|
ISSN 1977-0995 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
65e jaargang |
|
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
|
II Mededelingen |
|
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 159/01 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10603 — CARLYLE / ALTADIA) ( 1 ) |
|
|
2022/C 159/02 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10607 — LONE-STAR FUNDS / SPX FLOW) ( 1 ) |
|
|
2022/C 159/03 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10632 — WATERLAND / DUVENBECK) ( 1 ) |
|
|
2022/C 159/04 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.10657 — SAMSUNG BIOLOGICS / SAMSUNG BIOEPIS) ( 1 ) |
|
|
2022/C 159/05 |
Inleiding van een procedure (Zaak M.10325 — KRONOSPAN / PFLEIDERER POLSKA) ( 1 ) |
|
|
IV Informatie |
|
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
|
Raad |
|
|
2022/C 159/06 |
||
|
2022/C 159/07 |
||
|
2022/C 159/08 |
||
|
2022/C 159/09 |
||
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 159/10 |
||
|
2022/C 159/11 |
|
|
V Bekendmakingen |
|
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 159/12 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.10716 – PLD / NBIM / TARGET ASSET BLEISWIJK) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
ANDERE HANDELINGEN |
|
|
|
Europese Commissie |
|
|
2022/C 159/13 |
||
|
2022/C 159/14 |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/1 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10603 — CARLYLE / ALTADIA)
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/01)
Op 18 maart 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10603. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/2 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10607 — LONE-STAR FUNDS / SPX FLOW)
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/02)
Op 4 maart 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10607. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/3 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10632 — WATERLAND / DUVENBECK)
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/03)
Op 25 maart 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10632. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/4 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak M.10657 — SAMSUNG BIOLOGICS / SAMSUNG BIOEPIS)
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/04)
Op 4 april 2022 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector; |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32022M10657. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving. |
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/5 |
Inleiding van een procedure
(Zaak M.10325 — KRONOSPAN / PFLEIDERER POLSKA)
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/05)
Op 5 april 2022 heeft de Commissie besloten in bovengenoemde zaak de procedure in te leiden nadat zij heeft vastgesteld dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de aangemelde concentratie met de gemeenschappelijke markt. De inleiding van de procedure start een tweede fase in het onderzoek naar de aangemelde concentratie, en behoudens de definitieve beschikking in deze zaak. De beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, punt c), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1).
De Commissie verzoekt belanghebbende derden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.
Om met deze opmerkingen in de procedure rekening te kunnen houden, dienen deze de Commissie uiterlijk 15 dagen na dagtekening van deze bekendmaking te hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van referentienummer M.10325 — KRONOSPAN / PFLEIDERER POLSKA, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Raad
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/6 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 7 april 2022
tot benoeming van vertegenwoordigers van de lidstaten tot leden en plaatsvervangers van de raad van bestuur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
(2022/C 159/06)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 25, lid 1,
Gezien de voordrachten die de lidstaten bij de Raad hebben ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het is van het grootste belang dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onafhankelijk is, van een hoog wetenschappelijk niveau, transparant en efficiënt. Het is ook essentieel ervoor te zorgen dat de Autoriteit samenwerkt met de lidstaten. |
|
(2) |
Bij Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (2) is Verordening (EG) nr. 178/2002 gewijzigd, onder meer artikel 25, lid 1, betreffende de samenstelling van de raad van bestuur van de EFSA. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1381 verstrijkt de ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur van de EFSA die op 30 juni 2022 in functie zijn, op die datum. De leden en plaatsvervangers van de raad van bestuur van de EFSA wier ambtstermijn van start gaat op 1 juli 2022 moeten worden benoemd overeenkomstig de nieuwe procedure voor voordracht en benoeming die is ingesteld bij Verordening (EU) 2019/1381. |
|
(4) |
Volgens artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 dient elke lidstaat een lid en een plaatsvervanger voor te dragen als zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur van de EFSA. De aldus voorgedragen leden en plaatsvervangers worden benoemd door de Raad voor een periode van vier jaar, die kan worden verlengd, en hebben stemrecht. |
|
(5) |
De door de lidstaten voorgedragen vertegenwoordigers beschikken over relevante en uitgebreide ervaring en deskundigheid op het gebied van wetgeving en beleid inzake de voedselketen, met inbegrip van risicobeoordeling, en ook op het gebied van bestuurlijke, administratieve, financiële en juridische aangelegenheden. Hun benoeming waarborgt derhalve binnen de raad van bestuur van de EFSA de hoogste graad van bekwaamheid en relevante ervaring op een zo breed mogelijk terrein. |
|
(6) |
Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 mogen vertegenwoordigers die bij dit besluit tot lid van de raad van bestuur van de EFSA zijn benoemd, niet langer lid zijn van het adviesforum van de EFSA, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2026 worden de volgende personen benoemd tot leden van en plaatsvervangers in de raad van bestuur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid:
|
Lidstaat |
Leden |
Plaatsvervangers |
|
België |
De heer Herman DIRICKS |
De heer Carl BERTHOT |
|
Bulgarije |
De heer Georgi GEORGIEV |
Mevrouw Svetlana TCHERKEZOVA |
|
Tsjechië |
De heer Jindřich FIALKA |
Mevrouw Jitka GÖTZOVÁ |
|
Denemarken |
Mevrouw Annelise FENGER |
De heer Henrik Dammand NIELSEN |
|
Duitsland |
Mevrouw Marie-Luise TREBES |
De heer Dietrich RASSOW |
|
Estland |
De heer Hendrik KUUSK |
Mevrouw Pille TAMMEMÄGI |
|
Ierland |
Mevrouw Pamela BYRNE |
Mevrouw Patricia REILLY |
|
Griekenland |
De heer Antonis ZAMPELAS |
De heer George-John NYCHAS |
|
Spanje |
Mevrouw Isabel PEÑA-REY LORENZO |
Mevrouw Ana RODRÍGUEZ CASTAÑO |
|
Frankrijk |
De heer Roger GENET |
De heer Loïc EVAIN |
|
Kroatië |
Mevrouw Darja SOKOLIĆ |
Mevrouw Lidija KOZAČINSKI |
|
Italië |
De heer Massimo CASCIELLO |
De heer Pierdavide LECCHINI |
|
Cyprus |
De heer Stelios YIANNOPOULOS |
De heer Herodotos HERODOTOU |
|
Letland |
De heer Aivars BĒRZIŅŠ |
De heer Jānis RUŠKO |
|
Litouwen |
De heer Mantas STAŠKEVIČIUS |
De heer Deividas KLIUČINSKAS |
|
Luxemburg |
De heer Patrick HAU |
De heer Marc WEYLAND |
|
Hongarije |
De heer Szabolcs PÁSZTOR |
Mevrouw Beáta CZEGLÉDI |
|
Malta |
Mevrouw Ingrid BORG |
De heer Rudie VELLA |
|
Nederland |
Mevrouw Ana Isabel VILORIA ALEBESQUE |
Mevrouw Marie-Ange DELEN |
|
Oostenrijk |
De heer Ulrich HERZOG |
Mevrouw Josefine SINKOVITS |
|
Polen |
Mevrouw Katarzyna STOŚ |
De heer Piotr JEDZINIAK |
|
Portugal |
Mevrouw Ana BATALHA |
Mevrouw Susana POMBO |
|
Roemenië |
De heer Alexandru Nicolae BOCIU |
De heer Laszlo CSUTAK-NAGY |
|
Slovenië |
De heer Jernej DROFENIK |
Mevrouw Ana LE MARECHAL KOLAR |
|
Slowakije |
Mevrouw Zuzana NOUZOVSKÁ |
De heer Martin POLOVKA |
|
Finland |
Mevrouw Marjatta RAHKIO |
De heer Sebastian HIELM |
|
Zweden |
Mevrouw Annica SOHLSTRÖM |
Mevrouw Hanna DUFVA |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 7 april 2022
Voor de Raad
De voorzitter
J. DENORMANDIE
(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009 en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/9 |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen – Bevorderen van het engagement van jongeren als drijvende kracht van verandering ter bescherming van het milieu
(2022/C 159/07)
DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
HERINNEREND AAN HETGEEN VOLGT:
|
1. |
Europese jongerendoelstelling nr. 10, als gehecht aan de EU-strategie voor jongeren, getiteld “Een duurzaam groen Europa”, heeft tot doel “een samenleving tot stand te brengen waarin alle jongeren zich actief voor het milieu inzetten, milieu-educatie krijgen en een verschil kunnen maken in hun dagelijks leven”; |
|
2. |
in de Agenda 2030 voor (1) duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties wordt erkend dat jongeren “cruciale aanjagers van verandering” zijn in duurzame ontwikkeling. Daarnaast moedigt het Wereldactieprogramma voor jongeren van de Verenigde Naties (2) jongeren aan om actief deel te nemen aan de samenleving; |
|
3. |
de Europese Unie zet zich in voor de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties, om de wereld van morgen groener, vreedzamer en eerlijker te maken (3); |
|
4. |
de Europese Unie en haar lidstaten zetten zich volledig in voor de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen tijdens de klimaatconferentie van de Verenigde Naties van Parijs (COP21) in december 2015. Om het doel en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken, onderstreept de Europese Unie het belang van alle zes elementen van de actie voor klimaatempowerment, erkent zij de cruciale rol van jongeren als drijvende kracht van verandering in klimaatactie, en dringt zij aan op meer betrokkenheid van jongeren bij het klimaatveranderingsbeleid, op internationaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, en bij het benutten van het potentieel van actie voor klimaatempowerment; |
|
5. |
milieubescherming is een belangrijke doelstelling van de Europese Unie, die met name zal zorgen voor “een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu” (4) en uiterlijk in 2050 zal leiden tot klimaatneutraliteit (5); |
|
6. |
Het Europees Jaar van de Jeugd 2022 (6), dat tot doel heeft de inspanningen van de Europese Unie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden op te voeren om jongeren te ondersteunen en met hen samen te werken naarmate we uit de pandemie komen, is ook bedoeld om de nieuwe kansen en mogelijkheden van de groene en de digitale transitie te bevorderen. Deze transities moeten inclusief zijn en aandacht besteden aan de integratie van kansarme jongeren; |
|
7. |
de Europese Green Deal (7) is een routekaart voor de totstandbrenging van een duurzame samenleving in de Europese Unie, door te zorgen voor een eerlijke en inclusieve transitie voor iedereen. In het kader ervan wordt benadrukt dat aandacht moet uitgaan naar de ultraperifere gebieden, die bijzonder kwetsbaar zijn voor klimaatverandering en natuurrampen. |
ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:
|
8. |
jongeren zijn zich steeds meer bewust van en streven naar duurzame ontwikkeling, met name op het gebied van milieu en klimaat (8). Jongeren zijn op lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau sterk gemobiliseerd om milieukwesties, waaronder klimaatverandering, onder de aandacht te brengen door middel van belangenbehartiging, klimaatmarsen, onlinecampagnes voor mobilisatie, en andere middelen; |
|
9. |
veel jongeren zijn voorstander van een krachtig milieuoptreden en maatregelen om de klimaatverandering (9) en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken. Sommige van hen zijn betrokken bij milieuvriendelijke praktijken die als model kunnen dienen voor de rest van de samenleving. Jonge afgevaardigden uit de hele wereld, ook uit alle lidstaten van de Europese Unie, hebben tijdens de COP26 in Glasgow een Youth4Climate Manifesto gepresenteerd waarin de wereldleiders tot actie worden opgeroepen (10); |
|
10. |
de mate van mobilisatie en engagement varieert per jongere: een hoog niveau van onderwijs- (11), cultureel en sociaal kapitaal komt gewoonlijk overeen met een hogere mate van engagement; |
|
11. |
de wereldwijde gezondheidscrisis in verband met COVID-19 en de tijdelijke vertraging van de mondiale economische activiteit, die aanzienlijke economische en sociale gevolgen hebben gehad, met name voor jongeren, hebben de rechtstreekse impact van bepaalde menselijke activiteiten voor het milieu aan het licht gebracht (12). De verschillende nationale en Europese stimuleringspakketten en -plannen om de crisis te boven te komen, bieden kansen om een duurzame en groene transitie te stimuleren, waarbij alle jongeren de kans moeten krijgen om zich ten volle in te zetten als drijvende krachten van verandering. |
ZIJN HET VOLGENDE VAN MENING:
|
12. |
het is belangrijk ervoor te zorgen dat alle jongeren, ongeacht factoren als geslacht, handicap, opleidingsniveau, sociale en economische achtergrond, land van herkomst of woonplaats, inzicht hebben in de uitdagingen van duurzame ontwikkeling en zich bewust zijn van de gevolgen van besluiten, acties en levensstijlkeuzes voor het milieu, de biodiversiteit en het klimaat. Alle generaties, inclusief jongeren, moeten over de nodige competenties beschikken om op dit gebied actief te handelen; |
|
13. |
om zich ten volle te kunnen inzetten, moeten jongeren beschikken over betrouwbare, empirisch onderbouwde informatie en gegevens, zodat zij zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over uitdagingen en oplossingen op het gebied van milieu, biodiversiteit en klimaatverandering, en zodat zij vaardigheden op het gebied van kritisch denken kunnen ontwikkelen en versterken. Er moeten inspanningen worden geleverd om desinformatie over het milieu en de klimaatverandering tegen te gaan; |
|
14. |
het is ook van belang de dialoog te bevorderen, zowel tussen jongeren als tussen generaties, over ethische kwesties in verband met duurzame ontwikkeling, milieubescherming en respect voor levende wezens, door ruimte te scheppen voor discussies, zodat jongeren en de samenleving in het algemeen kunnen nadenken over de waarden en controverses die deze kwesties met zich meebrengen; |
|
15. |
inspanningen om jongeren te mobiliseren voor milieukwesties en maatregelen om klimaatverandering, vervuiling en biodiversiteitsverlies aan te pakken, moeten tot uiting komen in het lokale, regionale, nationale en Europese overheidsbeleid. Deze moeten niet alleen zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de verwachtingen van jongeren, maar hun ook de mogelijkheid bieden om actief en zinvol deel te nemen aan de ontwikkeling en uitvoering van dit beleid; |
|
16. |
het betrekken van jongeren bij milieuacties vereist bewustmaking en onderwijs, of het nu formeel, niet-formeel of informeel is, over milieukwesties, en dat vanaf zeer jonge leeftijd; |
|
17. |
om ten volle praktische oplossingen te kunnen voorstellen en ontwikkelen om milieuproblemen aan te pakken, moeten jongeren, met inbegrip van kansarme jongeren, worden ondersteund bij de uitvoering van hun vrijwillige of ondernemerschapsprojecten en moeten zij gebruik kunnen maken van praktische ondersteuning en technische bijstand, alsook van overheidssubsidies of particuliere investeringen. |
WIJZEN MET NADRUK OP HET VOLGENDE:
|
18. |
het is belangrijk dat alle jongeren worden aangemoedigd om deel te nemen aan de vormgeving van het leven van hun lokale gemeenschappen, waarvan, waar mogelijk, ook onderwijs- en opleidingsinstellingen, jongeren- en jeugdwerkorganisaties en lokale en regionale overheden deel uitmaken, zodat zij actoren en aanjagers kunnen zijn van veranderingen die de milieubescherming verbeteren en bijdragen tot de aanpak van de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit; |
|
19. |
samenwerking tussen besluitvormers, onderwijs- en opleidingsinstellingen, jongeren- en jeugdwerkorganisaties en andere belanghebbenden op milieugebied is essentieel om het engagement van jongeren te ondersteunen en hen in staat te stellen actie te ondernemen. Wederzijds vertrouwen en samenwerking in besluitvormingsprocessen met betrekking tot het milieu moeten worden aangemoedigd; |
|
20. |
solidariteit en rechtvaardigheid tussen de generaties moeten worden meegenomen in de besluitvorming over de bescherming van het milieu, zodat de voordelen voor de huidige generaties niet in strijd zijn met de rechten van toekomstige generaties. |
WIJZEN OP HET VOLGENDE:
|
21. |
de ideeën en meningen van jongeren die tijdens de EU-jongerenconferentie in januari 2022, aan het begin van de negende cyclus van de EU-jongerendialoog, werden gedeeld, hadden betrekking op het volgende:
|
VERZOEKEN DE LIDSTATEN, OVEREENKOMSTIG HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, OM OP DE JUISTE NIVEAUS HET VOLGENDE TE DOEN:
|
22. |
jeugdwerk-, jongeren- en milieuorganisaties en andere desbetreffende deskundigen en belanghebbenden ondersteunen in hun rol van informatieverstrekkers aan jongeren en hen in staat stellen betrouwbare, nauwkeurige en hoogwaardige informatie en gegevens over klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, vervuiling en andere milieukwesties te verspreiden, op basis van wetenschappelijke gegevens, geschikt voor een publiek van verschillende leeftijden en achtergronden, en aangepast aan elke geografische omgeving, ook aan insulaire of tropische omgevingen; |
|
23. |
actoren in formeel onderwijs en formele opleiding en in niet-formeel en informeel leren, met inbegrip van jeugdwerkers, mogelijkheden bieden voor vorming en beroepsopleiding in interactieve, praktische, oplossingsgerichte leermethoden en -benaderingen, teneinde jongeren beter te informeren, op te leiden en te ondersteunen met betrekking tot milieu- en sociale kwesties en klimaatverandering; |
|
24. |
jongeren door middel van formeel onderwijs en formele opleiding en niet-formeel en informeel leren beter toerusten met de nodige competenties om milieukwesties te begrijpen en aan te pakken; |
|
25. |
kinderen en jongeren waar nodig aanmoedigen en in staat stellen in contact te komen met de natuur door middel van specifieke activiteiten, en groene initiatieven te ontwikkelen, met de steun van relevante belanghebbenden op milieugebied. Dit contact is van cruciaal belang om het bewustzijn over klimaat- en biodiversiteitskwesties te vergroten; |
|
26. |
de ontwikkeling van partnerschappen tussen onderwijs, jeugd, sport (13) en cultuur en alle betrokken sectoren aanmoedigen, teneinde horizontale, gecoördineerde en complementaire bewustmakings- en onderwijsgerichte benaderingen inzake milieu, biodiversiteitsverlies en klimaatverandering te ontwikkelen; |
|
27. |
