“Macquarie”, Australië),

British Columbia Investment Management Corporation (“BCI”, Canada),

National Grid plc (“National Grid”, VK),

de divisies gastransmissie en gasmeteropnames van National Grid (“National Grid Gas”, VK).

Macquarie, BCI en National Grid zullen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening verkrijgen over National Grid Gas.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Macquarie is een internationale aanbieder van bank- en financiële diensten, adviesdiensten, beleggingsdiensten en diensten voor fondsenbeheer;

BCI is een overheidsorganisatie van de Canadese provincie British Columbia die namens cliënten uit de publieke sector in British Colombia belegt in uiteenlopende activaklassen;

National Grid is eigenaar en exploitant van gereguleerde elektriciteits- en gasinfrastructuur in Groot-Britannië en in het noordoosten van de Verenigde Staten;

National Grid Gas is vooral actief in twee sectoren: i) zij is eigenaar en exploitant van het National Transmission System voor gas in Groot-Britannië, en ii) zij is eigenaar en exploitant van een divisie opname gasmeters, National Grid Metering.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet steeds worden vermeld:

M.10748 – MACQUARIE / BCI / NATIONAL GRID / NATIONAL GRID GAS

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

16.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 233/38


Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) Nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2022/C 233/13)

Deze bekendmaking verleent het recht om binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

“Scalogno di Romagna”

EU-Nr.: PGI-IT-1539-AM01- 11.1.2021

BOB ( ) BGA (X)

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Groep: Consorzio Scalogno di Romagna [vereniging ter bescherming van Scalogno di Romagna]

Adres: P/a Comune di Riolo Terme, Via Aldo Moro 2, 48025 Riolo Terme – Ravenna, Italy

E-mail: consorzioscalognodiromagna@gmail.com

De “Consorzio Scalogno di Romagna” is gerechtigd een wijzigingsaanvraag in te dienen overeenkomstig artikel 13, lid 1, van besluit nr. 12511 van het Italiaanse ministerie van Landbouw, Voedselvoorziening en Bosbouw van 14 oktober 2013.

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige [nader aan te geven]

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Omschrijving van het product

Artikel 2:

De aanduiding “Scalogno di Romagna” verwijst uitsluitend naar de uienbol van de soort Allium ascalonicum.

wordt als volgt gewijzigd en aangevuld:

De aanduiding “Scalogno di Romagna” verwijst uitsluitend naar de uienbol van de soort Allium ascalonicum, ecotype Romagna.

De bollen van de “Scalogno di Romagna” hebben een langwerpige flesvorm en een harde buitenste schil die in kleur kan variëren van geel tot koperkleurig, roestrood, bruin of grijs, terwijl het vlezige binnenste gedeelte varieert van wit tot paars gestreept.

Het ecotype Romagna heeft lange kronkelige wortels en lichtgroene bladeren die spits toelopen.

Wanneer de bollen worden geoogst, worden ze in bossen samengebonden, waarbij wisselende aantallen bollen met de wortels aan elkaar vast zitten.

Ze hebben een scherpe geur. Ze hebben een zoete en fijne smaak, die sterker lijkt op die van uien dan op die van knoflook. De aromatische kenmerken lijken sterk op die van de leliefamilie (Liliaceae) en worden beïnvloed door de aanzienlijke hoeveelheden zwavel die ze uit de bodem opnemen, een meso-element dat de smaak en geur ervan kenmerkt.

Ze worden vers of gedroogd geconsumeerd en vaak in olie geconserveerd.

Al deze kenmerken onderscheiden hen duidelijk van andere soorten sjalotten.”

Deze wijzigingen geven een duidelijkere omschrijving van het product van het ecotype Romagna, dat ook is opgenomen in het geïntegreerde productdossier van de regio Emilia-Romagna.

De aanvullingen betreffen kenmerken die ervoor zorgen dat de “Scalogno di Romagna” gemakkelijk te herkennen is en die deze sjalot duidelijk onderscheiden van andere soorten.

Deze kenmerken zijn altijd al eigen aan het product en zijn ook op foto’s vastgelegd. Ze worden nu beter beschreven, zodat consumenten de sjalot gemakkelijker kunnen herkennen en om het werk van degenen die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteitscontrole te vergemakkelijken.

Deze wijziging betreft tevens punt 5, b), van de samenvatting en heeft betrekking op punt 3.2 van het enig document.

