ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 193

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

65e jaargang
12 mei 2022


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 193/01

Mededeling overeenkomstig artikel 34, lid 7, punt a), iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende door de douaneautoriteiten van de lidstaten genomen beschikkingen inzake bindende inlichtingen over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2022/C 193/02

Wisselkoersen van de euro — 11 mei 2022

4


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2022/C 193/03

Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

5

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2022/C 193/04

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10616 – CAF / CORADIA POLYVALENT BUSINESS / TALENT 3 BUSINESS) ( 1 )

17

2022/C 193/05

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10579 – PON HOLDINGS / AUTOHAUS ADELBERT MOLL / FLEXXDRIVE) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

2022/C 193/06

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10736 – ITOCHU / ISUZU MOTORS / JV) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

21

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2022/C 193/07

Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

23


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/1


Mededeling overeenkomstig artikel 34, lid 7, punt a), iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende door de douaneautoriteiten van de lidstaten genomen beschikkingen inzake bindende inlichtingen over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

(2022/C 193/01)

De douaneautoriteiten trekken vanaf heden beschikkingen inzake bindende inlichtingen in als deze niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de douanenomenclatuur die is gegeven in de hierna genoemde internationale tariefmaatregelen:

Indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, aangenomen door de Internationale Douaneraad (IDR documenten NC2803 –verslag van de 67e zitting van het Comité GS, en NC2855 - verslag van de 68e zitting van het Comité GS):

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 8 VAN HET GS-VERDRAG EN INDELINGSADVIEZEN EN -BESLUITEN OPGESTELD DOOR HET COMITÉ GS VAN DE WERELDDOUANEORGANISATIE

(67e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN APRIL 2021)

DOC. NC2803

Indelingsbesluiten goedgekeurd door het Comité GS (1)

INN: Lijst 120

T/2

INN: Lijst 121

INN: Lijst 122

INN: Lijst 123

INN: Lijst 124

T/3

T/6

T/7

T/11

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 8 VAN HET GS-VERDRAG EN INDELINGSADVIEZEN EN -BESLUITEN OPGESTELD DOOR HET COMITÉ GS VAN DE WERELDDOUANEORGANISATIE

(68e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN SEPTEMBER 2021)

DOC. NC2855

Wijzigingen van de toelichtingen op de nomenclatuur die is opgenomen in de bijlage bij het GS-verdrag

15.09

15.21

20.07

27.11

85.18

95.05

M/2

K/2

G/4

K/1

K/3

K/25

Indelingsadviezen goedgekeurd door het Comité GS

0710.40/1

K/4

0710.80/1

K/4

1806.32/1

K/5

1806.90/5

K/6

2005.80/2

K/4

2005.99/2

K/4

2106.90/38

K/6

2106.90/39-41

K/7

2202.99/7-9

K/8

2306.50/1

K/9

2403.99/3-4

K/10

3301.29/1

K/11

3404.90/2

K/12

3926.90/15

K/13

7208.51/1

K/14

7208.52/1

K/14

8402.19/1

K/15

8419.20/1

K/16

8421.21/2

K/17

8501.62/1

K/19

8502.13/1

K/20

8517.13/2

K/21

8802.20/1

K/22

9027.20/1-2

K/23

9028.90/1

K/24

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN EN INDELINGSADVIEZEN NAAR AANLEIDING VAN DE AANBEVELING OP GROND VAN ARTIKEL 16 VAN 28 JUNI 2019

(67e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN APRIL 2021)

DOC. NC2803

Wijzigingen van de toelichtingen op de nomenclatuur en van het repertorium van indelingsadviezen, die aan het GS-verdrag zijn gehecht, overeenkomstig de aanbeveling van 28 juni 2019 zoals uitgewerkt op de 67e vergadering van het Comité GS. Doc. NC2803.

Toelichtingen

W

Indelingsadviezen

Indelingsbesluiten

O/17

T/4, T/8

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN EN INDELINGSADVIEZEN NAAR AANLEIDING VAN DE AANBEVELING VAN DE RAAD OP GROND VAN ARTIKEL 16 VAN 28 JUNI 2019

(68e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN SEPTEMBER 2021)

DOC. NC2855

Wijzigingen van de toelichtingen op de nomenclatuur en van het repertorium van indelingsadviezen, die aan het GS-verdrag zijn gehecht, overeenkomstig de aanbeveling van 28 juni 2019 zoals uitgewerkt op de 68e vergadering van het Comité GS. Doc. NC2855.

Toelichtingen

L

Indelingsadviezen

M/1

Nadere informatie over de inhoud van deze maatregelen kan worden verkregen bij het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie van de Europese Commissie (Wetstraat 200, B-1049 Brussel) of worden gedownload van de internetsite van dit directoraat-generaal:

https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/calculation-customs-duties/what-is-common-customs-tariff/harmonized-system-general-information_en


(1)  Indelingsbesluiten betreffende de indeling in het GS 2022. Indelingsbesluiten betreffende de indeling in het GS 2017 zijn bekendgemaakt in PB C 398 van 1.10.2021, blz. 2.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/4


Wisselkoersen van de euro (1)

11 mei 2022

(2022/C 193/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0553

JPY

Japanse yen

137,07

DKK

Deense kroon

7,4393

GBP

Pond sterling

0,85393

SEK

Zweedse kroon

10,5260

CHF

Zwitserse frank

1,0446

ISK

IJslandse kroon

139,30

NOK

Noorse kroon

10,1793

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,365

HUF

Hongaarse forint

379,13

PLN

Poolse zloty

4,6575

RON

Roemeense leu

4,9470

TRY

Turkse lira

16,1851

AUD

Australische dollar

1,5055

CAD

Canadese dollar

1,3685

HKD

Hongkongse dollar

8,2839

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6645

SGD

Singaporese dollar

1,4622

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 343,99

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,9275

CNY

Chinese yuan renminbi

7,0893

HRK

Kroatische kuna

7,5365

IDR

Indonesische roepia

15 308,87

MYR

Maleisische ringgit

4,6185

PHP

Filipijnse peso

54,992

RUB

Russische roebel

 

THB

Thaise baht

36,492

BRL

Braziliaanse real

5,3859

MXN

Mexicaanse peso

21,3870

INR

Indiase roepie

81,4935


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/5


Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2022/C 193/03)

Na de bekendmaking van een bericht (1) van het naderend vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het betrokken land” of “de VRC”) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) (“de basisverordening”).

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 10 februari 2022 ingediend door de European Steel Tube Association (“de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

Een openbare versie van het verzoek en de analyse van de mate van steun van de producenten in de Unie voor het verzoek zijn beschikbaar in het dossier dat door de belanghebbenden ingezien kan worden. Punt 5.6 van dit bericht bevat informatie over de toegang tot het dossier voor belanghebbenden.

2.   Onderzocht product

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm (“het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 19 90, ex 7304 29 90, 7304 39 98 en 7304 59 99 (Taric-code 7304299090). De GN-code en de Taric-code worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/804 van de Commissie (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek is ingediend op grond dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en tot voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

4.1.    Bewering dat voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is

Volgens de indiener van het verzoek is het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening in de VRC niet passend gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land.

Om het bestaan van de vermeende verstoringen van betekenis te onderbouwen, verwees de indiener van het verzoek naar de informatie in het landrapport van de diensten van de Commissie van 20 december 2017, waarin de specifieke marktomstandigheden in de VRC worden beschreven (4). Hij verwees met name naar verstoringen zoals overheidsaanwezigheid in het algemeen en meer specifiek verstoringen in de staalsector en naar de hoofdstukken over grond en arbeid.

Daarom is, gelet op artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, de bewering van voortzetting van dumping uit het betrokken land gebaseerd op een vergelijking van een normale waarde die is berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land tot uitdrukking komen, met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer uit het betrokken land naar de Unie.

De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land aanzienlijk te zijn.

Voor de volledigheid voerde de indiener van het verzoek ook aan dat herhaling van dumping waarschijnlijk is. De bewering is gebaseerd op een vergelijking van voornoemde berekende normale waarde met de exportprijs (af fabriek) van het onderzochte product uit het betrokken land bij verkoop ten uitvoer naar derde landen. Dit toonde eveneens aan dat de berekende normale waarde hoger was dan de uitvoerprijs en dat er derhalve sprake zou zijn van dumping als die uitvoerprijzen voor verkoop naar de Unie werden berekend.

In het licht van de beschikbare informatie is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5, lid 9, van de basisverordening is dat erop wijst dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de prijzen en kosten, niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het betrokken land, zodat de opening van een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gerechtvaardigd is.

Het landrapport is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (5).

4.2.    Bewering dat voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk is

Volgens de indiener van het verzoek is voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk. Hij heeft dienaangaande voldoende bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie nog steeds aanzienlijk is, zowel in absolute termen als in termen van marktaandeel.

Hij heeft tevens bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen, gezien de onbenutte capaciteit van de productiefaciliteiten bij de producenten-exporteurs in het betrokken land en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Ten slotte voert de indiener van het verzoek aan dat de bedrijfstak van de Unie, als de maatregelen zouden komen te vervallen, bij een aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit het betrokken land waarschijnlijk nog meer schade zal lijden.

5.   Procedure

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijs inzake de waarschijnlijkheid van dumping en schade is om de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te rechtvaardigen, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

Bij het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen zal worden vastgesteld of voortzetting of herhaling van dumping van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie bij het vervallen van de maatregelen al dan niet waarschijnlijk zijn.

De Commissie wijst de partijen ook op de bekendmaking van de mededeling (6) over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken, die mogelijk van toepassing is op deze procedure.

5.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

5.2.    Opmerkingen over het verzoek en de opening van het onderzoek

Belanghebbenden die opmerkingen wensen te maken over het verzoek (onder meer in verband met de voortzetting of herhaling van schade en het oorzakelijk verband) of over aspecten in verband met de opening van het onderzoek (onder meer over de mate van steun voor het verzoek), moeten dit uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) doen.

Verzoeken om te worden gehoord met betrekking tot de opening van het onderzoek moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

5.3.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

De Commissie stelt in het kader van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een onderzoek in naar de uitvoer naar de Unie die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft plaatsgevonden en gaat, los van de uitvoer naar de Unie, na of de ondernemingen die in het betrokken land het onderzochte product produceren en verkopen zich in een zodanige situatie bevinden dat voortzetting of herhaling van de uitvoer met dumping naar de Unie waarschijnlijk is als de maatregelen komen te vervallen.

Alle producenten (8) van het onderzochte product uit het betrokken land, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, wordt verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten in het betrokken land

Gezien het mogelijk grote aantal producenten in het betrokken land dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de thans onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht de Commissie uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie over hun ondernemingen te verstrekken. Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/R769_SAMPLING_FORM_FOR_EXPORTING_PRODUCER). In de punten 5.6 en 5.9 van dit bericht vindt u informatie over de toegang tot TRON.tdi.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en eventueel ook met de haar bekende verenigingen van producenten in het betrokken land.

Indien een steekproef noodzakelijk is, zullen de producenten worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de productie, verkoop of uitvoer dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten in het betrokken land, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef van producenten samen te stellen, deelt zij de betrokken partijen mee of zij in de steekproef zijn opgenomen. De in de steekproef opgenomen producenten moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef indienen.

De Commissie zal een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in het betrokken land / de betrokken landen is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2603).

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken.

5.3.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot het betrokken land waar verstoringen van betekenis bestaan

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

De Commissie verzoekt alle belanghebbenden met name hun standpunt over de inputs en de in het verzoek verstrekte codes van het geharmoniseerd systeem (GS) kenbaar te maken, een geschikt representatief land of geschikte representatieve landen voor te stellen en de identiteit van producenten van het onderzochte product in die landen te verstrekken. Deze informatie en dit bewijsmateriaal moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening zal de Commissie de bij het onderzoek betrokken partijen kort na de opening van het onderzoek door middel van een mededeling in het voor hen toegankelijk gemaakte dossier meedelen welke relevante bronnen zij voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde in het betrokken land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Daarbij worden alle bronnen vermeld, en in voorkomend geval ook de selectie van een geschikt representatief derde land. Vanaf de datum waarop de desbetreffende mededeling in dat dossier wordt opgenomen, hebben de bij het onderzoek betrokken partijen tien dagen de tijd om opmerkingen in te dienen.

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, is Mexico voor het betrokken land in dit geval een mogelijk representatief derde land. Om uiteindelijk het geschikte representatieve derde land te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of er landen zijn met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van het betrokken land, waar het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht en waar de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn. Wanneer er meer van dergelijke landen zijn, zal de voorkeur in voorkomend geval worden gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

Wat de relevante bronnen betreft, verzoekt de Commissie alle producenten in het betrokken land om binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht informatie te verstrekken over de grondstoffen, verwerkte grondstoffen en energie die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt. Deze informatie moet worden verstrekt via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi/form/R769_INFO_ON_INPUTS_FOR_EXPORTING_PRODUCER_FORM). In de punten 5.6 en 5.9 van dit bericht vindt u informatie over de toegang tot TRON.tdi.

Bovendien moet feitelijke informatie voor het beoordelen van kosten en prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening uiterlijk 65 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Dergelijke feitelijke informatie mag uitsluitend afkomstig zijn uit openbare bronnen.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de gestelde verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening nodig acht, zal de Commissie ook aan de overheid van het betrokken land een vragenlijst ter beschikking stellen.

5.3.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs (9) (10)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie invoeren, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen en de Commissie de in de bijlage bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie bovendien contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop in de Unie van het onderzochte product uit het betrokken land dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

De Commissie zal ook een mededeling inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst ter beschikking stellen van de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor niet-verbonden importeurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2603).

5.4.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade en onderzoek van producenten in de Unie

Teneinde vast te stellen of voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk is, verzoekt de Commissie de producenten van het onderzochte product in de Unie aan het onderzoek mee te werken.

Gezien het grote aantal bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier.

De belanghebbenden wordt verzocht om opmerkingen over de voorlopige steekproef. Ook andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht contact met de Commissie opnemen. Alle opmerkingen over de voorlopige steekproef moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 7 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie meedelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in de Unie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2603).