de oprichting van inclusieve en op jongeren gerichte peer-learningactiviteiten en de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van milieu- en klimaatveranderingskwesties aanmoedigen en ondersteunen, zoals de programma’s voor jonge ambassadeurs en mentorprogramma’s of opleidings- en samenwerkingsactiviteiten (TCA, Erasmus+) en netwerkactiviteiten (NET, Europees Solidariteitskorps) om alle jongeren, ook kansarme jongeren, bewust te maken en hen aan te moedigen actie te ondernemen om het milieu te beschermen en de klimaatverandering aan te pakken; |
|
28. |
adequaat onderwijs en adequate opleidingen bevorderen voor jeugdwerkers om ervoor te zorgen dat de voor en met jongeren opgezette jeugdactiviteiten milieuvriendelijk en duurzaam zijn. Verder werk maken van passende initiatieven voor jeugdwerk n die gericht zijn op de betrokkenheid van jongeren bij milieukwesties, met name bij de aanpak van de klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit; |
|
29. |
de erkenning en benutting, door overheidsinstanties, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, van de inzet van jongeren voor de bescherming van het milieu en van de transversale competenties, met name sociale vaardigheden, die zij aldus hebben verworven, aanmoedigen en ondersteunen; |
|
30. |
duurzame (14), langtermijngerichte, veilige, toegankelijke en inclusieve maatschappelijke ruimten voor samenwerking met lokale, regionale, nationale, Europese en internationale politieke besluitvormers behouden en creëren, waar de stem van jongeren wordt gehoord, ongeacht hun leeftijd, hun zorgen of hun voorstellen voor maatregelen om het milieu te beschermen en klimaatverandering aan te pakken, zodat zij niet alleen worden geraadpleegd, maar ook actief kunnen deelnemen aan de besluitvorming over deze kwesties; |
|
31. |
jonge onderzoekers en hun werk op het gebied van duurzame ontwikkeling stimuleren bij de aanpak van milieuproblemen, deels om als rolmodel voor jongeren te fungeren en deels om de uitwisseling van onderzoeksresultaten met jongeren directer aan te moedigen teneinde hen beter in staat te stellen actie te ondernemen; |
|
32. |
de vaststelling van opleidingsreferenties voor klimaat-, milieu- en duurzaamheidskwesties ondersteunen, voor alle leeftijdsgroepen en voor elk niveau of type van leren, onderwijs en opleiding. |
VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE OP HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN OP DE JUISTE NIVEAUS, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, HET VOLGENDE TE DOEN:
|
33. |
rekening houden met de specifieke behoeften en meningen van alle jongeren, met name kansarme jongeren, in het kader van lokale, regionale, nationale en Europese milieubeleidsmaatregelen en -programma’s, met name die welke de klimaatverandering aanpakken en de biodiversiteit in stand houden, door hun deelname aan de uitwerking en uitvoering van die beleidsmaatregelen en programma’s te bevorderen; |
|
34. |
ondersteuning bieden voor en lering trekken uit initiatieven van jongeren en jongerenorganisaties voor het opzetten en uitvoeren van bewustmakingsactiviteiten en -campagnes, ook via digitale weg, over klimaat, vervuiling, biodiversiteit en andere milieukwesties; |
|
35. |
acties en programma’s op milieugebied die door jongeren worden geïnitieerd en geleid, in het bijzonder acties en programma’s ter bestrijding van de klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit, aanmoedigen, erkennen en in voorkomend geval financieel ondersteunen, zodat zij in de samenleving als geheel, alsook in hun onderwijs- en opleidingsinstellingen, instellingen voor hoger onderwijs, jongeren- en jeugdwerkorganisaties, lokale gemeenschappen en onder leeftijdsgenoten, de drijvende kracht achter verandering kunnen zijn; |
|
36. |
vrijwilligersactiviteiten voor jongeren op milieugebied, met name in de strijd tegen de klimaatverandering en voor het behoud van de biodiversiteit, bevorderen en de toegang tot deze activiteiten vergemakkelijken, door er specifiek voor te zorgen dat deze op ruime schaal worden aangeboden en worden gecommuniceerd via passende portalen op nationaal en EU-niveau, zoals de Europese Jongerensite en andere desbetreffende kanalen. Vrijwilligerservaringen bevorderen waarbij lokaal of nationaal vrijwilligerswerk wordt gecombineerd met transnationaal vrijwilligerswerk, door waar passend synergie en complementariteit tussen nationale regelingen en activiteiten, met inbegrip van nationale vrijwilligers- of burgerdienstregelingen en -activiteiten waar deze bestaan, en EU-vrijwilligersregelingen aan te moedigen, teneinde het engagement van jonge vrijwilligers te intensiveren, hun competenties te vergroten en hun gevoel dat ze deel uitmaken van de Europese Unie te versterken; |
|
37. |
in voorkomend geval investeren in de groene economie en jongeren ondersteunen bij het verwerven van de nodige competenties, en hun toegang tot opleidingen die hen voorbereiden op de groene banen van morgen, faciliteren; |
|
38. |
waar van toepassing, steun verlenen aan jonge ondernemers die projecten willen ontwikkelen met de nadruk op praktische oplossingen voor milieukwesties, met name de aanpak van klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit; bijzondere aandacht besteden aan projecten die worden ontwikkeld door kansarme jongeren die extra moeilijkheden ondervinden bij het opstarten van een bedrijf; |
|
39. |
in voorkomend geval mentorschapsprogramma’s ontwikkelen onder leiding van professionals en ondernemers die actief betrokken zijn bij het zoeken naar milieuoplossingen, met name die welke de biodiversiteit in stand houden en de klimaatverandering tegengaan, teneinde jongeren die een actieve rol in deze sector willen spelen, te ondersteunen en te begeleiden; |
|
40. |
de bewustmaking van en de deelname aan VN-milieubeleid en -initiatieven door jonge Europeanen vergroten door nauwer samen te werken met betrokken VN-organen zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD). |
VERZOEKEN DE EUROPESE COMMISSIE HET VOLGENDE TE DOEN:
|
41. |
ervoor zorgen dat alle jongeren de Europese Green Deal en de daaruit voortvloeiende initiatieven (zoals het Nieuw Europees Bauhaus (15)) en de verschillende Europese milieuprogramma’s begrijpen en er verantwoordelijkheid voor nemen. Alle aspecten van het Europees klimaatpact actief onder alle jongeren bevorderen; |
|
42. |
ervoor zorgen dat openbare raadplegingen over het Europese milieubeleid toegankelijk zijn voor jongeren en jongeren- en jeugdwerkorganisaties en dat de Europese Commissie via deze raadplegingen zowel burgers als belanghebbenden de kans geeft hun standpunten kenbaar te maken alvorens haar wetgevingsvoorstellen af te ronden. Tegelijkertijd de zinvolle deelname van jongeren en jongerenorganisaties aan initiatieven voor burgerparticipatie in het kader van de missies van de Europese Unie aanmoedigen (16); |
|
43. |
Europese mogelijkheden voor mobiliteit en initiatieven in de milieusector in het kader van de programma’s Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps bevorderen en aanmoedigen, opdat alle jongeren die dat wensen, met inbegrip van kansarme jongeren, met name uit ultraperifere regio’s en insulaire en afgelegen gebieden, zich actief kunnen engageren voor milieukwesties. Erop toezien dat in het kader van deze initiatieven prioriteit wordt gegeven aan milieuvriendelijke vervoerswijzen, teneinde de koolstofvoetafdruk van mobiliteitsprojecten voor jongeren te verkleinen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze worden afgestemd op de behoeften van de ultraperifere gebieden, die te kampen hebben met beperkingen als gevolg van hun afgelegen ligging; |
|
44. |
in samenwerking met jongerenorganisaties en jongeren peer-learningactiviteiten uitvoeren met betrekking tot het engagement van jongeren voor milieukwesties, het behoud en herstel van de biodiversiteit en de strijd tegen klimaatverandering en vervuiling, teneinde de bestaande beste praktijken in de lidstaten in kaart te brengen en de uitwisseling van deze praktijken tussen de lidstaten te vergemakkelijken. |
VERZOEKEN ALLE BELANGHEBBENDEN DIE DEELNEMEN AAN EUROPESE SAMENWERKINGSINITIATIEVEN OP HET GEBIED VAN JEUGDZAKEN, MILIEU EN KLIMAATVERANDERING HET VOLGENDE TE DOEN:
|
45. |
vrijwilligersactiviteiten rond milieukwesties ontwikkelen voor de begunstigden van het Europees Solidariteitskorps en andere nationale of internationale vrijwilligersprogramma’s; alle vrijwilligers, ongeacht de gebieden waar zij zich mee bezighouden, bewust maken van milieukwesties en de milieueffecten van hun missies, zodat zij tijdens deze activiteiten bijzonder alert kunnen zijn wat betreft hun koolstofvoetafdruk; |
|
46. |
de Europese samenwerking versterken door instrumenten en beste praktijken uit te wisselen wat betreft de betrokkenheid van jongeren bij en hun deelname aan milieuacties, met name bij de aanpak van klimaatverandering en vervuiling en het behoud van de biodiversiteit, op Europees niveau, onder meer door ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden die worden geboden door Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps en andere relevante financiële instrumenten van de EU. |
(1) Resolutie 70/1 is op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering aangenomen. Onze wereld transformeren: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.
(2) Wereldactieprogramma voor jongeren van de Verenigde Naties, juni 2010: https://www.un.org/esa/socdev/unyin/documents/wpay2010.pdf
(3) Conclusies van de Raad, Bouwen aan een duurzaam Europa tegen 2030 (10 december 2019): https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14835-2019-INIT/nl/pdf
Conclusies van de Raad, Een alomvattende aanpak om de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te versnellen – Een betere wederopbouw na de COVID-19-crisis (22 juni 2021) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9850-2021-INIT/nl/pdf
(4) Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
(5) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”).
(6) Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022), PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1.
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De Europese Green Deal, COM/2019/640 final.
(8) Europese Commissie: Flash Eurobarometer 478 (2019), How do we build a stronger, more united Europe? The views of young people: report
https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/99cb705b-fa13-11e9-8c1f-01aa75ed71a1/language-en
(9) Pan-European survey, Main multi-country report, #Climate of change, 2021: https://eeb.org/wp-content/uploads/2021/04/IPSOS-Multi-Country-Report-complete.FINAL_.pdf
(10) Het Youth4Climate Manifesto is een resultaat van het “Youth4Climate: Driving Ambition”-evenement, georganiseerd door de Italiaanse regering. Het bevat ideeën en concrete voorstellen over enkele van de meest dringende kwesties op de klimaatagenda, waaronder onderwijs voor duurzame ontwikkeling.
(11) David E. Campbell, What is the impact of education on civic and social engagement? Measuring the effects of education on health and civic engagement. Handelingen van het symposium van Kopenhagen, OESO 2006, https://www.oecd.org/education/innovation-education/37425694.pdf
(12) Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering – "Climate Change 2021: The Physical Science Basis: https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg1/downloads/report/IPCC_AR6_WGI_SPM_final.pdf
(13) [Conclusies van de Raad van 4 april 2022 over sport als hefboom om gedrag te veranderen ten voordele van duurzame ontwikkeling.]
(14) Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken (PB C 501I van 13.12.2021, blz. 19).
(15) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Nieuw Europees Bauhaus, COM(2021) 573 final.
(16) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende Europese missies, COM(2021) 609 final.
BIJLAGE
a) REFERENTIES
Bij de aanneming van deze conclusies hebben de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten die aanwezig zijn bij de Raadszitting nota genomen van de volgende documenten:
|
— |
Europees Parlement, Youth Ideas-verslag van 2021 voor de Conferentie over de toekomst van Europa, https://european-youth-event.europarl.europa.eu/wp-content/uploads/2021/10/2021_EYE_Report-Booklet_A5_20-10-Accessible.pdf |
|
— |
Verenigde Naties, Resolutie 70/1, Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling: https://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/70/1&Lang=E |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – De Europese Green Deal, COM(2019) 640 final. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, COM(2020) 380 final. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Europees klimaatpact, COM(2020) 788 final. |
|
— |
Verenigde Naties, 2015, Overeenkomst van Parijs: ADOPTION OF THE PARIS AGREEMENT - Paris Agreement text English (unfccc.int) |
|
— |
Conclusies van de Raad, Bouwen aan een duurzaam Europa tegen 2030 – Geboekte vooruitgang en volgende stappen https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14835-2019-INIT/nl/pdf |
|
— |
Conclusies van de Raad, Een alomvattende aanpak om de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te versnellen – Een betere wederopbouw na de COVID-19-crisis https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9850-2021-INIT/nl/pdf |
|
— |
Europese Commissie, toespraak over de Staat van de Unie 2021: https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/soteu_2021_address_nl_0.pdf |
|
— |
Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027, PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1. |
|
— |
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen, COM(2020) 625 final. |
|
— |
Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) PB C 66 van 26.2.2021. |
|
— |
Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe publieke ruimtes voor jongeren die hun zinvolle participatie in de maatschappij mogelijk maken, PB C 501I van 13.12.2021, blz. 19. |
|
— |
Conclusies van de Raad over de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren (2019-2021), PB C 504I van 14.12.2021, blz. 10. |
|
— |
Youth4Climate Manifesto Youth4Climate Manifesto (unfccc.int), november 2021. |
b) IN DEZE CONCLUSIES ZIJN DE VOLGENDE DEFINITIES VAN TOEPASSING:
“biodiversiteit”: de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen;
“klimaatverandering”: veranderingen in het klimaat die direct of indirect aan menselijke activiteiten worden toegeschreven, waarbij de samenstelling van de atmosfeer in de wereld wijzigt en de natuurlijke variaties in klimaatpatronen die in vergelijkbare perioden worden waargenomen, verergeren;
“engagement”: elke actie in het algemeen belang die op vrijwillige basis of in de vorm van een vrijwillige missie wordt ondernomen. Engagement verwijst naar vrijwillige en belangeloze burgeracties ten dienste van anderen;
“milieu”: de combinatie van natuurlijke en sociaal-economische elementen die het kader vormen van de levensomstandigheden van een individu, een bevolking of een gemeenschap op verschillende ruimtelijke schalen. Milieubescherming houdt in dat maatregelen moeten worden genomen om de negatieve gevolgen van menselijke activiteiten voor het milieu te beperken of ongedaan te maken;
“mentorschap”: een vrijwillige interpersoonlijke relatie op middellange tot lange termijn tussen een jongere en een mentor, gestructureerd binnen een professioneel kader;
“peer-learningactiviteiten”: activiteiten die, op EU niveau, de lidstaten die met dezelfde beleidsuitdagingen worden geconfronteerd, in staat stellen om in clusters te werken en goede praktijken te delen, zich te richten op landspecifieke uitdagingen of een specifieke nationale hervormingsagenda te ondersteunen met hulp van landen die in dezelfde situatie verkeren, organisaties van belanghebbenden en onafhankelijke deskundigen, naargelang het geval (1);
“duurzame ontwikkeling”: voorzien in de behoeften van de huidige generaties op een manier die het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, niet in het gedrang brengt. Dit bevordert een dynamische economie, volledige werkgelegenheid, hoge normen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en sociale en regionale cohesie, alsook milieubescherming, in een veilige en vreedzame wereld die de culturele diversiteit respecteert;
“kansarme jongeren”: jongeren die om economische, sociale, culturele, geografische of gezondheidsredenen, wegens een migratieachtergrond, een handicap of onderwijsproblemen, of om enige andere reden, met inbegrip van een reden die aanleiding kan geven tot discriminatie in de zin van artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kampen met belemmeringen die hen beletten daadwerkelijk toegang te krijgen tot mogelijkheden (2).
(1) Resolutie van de Raad betreffende de governancestructuur van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (2021/C 497/01), punt 11.
(2) Definitie in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) 2021/888.
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/17 |
Kennisgeving aan de personen op wie de maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2022/596 van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/592 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, van toepassing zijn
(2022/C 159/08)
De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die worden genoemd in de bijlage bij Besluit 2011/235/GBVB (1) van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2022/596 (2) van de Raad, en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 359/2011 (3) van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/592 (4) van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran.
De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de in de bovengenoemde bijlagen vermelde personen moeten blijven staan op de lijst van personen op wie en van entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB en van Verordening (EU) nr. 359/2011 van toepassing zijn.
Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat/lidstaten in kwestie, vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 359/2011, een verzoek kunnen indienen tot verstrekking van een machtiging voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 4 van de verordening).
De betrokken personen kunnen vóór 31 december 2022, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit hen op bovengenoemde lijst te plaatsen:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
RELEX.1 |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 BRUSSEL |
|
BELGIË |
|
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu |
Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij bij het Gerecht van de Europese Unie beroep tegen het besluit van de Raad kunnen aantekenen, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(1) PB L 100 van 14.4.2011, blz. 51.
(2) PB L 114 van 12.4.2022, blz. 68.
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/18 |
Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2011/235/GBVB van de Raad en Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, van toepassing zijn
(2022/C 159/09)
De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).
De rechtsgrond voor deze verwerking wordt gevormd door Besluit 2011/235/GBVB van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2022/596 van de Raad (3), en Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/592 van de Raad (5).
