|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
65e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 182/01 |
Mededeling van de Commissie — Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024 |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 182/02 |
||
|
|
Rekenkamer |
|
|
2022/C 182/03 |
||
|
|
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming |
|
|
2022/C 182/04 |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 182/05 |
||
|
2022/C 182/06 |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/1 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Werkplan inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering 2022-2024
(2022/C 182/01)
1. Inleiding
De spanningen op de energiemarkt in de EU in de afgelopen maanden maken nog eens pijnlijk duidelijk welke risico’s en kosten doorgaans verbonden zijn aan een grote afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen. Die spanningen worden nog verergerd door de aanval van Rusland op Oekraïne. De energieprijzen staan opnieuw in het middelpunt van de politieke belangstelling, vanwege de zeer reële gevolgen ervan voor de burgers en het bedrijfsleven in Europa. Het is echter niet de eerste energiecrisis in Europa en het zal waarschijnlijk ook niet de laatste zijn, tenzij we de veerkracht vergroten door meer te investeren in de groene transitie en daarbij energie-efficiëntie voorop te stellen (1). De huidige koolstofvrije energiecapaciteit blijft ver achter bij de totale energiebehoeften en in deze omstandigheden kan een lager energieverbruik onmiddellijk een bijdrage leveren. Als we naar de toekomst kijken, vormen energiebesparingen een wezenlijk onderdeel van de ontwikkeling van een kostenoptimaal en veerkrachtig energiesysteem waarmee aan iedereen betaalbare energiediensten kunnen worden aangeboden en energiearmoede kan worden aangepakt (2). Energie-efficiëntie wordt ook een centraal onderdeel van het REPowerEU-plan dat de Commissie in opdracht van de EU-leiders uiterlijk in mei moet presenteren.
Het EU-beleid inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering is een belangrijk onderdeel van deze agenda. Het bestaat uit regels voor de eengemaakte markt die het voor bedrijven, burgers en overheden gemakkelijker en goedkoper maken om een bijdrage te leveren aan de transitie naar schone energie en om de energie-efficiëntiedoelstellingen van de EU en de bredere doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken, met inbegrip van de agenda voor de circulaire economie. Het creëert kansen voor het bedrijfsleven en vergroot de veerkracht door voor “energiegerelateerde producten” geharmoniseerde regels vast te stellen met betrekking tot aspecten als energieverbruik, waterverbruik, emissieniveaus en materiaalefficiëntie, het stimuleert zowel de vraag naar als het aanbod van duurzamere producten en doet de uitgaven van de energieverbruikers aanzienlijk dalen: uit ramingen blijkt dat de besparingen in 2021 meer dan 120 miljard EUR bedroegen en in 2022 zouden kunnen oplopen tot het dubbele (3).
Binnen de mogelijkheden van de bestaande EU-regels inzake ecologisch ontwerp en in synergie met de aandacht voor energie-efficiëntie, wordt in dit werkplan de nadruk op de circulaire aspecten van ecologisch ontwerp versterkt, in navolging van het voorbeeld in het vorige werkplan9 en in overeenstemming met het actieplan voor de circulaire economie 2020 (4). Derhalve kunnen en zullen reeds voordat de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten in werking treedt en de huidige richtlijn ecologisch ontwerp vervangt, nieuwe productspecifieke eisen inzake materiaalefficiëntie worden onderzocht. Dit moet leiden tot een verdere verbetering van de circulariteit, tot een algemene vermindering van de milieu- en klimaatvoetafdruk van energiegerelateerde producten en tot een grotere veerkracht van de EU.
De richtlijn ecologisch ontwerp (5) en de kaderverordening energie-etikettering (6) bevatten allebei criteria voor de vaststelling van maatregelen voor specifieke productgroepen. Zij schrijven ook voor dat prioriteiten moeten worden vastgesteld door middel van regelmatig bijgewerkte, doorlopende werkplannen waarin de balans wordt opgemaakt van de geboekte vooruitgang en die indicatieve prioriteiten voor nieuwe energiegerelateerde productgroepen bevatten die in overweging moeten worden genomen.
Dit plan bouwt voort op het werk dat is verricht sinds de vaststelling van de eerste richtlijn ecologisch ontwerp en de vorige werkplannen (voor de perioden 2009-2011 (7), 2012-2014 (8) en 2016-2019 (9)), maar heeft ook betrekking op het werk dat nodig is krachtens de kaderverordening energie-etikettering, waarin termijnen zijn vastgesteld voor de schaalaanpassing van de bestaande etiketten. Daarnaast wordt in dit plan de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt met het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL). Tot slot heeft het plan ook betrekking op vergelijkbare werkzaamheden op het gebied van de etikettering van banden, hoewel die gebaseerd zijn op een specifieke rechtsgrondslag (10).
Met de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, die tegelijk met dit werkplan is vastgesteld, wordt de richtlijn ecologisch ontwerp vervangen door een verordening die van toepassing is op een breder scala van producten en wordt het mogelijk om de duurzaamheidseisen voor de gereguleerde producten verder uit te breiden. Totdat deze nieuwe verordening in werking treedt, zal de uitvoering van de huidige richtlijn worden voortgezet. In dit document ligt de nadruk op energiegerelateerde producten en het bevat de prioriteiten en de planning daarvoor. Het biedt een overzicht van de productspecifieke en horizontale werkzaamheden in verband met de uitvoering, consolidatie en verdere ontwikkeling van dit belangrijke pakket rechtstreeks toepasselijke EU-wetgeving. Zodra de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten is aangenomen, zullen de werkzaamheden met betrekking tot energiegerelateerde producten worden geïntegreerd in bredere werkplannen krachtens de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en een belangrijk aandachtspunt blijven.
Momenteel worden ongeveer dertig productgroepen van energiegerelateerde producten gereguleerd via circa vijftig maatregelen. Deze maatregelen zijn van toepassing op miljarden producten (11) die jaarlijks in de handel worden gebracht en hebben dagelijks rechtstreekse gevolgen voor leveranciers, detailhandelaren, bedrijven en consumenten. Producten die onder deze wetgeving vallen vertegenwoordigen ongeveer de helft van het totale eindenergieverbruik in de EU.
Bij de voorbereiding van het werkplan is gebleken dat er nog aanzienlijke kosteneffectieve besparingen kunnen worden gerealiseerd door het toepassingsgebied uit te breiden naar nieuwe energiegerelateerde producten. Tegelijkertijd is een belangrijke les die uit de uitvoering van het laatste werkplan is geleerd dat ambitie en middelen beter op elkaar moeten worden afgestemd om de voordelen van dit beleidsterrein volledig te kunnen benutten, zowel voor de uitvoering van het beleid op EU-niveau als wat betreft de inspanningen van de lidstaten op het gebied van markttoezicht.
2. Verwachte effecten van het beleid
In het meest recente verslag over de impact van ecologisch ontwerp (12) wordt geschat dat door het cumulatieve effect van de EU-regels inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering in 2020 de vraag naar primaire energie in de EU met 7 % of 1 037 TWh/jaar is afgenomen (een broeikasgasemissiereductie met ongeveer 170 Mt CO2-equivalent), met inbegrip van ongeveer 16 miljard m3 gas. De energiebesparingen als gevolg van de huidige maatregelen zullen, met name dankzij de omloopsnelheid, de komende jaren sterk toenemen met een gemiddelde van meer dan 1 500 TWh/jaar in de periode 2021-2030. Meer dan 60 % van de energiebesparingen in 2020 werd gerealiseerd in de woonsector, 24 % in de tertiaire sector en 10 % in de industrie. De EU-regels hebben in 2020 voor de energieconsument voordelen opgeleverd ter waarde van 60 miljard EUR/jaar (ongeveer 0,4 % van het bbp van de EU) — 210 EUR/jaar per huishouden. Evenzo werd in 2020, in vergelijking met een scenario zonder beleid, voor ongeveer 21 miljard EUR/jaar aan extra bedrijfsinkomsten gegenereerd; dit zal tegen 2030 naar schatting oplopen tot 29 miljard EUR/jaar. Dit komt overeen met meer dan 320 000 nieuwe directe arbeidsplaatsen in 2020 (430 000 tegen 2030). Deze ramingen zijn gebaseerd op de energieprijzen vóór de prijspieken in 2021 (zie het werkdocument van de diensten van de Commissie voor meer informatie).
Meer in het algemeen blijkt uit een recente studie van het Internationaal Energieagentschap (13) dat apparaten in landen met een langlopend beleid nu doorgaans 30 % minder energie verbruiken dan anders het geval zou zijn geweest. De langstlopende programma’s, zoals die in de VS en de EU, zullen naar schatting een jaarlijkse besparing van ongeveer 15 % van het totale elektriciteitsverbruik opleveren (wat voor het EU-programma bijna evenveel is als de totale huidige EU-productie uit windenergie, of twee tot drie keer zoveel als die van zonnepanelen).
Uit een Eurobarometer-enquête is gebleken dat de overgrote meerderheid van de consumenten in de EU (93 %) het energielabel herkent en dat 79 % zich erdoor laat leiden bij de aankoop van apparaten (14). Recent wetenschappelijk onderzoek (15) bevestigt dat etiketten waarop een klasse wordt aangegeven, zoals het EU-energielabel, meer invloed op het consumentengedrag hebben dan alternatieve ontwerpen.
3. Stand van zaken en geleerde lessen uit eerdere werkplannen
Een overzicht van de bestaande maatregelen is online beschikbaar (16). Sinds 1 maart 2022 gelden er voor 29 productgroepen verordeningen inzake ecologisch ontwerp, terwijl er voor 15 productgroepen verordeningen inzake energie-etikettering gelden. Er zijn vrijwillige overeenkomsten met de industrie erkend voor spelconsoles en beeldvormingsapparatuur. Een oudere overeenkomst inzake complexe set-top boxes werd in 2020 door de partijen beëindigd vanwege het dalende marktaandeel van de betrokken producten (dergelijke producten blijven onderworpen aan horizontale regels inzake het elektriciteitsverbruik in de stand by-stand en de uit-stand (17)).
Dit werkplan gaat vergezeld van een gedetailleerde stand van zaken met betrekking tot de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van de prioriteiten en werkzaamheden die in het laatste werkplan van 2016 zijn vastgesteld (18). Er is veel bereikt, waaronder de modernisering van de energielabels voor belangrijke consumentenproducten zoals koelkasten, wasmachines, televisies en lichtbronnen, en de vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor verschillende producten, variërend van servers tot elektromotoren. Zo’n 40 % loopt echter nog en zal worden doorgeschoven naar de huidige planningsperiode. Veel van de afgeronde werkstromen hebben geen nieuwe regels opgeleverd, maar zijn beëindigd omdat de Commissie heeft besloten haar werkzaamheden stop te zetten of in ieder geval voorlopig de wetgevingswerkzaamheden niet voort te zetten, hetzij omdat uit grondig onderzoek is gebleken dat het potentieel beperkter of moeilijker te benutten was dan oorspronkelijk gedacht, hetzij omdat andere prioriteiten zwaarder wogen tegen de achtergrond van beperkte personele middelen, of een combinatie van beide. Ramen, handdrogers, compressoren en elektrische waterkokers zijn allemaal voorbeelden van dergelijke stopgezette werkstromen waarvan het potentieel beperkt of moeilijk te benutten is en die niet met de beschikbare administratieve middelen konden worden voortgezet.
De noodzaak om de bestaande regels regelmatig te evalueren en aan te passen, zodat zij relevant, doeltreffend en geschikt blijven voor het beoogde doel in het licht van de marktontwikkelingen en de technologische ontwikkelingen, is een grondbeginsel van betere regelgeving. Daarom bevatten alle verordeningen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering en de kaderwetgeving specifieke evaluatieclausules met wettelijke termijnen voor de Commissie om evaluaties voor te leggen of herziene verordeningen vast te stellen. Om onnodige vertragingen te voorkomen, zal de Commissie voortaan afzonderlijke maatregelen voor specifieke productgroepen vaststellen zodra deze klaar zijn, tenzij uitzonderlijke omstandigheden iets anders rechtvaardigen (19).
Een belangrijke les die geleerd is, is dat de totale inspanning die nodig is voor dergelijke kritieke “onderhoudsinspanningen” op den duur aanzienlijk wordt naarmate het toepassingsgebied van de wetgeving wordt uitgebreid (wat de producten en soorten eisen betreft), en dat er bij het vaststellen van prioriteiten meer rekening moet worden gehouden met deze werkzaamheden. Anders leidt dit tot vertragingen die belangrijke gevolgen hebben in de vorm van gederfde voordelen. Dit was een belangrijke bevinding van de in 2019 door de Europese Rekenkamer uitgevoerde controle (20). Voor drie geselecteerde producten bleek uit de controle dat het voorbereidingsproces respectievelijk 8, 7 en 6 jaar in beslag nam, in plaats van de verwachte 3,5 jaar. De “onderhoudswerkzaamheden” hebben daarom een belangrijke plaats in het werkplan. Tegelijkertijd zal de Commissie ernaar streven het proces te stroomlijnen door evaluatiestudies te integreren in “back-to-back”-evaluaties/effectbeoordelingen, en de besprekingen in het overlegforum beter af te stemmen op het algemene proces voor betere regelgeving.