5.5.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt bevestigd dat voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk is, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of het handhaven van de antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie.

Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht de Commissie informatie te verstrekken over het belang van de Unie.

Informatie over de beoordeling van het belang van de Unie moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Deze informatie kan vormvrij worden opgesteld of er kan een vragenlijst van de Commissie worden ingevuld.

Een exemplaar van de vragenlijsten, waaronder de vragenlijst voor gebruikers van het onderzochte product, is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2603). Met informatie die op grond van artikel 21 van de basisverordening wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd dat de geldigheid ervan bevestigt.

5.6.    Belanghebbenden

Om aan het onderzoek mee te werken, moeten belanghebbenden zoals producenten in het betrokken land, producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties eerst aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Producenten in het betrokken land, producenten in de Unie, importeurs en representatieve verenigingen die informatie hebben verstrekt in overeenstemming met de procedures zoals beschreven in de punten 5.3.1, 5.3.3 en 5.4.1, worden als belanghebbenden beschouwd indien er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Andere partijen kunnen alleen als belanghebbende meewerken aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij contact opnemen met de Commissie, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende laat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening onverlet.

Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen (11).

5.7.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het bezit van de Commissie zijn.

5.8.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de belanghebbende tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.

In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kan de belanghebbenden, uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang in het onderzoek te boeken, na een hoorzitting worden opgedragen nieuwe feitelijke informatie te verstrekken.

5.9.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding “Sensitive” (12). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding “Sensitive” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van verzoeken om als belanghebbende te worden geregistreerd, gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen. Door het platform TRON.tdi of e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken” op de website van het directoraat-generaal Handel (https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/039

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË

TRON.tdi: https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi

E-mail:

Met dumping verband houdende aspecten: TRADE-R769-DUMPING@ec.europa.eu

Met schade en het belang van de Unie verband houdende aspecten: TRADE-R769-INJURY@ec.europa.eu

6.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening normaal gesproken binnen 12 maanden, maar uiterlijk binnen 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht afgesloten.

7.   Indiening van informatie

In de regel kunnen belanghebbenden alleen binnen de in punt 5 van dit bericht vermelde termijnen informatie verstrekken.

Teneinde het onderzoek binnen de voorgeschreven termijnen af te ronden, zal de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden meer aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen.

8.   Mogelijkheid om opmerkingen te maken over door andere belanghebbenden ingediende informatie

Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden ingediende informatie. Daarbij mogen zij alleen ingaan op kwesties die in de door andere belanghebbenden ingediende informatie worden vermeld en mogen zij geen nieuwe kwesties aan de orde stellen.

Opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk vijf dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de definitieve bevindingen worden ingediend. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van deze aanvullende mededeling, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over deze aanvullende mededeling worden ingediend.

Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de Commissie de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.

9.   Verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen

Een eventuele verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden aangevraagd en wordt alleen verleend indien dit naar behoren gerechtvaardigd is. In elk geval is de eventuele verlenging van de termijn om de vragenlijsten te beantwoorden normaliter beperkt tot drie dagen, en mag deze in de regel niet meer dan zeven dagen bedragen. Wat de termijnen voor de indiening van andere in het bericht van opening genoemde informatie betreft, zijn verlengingen beperkt tot drie dagen, tenzij wordt aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

10.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

11.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Deze behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moet een verzoek om inschakeling van de raadadviseur-auditeur zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt door de belanghebbenden worden ingediend. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de daarvoor geldende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (https://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

12.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht zodat deze kunnen worden gewijzigd, kunnen een verzoek indienen voor een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

13.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (13).

Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie is beschikbaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing- markets/trade-defence/).


(1)  PB C 337 van 23.8.2021, blz. 12.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/804 van de Commissie van 11 mei 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 121 van 12.5.2017, blz. 3).

(4)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the Purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2, beschikbaar op https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(5)  De in het landrapport genoemde documenten zijn eveneens verkrijgbaar op met redenen omkleed verzoek.

(6)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020XC0316%2802%29

(7)  Alle verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht zijn verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven.

(8)  Onder “producent” wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(9)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met producenten in het betrokken land, mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht verbonden te zijn indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben, of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(10)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(11)  Bij technische problemen kunt u contact opnemen met de handelshelpdesk per e-mail (trade-service-desk@ec.europa.eu) of per Tel. +32 22979797.

(12)  Een “Sensitive”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(13)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

“Sensitive”-versie

Versie “For inspection by interested parties”

(vakje aankruisen dat van toepassing is)

NIEUW ONDERZOEK IN VERBAND MET HET VERVALLEN VAN DE ANTIDUMPINGMAATREGELEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE INVOER VAN BEPAALDE NAADLOZE BUIZEN EN PIJPEN, VAN IJZER (ANDER DAN GIETIJZER) OF VAN STAAL (ANDER DAN ROESTVRIJ STAAL), MET EEN ROND PROFIEL, MET EEN UITWENDIGE DIAMETER VAN MEER DAN 406,4 MM, VAN OORSPRONG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA

INFORMATIE VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF VAN NIET-VERBONDEN IMPORTEURS

Dit formulier is bedoeld om niet-verbonden importeurs te helpen bij het verstrekken van de informatie voor de samenstelling van de steekproef als bedoeld in punt 5.3.3 van het bericht van opening.

De “Sensitive”-versie en de versie “For inspection by interested parties” moeten beide aan de Commissie worden teruggezonden, zoals aangegeven in het bericht van opening.

1.   NAAM EN CONTACTGEGEVENS

Verstrek de volgende gegevens over uw onderneming:

Naam van de onderneming

 

Adres

 

Contactpersoon

 

E-mailadres

 

Telefoonnummer

 

2.   OMZET EN VERKOOPVOLUME

Vermeld voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek in euro’s (EUR) de totale omzet van de onderneming alsmede de waarde in euro’s (EUR) van de invoer en de wederverkoop op de markt van de Unie na invoer uit de Volksrepubliek China van het onderzochte product, zoals omschreven in het bericht van opening, alsook het volume in ton daarvan.

 

Ton

Waarde in EUR

Totale omzet van uw onderneming in EUR

 

 

Invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China

 

 

Invoer van het onderzochte product (ongeacht de oorsprong)

 

 

Wederverkoop van het onderzochte product op de markt van de Unie na invoer uit de Volksrepubliek China

 

 

3.   ACTIVITEITEN VAN UW ONDERNEMING EN VAN VERBONDEN ONDERNEMINGEN (1)

Verstrek nadere bijzonderheden over de precieze activiteiten van de onderneming en alle verbonden ondernemingen (vermeld die ondernemingen en geef de relatie met uw onderneming aan) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product. Dergelijke activiteiten kunnen de aankoop van het onderzochte product of de productie ervan in het kader van uitbestedingsregelingen omvatten, alsook de verwerking ervan of de handel erin, maar zijn daartoe niet beperkt.

Naam van de onderneming en locatie

Activiteiten

Relatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   ANDERE INFORMATIE

Verstrek alle andere relevante informatie die de onderneming nuttig acht om de Commissie bij de samenstelling van de steekproef te helpen.

5.   CERTIFICERING

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat aanvaard wordt dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer zij wel had meegewerkt.

Handtekening van de gemachtigde:

Naam en titel van de gemachtigde:

Datum:


(1)  Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht verbonden te zijn indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben, of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/17


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10616 – CAF / CORADIA POLYVALENT BUSINESS / TALENT 3 BUSINESS)

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 193/04)

1.   

Op 2 mei 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen, na een verwijzing overeenkomstig artikel 4, lid 5, van die verordening.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Construcciones y Auxiliar de Ferrocarriles, S.A. (“CAF”, Spanje),

Het Coradia-platform voor polyvalent rollend materieel voor het hoofdspoornet van Alstrom en de productiefaciliteit van Alstrom in Reichshoffen (“Coradia Polyvalent Business”, Frankrijk),

Het Talent 3-platform voor rollend materieel voor het hoofdspoornet van Bombardier (“Talent 3 Business”, Duitsland).

CAF verkrijgt zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van Coradia Polyvalent Business en Talent 3 Business.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

CAF is een producent van verschillende soorten rollend materieel met productievestigingen in Spanje, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Mexico en Brazilië;

Coradia Polyvalent Business is een platform voor het hoofdspoornet en wordt momenteel gebouwd in de fabriek in Reichshoffen in Frankrijk. Het is een flexibel platform dat met elektrische of bi-modetractie snelheden kan halen voor regionaal verkeer (tot 160 km/uur) en intercityverkeer (tussen 200 en 249 km/uur);

Talent 3 Business is een platform voor het hoofdspoornet en wordt momenteel gebouwd in de Alstrom-fabrieken in Henningsdorf en Bautzen in Duitsland. Het is een flexibel platform dat met elektrische tractie snelheden kan halen voor regionaal verkeer (tot en met 160 km/uur).

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10616 – CAF / CORADIA POLYVALENT BUSINESS / TALENT 3 BUSINESS

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).


12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10579 – PON HOLDINGS / AUTOHAUS ADELBERT MOLL / FLEXXDRIVE)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 193/05)

1.   

Op 2 mei 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

PON Holding Germany GmbH (“Pon Holding”, Duitsland), dat deel uitmaakt van de Pon-groep;

De heer Timm Moll (Duitsland);

Pon Luxury Cars GmbH (“PLC”, Duitsland), dat deel uitmaakt van de Pon-groep;

Autohaus Adelbert Moll GmbH & Co. KG (“Autohaus Moll”, Duitsland), dat onder zeggenschap staat van de heer Timm Moll;

FlexxDrive GmbH (“FlexxDrive”, Duitsland), dat onder zeggenschap staat van de heer Timm Moll.

Pon Holding en de heer Timm Moll verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over Autohaus Moll en FlexxDrive.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

De Pon-groep is actief op een groot aantal markten, van personen- en bedrijfsvoertuigen en fietsen tot wegenbouw- en grondverzetmachines, generatoren en totale oplossingen voor de scheepvaartindustrie;

De heer Timm Moll is een natuurlijke persoon die woonachtig is in Düsseldorf, Duitsland. Zijn bedrijfsactiviteiten zijn gericht op de automobielsector en zijn geconcentreerd in Autohaus Moll en FlexxDrive;

PLC is een autohandelaar voor luxeauto’s, gevestigd in Keulen, Duitsland;

Autohaus Moll is een autohandelaar die meerdere merken verdeelt en gevestigd is in en rond Düsseldorf en Hannover, Duitsland;

FlexxDrive is een onderneming die actief is in de kortetermijnverhuur van auto’s in Duitsland.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.   

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

5.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10579 – PON HOLDINGS / AUTOHAUS ADELBERT MOLL / FLEXXDRIVE

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.10736 – ITOCHU / ISUZU MOTORS / JV)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2022/C 193/06)

1.   

Op 4 mei 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

ITOCHU Corporation (“Itochu”, Japan);

ISUZU Motors Ltd. (“Isuzu”, Japan);

Isuzu Leasing Services Limited (“ILS”, Japan), dat onder zeggenschap staat van Isuzu, en

Isuzu UMAX Corporation (“UMAX”, Japan), at onder zeggenschap staat van Isuzu.

Itochu en Isuzu verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 4, van de concentratieverordening over ILS en UMAX.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

Itochu: handelsonderneming die actief is in de in- en uitvoer en de buitenlandse handel in een breed scala aan sectoren, waaronder textiel, machines, metalen, mineralen, energie, chemische stoffen, levensmiddelen, informatie- en communicatietechnologie en financiën;

Isuzu: onderneming die zich bezighoudt met de productie en levering van motorvoertuigen en motoronderdelen. Het productgamma omvat onder meer ophaalwagens, lichte en zware vrachtwagens en bussen;

ILS: onderneming, momenteel onder uitsluitende zeggenschap van Isuzu, die uitsluitend in Japan diensten verricht op het gebied van leasing van bedrijfsvoertuigen en onderhoudscontracten voor bedrijfsvoertuigen; en

UMAX: bedrijf dat momenteel onder uitsluitende zeggenschap staat van Isuzu, dat actief is op het gebied van de veiling van vrachtwagens, de aankoop en verkoop van gebruikte vrachtwagens, alsook diensten voor onlinehandel in gebruikte vrachtwagens, uitsluitend in Japan.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.10736 – ITOCHU / ISUZU MOTORS / JV

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Bruxelles/Brussel

BELGIQUE/BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/23


Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2022/C 193/07)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

“Agneau de lait des Pyrénées”

EU-nr.: PGI-FR-0665-AM01 – 21.5.2021

BOB ( ) BGA (X)

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

AREOVLA

Europarc – 3 bis Avenue Léonard de Vinci

33608 Pessac Cedex

FRANCE

Tel. +33 556008450

Fax +33 556819280

E-mail: areovla@gmail.com

AREOVLA is een vereniging waarvan de afdelingen verschillende schapenhouderijen vertegenwoordigen en waarvan de leden schapenhouders, producentenorganisaties en slachters van “Agneau de lait des Pyrénées” zijn. Zij is daarom gerechtigd om wijzigingen van het productdossier aan te vragen.

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben:

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: actualisering van de controlestructuren, de nationale eisen en de bijlagen

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

5.1.   Rubriek “Naam van het product”

De naam “Agneau de lait des Pyrénées” wordt gewijzigd in “Agneau des Pyrénées” om, naast het melklam, een ouder en zwaarder lam onder de BGA op te nemen, dat doorgaans slachtlam wordt genoemd.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 1 “Naam/Namen” van het enig document.

5.2.   Rubriek “Beschrijving van het product”

De inleidende zin van deze rubriek “Dit productdossier betreft het verse lamsvlees zoals gedefinieerd in artikel 2 van het besluit van 17 maart 1992” wordt als volgt gewijzigd: “Dit productdossier betreft het verse lamsvlees van verschillende plaatselijke rassen uit de Pyreneeën, die als gemeenschappelijke bijzonderheden hebben dat zij zijn aangepast aan zogenoemde “moeilijke” gebieden.”

Deze wijziging hangt samen met de gevraagde wijziging met het oog op opname van het vlees van slachtlammeren.