De verwerkingsverantwoordelijke is de afdeling RELEX.1 van het directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen (Relex) van het secretariaat-generaal van de Raad (SGR). De afdeling is als volgt te bereiken:
|
Raad van de Europese Unie |
|
Secretariaat-generaal |
|
RELEX.1 |
|
Wetstraat 175 |
|
1048 BRUSSEL |
|
BELGIË |
|
E-mail: sanctions@consilium.europa.eu |
De functionaris voor gegevensbescherming van het SGR is bereikbaar op het volgende adres:
Functionaris voor gegevensbescherming
data.protection@consilium.europa.eu
Doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn overeenkomstig Besluit 2011/235/GBVB, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2022/596, en Verordening (EU) nr. 359/2011, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/592.
De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Besluit 2011/235/GBVB en Verordening (EU) nr. 359/2011.
De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.
De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Europese Commissie.
Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725, worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van inzage, op rectificatie en van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.
De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn of de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van gerechtelijke procedures die eventueel zijn ingesteld.
Onder voorbehoud van een beroep op de rechter, een administratief of buitengerechtelijk beroep, kunnen betrokkenen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 een klacht bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming indienen (edps@edps.europa.eu).
(1) PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.
(2) PB L 100 van 14.4.2011, blz. 51.
(3) PB L 114 van 12.4.2022, blz. 68.
Europese Commissie
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/19 |
Wisselkoersen van de euro (1)
11 april 2022
(2022/C 159/10)
1 euro =
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,0900 |
|
JPY |
Japanse yen |
137,01 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4375 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,83693 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
10,3128 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,0180 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
140,00 |
|
NOK |
Noorse kroon |
9,5478 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
24,429 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
378,27 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,6456 |
|
RON |
Roemeense leu |
4,9397 |
|
TRY |
Turkse lira |
16,0485 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,4654 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,3738 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
8,5440 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5938 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
1,4874 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 345,23 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
15,9127 |
|
CNY |
Chinese yuan renminbi |
6,9405 |
|
HRK |
Kroatische kuna |
7,5519 |
|
IDR |
Indonesische roepia |
15 658,28 |
|
MYR |
Maleisische ringgit |
4,6112 |
|
PHP |
Filipijnse peso |
56,753 |
|
RUB |
Russische roebel |
|
|
THB |
Thaise baht |
36,613 |
|
BRL |
Braziliaanse real |
5,1550 |
|
MXN |
Mexicaanse peso |
21,8653 |
|
INR |
Indiase roepie |
82,7085 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/20 |
Mededeling van de Commissie betreffende de thans bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages, zoals die vanaf 1 mei 2022 gelden
(Bekendgemaakt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (1))
(2022/C 159/11)
De basispercentages zijn berekend overeenkomstig de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6). Afhankelijk van het gebruik van het referentiepercentage, moeten nog de passende opslagen in de zin van die mededeling worden toegepast. Voor het disconteringspercentage betekent dit dat een marge van 100 basispunt dient te worden toegevoegd. In Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 is bepaald dat, tenzij in een bijzondere beschikking of een bijzonder besluit anders is bepaald, ook het bij terugvordering te hanteren percentage wordt vastgesteld door het basispercentage met 100 basispunt te verhogen.
Gewijzigde percentages zijn vet gedrukt.
Vorige tabel is gepubliceerd in PB C 126 van 21.3.2022, blz. 9.
|
Van |
Tot |
AT |
BE |
BG |
CY |
CZ |
DE |
DK |
EE |
EL |
ES |
FI |
FR |
HR |
HU |
IE |
IT |
LT |
LU |
LV |
MT |
NL |
PL |
PT |
RO |
SE |
SI |
SK |
UK |
|
1.5.2022 |
… |
-0,35 |
-0,35 |
0,00 |
-0,35 |
4,85 |
-0,35 |
0,08 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
0,26 |
5,40 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
-0,35 |
4,06 |
-0,35 |
3,38 |
0,08 |
-0,35 |
-0,35 |
0,86 |
|
1.4.2022 |
30.4.2022 |
-0,49 |
-0,49 |
0,00 |
-0,49 |
4,00 |
-0,49 |
0,00 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
0,26 |
4,66 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
3,42 |
-0,49 |
3,38 |
-0,01 |
-0,49 |
-0,49 |
0,66 |
|
1.3.2022 |
31.3.2022 |
-0,49 |
-0,49 |
0,00 |
-0,49 |
4,00 |
-0,49 |
-0,03 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
0,26 |
4,02 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
2,85 |
-0,49 |
2,74 |
-0,04 |
-0,49 |
-0,49 |
0,66 |
|
1.2.2022 |
28.2.2022 |
-0,49 |
-0,49 |
0,00 |
-0,49 |
3,29 |
-0,49 |
-0,03 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
0,26 |
3,17 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
2,04 |
-0,49 |
2,74 |
-0,05 |
-0,49 |
-0,49 |
0,66 |
|
1.1.2022 |
31.1.2022 |
-0,49 |
-0,49 |
0,00 |
-0,49 |
2,49 |
-0,49 |
-0,01 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
0,26 |
2,38 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
-0,49 |
1,21 |
-0,49 |
2,27 |
-0,03 |
-0,49 |
-0,49 |
0,51 |
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/21 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.10716 – PLD / NBIM / TARGET ASSET BLEISWIJK)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2022/C 159/12)
1.
Op 5 april 2022 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:
|
— |
Prologis, L.P. (“PLD”, Verenigde Staten van Amerika); |
|
— |
Norges Bank Investment Management (“NBIM”, Noorwegen); |
|
— |
doelactiva (Nederland). |
PLD en NBIM verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, punt b), van de concentratieverordening over het geheel van de doelactiva.
De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.
2.
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:|
— |
PLD: bezit, exploiteert en ontwikkelt onroerend goed, hoofdzakelijk voor industriële doeleinden, in Noord- en Zuid-Amerika, Europa en Azië; |
|
— |
NBIM: beheerder van institutionele beleggingen voor Government Pension Fund Global namens het Noorse ministerie van Financiën, die zich toelegt op wereldwijde beleggingen waaronder vastgoedbeleggingen in Noord-Amerika, Europa en Japan; |
|
— |
doelactiva: onroerend goed in Bleiswijk, Nederland, dat wordt gebruikt als logistieke faciliteit. |
3.
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).
4.
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:
M.10716 – PLD / NBIM / TARGET ASSET BLEISWIJK
Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:
E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu
Fax +32 22964301
Postadres:
|
Europese Commissie |
|
Directoraat-generaal Concurrentie |
|
Griffie voor concentraties |
|
1049 Brussel |
|
BELGIË |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).
ANDERE HANDELINGEN
Europese Commissie
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/23 |
Bekendmaking van een aanvraag tot wijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(2022/C 159/13)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) uiterlijk twee maanden na deze bekendmaking bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
AANVRAAG TOT WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER
“Vicenza”
PDO-IT-A0476-AM03
Datum van aanvraag: 13.7.2018
1. Regels die op de wijziging van toepassing zijn
Artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 — Niet-minimale wijziging
2. Beschrijving van en redenen voor de wijziging
2.1. Schrapping van de versie spumante (mousserend) voor de soorten chardonnay, garganega (garganego) en pinot bianco
In het kader van een algemene herziening van de productsoorten die vallen onder de benaming “Vicenza” werd een aantal mousserende wijnen, zoals Vicenza chardonnay spumante, Vicenza garganega spumante en Vicenza pinot bianco spumante, geschrapt.
Dit verzoek vloeit voort uit de vaststelling dat geen van deze drie soorten sinds de oogst van 2014 is geproduceerd.
De wijzigingen hebben betrekking op de artikelen 1, 4, 5 en 6 van het productdossier en op punt 1.4 van het enig document.
2.2. Verhoging van druivenopbrengsten per hectare
De druivenopbrengst (ton/ha) is verhoogd voor de volgende rassen: cabernet en cabernet sauvignon: van 14 naar 15; garganega (garganego): van 16 naar 18; manzoni bianco: van 13 naar 14; merlot: van 14 naar 16; pinot bianco: van 14 naar 15; pinot grigio: van 13 naar 15; riesling en sauvignon: van 13,5 naar 15.
Deze bescheiden verhoging van de opbrengsten is nodig om de werkelijke capaciteit in bestaande wijngaarden weer te geven. De verhoging is gebaseerd op werkelijke opbrengsten in het gebied. Uit proeven die zijn uitgevoerd met betrekking tot teelttechnieken en veranderende weersomstandigheden is gebleken dat de kwaliteit van de druif en van de wijnproductie niet door deze verandering wordt aangetast.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 4 van het productdossier en op punt 1.5.2 van het enig document.
2.3. Schrapping van de eis dat producten met de aanduiding “riserva” gedurende drie maanden in houten vaten moeten zijn verfijnd
De eis dat producten met de aanduiding “riserva” drie maanden in houten vaten moeten zijn verfijnd, is geschrapt, terwijl een verplichte rijpingsperiode van ten minste twee jaar, zoals vermeld in de huidige wetgeving, behouden blijft als voorwaarde voor gebruik van deze traditionele term. De term “verfijning” is dan ook vervangen door “rijping”.
Gezien de consumptietrends op de belangrijkste markten voor deze soorten moet het aan de wijnmakerijen worden overgelaten om te bepalen of zij houten vaten gebruiken en hoelang de wijnen in die vaten moet rijpen, evenwel rekening houdend met het feit dat de minimale rijpingsperiode twee jaar blijft.
Deze wijziging is van invloed op artikel 5 van het productdossier, maar heeft geen invloed op het enig document.
2.4. Rode wijnsoorten met de aanduiding “riserva” — afzonderlijke beschrijving van analytische en organoleptische kenmerken
De analytische en organoleptische kenmerken van rode wijnen met de traditionele term “riserva” (rosso, cabernet, cabernet sauvignon, merlot, pinot nero en raboso), die in het productdossier beschreven waren samen met die van de rode basiswijnen, zijn nu afzonderlijk beschreven.
Deze wijziging is bedoeld om de tekst te verbeteren door ervoor te zorgen dat de analytische en organoleptische kenmerken van alle wijnsoorten in het productdossier duidelijk worden beschreven.
De wijziging heeft betrekking op artikel 6 van het productdossier en op punt 1.4 van het enig document.
2.5. Veranderingen in de organoleptische kenmerken van bepaalde soorten
Er werd een aantal veranderingen aangebracht aan de organoleptische kenmerken van de volgende soorten: bianco frizzante, bianco spumante, chardonnay, garganega, riesling, sauvignon, manzoni bianco, pinot grigio, moscato spumante, cabernet, cabernet riserva, cabernet sauvignon, cabernet sauvignon riserva, merlot, merlot riserva, pinot nero, pinot nero riserva, raboso, raboso riserva, rosato, rosato frizzante en novello.
De beschrijving van de wijnen is in overeenstemming gebracht met de termen die in de wijnsector door deskundige wijnproevers worden gebruikt.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 6 van het productdossier en op punt 1.4 van het enig document.
2.6. Verandering van het minimaal totaal alcoholvolumegehalte voor bianco passito
Het minimale totale alcoholvolumegehalte voor bianco passito is verhoogd van 13 % vol naar 16 % vol.
Het minimale totale alcoholvolumegehalte moet worden verhoogd zodat het overeenstemt met de specifieke productiemethoden voor passitowijnen. Dit omvat het drogen van de druiven, wat leidt tot een hoger alcoholgehalte.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 6 van het productdossier en op punt 1.4 van het enig document.
2.7. Toestemming voor het gebruik van schroefdoppen als afsluiting
Een schroefdop is toegestaan voor wijnen in de categorieën “wijn” en “parelwijn” die in glazen flessen van maximaal vijf liter in de handel worden gebracht.
Hierdoor kunnen producenten onmiddellijk inspelen op de vereisten van de diverse internationale markten door hun wijnen in de passende verpakking te leveren. Dit is met name relevant voor markten waar er een duidelijke vraag is naar wijn in flessen met een schroefdop.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en op punt 1.9 van het enig document (Andere voorwaarden — verpakking).
2.8. Toestemming voor het gebruik van andere recipiënten dan glas
XXX. Het is toegestaan andere recipiënten dan glas te gebruiken, bestaande uit een meerlagige plastic wijnzak van polyethyleen en polyester in een omhulsel uit karton of een ander onbuigzaam materiaal, met een volume tussen vijf en twintig liter.
Motivering: met deze wijziging kunnen producenten onmiddellijk inspelen op de vereisten van de diverse internationale markten door hun wijnen in de passende verpakking te leveren. Zo is de markt in Noord-Europa steeds meer voorstander van alternatieve soorten verpakking voor kwaliteitswijnen met een geografische aanduiding, zoals de “bag-in-box” die al goed is ingeburgerd in sommige markten zoals in Duitsland en in heel Noord-Europa.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en op punt 1.9 van het enig document (Andere voorwaarden — verpakking).
2.9. Verpakking van “Vicenza” riserva-wijnen
Er is specifiek vermeld over welke kenmerken wijnen met de BOB “Vicenza” met aanduiding riserva moeten beschikken wanneer zij in de handel worden gebracht, met name welk recipiënt en welke afsluiting mogen worden gebruikt alsook het maximaal toegelaten volume. Met name wijnen met DOC “Vicenza” van de soort riserva moeten in de handel worden gebracht in glazen flessen van maximaal negen liter, afgesloten met een dopkurk. “Mandflessen” of “dame-jeannes” mogen niet worden gebruikt.
Het imago van de riservaversies, met inbegrip van een perceptie van superieure kwaliteit, moet worden beschermd, en dit begint bij de recipiënten die voor de verpakking mogen worden gebruikt.
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 8 van het productdossier en op punt 1.9 van het enig document (Andere voorwaarden — verpakking).
ENIG DOCUMENT
1. Naam van het product
Vicenza
2. Type geografische aanduiding
BOB – Beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
|
1. |
Wijn |
|
5. |
Mousserende kwaliteitswijn |
|
6. |
Aromatische mousserende kwaliteitswijn |
|
8. |
Parelwijn |
4. Beschrijving van de wijn(en)
1. “Vicenza” bianco
Kleur: strogeel tot diep strogeel.
Geur: fruitig, intens, soms licht aromatisch.
Smaak: droog, fris en harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
2. “Vicenza” bianco frizzante
Kleur: strogeel.
Geur: delicaat, fruitig, soms licht aromatisch met florale toetsen.
Smaak: droog tot halfdroog en fris.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 14,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
3. “Vicenza” bianco spumante
Schuim: subtiel, met fijne textuur en aanhoudend.
Kleur: licht strogeel van variërende intensiteit.
Geur: delicaat, fruitig, soms licht aromatisch met florale toetsen.
Smaak: droog tot zoet en fruitig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
4. “Vicenza” bianco passito
Kleur: strogeel tot goudgeel.
Geur: kenmerkend voor passito, fijn.
Smaak: halfdroog of zoet, harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 16,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
5. “Vicenza” rosso
Kleur: robijnrood van variërende intensiteit.
Geur: intens en aanhoudend met toetsen van rode bessen.
Smaak: fris, droog en harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
6. “Vicenza” rosso novello
Kleur: robijnrood, soms met toetsen van violet.
Geur: intens en kruidig met toetsen van rode bessen.
Smaak: rond, smaakvol en zacht.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
7. “Vicenza” rosso riserva
Kleur: robijnrood van variërende intensiteit.
Geur: intens en aanhoudend met toetsen van rode bessen.
Smaak: droog, harmonieus, robuust en licht tannineachtig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 12,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
8. “Vicenza” rosato
Kleur: roze van wisselende intensiteit.
Geur: delicaat en floraal.
Smaak: droog tot halfdroog.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5,0 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
9. “Vicenza” rosato frizzante
Kleur: roze van wisselende intensiteit.
Geur: delicaat en floraal.
Smaak: droog tot halfdroog, fris en levendig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
10. “Vicenza” moscato spumante
Schuim: subtiel, met fijne textuur en aanhoudend.
Kleur: helder strogeel.
Geur: intens, kenmerkend voor het ras.
Smaak: droog tot zoet, kenmerkend voor het ras.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 13,0 g/l.
De volgende soorten worden geproduceerd: “extra brut”, “brut”, “extra droog”, “droog”, “demi-sec”.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
11. “Vicenza” chardonnay
Kleur: strogeel met groenachtige tinten.
Geur: fijn met toetsen van rijp wit fruit.
Smaak: droog, harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
12. “Vicenza” garganega
Kleur: strogeel.
Geur: delicaat met toetsen van witte bloemen en rijp wit fruit.
Smaak: droog en harmonieus met een licht bittere toets.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 14,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
13. “Vicenza” riesling
Kleur: strogeel met groenachtige tinten.
Geur: intens met toetsen van perzik en exotisch fruit.
Smaak: droog en fruitig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
14. “Vicenza” sauvignon
Kleur: strogeel van variërende intensiteit.
Geur: delicaat met toetsen van perzik en exotisch fruit.
Smaak: fris en harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
15. “Vicenza” manzoni bianco
Kleur: licht strogeel met groenachtige tinten.
Geur: fruitig met toetsen van witte bloemen.
Smaak: fris, harmonieus en vol.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
16. “Vicenza” pinot bianco
Kleur: licht strogeel.
Geur: floraal met toetsen van exotisch fruit.
Smaak: fris, harmonieus en fruitig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
17. “Vicenza” pinot grigio
Kleur: strogeel tot goudgeel, soms met een vleugje roze.
Geur: intens, fruitig, soms licht aromatisch met florale toetsen.
Smaak: droog, fris en fluweelachtig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 15,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
18. “Vicenza” cabernet
Kleur: diep robijnrood.
Geur: intens aroma van rood fruit, soms met een licht grasachtige toets.
Smaak: droog en aanhoudend.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
19. “Vicenza” cabernet riserva
Kleur: diep robijnrood, soms neigend naar granaatrood.
Geur: fruitig, soms met kruidige toetsen.