Een andere belangrijke les van de afgelopen periode is de cruciale rol van technische normalisatiewerkzaamheden voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering. Uit het arrest van het Gerecht van 2018 (21) waarbij de verordening betreffende de energie-etikettering van stofzuigers nietig wordt verklaard, volgt dat verordeningen kwetsbaar kunnen zijn voor gedingen als er twijfel ontstaat over de vraag of de testomstandigheden representatief zijn voor de werkelijke gebruiksomstandigheden. Tegelijkertijd werd in een recenter en verwant arrest (22) duidelijk bevestigd dat tests ook nauwkeurig en reproduceerbaar moeten zijn. Gezien de diversiteit van technologieën en gebruikersgedrag is de tijdige ontwikkeling van geharmoniseerde normen met methoden die een goed compromis tussen deze criteria vormen, een inherente en vaak moeilijke uitdaging die veel middelen kost. In de nieuwe EU-strategie voor normalisatie (23) wordt een pakket maatregelen voorgesteld om het Europese normalisatiesysteem functioneler en flexibeler te maken, normen weer een centrale rol te geven in een veerkrachtige, groene en digitale eengemaakte EU-markt en de wereldwijde rol van het Europese normalisatiesysteem te versterken.
4. Productspecifieke prioriteiten in de komende jaren
4.1. Evaluaties van bestaande maatregelen
De Commissie zal vóór eind 2024 38 evaluaties voorstellen of goedkeuren, en nog eens 8 in 2025, die bijgevolg van tevoren in gang moeten worden gezet (zie de lijst in het werkdocument van de diensten van de Commissie). Deze evaluaties bieden samen genomen aanzienlijke mogelijkheden voor verdere besparingen op het gebied van energie- en materiaalefficiëntie: een ruwe eerste raming wijst op mogelijke extra besparingen tijdens de gebruiksfase van ten minste 170 TWh (circa 600 petajoule (PJ), of de warmtevraag van circa 15 miljoen woningen), aangevuld met extra voordelen in verband met materiaalefficiëntie / circulaire economie, maar dit zal ook een grote inspanning vergen en een zware wissel trekken op de werkzaamheden in het kader van het huidige werkplan.
De Commissie is voornemens prioriteit te geven aan werkzaamheden voor evaluaties in drie grote groepen, op basis van de volgende motiveringen:
|
— |
verwarmings- en koelingsapparatuur; in het kader van de vernieuwingsgolf heeft de Raad de Commissie opgeroepen “meer vaart te zetten achter de lopende werkzaamheden op het gebied van verwarmings- en koelingsapparatuur door de schaal van de energielabels zo spoedig mogelijk aan te passen” (24). Deze werkzaamheden zullen inderdaad een cruciale bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van gebouwen en het actieplan Verontreiniging naar nul (25) als onderdeel van de algemene doelstellingen van de Green Deal, en deze producten zijn die met het hoogste energieverbruik van alle gereguleerde producten; |
|
— |
andere productgroepen met energielabels waarvan de schaal moet worden aangepast (26); consumenten moeten erop kunnen blijven vertrouwen dat het EU-energielabel een relevant en actueel instrument is om de keuzen te sturen; een tijdige schaalaanpassing en actualisering van de resterende “oude” energielabels is daarom belangrijk, en bovendien noodzakelijk om ten volle gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden van EPREL; |
|
— |
het afronden van bepaalde andere evaluaties die aanzienlijke extra besparingsmogelijkheden bieden op het gebied van energie- of materiaalbesparingen die al veel eerder hadden moeten plaatsvinden, of waar er in verband met bepaalde omstandigheden een duidelijke of dringende behoefte aan herziening is (bv. waterpompen, ventilatoren, externe stroomvoorzieningen). |
4.2. Nieuwe maatregelen die in het kader van eerdere werkplannen zijn geïnitieerd en die moeten worden voltooid
In eerdere werkplannen zijn producten geïdentificeerd waarvoor maatregelen op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering, op basis van verkennende studies en voorlopige ramingen, zeer veelbelovend leken. Sommige van deze werkstromen lopen nog en worden vanwege de verwachte extra voordelen naar het huidige werkplan overgeheveld.
Er zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt met de beoordeling van de haalbaarheid van eisen inzake ecologisch ontwerp en een energie-etiketteringsregeling voor mobiele telefoons en tablets. De eisen zouden gevolgen hebben voor aspecten van zowel energie-efficiëntie als materiaalefficiëntie (duurzaamheid, repareerbaarheid, de mogelijkheid tot upgraden en recycling). De verordeningen zullen naar verwachting vóór eind 2022 worden aangenomen.
Ook worden er goede vorderingen gemaakt met de beoordeling van de haalbaarheid van eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor fotovoltaïsche modulen, omvormers en systemen, met inbegrip van mogelijke eisen inzake de koolstofvoetafdruk.
Wat beeldvormingsapparatuur betreft, heeft de Commissie de door vertegenwoordigers van de sector voorgestelde herziening van de vrijwillige overeenkomst beoordeeld en geconcludeerd dat deze herziening niet zou bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het actieplan voor de circulaire economie en niet als in overeenstemming met de richtsnoeren betreffende zelfregulering (27) kan worden beschouwd, met name wat betreft het mogelijke hergebruik van verbruiksgoederen. Zoals aangekondigd in het actieplan voor de circulaire economie zal de Commissie beginnen met de voorbereiding van regelgevende maatregelen voor deze productgroep.
De Commissie zet haar in het werkplan 2016-2019 aangekondigde horizontale werkzaamheden inzake ICT-producten voort door middel van een specifieke ICT-studie (28). Het eerste deel verschafte bewijsmateriaal voor de voorbereidende studie voorafgaand aan dit werkplan over de prestaties en de mogelijke besparingen van verschillende ICT-productgroepen (29). Het tweede deel zal betrekking hebben op het totale energieverbruik van ICT-producten (onder meer als gevolg van hun connectiviteit en datatransmissie), materiaalefficiëntie en gedragsaspecten, teneinde in voorkomend geval de meest efficiënte manieren te vinden om ze te reguleren. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met het tempo van de technologische ontwikkelingen in elke productgroepcategorie.
Tegelijkertijd blijft de Commissie werken aan energieslimme apparaten om het potentieel voor flexibiliteit aan de vraagzijde in de residentiële of dienstensectoren te ontwikkelen. Aangezien in eerdere studies werd vastgesteld dat interoperabiliteit het belangrijkste probleem is, wil de Commissie de coherente ontwikkeling van de markt en de naleving door de industrie van open normen op vrijwillige basis bevorderen (30). Deze werkzaamheden houden verband met verschillende andere actiegebieden, waaronder enkele die meer in detail zullen worden behandeld in het komende actieplan voor de digitalisering van de energiesector (31).
4.3. Specifieke taken die vereist zijn uit hoofde van de etikettering van banden
Op grond van de verordening inzake de etikettering van banden moet de Commissie een aantal specifieke taken uitvoeren, waaronder:
|
— |
uiterlijk in juni 2022 een gedelegeerde handeling vaststellen waarbij nieuwe informatievereisten voor coverbanden worden ingevoerd, mits een geschikte testmethode beschikbaar is. Er is echter nog geen methode beschikbaar, maar er wordt aan een testmethode gewerkt. Loopvlakvernieuwing biedt belangrijke mogelijkheden voor besparingen op olie en andere materialen; |
|
— |
een gedelegeerde handeling vaststellen inzake etikettering met betrekking tot slijtage/kilometrage, mits een geschikte testmethode beschikbaar is, waardoor wordt bijgedragen tot de bredere actie inzake microplastics van het actieplan voor de circulaire economie. Er is echter nog geen methode beschikbaar, maar er wordt aan een testmethode gewerkt; |
|
— |
het werk in verband met het op elkaar afstemmen van laboratoria met het oog op tests in het kader van de verordening inzake de etikettering van banden coördineren, dat ook belangrijke gevolgen heeft voor de EU-wetgeving inzake CO2-emissies van lichte en zware bedrijfsvoertuigen. Het meest recente verslag is gepubliceerd in december 2021 (32); |
|
— |
Hoewel de evaluatie van de verordening gepland is voor 2025, heeft het bedrijfsleven aangegeven dat deze moet worden vervroegd, aangezien de schaalaanpassing, die oorspronkelijk door de Commissie was voorgesteld, maar bij de laatste herziening niet door het Parlement en de Raad is overgenomen, nu duidelijk nodig is. |
4.4. Indicatieve lijst van nieuwe energiegerelateerde productgroepen die moeten worden onderzocht
Dit werkplan is opgesteld na een gedetailleerde voorbereidende studie met een screening van talrijke gebieden waarop inspanningen mogelijk zijn en uitgebreide raadplegingen van burgers en belanghebbenden. Meer informatie is te vinden in het begeleidende document van de diensten van de Commissie.
Er is een lijst samengesteld van de 31 meest veelbelovende kandidaten voor verdere werkzaamheden (met inbegrip van producten die in het verleden al zijn onderzocht, maar tot dusver nog niet zijn gereguleerd) die in de voorbereidende studie zijn geïdentificeerd. Deze zouden samen, op basis van de voorlopige ramingen, in 2030 nieuwe besparingen tijdens de gebruiksfase kunnen opleveren van zo’n 1 000 PJ, of 278 TWh, d.w.z. ongeveer 2 % van het primaire energieverbruik in de EU in 2020 (33). Het geraamde potentieel met betrekking tot ingebedde energie in materialen is van dezelfde orde van grootte (en in hoge mate afhankelijk van de aannamen over de werkingssfeer en striktheid van horizontale maatregelen betreffende duurzaamheid, maar ook in verband met andere voordelen). Belangrijk is dat het effect in de loop van de tijd zal toenemen naarmate de voorraad producten geleidelijk wordt vervangen door eenheden die aan de nieuwe eisen voldoen. Uitgaande van de reeks van 31 producten werd een beperktere lijst (zie onderstaande tabel) vastgesteld met producten waarnaar de Commissie verkennend onderzoek wil doen. Er werd prioriteit gegeven aan de producten met het grootste potentieel op het gebied van energie- en/of materiaalefficiëntie, die tegelijkertijd goed scoorden op andere criteria en waarbij de feedback van belanghebbenden geen grote twijfel deed rijzen over de vooruitzichten op succes, zoals hieronder uiteengezet.
|
Productgroep |
Energiebesparingspotentieel 2030 (in verband met de gebruiksfase of materiaalefficiëntie) |
Overwegingen (34) |
|
Lagetemperatuurstralers (radiatoren, convectoren enz.) |
170 petajoule (PJ) (gebruiksfase) |
Grootste energiebesparingspotentieel, belangrijk voor de renovatiegolf / het koolstofvrij maken van gebouwen |
|
Professionele wasautomaten |
33 PJ (gebruiksfase) |
In het verleden onderzocht (35) en nu rijper geacht in het licht van de vorderingen bij de technische normalisatie |
|
Professionele vaatwasmachines |
20 PJ (gebruiksfase) |
In het verleden onderzocht (36) en nu rijper geacht in het licht van de vorderingen bij de technische normalisatie |
|
Universele externe stroomvoorzieningen (EPS) |
12-27 PJ (ingebed) |
Verband met het initiatief voor een universele oplader, wordt uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de bestaande EPS-verordening (37) |
|
Opladers van elektrische voertuigen |
11 PJ (gebruiksfase) |
Na 2030 stijgen de mogelijke besparingen tot bijna 76 PJ per jaar in 2050. Daarom is het redelijk om te overwegen eisen vast te stellen voordat grote aantallen potentieel inefficiënte opladers worden geïnstalleerd. |
5. Horizontale aspecten
5.1. Bijdrage aan de circulaire economie
Hoewel energie-efficiëntie uiteraard centraal staat bij de werkzaamheden inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, zijn andere aspecten in de loop van de tijd steeds meer in overweging genomen en verder geïntegreerd, met name sinds het eerste actieplan voor de circulaire economie (38). Naast bepaalde bestaande eisen inzake duurzaamheid omvatten verschillende in 2019 vastgestelde maatregelen (39) nieuwe elementen van de circulaire economie met eisen inzake repareerbaarheid, recycleerbaarheid, gemakkelijke demontage en hergebruik aan het einde van de levensduur (zie de voorbeelden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie).
Tegelijkertijd hebben het Europees Comité voor Normalisatie en het Europees Comité voor Elektrische Normalisatie (CEN-CENELEC) naar aanleiding van normalisatieverzoek M/543 (40) van de Commissie de laatste hand gelegd aan horizontale normen inzake aspecten van materiaalefficiëntie voor energiegerelateerde producten. Het gaat onder meer om horizontale normen (41) inzake duurzaamheid, recycleerbaarheid, mogelijkheden om te repareren, te hergebruiken en te upgraden, gerecycleerde inhoud enz. Zij kunnen de basis vormen voor de ontwikkeling van productspecifieke normen voor materiaalefficiëntie voor energiegerelateerde producten.