De volgende alinea wordt geschrapt:

““Agneau de lait des Pyrénées”is een heel eigen product dat gemakkelijk te onderscheiden is van andere soorten lam die in Frankrijk worden geproduceerd (slachtlammeren, dat wil zeggen oudere lammeren die zijn gevoerd met melk van het moederdier en met granen). De zuiglammeren worden geboren uit ooien van plaatselijke landrassen. Doordat het melklammeren betreft (die uitsluitend worden gevoerd met melk van het moederdier) is hun vlees sappiger en ietwat vetter dan dat van andere slachtlammeren. Het melkdieet en de jonge leeftijd van de dieren zijn ook van invloed op de kleur van het rauwe vlees, dat wit of een tikkeltje roze is”.

Deze paragraaf over het bijzondere karakter van het melklam – ten tijde van de aanvraag om erkenning het enige lam dat op een BGA kon bogen – is namelijk niet langer relevant.

De volgende alinea wordt geschrapt:

“2.2   Presentatie van de in de handel gebrachte producten

Voor het melklam:

Zeer jong vlees: lammeren hoogstens 45 dagen oud

Karkasgewicht: 4,5 à 11 kg

Spierontwikkeling:

lichtroze kleur,

malsheid van het vlees.

De geslachte dieren worden altijd gehuld in het darmnet (buikvlies) aangeboden.”

Deze informatie wordt hergeformuleerd in lopende tekst waaraan de beschrijving van het slachtlam wordt toegevoegd. De voorgestelde formulering luidt:

“Het “Agneau des Pyrénées” is, naargelang van de opfoktijd een “melklam” of een slachtlam:

een melklam is een jong lam. Het wordt gedurende ten hoogste 45 dagen opgefokt en uitsluitend gevoerd met melk van het moederdier. Het geslachte lam heeft een gewicht van 4,5 tot 11 kg, naargelang van de aanbiedingswijze, en wordt ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3. Het rauwe vlees heeft een roze tot lichtroze kleur. Het betreft een seizoensproduct, de lammeren worden geslacht in de periode van 15 oktober tot 15 juni.

het slachtlam is een zwaarder lam, met een slachtleeftijd van 60 tot 160 dagen, dat ten minste gedurende de eerste 60 dagen gevoerd wordt met melk van het moederdier. Het slachtgewicht bedraagt 13 tot 22 kg, het valt in bevleesdheidsklasse R of O en wordt ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3. Het rauwe vlees wordt gekenmerkt door een roze kleur en een stevig tot zeer stevig, wit tot lichtgekleurd vet.”

De kleur van het melklam, die aanvankelijk werd beschreven als “wit of een tikkeltje roze”, wordt “lichtroze” om rekening te houden met de werkwijzen. De productie van wit lamsvlees kan namelijk gepaard gaan met productiemethoden die ongunstig zijn voor het dierwelzijn, in het bijzonder wat betreft de voeding (geen toegang tot voedergewassen) en de diergezondheid (risico’s van bloedarmoede en ijzertekort). Dit geldt niet voor de productie van melklam, waarbij grazen is toegestaan.

De BGA “Agneau des Pyrénées” zou dus lammeren betreffen die zijn geboren uit ooien van plaatselijke rassen uit de Pyreneeën in hetzelfde geografische gebied, maar die worden opgefokt tot twee verschillende leeftijden en gevoerd met melk van het moederdier. Uitbreiding van de BGA met slachtlam zou een erkenning betekenen voor de knowhow van alle schapenhouders van de Franse Pyreneeën. Ook het slachtlam vertegenwoordigt immers het typische lamsvlees dat op het grondgebied van de Franse Pyreneeën wordt geproduceerd. De lammeren, die geboren worden uit ooien van Pyrenese landrassen, vallen in bevleesdheidsklasse R of O, voor een vetheidsklasse van 2 of 3, die kenmerkend is voor hun specifieke langwerpige karkas. Ten slotte zorgen de voeding met melk van het moederdier, de aanvulling en het afmesten met voeding op basis van granen en de jonge leeftijd van het lam (ten hoogste 160 dagen) voor vlees met een roze kleur en stevig tot zeer stevig vet.

De volgende alinea wordt geschrapt:

“2.1   Kenmerken van de in de handel gebrachte producten

Het vlees wordt gekenmerkt door de zeer heldere kleur van het rauwe vlees, zijn zachtheid en zijn weinig vezelige, sappige textuur. “Agneau de lait des Pyrénées” is er ook om bekend dat de smaak van zijn vlees minder uitgesproken is dan die van vlees van andere slachtlammeren (die op hogere leeftijd worden geslacht). Het vlees heeft met name niet de “wolsmaak” die bij ander vlees van slachtlammeren wel min of meer uitgesproken aanwezig is.”

De BGA “Agneau des Pyrénées” waarborgt het specifieke karakter van de productie van het vlees, van de geboorte (en voorafgaand daaraan, met het beheer van de kudde) tot aan de selectie en het versnijden van de karkassen. Zij kan evenwel geen criteria garanderen voor het bereide vlees. Deze beschrijvingen zijn uit het productdossier geschrapt.

De bepaling in de vorm van een tabel over de aanbiedingsvorm van het product en het versnijden:

“Heel karkas

Karkas

Deelstukken en ½ karkassen

Versnijding

PAD (“prêt à découper”, klaar om te worden versneden): stukken die aan de detailhandelaar worden geleverd en waarvan slechts porties hoeven te worden afgesneden;

UVC (“unités de vente consommateur” (voor de consument bestemde verpakkingseenheden): bakjes met porties vlees, bestemd voor het zelfbedieningsschap en gereed voor consumptie”

wordt als volgt opnieuw geformuleerd:

““ Agneau des Pyrénées” kan in de handel worden gebracht als heel of half karkas gehuld in het darmnet, of in de vorm van deelstukken, vers of diepgevroren.”

De deelstukken worden geleverd als PAD-stukken (“prêt à découper”, klaar om te worden versneden), waarvan slechts porties hoeven te worden afgesneden, of als UVC (“unités de vente consommateur” (voor de consument bestemde verpakkingseenheden), bakjes met porties vlees die gereed zijn voor consumptie.”

De diepgevroren aanbiedingsvorm wordt toegevoegd. Met deze wijzigingen kunnen bepalingen worden opgenomen met betrekking tot het in de handel brengen van slachtlammeren.

Melklam is een seizoensproduct dat wordt geproduceerd in de periode van 15 oktober tot 15 juni, met een productiepiek in december en januari. Tachtig procent van de lammeren wordt geproduceerd in een periode van drie maanden, wat een rem op de afzet vormt. Het diepvriezen van het product is van groot belang voor de BGA “Agneau des Pyrénées”. Door diepvriezen kan het product langer worden bewaard zodat het over een langere periode in de handel kan worden gebracht, hetgeen beantwoordt aan de vraag van de consument zonder dat dit evenwel ten koste gaat van de kenmerken van het product of de Pyrenese houderijwerkwijzen. De procedés voor het diepvriezen worden ingekaderd in de werkwijze voor het verkrijgen van het product.

De volgende bepalingen inzake de aanbiedingsvormen worden verplaatst van rubriek 5.1 “Slacht” naar rubriek 2 “Beschrijving van het product”.

De volgende bepalingen:

“Hele “Agneau de lait des Pyrénées”-karkassen kunnen op verschillende manieren worden aangeboden. Alle aanbiedingsvormen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat het karkas gehuld in het darmnet wordt aangeboden.

Aanbiedingsvorm van het karkas

Minimaal en maximaal karkasgewicht

Zonder kop, met orgaanpakket (*1)

5 tot 10 kg

Zonder kop, zonder orgaanpakket (*1)

4,5 tot 8,5 kg

Met kop, met orgaanpakket (*1)

5,5 tot 11 kg

Met kop, zonder orgaanpakket (*1)

5 tot 10 kg

worden als volgt herschreven:

“Hele “Agneau des Pyrénées”-karkassen met de vermelding “agneau de lait” (melklam) kunnen zonder kop en zonder orgaanpakket worden aangeboden, met een gewicht van 4,5 tot 8,5 kg; of zonder kop en met orgaanpakket, met een gewicht van 5 tot 10 kg.

Hele “Agneau des Pyrénées”-karkassen met de vermelding “agneau de lait” kunnen ook met kop worden aangeboden. Met kop en zonder orgaanpakket bedraagt het gewicht 5 tot 10 kg; met kop en met orgaanpakket bedraagt het gewicht 5,5 tot 11 kg.”

Voortaan kunnen de karkassen ook op het nationaal grondgebied met kop, met orgaanpakket en met kop, zonder orgaanpakket worden aangeboden (hetgeen ten tijde van de erkenning van de BGA “Agneau de lait des Pyrénées” alleen was toegestaan voor de uitvoer).

De volgende bepaling wordt toegevoegd:

“Onder de BGA “Agneau des Pyrénées” kunnen ook de volgende slachtafvallen in de handel worden gebracht: volledig orgaanpakket, hart, lever, nieren, zwezerik, pens en poten, hetzij vers, hetzij diepgevroren.”

De volgende slachtafvallen worden toegevoegd aan de producten die onder de BGA vallen: volledig orgaanpakket, hart, lever, nieren, zwezerik, pens en poten. Met uitzondering van het volledige orgaanpakket, dat samen met het karkas werd verkocht, waren de slachtafvallen niet in het productdossier van de BGA “Agneau de lait des Pyrénées” opgenomen in verband met de geringe afzetmogelijkheden ten tijde van de erkenning van de BGA. Vandaag de dag zijn die afzetmogelijkheden er wel, wat kansen biedt voor een betere valorisatie van de slachtafvallen waar vraag naar is, en een grotere zichtbaarheid van de gewijzigde BGA “Agneau des Pyrénées”.

De wijziging van het hoofdstuk “Beschrijving van het product” van het productdossier heeft gevolgen voor de rubriek “Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is” van het enig document, waaraan bepalingen inzake het slachtlam, het in de handel brengen van de slachtafvallen en het diepvriezen worden toegevoegd.

5.3.   Rubriek “Geografisch gebied”

De afbakening van het geografische gebied wordt gewijzigd. Het geografische gebied van de BGA “Agneau de lait des Pyrénées” komt overeen met de gemeenten in het Franse departement Pyrénées-Atlantiques ten zuiden van de rivier Gave de Pau en tien gemeenten in het departement Hautes-Pyrénées. Deze afbakening wordt uitgebreid met een aantal gemeenten in de volgende Franse departementen die alle in de Pyreneeën gelegen zijn:

Pyrénées-Atlantiques (64)

Hautes-Pyrénées (65)

Gers (32)

Haute-Garonne (31)

Ariège (09)

Aude (11)

Pyrénées-Orientales (66)

In het ontwerp voor een gewijzigd productdossier worden de gemeenten vermeld van de departementen die voor een deel tot het geografische gebied behoren, te weten: Aude (11), Haute-Garonne (31), Gers (32), Pyrénées-Atlantiques (64), Hautes-Pyrénées (65), Pyrénées-Orientales (66), Ariège (11).

Het geografische gebied wordt dus uitgebreid met nieuwe gemeenten in de Pyreneeën, die gelegen zijn in de departementen Ariège, Aude, Haute-Garonne, Gers, Pyrénées-Atlantiques, Hautes-Pyrénées en Pyrénées-Orientales. Met deze wijziging wordt het geografische gebied aangevuld door het centrale en oostelijke deel van de Pyreneeën erin op te nemen. Het uitgebreide geografische gebied omvat het volledige productiegebied van “Agneau des Pyrénées”. Dit voorstel voor het geografische gebied wordt gerechtvaardigd door de historische en huidige aanwezigheid van Pyrenese landrassen en de productie van “Agneau des Pyrénées” in het hele berggebied. Er wordt in dit deel van de Franse Pyreneeën veel lamsvlees geproduceerd en daarom wordt het geografische gebied uitgebreid tot de volledige Franse zijde van de bergketen. Zo wordt het in overeenstemming gebracht met de historische en huidige houderijpraktijken.

Alle elementen met betrekking tot de beschrijving van het geografische gebied worden geschrapt uit deze rubriek van het productdossier, omdat ze hier niet op hun plaats zijn.

De wijziging van de rubriek “Geografisch gebied” van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 4 “Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied” van het enig document.

5.4.   Rubriek “Bewijs van oorsprong”

De volgende bepalingen:

“De verschillende marktdeelnemers (fokkers, producentengroeperingen, slachters, groothandelaren en slagers) stellen alles in het werk om de traceerbaarheid te waarborgen en van elk stuk vlees dat in de handel wordt gebracht, de geografische oorsprong te garanderen.

Deze bepalingen worden samengevat in de volgende tabel.

Alle marktdeelnemers die hierboven worden genoemd en die een rol spelen bij het verkrijgen van het product, van houderij tot slagerij, hebben een overeenkomst ondertekend waarin zij zich ertoe verbinden de bepalingen met betrekking tot de productievoorwaarden en de traceerbaarheid van het product in zijn productiegebied in acht te nemen.”

worden geschrapt en vervangen door de volgende bepalingen:

“Elke marktdeelnemer die een rol speelt in de productievoorwaarden en de bereiding van de BGA “Agneau des Pyrénées”, moet bij de groepering een identificatieverklaring opmaken om bevoegd te worden verklaard. De oorsprong van het lamsvlees wordt gewaarborgd door middel van productidentificatie en een systeem van stroomopwaartse en stroomafwaartse tracering. deze identificatie en deze traceerbaarheid worden beschreven in onderstaande tabel.”

Met deze herformulering kunnen preciseringen worden aangebracht en kan een stroomopwaartse en stroomafwaartse tracering doorheen de keten worden gewaarborgd.

Het traceerbaarheidssysteem wordt beschreven en daarin kunnen de vereiste documenten en registraties en de minimale informatie die in elke stap van de levensloop van het product wordt verwacht (geboorte, afvoeren van de lammeren, slacht, selectie van de karkassen) worden samengebracht. Deze documenten worden ter beschikking gehouden van de controleambtenaren.