Geografisch gebied

Het productdossier bevat een wijziging van de naam van de provincie Forlì, waarvan de naam is veranderd in “provincie Forlì-Cesena”; deze wijziging heeft geen invloed op het productiegebied.

Deze wijziging betreft tevens punt 5, c), van de samenvatting en heeft betrekking op punt 4 van het enig document.

Bewijs van oorsprong

In de oorspronkelijke tekst van artikel 5 wordt wetgeving genoemd die niet meer van kracht is; daarom wordt het artikel over bewijs van oorsprong vervangen door de volgende tekst:

Iedere fase van het productieproces wordt gecontroleerd en iedere input en output wordt geregistreerd. Op die manier, en door de kadastrale percelen waarop het product wordt geteeld en de producenten en de verpakkingsbedrijven in te schrijven op lijsten die worden beheerd door de controle-instantie, en door de geproduceerde hoeveelheden bij de controle-instantie aan te geven, wordt de traceerbaarheid van het product gegarandeerd. Alle natuurlijke personen en rechtspersonen die op de respectieve lijsten staan, worden overeenkomstig het productdossier en het desbetreffende controleplan door de controle-instantie gecontroleerd.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De voorwaarden met betrekking tot het verbod op stoppelzaai worden beknopter vermeld.

De zin “Er moet minimaal vijf jaar zijn verstreken voordat Scalogno op hetzelfde perceel mag worden geteeld” is voldoende om dat verbod weer te geven. De zinsnede “Stoppelzaai is niet toegestaan” is derhalve overbodig en is geschrapt.

De praktijken wat betreft elkaar opvolgende teelten worden verduidelijkt om elke mogelijke twijfel over de interpretatie ervan te vermijden. Hiertoe wordt duidelijker geformuleerd wat reeds in het productdossier werd vermeld, namelijk dat de “Scalogno di Romagna” en nachtschadeachtigen, bieten en kool elkaar niet mogen opvolgen. De gewijzigde zin luidt als volgt: “Het is ook verboden om achtereenvolgens de “Scalogno di Romagna” en nachtschadeachtigen, bieten en kool te telen.”

Wat de zaaimethoden betreft is het gebruik van bollen van het ecotype Romagna van de soort Allium ascalonicum verplicht omdat, aansluitend bij wat is aangegeven in het punt over het verband met het gebied van oorsprong, de “Scalogno di Romagna” uitsluitend kan worden geteeld door het heraanplanten van bollen van het specifieke ecotype. De zin “Het planten moet plaatsvinden van november tot en met december, terwijl de oogst plaatsvindt vanaf juni van het volgende jaar” wordt daarom als volgt aangevuld: “Het planten moet plaatsvinden van november tot en met december, waarbij bollen van het ecotype Romagna van de soort Allium ascalonicum worden gebruikt, terwijl de oogst plaatsvindt vanaf juni van het volgende jaar.”

Tot slot wordt de maximale productie per eenheid, waarvan met 6-8 ton per hectare reeds een indicatie werd gegeven, nauwkeurig gedefinieerd (8 ton per hectare) om controles te vergemakkelijken.

Deze wijziging betreft tevens punt 5, e), van de samenvatting.

Verband met de omgeving

De tekst over het verband met de omgeving is niet opgenomen in het huidige productdossier, dat dateert uit 1997. Daarom is er een tekst opgesteld met een beschrijving van het verband met de omgeving zoals reeds opgenomen in de documentatie in het EU-register eAmbrosia, aangevuld met andere historische gegevens over de reputatie van “Scalogno di Romagna”.

Naast wat reeds in het productdossier en de samenvatting wordt vermeld, wordt bovendien gewezen op de belangrijke eigenschap dat er geen bloemhoofdje wordt gevormd, een kenmerk dat specifiek is voor “Scalogno di Romagna”.

De tekst van het productdossier wordt derhalve als volgt aangevuld:

“Het verband tussen “Scalogno di Romagna” en het geografische gebied is gebaseerd op de reputatie van het product. Het is bekend dat de “Scalogno di Romagna” een specifiek ecotype sjalot is met eigen kenmerken die anders zijn dan die van de andere soorten die in de handel zijn.