Op basis van de norm inzake de mogelijkheden om te repareren, te hergebruiken en te upgraden (EN 45554) heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie een reparatiescoresysteem ontwikkeld. De Commissie onderzoekt de mogelijkheden om dit in te voeren voor relevante producten, eventueel als informatie op het energielabel voor specifieke producten zoals smartphones en tablets. Dit werk is baanbrekend en zal naar alle waarschijnlijkheid de praktijken van de industrie wereldwijd gunstig beïnvloeden.
Daarnaast wordt de methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (MEErP — zie bijlage) momenteel herzien om bij de uitvoering van voorbereidende of evaluatiestudies voor specifieke productgroepen systematischer rekening te houden met aspecten van de circulaire economie.
Bij de komende werkzaamheden zal de tendens om meer nadruk te leggen op de circulaire economie worden voortgezet door relevante eisen te integreren op basis van de tot dusver opgedane ervaringen, met name met de uitvoering van de maatregelen van 2019. Dergelijke eisen zouden worden ondersteund door verbeteringen in de methodologie en mogelijkheden voor normalisatie, en zouden moeten bijdragen tot de overgang naar het nieuwe wetgevingskader inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten.
Met het oog op de toekomst zal de Commissie ook verder nagaan of het mogelijk en passend is meer productspecifieke eisen vast te stellen met betrekking tot de volgende aspecten:
|
Typologie van de eis |
Energiebesparingspotentieel 2030 (in verband met gebruik of materiaalefficiëntie) |
|
Gerecycleerde inhoud |
160 PJ (materiaalinhoud) |
|
Duurzaamheid, firmware en software |
Ten minste 175-1 052 PJ (materiaalinhoud) |
|
Schaarse, voor het milieu relevante en kritieke grondstoffen |
Groot potentieel van de hulpbronnen |
De eisen zijn theoretisch van toepassing op alle energiegerelateerde producten; er moeten specifieke voorbereidende studies worden verricht om te helpen bepalen welke productcategorieën het meest relevant zijn voor mogelijke regelgevende benaderingen.
5.2. Normalisatiewerkzaamheden
Voor de handhaving van eisen inzake ecologisch ontwerp of de etikettering van producten op basis van hun respectieve kenmerken zijn duidelijke definities nodig van de manier waarop de prestaties worden gedefinieerd en voor een bepaald product kunnen worden getest. Daartoe kunnen geharmoniseerde technische normen waarin geschikte testmethoden worden gedefinieerd, fabrikanten helpen om, als zij de daarin beschreven methoden toepassen, een “vermoeden van overeenstemming” te genieten om aan te tonen dat aan de wettelijke eisen is voldaan. Technische normalisatiewerkzaamheden vormen een essentieel, maar vaak over het hoofd gezien onderdeel van de uitvoering, en uit de recente ervaringen blijkt hoe belangrijk het is dat in een zo vroeg mogelijk stadium met deze werkzaamheden wordt gestart, tegelijk met de voorbereiding van de nieuwe of herziene verordeningen. Normalisatieverzoeken kunnen pas worden afgerond en goedgekeurd nadat de desbetreffende verordeningen inzake ecologisch ontwerp of etikettering zijn vastgesteld. In het ideale geval wordt eerder begonnen met de uitwerking ervan, zodat zij tijdig kunnen worden voltooid na de vaststelling van de verordeningen, gelet op de ongeveer 27 maanden die doorgaans nodig zijn voor de ontwikkeling van een norm zelf. Het totale proces duurt doorgaans beduidend langer, met onder andere de voorafgaande goedkeuring van het normalisatieverzoek en de daaropvolgende beoordeling en goedkeuring van de normen voor de bekendmaking in het Publicatieblad. Wanneer er ten tijde van de goedkeuring geen geharmoniseerde Europese normen voor alle relevante aspecten beschikbaar zijn, moeten er wellicht overgangsmethoden in de uitvoeringsmaatregelen worden opgenomen.
Er moeten nieuwe normalisatieverzoeken worden opgesteld voor de meeste, zo niet alle nieuwe of herziene verordeningen die in voorbereiding zijn. Onlangs zijn er verzoeken ingediend, of er worden momenteel verzoeken voorbereid, voor verlichting, elektronische beeldschermen, commerciële koeling en huishoudelijke koeling. Voor verschillende andere productgroepen zijn op basis van oudere mandaten ontwerpnormen ontwikkeld.
5.3. Het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL)
Het Europees productregister voor energie-etikettering (EPREL) is een door de Commissie opgerichte en beheerde databank. Sinds 1 januari 2019 zijn leveranciers (fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers) wettelijk verplicht om aan energie-etiketteringsvoorschriften onderworpen producten in EPREL te registreren alvorens ze in Europa in de handel te brengen.
Overeenkomstig de wetgeving heeft EPREL de volgende doelen:
|
— |
het publiek informatie verstrekken over in de handel gebrachte producten, de energielabels ervan en productinformatiebladen; |
|
— |
de markttoezichtautoriteiten ondersteunen bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van de wetgeving inzake energie-etikettering (en de etikettering van banden), met inbegrip van de handhaving daarvan; |
|
— |
de Commissie actuele informatie verstrekken over de energie-efficiëntie van producten met het oog op de herziening van energielabels. |
Na de lancering van de “bètaversie” van de openbare interface (42) in maart 2022 zal informatie uit EPREL in toenemende mate ook de uitvoering van ander Green Deal-beleid ondersteunen. EPREL-gegevens vormen voortaan het logische uitgangspunt voor beoordelingen waarvan de energie-etiketklassen de “hoogste twee significant meest bevolkte” klassen zijn, of hogere klassen, voor een bepaald product. Dit is een criterium dat nu wordt gebruikt voor het operationaliseren van verschillende beleidsmaatregelen van de EU, onder meer met betrekking tot overheidsstimulansen (43), duurzame investeringen uit de particuliere sector (44), groene overheidsopdrachten (45) en verlaagde btw-tarieven voor bepaalde producten met een energielabel die voldoen aan specifieke criteria voor energielabels en, indien van toepassing, lage deeltjesemissies (46).
EPREL biedt ook functies die de naleving door leveranciers en detailhandelaren vergemakkelijken. Leveranciers kunnen ervoor kiezen gebruik te maken van de ingebouwde etikettengenerator om op basis van de opgegeven waarden voor de prestaties en kenmerken van het product grafische etiketafbeeldingen te verkrijgen in een formaat dat aan de eisen voldoet. Detailhandelaren kunnen verwijzen naar EPREL, onder meer via applicatieprogramma-interfaces (API’s), wanneer zij etiketten of productinformatiebladen online weergeven, waardoor de inspanningen om actuele, samenhangende en meertalige informatie te presenteren tot een minimum worden beperkt.
Hoewel EPREL operationeel is, zijn er belangrijke functionaliteiten die in 2022 moeten worden aangepakt om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken. Hierbij gaat het onder meer om:
|
— |
een speciaal webportaal dat het centrale toegangspunt zal zijn, met gerichte informatie voor burgers, nationale autoriteiten, leveranciers, handelaren en beleidsmakers (tweede/derde kwartaal); |
|
— |
verbetering van de gebruikersinterface en de instrumenten waarover de markttoezichtautoriteiten beschikken om hun activiteiten beter te stroomlijnen (derde kwartaal); |
|
— |
verandering van de structuur van de technische documentatie om de registratieactiviteiten van leveranciers te stroomlijnen en de analyse ervan door nalevingsautoriteiten te vergemakkelijken (eerste tot en met derde kwartaal); |
|
— |
beginnen met de uitvoering van de herziene verordeningen voor sommige productgroepen en eventueel nieuwe producten toevoegen (fotovoltaïsche panelen, smartphones/tablets) (vierde kwartaal). |
Daarnaast moet worden nagedacht over de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van toegang tot EPREL of enkele functies ervan aan exploitanten en eventueel autoriteiten uit specifieke derde landen, met name die welke deel uitmaken van de douane-unie of de Energiegemeenschap. Dergelijke ontwikkelingen zullen echter zorgvuldig moeten worden voorbereid, waarbij de gevolgen ervan moeten worden geanalyseerd en de concrete modaliteiten — uiteindelijk — moeten worden uitgerold, wat niet op zeer korte termijn mogelijk is.
5.4. Markttoezicht en ondersteuning van marktdeelnemers
Doeltreffend markttoezicht is cruciaal om ervoor te zorgen dat de regels naar behoren worden gehandhaafd, dat de verwachte voordelen worden gerealiseerd, dat een gelijk speelveld voor bedrijven wordt gewaarborgd, dat aan consumenten betrouwbare productinformatie wordt verstrekt en dat zowel burgers, regelgevende instanties als bedrijven vertrouwen hebben in het kader.
Markttoezicht is een nationale bevoegdheid en er zijn weinig gegevens over handhaving en naleving beschikbaar omdat er momenteel geen rapportageverplichting bestaat. Volgens de beschikbare gegevens, en zoals bevestigd door de controle inzake ecologisch ontwerp van de Europese Rekenkamer van 2020, is niet-naleving een groot probleem. Bij door de EU gefinancierde markttoezichtprojecten worden vaak bij een hoog tweecijferig percentage van de producten problemen in verband met de naleving geconstateerd (zowel met betrekking tot formele als inhoudelijke aspecten) (47), maar hierbij gaat het ook om gevallen van formele niet-naleving van relatief gering belang die door vrijwillige maatregelen kunnen worden verholpen (bv. een verkeerde waarde in het productinformatieblad) en niet alleen om ernstige problemen zoals het niet voldoen aan de minimumeis inzake ecologisch ontwerp. In totaal gaat naar schatting ten minste 10 % van de potentiële energiebesparingen als gevolg van ecologisch ontwerp en energie-etikettering verloren door niet-naleving, wat neerkomt op 15,3 Mtoe primaire energie per jaar in 2020 (of 178 TWh) en 6,4 miljard EUR aan jaarlijkse uitgaven voor consumenten aan energierekeningen (op basis van energieprijsniveaus van 2020). Dit komt overeen met 31 Mt CO2-eq. extra emissies per jaar en leidt tot aanzienlijke inkomsten- en banenverliezen voor de industrie. Deze cijfers wijzen erop dat elke verhoging van de bescheiden middelen die de lidstaten aan nationaal markttoezicht op ecologisch ontwerp en energie-etikettering besteden, zeer kosteneffectief zou zijn in termen van gegenereerde opbrengsten.
In de komende periode zal de Commissie haar steun aan de lidstaten opvoeren om bij te dragen tot een effectievere en uniformere uitoefening van markttoezicht op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering. Dit omvat:
|
— |
voortdurende verbetering van IT-instrumenten zoals het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (48) (ICSMS) en EPREL, en ondersteuning van andere instrumenten, bv. die waarmee uitdagingen in verband met markttoezicht op elektronische handel en nieuwe toeleveringsketens kunnen worden aangepakt; |
|
— |
technische en logistieke ondersteuning van de groepen voor administratieve samenwerking; |
|
— |
financiering van gezamenlijke of gecoördineerde acties en campagnes; |
|
— |
op politiek niveau overleg plegen met de lidstaten over manieren om het markttoezicht te verbeteren, met inbegrip van het niveau van de middelen die zij ter beschikking stellen; |
|
— |
nieuwe wettelijke bepalingen voorstellen om het markttoezicht te verbeteren, in het kader van de voorgestelde verordening inzake ecologisch ontwerp (zie het initiatief voor duurzame producten); |
|
— |
andere relevante activiteiten, zoals gepland in het werkprogramma van het Europees netwerk voor productconformiteit (EUPCN) voor 2021-2022, waarbij ook douaneautoriteiten worden betrokken. |
De Commissie zal ook op verschillende manieren de inspanningen van de marktdeelnemers om aan de eisen te voldoen blijven ondersteunen, bv. met behulp van functionele mailboxen waar vragen naartoe kunnen worden gestuurd, met specifieke richtsnoeren, veelgestelde vragen, informatie op de website van de Commissie enz. Zij zal tevens de mogelijkheid onderzoeken van het verstrekken van EU-financiering voor het opzetten van een door het bedrijfsleven gestuurde faciliteit voor ondersteuning van de naleving, met het oog op het stimuleren van proactieve bewustwordingscampagnes en het verlenen van tijdige en gerichte bijstand om leveranciers en detailhandelaren te helpen hun verplichtingen beter te begrijpen en na te komen.
5.5. Internationale aspecten en samenwerking
De beleidsmaatregelen van de EU inzake ecologisch ontwerp en met name energie-etikettering, en de daarmee verband houdende technische normen en testprocedures voor gereguleerde producten, hebben een grote positieve invloed gehad in derde landen tot ver buiten de EU (49).
Enerzijds passen verschillende belangrijke handelspartners van de EU de EU-regels inzake ecologisch ontwerp en/of etikettering systematisch toe in het kader van hun uiteenlopende betrekkingen met de EU. Dit is met name het geval in het kader van de EER, de douane-unie met Turkije en de Energiegemeenschap. Anderzijds moeten fabrikanten in andere grote exporterende landen hoe dan ook voldoen aan de EU-voorschriften om goederen in de EU in de handel te kunnen brengen, wat dan weer aanleiding kan geven tot en bevorderlijk kan zijn voor het vaststellen van binnenlandse eisen die volledig of gedeeltelijk in overeenstemming zijn met die van de EU. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de EU de toepasselijke regels op dit gebied op het niveau van de WTO blijft naleven.