Deze traceerbaarheidstabel, die al in het vigerende productdossier aanwezig is, wordt bijgewerkt om:

de huidige werkwijzen voor slachtlammeren erin te verwerken,

verzoeken om wijzigingen met betrekking tot de werkwijze voor het verkrijgen van het product erin te verwerken,

het toezicht op de verschillende productiestadia te versterken,

informatie die tot het domein van de regelgeving behoort of redundant is, eruit te halen,

de gegevens voor het melklam bij de tijd te brengen.

De model-traceerbaarheidsdocumenten worden uit het productdossier verwijderd. Het betreft beschrijvende documenten die niets bijdragen tot de controle of het waarborgen van de traceerbaarheid.

De gegevens waarmee de traceerbaarheid van de slachtafvallen en de ingevroren producten kan worden gewaarborgd, worden toegevoegd en de overlappingen met de algemene regelgeving worden geschrapt, evenals de gegevens die onder de controleprocedure uit het controleplan vallen.

Het traceerbaarheidssysteem biedt consumenten de garantie dat het product “Agneau des Pyrénées” voldoet aan de BGA-kenmerken. Ten behoeve van de traceerbaarheid wordt de informatie bewaard die nodig is om de oorsprong en samenstelling van het product in de stadia van productie, verwerking en distributie te kunnen bepalen. De oorsprong wordt gewaarborgd door middel van productidentificatie en een systeem van stroomopwaartse en stroomafwaartse tracering.

In het systeem worden de vereiste documenten en registraties en de minimale informatie die in elke stap van de levensloop van het product wordt verwacht (houderij, afvoeren, slacht, verpakking, versnijden en diepvriezen) gedefinieerd.

Geen van de wijzigingen in deze rubriek heeft gevolgen voor het enig document.

5.5.   Rubriek “Werkwijze voor het verkrijgen van het product”

Er wordt een productieschema voor het “Agneau des Pyrénées” toegevoegd om de productiestadia te visualiseren.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

In rubriek:

5.1   Houderij

5.1.1   Genetische oorsprong

wordt de volgende bepaling:

“De moederdieren moeten ooien zijn van de rassen Manech tête rousse, Manech tête noire of Basco-béarnaise.

Als vaderdieren komen in aanmerking:

fokdieren van voornoemde landrassen.

Het gebruik van mannetjes van “vleesrassen” (Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk en Texel) is toegestaan.”

als volgt gewijzigd:

“Het “Agneau des Pyrénées” wordt geboren uit mannelijke en vrouwelijke fokdieren van plaatselijke rassen uit de Pyreneeën: Aure et Campan, Barégeoise, Basco-Béarnaise, Castillonnaise, Lourdaise, Manech tête noire, Manech tête rousse, Montagne Noire, Rouge du Roussillon, Tarasconnaise. Het melklam wordt geboren uit een moederdier van een melkras (Basco-Béarnaise, Manech tête noire of Manech tête rousse); zijn vaderdier is van een van de voornoemde plaatselijke rassen, maar het gebruik van de rassen Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk en Texel is toegestaan.”

Voor het melklam blijven de moederrassen (Basco-béarnaise, Manech tête noire of Manech tête rousse) onveranderd. De lijst van rassen die worden gebruikt voor de vaderdieren van de melklammeren, wordt uitgebreid met de andere lokale rassen uit de Pyreneeën: Aure et Campan, Barégeoise, Castillonnaise, Lourdaise, Montagne Noire, Rouge du Roussillon en Tarasconnaise, naast de rassen Basco Béarnaise, Manech tête noire, Manech tête rousse, Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk en Texel.

Voor het slachtlam zijn alleen de volgende rassen toegestaan:

Aure et Campan, Barégeoise, Castillonnaise, Lourdaise, Montagne Noire, Rouge du Roussillon, Tarasconnaise, Basco Béarnaise, Manech tête noire, Manech tête rousse. Dit zijn de rassen die in de Franse Pyreneeën aanwezig zijn en overeenkomen met de werkwijzen van de schapenhouders.

Er worden zeven Pyrenese zoograssen toegevoegd om aan te sluiten bij de productie van het “Agneau des Pyrénées”. Dit zijn de historische en huidige rassen van de Pyreneeën en het gebied aan de voet daarvan. Zij passen zich gemakkelijk aan aan moeilijke gebieden en beschikken over een sterke Pyrenese identiteit. Omdat het slachtlam laat wordt geslacht (tussen de 60 en 160 dagen), heeft het meer tijd om een aantrekkelijke bevlezing te verkrijgen die kenmerkend is voor het “Agneau des Pyrénées”, in tegenstelling tot het melklam. De mogelijkheid om voor de slachtlammeren de vleesrassen Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk en Texel te gebruiken zou leiden tot een slachtlam dat niet beantwoordt aan de beschrijving van het product “Agneau des Pyrénées”, want te sterk bevleesd en met een hogere vetheid dan de verwachte vetheidsklasse, die kenmerkend is.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.2 “Beschrijving van het product” van het enig document.

5.1.2   Houderijsysteem

Er worden preciseringen aangebracht wat betreft het houderijsysteem:

“Het hele jaar door wisselen perioden die de ooien volledig buiten doorbrengen, perioden waarin zij in de stal verblijven, en perioden waarin zij afwisselend binnen en buiten worden gehouden, elkaar af. De ooien worden gedurende minstens 210 dagen per jaar door beweiding gevoederd.”

Met deze bepaling kan een verplichte afwisseling worden gewaarborgd van perioden waarin de ooien in de stal verblijven, perioden die zij volledig buiten doorbrengen en perioden waarin zij afwisselend binnen en buiten worden gehouden. De ooien produceren melk, die de enige voeding is voor de melklammeren en die een substantiële plaats inneemt in de voeding van de slachtlammeren, die daarnaast aanvullende voeding kunnen krijgen.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3 1. “Voeding van de fokdieren” van het enig document.

De lijst met de granen “maïs, gerst, triticale, haver, …” wordt uit de bepaling gehaald: “In de winter bepalen de weersomstandigheden of beweiding mogelijk is, maar grasland blijft de voornaamste voederbron. Het voeder wordt in de winter aangevuld met geconserveerde voedergewassen, graankorrels (maïs, gerst, triticale, haver, …), stro en mengvoeders.”

Deze lijst bood namelijk geen mogelijkheid tot controle. Deze bepaling wordt verderop overigens aangevuld met een verwijzing naar de lijst van toegestane grondstoffen in het rantsoen van de fokdieren.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3 1. “Voeding van de fokdieren” van het enig document.

De bepaling “In de lente, de zomer en de herfst vinden de melkooien hun voedsel hoofdzakelijk op de weiden” wordt als volgt gewijzigd om ruimte te scheppen voor schapen van andere rassen dan de melkrassen Manech tête noire, Manech tête rousse en Basco-béarnaises: “In de lente, de zomer en de herfst vinden de ooien hun voedsel hoofdzakelijk op de weiden”

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3 1. “Voeding van de fokdieren” van het enig document.

De volgende bepalingen worden toegevoegd:

“Wanneer bedrijven niet over voldoende voedingsbronnen en voorzieningen beschikken voor het afmesten van de slachtlammeren, kunnen deze vanaf de leeftijd van zestig dagen en na het bereiken van een levend gewicht van ten minste 19 kg worden bijeengebracht op een afmestbedrijf, totdat ze worden opgehaald voor de slacht.

Om de traceerbaarheid te waarborgen krijgt elk lam bij binnenkomst op het afmestbedrijf een speciaal extra oormerk.

De stallen zijn voorzien van een goede ventilatie met lage instroomopeningen en hoge uitstroomopeningen, zonder tocht voor de dieren. Voor melklammeren beschikt elke ooi met lam in de stal over ten minste 1,1 m2. Voor slachtlammeren beschikt elke ooi met lam over ten minste 1,5 m2 en elk gespeend lam over 0,5 m2; de lammeren groeien op op plantaardig strooisel. De stallen worden ten minste eenmaal per jaar grondig geledigd en gereinigd. Al deze voorwaarden gelden zowel voor de schapenhouders-afmesters als voor afmestbedrijven en doorvoercentra.”

Voor slachtlammeren wordt de mogelijkheid toegevoegd om de lammeren af te mesten in afmestcentra, zodra zij een levend gewicht van 19 kg hebben bereikt. Dit stadium vindt plaats in het geografische gebied, want het maakt integrerend deel uit van de opfok van de lammeren. De voedingsomstandigheden voor het lam zijn in die centra dezelfde als op het bedrijf waar het geboren is. Enerzijds zijn in de Franse centrale Pyreneeën de bedrijven sterk verspreid, met name in sommige hooggebergtegebieden. Dit brengt problemen mee bij het ophalen van de lammeren en de aanvoer van granen en aanvullende diervoeders. Anderzijds is het voor sommige schapenhouders, en met name degenen die de “transhumance” (seizoenstrek) toepassen, niet mogelijk om de lammeren zelf af te mesten, om uiteenlopende redenen, waaronder vooral gebrek aan uitrusting en gebrek aan voedergewassen. Om deze beide redenen kunnen de lammeren na 60 dagen en wanneer ze een levend gewicht hebben bereikt van ten minste 19 kg, worden bijeengebracht in een afmestcentrum, totdat ze worden opgehaald voor de slacht. Met 19 kg heeft het lam namelijk de eerste fasen van lactatie en groei achter de rug. Het heeft zich dan voldoende ontwikkeld om te kunnen overschakelen op andere voeding. Om de traceerbaarheid van deze lammeren te waarborgen krijgt elk lam bij binnenkomst op het afmestbedrijf een speciaal extra oormerk.

Met deze toevoegingen betreffende de verblijfsomstandigheden van de dieren in de stal kunnen voorwaarden worden gesteld waaraan de stallen moeten voldoen, zodat het welzijn van de lammeren kan worden verbeterd: densiteit van de lammeren naargelang van hun leeftijd en het moederdier (ooi met lam), goede ventilatie zonder tocht bij de dieren, droog plantaardig strooisel. Deze voorwaarden zijn des te belangrijker daar de opfok van slachtlammeren kan plaatsvinden in een afmestbedrijf (in het geografische gebied) gedurende maximaal 100 dagen.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

5.1.3.1   Voeding van de fokdieren (voorheen “Voeding van de ooien”)

De volgende bepaling:

“De ooien worden gedurende minstens acht maanden per jaar door beweiding gevoederd”

wordt als volgt gewijzigd:

“De ooien worden gedurende minstens 210 dagen per jaar door beweiding gevoederd”.

De voorwaarde betreffende de beweidingsduur gaat van acht maanden (d.w.z. 240 dagen) naar 210 dagen, d.w.z. een vermindering met één maand. Met de toevoeging van kudden van zoograssen en de uitbreiding van het geografische gebied is het door bepaalde klimatologische, topografische en technische beperkingen namelijk niet mogelijk om alle ooien van de betreffende houderijen gedurende acht maanden te weiden. Omdat beweiding evenwel een traditionele werkwijze is die een centrale plaats inneemt op deze houderijen in de bergen, wordt bij meerderheid een minimale duur van zeven maanden voorgesteld. Deze komt overeen met de werkwijze van alle schapenhouders van de Franse Pyreneeën.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3 1. “Voeding van de fokdieren” van het enig document.

De volgende bepaling wordt geschrapt:

“De mengvoeders worden naar behoefte van de ooien als aanvulling op de voedergewassen verstrekt, en bestaan uit:

granen en daarvan afgeleide producten en bijproducten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten;

oliehoudende zaden en daarvan afgeleide producten en bijproducten, waaronder perskoeken (arachide, koolzaad, soja, zonnebloem, lijnzaad);

knollen en wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten;

voedergewassen en ruwvoedergewassen;

overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten;

mineralen;

door de vigerende regelgeving toegestane toevoegingsmiddelen;

door de vigerende regelgeving toegestane stikstofproducten. Het gebruik van ureum is niet toegestaan.

Mits door de producent zelf op het bedrijf uitgevoerd zijn toegestaan:

het mengen van voedermiddelen uit het basisrantsoen met voedermiddelen uit bovenstaande lijst, uitgevoerd op de dag van verstrekking;

het mengen van voedermiddelen uit bovenstaande lijst.

Aanvoer van buitenaf van gemengd voeder op basis van voedermiddelen uit het basisrantsoen en voedermiddelen uit bovenstaande lijst is toegestaan tot 1 november 2011, mits de bestanddelen, hun herkomst en hun hoeveelheid duidelijk op het etiket worden vermeld.”

Zij wordt vervangen door het volgende:

“De mengvoeders worden naar behoefte van de ooien als aanvulling op het uit voedergewassen bestaande basisrantsoen verstrekt, en bestaan uit:

granen en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden en daarvan afgeleide producten, behalve palm- en palmpitproducten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

andere zaden en daarvan afgeleide producten;

knollen, wortels, suikerriet en daarvan afgeleide producten: van suikerriet en suikerbieten afgeleide producten mogen niet meer dan 5 % van het totale gewicht van het mengvoeder uitmaken;

gedroogde luzerne in de vorm van korrels;

mineralen en daarvan afgeleide producten, behalve ontlijmd beendermeel en beenderas;

toegestane bijproducten van de fermentatie van micro-organismen: gist en delen daarvan (brouwersgist), vinasse [gecondenseerd melasseperssap], bijproducten van de productie van L-glutaminezuur, zetmeel, voorgegelatineerd zetmeel, mono- en diglyceriden van vetzuren, glycerine, 1,2-propaandiol (propyleenglycol).

Toegestane toevoegingsmiddelen zijn:

technologische toevoegingsmiddelen;

sensoriële toevoegingsmiddelen: aromatische stoffen;

nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, verbindingen van sporenelementen, aminozuren; ureum en zijn derivaten zijn niet toegestaan;

zoötechnische toevoegingsmiddelen: verteringsbevorderaars, darmflorastabilisatoren, overige zoötechnische toevoegingsmiddelen.

Voor de samenstelling van het rantsoen zijn toegestaan:

het mengen van voedermiddelen uit bovenstaande lijst,

het mengen van voedergewassen met voedermiddelen uit bovenstaande lijst,

mits het mengsel op het bedrijf wordt bereid.

Niet toegestaan zijn kant-en-klare mengsels, dat wil zeggen mengsels van voedergewassen en bovengenoemde voedermiddelen die buiten het bedrijf zijn bereid.