Smaak: droog met precies de juiste hoeveelheid tannines.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 12,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
20. “Vicenza” cabernet sauvignon
Kleur: diep robijnrood.
Geur: intens met toetsen van rood fruit.
Smaak: droog, harmonieus.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
21. “Vicenza” cabernet sauvignon riserva
Kleur: diep robijnrood, soms neigend naar granaatrood.
Geur: complex aroma van rode bessen.
Smaak: droog, vol en licht tannineachtig.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 12,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
22. “Vicenza” merlot
Kleur: robijnrood.
Geur: intens met toetsen van kersen en bessen.
Smaak: fris en zacht.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
23. “Vicenza” merlot riserva
Kleur: robijnrood, soms neigend naar granaatrood.
Geur: complex met toetsen van kersen en andere bessen.
Smaak: vol, zacht en aanhoudend.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 12,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
4,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
24. “Vicenza” pinot nero
Kleur: robijnrood.
Geur: etherisch, aangenaam.
Smaak: droog en smaakvol.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 18,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
25. “Vicenza” pinot nero riserva
Kleur: robijnrood, soms neigend naar granaatrood.
Geur: etherisch en complex.
Smaak: vol, fluweelachtig en aanhoudend.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 12,00 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
26. “Vicenza” raboso
Kleur: robijnrood van variërende intensiteit, soms met toetsen van violet.
Geur: vineus en intens met toetsen van marascijnkersen.
Smaak: fris, harmonieus en smaakvol.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 10,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 20,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
27. “Vicenza” raboso riserva
Kleur: robijnrood met een variërende intensiteit, soms neigend naar granaatrood.
Geur: intens en complex met toetsen van marascijnkersen.
Smaak: fris, robuust en aanhoudend.
Minimaal totaal alcoholvolumegehalte: 11,50 %.
Minimaal suikervrij extract: 22,0 g/l.
Analytische parameters die niet zijn opgenomen in de onderstaande tabel, voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgesteld in nationale en EU-wetgeving.
|
Algemene analytische kenmerken |
|
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
|
Minimale totale zuurgraad |
5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
5. Wijnbereidingsprocedés
a. Essentiële oenologische procedés
–
b. Maximumopbrengsten
|
1. |
Garganega 18 000 kg druiven per hectare |
|
2. |
Manzoni bianco 14 000 kg druiven per hectare |
|
3. |
Merlot, merlot riserva 16 000 kg druiven per hectare |
|
4. |
Moscato, pinot nero, pinot nero riserva 13 000 kg druiven per hectare |
|
5. |
Bianco, bianco frizzante, bianco spumante 18 000 kg druiven per hectare |
|
6. |
Bianco passito 14 400 kg druiven per hectare |
|
7. |
Rosso, rosso novello, rosso riserva, rosato, rosato frizzante 16 000 kg druiven per hectare |
|
8. |
Moscato spumante 13 000 kg druiven per hectare |
|
9. |
Cabernet, cabernet riserva, cabernet sauvignon riserva, chardonnay, pinot bianco, pinot grigio, raboso, raboso riserva, riesling 15 000 kg druiven per hectare |
|
10. |
Sauvignon, cabernet sauvignon 15 000 kg druiven per hectare |
6. Afgebakend geografisch gebied
Het productiegebied van de DOC-wijnen “Vicenza” als bedoeld in artikel 1 is als volgt gedefinieerd:
het omvat het hele grondgebied van de volgende gemeenten:
Albettone, Alonte, Altavilla Vicentina, Arcugnano, Arzignano, Asigliano Veneto, Barbarano Vicentino, Breganze, Brendola, Cassola, Carrè, Cartigliano, Castegnero, Castelgomberto, Chiuppano, Creazzo, Fara Vicentina, Gambellara, Gambugliano, Grancona, Lonigo, Longare, Malo, Marano Vicentino, Marostica, Mason Vicentino, Molvena, Montebello Vicentino, Montecchio Maggiore, Montecchio Precalcino, Montegalda, Montegaldella, Monteviale, Montorso Vicentino, Mossano, Mussolente, Nanto, Nove, Orgiano, Pianezze, Rosà, Rossano Veneto, Salcedo, Sandrigo, San Germano dei Berici, San Vito di Leguzzano, Sarego, Sarcedo, Schiavon, Sossano, Sovizzo, Tezze sul Brenta, Thiene, Villaga, Zanè, Zermeghedo, Zovencedo en Zugliano,
en een deel van het grondgebied van de volgende gemeenten:
Agugliaro, Bassano del Grappa, Brogliano, Caltrano, Calvene, Chiampo, Costabissara, Cogollo del Cengio, Campiglia dei Berici, Costabissara, Cornedo, Dueville, Grumolo delle Abbadesse, Isola Vicentina, Lugo Vicentino, Monte di Malo, Nogarole Vicentino, Piovene Rocchette, Pove del Grappa, Poiana Maggiore, Romano d’Ezzelino, Quinto Vicentino, Schio, Santorso, Torri di Quartesolo, Trissino, Vicenza en Villaverla.
Dit gebied is als volgt afgebakend:
Waar rijksweg 46 (del Pasubio) eindigt in Albera in de gemeente Vicenza, gaat de afbakeningslijn naar links tot Viale Diaz en volgt hij Viale del Verme tot in Via Cricoli. Van daaruit loopt hij naar het oosten langs Via Ragazzi del 99 tot aan de kruising met Via Quadri, waar hij die weg in zuidoostelijke richting volgt tot aan de kruising met de Strada Bertesina. Vervolgens loopt hij door naar het oosten totdat hij overgaat in Via Quintarello, waarna hij doorloopt tot aan de brug over de autosnelweg Valdastico, die hij volgt totdat hij overgaat in de provinciale weg van Cà Balbi. Daarna volgt hij de brug over de rivier de Tesina, vanwaar hij onmiddellijk naar links gaat door Marola en langs de Via Stradone loopt tot aan de brug over de rivier de Tergola, die hij in zuidelijke richting volgt tot aan Tribolo. Bij de brug gaat hij over in de provinciale weg van Abbadesse, die hij volgt tot in Vancimuglio. Van daaruit volgt hij Via Longare en steekt hij de rivier de Settimo over die de grens tussen Grumolo delle Abbadesse en Longare markeert. Hij loopt langs de gemeentegrens tussen Montegalda en Grisignano di Zocco tot aan de grens met de provincie Padua. De lijn volgt de provinciegrens tot Punta di Vò en van daaruit de weg naar Agugliaro, gekend als Via Punta, tot aan de kruising met Via Roma, die hij ongeveer 50 meter in westelijke richting volgt om vervolgens naar rechts te gaan, naar de Via Mottarelle, vanwaar hij doorloopt tot aan de kruising met Via Finale. Hij volgt Via Finale in westelijke richting totdat hij overgaat in Via Ponte Alto, waar hij naar links gaat en rijksweg 247 (Riviera) 50 meter volgt om vervolgens naar rechts te gaan en Via Giotto te volgen totdat hij de gemeentegrens van Agugliaro oversteekt en de gemeente Campiglia dei Berici binnenkomt. Bij de kruising met Via Galileo Galilei gaat hij naar links en loopt hij langs Via Crocetta totdat hij overgaat in de grens met de gemeente Noventa Vicentina, die hij volgt tot aan de kruising met het Alontekanaal. Hij loopt in zuidelijke richting door langs het Alontekanaal, steekt de provinciale weg San Feliciano over bij Ponte Murello en vervolgens de provinciale weg Poianese in Ponte Cazzola, waarna hij doorloopt tot het Roneghettokanaal, dat hij ongeveer 100 meter in zuidoostelijke richting volgt tot aan de gemeentegrens tussen Poiana Maggiore en Noventa Vicentina, die hij volgt tot aan het Ronegokanaal. Daarna loopt hij in noordwestelijke richting langs het Ronegokanaal tot aan de gemeentegrens met Asigliano Veneto. Van daaruit loopt de afbakeningslijn langs de provinciegrens van Vicenza langs de dorpen Spessa, Bagnolo di Lonigo en Lobia Vicentina tot aan rijksweg 11 (Padana Superiore) in Torri di Confine in de gemeente Gambellara. Hij volgt de gemeentegrens van Gambellara langs de provinciegrens met Verona langs Sarmazza, waarna hij doorloopt langs de provinciegrens tot in Calderina (hoogte 45 m), Cavaggoni (348 m) en Monte Segan (504 m). Hij loopt verder langs de interprovinciale grens, voorbij de hoogte van 608 m, tot in Rubeldi. Van daaruit volgt hij de weg naar Motti tot in Maglio di Chiampo, en vanuit het dorp Sgargeri loopt hij langs de weg tot aan de stad Nogarole. Hij loopt langs deze weg tot in Selva di Trissino, en via de weg van Selva di Trissino komt hij aan in Capitello net na de hoogte van 543 m, waar hij naar links gaat naar het pad dat naar het aquaduct leidt. Hij loopt langs dit pad door Pizi totdat hij, op een hoogte van 530 m, overgaat in de weg naar Cornedo Vicentino, die hij volgt door Pellizzari en Duello tot aan de kruising met de gemeentelijke weg die leidt naar Caliari, Stella, Savegnago en Ambrosi, door het dorp Grigio alvorens hij opnieuw overgaat in de provinciale weg naar Cornedo. In Cornedo gaat hij over in rijksweg 246, die hij volgt tot bijna aan de Noribrug om dan naar het oosten te gaan via de gemeentelijke weg die langs Colombara, Bastianci, Muzolon en Milani loopt (hoogte 547 m). Van daaruit volgt hij het karrenpad in noordoostelijke richting tot in Crestani (hoogte 532 m). Vervolgens loopt hij langs de gemeentelijke weg die leidt naar Mieghi, Milani (hoogte 626 m), Casare di Sopra, Casare di Sotto en Godeghe tot aan de gemeentelijke weg van Monte di Malo naar Monte Magrè, die hij volgt tot in Monte Magrè. Van daaruit volgt hij de weg naar Magrè tot de hoogte van 294 m, loopt hij in noordwestelijke richting door tot de hoogte van 218 m, volgt hij de weg Valfreda tot in Raga (hoogte 414 m) en loopt hij vervolgens door tot aan de gemeentegrens tussen Schio en Torrebelvicino, die hij volgt tot de hoogte van 216 m. Van daaruit volgt hij de stroom de Leogra tot aan de brug op rijksweg 46. Hij loopt langs rijksweg 46 tot Poleo en vervolgens in noordoostelijke richting naar Folgare (hoogte 287 m), San Martino (273 m), Sessegolo (289 m) en Timonchio (226 m). Vanuit Timonchio volgt hij de gemeentelijke weg langs Murello, Grimola, Santorso (hoogte 292 m) en Inderle op de grens tussen Santorso en Piovene Rocchette tot aan de stroom de Astico, die hij stroomopwaarts volgt tot een hoogte van 150 m. Van daaruit loopt hij langs de gemeentelijke weg naar Cogollo del Cengio via Scalzanella, en vanaf Cogollo del Cengio volgt hij de gemeentelijke weg die leidt naar Falon en vervolgens naar Mosson (hoogte 302 m) tot in het centrum van Caltrano. Vervolgens sluit hij aan op de provinciale weg tussen Caltrano en Calvene, loopt hij door Camisino en La Costa tot in de stad Calvene, van waaruit hij de gemeentelijke weg volgt naar Mortisa, Lore en Capitello delle Mare in de gemeente Lugo Vicentino (hoogte 416 m). Van daaruit loopt hij langs de gemeentegrens tussen Salcedo en Lusiana tot Ponte (hoogte 493 m), tot aan de provinciale weg tussen Breganze en Lusiana. Hij loopt verder langs de gemeentegrens tot Laverda (hoogte 229 m, 346 m, 410 m en 510 m) en bereikt de weg naar Crosara, die hij volgt tot in het centrum. Van daaruit loopt hij langs Via Pianari tot Erta (hoogte 456 m) om vervolgens in oostelijke richting door te lopen en af te dalen naar Capo di Sopra en Piazzette (263 m). Daarna volgt hij de provinciale weg van Valle San Floriano naar Valrovina en Caluga (hoogte 388 m) tot het gehucht Vallison (285 m), en van daaruit loopt hij langs de stroom de Vallison tot waar deze samenvloeit met de rivier de Brenta. Vanaf de samenvloeiing van de stroom de Vallison met de rivier de Brenta volgt hij de rivier de Brenta stroomopwaarts tot de Campesebrug. Hij loopt door de dorpen Albertoni, Zanchetta Pove del Grappa en Rivagge alvorens in noordwestelijke richting te gaan langs de provinciegrens van Pove del Grappa-Romano d’Ezzelino tot Signori (hoogte 342 en 250 m), waar hij rijksweg 141 bereikt die hij volgt tot aan de provinciegrens (hoogte 236 en 217 m). De afbakeningslijn volgt de provinciegrens tussen Vicenza en Treviso tot de provinciegrens met Padua en loopt in westelijke richting door tot de rivier de Brenta. Hij volgt de rivier tot San Michele, Scaldaferro en Bassanese op de gemeentegrens met Sandrigo en vervolgens in zuidelijke richting tot Salvetti, waar hij de gemeentegrens in noordelijke richting volgt tot Rozzola. Hij loopt langs de gemeentelijke weg tot Povolaro, langs Le Buse en het centrum van Dueville tot Villanova, waar hij overgaat in de gemeentegrens van Dueville, die hij in zuidelijke richting volgt totdat hij overgaat in de gemeentegrens van Villaverla op de stroom de Timonchio. Van daaruit loopt hij langs de gemeentegrens van Villaverla tot de gemeentegrens van Isola Vicentina. Verder in zuidelijke richting langs die grens gaat hij over in de gemeentelijke weg en bereikt hij het dorp Ponte, waar hij overgaat in rijksweg 46 en doorloopt tot Vicenza.
7. Voornaamste wijndruivenras(sen)
Cabernet Franc N. – Cabernet
Cabernet Sauvignon N. – Cabernet
Chardonnay B.
Garganega B.
Manzoni Bianco B. – Incrocio Manzoni 6.0.13 B.
Merlot N.
Moscato Bianco B. – Moscato
Pinot Bianco B. – Pinot Blanc
Pinot Grigio
Pinot Nero N.
Raboso Piave N. – Raboso
Raboso Veronese N. – Raboso
Riesling Italico B. – Riesling
Sauvignon B.
8. Beschrijving van het (de) verband(en)
8.1. “Vicenza” — alle categorieën wijnbouwproducten
Natuurlijke factoren:
Het gebied heeft zijn bijzondere geschiktheid voor wijnbouw te danken aan zijn geografische ligging, met de bergrug in het noorden die het beschermt tegen de koude wind in de winter en de Bericiheuvels in het zuiden die de warme luchtstromen uit de Povallei verzachten. Vicenza beschikt ook over een zeer goed hydrografisch netwerk, dat cruciaal is voor de ontwikkeling van wijnbouw en van andere landbouwactiviteiten.
Dankzij de gunstige blootstelling van de hellingen geniet het wijnbouwgebied een specifiek klimaat dat wordt gekenmerkt door een mild voorjaar, een matig warme zomer en een mild najaar. De gemiddelde temperatuur in de zomer is 22,9 oC. De hoogste temperaturen worden behaald in juli, en in het najaar zijn er grote verschillen in temperatuur tussen dag en nacht. Het regent hoofdzakelijk van april tot september, en de neerslag is vrij gelijkmatig verdeeld.
Wat de geologie betreft, beschikt het productiegebied over verschillende soorten ondergrond, gaande van hoofdzakelijk vulkanisch basaltgesteente in de westelijke heuvels en in het noorden tot sedimentaire mariene kalksteen, met name in het centrale en zuidelijke deel en in de Bericiheuvels. Bij de selectie van de rassen wordt rekening gehouden met de kenmerken van het land, dat over het algemeen een goede afwatering kent door de losse bodemtextuur. Hierdoor kunnen de wijnstokken zich correct ontwikkelen en een evenwichtige vegetatieve en productieve groei behalen, wat dan weer zorgt voor een kwaliteitsvolle productie.
Bij de oogst hebben de druiven een gemiddeld suikergehalte en een totale zuurgraad die varieert volgens de weersomstandigheden tijdens het oogstseizoen, maar altijd voldoende is om zeer frisse wijnen te maken.
Historische en menselijke factoren:
De DOC “Vicenza” dateert van 2000 en heeft betrekking op een ruim gebied dat zich uitstrekt van Berico ten zuiden van de stad Vicenza tot de uitlopers in het noordoostelijke deel van de provincie Vicenza. De moderne wijnbouwtechnieken en de kennis van Vicenza zijn terug te voeren tot een eeuwenoude wijnbouwtraditie.
Testen die zijn uitgevoerd door het Proefcentrum van Conegliano, samen met opleidingsactiviteiten en de verspreiding van nieuwe wijnbouwkundige en oenologische technieken door de instellingen van Conegliano en San Michele all’Adige, hebben de weg vrijgemaakt voor moderne wijnbouw. Lokale wijnbouwers hebben hier aanzienlijk toe bijgedragen door wijngaardbeheerprocessen en -methoden en innovatieve wijnbouwtechnologieën in te voeren die gericht zijn op zowel ecologische als economische duurzaamheid.
8.2. “Vicenza” — categorie: wijn
Informatie over de kwaliteit/kenmerken van de wijn die hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de geografische omgeving
De witte wijnen van de diverse soorten hebben een strogele tot goudgele kleur, soms met een vleugje roze, zoals bij pinot grigio.
Ze hebben een lichte en frisse smaak, met een aromatisch profiel dat afhangt van de druivenvariëteiten waarvan ze zijn gemaakt (hoofdzakelijk chardonnay, pinots, sauvignon en lokale variëteiten zoals garganega). In de neus worden de witte wijnen gekenmerkt door fruitige toetsen, soms met een vleugje van witte bloemen. De smaak is droog en harmonieus, soms met een licht zure toets.