Internationale samenwerking op het gebied van productefficiëntie speelt ook een rol voor de snelheid en richting van de ontwikkelingen in de programma’s overal ter wereld. Sommige jurisdicties in derde landen achten het nuttig soortgelijke of identieke eisen toe te passen om te profiteren van het vele werk dat reeds in de ontwikkeling van de EU-regels is gaan zitten. Tegelijkertijd is de EU allerminst toonaangevend op álle gebieden of ten aanzien van álle producten, dus kan ook zij profiteren en leren van elders geleverde inspanningen. Bovendien kan convergentie van de regelgeving zorgen voor verlichting van de aan de nalevings- en conformiteitsbeoordeling verbonden kosten voor EU-bedrijven die belangrijke exportmarkten en de EU-markt bedienen. Om dergelijke wederzijds voordelige uitwisselingen te bevorderen, zal de Commissie doorgaan met haar steun en deelname aan gevestigde internationale multilaterale fora voor productbeleid, zoals het programma voor technologische samenwerking “Energy Efficient End-use Equipment (4E)” van het Internationaal Energieagentschap (50) en het initiatief “Super-efficient Equipment and Appliances Deployment (SEAD)” (51). Ook wordt bilaterale samenwerking nagestreefd om de toepassing van beste praktijken op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering in partnerlanden te versnellen en de convergentie van de regelgeving wereldwijd verder te bevorderen.
6. Conclusie
Het EU-programma voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering is een van ’s werelds grootste en langstlopende programma’s voor apparaten, waarmee de kracht van de eengemaakte markt in de EU en daarbuiten wordt benut ten voordele van consumenten, bedrijven en het milieu.
Ecologisch ontwerp / energie-etikettering levert een vitale en toenemende bijdrage aan de doelstellingen van de Europese Green Deal en Fit for 55, en aan consumenten die te maken hebben met hoge energieprijzen en die anders een veel hogere energierekening hadden gehad: bij het huidige prijsniveau wordt geschat dat het bestaande beleid voor de energieverbruikers in de EU een besparing van meer dan 250 miljard EUR per jaar zal opleveren.
Door te investeren in het nastreven en versterken van dit programma om de ambities en middelen beter op elkaar af te stemmen, wordt er ook geïnvesteerd in een veerkrachtigere EU die beter bestand is tegen toekomstige energieprijzencrises en uitdagingen op het gebied van de voorzieningszekerheid in verband met de afhankelijkheid van de EU van ingevoerde fossiele brandstoffen. Evenzo draagt de toenemende aandacht voor materiaalefficiëntie, bv. de recycleerbaarheid, bij tot veerkrachtigere toeleveringsketens in de EU.
Versterking van de internationale samenwerking, zowel op multilateraal als op bilateraal niveau, is noodzakelijk om het tempo waarmee wereldwijd programma’s voor energie-efficiëntie van producten ingang vinden, op te voeren en kan ook bijdragen tot een betere convergentie van de regelgeving ten voordele van de EU en de partnerlanden.
Het Europees productregister voor energie-etikettering, EPREL, zorgt voor ongekende markttransparantie en biedt nieuwe mogelijkheden om consumenten in de EU mondiger te maken en met hen samen te werken. Het zal in toenemende mate ook een praktisch instrument zijn voor het operationaliseren van onlangs ingevoerde voorwaarden met betrekking tot productprestaties in ander EU-beleid (groene taxonomie, groene overheidsopdrachten krachtens de energie-efficiëntierichtlijn, overheidsstimulansen, btw-richtlijn).
Dit beleidsterrein biedt nog steeds aanzienlijke mogelijkheden voor extra, zeer kosteneffectieve voordelen voor EU-consumenten, minder luchtverontreiniging en energie-/CO2-besparingen die anders wellicht door ander beleid op EU- of nationaal niveau zouden moeten worden gerealiseerd. Er zijn echter grote inspanningen nodig om de bestaande regels tijdig te evalueren, steun te verlenen voor correcte toepassing/handhaving, EPREL te ontwikkelen en de regulering van nieuwe energiegerelateerde producten te onderzoeken.
De Commissie heeft daarom in het kader van het beleidspakket voor duurzame producten duidelijk aangegeven dat de middelen voor de uitvoering van het beleid inzake ecologisch ontwerp aanzienlijk moeten worden verhoogd als onderdeel van een ambitieuzer beleid voor duurzame producten, en verzoekt de lidstaten hetzelfde te doen wat betreft de nationale inspanningen op het gebied van markttoezicht.
(1) Aanbeveling (EU) 2021/1749 van de Commissie van 28 september 2021 over “energie-efficiëntie eerst”: van beginselen tot praktijk — Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten (PB L 350 van 4.10.2021, blz. 9).
(2) Zie ook COM(2021) 801 final — Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit.
(3) Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie.
(4) https://ec.europa.eu/environment/strategy/circular-economy-action-plan_nl
(5) Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(6) Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(7) COM(2008) 660 definitief.
(8) SWD(2012) 434 final.
(9) COM(2016) 773 final.
(10) Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere parameters, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1369 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1222/2009 (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 1).
(11) In 2020 werden in de EU-27 naar schatting circa 3 miljard producten verkocht die aan maatregelen zijn onderworpen, waarvan 1,5 miljard lichtbronnen, 880 miljoen elektronische producten, 350 miljoen banden en 240 miljoen andere producten.
(12) Ecodesign Impact Accounting (“EIA”) Report 2020: https://data.europa.eu/doi/10.2833/72143
Bij de EIA wordt gebruikgemaakt van gegevens van Eurostat, waaronder energiebalansen (nrg_bal_c) en uitgesplitst eindenergieverbruik in huishoudens — hoeveelheden (nrg_d_hhq).
(13) Achievements of Energy Efficiency Appliance and Equipment Standards and Labelling Programs: 2021 update: https://www.iea-4e.org/projects/eesl-achievements-reports/
(14) Eurobarometer-enquête 492, mei 2019: https://europa.eu/eurobarometer/surveys/detail/2238
(15) https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC127006
(16) https://ec.europa.eu/info/energy-climate-change-environment/standards-tools-and-labels/products-labelling-rules-and-requirements/energy-label-and-ecodesign_nl
(17) Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by-stand en de uit-stand (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45).
(18) SWD(2022) 101 final.
(19) Zie ook artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1369.
(20) Speciaal verslag nr. 01/2020: EU-maatregelen op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering: aanzienlijke vertragingen en niet-naleving doen afbreuk aan belangrijke bijdrage tot grotere energie-efficiëntie (PB C 18 van 20.1.2020, blz. 2).
(21) Arrest van het Gerecht van 8 november 2018 in zaak T-544/13 RENV.
(22) Arrest van het Gerecht van 8 december 2021 in zaak T-127/19.
(23) COM(2022) 31 final van 2 februari 2022.
(24) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8923-2021-INIT/nl/pdf
(25) COM(2021) 400 final van 12 mei 2021.
(26) Droogtrommels, ventilatie-eenheden, huishoudelijke kooktoestellen.
(27) Aanbeveling (EU) 2016/2125 van de Commissie van 30 november 2016 inzake richtsnoeren betreffende zelfregulering door de industrie op grond van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB L 329 van 3.12.2016, blz. 109).
(28) https://susproc.jrc.ec.europa.eu/product-bureau//product-groups/522/home
(29) Bijvoorbeeld over bedrijfsnetwerkapparatuur, kleine netwerkapparatuur voor thuis en op kantoor, onderling verbonden thuisaudio en -video.
(30) https://ses.jrc.ec.europa.eu/development-of-policy-proposals-for-energy-smart-appliances
(31) https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13141-Digitalisering-van-de-energiesector-EU-actieplan_nl
(32) https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/energy_climate_change_environment/standards_tools_and_labels/documents/egla_report_2021_final.pdf
(33) Deze besparingen mogen niet worden gecumuleerd met de cijfers in het werkplan 2016-2019 voor hetzelfde jaar.
(34) Zie voor meer informatie het werkdocument van de diensten van de Commissie.
(35) Voor het eerst genoemd in het werkplan 2012.
(36) Ibidem.
(37) Hoewel externe stroomvoorzieningen al gereguleerd zijn, worden “universele” externe stroomvoorzieningen als een nieuwe productgroep aangeduid, vanwege de relevantie en specificiteit van de analyse die nodig is om de noodzakelijke criteria/kenmerken af te leiden. Informatie over de lopende evaluatie is te vinden op: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13351-External-power-supplies-ecodesign-&-information-requirements-review-_nl
(38) COM(2015) 614 final.
(39) https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_19_5895
(40) https://ec.europa.eu/growth/tools-databases/mandates/index.cfm?fuseaction=search.detail&id=564
(41) https://standards.cencenelec.eu/dyn/www/f?p=205:32:0::::FSP_ORG_ID,FSP_LANG_ID:2240017,25&cs=10B7B067CC7107748A52C1C034BB4CFD3
(42) https://eprel.ec.europa.eu
(43) Zie artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1369.
(44) Zie de EU-taxonomie voor duurzame activiteiten en het proefproject voor de duurzaamheidsgarantie van het EIF in het kader van het kmo-loket van InvestEU.
(45) Zie bijlage IV bij de voorgestelde herziening van de richtlijn energie-efficiëntie.
(46) Zie het nieuwe punt 22) dat is toegevoegd aan bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14754-2021-INIT/nl/pdf
(47) Dit was bijvoorbeeld het geval voor koelkasten die in 2018-2019 werden geïnspecteerd in het kader van het EEPLIANT2-project. De voorlopige resultaten van het EEPLIANT3-project in november 2021 bevestigen dit grotendeels: bij 75 % van de geïnspecteerde producten werden problemen geconstateerd met de technische documentatie of met online-etiketteringsvoorschriften, waarbij evenwel wordt opgemerkt dat de cijfers mogelijk niet volledig representatief zijn vanwege de op risico gebaseerde aanpak die doorgaans bij de bemonstering van producten wordt gebruikt.
(48) https://ec.europa.eu/growth/single-market/goods/building-blocks/information-and-communication-system-market-surveillance_nl
(49) Study on Impacts of the EU’s Ecodesign and Energy/Tyre Labelling Legislation on Third Jurisdictions, Waide et al, https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/201404_ieel_third_jurisdictions.pdf
(50) https://www.iea-4e.org/
(51) https://www.superefficient.org/
BIJLAGE
Methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (MEErP)
De methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (Methodology for Ecodesign of Energy-related Products, MEErP) is ontwikkeld om operationele richtsnoeren te bieden aan de Europese Commissie en contractanten en hen te voorzien van technische bijstand bij de uitvoering van de voorbereidende studie voor het ecologisch ontwerp van een product. De volledige methodologierapporten en het berekeningsmodel zijn online beschikbaar (1). De MEErP heeft in de loop van de tijd een ontwikkeling doorgemaakt, in samenspraak met belanghebbenden. De administratieve en juridische fasen na de voorbereidende studie vallen niet onder de MEErP. Niettemin is de MEErP zo ontworpen dat de output ervan kan worden geïntegreerd in een effectbeoordeling van de Europese Commissie.
De MEErP bestaat uit zeven taken. De eerste vier taken betreffen het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van een eerste analyse. Zij hebben betrekking op:
|
— |
Taak 1 — Toepassingsgebied (productdefinities, normen en wetgeving); |
|
— |
Taak 2 — Markten (economische en marktanalyse, met inbegrip van aantallen en prijzen); |
|
— |
Taak 3 — Gebruikers (productvraagzijde, consumentengedrag en lokale infrastructuur); |
|
— |
Taak 4 — Technologieën (productaanbodzijde, met inbegrip van de beste beschikbare technologie (BBT) en de beste nog niet beschikbare technologie (BNBT)). |
Naast het leveren van input voor de taken 5 tot en met 7 zijn de taken 1 tot en met 4 ook bedoeld voor capaciteitsopbouw. De verslagen van de taken 1 tot en met 4 bieden beleidsmakers en belanghebbenden de context om elkaars problemen te begrijpen en deel te nemen aan een dialoog.
|
— |
Taak 5 — Milieu & economie (levenscyclusanalyse & levenscycluskosten van de basissituatie (2)); |
|
— |
Taak 6 — Ontwerpopties (verbeteringspotentieel); |
|
— |
Taak 7 — Scenario’s (beleids-, scenario-, impact- en gevoeligheidsanalyse). |
De taken 5 tot en met 7 zijn bedoeld om te analyseren of, en zo ja, welke eisen inzake ecologisch ontwerp moeten worden vastgesteld voor het energiegerelateerde product in kwestie. In taak 5 wordt de “basissituatie” geïdentificeerd aan de hand van een samenvatting van de resultaten van de taken 1 tot en met 4. De basissituatie is een weloverwogen abstractie van de werkelijkheid en het referentiepunt voor de beoordeling van het verbeteringspotentieel en de beleids-, scenario-, impact- en gevoeligheidsanalyse.