Voor de voeding van de fokdieren zijn niet toegestaan: ggo’s, anabole stoffen, bèta-agonisten en andere stoffen met hormonale of thyreostatische werking, vleesmeel en alle andere dierlijke eiwitten.”

De lijst van grondstoffen wordt bijgewerkt om haar in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen.

Het voorstel voor wat betreft de voeding van de moederdieren is restrictiever en de lijst van additieven is beperkt, overeenkomstig de werkwijzen in de keten.

Voor sommige grondstoffen wordt een uitdrukkelijk verbod in het productdossier opgenomen om te vermijden dat zij door onoplettendheid toch worden toegestaan, mocht de geldende regelgeving veranderen. Het gaat hierbij met name om anabole stoffen, bèta-agonisten en andere stoffen met hormonale of thyreostatische werking, vleesmeel en alle andere dierlijke eiwitten.

De bepaling betreffende het moment van mengen “op de dag van verstrekking”, op het bedrijf van de producent, van voedermiddelen uit het basisrantsoen en voedermiddelen uit de lijst van grondstoffen, wordt geschrapt. Aangezien het basisrantsoen overwegend droog is, is er geen enkel bezwaar tegen om het mengsel enige dagen voorafgaand aan verstrekking te bereiden.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

5.1.3.2   Voeding van de lammeren

Voeding met melk van het moederdier

De volgende bepalingen: “Het melklam blijft nagenoeg onafgebroken bij zijn moeder in dezelfde omgeving. De lammeren worden door de ooi gezoogd. Zij krijgen geen andere voeding dan de melk van het moederdier. Tot de leeftijd van 45 dagen is de hoeveelheid melk die het moederdier produceert, voldoende om voor 100 % in de behoeften van het lam te voorzien.”

worden als volgt gewijzigd:

“Tot het moment van spenen blijven de lammeren bij hun moeder in dezelfde omgeving. De lammeren worden door hun moeder gezoogd in de wei, wanneer zij haar volgen, of in de stal, maar kunnen in de loop van de dag van haar worden gescheiden, met name wanneer de ooien worden gevoerd.

De melklammeren worden gezoogd door hun moeder. Zij krijgen geen andere voeding. Tot de leeftijd van 45 dagen is de hoeveelheid melk die het moederdier produceert, voldoende om voor 100 % in de behoeften van het lam te voorzien.

Het slachtlam wordt ten minste 60 dagen door de moeder gezoogd.”

Met deze gewijzigde bepalingen kunnen de productiewerkwijzen van het melklam worden aangevuld met die van het slachtlam tot het moment van spenen.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3.2. “Voeding van de lammeren” van het enig document.

Het beschrijvende schema van de productiekromme van de melk van het moederdier over het jaar wordt geschrapt, omdat het enkel beschrijvend is.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

De bepaling:

“Met kunstmelk gevoede lammeren (moederdier produceert niet genoeg melk of meerlinggeboorte) worden van de BGA uitgesloten.”

wordt vervangen door de volgende bepaling:

“Gedurende de hele levensduur van een lam waarvan het vlees bestemd is voor de BGA “Agneau des Pyrénées”, is voeding met kunstmelk verboden.”

Met deze bepaling kan het verbod op voeding met kunstmelk worden vereenvoudigd.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

Bijvoedering

De eisen wat betreft de bijvoedering van de slachtlammeren worden toegevoegd door middel van de volgende bepalingen:

“De melk van het moederdier vormt de basis van de voeding van de lammeren, maar slachtlammeren mogen worden bijgevoerd met plantaardige, minerale en vitamineproducten. Deze bijvoedering is samengesteld uit voedergewassen, met uitzondering van nat kuilvoer of voordroogkuilvoer en voederstro, en op de boerderij bereide of in de handel gekochte mengvoeders.”

“De mengvoeders worden samengesteld uit:

granen en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden of vruchten en daarvan afgeleide producten, behalve palm- en palmpitproducten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

knollen, wortels, suikerriet en daarvan afgeleide producten; van suikerriet en bieten afgeleide producten mogen niet meer dan 5 % van het totale gewicht van het mengvoeder uitmaken;

andere zaden en daarvan afgeleide producten;

gedroogde luzerne in de vorm van korrels;

mineralen en daarvan afgeleide producten, behalve beendermeel en beenderas;

toegestane bijproducten van de fermentatie van micro-organismen: gist en delen daarvan (brouwersgist), vinasse [gecondenseerd melasseperssap], bijproducten van de productie van L-glutaminezuur, zetmeel, voorgegelatineerd zetmeel, mono- en diglyceriden van vetzuren, 1,2-propaandiol (propyleenglycol).

Toegestane toevoegingsmiddelen zijn:

technologische toevoegingsmiddelen: antioxidanten, bindmiddelen, antiklontermiddelen;

sensoriële toevoegingsmiddelen: aromatische stoffen;

nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, verbindingen van sporenelementen, aminozuren; ureum en zijn derivaten zijn niet toegestaan;

zoötechnische toevoegingsmiddelen: verteringsbevorderaars, darmflorastabilisatoren, overige zoötechnische toevoegingsmiddelen.

Granen en van granen afgeleide producten moeten ten minste 30 % van het totale gewicht van het mengvoeder uitmaken.”

Er wordt een lijst van voedermiddelen toegevoegd om te verduidelijken wat een zogenoemd zwaar lam mag krijgen. Deze lijst is in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen.

De lijst van grondstoffen en toevoegingsmiddelen wordt beperkt overeenkomstig de werkwijzen van de marktdeelnemers in de keten voor het slachtlam.

Voor granen en van granen afgeleide producten wordt een percentage toegevoegd om een evenwichtig rantsoen te waarborgen, zodat de lammeren op de juiste manier worden gemest zonder disbalans te veroorzaken die ten koste zou gaan van het dierwelzijn en van de kenmerken van het vlees.

Deze wijziging van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.3.2. “Voeding van de lammeren” van het enig document.

5.1.4   Sanitaire behandelingen (voorheen “Gezondheidsbeheer en sanitaire behandelingen”)

De volgende bepaling:

“—

Voor de moederdieren moeten de producenten:

de PSE’s (plans sanitaires d’élevage, houderijgezondheidsplannen) volgen die zijn goedgekeurd door de DSV (Direction des Services Vétérinaires, directie diergeneeskundige diensten),

alle noodzakelijk geachte behandelingen laten uitvoeren door de technische dienst van de groepering.

Behandelingen moeten beperkt blijven tot interventies die strikt noodzakelijk zijn voor het behoud en het herstel van de goede gezondheid van de dieren en voor de beheersing van de voortplanting.”

wordt geschrapt, want het gaat enerzijds om verplichte elementen waarop wordt toegezien door de diensten van de overheid, en anderzijds om elementen die niet controleerbaar en dus overbodig zijn.

De bepaling:

“Voor de lammeren is geen enkele sanitaire of antibiotische behandeling toegestaan. In het geval van een gezondheidsprobleem dat behandeld moet worden, verwittigt de schapenhouder zijn groepering en registreert hij het in zijn lammerenregister. Het lam wordt dan uitgesloten van de BGA.”

wordt als volgt gewijzigd:

“Voor de melklammeren is geen enkele sanitaire of antibiotische behandeling toegestaan. In het geval van een gezondheidsprobleem dat behandeld moet worden, verwittigt de schapenhouder zijn groepering en registreert hij het in zijn lammerenregister. Het melklam wordt dan uitgesloten van de BGA.”

Voor slachtlammeren wordt de volgende bepaling voorgesteld: “Voor de slachtlammeren geldt dat er, als er een geneesmiddelenbehandeling wordt toegediend en de verplichte wachttijd voor de slacht minder dan zeven dagen bedraagt, niettemin een termijn van ten minste zeven dagen moet worden aangehouden tussen het einde van de behandeling en de slacht.”

De oorspronkelijke bepaling wordt aangevuld om te verduidelijken dat het om het melklam gaat, en bovendien wordt er een tegenhanger voor het slachtlam toegevoegd. Het verbod op het gebruik van antibiotica wordt gehandhaafd voor melklammeren, maar voor de slachtlammeren mogen wel antibiotica worden gebruikt, naargelang van de vastgestelde pathologieën en uitsluitend op voorschrift van een dierenarts. Daarbij moeten niet alleen de verplichte termijnen die aan het gebruik van deze middelen zijn verbonden, in acht worden genomen, maar wordt bovendien een minimale termijn van zeven dagen opgelegd tussen elke behandeling en de slacht, indien de betreffende behandeling een wachttijd heeft van minder dan zeven dagen. Voor slachtlammeren zijn deze behandelingen wel toegestaan, omdat deze lammeren ouder zijn en dus een grotere kans hebben te worden blootgesteld aan problemen die tot het gebruik ervan nopen.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

In rubriek:

5.2   Het ophalen van de lammeren (voorheen “Vertrek van het bedrijf en vervoer”)

wordt de volgende alinea geschrapt:

“Een lam mag worden verkocht wanneer het een levend gewicht heeft bereikt van ten minste 9 kg en ten hoogste 16 kg. Het dier kan dan naar het ophaalpunt worden gebracht.

Het vervoer vindt plaats onder de voorwaarden van de norm AFNOR NF V 00-051. De normen voor het aantal dieren per voertuig moeten in acht worden genomen om verdrukking en overbelading te vermijden.”

Het eerste gedeelte van deze informatie heeft enkel betrekking op het melklam, waarbij overigens het levend gewicht wordt geschrapt maar het karkasgewicht wordt gehandhaafd in het gedeelte over de slacht.

De overige elementen in deze paragraaf worden geschrapt, omdat ze overlappen met de algemene regelgeving.

De volgende alinea wordt toegevoegd:

“De dieren worden voorzichtig behandeld, niet alleen tijdens de opfok, maar vooral ook bij het sorteren om van het bedrijf te worden afgevoerd, teneinde elke bron van stress zoveel mogelijk te vermijden. Het is verboden de dieren bij de wol te pakken. Het is verboden de dieren voor het vervoer rustgevende middelen toe te dienen.” Met deze paragraaf kunnen de voorwaarden voor het behandelen van de dieren bij het ophalen en het vervoer worden ingekaderd.

De volgende bepaling wordt geschrapt:

“Bij de ontvangst op het ophaalpunt vindt een selectie plaats. De niet-BGA-dieren (die een kleurmarkering dragen op de rug en worden geïdentificeerd op de leveringsbon) worden hier al gescheiden van de dieren die wel onder de BGA vallen. De daartoe opgeleide medewerker verwijdert uit de BGA-partij de dieren met een groeiachterstand (bij twijfel verricht hij of zij een palpatie van het lumbale gedeelte van de rug; als de uitsteeksels van de ruggengraat voelbaar zijn, wordt het lam afgekeurd) en met fysieke gebreken (bv. kreupel). De aanwezigheid van spierweefsel wordt gecontroleerd door het lam te betasten bij de ribbenkast en de vetlaag van het dier wordt visueel beoordeeld. In het algemeen worden deze handelingen steeds door dezelfde daartoe opgeleide medewerker verricht. Hij of zij kan op basis van zijn of haar ervaring en deskundigheid snel beoordelen of het lam aan de eisen van de BGA kan voldoen. Vervolgens worden er partijen gevormd van de lammeren die in aanmerking komen voor de BGA. Wanneer de verzamelde hoeveelheden afnemen of de verzendingen groter zijn, kunnen de op het ophaalpunt bijeengebrachte lammeren naar een doorvoercentrum worden vervoerd, waar ze worden geselecteerd om naar het slachthuis te gaan.”

wordt vervangen door:

“Wanneer de opgehaalde hoeveelheden klein zijn, kunnen de lammeren eerst worden bijeengebracht op een ophaalpunt. Deze stap behelst niet meer dan het afleveren van kleine partijen lammeren op een bepaalde plaats om een grotere partij te vormen die naar het doorvoercentrum of rechtstreeks naar het slachthuis wordt vervoerd. Het gaat louter om gedeeld vervoer. Op het ophaalpunt mag geen enkele voeding worden verstrekt.

Als de lammeren eerst naar een doorvoercentrum gaan, worden de niet-BGA-dieren (die een kleurmarkering dragen op de rug en worden geïdentificeerd op de leveringsbon) daar gescheiden van de dieren die wel in aanmerking komen voor de BGA. Dieren met een te grote groeiachterstand en/of fysieke gebreken (bv. kreupel) worden uit de BGA-partij verwijderd. Voor voeding, huisvesting en gezondheid gelden in het doorvoercentrum dezelfde voorwaarden als op de houderij.”

Om aan te sluiten bij de werkwijzen van de fokkers van slachtlammeren worden tussenstappen via een ophaalpunt en een doorvoercentrum toegevoegd. De voedings-, gezondheids- en huisvestingsvoorwaarden staan nu in dit gedeelte, om de werkwijzen in deze centra beter in te kaderen.

De volgende zin: “Tussen het vertrek van de houderij en de slacht mag niet meer dan 24 uur verstrijken” wordt gewijzigd, omdat hij alleen het melklam betreft: “Voor melklammeren mag tussen het vertrek van de houderij en de slacht niet meer dan 24 uur verstrijken”.

Naast deze bepaling worden er vanwege de introductie van het slachtlam nieuwe vervoers- en verblijfstijden toegevoegd:

“Het vervoer tussen de houderij (bedrijf van geboorte of afmestbedrijf, naargelang het geval) en het doorvoercentrum mag ten hoogste 12 uur duren.

Het vervoer tussen het doorvoercentrum en het slachthuis mag ten hoogste 6 uur duren.

De maximale verblijfsduur in het doorvoercentrum is 96 uur.

Voor slachtlammeren mag tussen het vertrek van de houderij en de slacht niet meer dan 114 uur verstrijken.

Voor slachtlammeren mag van vertrek van de houderij tot aankomst op het afmestbedrijf maximaal 48 uur verstrijken.”