Het terrein dat geschikt is voor het telen van de “Scalogno di Romagna” is heuvelachtig met een middelzware tot kleiachtige bodem, die droog is en rijk aan kalium en organisch materiaal. Dit areaal krijgt veel zon en is goed gedraineerd. Deze bodems zijn kenmerkend voor de krijtrug die “La Vena dei Gessi Romagnola” [de kalkader van Romagna] wordt genoemd. Deze loopt door een groot deel van het productiegebied, is kenmerkend voor en van invloed op het hele gebied en geeft de bodems een bepaalde alkaliteit. Het productiegebied is ook bekend als kuuroordgebied dat wordt gekenmerkt door de zwavelhoudende bestanddelen van de bodem en het water.

De aromatische kwaliteiten van de leliefamilie worden dus door deze omgevingskenmerken beïnvloed wat betreft de zwavelhoudende componenten.

De microbiële flora in de bodem en de voortdurende activiteit van enzymen tijdens de opslag of het drogen, zorgen ervoor dat de “Scalogno di Romagna” het kenmerkende zoete en fijne aroma ontwikkelt, maar ook een scherpe geur.

Een onderscheidend kenmerk van de “Scalogno di Romagna” is dat er geen bloemhoofdjes worden gevormd; daarom kunnen en mogen deze sjalotten uitsluitend worden geteeld door de bollen opnieuw te planten. Door deze eigenschap blijven het genetisch materiaal en de kenmerken van het specifieke ecotype al eeuwenlang behouden, aangezien er geen natuurlijke of gedwongen uitwisseling van pollen met andere soorten plaatsvindt. Dit betekent dat er geen kruisingen of genetische interventies hebben plaatsgevonden, wat wel gebeurt bij de andere variëteiten die in de handel zijn.

De “Scalogno di Romagna” komt niet in het wild voor. Dit betekent dat de Kelten, die deze sjalot in Romagna hebben geïntroduceerd, een oorspronkelijk en authentiek product hebben gekweekt dat op geen enkele manier kon worden verwisseld of verward met of vervangen door een andere bol uit de leliefamilie.

Er is een duidelijk verband tussen de “Scalogno di Romagna” en het lokale gebied: de producenten, met inbegrip van degenen die slechts een paar vierkante meter aan sjalotten telen in hun eigen groentetuin. Mede dankzij hen blijft de mogelijkheid bestaan om deze waardevolle ode aan de gulle aarde van Romagna door te geven. De vaardigheden van de producenten zijn ook zeer belangrijk bij het selecteren van de bollen, iets wat zij met uitmuntend vakmanschap doen. Een deel van de geoogste bollen is bestemd voor consumptie en normaal gesproken worden de middelgrote bollen met een meer gebogen vorm opnieuw geplant.

Dit product wordt door een aantal schrijvers genoemd, onder wie de in Lugo geboren en getogen Corrado Contoli. Zijn boek “Guida alla veritiera cucina romagnola” [Handboek voor de authentieke keuken van Romagna] uit 1963 bevat in het hoofdstuk over varkensvleesgerechten een lofzang op de sjalot die zowel baanbrekend is als tot de verbeelding spreekt. Graziano Pozzetto vermeldt andere getuigenissen met betrekking tot de beschrijving van het product en het gebruik ervan in talloze recepten uit de afgelopen eeuw in zijn boek “Lo scalogno di Romagna. Cibo per Venere” [Scalogno di Romagna – Voedsel voor Venus], dat werd gepubliceerd in 2001. Verschillende lokale chef-koks gebruiken de “Scalogno di Romagna” bij de bereiding van diverse gerechten, onder wie Tarcisio Raccagni van het voormalige restaurant “Gigiolè” in Brisighella; hij wilde de middeleeuwse kookkunst doen herleven in de diners die werden georganiseerd voor de beroemde middeleeuwse festivals in Brisighella.

Ook online zijn er citaten waarin de reputatie van de “Scalogno di Romagna” en het gebruik ervan als smaakmaker bij de bereiding van allerlei gerechten of geconserveerd in olie is vastgelegd, op websites zoals Giallo Zafferano, La Gazzetta del Gusto, Buonissimo, Geisha Gourmet en Taccuini Gastrosofici.

De “Scalogno di Romagna” heeft een prachtige en voorbeeldige geschiedenis die tot stand is gekomen dankzij de leidende rol van de vereniging Proloco di Riolo Terme, die in 1993 het eerste “Fiera dello Scalogno di Romagna” organiseerde. Dit festival wordt nog steeds elk jaar eind juli gehouden.”