De belangrijkste druivensoorten die voor rode wijnen met de BOB “Vicenza” worden gebruikt, zijn cabernet en merlot of raboso, een lokale variëteit. De wijnen hebben een robijnrode kleur met variërende intensiteit, die bij rijpe wijnen soms neigt naar granaatrood. De geur is intens met toetsen van rode bessen, of etherisch in het geval van pinot-nerowijnen. Over het algemeen zijn de rode wijnen fris met een lage zuurgraad, maar vaak goed gestructureerd, met een matig alcoholgehalte en een goed polyfenolniveau. Het heuvelachtige land met hoofdzakelijk kalkhoudende bodems biedt met name structuur, kleur en specifieke kenmerken. Wanneer de rode wijnen gerijpt zijn, ontwikkelen zij meestal complexe aroma’s, wrangheid en een goed tannineniveau.
Roséwijnen zijn meestal gemaakt van druivensoorten met een donkere schil (hoofdzakelijk merlot) en worden gekenmerkt door een roze kleur die in intensiteit varieert afhankelijk van het wijnbereidingsprocedé. Ze zijn delicaat en floraal in de neus. De smaak is fris en harmonieus, gaande van droog tot halfdroog, meestal met evenwichtige zuurheid en een matig alcoholgehalte.
Novellowijnen hebben een kleur die varieert van lichtrood tot robijnrood, soms met een vleugje paars. De geur is meestal intens en vineus, met een merkbare aanwezigheid van kruidige toetsen die typisch zijn voor maceratie onder koolzuur. De smaak is eerder rond, zacht en smaakvol.
De kleur van witte passitowijnen varieert van strogeel tot goudgeel, afhankelijk van de druivensoort en de gebruikte techniek. Het aroma is fijn en kenmerkend met toetsen van ingedroogde druiven. De smaak is harmonieus en kan variëren van halfdroog tot zoet.
Oorzakelijk verband tussen de elementen van het geografische gebied en de kwaliteit en kenmerken van het product die hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de geografische omgeving
De typische kenmerken van de “Vicenza”-wijnen in de wijncategorie zijn het resultaat van de bodemgesteldheid en het klimaat in het productiegebied, gecombineerd met menselijke factoren die een invloed hebben gehad en nog steeds hebben op het oenologisch potentieel van de druiven en op de wijnbereidingstechnologieën.
De omgeving van het productiegebied wordt gekenmerkt door een zacht voorjaar, waardoor zeer vroege soorten zoals chardonnay en pinot kunnen kiemen, een niet te hete zomer, waardoor de druiven niet te vroeg rijpen, en een mild najaar, waardoor bepaalde late soorten, zoals garganega, cabernet sauvignon en raboso, volledig kunnen rijpen.
Het temperatuurverschil tussen dag en nacht houdt nauw verband met de vorming van bepaalde aromatische stoffen (terpenen) die typisch zijn voor de gebruikte soorten en aromatische precursoren van de zeer gewaardeerde toetsen van de witte en roséwijnen. Hierdoor krijgen de wijnen hun typische organoleptische en chemische kenmerken, waaronder hun soms intense bouquet, droge smaak, goede structuur en alcoholgehalte, en een gemiddelde zuurgraad.
Een cruciale factor hierbij is het professionalisme van de wijnbouwers inzake optimalisering van het wijngaardbeheer, bladerdek en gewasbescherming, rekening houdend met de gevoeligheid van de druiventrossen van onder meer de pinots.
Voor de diverse druivenvariëteiten mogen er verschillende wijnbereidingstechnieken worden gebruikt, en om hun specifieke organoleptische eigenschappen tot uiting te laten komen, worden de druiven meestal afzonderlijk geoogst en tot wijn verwerkt.
Tot slot helpen de temperatuurschommelingen tussen nacht en dag en de verse luchtstromen die zo typisch zijn voor dit klimaat, bij de bewaring van de druiven terwijl ze worden gedroogd in droogloodsen. Deze gedroogde druiven hebben dan ook een hoge concentratie stoffen en zijn ideaal voor de bereiding van bianco passito, waarvan de kleur varieert volgens de druivenvariëteit en de gebruikte wijnbereidingstechniek.
8.3. “Vicenza” — categorieën: mousserende kwaliteitswijn, aromatische mousserende kwaliteitswijn, parelwijn
Informatie over de kwaliteit/kenmerken van de wijn die hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de geografische omgeving
“Vicenza”-wijnen van de categorieën mousserende kwaliteitswijn, aromatische mousserende kwaliteitswijn en parelwijn hebben meestal een strogele kleur van variërende intensiteit, terwijl de rosé-parelwijnen een kenmerkende rozige tint hebben.
De kwaliteit van de mousserende wijnen houdt nauw verband met het beperkte gamma druivenrassen waarvan ze kunnen worden gemaakt.
De mousserende wijnen hebben een fijn, aanhoudend schuim.
De mousserende kwaliteitswijnen bianco spumante zijn fruitig in de neus met toetsen van appel en perzik of ander fruit met wit vruchtvlees; hun aroma is delicaat, met mogelijk toetsen van witte bloemen en gedroogde vruchten, die het resultaat zijn van het gistingsproces in tanks.
Moscato spumante is gemaakt van het druivenras moscato giallo, waarvan de aromatische toetsen worden versterkt tijdens een geleidelijk rijpingsproces onder invloed van het sub-alpiene klimaat. Hij is intens in de neus met kenmerkende muskaattoetsen die typisch zijn voor het ras.
Zowel de witte als de roséparelwijnen onderscheiden zich door een delicate frisheid die verband houdt met een gematigde vrijgave van koolstofdioxide.
Zowel de mousserende wijnen als de parelwijnen hebben een harmonieuze smaak met frisse toetsen en een evenwichtige zuurheid. Hun suikergehalte varieert van droog tot zoet voor “Vicenza” bianco spumante en “Vicenza” moscato spumante, en van droog tot halfdroog voor “Vicenza” bianco frizzante en “Vicenza” rosato frizzante.
Oorzakelijk verband tussen de elementen van het geografische gebied en de kwaliteit en kenmerken van het product die hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de geografische omgeving
De hierboven beschreven kenmerken van de mousserende kwaliteitswijnen, aromatische mousserende kwaliteitswijnen en parelwijnen zijn het resultaat van de combinatie van de bodem- en klimaatomstandigheden in het productiegebied en de menselijke factoren die van oudsher van invloed zijn op het oenologische potentieel van de druiven en op de verwerkingstechnieken.
De kwaliteit van de mousserende kwaliteitswijnen, aromatische mousserende kwaliteitswijnen en parelwijnen houdt verband met de beschikbaarheid van grondstoffen uit de gebieden waar druiven worden geteeld met precies de juiste kwaliteitskenmerken om dergelijke wijnen te produceren. Deze kwaliteitskenmerken bestaan er met name in dat de druiven een evenwicht kunnen behouden tussen suikers en zuurgraad, hierbij geholpen door de temperatuurschommelingen tussen dag en nacht tijdens de laatste rijpingsfase, wat de wijnen hun delicate fijne geuren geeft.
De bijdrage die de wijnbouwers leveren door de manier waarop zij de wijngaard beheren, van de keuze voor de onderstam tot het leisysteem, en van het beheer van het gebladerte tot de regeling van de watertoevoer, is dus cruciaal. Al deze aspecten zijn doorslaggevend om de geschikte druiven te verkrijgen voor de cuvee waarvan in de volgende fase mousserende kwaliteitswijn, aromatische mousserende kwaliteitswijn of parelwijn met de vereiste organoleptische kenmerken van frisheid en fijne aroma’s zal worden gemaakt.
De druiven worden doorgaans vroeger geoogst dan die voor de productie van “niet-mousserende” wijnen om het juiste evenwicht tussen suikers en zuurgraad te garanderen dat nodig is om mousserende kwaliteitswijn te produceren. De wijn wordt gewoonlijk van één ras geproduceerd, en eventuele andere componenten worden tijdens het produceren van de cuvee bijgemengd.
Mousserende kwaliteitswijnen, aromatische mousserende kwaliteitswijnen en parelwijnen met de benaming “Vicenza” zijn ook het resultaat van technologische innovatie in de gistingsprocessen in tanks, wat heeft geholpen om het gisttransformatieproces efficiënter te maken en het aromatische profiel van de geproduceerde wijnen te verbeteren, waardoor ze nog aangenamer worden. De unieke organoleptische kenmerken van de wijnen worden hierdoor nog verbeterd, met name door de frisheid en florale toetsen naar voren te brengen die hoofdzakelijk afkomstig zijn van de druiven, als gevolg van het feit dat het lokale gebied de ideale omgeving vormt voor het maken van “Vicenza”-wijnen. De unieke en onderscheidende kenmerken van mousserende kwaliteitswijnen, aromatische mousserende kwaliteitswijnen en parelwijnen uit het gebied van de BOB “Vicenza” zijn dan ook het resultaat van een evenwicht in zuurgraad en pH dat de fijne aroma’s van de wijnen en zo hun algemene elegantie vergroot, wat het eindresultaat is van passende wijnbereidingsprocedés.
9. Andere essentiële voorwaarden
Specifieke voorschriften voor verpakkingen
Rechtskader:
wetgeving van de Unie
Type aanvullende voorwaarde:
aanvullende bepalingen betreffende etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
aanvullende bepalingen betreffende recipiënten:
Voor wijnen met DOC “Vicenza” die in de handel worden gebracht in recipiënten van maximaal vijf liter moeten traditionele glazen flessen met een dopkurk of schroefdop worden gebruikt.
Het is toegestaan andere recipiënten dan glas te gebruiken, bestaande uit een meerlagige plastic wijnzak van polyethyleen en polyester in een omhulsel uit karton of een ander onbuigzaam materiaal, met een volume tussen vijf en twintig liter.
Deze alternatieve recipiënten mogen niet worden gebruikt voor soorten met de aanduiding riserva.
De stoppers die voor mousserende wijn worden gebruikt, moeten voldoen aan de geldende wetgeving. Voor parelwijn mag een schroefdop worden gebruikt.
De riservaversie van wijnen met DOC “Vicenza” moet in de handel worden gebracht in glazen flessen van maximaal negen liter, afgesloten met een dopkurk. “Mandflessen” of “dame-jeannes” mogen dan ook niet worden gebruikt.
Link naar het productdossier
https://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/17002
|
12.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 159/44 |
Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2022/C 159/14)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”
EU-nr.: PDO-FR-0137-AM01- 3.12.2020
BOB (X) BGA ( )
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
Naam: Syndicat des Laiteries Charentes-Poitou
Adres: 44 rue Jean Jaurès, 17700 Surgeres, France
Tel. +33 546075800
Fax +33 546076055
E-mail: contact@aclccp.com
Samenstelling en rechtmatig belang: Het Syndicat des Laiteries Charentes-Poitou is een beroepsvereniging van melkproducenten, melkophalers en verwerkers/producenten van “Beurre Charentes-Poitou”. Zij is daarom gerechtigd om wijzigingen van het productdossier aan te vragen.
2. Lidstaat of derde land
Frankrijk
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben
|
☐ |
Naam van het product |
|
☒ |
Beschrijving van het product |
|
☒ |
Geografisch gebied |
|
☒ |
Bewijs van de oorsprong |
|
☒ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
|
☒ |
Verband |
|
☒ |
Etikettering |
|
☒ |
Overige: bijwerking van de contactgegevens van de bevoegde dienst van de lidstaat en van de groepering, de productcategorie, de controlestructuren en de nationale eisen |
4. Aard van de wijziging(en)
☐ Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.
☒ Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.
5. Wijziging(en)
5.1. Beschrijving van het product
In het productdossier wordt de volgende zin:
“De boter met de benamingen moet een uitgesproken en aangename smaak hebben. Zij moet vers ruiken met een verfijnde geur. Zij moet homogeen van kleur en goed smeerbaar zijn.”
vervangen door:
““Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”, bereid uit koemelk, heeft een homogeen roomwitte tot lichtgele kleur, een verfijnde melkgeur en een aangename smaak van verse room en hazelnoot.”
De aard van de gebruikte melk is toegevoegd (“bereid uit koemelk”).
De beschrijving van de kleur van de boter is aangevuld (“roomwitte tot lichtgele kleur”), evenals die van de geur- (“verfijnde melkgeur”) en smaakkenmerken (“smaak van verse room en hazelnoot”).
In het productdossier wordt de volgende zin:
“Zij moet homogeen van kleur en goed smeerbaar zijn.”
vervangen door:
“Zij smelt in de mond en wordt gekenmerkt door een zowel stevige als kneedbare textuur, waardoor zij zich uitstekend leent voor de bereiding van bladerdeeg.”
De elementen die betrekking hadden op de “goed smeerbare” textuur zijn aangepast om de textuur van de boter duidelijker aan te geven.
In het productdossier wordt de volgende zin toegevoegd:
“De boter kan ongezouten of gezouten zijn.”
Dit om expliciet te vermelden dat de boter al dan niet gezouten kan zijn, overeenkomstig de stap in de werkwijze voor het verkrijgen van het product waarin tijdens de bereiding zout kan worden toegevoegd.
In het productdossier wordt de volgende zin toegevoegd:
“De boter heeft een pH van ten hoogste 6.”
Deze bepaling stond in de rubriek “Werkwijze voor het verkrijgen van het product” en wordt verplaatst naar de rubriek “Beschrijving”, omdat zij deel uitmaakt van de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van het product.
In het productdossier wordt de volgende zin geschrapt:
“De samenstelling per 100 g eindproduct is als volgt: ten minste 82 % vet, ten hoogste 2 g vetvrije droge stof en ten hoogste 16 g water. De boter mag worden gezouten, met maximaal 2 gram zout per 100 gram boter.”
Dit zijn wettelijke voorschriften.
In het productdossier wordt de volgende zin geschrapt:
“Toevoeging van kleurstoffen, antioxidanten of ontzurende stoffen is verboden.”
Het verbod op de toevoeging van kleurstoffen, antioxidanten of ontzurende stoffen is geschrapt en verplaatst naar de werkwijze voor het verkrijgen van het product.
In het productdossier wordt de volgende zin geschrapt:
“De melk en de room die bij de bereiding van de boter met oorsprongsbenaming worden gebruikt, moeten worden gepasteuriseerd.”
De verplichting om de melk en de room te pasteuriseren is uit de beschrijving geschrapt om de BOB open te stellen voor de productie van rauwmelkse boter. Hoewel oorspronkelijk alle boter uit de regio uit rauwe melk werd bereid, werd deze boter een nicheproduct toen in de twintigste eeuw de pasteurisatie opkwam. De productie ervan is echter nooit helemaal verdwenen. De groepering wil dit product nu onder de BOB op de markt kunnen brengen.
Het enig document wordt eveneens gewijzigd.
De volgende zin:
“Bijna witte, vaste boter met een fijn aroma”
wordt vervangen door:
““Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”, bereid uit koemelk, heeft een homogeen roomwitte tot lichtgele kleur, een verfijnde melkgeur en een aangename smaak van verse room en hazelnoot.
Zij smelt in de mond en wordt gekenmerkt door een zowel stevige als kneedbare textuur, waardoor zij zich uitstekend leent voor de bereiding van bladerdeeg.
De boter kan ongezouten of gezouten zijn.
De boter heeft een pH van ten hoogste 6.”
5.2. Geografisch gebied
In het productdossier wordt het geografische gebied niet gewijzigd, maar is de presentatie ervan herzien door een lijst op te stellen van de betrokken departementen en gemeenten omdat moet worden voldaan aan de richtsnoeren voor het opstellen van een enig document en omdat “Pays de Loire et Poitou” de consument onvoldoende nauwkeurige informatie geeft. Bovendien wordt aangegeven dat het verpakken en het invriezen ook in het gebied plaatsvinden.
Wat het verpakken betreft, gaat het om de opname van een bestaande bepaling uit de nationale tekst over de benaming, die bij het opstellen van het productdossier voor de BOB was weggelaten.
Wat het invriezen betreft, gaat het om een toevoeging.
De verpakking moet altijd in het gebied plaatsvinden. Het product moet snel na het einde van de bereiding worden verpakt. Ten eerste kan de boter in de verpakkingsstap de vorm worden gegeven waarin zij in de handel zal worden gebracht. De boter wordt ook verpakt om ze te beschermen tegen schokken die ze zouden kunnen vervormen en tegen ongewenste geuren die zij zou kunnen opnemen. Zij wordt vervolgens afgekoeld om te kristalliseren en om ervoor te zorgen dat de aroma’s en de textuur zich kunnen ontwikkelen, voordat de boter in de handel wordt gebracht.
Alleen reeds verpakte boter die is bestemd voor voedingsmiddelentoepassingen of voor uitvoer, mag worden ingevroren. Het invriezen vindt plaats binnen ten hoogste dertig dagen na de bereiding. De boter wordt ingevroren na kristallisatie, waardoor de organoleptische eigenschappen van de bevroren boter kunnen worden gewaarborgd.
Deze verschillende elementen worden toegelicht in punt 3.5 van het enig document en het geografische gebied wordt omschreven aan de hand van een zo beknopt mogelijke lijst van departementen, kantons en gemeenten, overeenkomstig de voor dit document vastgestelde richtsnoeren.
De grenzen van het geografische gebied voor de productie van de melk worden niet gewijzigd, maar in de presentatie ervan wordt een lijst toegevoegd van de departementen en gemeenten die tot het gebied behoren.
Ten slotte wordt de volgende bepaling aan het productdossier toegevoegd:
“Het cartografische materiaal waarin het geografische gebied wordt weergegeven, kan worden geraadpleegd op de website van het Institut national de l’origine et de la qualité.”