De zin “Het vervoer tussen de laatste verzamelplaats van de lammeren (ophaalpunt of doorvoercentrum) en het slachthuis mag ten hoogste 8 uur duren.” wordt geschrapt, want de huidige werkwijzen worden al ingekaderd door de voorgaande voorgestelde bepalingen, die de duur van het vervoer van het ene punt naar het andere en de verblijfsduur op elke locatie al beperken.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

In rubriek:

5.3   Slacht

hebben de bepalingen:

“De lammeren worden uitsluitend geslacht in slachterijen met EEG-erkenning die door het certificeringsorgaan bevoegd zijn verklaard. De slachthuizen moeten de regelgeving op het gebied van hygiëne in acht nemen.” en

“Overeenkomstig de regelgeving worden de dieren vóór het verbloeden bedwelmd door middel van elektrocutie.”

betrekking op de algemene regelgeving en zij worden dus geschrapt.

De volgende bepaling:

“Alles moet in het werk worden gesteld om te zorgen dat de dieren voor en tijdens de slacht zo min mogelijk stress ondervinden.”

wordt hergeformuleerd tot:

“De dieren worden zonder stress meegevoerd, in een rustige omgeving, en worden voorzichtig behandeld tot aan de bedwelmingsplaats. Ze worden op rustige wijze geïmmobiliseerd en bedwelmd.”

De bepaling betreffende de maximale duur dat het melklam gescheiden mag zijn van zijn moeder vóór de slacht (ten hoogste 24 uur) wordt geschrapt uit rubriek 5.3 “Slacht” en wordt overgebracht naar de voorgaande rubriek 5.2 “Het ophalen van de lammeren”.

De volgende bepaling wordt toegevoegd: “Alles moet in het werk worden gesteld om de slacht van partijen BGA-lammeren binnen hetzelfde dagdeel te laten plaatsvinden” om het risico van verwisseling te vermijden.

De volgende bepaling:

“De slachtleeftijd van de lammeren bedraagt ten hoogste 45 dagen; de dieren hebben dan een levend gewicht van minimaal 9 kg en maximaal 16 kg.”

wordt als volgt herzien:

“De slachtleeftijd van de melklammeren bedraagt ten hoogste 45 dagen en van de slachtlammeren tussen de 60 en 160 dagen.”

De bepaling die voor het melklam een levend gewicht van 9 tot maximaal 16 kg voorschrijft, wordt geschrapt, want er is al een bepaling over het karkasgewicht, dat samenhangt met het levend gewicht, en die bepaling is voldoende om het product te karakteriseren en een nauwkeurige controle op dit lam te waarborgen. De slachtleeftijd van het slachtlam, tussen de 60 en 160 dagen, wordt toegevoegd.

De volgende bepaling wordt toegevoegd: “Er wordt een voorselectie uitgevoerd via een specifieke markering, hetzij door middel van een stempel ter hoogte van het zadel van het lam, hetzij op het weegetiket, hetzij door de afgifte van een voorselectie-etiket.”

Op deze manier kan de traceerbaarheid van de voorgeselecteerde karkassen worden verbeterd.

De volgende bepaling:

“De definitieve selectie van de karkassen voor de BGA vindt na droging plaats. De medewerker die belast is met de selectie controleert een gekoeld karkas. De kleur van het vlees kan pas op de juiste manier worden beoordeeld als het vet is gestold.”

vervangen door:

“De definitieve selectie van de karkassen voor de BGA vindt na droging plaats. Daarbij worden de kleur van het vlees en voor het slachtlam de kwaliteit van het vet beoordeeld.”

Met deze wijziging worden de kleur van het vlees en de kwaliteit van het vet (stevigheid en kleur) opgenomen als selectiecriteria voor het slachtlam. De definitieve selectie kan plaatsvinden op het gedroogde karkas, voor of na koeling naargelang van de marktdeelnemers. Daarom is de term “gekoeld” geschrapt om rekening te houden met de verschillende werkwijzen die slachters-uitsnijders hierbij volgen.

De bepaling:

“De aanbieding van het karkas waarbij alle karkassen met gebreken in de vorm van slechte ontharing, vuil en bloeduitstortingen worden verwijderd.”

wordt enkel als volgt opnieuw geformuleerd:

“Alle karkassen met gebreken in de vorm van slechte ontharing, vuil en bloeduitstortingen worden verwijderd.”

Door middel van de volgende bepaling wordt een aanvullende waarborg toegevoegd in verband met de afkeuring van karkassen om het risico van verwisseling te beperken:

“Bij afgekeurde karkassen met een voorselectie-etiket wordt elke verwijzing naar de specifieke markering die is voorbehouden aan lammeren die in aanmerking komen voor de BGA, verwijderd.”

De paragraaf met de kenmerken van karkassen van melklammeren:

“-

Karkasgewicht: 4,5 tot 11 kg.

-

Vetheidsklasse: 2 of 3 volgens de EUROP-classificatie.

-

Stevigheid van het vlees en kwaliteit van het vet: de kwaliteit van het vet kan pas worden beoordeeld wanneer het vet is gestold, dat wil zeggen bij een gekoeld karkas. Het vet is wit tot lichtroze en stevig en mag geen zachte, zogenaamd “olieachtige”, en/of sterk gekleurde vetten bevatten; het betreft dus een controle op kleur en textuur.

-

Het vlees moet over het gehele karkas een lichtroze kleur hebben.

De beoordeling moet plaatsvinden bij daglicht of genormaliseerd kunstlicht.”

wordt als volgt opnieuw geformuleerd:

“De geslachte melklammeren wegen 4,5 tot 11 kg en worden volgens de EUROP-classificatie ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3 (licht of middelmatig). De kleur van het vlees, beoordeeld bij daglicht of genormaliseerd kunstlicht, is roze tot lichtroze over het gehele karkas.”

De enige toevoeging is de precisering dat het vlees roze tot lichtroze van kleur is en niet alleen lichtroze. Dit komt meer overeen met de waargenomen kleur van het vlees.

De kenmerken van de karkassen van slachtlammeren worden toegevoegd:

De karkassen van de slachtlammeren wegen 13 tot 22 kg. Deze vallen in bevleesdheidsklasse R of O volgens de EUROP-classificatie en worden ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3. Het vlees is roze van kleur. Het vet is wit en lichtgekleurd, met een intensiteit van 1 tot 2. Het is stevig of zeer stevig, met een intensiteit van 1 tot 2.”

Er worden schalen toegevoegd voor de kleurintensiteit en de stevigheid van het vet om de kenmerken aan te reiken die overeenkomen met wat is toegestaan.

Intensiteitsschaal

Beschrijving

1

wit vet over het gehele karkas

2

zeer lichtgekleurd vet over het gehele karkas of een deel ervan

3

gekleurd vet: wit, oranje of lichtbruin over het gehele karkas of sterker gekleurd op slechts een deel van het karkas

4

sterk gekleurd vet over het gehele karkas


Intensiteitsschaal

Beschrijving

1

zeer stevig vet: de vetlaag is stevig over het gehele karkas

2

stevig vet: de vetlaag is stevig maar kan onvolkomenheden vertonen, met name op de rug

3

zacht vet over het gehele karkas

4

zeer zacht en olieachtig vet over het gehele karkas

Voor het slachtlam komt het karkasgewicht van 13 tot 22 kg overeen met de productiegebruiken. De bevleesdheid R of O is karakteristiek voor lammeren van landrassen, zoals de Pyrenese rassen, waarvan het een specifiek kenmerk uitmaakt. Deze rassen, die zijn aangepast aan het klimaat in de Pyreneeën en aan het lopen, hebben namelijk een specifiek langwerpig karkas.

Deze wijzigingen van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document, behalve de reeds genoemde wijzigingen die verband houden met de beschrijving van het product.

5.4   Versnijding en verpakking

De volgende bepaling wordt toegevoegd ten behoeve van een betere traceerbaarheid:

“Om elk risico van verwisseling van het BGA-vlees te vermijden worden de volgende voorzorgsmaatregelen genomen:

De werkplaats is zodanig opgezet dat het versnijden van BGA-producten en van andere producten duidelijk gescheiden kan worden door het op verschillende tijden en/of plaatsen te laten plaatsvinden.

Het versnijden van BGA-vlees wordt aan één stuk door uitgevoerd op een bepaald moment van de dag of van de week.”

De bepalingen:

“De werkplaatsen moeten voldoen aan de hygiënevoorschriften. Ze moeten zijn goedgekeurd conform de geldende regelgeving.”

en

“Het versnijden en verpakken in porties voor de consument kan door de slachter worden uitgevoerd, door een uitsnijderij (UVCi: “unités de vente consommateur industrielles” – voor de consument bestemde verpakkingseenheden, industrieel) of door de detailhandelaar (UVCm: “unités de vente consommateur magasin” – voor de consument bestemde verpakkingseenheden, winkel).”

worden geschrapt, omdat ze overlappen met de algemene regelgeving.

De bepaling:

“Het lam kan in de handel worden gebracht als karkas, in groothandelsstukken of in consumentenporties (UVCi of UVCm).”

wordt gewijzigd in:

“Het lam kan in de handel worden gebracht als karkas, in semi-groothandelsstukken of in consumentenporties.”

Deze wijzigingen van rubriek 5.4 “Versnijding en verpakking” van het productdossier hebben geen gevolgen voor het enig document.

De volgende rubriek 5.5 “Kenmerken van de slachtafvallen” wordt toegevoegd vanwege de opname van de slachtafvallen onder de producten die onder de BGA “Agneau des Pyrénées” kunnen vallen.

De volgende bepalingen:

“De slachtafvallen zijn afkomstig van karkassen die voldoen aan de criteria van dit productdossier op het moment dat ze eruit worden gehaald. Ze worden op een bepaald moment zonder onderbreking verpakt, zodat er geen risico van verwarring bestaat tussen slachtafvallen met en zonder BGA. De BGA wordt voorbehouden aan de slachtafvallen die geen gebreken in uiterlijk en geur vertonen en die afkomstig zijn uit een BGA-karkas.”

worden toegevoegd om verwisselingsrisico’s te beperken en de kwaliteitscriteria in verband met de BGA te waarborgen.

Bovendien wordt het volgende gepreciseerd: “Bij melklammeren mogen de slachtafvallen uit het karkas worden gehaald, nadat het is gewogen. Bij de slachtlammeren worden de slachtafvallen, met uitzondering van de nieren, uit het karkas gehaald, voordat het wordt gewogen, zodra de oorsprongscriteria en de vetheidsklasse zijn gecontroleerd. De slachtafvallen worden onmiddellijk nadat ze uit het karkas zijn gehaald, gekoeld tot een inwendige temperatuur van 3 °C alvorens te worden verzonden. Vervolgens worden er partijen gevormd van de slachtafvallen van dezelfde dag, die geïdentificeerd worden aan de hand van hun slachtpartijnummer.”

Voor de verpakking van de slachtafvallen worden de volgende bepalingen toegevoegd:

“- hetzij in vacuümzakken of luchtdichte bakken met identificatie voor de groothandel,

hetzij als UVC in bakjes met folie of vacuümzakjes.”

Deze preciseringen zijn nodig, omdat de slachtafvallen worden toegevoegd aan de producten die onder de BGA “Agneau des Pyrénées” kunnen vallen.

Deze wijziging van rubriek 5.5 “Kenmerken van de slachtafvallen” heeft geen gevolgen voor het enig document, behalve rubriek 3.2 “Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is”, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de slachtafvallen vers of diepgevroren in de handel worden gebracht.

Omdat diepvriezen is toegestaan, wordt een rubriek 5.6 “Diepvriezen” toegevoegd:

“Vlees en slachtafvallen mogen niet worden ingevroren, alleen diepvriezen is toegestaan”

Alleen diepvriezen is toegestaan vanwege de gevolgen van invriezen op het vlees, waarbij zich grotere kristallen vormen dan bij diepvriezen. Bij invriezen is de duur van de temperatuurverlaging langer en wordt een minder lage temperatuur bereikt. Dit leidt tot de vorming van grote kristallen, die bij het ontdooien de spiervezels van het vlees kunnen beschadigen en kunnen leiden tot aanvullend vochtverlies, wat invloed heeft op de kenmerken van het vlees bij ontdooiing.

Deze wijziging van rubriek 5.6 “Diepvriezen” heeft geen gevolgen voor het enig document, behalve rubriek 3.2 “Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is”, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat het vlees vers of diepgevroren in de handel kan worden gebracht.

De termijnen voor diepvriezen worden aangegeven in een nieuwe rubriek 5.6.1 “Termijnen voor diepvriezen”.

“Voor het vlees bedraagt de maximale termijn tussen slacht en diepvriezen zeven dagen.

Voor de slachtafvallen bedraagt de maximale termijn tussen slacht en diepvriezen drie dagen.”

Met deze maximumtermijnen kan worden gewaarborgd dat de kenmerken van het product behouden blijven.

Deze wijziging van rubriek 5.6.1 “Termijnen voor diepvriezen” van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

De methode voor diepvriezen wordt aangegeven in een nieuwe rubriek 5.6.2 “Methode voor diepvriezen”.

“De producten worden diepgevroren volgens een procedé waarmee binnen een maximale termijn van tien uur een kerntemperatuur van -18 °C kan worden bereikt.”

In verband met het verbod op invriezen worden procedés voor diepvriezen voorgesteld, waarmee de vorming van kleine kristallen kan worden gewaarborgd (snelle en sterke daling van de temperatuur), die geen of weinig invloed hebben op de kenmerken van het vlees bij ontdooiing.

Deze wijziging van rubriek 5.6.2 “Methode voor diepvriezen” van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

De datum van minimale houdbaarheid voor diepgevroren producten wordt toegevoegd in een nieuwe rubriek 5.6.3 “Verpakking” van het productdossier.

“De minimale houdbaarheid bedraagt maximaal 21 maanden. De minimale houdbaarheid voor de slachtafvallen bedraagt maximaal 18 maanden.”

De toevoeging van de datum van minimale houdbaarheid in verband met diepvriezen heeft ook gevolgen voor rubriek 3.5 “Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst” van het enig document.