De ontwerpopties, de gevolgen ervan voor de levenscycluskosten voor de consument, de ecologische kosten en baten, de oplossing met de laagste levenscycluskosten en de BBT worden vastgesteld in taak 6. De BBT geeft een streefcijfer voor de middellange termijn aan dat geschikt zou kunnen zijn voor stimulerende maatregelen in plaats van verplichte minimumeisen. De BNBT geeft mogelijkheden op lange termijn aan en helpt bij het bepalen van de precieze werkingssfeer en definitie van mogelijke maatregelen.
Bij taak 7 worden de resultaten van de vorige taken samengebracht om na te gaan welke beleidsmiddelen geschikt zijn om het verbeteringspotentieel te kunnen benutten. Er worden scenario’s gecreëerd met prognoses tot 2050, waarbij de haalbare verbeteringen ten opzichte van een scenario met ongewijzigd beleid worden gekwantificeerd. De resultaten worden vergeleken met de EU-doelstellingen en met de maatschappelijke kosten van het behalen van het voordeel op een andere manier. De gevolgen voor de consumenten (koopkracht, maatschappelijke kosten) en de industrie (werkgelegenheid, winstgevendheid, concurrentievermogen, investeringsniveau) worden geraamd, waarbij de typische ontwerpcyclus in de productsector expliciet wordt beschreven en toegelicht. Ten slotte wordt de robuustheid van de resultaten onderzocht aan de hand van een gevoeligheidsanalyse van de belangrijkste parameters.
Voor de geldigheid van de beoordelingen en de meerwaarde van het wetgevingsvoorstel dat eruit voortvloeit, is het belangrijk dat de methodologie regelmatig wordt bijgewerkt. De huidige methodologie heeft in de loop van de tijd een ontwikkeling doorgemaakt via periodieke evaluaties, in samenspraak met belanghebbenden, die tot periodieke aanpassingen hebben geleid.
De huidige versie van de MEErP is sinds 2013 in gebruik (3) en de huidige versie 3.06 van de Ecoreport-tool sinds 2014 (4). Er wordt nu gewerkt aan een evaluatie in het kader waarvan, waar nodig, de bij de analyse gebruikte gegevens worden geactualiseerd en ervoor wordt gezorgd dat de MEErP geschikt blijft voor het beoogde doel, overeenkomstig recente beleidsontwikkelingen. Het herzieningsproces wordt beheerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en de details van het lopende proces en de betrokkenheid van de belanghebbenden zullen worden gepubliceerd (5).
(1) Methodology for Ecodesign of Energy-related Products — MEErP 2011 — Methodology Report — Part 1: Methods, https://ec.europa.eu/docsroom/documents/26525?locale=nl ; Methodology for Ecodesign of Energy-related Products — MEErP 2011 — Methodology Report — Part 2: Environmental policies and data, https://ec.europa.eu/docsroom/documents/26526?locale=nl ; EcoReport Calculations’ template: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/5308/attachments/1/translations?locale=nl
(2) Een of meer gemiddelde EU-producten of een representatieve productcategorie moeten worden gekozen als “basissituatie” voor de hele EU-27.
(3) SWD(2012) 434 final: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/9952/attachments/1/translations/en/renditions/pdf
(4) Materiaalefficiëntiestudie voor MEErP (gepubliceerd in december 2013) op: https://ec.europa.eu/growth/industry/sustainability/sustainable-product-policy-ecodesign_nl , Ecoreport-tool beschikbaar op: https://ec.europa.eu/docsroom/documents/5308/attachments/1/translations?locale=nl
(5) https://susproc.jrc.ec.europa.eu/product-bureau/product-groups/521/home
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/13 |
Wisselkoersen van de euro (1)
3 mei 2022
(2022/C 182/02)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,0556 |
|
JPY |
Japanse yen |
137,06 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4403 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,84130 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
10,3978 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,0272 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
137,60 |
|
NOK |
Noorse kroon |
9,9090 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
24,662 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
382,15 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,6925 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,9475 |
|
TRY |
Turkse lira |
15,6941 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4825 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,3570 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
8,2838 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,6366 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,4605 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 335,64 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
16,8303 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
6,9759 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,5555 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
15 288,47 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,5956 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
55,455 |
|
RUB |
Russische roebel |
|
|
THB |
Thaise baht |
36,387 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
5,3143 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
21,5025 |
|
INR |
Indiase roepie |
80,8420 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
Rekenkamer
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/14 |
Advies nr. 1/2022
(uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, VWEU)
over het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
(2022/C 182/03)
De Europese Rekenkamer heeft haar “Advies nr. 1/2022 “(uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, VWEU) over het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen” gepubliceerd.
Het advies kan rechtstreeks worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer:
https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=61068
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/15 |
Samenvatting van het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming inzake de twee voorstellen voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, inzake nauwere samenwerking en verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal te ondertekenen en te ratificeren
(De volledige tekst van dit advies is beschikbaar in het Engels, Frans en Duits op de EDPS-website: www.edps.europa.eu.)
(2022/C 182/04)
Op 25 november 2021 heeft de Commissie uit hoofde van artikel 16, artikel 82, lid 1, en artikel 218, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie twee voorstellen voor een besluit van de Raad vastgesteld, waarbij de lidstaten worden gemachtigd het aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken in het belang van de Europese Unie respectievelijk te ondertekenen en te ratificeren. In de bijlage bij de voorstellen worden de richtsnoeren van de Raad voor de voorbehouden, verklaringen en mededelingen bij het ondertekenen en ratificeren van het protocol uiteengezet.
Het onderzoeken en vervolgen van criminaliteit is een legitiem doel en internationale samenwerking, met inbegrip van de uitwisseling van informatie, is daarbij belangrijker dan ooit tevoren. Zoals de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming al lang aanvoert, heeft de EU behoefte aan duurzame regelingen voor de uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen voor rechtshandhavingsdoeleinden die volledig verenigbaar zijn met de EU-Verdragen en het Handvest van de grondrechten. Zelfs bij het onderzoeken van binnenlandse aangelegenheden hebben rechtshandhavingsautoriteiten steeds vaker te maken met “grensoverschrijdende situaties”, omdat de desbetreffende informatie elektronisch is opgeslagen in een derde land. Door het toenemende aantal verzoeken en het vluchtige karakter van digitale informatie komen bestaande samenwerkingsmodellen, zoals verdragen betreffende wederzijdse rechtshulp, onder druk te staan. De EDPS begrijpt dat autoriteiten verwikkeld zijn in een race tegen de klok om de nodige gegevens te verkrijgen voor hun onderzoek, en hij ondersteunt de pogingen om nieuwe samenwerkingsmodellen te ontwikkelen, onder meer in het kader van samenwerking met derde landen.
Het protocol heeft tot doel de traditionele samenwerkingskanalen te verbeteren en bevat bepalingen om de rechtstreekse samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en serviceproviders in een grensoverschrijdende context te verbeteren. In het bijzonder moet het protocol leiden tot een nauwere samenwerking op het gebied van cybercriminaliteit en bij het verzamelen van elektronisch bewijsmateriaal met betrekking tot strafbare feiten voor specifieke strafrechtelijke onderzoeken of procedures.
Hoewel hij zich ervan bewust is dat het niet mogelijk is om de terminologie en definities uit de EU-wetgeving volledig over te nemen in een multilaterale internationale overeenkomst, benadrukt de EDPS dat er gepaste waarborgen voor personen moeten worden geboden om ten volle te voldoen aan het Unierecht.
De beginselen van gegevensbescherming, zoals billijkheid, nauwkeurigheid en relevantie van informatie, onafhankelijk toezicht en individuele rechten van personen, zijn voor publieke organen net zo betekenisvol als voor particuliere bedrijven. Deze grondbeginselen zijn des te belangrijker gezien de gevoeligheid van de gegevens die voor strafrechtelijke onderzoeken zijn vereist.
Dit advies is bedoeld om de EU-instellingen te voorzien van een objectieve analyse en constructief advies nu de Raad de voorstellen van de Commissie tot ondertekening en ratificatie van het protocol bestudeert en voordat het Europees Parlement wordt verzocht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol te hechten.
De EDPS is ingenomen met het feit dat er in de definitieve tekst van het protocol geen bepaling inzake directe toegang tot gegevens door rechtshandhavingsinstanties is opgenomen. Hij stelt ook met tevredenheid vast dat het protocol een specifiek artikel over de bescherming van persoonsgegevens bevat. Bovendien is de EDPS verheugd over het grote aantal waarborgen die in het protocol zijn opgenomen.
De EDPS begrijpt dat in het kader van de in het protocol beschreven bepalingen met betrekking tot samenwerking tussen autoriteiten is bevestigd dat de raamovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van toepassing zal zijn op doorgiften van de EU naar de Verenigde Staten van Amerika. De EDPS betreurt deze uitkomst.
Ingeval er een besluit van de Raad wordt goedgekeurd waarin de lidstaten worden gemachtigd om in het belang van de Unie het protocol respectievelijk te ondertekenen en te ratificeren, verwelkomt de EDPS de voorstellen van de Commissie om de lidstaten in het belang van de Unie de verklaring te laten afleggen of kennisgevingen of mededelingen te laten doen als bedoeld in artikel 7, lid 2, punt b), en lid 5, punten a) en e), van het protocol. Deze voorstellen waarborgen dat serviceproviders in de Unie uitsluitend een verzoek tot doorgifte van persoonsgegevens kunnen ontvangen op basis van bevelen die in het verzoekende derde land dat partij is bij het protocol zijn uitgevaardigd door of onder toezicht van een aanklager of andere justitiële autoriteit, of onder onafhankelijk toezicht en onder zeggenschap van een bevoegde autoriteit binnen de aangezochte lidstaat.
De EDPS is ook ingenomen met het voorstel om de lidstaten de verklaring te laten afleggen uit hoofde van artikel 8, lid 4, van het protocol (inzake de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten voor de uitvoering van bevelen om abonnee-informatie en verkeersgegevens te verstrekken), teneinde te waarborgen dat er aanvullende ondersteunende informatie is vereist om bevelen uit hoofde van deze bepaling uit te voeren.
Daarnaast doet de EDPS met betrekking tot de toekomstige besluiten van de Raad – ingeval het protocol door de lidstaten in het belang van de Unie wordt ondertekend en geratificeerd – de onderstaande aanbevelingen.