Deze wijziging betreft tevens punt 5, f), van de samenvatting en heeft betrekking op punt 5 van het enig document.

Controles

De tekst over controles, die niet in het huidige productdossier is opgenomen, wordt als volgt geformuleerd:

“Naleving van het productdossier wordt geverifieerd in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Het controleorgaan dat belast is met de verificatie van het productdossier is Check Fruit, gevestigd op het adres Via Dei Mille 24, 40121 Bologna, Italy, Tel. +39 0516494836, Fax +39 0516494813, E-mail: info@checkfruit.it.”

Deze wijziging betreft tevens punt 5, g), van de samenvatting.

Etikettering

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1.

 

De zin:

De sluiting van de container moet in alle gevallen zodanig zijn vervaardigd dat de inhoud niet kan worden uitgenomen zonder dat de container wordt geschonden.

is als volgt gewijzigd:

De sluiting van de verpakking moet in alle gevallen zodanig zijn vervaardigd dat de inhoud niet kan worden uitgenomen zonder dat de verpakking wordt geschonden.

Het woord “contenitore” [container] is (in het Italiaanse origineel) vervangen door het meer geschikte woord “confezione” [verpakking].

De zin:

Op de containers moet de aanduiding “Scalogno di Romagna” worden aangebracht, onmiddellijk gevolgd door de tekst “Indicazione Geografica Protetta” [beschermde geografische aanduiding], in drukletters van dezelfde grootte.

wordt als volgt gewijzigd:

Op de verpakking, vlechten of bossen moet een etiket worden aangebracht met daarop de aanduiding “Scalogno di Romagna”, onmiddellijk gevolgd door de tekst “Indicazione Geografica Protetta” [beschermde geografische aanduiding], in drukletters van dezelfde grootte.

De verplichting geldt nu om op elk soort verpakking een etiket met informatie te gebruiken. Het etiket bevat de noodzakelijke informatie en kan gemakkelijk worden aangepast aan de verschillende soorten verpakkingen waarin het productdossier voorziet.

De zin:

Elk soort verpakking moet worden goedgekeurd door de regio Emilia-Romagna.

is geschrapt, omdat deze onverenigbaar is met de huidige wetgeving.

De zin:

Op verzoek van de betrokken telers kan een logo worden gebruikt. Dit logo komt overeen met het ontwerp, eventueel met inbegrip van de kleurstelling, van het figuratieve of het specifieke en eenduidige logo dat altijd samen met de geografische aanduiding moet worden gebruikt.

is als volgt gewijzigd:

Het onderstaande identificatielogo moet worden weergegeven overeenkomstig het aangegeven ontwerp.

Image 22

Het is dus verplicht om een logo te gebruiken, met inbegrip van het technisch dossier waarin de kenmerken worden beschreven.

De zin:

De vermelding “Prodotto in Italia” [Geproduceerd in Italië] moet ook worden aangebracht op de voor de uitvoer bedoelde partijen.

wordt als volgt gewijzigd:

De vermelding “Prodotto in Italia” [Geproduceerd in Italië] moet ook worden aangebracht.

Het gebruik op het etiket van de vermelding “Geproduceerd in Italië” is verplicht voor alle partijen, niet enkel voor die welke bedoeld zijn voor de uitvoer, om ook ten behoeve van de Italiaanse consument te benadrukken dat het een product is dat in Italië wordt geteeld.

Deze wijziging betreft tevens punt 5, h), van de samenvatting en heeft betrekking op punt 3.6 van het enig document.

Overige

Verpakking

2.

Artikel 6:

Wanneer zij voor de consumptie in de handel worden gebracht, moeten sjalotten met de BGA “Scalogno di Romagna” de volgende kenmerken vertonen:

A)

vers product: – bossen van ongeveer 500 gram, boven de kraag samengebonden, met raffia samengebonden aan het uiteinde;

B)

droog product:

1)

bossen van ongeveer 500 gram. De bossen moeten bestaan uit homogene grote bollen. Ze worden boven de bovenkant van de bollen zeer strak met raffia samengebonden en het blad wordt 5 cm boven de knoop afgesneden;

2)

vlechten. De bollen moeten worden gesorteerd en alleen met het blad of met behulp van raffia worden gevlochten;

3)

gedroogde bollen in een plastic netje van 100 g.”

is als volgt gewijzigd:

Wanneer zij voor de consumptie in de handel worden gebracht, moeten sjalotten met de BGA “Scalogno di Romagna” de volgende kenmerken vertonen:

A)

vers product:

bossen van tussen de 100 g en 1 kg, samengebonden met raffia of een andere plantaardige vezel;

B)

gedroogd product:

1)

bossen van tussen de 100 g en 1 kg, aan het uiteinde samengebonden met raffia of een andere plantaardige vezel. De bossen moeten bestaan uit homogene bollen. Ze moeten boven de bovenkant van de bollen zeer strak worden samengebonden en het blad wordt 5 cm boven de knoop afgesneden;

2)

vlechten van geselecteerde bollen van homogene grootte, gevlochten met alleen het blad of met raffia of een andere plantaardige vezel;

3)

gesloten netten, zakken of kisten: gedroogde bollen van uiteenlopende grootte en zonder wortels kunnen worden verpakt in afgesloten netten, zakken of kisten van materiaal dat geschikt is voor het verpakken van levensmiddelen, met een gewicht van tussen de 100 g en 5 kg.

De hierboven beschreven producten mogen ook voor consumptie in de handel worden gebracht in verpakkingen van hout, plastic, papier, karton of natuurlijk plantaardig materiaal, overeenkomstig de geldende wetgeving.

Ook is het toegestaan om het product bij het verkooppunt te verkopen in porties van gesloten verpakkingen of kisten, op voorwaarde dat het product in speciale compartimenten of containers is geplaatst waarop duidelijk dezelfde informatie wordt vermeld die vereist is voor de verpakking als bedoeld in het productdossier.

De voor verwerking bestemde bollen mogen ook los worden geleverd, in pakketten of containers die aan de geldende wetgeving voldoen en waarop op ten minste één zijde leesbaar en zichtbaar de vermelding “BGA Scalogno di Romagna bedoeld voor verwerking” is aangebracht.

Het artikel over verpakking is bijgewerkt om het aan de huidige markteisen aan te passen, de presentatieprocedure te vereenvoudigen en te voorzien in bossen van tussen de 100 g en 1 kg en de aanvulling van verpakking in netten, zakken of kisten.

Behalve dat er informatie op de verpakking wordt verstrekt waardoor meer soorten verpakkingen beschikbaar worden voor de consument, is de behandeling van het alleen voor verwerking bestemde product vereenvoudigd. Het is immers gebruikelijk om het product in olie geconserveerd te gebruiken om bepaalde voedselproducten of -bereidingen te verrijken met de “Scalogno di Romagna”. Door deze wijziging kan het voor verwerking bestemde product “los” worden verpakt.

Deze wijziging betreft tevens punt 5, h), van de samenvatting en heeft betrekking op punt 3.5 van het enig document.

Redactionele wijzigingen

De kopjes van de artikelen zijn in het productdossier opgenomen om de inhoud van elk artikel duidelijker aan te geven.

ENIG DOCUMENT

“Scalogno di Romagna”

EU-nr.: PGI-IT-1539-AM01 – 11.1.2021

BOB ( ) BGA (X)

1.   Naam/namen [van de BOB of de BGA]

“Scalogno di Romagna”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De aanduiding “Scalogno di Romagna” verwijst uitsluitend naar de uienbol van de soort Allium ascalonicum, ecotype Romagna.

De bollen van de “Scalogno di Romagna” hebben een langwerpige flesvorm en een harde buitenste schil die in kleur kan variëren van geel tot koperkleurig, roestrood, bruin of grijs, terwijl het vlezige binnenste gedeelte varieert van wit tot paars gestreept.

Het ecotype Romagna heeft lange kronkelige wortels en lichtgroene bladeren die spits toelopen.

Wanneer de bollen worden geoogst, worden ze in bossen samengebonden, waarbij wisselende aantallen bollen met de wortels aan elkaar vast zitten.

Ze hebben een scherpe geur. Ze hebben een zoete en fijne smaak, die sterker lijkt op die van uien dan op die van knoflook. De aromatische kenmerken lijken sterk op die van de leliefamilie (Liliaceae) en worden beïnvloed door de aanzienlijke hoeveelheden zwavel die ze uit de bodem opnemen, een meso-element dat de smaak en geur ervan kenmerkt.

Ze worden vers of gedroogd geconsumeerd en vaak in olie geconserveerd.