5.6.   Rubriek “Verband”

De rubriek “Zaken die het verband met het geografische gebied aantonen” van het productdossier wordt volledig herschreven en wel om twee redenen. Allereerst beantwoordt zij niet meer aan de huidige verwachtingen wat betreft het aantonen van het verband. In deze rubriek werd destijds namelijk zeer uitgebreid (24 bladzijden) ingegaan op de geschiedenis van de houderijwerkwijzen (15 bladzijden) en de organisatie van de keten (9 bladzijden). Zij is derhalve samengevat, zodat slechts de elementen die van belang zijn overblijven. Omdat de aanvraag een uitbreiding betreft van het geografische gebied en een toevoeging van aanvullende producten die onder de BGA kunnen vallen, wordt de rubriek bovendien herzien om het verband van het product met het geografische gebied van het gewijzigde productdossier aan te tonen.

De klimaatomstandigheden in de Pyreneeën, op grote hoogte, met een aanzienlijke hoeveelheid neerslag, voldoende zon en temperaturen die streng zijn in de winter maar zacht in de zomer, worden beschreven als verklaring voor de groei van het gras dat door de schapen, moederdieren en lammeren, wordt gegeten. Daaraan wordt een beschrijving toegevoegd van het gebergte in het geografische gebied om het reliëf van oost naar west beter te karakteriseren in verband met het klimaat.

De beschrijving van de spreiding van de schapenhouderij wordt uitgebreid tot de gehele keten in de Franse Pyreneeën, waar de schapenhouderij nog altijd de overheersende vorm van veeteelt is. De klimaatgradiënten en vooral die van de neerslaghoeveelheid tussen de verschillende sectoren van het gebied verklaren de ontwikkeling en differentiatie van drie melkrassen en zeven zoograssen die goed zijn aangepast aan de specifieke plaatselijke omstandigheden. Deze bijzonderheden worden uiteengezet en geïllustreerd.

Voor het melklam loopt het verband vooral via het moederdier, want de voeding van het melklam is, zoals zijn naam al aangeeft, gebaseerd op de melk van het moederdier. Om dit verband in stand te houden is het van belang dat deze lammeren uitsluitend geboren worden uit ooien van plaatselijke landrassen uit de Pyreneeën, die via de beweiding voor de valorisatie van de grond zorgen. Deze schapen hebben de volgende eigenschappen en geschiktheidskenmerken, waarop selectie plaatsvindt binnen de betreffende dierenpopulaties, in het bijzonder wat betreft hun landraseigenschappen: ze hebben een goed vermogen tot aanpassing aan de wisselende (voedings- en weers)omstandigheden waaronder zij worden gehouden. Het zijn gemakkelijk te houden dieren, die geschikt zijn om te foerageren (lopen, verplaatsingen). Voor deze lammeren voorzag het productdossier van de BGA voor het melklam al in het gebruik van vaderdieren van bepaalde niet-Pyrenese vleesrassen (Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk en Texel). Om dit verband met het gebied te versterken is het gebruik van niet-Pyrenese vleesrassen niet overgenomen voor het slachtlam.

Er zij op gewezen dat vanouds de “transhumance” (seizoenstrek) algemeen werd toegepast. Vandaag de dag houdt nog slechts een minderheid daaraan vast. De komst van roofdieren, beperkingen inzake het bezit en het gebruik van grond en de moeite die het kost om een herder te vinden, hebben deze werkwijze moeilijker gemaakt. Maar zelfs voor kudden waarbij geen transhumance wordt toegepast, zijn de verschillen in vegetatie op verschillende hoogten van groot belang voor het houderijsysteem, doordat voedergewassen en granen kunnen worden uitgewisseld tussen bedrijven aan de voet van de bergen en hoger.

De rubriek wordt enigszins uitgebreid met de mogelijkheid om gebruik te maken van afmestbedrijven. In het Pyreneeënmassief heeft zich namelijk een traditie ontwikkeld om lammeren af te mesten buiten hun bedrijf van geboorte vanwege de combinatie van de sterke verspreiding van de bedrijven in de bergen en het gebrek aan mogelijkheden om afmestvoer te produceren in die gebieden.

Vanouds is de verkoop van lammeren altijd een levendig onderdeel geweest van de markten en jaarmarkten van de omliggende bergdalen en vlakten. Het lamsvlees was deels bestemd voor eigen verbruik, maar werd ook verkocht in de grote steden van de omliggende vlakten (Toulouse, Bordeaux, Perpignan enz.) en op de Spaanse markt.

De nadruk wordt gelegd op de complementariteit tussen het melklam en het slachtlam. Het melklam werd aan het einde van de zomer of in het najaar verkocht om ruimte te maken in overvolle schaapskooien bij de afdaling vanaf de zomerweide, terwijl men het zware lam langer behield om het in de schaapskooi af te mesten en het in de winter of het voorjaar voor Pasen naar de markt te brengen.

De specifieke kenmerken van het vlees van het melklam blijven onveranderd. De specifieke kenmerken van het vlees van slachtlammeren worden toegevoegd.

Het laatste gedeelte, dat het verband vaststelt tussen de verschillende natuurlijke factoren van het gebied en de specifieke kenmerken van het product, wordt opnieuw geformuleerd om betrekking te hebben op het “Agneau des Pyrénées”. De bestaande complementariteit tussen de verschillende gebieden waarover de schapenhouderijen in de Pyreneeën verdeeld zijn, de verschillende houderijvormen en de verschillende manieren om de lammeren af te mesten, worden naar voren gebracht. De combinatie van hooggebergte en piedmont in de Pyreneeën is gunstig voor veehouderij en in het bijzonder voor schapenhouderij. Schapen kunnen zich namelijk ten minste zeven maanden in het jaar voeden op de weiden, zowel hoger in de bergen als op de met gras begroeide hellingen. De plaatselijke, traditionele rassen zijn aangepast aan de bodemgesteldheid en het klimaat, de houderijsystemen of de aanwezige voedergewassen. Dankzij deze selectie van rassen kan een integraal systeem functioneren dat complementair is en het “Agneau des Pyrénées” onlosmakelijk met het gebied verbindt.

De wijziging van de rubriek “Verband” van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 5 “Verband met het geografische gebied” van het enig document.

5.7.   Rubriek “Etikettering”

De bepaling:

“Producten die onder de beschermde geografische aanduiding “Agneau de lait des Pyrénées” vallen, worden geëtiketteerd volgens de voorschriften van de geldende regelgeving.

De geografische aanduiding wordt op het etiket aangegeven door middel van de vermelding “Agneau de lait des Pyrénées”.

Behalve in uitzonderlijke gevallen wordt op communicatiemiddelen het logo “Beschermde geografische aanduiding” geplaatst.”

wordt geschrapt. Zij wordt vervangen door de volgende bepaling, overeenkomstig de nationale eisen op dit vlak:

“Niettegenstaande de algemene etiketteringsregels, moeten op het etiket van het product worden vermeld:

de beschermde benaming “Agneau des Pyrénées” in hetzelfde gezichtsveld als het BGA-logo;

de vermelding “BGA” naast de beschermde benaming;

Voor het lam van minder dan 45 dagen oud dat is opgefokt volgens de voorwaarden in dit productiedossier, kan uitsluitend de volgende vermelding worden toegevoegd: “Agneau de lait”. De lettertekens van de termen “BGA” en “Agneau des Pyrénées” mogen niet kleiner zijn dan twee derde van de lettergrootte van de vermelding “Agneau de lait”.”

Bij lammeren van minder dan 45 dagen oud staat de vermelding “Agneau de lait” (melklam) op het etiket, zodat de precisering van het bijzondere karakter van het melklam, waaraan detailhandelaren en consumenten gewend zijn, op het etiket gehandhaafd blijft.

De volgende bepaling wordt toegevoegd:

“Het land van oorsprong “France” wordt in hetzelfde gezichtsveld geplaatst als de beschermde benaming “Agneau des Pyrénées” en het BGA-logo.

Bovendien mogen voor producten die onder de BGA vallen, verwijzingen naar de term “Pyrénées” niet worden vertaald.”

Met deze bepaling die aan het productdossier wordt toegevoegd, wordt een verbod opgelegd om de term “Pyrénées” te vertalen en wordt de uitdrukkelijke vermelding van het land van oorsprong op het etiket verplicht gesteld. Deze bepaling is afkomstig uit het registratiereglement van de benaming in het BOB- en BGA-register in 2012. Hiermee kunnen deze punten die het resultaat zijn van het overleg tussen Frankrijk en Spanje ter gelegenheid van de registratie van de benaming als BGA in 2012, behouden blijven.

De wijziging van de rubriek “Etikettering” van het productdossier heeft gevolgen voor rubriek 3.6 “Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst” van het enig document.

5.8.   Rubriek “Overige”

-   Controlestructuren:

Overeenkomstig de nationale instructies die tot doel hebben de wijze waarop de productdossiers worden opgesteld, te harmoniseren, zijn de naam en de contactgegevens van de certificerende instantie geschrapt. In deze rubriek worden voortaan de contactgegevens vermeld van de autoriteiten die in Frankrijk bevoegd zijn op het gebied van controle: Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes (DGCCRF). De naam en de gegevens van de certificeringsinstantie zijn te raadplegen op de website van het INAO en in de databank van de Europese Commissie.

De wijziging van de rubriek “Controlestructuren” van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

-   Nationale eisen:

Onder “nationale eisen” worden de belangrijkste punten die gecontroleerd moeten worden, ingevoegd conform de geldende nationale regelgeving.

Deze wijziging van de rubriek “Nationale eisen” van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

-   Bijlagen

De bijlagen bij het geldende productdossier, zoals getuigenissen, de lijst van Roquefort-kaasmakerijen in het oosten van de Atlantische Pyreneeën aan het begin van de twintigste eeuw, economische gegevens over de keten, artikelen uit de pers en de bibliografie worden geschrapt.

Deze wijziging van het productdossier heeft geen gevolgen voor het enig document.

ENIG DOCUMENT

“Agneau des Pyrénées”

EU-nr.: PGI-FR-0665-AM01 – 21.5.2021

BOB ( ) BGA (X)

1.   Naam/Namen

“Agneau des Pyrénées”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.1 — Vers vlees (en verse slachtafvallen)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

“Agneau des Pyrénées” is vlees van lammeren van vrouwelijke dieren van plaatselijke rassen uit de Pyreneeën: Aure et Campan, Barégeoise, Basco-Béarnaise, Castillonnaise, Lourdaise, Manech tête noire, Manech tête rousse, Montagne Noire, Rouge du Roussillon, Tarasconnaise. Het “melklam” wordt geboren uit een moederdier van een melkras (Basco-Béarnaise, Manech tête noire of Manech tête rousse); zijn vaderdier is van een van de voornoemde plaatselijke rassen, of van een van de volgende rassen: Berrichon du Cher, Charollais, Suffolk, Texel.

Het “Agneau des Pyrénées” is, naargelang van de opfoktijd:

een “melklam”, dat wil zeggen een jong lam. Het wordt gedurende ten hoogste 45 dagen opgefokt en uitsluitend gevoerd met melk van het moederdier. Het geslachte lam heeft een gewicht van 4,5 tot 11 kg, naargelang van de aanbiedingswijze, en wordt ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3. Het rauwe vlees is roze tot lichtroze. Het betreft een seizoensproduct, de lammeren worden geslacht in de periode van 15 oktober tot 15 juni;

een “slachtlam”, dat wil zeggen een zwaarder lam, met een slachtleeftijd van 60 tot 160 dagen, dat ten minste gedurende de eerste 60 dagen gevoerd wordt met melk van het moederdier. Het slachtgewicht bedraagt 13 tot 22 kg, het valt in bevleesdheidsklasse R of O en wordt ingedeeld in vetheidsklasse 2 of 3. Het rauwe vlees wordt gekenmerkt door een roze kleur en een stevig tot zeer stevig, wit tot lichtgekleurd vet.

Het vlees kan in de handel worden gebracht als heel of half karkas gehuld in het darmnet, of in de vorm van deelstukken, vers of diepgevroren. De volgende slachtafvallen worden eveneens onder de BGA in de handel gebracht: volledig orgaanpakket, hart, lever, nieren, zwezerik, pens en poten, hetzij vers, hetzij diepgevroren.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.3.1   Voeding van de fokdieren

Het hele jaar door wisselen perioden die de ooien volledig buiten doorbrengen, perioden waarin zij in de stal verblijven en perioden waarin zij afwisselend binnen en buiten worden gehouden, elkaar af. De ooien worden gedurende minstens 210 dagen per jaar door beweiding gevoederd. Als aanvulling op de voedergewassen van het rantsoen worden mengvoeders verstrekt. In de winter bepalen de weersomstandigheden of beweiding mogelijk is, maar grasland blijft de voornaamste voederbron. Het voeder wordt in de winter aangevuld met geconserveerde voedergewassen, graankorrels, stro en mengvoeders.

3.3.2   Voeding van de lammeren

De melklammeren worden door de ooi gezoogd. Zij krijgen geen andere voeding dan de melk van het moederdier.

Voor slachtlammeren is het moederdier de voornaamste voederbron; de lammeren worden door de ooi gezoogd. De lammeren kunnen evenwel bijvoedering krijgen die is samengesteld uit voedergewassen, stro en mengvoeders.

De mengvoeders worden samengesteld uit:

granen en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden of vruchten en daarvan afgeleide producten, behalve palm- en palmpitproducten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

knollen, wortels, suikerriet en daarvan afgeleide producten; van suikerriet en bieten afgeleide producten mogen niet meer dan 5 % van het totale gewicht van het mengvoeder uitmaken;

andere zaden en daarvan afgeleide producten;

gedroogde luzerne in de vorm van korrels;

mineralen en daarvan afgeleide producten, behalve beendermeel en beenderas;

toegestane bijproducten van de fermentatie van micro-organismen: gist en delen daarvan (brouwersgist), vinasse [gecondenseerd melasseperssap], bijproducten van de productie van L-glutaminezuur, zetmeel, voorgegelatineerd zetmeel, mono- en diglyceriden van vetzuren, 1,2-propaandiol.

Toegestane toevoegingsmiddelen zijn:

technologische toevoegingsmiddelen: antioxidanten, bindmiddelen, antiklontermiddelen;

sensoriële toevoegingsmiddelen: aromatische stoffen;

nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, verbindingen van sporenelementen, aminozuren; ureum en zijn derivaten zijn niet toegestaan;

zoötechnische toevoegingsmiddelen: verteringsbevorderaars, darmflorastabilisatoren, overige zoötechnische toevoegingsmiddelen.