|
— |
Bepaalde gegevens in de categorie “abonneegegevens” zoals bedoeld in het Verdrag inzake cybercriminaliteit kunnen krachtens het Unierecht worden aangemerkt als verkeersgegevens. Dit vormt een drastische inmenging in de grondrechten van de betrokkene en de toegang tot die gegevens is alleen te rechtvaardigen indien er sprake is van de bestrijding van ernstige criminaliteit. Anders dan in het voorstel van de Commissie het geval is, raadt de EDPS dan ook aan dat de lidstaten zich het recht voorbehouden om artikel 7 van het protocol inzake de rechtstreekse verstrekking van abonneegegevens door serviceproviders aan de bevoegde autoriteiten van een ander land met betrekking tot bepaalde typen toegangsnummers zoals bepaald in artikel 7, lid 9, punt b), niet toe te passen. |
|
— |
Met het oog op artikel 7, lid 5, punt e), van het protocol dienen de lidstaten een justitiële of andere onafhankelijke autoriteit aan te wijzen. |
|
— |
Met betrekking tot de raamovereenkomst tussen de EU en de VS dient de voorgestelde kennisgeving door de lidstaten aan de autoriteiten van de Verenigde Staten te worden verduidelijkt op het moment van ondertekening of bij de neerlegging van de akte van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring. |
|
— |
De voorgestelde overweging aangaande andere overeenkomsten of regelingen uit hoofde van artikel 14, lid 1, punt c), van het protocol die mogelijk de bepaling inzake gegevensbescherming van het protocol (artikel 14) vervangen, dient te worden gewijzigd. |
1. INLEIDING EN ACHTERGROND
|
1. |
In juni 2017 heeft de commissie Cybercrimeverdrag van de Raad van Europa het mandaat vastgesteld voor de voorbereiding van het tweede aanvullend protocol in de periode tussen september 2017 en december 2019 (1). |
|
2. |
Op 5 februari 2019 heeft de Commissie een aanbeveling (2) aangenomen voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie tot deelname, namens de Europese Unie, aan de onderhandelingen over een tweede aanvullend protocol (hierna: “het protocol”) (3) bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (hierna: “Verdrag inzake cybercriminaliteit”) (CETS nr. 185) (4). |
|
3. |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) heeft op 2 april 2019 advies uitgebracht over de aanbeveling (5). Bij besluit van 6 juni 2019 heeft de Raad van de Europese Unie de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie deel te nemen aan de onderhandelingen over het tweede aanvullend protocol (6). |
|
4. |
De commissie Cybercrimeverdrag heeft het mandaat tweemaal verlengd, eerst tot december 2020 en vervolgens tot mei 2021. De voorbereidende werkzaamheden voor het protocol door de commissie Cybercrimeverdrag (T-CY) vonden plaats tussen september 2017 en mei 2021. In deze periode werden meer dan negentig bijeenkomsten van de voltallige commissie, het redactiecomité en verschillende subgroepen georganiseerd, evenals zes overlegrondes met belanghebbenden. |
|
5. |
Het Europees Comité voor gegevensbescherming heeft in het kader van de openbare raadplegingen met betrekking tot het protocol bijdragen geleverd op 13 november 2019, 2 februari 2021 en 4 mei 2021 (7). |
|
6. |
In zijn resolutie uit 2021 over de EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk erkende het Europees Parlement de noodzaak om de werkzaamheden voor het protocol af te ronden (8). |
|
7. |
Op 17 november 2021 heeft het Comité van Ministers van de Raad van Europa het protocol aangenomen. Het wordt normaal gezien in mei 2022 opengesteld voor ondertekening. Wijzigingen aan het protocol kunnen derhalve uitsluitend worden voorgesteld door een partij bij het protocol en moeten worden goedgekeurd door het Comité van Ministers. Wijzigingen treden pas in werking nadat zij door alle partijen bij het protocol zijn aanvaard (9). |
|
8. |
De Europese Unie kan geen partij worden bij het protocol, aangezien zowel het protocol als het Verdrag inzake cybercriminaliteit alleen openstaan voor staten (10). |
|
9. |
Op 25 november 2021 heeft de Commissie twee voorstellen voor een besluit van de Raad vastgesteld uit hoofde van artikel 16, artikel 82, lid 1, en artikel 218, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (11). |
|
10. |
Volgens deze voorstellen (12) behoort het protocol tot een gebied dat voor een groot deel onder de gemeenschappelijke regels in de zin van artikel 3, lid 2, VWEU valt. Met deze voorstellen beoogt de Commissie twee besluiten van de Raad te verkrijgen tot machtiging van de lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, het protocol respectievelijk te ondertekenen en te ratificeren. Beide voorstellen gaan vergezeld van een bijlage (hierna: “de bijlage”) met instructies voor de lidstaten aangaande voorbehouden, verklaringen, kennisgevingen of mededelingen en andere overwegingen die kunnen worden gemaakt, afgelegd of gedaan op het moment van ondertekening en ratificatie van het protocol in het belang van de Europese Unie. Bij het voorstel betreffende ratificatie is als bijlage ook de tekst van protocol gevoegd. |
|
11. |
Indien de Raad besluit de lidstaten te machtigen om het protocol in het belang van de Unie te ondertekenen, dient hij ook een besluit vast te stellen tot machtiging van de lidstaten om het protocol in het belang van de Unie te ratificeren, na instemming van het Europees Parlement. Pas dan kan de overeenkomst worden gesloten. Het protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vijf partijen bij het Verdrag inzake cybercriminaliteit hun instemming door het protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, leden 1 en 2, van het protocol (13). |
|
12. |
Na de vaststelling van de voorstellen heeft de Europese Commissie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 (14) over beide voorstellen advies gevraagd aan de EDPS. In de overwegingen 12 en 13 van de voorstellen tot respectievelijk ratificatie en ondertekening van het protocol wordt naar dit advies verwezen. De EDPS benadrukt dat dit advies geen afbreuk doet aan eventuele aanvullende opmerkingen die hij op basis van verdere beschikbare informatie kan maken. |
7. CONCLUSIES
|
129. |
Gelet op de groeiende verspreiding van cybercriminaliteit en het toenemende belang van elektronisch bewijsmateriaal bij strafrechtelijke onderzoeken, en in het licht van de complexe procedures die moeten worden doorlopen om dergelijk bewijsmateriaal te verkrijgen wanneer dit zich niet binnen het rechtsgebied van de lidstaten bevindt, begrijpt de EDPS de behoefte van rechtshandhavingsinstanties om snel en effectief elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen zodat zij ervoor kunnen zorgen dat criminaliteit doeltreffend wordt aangepakt. |
|
130. |
De EDPS is er daarom voorstander van dat er wordt gezocht naar een internationale respons met passende waarborgen voor de problemen die zich in dit verband voordoen. |
|
131. |
Het protocol heeft zowel tot doel de traditionele samenwerkingskanalen te verbeteren als te voorzien in rechtstreekse, grensoverschrijdende samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en serviceproviders. Het bevat geen bepalingen voor directe toegang tot gegevens door rechtshandhavingsinstanties, wat de EDPS zeer verheugt. |
|
132. |
Hoewel hij zich ervan bewust is dat het niet mogelijk is om de terminologie en definities uit de EU-wetgeving volledig over te nemen in een multilaterale internationale overeenkomst, benadrukt de EDPS dat er gepaste waarborgen voor personen moeten worden geboden om ten volle te voldoen aan het Unierecht. |
|
133. |
De EDPS stelt met tevredenheid vast dat het protocol een specifiek artikel over de bescherming van persoonsgegevens bevat. Hij is ook ingenomen met het grote aantal waarborgen die in het protocol zijn opgenomen. |
|
134. |
De EDPS begrijpt dat in het kader van de in het protocol beschreven bepalingen met betrekking tot samenwerking tussen autoriteiten is bevestigd dat de raamovereenkomst van toepassing zal zijn op doorgiften van de EU naar de Verenigde Staten van Amerika. De EDPS betreurt deze uitkomst. |
|
135. |
Ingeval er een besluit van de Raad wordt goedgekeurd waarin de lidstaten worden gemachtigd om in het belang van de Unie het protocol respectievelijk te ondertekenen en te ratificeren, verwelkomt de EDPS de voorstellen van de Commissie om de lidstaten in het belang van de Unie de verklaring te laten afleggen of kennisgevingen of mededelingen te laten doen als bedoeld in artikel 7, lid 2, punt b), en lid 5, punten a) en e), van het protocol. Deze voorstellen waarborgen dat serviceproviders in de Unie uitsluitend een verzoek tot doorgifte van persoonsgegevens kunnen ontvangen op basis van bevelen die in het verzoekende derde land dat partij is bij het protocol zijn uitgevaardigd door of onder toezicht van een aanklager of andere justitiële autoriteit, of onder onafhankelijk toezicht en onder zeggenschap van een bevoegde autoriteit binnen de aangezochte lidstaat. |
|
136. |
De EDPS is ook ingenomen met het voorstel om de lidstaten de verklaring te laten afleggen uit hoofde van artikel 8, lid 4, van het protocol (inzake de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten voor de uitvoering van bevelen om abonnee-informatie en verkeersgegevens te verstrekken), teneinde te waarborgen dat er aanvullende ondersteunende informatie is vereist om bevelen uit hoofde van deze bepaling uit te voeren. |
|
137. |
De EDPS doet met betrekking tot de toekomstige besluiten van de Raad – ingeval het protocol door de lidstaten in het belang van de Unie wordt ondertekend en geratificeerd – de onderstaande aanbevelingen.
|
|
138. |
De EDPS benadrukt tot slot dat een aanklager van een lidstaat en derhalve ook het EOM uit hoofde van artikel 8 alleen een bevel mogen indienen of op basis van het bevel van een andere partij gegevens mogen doorgeven wanneer zij zich ervan hebben verzekerd dat een dergelijk bevel kan worden getoetst door een justitiële autoriteit of een onafhankelijk orgaan in de zin van de rechtspraak van het HvJ-EU. |
|
139. |
De EDPS staat ter beschikking van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement om gedurende dit proces verder advies te verstrekken. Dit advies doet geen afbreuk aan eventuele aanvullende opmerkingen die de EDPS op basis van verdere beschikbare informatie kan maken. |
Brussel, 20 januari 2022
Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI
(1) https://rm.coe.int/t-cy-terms-of-reference-protocol/1680a03690
(2) Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het deelnemen aan onderhandelingen over een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit (CETS nr. 185) (COM(2019) 71 final).
(3) https://rm.coe.int/1680a49dab (voorlopige versie zoals goedgekeurd door het Comité van Ministers).
(4) https://rm.coe.int/CoERMPublicCommonSearchServices/DisplayDCTMContent?documentId=0900001680081561
(5) Advies nr. 3/2019 van de EDPS van 2 april 2019 over deelname aan de onderhandelingen inzake een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit.
(6) Besluit van de Raad van 6 juni 2019 houdende machtiging van de Europese Commissie tot deelname, namens de Europese Unie, aan onderhandelingen over een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit (CETS nr. 185).
(7) Bijdrage van het EDPB aan de raadpleging over een ontwerp voor een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit (Verdrag van Boedapest) van 13 november 2019; Verklaring nr. 02/201 inzake nieuwe ontwerpbepalingen van het tweede aanvullende protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit (Verdrag van Boedapest), aangenomen op 2 februari 2021; Bijdrage van het EDPB aan de zesde overlegronde over het ontwerp voor een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit van 4 mei 2021.
(8) Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over de EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk.
(9) Artikel 21 van het protocol.
(10) Overweging 10 van de voorstellen voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, inzake nauwere samenwerking en verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal te ondertekenen en te ratificeren.
(11) Voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, inzake nauwere samenwerking en verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal te ondertekenen (COM(2021) 718 final).
Voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de lidstaten om, in het belang van de Europese Unie, het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, inzake nauwere samenwerking en verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal te ratificeren (COM(2021) 719 final).
Overeenkomstig de overwegingen 14 en 15 van het voorstel betreffende ondertekening en de overwegingen 13 en 14 van het voorstel betreffende ratificatie heeft Ierland de mogelijkheid niet deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit en neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
(12) Overweging 3 van de voorstellen.
(13) Artikel 16, lid 1. “[...] [P]artijen bij het verdrag [...] kunnen verklaren dat zij ermee instemmen erdoor gebonden te zijn, door:
|
a. |
te ondertekenen zonder voorbehoud van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring; of |
|
b. |
te ondertekenen met voorbehoud van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door ratificatie, aanvaarding of goedkeuring.” |
2. De akten van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.
V Bekendmakingen
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/20 |
Bekendmaking van een aanvraag tot registratie van een naam overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2022/C 182/05)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT
“Alubia de Anguiano”
EU-nr.: PDO-ES-02642 – 14.10.2020
BOB ( X ) BGA ( )
1. Naam
“Alubia de Anguiano”
2. Lidstaat of derde land
Spanje
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Het onder de beschermde oorsprongsbenaming “Alubia de Anguiano” vallende product bestaat uit de droge, gedopte bonen van de El Encinar-staakboon van de soort Phaseolus vulgaris L (familie Fabaceae) die in de gemeente Anuiano worden geproduceerd en verpakt.
De “El Encinar”-cultivar ontstond uit een reeks lokale ecotypen die in de loop der eeuwen werden geselecteerd door landbouwers die de productiviteit en kwaliteitskenmerken ervan wilden verbeteren. Het groeipatroon ervan is onbepaald met lange internodia en daarom moet de boon aan een staak worden vastgemaakt om zich naar behoren te ontwikkelen. De groeicyclus varieert van 120 tot 180 dagen.
“Alubia de Anguiano” is een peulvrucht met de volgende kenmerken: middelgroot, ovaal, paars of wijnkleurig, met een lage luminositeit en saturatie, dunhuidig, met een laag oxaalzuurgehalte (ongeveer 625 mg/kg) en een hoog waterabsorptiepercentage (minimaal 95 %) wanneer ze vóór het koken wordt geweekt. Hierdoor worden de bonen zachter en wordt de kooktijd korter, wat bevorderlijk is voor de culinaire waarde van het product.
|
Grootte |
Gemiddeld |
|
Breedte |
5,80 mm ± 0,5 mm |
|
Lengte |
10,95 mm ± 1 mm |
|
Dikte |
5,10 mm ± 0,5 mm |
|
Gewicht van 100 zaden (g) |
38,36 ± 1,19 |
|
Dichtheid g/cm3 |
1,37 ± 0,03 |
|
Hardheid (compressieproef) (N/mm2) |
0,58 ± 0,10 |
|
% waterabsorptie |
≥ 98 ± 3,29 |
|
Hardheid na weken (compressieproef) (N/mm2) |
0,07 ± 0,02 |
|
Hardheid (doorboringsproef) (N/mm2) |
6,41 ± 1,25 |
|
Hardheid na weken (doorboringsproef) (N/mm2) |
0,3 ± 0,03 |
|
Vorm |
Ovaal |
|
Helderheid |
Glanzend |
|
Kleur |
Purperachtig/wijnkleurig |
|
Spikkeling |
Geen |
|
Patroon |
Geen patroon |
De bonen moeten, wanneer ze worden verpakt, intact en gezond zijn en mogen geen gebreken vertonen, behalve zeer lichte spikkels op het oppervlak die geen afbreuk doen aan het algemene uiterlijk, de kwaliteit of de aanbiedingsvorm van de verpakking. Het vochtgehalte van de zaden mag niet meer dan 17 % bedragen. De zaden moeten groter zijn dan de gaatjes in een sorteerzeef van 5 mm.
De culinaire kwaliteit van “Alubia de Anguiano”, die samenhangt met de manier waarop het product tijdens het koken reageert, heeft een directe invloed op de karakteristieke smaak van het bereide product. De bonen vormen geen klonten, maar blijven heel en intact met een gladde boterachtige textuur. De huid is niet waarneembaar en het mondgevoel is zeer aangenaam.