Al deze kenmerken onderscheiden hen duidelijk van andere soorten sjalotten.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle fasen van de productie van de “Scalogno di Romagna” tot en met de oogst van de sjalotten moeten uitsluitend plaatsvinden in het in punt 4 afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Wanneer zij voor de consumptie in de handel worden gebracht, moeten sjalotten met de BGA “Scalogno di Romagna” de volgende kenmerken vertonen:

A)

vers product:

bossen van tussen de 100 g en 1 kg, samengebonden met raffia of een andere plantaardige vezel;

B)

gedroogd product:

1)

bossen van tussen de 100 g en 1 kg, aan het uiteinde samengebonden met raffia of een andere plantaardige vezel. De bossen moeten bestaan uit homogene bollen. Ze moeten boven de bovenkant van de bollen zeer strak worden samengebonden en het blad wordt 5 cm boven de knoop afgesneden;

2)

vlechten van geselecteerde bollen van homogene grootte, gevlochten met alleen het blad of met raffia of een andere plantaardige vezel;

3)

gesloten netten, zakken of kisten: gedroogde bollen van uiteenlopende grootte en zonder wortels kunnen worden verpakt in afgesloten netten, zakken of kisten van materiaal dat geschikt is voor het verpakken van levensmiddelen, met een gewicht van tussen de 100 g en 5 kg.

De hierboven beschreven producten mogen ook voor consumptie in de handel worden gebracht in verpakkingen van hout, plastic, papier, karton of natuurlijk plantaardig materiaal, overeenkomstig de geldende wetgeving.

Ook is het toegestaan om het product bij het verkooppunt te verkopen in porties van gesloten verpakkingen of kisten, op voorwaarde dat het product in speciale compartimenten of containers is geplaatst waarop duidelijk dezelfde informatie wordt vermeld die vereist is voor de verpakking als bedoeld in het productdossier.

De voor verwerking bestemde bollen mogen ook los worden geleverd, in pakketten of containers die aan de geldende wetgeving voldoen en waarop op ten minste één zijde leesbaar en zichtbaar de vermelding “BGA Scalogno di Romagna bedoeld voor verwerking” is aangebracht.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Wanneer “Scalogno di Romagna” voor de consumptie in de handel wordt gebracht, moet het product zodanig zijn verpakt dat er specifieke merktekens op kunnen worden aangebracht. De sluiting van de verpakking moet in alle gevallen zodanig zijn vervaardigd dat de inhoud niet kan worden uitgenomen zonder dat de verpakking wordt geschonden.

Op de verpakking, vlechten of bossen moet een etiket worden aangebracht met daarop de aanduiding “Scalogno di Romagna”, onmiddellijk gevolgd door de tekst “Indicazione Geografica Protetta” [beschermde geografische aanduiding], in drukletters van dezelfde grootte.

De naam, de bedrijfsnaam en het adres van het verpakkingsbedrijf, evenals het oorspronkelijke brutogewicht, moeten in hetzelfde gezichtsveld zichtbaar zijn.

De vermelding “Indicazione Geografica Protetta” mag elders op de verpakking of op het etiket worden herhaald, ook als afkorting “I.G.P.” [BGA].

Het onderstaande identificatielogo moet worden weergegeven overeenkomstig het aangegeven ontwerp.

De vermelding “Geproduceerd in Italië” moet ook worden aangebracht.

Image 23

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied bestaat uit het deel van de regio Emilia-Romagna dat geschikt is voor de teelt van Allium ascalonicum en dat de volgende gemeenten bestrijkt:

provincie Ravenna: Brisighella, Càsola Valsenio, Castelbolognese, Faenza, Riolo Terme en Solarolo;

provincie Forlì-Cesena: Modigliana en Tredozio;

provincie Bologna: Borgo Tossignano, Casalfiumanese, Castel del Rio, Castel Guelfo di Bologna, Dozza, Fontanelice, Imola en Mordano.

5.   Verband met het geografische gebied

Het verband tussen “Scalogno di Romagna” en het geografische gebied is gebaseerd op de reputatie van het product. Het is bekend dat de “Scalogno di Romagna” een specifiek ecotype sjalot is met eigen kenmerken die anders zijn dan die van de andere soorten die in de handel zijn.