Granen en van granen afgeleide producten moeten ten minste 30 % van het totale gewicht van het mengvoeder uitmaken.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De lammeren worden geboren en opgefokt (bedrijf waar het dier geboren is, doorvoercentrum voorafgaand aan het afmestbedrijf en afmestbedrijf, naargelang van het geval) in het geografische gebied van de BGA “Agneau des Pyrénées”.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De minimale houdbaarheid bedraagt maximaal 21 maanden. De minimale houdbaarheid voor de slachtafvallen bedraagt maximaal 18 maanden.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Voor het lam van minder dan 45 dagen oud dat is opgefokt volgens de voorwaarden in het productiedossier, moet de vermelding “Agneau de lait” worden toegevoegd.

Het land van oorsprong “France” wordt in hetzelfde gezichtsveld geplaatst als de beschermde benaming “Agneau des Pyrénées” en het BGA-logo. Bovendien mogen voor producten die onder de BGA vallen, verwijzingen naar de term “Pyrénées” niet worden vertaald.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Departement Pyrénées-Atlantiques:

Kantons in hun geheel: Baïgura et Mondarrain; Billère et Coteaux de Jurançon; Gave et Terres du Pont-Long; Hendaye-Côte Basque-Sud; Le Cœur de Béarn; Lescar, Gave et Terres du Pont-Long; Montagne Basque; Nive-Adour; Oloron-Sainte-Marie 1 en 2; Ouzoum, Gave et Rives du Neez; Pau 1, 2, 3 en 4; Pays de Bidache, Amikuze et Ostibarre; Saint-Jean-de-Luz; Ustaritz-Vallées de Nive et Nivelle.

Kanton Orthez et Terres des Gaves et du Sel: alle gemeenten met uitzondering van Baigts-de-Béarn, Puyoô, Ramous, Saint-Boés en Saint-Girons-en-Béarn.

Kanton Vallées de l’Ousse et du Lagoin: alle gemeenten met uitzondering van Limendous en Lourenties.

De gemeenten Anglet, Argagnon, Artigueloutan, Bayonne, Biarritz, Castétis, Denguin, Labastide-Cézéracq, Lacq, Lée, Mont, Ousse, Sauvagnon en Serres-Castet.

Departement Hautes-Pyrénées:

Kantons in hun geheel: La Haute-Bigorre; La Vallée de la Barousse; La Vallée des Gaves; Lourdes 1 en 2; Moyen-Adour; Neste, Aure et Louron; Ossun.

Kanton La Vallée de l’Arros et des Baïses: alle gemeenten met uitzondering van Bernadets-Dessus, Clarac, Goudon, Libaros, Mouledous, Orieux, Sabarros, Sentous, Toumous-Devant.

Kanton Les Coteaux: de gemeenten Aries-Espénan, Bazordan, Betbèze, Castelnau-Magnoac, Casterets, Caubous, Deveze, Gaussan, Lalanne, Laran, Lassales, Monléon-Magnoac, Monlong, Pouy, Sarriac-Magnoac, Thermes-Magnoac, Villemur.

De gemeente Sarrouilles, Soues.

Departement Haute-Garonne:

Kantons in hun geheel: Bagnères-de-Luchon; Saint-Gaudens.

Kanton Auterive: alle gemeenten met uitzondering van: Auribail, Auterive, Beaumont-sur-Léze, Capens, Caujac, Cintegabelle, Esperce, Gaillac-Toulza, Grepiac, Grazac, Labruyère-Dorsa, Marliac, Mauressac, Mauzac, Miremont, Montaut, Lagrâce-Dieu, Noé, Puydaniel.

Kanton Cazères met uitzondering van de gemeenten: Agassac, Ambax, Beaufort, Bérat, Boissède, Cambernard, Castelgaillard, Casties-Labrande, Cezac, Coueilles, Forgues, Frontignan-Savès, Goudex, Isle-en-Dodon, Labastide-Clermont, Labastide-Paumes, Lahague, Lautignac, Lherm, Martisserce, Mauvezin, Mirambeau, Molas, Mones, Montastruc-Savès, Montgras, Pin-Murelet, Plagnole, Polastron, Poucharramet, Pouy-de-Touges, Rieumes, Riolas, Saint-Araille, Sainte-Foy-de-Peyrolières, Sajas, Saveres, Senarens.

Departement Gers:

Gemeente Saint-Blancard.

Departement Ariège:

Alle gemeenten met uitzondering van: Canté, Labatut, Lissac, Saint-Quirc.

Departement Aude:

Kantons in hun geheel: Limoux; Quillan.

Kanton Bram: de gemeenten Escueillens-et-Saint-Just-de-Bélengard, Monthaut, Romy.

Kanton Carcassonne 2: de gemeenten Verzeille, Villefloure.

Kanton Trèbes: de gemeenten Arquettes-en-Val, Caunettes-en-Val, Fajac-en-Val, Labastide-en-Val, Mayronnes, Montlaur, Pradelles-en-Val, Rieux-en-Val, Servies-en-Val, Taurize, Villar-en-Val, Villetritouls.

Kanton Fabrezan: alle gemeenten met uitzondering van Boutenac, Camplong-d’Aude, Fabrezan, Ferrals-les-Corbières, Fontcouverte, Luc-sur-Orbieu, Montseret, Saint-André-de-Roquelongue.

Departement Pyrénées-Orientales:

Kantons in hun geheel: Le Canigou; Les Pyrénées catalanes.

Kanton La Vallée de l’Agly: alle gemeenten met uitzondering van Cases-de-Pène, Espira-de-l’Agly, Opoul-Périllos, Rivesaltes, Salses-le-Château, Vingrau.

Kanton La Vallée de la Têt: de gemeenten Ille-sur-Têt, Montalba-le-Château.

Kanton La Côte Vermeille: alle gemeenten met uitzondering van Palau-del-Vidre, Saint-André.

Kanton Les Aspres: de gemeenten Caixas, Calmeilles, Llauro, Montauriol, Oms, Passa, Tordères.

Kanton Vallespir-Albères: alle gemeenten met uitzondering van Montesquieu-des-Albères, Saint-Genis-des-Fontaines, Villelongue-dels-Monts.

5.   Verband met het geografische gebied

Het verband met de oorsprong van het “Agneau des Pyrénées” berust op zijn reputatie en de kwaliteit van zijn vlees, dat roze tot lichtroze is naargelang van de leeftijd, hetgeen kenmerkend is voor voeding op basis van moedermelk. Door het gebruik van de Pyrenese melk- en zoogschapen die bij uitstek zijn aangepast aan dit gebied, hebben deze licht bevleesde lammeren een lichte tot middelmatige vetheidsklasse.

De Pyreneeën worden gekenmerkt door berggebieden van wisselende hoogte en piedmontgebieden. Het reliëf heeft een sterke invloed op het klimaat. In de Pyreneeën heerst een bergklimaat met strenge winters en zachte, zonnige zomers. Doordat de oceaan nabij is en de bergen de oceaanlucht tegenhouden, is het klimaat betrekkelijk zacht, met een aanzienlijke hoeveelheid neerslag. Ten slotte variëren de neerslaghoeveelheid, de hoeveelheid zon en de temperatuur naargelang van de helling en de oriëntatie daarvan, wat voor een grote verscheidenheid aan microklimaten zorgt. Deze klimaatomstandigheden, op grote hoogte, met een aanzienlijke hoeveelheid neerslag, voldoende zon en temperaturen die streng zijn in de winter maar zacht in de zomer, zorgen voor voldoende grasgroei voor nomadische veeteelt. Het herdersbestaan in de Pyreneeën gaat meer dan zevenduizend jaar terug. Vanwege de steile hellingen op de bergen en aan de voet ervan is het merendeel van de percelen geschikt voor begrazing, vooral als zomerweide. Omdat nomadische veeteelt de meest geschikte manier is om deze graslanden optimaal te benutten, zijn er in de Pyreneeën veel houderijen met herkauwers, met name runderen en schapen. Dit systeem kan alleen functioneren met rassen die aangepast zijn aan de omstandigheden van het gebied.

Schapenteelt vindt plaats over de volle breedte van de Pyreneeën, in samenhang met de grasgroei gedurende het hele jaar dankzij een zacht en vochtig klimaat. De klimaatgradiënten en vooral die van de neerslaghoeveelheid tussen de verschillende sectoren van het gebied verklaren de ontwikkeling en differentiatie van drie melkrassen en zeven zoograssen die goed zijn aangepast aan de specifieke plaatselijke omstandigheden.

Het reliëf zorgt voor verschillen in vegetatie op verschillende hoogten. Deze vegetatie kan worden gevaloriseerd naargelang van de seizoenen, wat kenmerkend is voor het schapenhouderijsysteem. Het herdersecosysteem is vanouds een systeem dat draait om het verweiden van herbivoren om rationeel gebruik te maken van het gras op de berg, aangevuld met voedergewassen en met name granen.

De Pyrenese rassen zijn typische landrassen en de schapen zijn aangepast aan de wisselende weersomstandigheden en de seizoenstrek op de bergweiden. Tot op de dag van vandaag hebben zij de overhand in het gebied. Als landrasschapen hebben ze een morfologie die is aangepast aan veel lopen, met lange, dunne poten, en zijn ze betrekkelijk licht.

Het mesten van lammeren is eveneens een praktijk die zich vanouds in het massief van de Pyreneeën heeft ontwikkeld, meestal met zoogschapen, waarbij de enige inkomsten voortkomen uit de verkoop van lammeren die dus ter plaatse moeten worden gemest voor een optimaal rendement. Maar vanwege de verspreiding van de landbouwbedrijven in de bergen en de geringe productiecapaciteit voor afmestvoer in die gebieden worden sommige slachtlammeren traditioneel niet afgemest op het bedrijf waar ze geboren zijn, maar op een afmestbedrijf.

Het “Agneau des Pyrénées” berust op productiemethoden en knowhow die verbonden zijn aan het gebied:

het reliëf en het klimaat in het geografische gebied zorgen voor bijzondere omstandigheden die geschikt zijn voor het houden van vee en met name van schapen.

De combinatie van hooggebergte en piedmont in de Pyreneeën is gunstig voor veehouderij en in het bijzonder voor schapenhouderij. Reliëf en klimaat zijn gevarieerd en zorgen voor complementariteit tussen de hoger gelegen delen en de gebieden op de flanken.

De schapen voeden zich ten minste zeven maanden in het jaar op de weiden, zowel hoger in de bergen als op de met gras begroeide hellingen.

Deze landrassen hebben het voortbestaan mogelijk gemaakt van landbouwbedrijven in “moeilijke” gebieden dankzij levensvatbare landbouwsystemen op basis van nomadische veeteelt, die zich kunnen aanpassen aan de beperkingen van de bodemgesteldheid en het klimaat in de Pyreneeën. De vegetatie, die varieert met de hoogte, wordt gebruikt naargelang van de seizoenen en is kenmerkend voor het schapenhouderijsysteem van de Pyreneeën.

Het gebruik van plaatselijke landrassen leidt tot werkwijzen die rekening houden met de verschillende kenmerken van het grondgebied (verspreiding van bedrijven: problemen in verband met een geïsoleerde ligging, toegankelijkheid van voedergewassen, moeilijk op te halen dieren).

De bijzonderheden en de diversiteit van de omgevingsomstandigheden in de Pyreneeën hebben geleid tot de ontwikkeling van tien schapenrassen. Elk van deze tien rassen die uitstekend zijn aangepast aan het gebied en aan de houderijsystemen in de Pyreneeën, zorgt voor de productie van bijzondere, licht bevleesde lammeren.

De melkooien worden gemolken en moeten dus worden gescheiden van hun lam wanneer het nog jong is. Dankzij de grasgroei in het gebied hebben ze een bijzonder rijke melk die in alle voedselbehoeften van de lammeren voorziet. Deze krijgen geen enkele andere voeding dan de melk van hun moeder die hen zoogt. Het vlees van dit melklam is daardoor roze tot helder roze. De zoogschapen worden niet gemolken en zijn dus het grootste deel van de tijd bij hun lammeren gedurende ten minste zestig dagen, de tijd die het lam nodig heeft om een herkauwersspijsverteringsstelsel te ontwikkelen en van melkvoeding over te stappen op een voeding op basis van voedergewassen en granen. Dankzij deze voeding in twee fasen en de leeftijd van het lam, niet te jong en niet te oud, wordt vlees verkregen dat roze van kleur is.

De fokkers hebben vastgehouden aan hun houderijsystemen, waarmee zij deze twee typen lammeren kunnen produceren die erkend en gewaardeerd worden.

“Ik heb een bijzondere voorliefde voor het “Agneau de lait des Pyrénées”. In het vlees komt tot in een mystieke dimensie de zachtheid van de melk terug. In de Bijbel staat het lam symbool voor de onschuld, de overwinning van het leven op de dood en de opstanding. In zekere zin vind je dat terug als je dit vlees eet: de moederlijke zachtheid, een licht kruidige smaak als de belofte van een paradijs.” (Rencontres Savoureuses, petit traité de l’excellence française, Alain Ducasse, édition Plon, 1999).

“Zes tot zeven generaties, gespecialiseerd in Pyrenees lams- en schapenvlees, vormen het bedrijf Fourcade. Het “Agneau des Pyrénées” van Tarbes heeft een grote naamsbekendheid: de vader van Léon Fourcade leverde vroeger lamsvlees zonder handelsmerk aan Parijs.” (La qualité agro-alimentaire dans les Pyrénées, édition Transhumance, 1994).

In 1989 werd de broederschap van het “Agneau de lait des Pyrénées” opgericht. Sinds de jaren tachtig hebben de Pyrenese producenten zich gegroepeerd en georganiseerd ten behoeve van de valorisatie van hun producten (via het merk Chouria à l’Ouest, dat staat voor het lamsvlees “Primeur Pyrénées” in de centrale Pyreneeën). In 2007 werd in de centrale Pyreneeën het handelsmerk “Agneau des Pyrénées” gecreëerd.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-7b3a8cf3-e829-4f4f-963e-3cb61014c5c5


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(*1)  Aanbiedingsvorm voor uitvoer.”