Deze kenmerken zorgen ervoor dat de bonen zeer gewild zijn op de markt en zeer veelzijdig zijn en geschikt zijn voor creatieve kookstijlen. De bonen van “Alubia de Anguiano” zijn zeer gemakkelijk en snel te koken en breken niet, zelfs niet wanneer ze te lang worden gekookt.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
–
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
Alle processen die verband houden met de productie, het doppen, het drogen, het bewaren en de bereiding van de beschermde oorsprongsbenaming “Alubia de Anguiano” moeten plaatsvinden in het afgebakende geografische gebied.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Hoewel deze stappen na de productie plaatsvinden, worden de verpakking en etikettering aan de bron verricht door de geregistreerde marktdeelnemers van de benaming en worden ze als cruciaal beschouwd voor de kwaliteitsborging en voor het garanderen van voldoende traceerbaarheid en monitoring. De reden hiervoor is dat bonen gemakkelijk kunnen worden vermengd met bonen uit andere bronnen, dwergbonen, andere variëteiten of bonen die niet naar behoren zijn bewaard. Hierdoor wordt ook de reputatie van het product beschermd.
Het verpakken kan met de hand gebeuren of met behulp van automatische of semiautomatische weegtoestellen. Er worden verpakkingen met een nettogewicht van 0,5, 1, 2 en 3 kg gebruikt. Voor verkoop aan de horeca kunnen ook zakken van 5, 10 en 20 kg worden gebruikt.
Op voorwaarde dat wordt verwezen naar de BOB en dat er een adequaat monitoringsysteem bestaat om de traceerbaarheid van het product voor de eindverbruiker te waarborgen, is de mogelijkheid van herverpakking toegestaan en mogen individuele producenten bulkzendingen maken waarbij de etiketten achteraf worden aangebracht. In voorkomend geval moeten dergelijke praktijken worden aangemeld bij de beheersinstantie of anders bij de bevoegde autoriteit.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Het etiket van elke verpakkingseenheid moet genummerd zijn en het volgende vermelden: de naam van de beschermde oorsprongsbenaming “Alubia de Anguiano”, het logo ervan en (in een ander gezichtsveld) het jaar waarin de bonen zijn geoogst.
Alle producenten en verwerkers die aan de eisen van het productdossier voldoen, hebben toegang tot het specifieke logo voor het product.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het afgebakende geografische gebied bestrijkt de gemeente Anguiano (totale oppervlakte 90,89 km2), die gelegen is in het Sierra-district van de Rioja Alta.
5. Verband met het geografische gebied
De specifieke klimatologische en bodemgesteldheid in het afgebakende geografische gebied en de deskundigheid van de plaatselijke producenten en verwerkers zorgen ervoor dat er een causaal verband bestaat tussen de kenmerken en de kwaliteit van het product en de geografische omgeving.
Kwaliteit of kenmerken van het product
“Alubia de Anguiano”-bonen worden uitsluitend verkregen uit de variëteit “El Encinar” en verschillen van de bonen van andere rassen door de specifieke fysische kenmerken die in punt 3.2 zijn beschreven. Ze verschillen echter ook aanzienlijk van de bonen die in aangrenzende gebieden worden geteeld. De in het geografische gebied geteelde bonen zijn opmerkelijk vanwege hun aanzienlijke gewicht, dichtheid en reologische capaciteit (weerstand tegen vervorming of barsten) en hun hoge waterabsorptiecapaciteit wanneer ze vóór het koken worden geweekt.
Hun hoge waterabsorptiecapaciteit maakt het mogelijk dat de met behulp van de doorboringsproef gemeten hardheid daalt van 6,4 N/mm2 tot 0,30 N/mm2, waardoor de processen van zetmeelsverstijfseling en eiwitdenaturatie versnellen en de kooktijd korter wordt. Zelfs wanneer ze te lang worden gekookt, breken “Alubia de Anguiano”-bonen niet. Dit kenmerk heeft een directe invloed op de smaak en is in combinatie met andere kenmerken verantwoordelijk voor de hoge culinaire kwaliteit van het product.
Natuurlijke factoren
De gemeente Anguiano bevindt zich aan de midden/bovenloop van de Najerilla. De hoogte in het beschermde gebied bedraagt tussen 600 meter in het laagste gedeelte van de Najerilla en 750 m in de berggebieden, waar er duidelijke belemmeringen zijn voor de teelt van dit gewas. Het reliëf bestaat uit een reeks pieken en massieven, met vaak grote hoogteverschillen die bodemerosie voorkomen (evolutie).
De steile hellingen en de samenstelling van de kalkhoudende rotsen hebben geleid tot puinafzettingen waar de bodem nauwelijks is ontwikkeld. Deze gebieden worden als “arme grond” omschreven en de “Alubia de Anguiano”-bonen worden hier op een andere manier geteeld dan in aangrenzende gebieden die niet dezelfde kenmerken hebben.
Deze typische bergachtige bodems (arm en niet goed ontwikkeld) dateren van het tertiair en bestaan voornamelijk uit conglomeraten, leisteen en zandsteen. De hardheid van de puinafzettingen komt tot uiting in de gewassen, die een kleinere oogst opleveren van zaden van kleinere omvang maar betere kwaliteit.
De afwatering van de bodem is zeer goed. Dit is van cruciaal belang voor de juiste ontwikkeling van de “Alubia de Anguiano”-bonen, waarvoor vocht een beperkende factor is. Te veel water is echter ook zeer schadelijk, aangezien dit de verspreiding van tal van ziekten in de hand kan werken.
Door de zure, kalkvrije bodems in het gebied hebben de “Alubia de Anguiano” -bonen een dunnere huid en een lager oxaalzuurgehalte (ongeveer 625 mg/kg) in de cellen onder de opperhuid. Dit verhoogt hun waterabsorptiecapaciteit tijdens de weekfase en verkort de kooktijd.
De gemiddelde jaartemperatuur in het geografische gebied van de BOB bedraagt 9,7 °C. De gemiddelde maximumtemperatuur is 13,8 °C en de warmste maanden zijn juli, augustus en juni (in die volgorde). De gemiddelde minimumtemperatuur is 6 °C en februari en januari zijn de koudste maanden. De temperatuur stijgt op 37 dagen boven 25 °C en daalt gedurende 58 dagen (per jaar) onder 0 °C. Er zijn ook aanzienlijke temperatuurschommelingen, met zeer koude nachten en warmere dagen. Daardoor is de oogst kleiner, maar hebben de bonen een betere kwaliteit.
De specifieke klimaatomstandigheden van het bergachtige gebied zijn ideaal voor de goede ontwikkeling van de “Alubia de Anguiano”-bonen. Ze worden in het voorjaar ingezaaid en in de zomer/herfst geoogst. De minimale groeitemperatuur bedraagt ongeveer 8 °C. De minimumtemperatuur voor kieming bedraagt 12 °C. Aangezien de plant kan sterven als de temperatuur onder 3 °C daalt, is hij zeer vorstgevoelig.
“Alubia de Anguiano”-bonen hebben ook vocht nodig voor een goede ontwikkeling. Het aantal dagen met waarneembare regenval, d.w.z. meer dan 1 l/m2 is tachtig. De geaccumuleerde neerslag bedraagt 39,06 l/m2. De regenachtigste maanden zijn maart, juni en oktober en de maanden met de minste neerslag zijn december, januari en mei. De verdampingsreferentiewaarde bedraagt 913,9 mm. De relatieve luchtvochtigheid is 68,33 % en de gemiddelde totale intensiteit van de zonnestraling bedraagt 185,44 W/m2. De gemiddelde bodemtemperatuur bedraagt 15,03 °C.
Behalve van de neerslag profiteert het gewas ook van de hoge relatieve vochtigheid in de lente en zelfs in de zomer. Deze vochtigheid ontstaat in de dalen door de variatie tussen dag- en nachttemperaturen en de nabijheid van de rivieren.
Menselijke factoren
Er is ook sprake van karakteristieke sociale en culturele praktijken in het geografische gebied. Zo zijn de manier waarop landbouwers de variëteiten al sinds mensenheugenis selecteren, de optimale teeltmethoden om de beste kwaliteiten te verkrijgen, de geleiding langs staken die nodig is voor de stokboonvariëteit, de kennis om de bonen precies op het juiste moment te oogsten en het natuurlijke proces dat wordt toegepast om ze te drogen, allemaal in de loop der jaren verworven en doorgegeven. Dit is ook een belangrijke factor om bonen van hoge kwaliteit te produceren en alle intrinsieke kenmerken zo lang mogelijk te bewaren.
Om als “Alubia de Anguiano”-bonen te worden aangemerkt, mogen de zaden uitsluitend afkomstig zijn van de plaatselijke staakboonvariëteit “El Encinar” en moeten ze in perfecte staat verkeren. De deskundigheid van de lokale producenten is in dit verband van groot belang, aangezien zij al jaren zaden selecteren ter verbetering van hun kwaliteit en hun vermogen om zich aan de afgebakende geografische omgeving aan te passen, waardoor ze zich anders ontwikkelen dan dezelfde variëteit die in andere (ook aangrenzende) gebieden wordt geteeld.
De kennis die is opgedaan door producenten die gedurende hun hele leven de beste planten hebben verzorgd en geselecteerd, is ook van essentieel belang om te bepalen wanneer de bonen het best kunnen worden geoogst, afhankelijk van de rijpheid van de planten en de kleur van de peulen.
De technische knowhow van de producenten is van belang bij de toepassing van de juiste technieken, zodat de plant op natuurlijke wijze kan drogen nadat hij is uitgetrokken en uitgespreid. Als dit in het veld gebeurt, moet bijzondere aandacht worden besteed aan het dorsen, dat ook op het juiste tijdstip moet gebeuren, afhankelijk van het vochtgehalte van de boon. De technische knowhow van de producenten is ook van cruciaal belang voor het selecteren van de beste bonen gedurende het hele proces, aangezien alleen bonen van goede kwaliteit in de handel mogen worden gebracht. Het gaat daarbij zowel om hun gezondheidsstatus (gebarsten of gebroken bonen worden verwijderd) als om het feit dat bonen in eenzelfde partij gelijkmatig moeten worden gedroogd en hetzelfde vochtgehalte moeten hebben.
Aangezien “Alubia de Anguiano”-bonenstaken klimplanten zijn en in alle richtingen kunnen groeien, moeten er staken in de grond worden aangebracht zodat de plant zich op de juiste manier ontwikkelt. De staken moeten correct worden ingebracht en vastgezet. Daarvoor zijn aanzienlijke vaardigheden vereist, aangezien windschade tot grote verliezen kan leiden als de planten omverwaaien, breken of verstrikt raken. Dit zou ook de inplanting van nieuwe staken vereisen, met de extra arbeidskosten van dien.
In de afgelopen jaren is het areaal voor de rode klim- of stokboon (zoals “Alubia de Anguiano” ook bekendstaat) aanzienlijk verkleind. Dit heeft geleid tot een daling van de opbrengst, niet alleen vanwege de concurrentie van andere, rendabelere gewassen, maar ook omdat de klimvariëteiten zijn vervangen door dwergvariëteiten, waarvan de productiekosten lager zijn en die een volledige mechanisering van alle teeltpraktijken mogelijk maken.
Er bestaat een reëel risico dat het klimboonzaadtype te gehomogeniseerd raakt en dat andere zaden van elders — die niet dezelfde organoleptische eigenschappen hebben als de traditionele variëteiten — moeten worden geïntroduceerd. Nog een opkomend probleem is oneerlijke concurrentie, waarbij dwergboonrassen worden verkocht als klimvariëteiten, op basis van hun schijnbare gelijkenis en ondanks hun mindere kwaliteit. Het is van essentieel belang samen te werken om de plantaardige genetische hulpbronnen en de biodiversiteit van “Alubia de Anguiano”-bonen in stand te houden door de “El Encinar”-variëteit, die van oudsher in het beschermde geografische gebied is ontwikkeld en geteeld, te herstellen.
Het is ook bekend dat het beschermen van inheemse rassen zeer gunstig is voor het platteland, met name in afgelegen, achtergestelde gebieden zoals het geografische gebied waar “Alubia de Anguiano”-bonen worden geteeld. Er zijn onmiskenbare genetische, sociale, culturele, ecologische en economische redenen om het herstel, de instandhouding en de ontwikkeling van inheemse plantenrassen te ondersteunen. Dit geldt met name voor gebieden in bergstreken, zoals Anguiano. De telers in deze gemeente zijn zich ervan bewust dat het benadrukken van de specificiteit van producten als deze in wezen hun enige mogelijkheid is om te concurreren met andere, meer gespecialiseerde productieregio’s.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
In de rubriek “Pliegos de condiciones”:
https://www.larioja.org/agricultura/es/calidad-agroalimentaria
|
4.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/25 |
Bekendmaking van een gewijzigd enig document na de goedkeuring van een minimale wijziging op grond van artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
(2022/C 182/06)
De Europese Commissie heeft deze minimale wijziging goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 2, derde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie (1).
De aanvraag tot goedkeuring van deze minimale wijziging kan worden geraadpleegd in de eAmbrosia-databank van de Commissie.