5.3. Bewijs van oorsprong
In het licht van de nationale ontwikkelingen op wet- en regelgevingsgebied is er een hoofdstuk “Elementen waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is” aan het productdossier toegevoegd. Dit bevat de verplichtingen inzake aangifte en het bijhouden van registers in verband met de traceerbaarheid van het product en de monitoring van de productieomstandigheden.
Het betreft:
|
— |
een identificatieverklaring van de marktdeelnemers die deels of integraal willen deelnemen aan de productie, ophaling of verwerking van melk; |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“4.1 Identificatie van de marktdeelnemers
Elke marktdeelnemer die deels of integraal wil deelnemen aan de productie, ophaling of verwerking van de melk, moet een identificatieverklaring indienen. Deze verklaring wordt door de groepering in ontvangst genomen, gecontroleerd en geregistreerd. Ze wordt opgesteld volgens het model dat is gevalideerd door de directeur van het Institut national de l’origine et de la qualité (INAO).
De groepering houdt een lijst bij van geïdentificeerde marktdeelnemers.”
|
— |
Diverse rapportageverplichtingen inzake tijdelijke onderbreking van de productie (“voorafgaande verklaring van het voornemen om niet te produceren” en “voorafgaande verklaring van de hervatting van de productie”), de kennis en de monitoring van de producten die bestemd zijn voor verkoop onder de BOB (controle van hoeveelheden en voorraden); |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“4.2. Aangifteverplichtingen
|
a) |
Verklaring van het voornemen om niet te produceren en verklaring van de hervatting van de productie |
Elke marktdeelnemer die de productie onder de oorsprongsbenaming wil stopzetten, dient ten minste twee weken van tevoren een verklaring van het voornemen om niet te produceren onder de oorsprongsbenaming in. Een dergelijke verklaring kan al zijn productiefaciliteiten betreffen of een deel ervan.
De groepering stelt het controleorgaan daarvan in kennis en bewaart deze verklaring gedurende vijf jaar.
Wanneer de marktdeelnemer zijn activiteiten wil hervatten, stuurt hij de groepering ten minste twee weken voorafgaand aan de hervatting van de productie een verklaring van de hervatting van de productie. In die verklaring wordt met name de beoogde datum voor de hervatting van de productie vermeld.
De groepering stelt het controleorgaan daarvan in kennis en bewaart deze verklaring gedurende vijf jaar.
|
b) |
Aangifteverplichtingen die nodig zijn voor de kennis en de monitoring van de producten die bestemd zijn voor verkoop onder de oorsprongsbenaming |
Aan het einde van elk halfjaar delen de betrokken marktdeelnemers de totale hoeveelheid in de handel gebrachte boter mee en vermelden daarbij de hoeveelheid boter die onder de oorsprongsbenaming is afgezet en de stand van de voorraden op de laatste dag van het betreffende halfjaar.
De groepering bewaart deze documenten gedurende ten minste vijf jaar.
Elk jaar doet de groepering het INAO een overzicht toekomen van de statistische gegevens over de “Beurre Charentes-Poitou”.”
|
— |
Het bijhouden van registers waarin de verplichtingen van de marktdeelnemers worden gespecificeerd in termen van een in- en uitslagregister ten behoeve van de traceerbaarheid van de gebruikte hoeveelheden melk en room en de geproduceerde, verpakte en ingevroren hoeveelheden boter; |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“ 4.3. Bijhouden van registers
Elke marktdeelnemer stelt de controlestructuren registers ter beschikking en alle documenten die nodig zijn voor de controle van de oorsprong, de kwaliteit en de productieomstandigheden van de melk en de boter.
|
a) |
Traceerbaarheid |
Elke verwerker houdt een in- en uitslagregister bij of een ander gelijkwaardig boekhouddocument. In dit register worden met name de volgende gegevens vermeld:
|
— |
de in het productiegebied van de melk opgehaalde of aangekochte hoeveelheden melk die bestemd zijn voor de vervaardiging van boter met de oorsprongsbenaming; |
|
— |
de opgehaalde of aangekochte hoeveelheden room die bestemd zijn voor de vervaardiging van boter met de oorsprongsbenaming, en een vermelding van de herkomst van de gebruikte melk; |
|
— |
de hoeveelheden boter die zijn vervaardigd met de oorsprongsbenaming; |
|
— |
in voorkomend geval, de aangekochte hoeveelheden boter met de oorsprongsbenaming en een vermelding van de herkomst ervan; |
|
— |
de totale hoeveelheden boter die op voorraad zijn om te worden verkocht onder de oorsprongsbenaming, waaronder:
|
Elk verpakkingsbedrijf houdt een register bij waarin de hoeveelheden boter met de oorsprongsbenaming (in- en uitslag) worden vermeld.
Deze documenten worden bewaard tot ten minste twee jaar na de registraties van een bepaald jaar.
Voor de melkophalers gelden dezelfde verplichtingen voor de activiteiten waarbij zij betrokken zijn.”
|
— |
De documenten die nodig zijn voor het toezicht op de naleving van de productieomstandigheden van het voer voor de dieren (aard, oorsprong, hoeveelheid) en de melkophaling (leveringsbon, factuur). |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
|
“b) |
Toezicht op de naleving van de productieomstandigheden |
De melkproducenten stellen de controlestructuren de documenten ter beschikking waarin met name de aard, de oorsprong en de hoeveelheid van de voor de voeding van de veestapel verstrekte voedergewassen en voedermiddelen worden vermeld. Zij registreren ook de data van de beweidingsperioden.
De melkproducent bewaart de facturen en/of de leveringsbonnen waarin de hoeveelheden en de oorsprong van de aangekochte voedermiddelen worden vermeld.
Deze documenten worden gedurende vijf jaar bewaard.
De verwerkers stellen de controlestructuren documenten ter beschikking aan de hand waarvan met name het volgende kan worden geverifieerd:
|
— |
het ophalingsgebied in het productiegebied van de melk; |
|
— |
de datum van ophaling; |
|
— |
de naleving van de productieparameters; |
|
— |
de termijn voor het invriezen na de bereiding. |
Deze documenten worden gedurende twee jaar bewaard.
Voor de melkophalers gelden dezelfde verplichtingen voor de activiteiten waarbij zij betrokken zijn.”
In het productdossier wordt nu uitdrukkelijk rekening gehouden met controle van de producten op grond van andere nationale wetgeving. Het gaat hierbij om analytische en organoleptische onderzoeken die onaangekondigd en steekproefsgewijs wordt uitgevoerd.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“ 4.4. Controle van de producten
De verpakte boter wordt onaangekondigd en steekproefsgewijs aan een analytisch en organoleptisch onderzoek onderworpen.”
5.4. Werkwijze voor het verkrijgen van het product
5.1 Melkproductie
Aan het productdossier worden bepalingen inzake de melkproductie toegevoegd. Deze bepalingen versterken het verband van de “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” met haar geografische oorsprong door de gebruiken van de landbouwers in het gebied voor de voeding van de veestapel in het algemeen en van de melkkoeien in het bijzonder vast te leggen.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
|
“a) |
Beheer van de veestapel |
In de zin van dit productdossier wordt verstaan onder:
|
— |
veestapel: de volledige rundveestapel van het bedrijf, bestaande uit lacterende koeien, droogstaande koeien en vaarzen; |
|
— |
vaarzen: dieren die gespeend zijn, maar nog niet gekalfd hebben; |
|
— |
melkkoeien: lacterende koeien, droogstaande koeien en vaarzen één maand vóór het kalven. |
Elk bedrijf beschikt over voederarealen die bestemd zijn voor de voeding van de veestapel, waaronder ten minste 20 are gras of mengkoren (mengsel van grassen en eiwitrijke gewassen) per melkkoe.”
Om dit verband te onderstrepen wordt een hoofdstuk toegevoegd over de oorsprong van het voer, waarin de grondstoffen worden opgesomd die uit het gebied afkomstig moeten zijn, en waarin wordt vermeld dat ten minste 80 % van het basisrantsoen van de veestapel uit het gebied afkomstig is.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
|
“b) |
Oorsprong van het voer |
De volgende grondstoffen zijn afkomstig uit het productiegebied van de melk:
|
— |
voedergewassen: graangewassen (hele planten), gras, kruiden, peulvruchten, vers of verduurzaamd, in welke vorm dan ook, stro, |
|
— |
kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) als groenvoer toegediend, |
|
— |
wortels en knollen, |
|
— |
graankorrels, waaronder maïs en daarvan afgeleide producten, |
|
— |
oliehoudende zaden en peulvruchten. |
Het totale jaarlijkse rantsoen van de veestapel, uitgedrukt in droge stof, is voor ten minste 80 % afkomstig uit het productiegebied van de melk.
Het deel van de eiwitrijke aanvullende voedermiddelen met een ruweiwitgehalte > 20 % van de totale droge stof dat niet afkomstig is uit het productiegebied van de melk, bedraagt maximaal 1 200 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar.
Producten die uit de hierboven vermelde grondstoffen zijn verkregen maar buiten het gebied zijn verwerkt, mogen deel uitmaken van de voeding van de veestapel en worden meegerekend in het aandeel van de voedselautonomie, mits de traceerbaarheid van deze producten gewaarborgd is.”
Deze bepalingen worden aangevuld met een lijst van voor de voeding verboden ingrediënten.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“Voor de voeding van de veestapel zijn verboden:
|
— |
ureum en zijn derivaten, zoals vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding; |
|
— |
het gebruik van palm-, grondnoten-, zonnebloem-, lijn-, olijf- en kokosolie (kopraolie) als zodanig. Restolie in diervoeders en olie die is toegevoegd als technische hulpstof bij de vervaardiging van concentraten, vallen hier niet onder; |
|
— |
elke chemische behandeling (met name met natriumcarbonaat en ammoniak) van diervoeders die bestemd zijn voor de veestapel; |
|
— |
voedermiddelen die zijn afgeleid van transgene producten (GGO’s).” |
Er is ook een verduidelijking toegevoegd welke veevoeradditieven zijn toegestaan.
De volgende zin wordt toegevoegd:
“Als veevoeradditieven zijn alleen enzymen en bacteriële inoculanten toegestaan.”
Ook wordt gespecificeerd welk deel van het dagelijkse rantsoen van de melkkoeien uit maïs bestaat. Het aandeel maïs in de voeding draagt bij tot de kenmerken van boter met de BOB “Beurre Charentes-Poitou”, “Beurre des Charentes” of “Beurre des Deux-Sèvres”. Enerzijds is het van invloed op het vetgehalte van de melk en de room en anderzijds op de zowel stevige als kneedbare textuur, die met name gewild is bij banketbakkers.
Deze aanvullingen weerspiegelen de gebruiken van de melkproducenten in het gebied, die hun beheer van de veestapel hebben weten aan te passen aan de beperkingen van de bodem en het klimaat van het geografische gebied. Het bijzondere aan de voeding in deze streek is dat zij regelmatig en constant is, waardoor de samenstelling van de melk, de room en de boter weinig varieert.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
|
“d) |
Voeding van de melkkoeien |
Het rantsoen van de melkkoeien omvat, per koe en per dag, als droge stof:
|
— |
ten minste 2 kg ander voer dan snijmaïs; |
|
— |
ten minste 7 kg maïs (in alle vormen), die ten minste 50 % van het totaal uitmaakt. |
Tijdens de beweidingsperiode mag de hoeveelheid maïs verminderd worden, maar niet tot minder dan 1,5 kg.
Als er kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) in het dagrantsoen zijn opgenomen, mag het aandeel daarvan niet meer bedragen dan 10 % van de droge stof.
De hoeveelheid van de volgende aanvullende voedermiddelen bedraagt maximaal 1 800 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar:
|
— |
granen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
zaden van oliehoudende gewassen en peulvruchten en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
mineralen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
vitaminen; |
|
— |
bijproducten van de fermentatie van micro-organismen.” |
Ten slotte wordt voorzien in bepalingen om het welzijn van de dieren in de stallen (ligruimte, strooisel, beluchting) te waarborgen.
De volgende alinea wordt toegevoegd:
|
“e) |
Houderijomstandigheden |
Als de dieren binnen zijn, moet voor beluchting worden gezorgd door natuurlijke luchtcirculatie of, als deze onvoldoende is, door mechanische ventilatie.
Met het oog op een zo groot mogelijk comfort liggen de dieren op zacht materiaal.
“Er ligt voldoende strooisel, bestaande uit stro of andere materialen, en het wordt vaak genoeg ververst om te zorgen dat het droog en soepel blijft.”
Overeenkomstig de bepalingen van het productdossier worden de volgende alinea’s toegevoegd aan punt 3.3 van het enig document:
“De voeding van de melkkoeien kan niet volledig uit het geografische gebied komen. De beteelde oppervlakten in dit gebied leveren niet altijd voldoende eiwitten op om aan de behoeften van de melkkoeien te kunnen voldoen, maar het totale jaarlijkse rantsoen van de veestapel, uitgedrukt in droge stof, is voor ten minste 80 % afkomstig uit het productiegebied van de melk.”
Om een nauw verband tussen de streek en het product te waarborgen, zijn de volgende grondstoffen afkomstig uit het productiegebied van de melk:
|
— |
voedergewassen: graangewassen (hele planten), gras, kruiden, peulvruchten, vers of verduurzaamd, in welke vorm dan ook, stro, |
|
— |
kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) als groenvoer toegediend, |
|
— |
wortels en knollen, |
|
— |
graankorrels, waaronder maïs en daarvan afgeleide producten, |
|
— |
oliehoudende zaden en peulvruchten. |
Het deel van de eiwitrijke aanvullende voedermiddelen met een ruweiwitgehalte > 20 % van de totale droge stof dat niet afkomstig is uit het productiegebied van de melk, bedraagt maximaal 1 200 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar.
Voor de voeding van de veestapel zijn verboden:
|
— |
ureum en zijn derivaten, zoals vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding; |
|
— |
het gebruik van palm-, grondnoten-, zonnebloem-, lijn-, olijf- en kokosolie (kopraolie) als zodanig. Restolie in diervoeders en olie die is toegevoegd als technische hulpstof bij de vervaardiging van concentraten, vallen hier niet onder; |
|
— |
elke chemische behandeling (met name met natriumcarbonaat en ammoniak) van diervoeders die bestemd zijn voor de veestapel; |
|
— |
voedermiddelen die zijn afgeleid van transgene producten (GGO’s). |
|
— |
Als veevoeradditieven zijn alleen enzymen en bacteriële inoculanten toegestaan. |
Het rantsoen van de melkkoeien omvat, per koe en per dag, als droge stof:
|
— |
ten minste 2 kg ander voer dan snijmaïs; |
|
— |
ten minste 7 kg maïs (in alle vormen), die ten minste 50 % van het totaal uitmaakt. |
Tijdens de beweidingsperiode wordt de hoeveelheid maïs verminderd tot ten minste 1,5 kg.
Als er kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) in het dagrantsoen zijn opgenomen, mag het aandeel daarvan niet meer bedragen dan 10 % van de droge stof.
De hoeveelheid van de volgende aanvullende voedermiddelen bedraagt maximaal 1 800 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar:
|
— |
granen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
zaden van oliehoudende gewassen en peulvruchten en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
mineralen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
vitaminen; |
|
— |
bijproducten van de fermentatie van micro-organismen.” |
5.2 Verwerking
In het productdossier wordt de rubriek “Verwerking” aangevuld voor een betere beschrijving van de productieomstandigheden van de boter en ter bevestiging van de gevestigde gebruiken van de boterbereiding in het productiegebied.
|
a) |
Ophalen van de melk |
De rubriek “Ophalen van de melk” wordt aangevuld om de werkwijzen te reguleren.
De volgende zin wordt toegevoegd:
“De melk wordt binnen 72 uur na de eerste melkbeurt opgehaald.”
Deze termijn is nodig om het ophalen van de melk in het relatief grote gebied te kunnen organiseren en de melk te kunnen ophalen bij alle melkproducenten, ongeacht hun productievolume. Vanwege de lage dichtheid van de melkproducenten in het gebied wordt de termijn vastgesteld op 72 uur.
De volgende zin:
“Na ontvangst in de zuivelfabrieken wordt de melk die in het in de regelgeving vastgestelde gebied is opgehaald, opgeslagen bij de temperatuur van ophaling, te weten tussen de 4 en 6 °C.”
wordt vervangen door:
“Na ontvangst in de zuivelfabrieken mag de opgehaalde melk worden opgeslagen.
In dat geval ligt de opslagtemperatuur tussen de 2 en 6 °C.”
De verplichting om de melk op te slaan vervalt. Het blijft echter wel mogelijk de melk op te slaan bij temperaturen waarop zij zonder kwaliteitsverlies kan worden bewaard. De opslagtemperatuur van de melk wordt gewijzigd om opslag bij lagere temperaturen mogelijk te maken (tussen 2 en 6 °C in plaats van tussen 4 en 6 °C).
De volgende zin wordt toegevoegd:
“De melk mag worden gepasteuriseerd.”
In het beschrijvende gedeelte wordt de verplichting de melk te pasteuriseren geschrapt om de productie van rauwmelkse boter mogelijk te maken. Pasteurisatie blijft evenwel toegestaan.
De volgende zin wordt toegevoegd:
“Het is niet toegestaan om kleurstoffen of antioxidanten te gebruiken, noch ontzurende stoffen om de zuurgraad van de melk vóór pasteurisatie te verlagen.”
Het verbod op het gebruik van bepaalde stoffen of materialen in het beschrijvende deel wordt geschrapt, omdat dit de productiemethode betreft. Het verbod wordt evenwel gehandhaafd en bekrachtigd in alle stadia van de productie, met inbegrip van de melk.