Het terrein dat geschikt is voor het telen van de “Scalogno di Romagna” is heuvelachtig met een middelzware tot kleiachtige bodem, die droog is en rijk aan kalium en organisch materiaal. Dit areaal krijgt veel zon en is goed gedraineerd. Deze bodems zijn kenmerkend voor de krijtrug die “La Vena dei Gessi Romagnola” [de kalkader van Romagna] wordt genoemd. Deze loopt door een groot deel van het productiegebied, is kenmerkend voor en van invloed op het hele gebied en geeft de bodems een bepaalde alkaliteit. Het productiegebied is ook bekend als kuuroordgebied dat wordt gekenmerkt door de zwavelhoudende bestanddelen van de bodem en het water.

De aromatische kwaliteiten van de leliefamilie worden dus door deze omgevingskenmerken beïnvloed wat betreft de zwavelhoudende componenten.

De microbiële flora in de bodem en de voortdurende activiteit van enzymen tijdens de opslag of het drogen, zorgen ervoor dat de “Scalogno di Romagna” het kenmerkende zoete en fijne aroma ontwikkelt, maar ook een scherpe geur.

Een onderscheidend kenmerk van de “Scalogno di Romagna” is dat er geen bloemhoofdjes worden gevormd; daarom kunnen en mogen deze sjalotten uitsluitend worden geteeld door de bollen opnieuw te planten. Door deze eigenschap blijven het genetisch materiaal en de kenmerken van het specifieke ecotype al eeuwenlang behouden, aangezien er geen natuurlijke of gedwongen uitwisseling van pollen met andere soorten plaatsvindt. Dit betekent dat er geen kruisingen of genetische interventies hebben plaatsgevonden, wat wel gebeurt bij de andere variëteiten die in de handel zijn.

De “Scalogno di Romagna” komt niet in het wild voor. Dit betekent dat de Kelten, die deze sjalot in Romagna hebben geïntroduceerd, een oorspronkelijk en authentiek product hebben gekweekt dat op geen enkele manier kon worden verwisseld of verward met of vervangen door een andere bol uit de leliefamilie.

Er is een duidelijk verband tussen de “Scalogno di Romagna” en het lokale gebied: de producenten, met inbegrip van degenen die slechts een paar vierkante meter aan sjalotten telen in hun eigen groentetuin. Mede dankzij hen blijft de mogelijkheid bestaan om deze waardevolle ode aan de gulle aarde van Romagna door te geven. De vaardigheden van de producenten zijn ook zeer belangrijk bij het selecteren van de bollen, iets wat zij met uitmuntend vakmanschap doen. Een deel van de geoogste bollen is bestemd voor consumptie en normaal gesproken worden de middelgrote bollen met een meer gebogen vorm opnieuw geplant.

Dit product wordt door een aantal schrijvers genoemd, onder wie de in Lugo geboren en getogen Corrado Contoli. Zijn boek “Guida alla veritiera cucina romagnola” [Handboek voor de authentieke keuken van Romagna] uit 1963 bevat in het hoofdstuk over varkensvleesgerechten een lofzang op de sjalot die zowel baanbrekend is als tot de verbeelding spreekt. Graziano Pozzetto vermeldt andere getuigenissen met betrekking tot de beschrijving van het product en het gebruik ervan in talloze recepten uit de afgelopen eeuw in zijn boek “Lo scalogno di Romagna. Cibo per Venere” [Scalogno di Romagna – Voedsel voor Venus], dat werd gepubliceerd in 2001. Verschillende lokale chef-koks gebruiken de “Scalogno di Romagna” bij de bereiding van diverse gerechten, onder wie Tarcisio Raccagni van het voormalige restaurant “Gigiolè” in Brisighella; hij wilde de middeleeuwse kookkunst doen herleven in de diners die werden georganiseerd voor de beroemde middeleeuwse festivals in Brisighella.

Ook online zijn er citaten waarin de reputatie van de “Scalogno di Romagna” en het gebruik ervan als smaakmaker bij de bereiding van allerlei gerechten of geconserveerd in olie is vastgelegd, op websites zoals Giallo Zafferano, La Gazzetta del Gusto, Buonissimo, Geisha Gourmet en Taccuini Gastrosofici.

De “Scalogno di Romagna” heeft een prachtige en voorbeeldige geschiedenis die tot stand is gekomen dankzij de leidende rol van de vereniging Proloco di Riolo Terme, die in 1993 het eerste “Fiera dello Scalogno di Romagna” organiseerde. Dit festival wordt nog steeds elk jaar eind juli gehouden.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.