ENIG DOCUMENT
“LILIPUTAS”
EU-nr.: PGI-LT-00868-AM02 – 28.10.2021
BOB ( ) BGA (X)
1. Naam/namen
“Liliputas”
2. Lidstaat of derde land
Litouwen
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Soort product
Categorie 1.3. Kaas
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
Een “Liliputas” is een handgemaakte halfharde kaas met een hoog vetgehalte (50 % van de droge stof) en de vorm van een cilinder met afgeronde randen. Zijn hoogte loopt uiteen van 5,0 tot 15,0 cm, zijn diameter van 7,0 tot 8,5 cm en zijn gewicht van 0,25 tot 0,7 kg. De kaas wordt in het dorp Belvederis gemaakt van gestandaardiseerde gepasteuriseerde koemelk die na stremming wordt bewerkt. Vervolgens wordt de kaasmassa ingepakt in zachte katoenen doeken en in traditionele ronde vormen geperst. De kaas rijpt gedurende 20 tot 30 dagen door de werking van een inwendige microflora en van een microflora aan de oppervlakte, te weten de microschimmel Penicillium pallidum Smith, die zich op natuurlijke wijze ontwikkelt in de kelders in het onder punt 4 afgebakende geografische gebied.
De kaas wordt “Liliputas” genoemd vanwege zijn grootte en ontleent zijn organoleptische eigenschappen aan zijn rijping in kleine bollen, in aanwezigheid van de microschimmel Penicillium pallidum Smith.
Tabel 1
Organoleptische indicatoren van de “Liliputas”-kaas
|
Indicator |
Omschrijving |
|
Uiterlijk |
De korst is glad, zonder een dikke laag eronder, en bedekt met een mengsel van paraffine/polymeer of een laag met een andere samenstelling. Ze kan sporen van de doek en de vorm vertonen. |
|
Smaak en aroma |
Melkzuur, verse smaak en aroma van gefermenteerde kaas. Er kan sprake zijn van een vleugje scherpte en een zoutige smaak. |
|
Consistentie |
Homogeen, tamelijk stevig, elastisch, soepel mondgevoel. |
|
Dwarsdoorsnede |
Bij doorsnijden worden soms kleine en onregelmatig verspreide gaten met een ovale, hoekige of enigszins afgeplatte vorm zichtbaar. |
|
Kleur |
Gelig tot geel, gelijkmatig in de gehele massa. |
Tabel 2
Fysisch-chemische eigenschappen van de “Liliputas”-kaas
|
Indicator |
Gehalte (%) |
|
Vetgehalte in droge stof |
50,0±5 |
|
Minimaal drogestofgehalte |
56,0 |
|
Keukenzoutgehalte |
1,3-3,0 |
Tabel 3
Gemiddelde voedingswaarde van 100 g “Liliputas”
|
Lipiden (g) |
Proteïnen (g) |
Koolhydraten (g) |
Energetische waarde |
|
|
Kcal |
kJ |
|||
|
30,0 |
23,5 |
— |
364 |
1 510 |
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
|
— |
koemelk; |
|
— |
melkzuur en aromatische bacteriële starters; |
|
— |
stremmingsenzymen van melk; |
|
— |
keukenzout. |
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
|
— |
Bereiding en enzymatische stremming van de melk. De voor de productie van de kaas bestemde melk wordt gepasteuriseerd en gestandaardiseerd om het vetgehalte in droge stof van de gerijpte kaas te laten voldoen aan de eisen van punt 3.2. De melk wordt gestremd door de toevoeging van enzymen, fermenten en calciumchloride. |
|
— |
Verwerking van de gestremde melk en de wrongel. De gestremde melk wordt mechanisch bewerkt tot de korrels de vereiste grootte hebben bereikt. Vervolgens wordt hij gemengd. Tijdens de vorming van de wrongelkorrels wordt een derde deel van de wei afgetapt, waarna de wrongelkorrels worden verwarmd. Vervolgens worden de wrongelkorrels gemengd tot zij 4 à 5 mm groot zijn, niet meer kleven en droog en vast zijn geworden. Het vochtgehalte van de kaas mag niet hoger dan 44 % zijn. |
|
— |
Vormen en persen van de kaas. De kaas wordt gevormd uit de laag wrongel. Het proces duurt 20 tot 25 minuten, waarna de laag wrongel in stukken wordt gesneden, die met de hand in ronde vormen worden gelegd, waar zij door hun eigen gewicht worden samengedrukt. Tijdens het persen worden de kazen twee- tot driemaal gekeerd. Dit “zelfpersen” duurt 20 tot 25 minuten. Na het zelfpersen worden de kazen uit de vormen gehaald, in vochtige doeken ingepakt om een korst te laten ontstaan en daarna weer teruggeplaatst in de vormen, die vervolgens met deksels worden afgesloten. De vormen met de kazen worden dan in persen geplaatst en anderhalf tot twee uur lang uitgeperst. Na het persen worden de kazen uit de vorm en de doeken gehaald en worden de korsten verwijderd die eventueel tussen de vorm en het deksel zijn ontstaan. |
|
— |
Zouten van de kaas. De kazen worden gewogen en in een pekelbad geplaatst. Na 36 à 48 uur (bepaald op basis van de voortgang en de mogelijkheden van het technologische proces) worden de kazen uit de pekel gehaald, op droogrekken gezet, gedroogd en dan ter rijping op rekken in de kelder gelegd, waar een temperatuur tussen 10 en 14 °C heerst bij een luchtvochtigheid van 85 à 94 %. Dit zijn de omstandigheden waaronder de Penicillium pallidum Smith-schimmel zich op natuurlijke wijze ontwikkelt. |
|
— |
Rijping van de kaas. De kazen in de rekken worden ten minste elke vijf dagen gekeerd, zoals beschreven door de eerste kaasproducenten, zodat zij niet op hun zijkanten rusten en hun vorm behouden. Tijdens het rijpingsproces raakt de kaas bedekt met een laagje microschimmels, dat wordt afgespoeld na een periode van 20 tot 30 dagen, bepaald op basis van een visuele controle en na een beoordeling van de organoleptische parameters van de kaas (smaak, aroma, consistentie). Zodra het laagje schimmel van de oppervlakte van de kaas is afgespoeld, wordt de kaas gedroogd en voorzien van een waslaag. |
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Om de unieke eigenschappen van de kaas te behouden en hem te beschermen voor uitdroging, wat gebeurt wanneer de beschermende paraffinelaag beschadigd raakt, en vanwege zijn geringe grootte (0,25-0,7 kg), wordt hij uitsluitend ongesneden verkocht.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Op het etiket dient duidelijk de naam van het product, te weten “Liliputas”, te worden aangebracht, alsmede de naam van de producent en het logo van de EU.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
De “Liliputas”-kaas wordt geproduceerd in het Litouwse dorpje Belvederis in het gemeentelijke district Jubarkas, gelegen in het regionaal park Panemunė op de rechteroever van de Nemunas, 1 kilometer ten westen van Seredžius.
5. Verband met het geografische gebied
5.1. Specificiteit van het geografische gebied
Historisch gezien is Belvederis de bakermat van de Litouwse zuivelspecialiteiten. In 1921 werd er op het landgoed een landbouwschool gesticht. De zuivelproductie was een van de vakken die daar werden onderwezen. Na enkele jaren werd deze instelling gereorganiseerd en erkend als hogeschool voor de zuivelindustrie. In 1944 werd zij een “technicum” (technische faculteit) voor de zuivelindustrie. Jarenlang werden de Litouwse tradities op het gebied van onderwijs in de zuivelsector er in stand gehouden. In de 34 jaar van haar bestaan heeft de hogeschool meer dan 800 zuivelspecialisten afgeleverd, van wie de meesten hun ervaring hebben opgedaan in de oudste kaasmakerij van Litouwen, die in 1928 werd opgericht en waar de “Liliputas” wordt gemaakt. De melk die voor de kaasproductie werd gebruikt, werd op een houtvuur in een kuip verhit. De melk werd met de hand afgeroomd en de vormen waren van hout. De kazen werden met de hand afgeborsteld, ’s winters in de kelder en ’s zomers buiten. De kaasmakerij lag vlak bij een ijskelder waar ijsblokken uit de Nemunas werden opgeslagen. Het ijs werd gebruikt om de rijpingskelders te koelen. Oorspronkelijk produceerde de kaasmakerij van Belvederis grotere halfharde ronde kazen (2,5-3,0 kg) maar in 1958, toen de kaasmakerij werd uitgebreid, werd er begonnen met de productie van kaasjes van 0,4 tot 0,7 kg, waarvan de naam “Liliputas” meteen populair werd. Het hoofd van de kaasmakerij, Jonas Jarušaitis, was de eerste die de productie van deze kaas beheerste. In het eerste productiejaar werd nauwelijks 8 ton kaas gerijpt maar 40 jaar later is de productie gestegen tot 130 ton. De oude houten kaasvormen werden voor het nageslacht bewaard in de kaasmakerij van Belvederis, evenals de kartonnen souvenirdozen en een ansichtkaart uit het midden van de twintigste eeuw waarop is te zien hoe de kazen in een vat worden gewassen en waarop een uitnodiging staat voor een koninklijk banket met een proeverij van handgemaakte kaas uit Belvederis en andere specialiteiten.
Tegenwoordig wordt de “Liliputas” nog altijd gemaakt op de unieke authentieke wijze uit 1958. Kennis en knowhow worden door de werknemers van de kaasmakerij van generatie op generatie doorgegeven. Zo konden grootte, organoleptische eigenschappen en kwaliteit van het product behouden blijven.
5.2. Specificiteit van het product
De “Liliputas” kenmerkt zich door zijn geringe grootte (0,25-0,7 kg) en zijn beschermende waslaag. De “Liliputas” dankt zijn smaak en frisse aroma van melkzuur aan zijn rijping in een bolvorm in een frisse en vochtige kelder, omhuld met de sporen van de microschimmel Penicillium pallidum Smith. Op de muren, de rekken of het plafond van de rijpingskelder is geen enkel spoor zichtbaar van microschimmels, maar enkele dagen nadat de “Liliputas” zijn gezouten en in de rekken zijn gelegd, beginnen ze op cocons van de zijderups te lijken. Om te voorkomen dat de microschimmels tijdens het rijpen de kazen binnendringen, worden deze beschermd door de korst die tijdens het persen is ontstaan. Om deze korst te vormen, worden de kazen na het zelfpersen uit de ronde vormen gehaald en in zachte katoenen doeken ingepakt. Vervolgens worden zij weer in de ronde vormen gedaan en uitgeperst in een pers.
De kazen worden op traditionele wijze bereid, nagenoeg volledig met de hand: de wrongel wordt met de hand in stukken gesneden en in de vormen gedaan en de kazen worden ook met de hand in doeken verpakt, gekeerd, gewassen, afgedroogd en voorzien van een waslaag. Tijdens dit proces gaat elke kaas meer dan vijftig keer door de handen van de kaasmakers.
5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
De aanvraag om registratie van de beschermde geografische aanduiding stoelt op de traditie, de specificiteit van de productiewijze en de reputatie.
In het collectieve bewustzijn wordt Belvederis als bakermat van de zuivelindustrie in Litouwen automatisch geassocieerd met de “Liliputas”-kaas, die zijn gelijke niet kent en sinds 1958 op dezelfde wijze wordt geproduceerd. Tegenwoordig is de kaasmakerij in Belvederis de enige producent van deze unieke handgemaakte kaas.
De “Liliputas” dankt zijn bijzondere smaak en aroma aan zijn rijping in kleine bollen door middel van een inwendige microflora en de Penicillium pallidum Smith-microschimmels, die zich ontwikkelen in de kelders van het onder punt 4 afgebakende geografische gebied waar de kazen worden bewaard op een temperatuur tussen 10 en 14 °C en bij een luchtvochtigheid tussen 85 en 94 %.
Met de “Liliputas” werd deelgenomen aan een groot aantal beurzen in Litouwen en daarbuiten. De kaas had veel succes bij tentoonstellingen in Leipzig, Poznan, Zagreb, Londen, Parijs, Kopenhagen, Wenen en elders. De “Liliputas” won een gouden medaille op de beurs “Agra-76” in de vroegere Duitse Democratische Republiek. In 1984 kreeg hij een diploma in de eerste categorie tijdens een kwaliteitsonderzoek/wedstrijd voor kaas in Ouglitch (USSR) en won hij een gouden medaille in de strijd om het “Litouwse product van het jaar 2002” die werd georganiseerd door de Litouwse industriefederatie. Op de internationale levensmiddelenbeurs “World Food Moscow 2005” werd met de kaas een bronzen medaille gewonnen en op de internationale beurs voor de levensmiddelensector “Zolotaya osen 2008”, eveneens in Moskou, gaf de “Liliputas” met zijn aanwezigheid glans aan de nationale stand van Litouwen die daar was neergezet door het Litouwse ministerie van Landbouw. Op de “AgroBalt 2010”, een internationale beurs voor de agrarische industrie en de levensmiddelen- en verpakkingsindustrie, won de “Liliputas” een prijs voor zijn natuurlijke en ecologische kwaliteit. De Litouwse pers besteedde vele keren aandacht aan de “Liliputas” en zijn toegewijde producenten (1999-2003).
Hoewel de “Liliputas” tweemaal zo duur is als een kaas uit een geautomatiseerde kaasfabriek kan hij rekenen op trouwe klanten die zijn kwaliteit, natuurlijke karakter en handmatige productie weten te waarderen. De productievolumes zijn in de loop der jaren stabiel gebleven.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
Productdossier