In het enig document worden aan punt 3.3 de volgende alinea’s toegevoegd:
“De melk die voor de productie van “Beurre Charentes-Poitou” wordt gebruikt, is afkomstig uit het geografische gebied dat is afgebakend overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.”
|
b) |
Afroming |
De volgende zin:
“Vóór verwerking wordt de melk op een temperatuur van 40 °C gebracht om te worden afgeroomd.”
wordt vervangen door:
“De afroomtemperatuur varieert tussen 40 en 60 °C, behalve voor rauwmelkse boter, waarvoor de temperatuur ten hoogste 40 °C bedraagt.”
Aanvankelijk was de afroomtemperatuur vastgesteld op 40 °C, maar deze vaste waarde is in de praktijk niet te handhaven. In plaats daarvan moet daarom een temperatuurbereik worden vastgesteld. De afroomtemperatuur wordt nu begrensd tussen 40 °C en 60 °C. Dankzij het temperatuurbereik voor de afroming kan er meer vet uit de melk worden gehaald, naargelang van het gebruikte materiaal, en wordt het risico van denaturering van de organoleptische eigenschappen van het product vermeden.
Bovendien wordt er een aparte grens toegevoegd voor rauwmelkse boter.
De volgende zin wordt toegevoegd:
“Alleen room afkomstig van gepasteuriseerde melk mag worden opgeslagen bij een temperatuur lager dan 6 °C.”
De opslag van room afkomstig van rauwe melk is daarmee verboden. Rauwe room is een kwetsbaar product en moet om redenen van bacteriologische stabiliteit snel worden verwerkt.
De volgende zin wordt toegevoegd:
“Het vetgehalte van de room bedraagt ten minste 36 g per 100 g product.”
Door een minimaal vetgehalte van de room vast te leggen kan de kwaliteit van de room die voor de vervaardiging van de boter mag worden gebruikt, worden gewaarborgd.
|
c) |
Pasteurisatie van de room |
In het productdossier wordt de rubriek over de pasteurisatie van de room gewijzigd om de werkwijzen te reguleren.
De volgende zin:
“De room wordt gepasteuriseerd […] en het gebruik van ontzurende stoffen, kleurstoffen of antioxidanten.”
wordt vervangen door:
“De room mag worden gepasteuriseerd. In dat geval wordt de pasteurisatie uitgevoerd bij een temperatuur van ten hoogste 96 °C met een pasteurisatiewaarde van 100 seconden of meer.”
Het is niet langer verplicht om de room en de melk te pasteuriseren, maar het blijft wel toegestaan en deze techniek wordt in het productdossier gereguleerd. Met deze waarden kan de room mild worden behandeld en kan elke Maillard-reactie die een kooksmaak zou veroorzaken, worden vermeden.
Het enten van de room wordt in een aparte alinea behandeld.
De volgende zinnen worden toegevoegd:
“Het is niet toegestaan om kleurstoffen of antioxidanten te gebruiken, noch ontzurende stoffen om de zuurgraad van de room vóór pasteurisatie te verlagen.
Elke andere sanitaire behandeling van de room dan pasteurisatie is verboden.”
Zoals hierboven vermeld, wordt het verbod op het gebruik van bepaalde stoffen of materialen in de beschrijving van het product geschrapt en verplaatst naar alle productiestadia waar dit verbod moet worden gehandhaafd en bekrachtigd.
Er wordt een verbod toegevoegd op elke andere sanitaire behandeling van de room dan pasteurisatie. Dergelijke afwijkingen van de gebruikelijke werkwijzen kunnen gevolgen hebben voor de kenmerken van het product.
|
d) |
Het enten van de room |
In het productdossier wordt de volgende alinea:
“vervolgens afgekoeld tot een temperatuur van ongeveer 12 °C en ten slotte geënt met specifieke melkzuurbacteriën. Het gebruik van weiroom of ingevroren of diepgevroren room is verboden. […]”
vervangen door:
“De room wordt gekoeld en geënt bij een temperatuur van ten hoogste 21 °C.
Het gebruik van weiroom of ingevroren of diepgevroren room is verboden.
Het enten vindt plaats binnen 48 uur na het afromen van de melk.
De gebruikte bacterieculturen moeten bestaan uit stammen van verzurende en aromatiserende bacteriën en mogen geen andere bacteriën bevatten.
Zij worden rechtstreeks toegevoegd of als entstof.
Er mogen geen verdikkingsmiddelen of aroma’s worden toegevoegd.”
De entstap werd eerst samengevat als “ten slotte geënt met specifieke melkzuurbacteriën”, maar wordt nu in een afzonderlijke alinea beschreven. Het procedé van het enten van de room wordt aangevuld om de temperatuur en de tijd, het type toegestane melkzuurbacteriën en verboden werkwijzen toe te voegen.
Na afroming en/of pasteurisatie wordt de room gekoeld. De koeltemperatuur van de room wordt nauwkeuriger aangegeven door een bovengrens te stellen (≤ 21 °C). De formulering “van ongeveer 12 °C” was niet geschikt als ijkpunt voor controledoeleinden en de werkwijzen van de marktdeelnemers zijn wisselend. Er moet rekening worden gehouden met de knowhow van de verschillende verwerkers wat betreft de keuze en het gebruik van de melkzuurbacteriën die voor de productie van boter worden gebruikt.
Het verbod op het gebruik van weiroom wordt aangevuld met het verbod om ingevroren of diepgevroren room te gebruiken.
Om de kwaliteit van de boter te waarborgen, moet het enten zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 48 uur na het afromen plaatsvinden.
|
e) |
Biologische rijping van de room |
De volgende zin:
“Na een verplichte rijpingsduur van ten minste 12 uur wordt de room gekoeld, gekarnd en vervolgens verpakt in enkelvoudige verpakkingen die gereed zijn voor de verkoop.”
wordt vervangen door:
“Biologische rijping van de room is verplicht. Zij duurt ten minste 16 uur bij een temperatuur tussen 7 en 21 °C.”
Deze essentiële bewerking bij de productie van boter wordt gehandhaafd en blijft verplicht. Deze rijping maakt het verschil ten opzichte van industriële productie en is van doorslaggevend belang voor het bereiken van de kwaliteit van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”.
De rijpingsduur van de room wordt verlengd van 12 naar 16 uur. Deze verlenging van de rijpingsduur is positief, want een trage rijping draagt bij tot de ontwikkeling van de aroma’s.
In deze productiestap wordt de knowhow van de verschillende marktdeelnemers aangesproken. Hun beheersing van de twee parameters duur en temperatuur hangt samen met de door hen gekozen melkzuurbacteriën en productiedoelstellingen. Tijdens de biologische rijping kunnen de melkzuurbacteriën en daarmee het aromatische bouquet zich ontwikkelen, maar wordt ook de aanzet gegeven tot de vorming van de vetbolletjes bij het karnen ten behoeve van de plasticiteit van de boter. Voor een goed resultaat kan de rijping niet bij een constante temperatuur plaatsvinden, maar moet de room verschillende temperatuurstappen doorlopen. Om rekening te houden met deze verschillende stappen, die specifiek zijn voor de knowhow van de botermaker en de gebruikte uitrusting, is een temperatuurbereik van 7 tot 21 °C nodig. Door middel van de beheersing van de temperaturen kan de botermaker spelen met de plasticiteit van de boter.
|
f) |
Het karnen van de room |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“Na afkoeling wordt de room gekarnd in een houten karnton, een roestvrijstalen karnton of een machine voor continue boterbereiding.
Wanneer het karnen plaatsvindt in een karnton, worden de boterkorrels gewassen.”
In dit proces wordt de room omgezet in boter. Er vormen zich boterkorrels en deze scheiden zich van de karnemelk. Met deze toevoegingen wordt verduidelijkt welke apparatuur er mag worden gebruikt en wordt de traditionele werkwijze om de boterkorrels in de karnton te wassen vastgelegd.
|
g) |
Het kneden van de boterkorrels |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“In de karnton mogen de boterkorrels maximaal zestig minuten worden gekneed, in de machine voor continue boterbereiding maximaal tien minuten.
De boter mag niet worden versneden of opgeklopt.”
Deze bewerking wordt toegevoegd om het productieproces van de boter te vervolledigen.
De volgende zin:
“De boter mag worden gezouten, met maximaal 2 gram zout per 100 gram boter”
vervangen door:
“De boter mag worden gezouten, met maximaal 2,5 gram per 100 gram fijn zout of 3 gram per 100 gram bij gebruik van zoutkristallen.”
De toevoeging van zout voor het verkrijgen van gezouten boter gebeurt bij het kneden van de boter; daarom wordt in deze alinea de bestaande bepaling uit het productdossier overgenomen. Zij wordt gewijzigd om de hoeveelheid toegevoegd zout te specificeren, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen fijn zout en zoutkristallen. De hoeveelheid zout die wordt toegevoegd om gezouten boter te verkrijgen, wordt gewijzigd: voor fijn zout wordt zij verhoogd van 2 tot 2,5 g/100 g, bij gebruik van zoutkristallen wordt zij op 3 g/100 g vastgesteld. Het doel is een zoute smaak te verkrijgen die zich duidelijker onderscheidt van zoete boter. Bij zoutkristallen is een grotere hoeveelheid nodig om een vergelijkbaar organoleptisch resultaat te verkrijgen, omdat de verdeling van de kristallen in de boter anders is.
De volgende zin:
“Het gebruik van melkzuurbacteriën tijdens het kneden is verboden.”
wordt vervangen door:
“Elk procedé ter verhoging van het gehalte aan vetvrije droge stof van de boter, met name door toevoeging van melkzuurbacteriën tijdens het mengen, is verboden.”
Het verbod op het gebruik van bepaalde procedés wordt gehandhaafd en bekrachtigd.
De volgende zin wordt geschrapt:
“De pH van de boter met de oorsprongsbenaming mag op het moment van verpakken niet hoger zijn dan 6.”
Deze is verplaatst naar het beschrijvende gedeelte.
De volgende zin wordt geschrapt:
“Bovendien moet zij een negatieve uitslag van de fosfataseproef hebben.”
Fosfatase is een merkstof voor pasteurisatie. Aangezien het productdossier is opengesteld voor de productie van rauwmelkse boter, wordt deze verplichte test geschrapt.
|
h) |
Bijzondere bepaling voor boter die bestemd is voor voedingsmiddelentoepassingen |
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“Alleen boter die bestemd is voor voedingsmiddelentoepassingen mag een fysische gecontroleerde-kristallisatiebehandeling ondergaan.
Deze bewerking bestaat uit een mechanische behandeling en/of opeenvolgende koelingsstappen om op een eindtemperatuur van minder dan 16 °C uit te komen.”
Hiermee wordt de toelating toegevoegd van een fysische gecontroleerdekristallisatiebehandeling voor boter die bestemd is voor voedingsmiddelentoepassingen, om de gebruiken vast te leggen die de plaatselijke botermakers hebben ontwikkeld ter versterking van de mechanische kwaliteiten van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” en de geschiktheid ervan voor de bereiding van bladerdeeg. Deze bewerking verandert de smaak van de boter geenszins. Banketgebak maakt het mogelijk alle kwaliteiten van de BOB “Beurre Charentes-Poitou” in een andere vorm tentoon te spreiden.
Deze stap is optioneel. Niet alle boter wordt eraan onderworpen.
|
i) |
Verpakking |
De volgende alinea wordt aan het productdossier toegevoegd:
“De boter wordt verpakt in eenheidsverpakkingen met een gewicht van ten hoogste 25 kg.
Ten eerste kan de boter in de verpakkingsstap de vorm worden gegeven waarin zij in de handel zal worden gebracht. Zij wordt ook verpakt om ze te beschermen tegen schokken die ze zouden kunnen vervormen, en tegen ongewenste geuren die zij zou kunnen opnemen. Zij wordt vervolgens afgekoeld om te kristalliseren en om ervoor te zorgen dat de aroma’s en de textuur zich kunnen ontwikkelen.
Rauwmelkse boter mag niet worden ingevroren.
Alleen reeds verpakte boter die is bestemd voor voedingsmiddelentoepassingen of voor uitvoer, mag in het geografische gebied worden ingevroren.
Het invriezen vindt plaats binnen ten hoogste dertig dagen na de bereiding. De boter wordt ingevroren na kristallisatie, waardoor de organoleptische eigenschappen van de bevroren boter kunnen worden gewaarborgd.
Ingevroren boter mag maximaal twaalf maanden worden bewaard bij een minimumtemperatuur van – 18 °C.
Als voor uitvoer bestemde boter is ingevroren voor vervoer, wordt deze ontdooid in de handel gebracht voor de consument.”
Deze bepalingen hebben tot doel te voorkomen dat de organoleptische eigenschappen van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” worden aangetast.
Wat het verpakken betreft, gaat het om de opname van een bestaande bepaling uit de nationale tekst over de benaming, die bij het opstellen van het productdossier voor de BOB was weggelaten.
Wat het invriezen betreft, gaat het erom het gebruik van deze conserveringstechniek te reguleren. Invriezing heeft geen invloed op de organoleptische kenmerken van de boter. Deze gangbare werkwijze, die algemeen wordt toegepast in de zuivelindustrie, heeft haar waarde bewezen voor de bewaring en het behoud van de organoleptische eigenschappen. Deze toevoeging is vooral bedoeld ten behoeve van de grootschalige uitvoer, waarvoor geen alternatief bestaat. In dat geval wordt de boter alleen om logistieke redenen ingevroren; de eindverbruiker zal geen ingevroren boter in de winkel aantreffen.
Om dezelfde redenen en omwille van de consistentie worden aan punt 3.5 van het enig document de volgende alinea’s toegevoegd:
“De boter wordt verpakt in het geografische gebied, in eenheidsverpakkingen met een gewicht van ten hoogste 25 kg.
Ten eerste kan de boter in de verpakkingsstap de vorm worden gegeven waarin zij in de handel zal worden gebracht. Zij wordt ook verpakt om ze te beschermen tegen schokken die ze zouden kunnen vervormen, en tegen ongewenste geuren die zij zou kunnen opnemen.
Zij wordt vervolgens afgekoeld om te kristalliseren en om ervoor te zorgen dat de aroma’s en de textuur zich kunnen ontwikkelen.
Rauwmelkse boter mag niet worden ingevroren.
Alleen reeds verpakte boter die is bestemd voor voedingsmiddelentoepassingen of voor uitvoer, mag in het geografische gebied worden ingevroren.
Het invriezen vindt plaats binnen ten hoogste dertig dagen na de bereiding. De boter wordt ingevroren na kristallisatie, waardoor de organoleptische eigenschappen van de bevroren boter kunnen worden gewaarborgd. Met deze productiestap, die door de marktdeelnemers in het gebied wordt gecontroleerd, kunnen de organoleptische eigenschappen van de ingevroren boter worden gewaarborgd en kan worden toegezien op de voorwaarden voor invriezing en de afwezigheid van ongewenste geuren waar de boter bijzonder gevoelig voor is.
Ingevroren boter mag maximaal twaalf maanden worden bewaard bij een minimumtemperatuur van – 18 °C.
Als voor uitvoer bestemde boter is ingevroren voor vervoer, wordt deze ontdooid in de handel gebracht voor de consument.”
5.5. Verband
Het hoofdstuk “Verband met het geografische gebied” van het productdossier is in zijn geheel herschreven om het verband tussen “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” en het geografische gebied ervan duidelijker tot uitdrukking te brengen, zonder dat het verband inhoudelijk is gewijzigd.
Hiertoe wordt met name de aandacht gevestigd op de kenmerken van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” en het verband tussen die kenmerken en het dieet van de melkkoeien, waarin maïs een belangrijke rol speelt. Deze gebruiken vloeien voort uit de geografische kenmerken van de streek. Vanwege de warme en droge zomers is de melkproductie afhankelijk van de teelt van granen en voedergewassen voor de voeding van de veestapel.
In het punt “Specificiteit van het geografische gebied” komen de natuurlijke factoren van het geografische gebied en de menselijke factoren aan bod in een historisch overzicht waarin de specifieke knowhow en gebruiken worden benadrukt.
Het punt “Specificiteit van het product” stemt overeen met de productbeschrijving.
Tot slot worden in het punt “Causaal verband” de interacties tussen de natuurlijke en menselijke factoren en het product toegelicht.
Het volledige verband dat in het productdossier voor de BOB is vermeld, wordt in punt 5 van het enig document overgenomen.
5.6. Etikettering
In het productdossier wordt de volgende zin:
“Op de verpakking moet een vignet met de vermelding “Appellation d’Origine Contrôlée” worden geplakt of gedrukt, overeenkomstig artikel 5 van het decreet.”
vervangen door:
“Naast de verplichte vermeldingen die in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen zijn voorgeschreven, vermeldt het etiket ook de geregistreerde naam van het product en bevat het, in het hetzelfde gezichtsveld, het BOB-symbool van de Europese Unie.
Wanneer zij onder een eigen merk in de handel worden gebracht, moet de code of de naam van het productiebedrijf zichtbaar en leesbaar op de verpakkingen worden aangebracht.”
De rubriek over etikettering is bijgewerkt om rekening te houden met de ontwikkelingen in de nationale en Europese regelgeving.
Aan punt 3.6 van het enig document wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Naast de verplichte vermeldingen die in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen zijn voorgeschreven, vermeldt het etiket ook de geregistreerde naam van het product en bevat het, in het hetzelfde gezichtsveld, het BOB-symbool van de Europese Unie.
Wanneer zij onder een eigen merk in de handel worden gebracht, moet de code of de naam van het productiebedrijf zichtbaar en leesbaar op de verpakkingen worden aangebracht.”
5.7. Overige
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden de contactgegevens van het “Institut national de l’origine et de la qualité” (INAO), als bevoegde dienst van de lidstaat, bijgewerkt.
De contactgegevens van de aanvragende groepering worden bijgewerkt en de aard en samenstelling van de groepering worden toegevoegd.
Productcategorie
De verwijzing naar de productcategorie is in overeenstemming gebracht met bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014.
Deze wijziging wordt eveneens in het enig document aangebracht.
De naam en de contactgegevens van de officiële structuren worden bijgewerkt. In deze rubriek worden de gegevens vermeld van de bevoegde controle-instanties voor Frankrijk: het Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en de Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes (DGCCRF). Verder wordt toegevoegd dat de naam en de gegevens van de certificeringsinstantie kunnen worden geraadpleegd op de website van het INAO en in de databank van de Europese Commissie.
Aan het productdossier wordt een hoofdstuk “Nationale eisen” toegevoegd. Dit hoofdstuk bevat in de vorm van een tabel de belangrijkste te controleren punten, de referentiewaarden en de evaluatiemethode.
ENIG DOCUMENT
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”
EU-nr.: PDO-FR-0137-AM01- 3.12.2020
BOB (X) BGA ( )
1. Naam/Namen [van de BOB of de BGA]
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”
2. Lidstaat of derde land
Frankrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.5 – Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie enz.)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”, bereid uit koemelk, heeft een homogeen roomwitte tot lichtgele kleur, een verfijnde melkgeur en een aangename smaak van verse room en hazelnoot.
Zij smelt in de mond en wordt gekenmerkt door een zowel stevige als kneedbare textuur, waardoor zij zich uitstekend leent voor de bereiding van bladerdeeg.
De boter kan ongezouten of gezouten zijn.
De boter heeft een pH van ten hoogste 6.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
De voeding van de melkkoeien kan niet volledig uit het geografische gebied komen. De beteelde oppervlakten in dit gebied leveren niet altijd voldoende eiwitten op om aan de behoeften van de melkkoeien te kunnen voldoen, maar het totale jaarlijkse rantsoen van de veestapel, uitgedrukt in droge stof, is voor ten minste 80 % afkomstig uit het productiegebied van de melk.
Om een nauw verband tussen de streek en het product te waarborgen, zijn de volgende grondstoffen afkomstig uit het productiegebied van de melk:
|
— |
voedergewassen: graangewassen (hele planten), gras, kruiden, peulvruchten, vers of verduurzaamd, in welke vorm dan ook, stro, |
|
— |
kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) als groenvoer toegediend, |
|
— |
wortels en knollen, |
|
— |
graankorrels, waaronder maïs en daarvan afgeleide producten, |
|
— |
oliehoudende zaden en peulvruchten. |
Het deel van de eiwitrijke aanvullende voedermiddelen met een ruweiwitgehalte > 20 % van de totale droge stof dat niet afkomstig is uit het productiegebied van de melk, bedraagt maximaal 1 200 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar.
Voor de voeding van de veestapel zijn verboden:
|
— |
ureum en zijn derivaten, zoals vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding; |
|
— |
het gebruik van palm-, grondnoten-, zonnebloem-, lijn-, olijf- en kokosolie (kopraolie) als zodanig. Restolie in diervoeders en olie die is toegevoegd als technische hulpstof bij de vervaardiging van concentraten, vallen hier niet onder; |
|
— |
elke chemische behandeling (met name met natriumcarbonaat en ammoniak) van diervoeders die bestemd zijn voor de veestapel; |
|
— |
voedermiddelen die zijn afgeleid van transgene producten (GGO’s). |
Als veevoeradditieven zijn alleen enzymen en bacteriële inoculanten toegestaan.
Het rantsoen van de melkkoeien omvat, per koe en per dag, als droge stof:
|
— |
ten minste 2 kg ander voer dan snijmaïs; |
|
— |
ten minste 7 kg maïs (in alle vormen), die ten minste 50 % van het totaal uitmaakt. |
Tijdens de beweidingsperiode wordt de hoeveelheid maïs verminderd tot ten minste 1,5 kg.
Als er kruisbloemigen (kolen, koolzaad, rapen, raapzaad) in het dagrantsoen zijn opgenomen, mag het aandeel daarvan niet meer bedragen dan 10 % van de droge stof.
De hoeveelheid van de volgende aanvullende voedermiddelen bedraagt maximaal 1 800 kg droge stof per melkkoe per kalenderjaar:
|
— |
granen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
zaden van oliehoudende gewassen en peulvruchten en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
mineralen en daarvan afgeleide producten; |
|
— |
vitaminen; |
|
— |
bijproducten van de fermentatie van micro-organismen. |
De melk die voor de productie van “Beurre Charentes-Poitou” wordt gebruikt, is afkomstig uit het geografische gebied dat is afgebakend overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De melkproductie en de boterbereiding vinden plaats in het afgebakende geografische gebied zoals gedefinieerd in punt 4.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
De boter wordt verpakt in het geografische gebied, in eenheidsverpakkingen met een gewicht van ten hoogste 25 kg.
Ten eerste kan de boter in de verpakkingsstap de vorm worden gegeven waarin zij in de handel zal worden gebracht. Zij wordt ook verpakt om ze te beschermen tegen schokken die ze zouden kunnen vervormen, en tegen ongewenste geuren die zij zou kunnen opnemen.
Zij wordt vervolgens afgekoeld om te kristalliseren en om ervoor te zorgen dat de aroma’s en de textuur zich kunnen ontwikkelen.
Rauwmelkse boter mag niet worden ingevroren.
Alleen reeds verpakte boter die is bestemd voor voedingsmiddelentoepassingen of voor uitvoer, mag in het geografische gebied worden ingevroren.
Het invriezen vindt plaats binnen ten hoogste dertig dagen na de bereiding. De boter wordt ingevroren na kristallisatie, waardoor de organoleptische eigenschappen van de bevroren boter kunnen worden gewaarborgd. Met deze productiestap, die door de marktdeelnemers in het gebied wordt gecontroleerd, kunnen de organoleptische eigenschappen van de ingevroren boter worden gewaarborgd en kan worden toegezien op de omstandigheden van de invriezing en de afwezigheid van ongewenste geuren waar de boter bijzonder gevoelig voor is.
Ingevroren boter mag maximaal twaalf maanden worden bewaard bij een minimumtemperatuur van – 18 °C.
Als voor uitvoer bestemde boter is ingevroren voor vervoer, wordt deze ontdooid in de handel gebracht voor de consument.
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Naast de verplichte vermeldingen die in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen zijn voorgeschreven, vermeldt het etiket ook de geregistreerde naam van het product en bevat het, in het hetzelfde gezichtsveld, het BOB-symbool van de Europese Unie.
Wanneer zij onder een eigen merk in de handel worden gebracht, moet de code of de naam van het productiebedrijf zichtbaar en leesbaar op de verpakkingen worden aangebracht.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied van de BOB “Beurre Charentes-Poitou” omvat de volgende departementen, kantons en gemeenten:
|
— |
het hele departement Charente; |
|
— |
het hele departement Charente-Maritime; |
|
— |
departement Dordogne: de gemeenten van de kantons Périgord Vert Nontronnais (met uitzondering van de gemeenten Champs-Romain, Milhac-de-Nontron, Saint-Front-la-Rivière, Saint-Pardoux-la-Rivière en Saint-Saud-Lacoussière) en Ribérac (met uitzondering van de gemeenten Celles, Saint-André-de-Double en Saint-Vincent-de-Connezac) en de gemeenten Brantôme en Périgord (alleen het grondgebied van de deelgemeente Saint-Crépin-de-Richemont), Rudeau-Ladosse, Mareuil en Périgord, Parcoul-Chenaud, La Rochebeaucourt-et-Argentine, La Roche-Chalais, Saint Aulaye-Puymangou, Sainte-Croix-de-Mareuil, Saint-Félix-de-Bourdeilles, Saint Privat en Périgord, Saint-Vincent-Jalmoutiers en Servanches; |
|
— |
departement Gironde: de gemeenten van het kanton Nord-Gironde (met uitzondering van de gemeenten Cubzac-les-Ponts, Gauriaguet, Périssac, Peujard, Saint-André-de-Cubzac, Saint-Genès-de-Fronsac, Saint-Gervais, Saint-Laurent-d’Arce, Val de Virvée en Virsac) en de gemeenten Anglade, Braud-et-Saint-Louis, Les Eglisottes-et-Chalaures, Etauliers, Eyrans, Lapouyade, Pleine-Selve, Reignac, Saint-Antoine-sur-l’Isle, Saint-Aubin-de-Blaye, Val-de-Livenne, Saint-Christophe-de-Double, Saint-Ciers-d’Abzac, Saint-Ciers-sur-Gironde, Saint-Palais en Tizac-de-Lapouyade; |
|
— |
departement Indre: de gemeenten Bélâbre, Chalais, Ciron, Concremiers, Ingrandes, Lignac, Lureuil, Mauvières, Pouligny-Saint-Pierre, Prissac, Saint-Hilaire-sur-Benaize, Tilly en Tournon-Saint-Martin; |
|
— |
departement Indre-et-Loire: de gemeenten van de kantons Descartes (met uitzondering van de gemeenten Betz-le-Château, Bossée, Bournan, La Chapelle-Blanche-Saint-Martin, Charnizay, Ciran, Cussay, Esves-le-Moutier, Ferrière-Larçon, Ligueil, Louans, Le Louroux, Manthelan, Mouzay, Saint-Flovier, Varennes en Vou) en Sainte-Maure-de-Touraine (met uitzondering van de gemeenten Anché, Assay, Avon-les-Roches, Brizay, Champigny-sur-Veude, Chaveignes, Chezelles, Cravant-les-Côteaux, Crissay-sur-Manse, Crouzilles, L’Ile-Bouchard, Lémeré, Ligré, Panzoult, Parçay-sur-Vienne, Richelieu, Rilly-sur-Vienne, Sazilly, Tavant, Theneuil en Trogues); |
|
— |
departement Loire-Atlantique: de gemeenten Boussay, Gétigné, Legé, La Planche, Remouillé, Corcoué-sur-Logne, Saint-Hilaire-de-Clisson en Vieillevigne; |
|
— |
departement Maine-et-Loire: de gemeenten van de kantons Cholet, Cholet-2 (met uitzondering van de gemeenten Cernusson, Montilliers en Lys-Haut-Layon (alleen het grondgebied van de deelgemeenten La Fosse-de-Tigné, Tancoigné, Tigné en Trémont)) en Saint-Macaire-en-Mauges (met uitzondering van de gemeenten May-sur-Evre en Sèvremoine (alleen het grondgebied van de deelgemeenten La Renaudière, Saint-Crespin-dur-Moine, Saint-Germain-sur-Moine, Saint-Macaire-en-Mauges en Tillières)) en de gemeenten Antoigné, (Le) Puy-Notre-Dame en Saint-Macaire-du-Bois; |
|
— |
het hele departement Deux-Sèvres; |
|
— |
het hele departement Vendée; |
|
— |
het hele departement Vienne; |
|
— |
departement Haute-Vienne: de gemeenten van de kantons Châteauponsac (met uitzondering van de gemeenten Balledent, Châteauponsac, Dompierre-les-Eglises, Droux, Magnac-Laval, Rancon, Saint-Amand-Magnazeix, Saint-Hilaire-la-Treille, Saint-Léger-Magnazeix, Saint-Sornin-Leulac en Villefavard), Saint-Junien en Val-d’Oire-et-Gartempe en de gemeenten La Chapelle-Montbrandeix, Chéronnac, Dournazac, Gajoubert, Maisonnais-sur-Tardoire, Marval, Val d’Issoire, Montrol-Sénard, Mortemart, Nouic, Pensol, Rochechouart, Saint-Martial-sur-Isop, Saint-Mathieu, Les Salles-Lavauguyon, Vayres en Videix. |
De oorsprongsbenaming “Beurre Charentes-Poitou” is voorbehouden aan boter die is bereid, verpakt en eventueel ingevroren op bedrijven in de departementen Charente, Charente-Maritime, Deux-Sèvres, Vendée en Vienne.
Deze oorsprongsbenaming kan worden vervangen door de oorsprongsbenaming “Beurre des Charentes” voor boter die is bereid, verpakt en eventueel ingevroren in de departementen Charente of Charente-Maritime, of de oorsprongsbenaming “Beurre des Deux-Sèvres” voor boter die is bereid, verpakt en eventueel ingevroren in het departement Deux-Sèvres.
5. Verband met het geografische gebied
In vergelijking met andere boter op de markt wordt “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” gekenmerkt door haar typische, zowel stevige als kneedbare textuur, die vanouds geliefd en gewild is bij bakkers en banketbakkers voor de bereiding van bladerdeeg.
De zowel stevige als kneedbare textuur van de boter en meer in het bijzonder haar vetgehalte houden rechtstreeks verband met het voedingspatroon van de melkkoeien, waarin maïs een belangrijk aandeel heeft. In deze streek met warme en droge zomers berust de melkproductie voornamelijk op de teelt van granen en voedergewassen voor de voeding van de veestapel. Het geografische gebied komt overeen met een historische doorvoer- en overgangsregio tussen het Bekken van Parijs en het Aquitaans Bekken enerzijds en tussen het Centraal Massief en het Armoricaans Massief anderzijds. Geografen noemen het vaak een topografische, geologische en klimatologische drempel. Het reliëf is weinig uitgesproken. Het landschap bestaat overwegend uit weidse vlakten en lage plateaus met een glooiend oppervlak, depressies en doorgaans brede dalen met lichte hellingen, waarvan de bodem is opgevuld met alluvium.
Hoewel aan de kust een echt zeeklimaat heerst, verloopt dit landinwaarts snel tot een gematigd zeeklimaat met een risico van aanhoudende droogte tijdens de zomermaanden.
Sinds de verwoesting van de wijngaarden door de fylloxeracrisis eind negentiende eeuw heeft de landbouw zich er gericht op combinatieteelt met veehouderij. De klimaatomstandigheden in het gebied bleken gunstig voor de groei van maïs. Het behoort tot de streken in Frankrijk waar dit gewas al het langst wordt geteeld. De maïs wordt geteeld als voedergewas en is snel uitgegroeid tot een van de pijlers van de rantsoenen van de melkkoeien. Vanouds worden de dieren heel dicht bij de mens gehouden; zij staan het grootste deel van de tijd op stal en krijgen daar hun voeding.
De oprichting in 1888 van de eerste zuivelcoöperatie bij Surgères (Charente-Maritime) was het startpunt van de geleidelijke specialisatie in boterbereiding, waardoor de melkproductie in de regio werd gestimuleerd. De productie betrof destijds uitsluitend rauwmelkse boter. Om hygiënische redenen ging de zuivelindustrie aan het begin van de twintigste eeuw in hoog tempo over op pasteurisatie bij de bereiding van alle producten en met name van boter. Dankzij pasteurisatie kon de boter beter bewaard worden, hetgeen bijdroeg tot een brede verspreiding en erkenning ervan buiten het oorspronkelijke productiegebied. De productie van rauwmelkse boter is echter nooit helemaal verdwenen.
De knowhow van de botermakers draait tot op heden om de biologische rijping van de room. Deze productiestap maakt het verschil ten opzichte van industriële productie en is van doorslaggevend belang voor het bereiken van de aromatische kwaliteit van de boter. Deze knowhow berust vooral op de keuze van melkzuurbacteriën die bij uitstek geschikt zijn voor de samenstelling van het vet van de melk die uit het geografische gebied afkomstig is. Meer recentelijk ten slotte heeft de ontwikkeling van de gecontroleerde kristallisatie van de boter die met name bestemd is voor de banketbakkersbranche, een verdere verbetering van de inherente plastische eigenschappen van de boter mogelijk gemaakt.
De boter werd aanvankelijk in de handel gebracht onder de benaming “Beurre Charentes-Poitou” en vervolgens, met de structurering van de sector en de clustering van de coöperaties, eveneens onder de benamingen “Beurre des Charentes” en “Beurre des Deux-Sèvres”.
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” wordt gekenmerkt door haar consistentie in termen van kleur, textuur en aroma’s. Zij is homogeen roomwit tot lichtgeel van kleur en smelt in de mond. In vergelijking met andere boter op de markt wordt zij gekenmerkt door een typische, zowel stevige als kneedbare textuur.
“Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” onderscheidt zich ook door haar aromatische kenmerken en met name haar smaak van hazelnoot en verse room.
Het voederrantsoen dat aan de melkkoeien wordt verstrekt, bevordert de productie van melk die rijk is aan vet en die dus bijzonder geschikt is om tot boter te worden verwerkt. De maïs die het hele jaar door een belangrijk deel uitmaakt van het rantsoen van de melkkoeien, vormt een van de bepalende factoren voor de eigenschappen van de melk. De textuur van de boter is zowel stevig als kneedbaar en houdt rechtstreeks verband met dit voedingspatroon. Dankzij de maïs in de voeding van de melkkoeien heeft de melk een constant vetgehalte en een natuurlijk verhoogd gehalte aan verzadigde vetzuren, die de kneedbaarheid bevorderen.
Bovendien zorgt dit gereguleerde dieet ervoor dat de voeding het hele jaar door stabiel kan worden gehouden, ongeacht de plaats van productie in het geografische gebied. Deze stabiliteit van de voeding komt tot uiting in de constante eigenschappen van de “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres”, die geliefd en gewild is bij de gebruikers van het product, met name bakkers en banketbakkers. De mogelijkheid van gecontroleerde kristallisatie vergroot de geschiktheid van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” voor de bereiding van bladerdeeg en banketbakkersproducten.
De boter is bovendien rijk aan lactonen, aromatische moleculen die zorgen voor fruitige toetsen. Zij dankt deze aromatische rijkdom aan de bijzonder langdurige biologische rijping van de room, een productiestap die bepalend is voor de aromatische kwaliteit van “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” en die het verschil maakt ten opzichte van industriële productie. Het zeer brede spectrum van door rijping ontstane verbindingen geeft “Beurre Charentes-Poitou”/“Beurre des Charentes”/“Beurre des Deux-Sèvres” een kenmerkend aromatisch bouquet en een smaak van hazelnoot en verse room.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-5fce1a8c-5cdc-49ec-829a-1713050d597f